18 minute read

De ‘COVID-19-jaarrekening

3

De uitbraak van de COVID-19-pandemie stelt heel wat Belgische bedrijven voor grote uitdagingen. Talrijke ondernemingen worden jammer genoeg negatief geïmpacteerd door de huidige crisis en het einde is helaas nog niet onmiddellijk in zicht. Uiteraard zijn er ook heel wat gevolgen voor de boekhouding van ondernemingen en de jaarrekening van de vennootschappen evenals de bijhorende verslaggeving door het bestuursorgaan. Onderhavige uiteenzetting geeft een overzicht van de mogelijke en verplichte aanpassingen voor jaarrekeningen afgesloten sinds 31 maart 2020, wij noemen deze gemeenzaam de ‘COVID-19-jaarrekening’.

Advertisement

Sinds donderdag 12 maart 2020 bevindt België zich in de ‘federale fase van het crisisbeheer’. Er werden verschillende maatregelen genomen om de verspreiding van het coronavirus te beperken. De tijdelijke lockdown heeft voor bepaalde sectoren en ondernemingen geleid tot een substantiële terugval van de activiteiten. Andere belangrijke effecten zijn onder andere: • (substantiële) daling van de omzet; • verlies van contracten; • onderbreking van de productie; • onbeschikbaarheid van personeel; • ontslagen.

In jaarrekeningen afgesloten vóór 31 maart 2020 worden de gevolgen van de COVID-19-pandemie opgenomen als gebeurtenissen na balansdatum. In dat verband verwijzen we naar het CBN-advies 2018/8 van 9 mei 2018 ‘Gebeurtenissen na afsluitdatum van het boekjaar’.

Onnodig te melden dat het bestuursorgaan moet rekening houden met alle relevante informatie die beschikbaar is tot de datum waarop de jaarrekening wordt vastgelegd.

Er worden in deze bijdrage zoveel mogelijk bijzondere aandachtspunten en aanpassingen opgenomen bijkomend aan de gebruikelijke jaarafsluiting, echter zonder exhaustief te willen zijn.

1. Basisprincipes van de Belgische boekhoud- en jaarrekeningwetgeving

Het doel van een boekhouding is de verrichtingen en activiteiten van de vennootschap tot uitdrukking te brengen in de jaarrekening, in het bijzonder haar vermogenstoestand en haar resultaten. Dit impliceert als eerste en fundamentele vereiste dat de boekhouding moet overeenstemmen met het getrouw beeld van de onderneming en dat de daarin opgenomen boekingen de gezamenlijke verrichtingen en feiten uitdrukken die in de boekhouding moeten worden opgenomen en overeenstemmen met de werkelijkheid van de verrichtingen die zij weergeven.

Conform het voorzichtigheidsprincipe in het Belgische boekhoudkundig referentiestelsel moet er rekening worden gehouden met alle kosten en opbrengsten die betrekking hebben op het boekjaar of op voorgaande boekjaren, ongeacht de dag waarop deze kosten en opbrengsten worden betaald of geïnd, behalve indien de effectieve inning van deze opbrengsten onzeker is.

2. De waarderingsregels

neming bepaalt de regels die gelden voor de waardering van de inventaris rekening houdende met haar eigen kenmerken en bij de vaststelling en toepassing van deze waarderingsregels wordt ervan uitgegaan dat zij haar bedrijf zal voortzetten.

De vastgelegde waarderingsregels moeten van het ene boekjaar op het andere identiek blijven en stelselmatig worden toegepast. Er bestaan drie mogelijke/verplichte uitzonderingen op deze regel: • Indien de onderneming al dan niet ingevolge een beslissing tot invereffeningstelling, besluit haar bedrijf stop te zetten of indien er niet meer kan van worden uitgegaan dat zij haar bedrijf zal voortzetten, worden de waarderingsregels dienovereenkomstig aangepast (zie alinea 4 hierna). • Indien in éénmalige uitzonderingsgevallen blijkt dat de toepassing van de wettelijke waarderingsregel niet leidt tot nakoming van het getrouw beeld van de jaarrekening, dan moet daarvan worden afgeweken ten einde te voldoen aan dit getrouw beeld. • De eerder vastgelegde waarderingsregels worden gewijzigd uit hoofde van belangrijke veranderingen in de activiteiten van de onderneming, in de structuur van haar vermogen of in de economische dan wel technologische omstandigheden, wanneer de vroeger gevolgde waarderingsregels niet langer aan het voorschrift van het getrouw beeld beantwoorden. Het bestuursorgaan van de onder-

Bovenstaande afwijkingen worden bij de waarderingsregels in de toelichting vermeld en verantwoord. De geraamde invloed ervan op het vermogen, de financiële positie en het

4

resultaat van de onderneming wordt vermeld bij de waarderingsregels in de toelichting bij de jaarrekening over het boekjaar waarin de afwijkende waarderingsregel voor het eerst wordt toegepast.

Tot slot zijn de waarderingsregels, in overeenstemming met de wettelijke bepalingen, terug te vinden in het notulen- en inventarisboek. Een samenvatting wordt opgenomen in de toelichting van de jaarrekening.

3. Impact COVID19-pandemie op de boekhouding en jaarrekening

Zoals eerder aangegeven zorgen vele onzekerheden zoals de duur van de lockdown, de snelheid waarmee de economie opnieuw zal heropleven, de (financiële) steunmaatregelen van de overheid voor een uitzonderlijke en ongebruikelijke situatie waarbij ontegensprekelijk aanpassingen in de boekhouding en jaarrekening noodzakelijk zijn voor geïmpacteerde bedrijven.

De balans zal voor onderstaande rubrieken en subrubrieken dienen te worden aangepast.

3.1 Activering van rente op vreemd vermogen (artikel 3:16 KB/WVV)

In de vervaardigingsprijs van voorraden en bestellingen in uitvoering mag de rente op vreemd vermogen dat wordt gebruikt voor hun financiering worden opgenomen voor zover deze rente betrekking heeft op voorraden of bestellingen waarvan de productie of uitvoering meer dan één jaar bestrijkt en zij op de normale productieperiode van deze voorraden of de normale uitvoeringstermijn van deze bestellingen betrekking heeft.

In die mate waar ondernemingen hun bedrijfsactiviteiten moesten opschorten, is activering van rente op vreemd vermogen op voorraden en bestellingen in uitvoering niet langer geoorloofd gedurende de afwijkende (verlengde) productieperiode.

3.2 Voorzieningen voor (niet-recurrente) risico’s en kosten (artikel 3:11 en 3:32 KB/WVV)

Voorzieningen voor risico’s en kosten moeten worden geboekt voor voorzienbare risico’s, mogelijke verliezen en ontwaardingen, ontstaan tijdens het boekjaar waarop de jaarrekening betrekking heeft of tijdens voorgaande boekjaren, zelfs als deze risico’s, verliezen of ontwaardingen slechts gekend zijn tussen de balansdatum en het ogenblik waarop de jaarrekening door het bestuursorgaan van de onderneming wordt opgesteld.

Enkele praktische voorbeelden: • de verplichtingen die mogelijks op de onderneming rusten over werkloosheid met bedrijfstoeslag; • ontslagvergoedingen; • contractuele schadevergoedingen ingeval laattijdige leveringen; • huurkosten voor winkels die gesloten worden.

De voorzieningen voor risico’s en kosten worden geïndividualiseerd naar gelang van de risico’s en kosten met dezelfde aard die ze moeten dekken. De boeking van een algemene voorziening voor de COVID-19-pandemie is bijgevolg niet toegestaan.

Het is ook niet toegestaan om, bij gebrek aan objectieve beoordelingscriteria, de waardering van een voorzienbaar risico of een mogelijk verlies te boeken ten laste van de resultatenrekening. De wetgeving spreekt van een aleatoire waardering. In dat geval volstaat een melding in de toelichting, wanneer de betrokken bedragen belangrijk zijn.

3.3 Bestaande geboekte herwaarderingsmeerwaarden

Vanuit het voorzichtigheidsbeginsel moeten de eventueel bestaande herwaarderingsmeerwaarden op materiële vaste activa, deelnemingen en aandelen onder de financiële vaste activa voor jaarrekeningen sinds afsluitdatum 31 maart 2020, bijzonder kritisch geëvalueerd worden. De handhaving van deze geboekte niet-gerealiseerde meerwaarden moet opnieuw getoetst worden aan de stringente wettelijke en normatieve regelgeving.

De herwaarderingsmeerwaarden moeten gerechtvaardigd zijn door een blijvende overeenkomstige productiviteit of rendabiliteit, op grond waarvan het betrokken materieel vast actief voldoende rentabiliteit moet genereren die toelaat de hogere afschrijvingskost ingevolge de herwaardering te dragen. In ditzelfde perspectief wordt bepaald dat zo de betrokken activa onmisbaar zijn voor de voortzetting van het bedrijf van de onderneming, een meerwaarde slechts blijvend mag worden uitgedrukt zo zij steunt op de rentabiliteit van de ondernemingsactiviteit.

Als het bestuursorgaan zou beslissen om bepaalde materiële vaste activa die niet langer noodzakelijk zijn voor de continuïteit van de onderneming buiten gebruik te stellen, dan moet de geboekte herwaarderingsmeerwaarde op niet meer duurzaam tot de activiteit van de vennootschap bijdragende materiële vaste activa om deze reden uitgeboekt worden.

Wat de aandelen betreft die binnen de financiële vaste activa zijn geboekt, kan algemeen gesteld worden dat die rentabiliteit kan worden berekend door het financiële resultaat dat wordt behaald met het betrokken actief (zijnde de financiële opbrengsten) te relateren aan de boekwaarde van het financieel vast actief. Het bekomen resultaat moet een duurzaam karakter hebben en aanvaardbaar blijven in vergelijking met het resultaat dat bekomen wordt zonder rekening

5

te houden met de effecten van de herwaardering.

Bij genoteerde aandelen geboekt als financieel vast actief zal de beurskoers een indicatie zijn maar dan moet deze beurskoers op vaststaande en duurzame wijze uitstijgen boven de boekwaarde van de aandelen.

Algemeen gesteld kan de marktwaarde van het geherwaardeerde actief nooit overschreden worden bij het boeken van een herwaarderingsmeerwaarde op het betrokken actief.

Deze periodische evaluaties moeten gebeuren door het bestuursorgaan. Voorzichtigheid in deze onzekere tijden is hier de basisregel!

3.4 Immateriële vaste activa (artikel 3:38 KB/WVV)

Als de onderneming andere dan van derden verworven immateriële vaste activa op haar balans heeft, dan moet het bestuursorgaan opnieuw een geactualiseerde inschatting

iStockphoto.com/NicoElNino.

maken van de gebruikswaarde of van het toekomstig rendement van deze activa. De boekhoudwetgeving schrijft immers voor dat dergelijke activa tegen vervaardigingsprijs op vaste activa om rekening te houden

het actief geboekt worden voor zover die niet hoger is dan een voorzichtige raming van de gebruikswaarde of van het toekomstig rendement voor de onderneming.

3.5 (Niet-recurrente) afschrijvingen (artikel 3:39 waardeverminderingen

en 3:42 KB/WVV)

Voor immateriële en materiële vaste aanpassingen mogelijk aan de orde

activa met beperkte gebruiksduur wordt overgegaan tot aanvullende of niet-recurrente afschrijvingen wanneer, ingevolge hun technische ontwaarding of wegens de wijziging van economische of technologische omstandigheden, hun boekhoudkundige waarde hoger is dan hun gebruikswaarde voor de onderneming.

Deze niet-recurrente afschrijvingen, verantwoord blijken, moeten worden teruggenomen ten belope van het surplus ten opzichte van de oorspronkelijk geplande afschrijvingen.

Niet-recurrente afschrijvingen dienen ook geboekt te worden voor eventueel buiten gebruik gestelde of niet meer duurzaam tot de activiteit van de onderneming bijdragende materiële met de waarschijnlijke realisatiewaarde ervan.

3.6 (Niet-recurrente)

Waardeverminderingen zijn correcties op de aanschaffingswaarde van de actiefbestanddelen, al dan niet met onbeperkte gebruiksduur, om rekening te houden met al dan niet als definitief aan te merken ontwaardingen of minderwaarden bij het afsluiten van het boekjaar. Binnen het kader van de ‘COVID-19-jaarrekening’ zijn volgende die in de toekomst niet langer

als ze een duurzaam karakter hebben:

6

• Op immateriële vaste activa met onbeperkte gebruiksduur (artikel 3:39, §2 KB/WVV). • Op materiële vaste activa met onbeperkte gebruiksduur (artikel 3:42, §2

KB/WVV). • Op deelnemingen en aandelen die in de rubriek ‘Financiële vaste activa’ zijn opgenomen worden (niet-recurrente) waardeverminderingen geboekt in geval van duurzame minderwaarde of ontwaarding, verantwoord door de toestand, de rentabiliteit of de vooruitzichten van de onderneming waarin de deelnemingen of de aandelen worden aangehouden (artikel 3:44, §2 KB/WVV).

Alle intercompany-verrichtingen en -saldi vragen een kritische analyse en evaluatie. • Op de vorderingen, inclusief de vastrentende effecten, die in de rubriek ‘Financiële vaste activa’ zijn opgenomen, worden waardeverminderingen toegepast, zo er voor het geheel of een gedeelte van de vordering onzekerheid bestaat over de betaling hiervan op de vervaldag (artikel 3:44, §2, tweede lid KB/

WVV). • Op de vorderingen terugbetaalbaar op méér dan een jaar en op ten hoogste een jaar, zo er voor het geheel of een gedeelte van de vordering onzekerheid bestaat over de betaling hiervan op de vervaldag (artikel 3:46 KB/WVV). Specifiek voor de waardeverminderingen op handelsvorderingen verwijzen we naar de circulaire 2020/C/45 van de FOD Financiën van 20 maart 2020 waarin bevestigd wordt dat de COVID-19-crisis kan worden beschouwd als een bijzondere omstandigheid die de vrijstelling van waardeverminderingen op handelsvorderingen rechtvaardigt. • Op geldbeleggingen en liquide middelen worden waardeverminderingen toegepast wanneer de realisatiewaarde op de datum van de jaarafsluiting lager is dan de aanschaffingswaarde. Aanvullende waardeverminderingen worden geboekt om rekening te houden hetzij met de evolutie van hun realisatie- of marktwaarde, hetzij met de risico’s inherent aan de aard van de betrokken producten of van de gevoerde activiteit (artikel 3:52 en 3:53 KB/WVV). Kritische activa zijn de edele metalen en kunstwerken.

3.7 Voorraden (artikel 3:47 en 3:48 KB/WVV)

Als gevolg van de COVID-19pandemie zou de marktwaarde van bepaalde grond- en hulpstoffen, gereed product en voor verkoop bestemde onroerende goederen (substantieel) lager kunnen zijn dan de aanschaffingswaarde op afsluitdatum. Deze mogelijke aanpassingen worden geboekt via de subrubriek “voorraadwijzigingen”.

Ten aanzien van de goederen in bewerking worden waardeverminderingen toegepast, als hun vervaardigingsprijs, vermeerderd met het geraamde bedrag van de nog te maken kosten, hoger is dan de nettoverkoopprijs op de datum van de jaarafsluiting.

Er worden aanvullende waardeverminderingen geboekt op bovenvermelde voorraden om rekening te houden hetzij met de evolutie van hun realisatie- of marktwaarde, hetzij met de risico’s inherent aan de aard van de betrokken producten of van de gevoerde activiteit. Door de COVID-19-crisis zouden mogelijk bepaalde voorraden onverkoopbaar geworden zijn of is de onderneming genoodzaakt te verkopen tegen een lagere prijs dan de aanschaffingswaarde. Als voorbeeld halen we de kledingsector aan.

3.8 Bestellingen in uitvoering (artikel 3:49 en 3:50 KB/WVV)

Ten aanzien van de bestellingen in uitvoering worden waardeverminderingen toegepast, als hun vervaardigingsprijs, vermeerderd met het geraamde bedrag van de nog te maken kosten, hoger is dan de in de overeenkomst bedongen prijs. Er worden aanvullende waardeverminderingen geboekt op de bestellingen in uitvoering, om rekening te houden hetzij met de evolutie van hun realisatie- of marktwaarde, hetzij met de risico’s inherent aan de aard van de betrokken producten of van de gevoerde activiteit.

Voor de risico’s en kosten verbonden aan de verdere uitvoering van deze bestellingen worden voorzieningen gevormd, voor zover deze risico’s niet zijn gedekt door bovenvermelde waardeverminderingen.

3.9 Uitgestelde belastingen (artikel 3:54 KB/WVV)

De in onderhavige memo vermelde negatieve aanpassingen in de boekhouding en jaarrekening, evenals bepaalde fiscale steunmaatregelen naar aanleiding van de COVID-19-crisis hebben als gevolg dat de belastbare basis (aanzienlijk) lager zal zijn voor getroffen ondernemingen.

Het gepassiveerde bedrag van de uitgestelde belastingen mag in dit geval aangepast worden ingevolge deze gewijzigde fiscale toestand, voor zover het effectief bedrag van de geraamde uitgestelde belasting waarschijnlijk sterk zal verschillen van het bedrag op de passiefzijde van de balans.

3.10 Leasingcontracten op balans

Getroffen ondernemingen hebben vaak tijdelijke werkloosheid voor hun personeel ingeroepen of, al dan niet verplicht, ‘telewerk’ toegepast. Ondernemingen hebben met de leasinggever mogelijk afwijkende contractuele bepalingen afgesproken: • betalingsuitstel zonder de looptijd van het leasingcontract te verlengen; • verlenging van de initiële looptijd van de contracten, met eenzelfde periodisch te betalen vergoeding.

Naargelang de afspraken moet de boekhouding en jaarrekening als volgt aangepast worden: • aanpassing van de kortlopende leasingschuld naar lange termijn; • verlenging van de afschrijvingstermijn van de leasingcontracten door

7

een beslissing van het bestuursorgaan. Noteer dat het geen verplichting is om het actief in leasing af te schrijven over de duurtijd van het leasingcontract.

3.11 Schulden

Als de onderneming voor haar overheidsschulden, afbetalingsplannen of betalingsuitstel heeft genegotieerd, dan zal de toelichting van de jaarrekening bij voorkeur aanvullende inlichtingen bevatten indien het materiële bedragen betreft. Wij verwijzen bovendien naar artikel 3:82, X., C.1. van het KB/WVV waarbij het bedrag van de vervallen schulden met betrekking tot belastingen en RSZ moet vermeld worden in de toelichting van de jaarrekening van het volledig schema: • VOL-kap 6.9 codes 9072 en 9076 • VOL-inb 6.9 codes 9072 en 9076

Belastingschulden en RSZ-schulden waarvoor een betalingsuitstel werd verkregen worden beschouwd als vervallen schulden…

iStockphoto.com/Yumi mini.

In het verkort- en microschema worden de vervallen schulden niet afzonderlijk vermeld!

Bijkomend aandachtspunt is de berekening en boeking van de verwijlinteresten. Hiervoor verwijzen we naar het CBN-advies 146/1 van 1 oktober 1984 – ‘Belastingschulden – Sociale schulden – verwijlinteresten’.

3.12 Leningen

Vele ondernemingen hebben beroep gedaan op de wettelijke regeling tot betalingsuitstel voor hun kapitaalaflossingen.

Afhankelijk van de aangepaste congrootboekrekeningen onder de (sub) rubrieken 17 en 42 in overeenstemming worden gebracht. • Betalingsuitstel kapitaalsaflossing met verlenging looptijd lening. • Betalingsuitstel zonder verlenging looptijd lening (verhoogde aflossingen na uitstelperiode).

4. Continuïteitsbeoordeling

Het Belgische boekhoud- en vennootschapsrecht evenals het insolventierecht bepalen dat het bestuursorgaan permanent de continuïteitsveronderstelling moet beoordelen. Wat het principe van continuïteit betreft, is het aan het bestuursorgaan om te bepalen of de jaarrekening kan worden opgemaakt in “going concern”. Ons Belgisch boekhoudrecht bepaalt nergens een termijn hiervoor maar algemeen wordt aangenomen dat de continuïteit moet worden beoordeeld over een periode van twaalf maanden te rekenen vanaf de afsluitdatum van tractuele voorwaarden moeten de

het boekjaar.

We verwijzen hiervoor onder andere naar: • Artikel 2:52 van het WVV

Beraadslaging door het bestuursorgaan over maatregelen die moeten worden genomen om de continuïteit van de economische activiteiten te vrijwaren voor een minimum van twaalf maanden. Die verplichte

8

toetsing vindt plaats wanneer gewichtige en overeenstemmende feiten de continuïteit van de onderneming in het gedrang kunnen brengen. • Artikel 3:4 en 3:6, §1, 6° van het WVV

Als uit de balans een overgedragen verlies blijkt of uit de resultatenrekening gedurende twee opeenvolgende boekjaren een verlies van het boekjaar blijkt, dan moet het jaarverslag een verantwoording geven van de toepassing van de waarderingsregels in de veronderstelling van continuïteit. Als geen jaarverslag wordt opgemaakt, dan moet deze verantwoording worden opgenomen in de toelichting van de jaarrekening. • Artikel 5:153 (BV); 6:119 (CV) en 7:228 en 7:229 (NV) van het WVV

Toepassing van de alarmbelprocedure. • Artikel 3:6, §2, tweede lid van het

KB/WVV

Als het bestuursorgaan van de onderneming, al dan niet ingevolge een beslissing tot invereffeningsstelling, besluit haar bedrijf (deels) stop te zetten, dan moeten de waarderingsregels aangepast worden.

Deze bepaling is ook van toepassing als er niet langer kan vanuit gegaan worden dat de onderneming haar bedrijf zal voortzetten.

De regels die gelden ingeval van discontinuïteit zijn: – de oprichtingskosten moeten volledig worden afgeschreven; – voor de activa moeten eventueel aanvullende (niet-recurrente) afschrijvingen of waardeverminderingen geboekt worden om de boekwaarde ervan te brengen tot hun vermoedelijke realisatiewaarde; – voorzieningen moeten worden gevormd voor alle kosten verbonden aan de beëindiging van de werkzaamheden (vergoedingen personeel, schadevergoedingen voor huurcontracten die stopgezet worden, opleidingsvergoedingen, afbraakkosten, …). • Artikel XX 23, § 3 van het WER

De economische beroepsbeoefenaar is verplicht de onderneming schriftelijk in te lichten als hij in de uitoefening van zijn opdracht gewichtige en overeenstemmende feiten vaststelt die de continuïteit van de onderneming in het gedrang kunnen brengen. Als de onderneming niet binnen een termijn van één maand vanaf de ontvangen kennisgeving de nodige maatregelen heeft getroffen om de continuïteit van de economische activiteit voor een minimumduur van twaalf maanden te waarborgen, kan de economische beroepsbeoefenaar de bevoegde ondernemingsrechtbank hierover inlichten. De (mogelijke) gevolgen van het COVID-19-virus op de financiële toestand van de onderneming vormen een ‘knipperlicht’ en brengt aanzienlijke risico’s mee voor uw cliënten. Aarzel dus niet om uw cliënten hiervan op de hoogte te brengen zodat ze de nodige maatregelen kunnen treffen die zich opdringen in het kader van hun deugdelijk bestuur.

5. Overige aandachtspunten 5.1 Volstorting inbreng (BV en CV) of kapitaal (NV)

Overeenkomstig artikel 1:9, §1 van het WVV is iedere vennoot aan de vennootschap verschuldigd wat hij beloofd heeft in te brengen.

Indien het bestuursorgaan het niet volstort gedeelte van de inbreng of kapitaal zou opvragen, moeten de overeenstemmende (sub)rubrieken worden aangepast.

5.2 Vergelijkbaarheid van de cijfers

Artikel 3:59, tweede lid van het KB/ WVV bepaalt dat de bedragen in de jaarrekening van het boekjaar en het voorafgaande boekjaar vergelijkbaar moeten zijn. De boekhoudwet voorziet twee mogelijkheden: • Optie tot aanpassing van de cijfers van het vorig boekjaar met het oog op hun vergelijkbaarheid. • Als bovenstaande optie niet wordt weerhouden, dan moet de toelichting de nodige gegevens bevatten om een vergelijking mogelijk te maken.

5.3 Volledigheid geboekte financiële steunmaatregelen

Voor de duidelijke leesbaarheid van de jaarrekening zijn wij voorstander om de diverse ontvangen financiële steunmaatregelen van de overheid te boeken op een afzonderlijke rekening onder de subrubriek 743 “Diverse bedrijfsopbrengsten” OF 764 onder de subrubriek “Andere niet-recurrente bedrijfsopbrengsten”. Indien van materieel belang, dan moeten aanvullende inlichtingen gegeven worden in de toelichting van de jaarrekening.

5.4 Liquiditeitstest

In het kader van deze verplichte uitkeringstest voor de BV en de CV moet het bestuursorgaan een veel groter belang hechten aan de toetsing met de prospectieve gegevens!

De COVID-19-jaarrekening van getroffen ondernemingen zal in de meeste gevallen in vergelijking met voorgaande jaarrekeningen, mindere resultaten en een lager nettoactief tonen, evenals slechtere liquiditeits- en solvabiliteitsratio’s.

5.5 Tenslotte

Het bestuursorgaan moet ook de impact op volgende elementen evalueren: • de evolutie van de slotkoersen van de vreemde munten; • de waardering van afgeleide financiele instrumenten; • de berekening van de groottecriteria;

• de volledigheid van de rechten en verplichtingen in de boekhouding en jaarrekening (klasse 0 rekeningen).

6. Activering (nietrecurrente) kosten als herstructureringskosten

Als de continuïteit van de activiteit geheel of deels gevrijwaard is, dan heeft het bestuursorgaan de mogelijkheid om welbepaalde kosten te activeren als herstructureringskosten onder de rubriek ‘oprichtingskosten’.

Artikel 3:36 van het KB/WVV geeft een opsomming van de voorwaarden waaraan voldaan moet worden. • Uitsluitend welbepaalde uitzonderlijke kosten die verband houden met een ingrijpende wijziging in de structuur of organisatie van de onderneming. • Deze kosten moeten ertoe strekken een gunstige en duurzame invloed te hebben op de rentabiliteit of activiteit van de onderneming.

In de toelichting van de jaarrekening moet bij de waarderingsregels worden verantwoord dat aan hogervermelde voorwaarden is voldaan.

De geactiveerde herstructureringskosten worden jaarlijks via afschrijvingen in resultaat opgenomen per tranches van ten minste 20%.

Voorbeelden: • niet-recurrente waardeverminderingen en afschrijvingen; • ontslagvergoedingen; • omscholingskosten; • invoering systeem van werkloosheid met bedrijfstoeslag; • verhuiskosten; • financiële kosten.

Bijkomende informatie is terug te vinden in het CBN-advies 2011/24 van 9 november 2011 – ‘Herstructureringskosten – Verwerking in de jaarrekening’.

Alhoewel de activering van dergelijke kosten een positieve impact heeft op

9

iStockphoto.com/sanjeri.

de resultaten van de vennootschap, heeft de nettoboekwaarde van de rubriek ‘oprichtingskosten’ een impact op de eventuele uitkeringen van de vennootschap. De artikelen 5:142 (BV), 6:115 (CV) en 7:212 (NV) van het WVV definiëren het nettoactief als het totaalbedrag van de activa, verminderd met de voorzieningen, de schulden en, behoudens in uitzonderlijke nog niet berekend kan worden op vrijstelling wordt gevraagd.

gevallen te vermelden en te motiveren in de toelichting bij de jaarrekening,

de nog niet afgeschreven bedragen

van de oprichtings- en uitbreidingskosten en de kosten voor onderzoek en ontwikkeling.

7. Carry back

De carry back-maatregel stelt de vennootschappen in staat om de huidige fiscale verliezen te wijten aan de pandemie, in mindering te brengen van de resultaten van het voorgaand Deze vrijstelling moet niet op de rekening “132 – Belastingvrije reserves” opgenomen worden, gezien de onaantastbaarheidsvoorwaarde niet vereist wordt door de wetgever.

De vrijstelling moet enkel verrekend worden met de belastbare basis in de fiscale aangifte.

De geraamde belastingschuld geboekt op het jaareinde zal, uit voorzichtigheid, géén rekening houden met deze vrijstelling aangezien het bedrag van de reële verliezen, en bijgevolg de effectieve vrijstelling, de datum van het jaareinde van het desbetreffende boekjaar waarin de fiscaal jaar.

Cel Accountancy ITAA

This article is from: