27 minute read

Fiscale stimuli uit intellectuele eigendom

15

Fiscale stimuli uit intellectuele eigendom

Advertisement

Innovatie is belangrijker dan ooit tevoren en is in al haar verscheidenheid een belangrijke factor voor een duurzame economische ontwikkeling. Het is de ambitie van de Europese Unie om zich tot kenniscentrum van de wereld te ontpoppen en de EU had zich bijgevolg via de Europa 2020-strategie als doel gesteld om tegen 2020, 3% van het bruto binnenlands product aan onderzoek en ontwikkeling te besteden. België heeft deze doelstelling overgenomen en zet gretig in op een duurzame transitie van een maakindustrie in de 20ste eeuw naar een kennisindustrie in de 21ste eeuw. Verschillende factoren zorgen er echter voor dat investeringen in creativiteit en O&O door ondernemingen onvoldoende plaatsvinden, waardoor bepaalde stimuli ingegeven door de overheden van cruciaal belang zijn. Op de intellectuele eigendomsrechten die voortvloeien uit deze creativiteit en O&O, kunnen de aangereikte fiscale stimuli direct of indirect worden toegepast.

1. Intellectuele eigendom

Intellectuele eigendom (hierna ‘IE’), zoals bepaald in het Wetboek Economisch Recht (hierna ‘WER’), verwijst naar creaties van de geest: uitvindingen, literaire en artistieke werken, en symbolen, namen, beelden en modellen die in de handel worden gebruikt.

De rechten op intellectuele eigendom (hierna ‘IER’) zijn de rechten die aan personen worden verleend op de voortbrengselen van hun geest (toepassing van intellectuele eigendom). Gewoonlijk geven zij de maker/bedenker het exclusieve recht op het gebruik van zijn schepping gedurende een bepaalde periode. De IER worden doorgaans in twee takken onderverdeeld: 1. industriële eigendomsrechten: octrooi, handelsmerk, (industrieel) ontwerp/design, aanvullende beschermingscertificaten, handelsgeheim/beroepsgeheim, domeinnamen, … . 2. auteursrecht en naburige rechten: auteursrecht (originele literaire werken, computerprogramma’s, databanken, …).

De aanvraag van IER kan zowel op regionaal, nationaal, of internationaal niveau plaatsvinden en vormt een gebruiksrecht of recht van voorrang. De verlening van IER is aldus in principe een territoriaal verankerd recht, beperkt in de tijd. Bij de opmaak en indiening van het aanvraagdossier tot het bekomen van IER wordt vaak een beroep gedaan op de assistentie van een gespecialiseerd IE-bureau.

Vanuit zowel economisch als fiscaal oogpunt biedt hoofdzakelijk het octrooieren van het innovatieve product of de innovatieve technologie als IER vele voordelen (zie infra). Een octrooi kan beschreven worden als een contract tussen de uitvinder/aanvrager en de bevoegde territoriale instantie, dat de uitvinder het recht verleent derden uit te sluiten van het gebruik van deze uitvinding, in ruil voor openbaarmaking van de uitvinding.

Om voor octrooieerbaarheid in aanmerking te komen, moet een uitvinding aan drie formele voorwaarden voldoen (art. XI.3 WER): • Nieuwheid. Een uitvinding wordt als nieuw beschouwd indien zij geen deel uitmaakt van een bestaande techniek/procedé/ … . Heeft op wereldschaal een innovatief karakter; • Ze moet op een uitvinderswerkzaamheid berusten. Een uitvinding wordt geacht op uitvinderswerkzaamheid te berusten indien zij een technische oplossing voor een technisch probleem inhoudt, gelet op de huidige technieken, die voor een deskundige niet voor de hand liggend zijn; • De uitvinding moet vatbaar zijn voor toepassing op het gebied van nijverheid.

De (niet-fiscale) voordelen van een octrooi zijn onder meer de volgende: • Exclusiviteit maakt investeringen en een hoger rendement op investeringen mogelijk. • Het octrooi vormt als intellectueel eigendomsrecht een sterk, afdwingbaar wettelijk recht. • Het maakt het mogelijk om de uitvinding te commercialiseren (bijvoorbeeld via licenties). • … .

2. Wat is onderzoek & ontwikkeling?

Het voeren van O&O-activiteiten kan uiteindelijk leiden tot het bezitten van bepaalde types van IER. Het bekomen van

16

IER kan dan weer als een stimulans gelden om aan O&O te doen.

Het begrip “onderzoeks-of ontwikkelingsprojecten of-programma’s” wordt op basis van de Frascati Manual, opgemaakt door de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling), in de Belgische fiscale wetgeving (art. 275/3, §3, WIB 92) gedefinieerd en kan worden samengevat als volgt: • Fundamentele onderzoeksactiviteiten zijn gericht op het bekomen van nieuwe kennis, zonder reeds nieuwe mogelijkheden van toepassing in gedachten te hebben.

Voorbeeld: Met fundamenteel onderzoek kan je de goede bacteriën in bijen ontdekken, karakteriseren en onderzoeken.

• Industriële onderzoeksactiviteiten zijn gericht op het bekomen van nieuwe kennis, waarbij men wel al nieuwe toepassingsmogelijkheden in gedachten heeft. Dit impliceert dat er rekening wordt gehouden met bestaande kennis, met als doel welbepaalde problemen op te lossen.

Men kan de kennis of de informatie die uit het toegepast onderzoek komt, in het algemeen octrooieren of beschermen door geheimhouding.

Voorbeeld: De bacteriën in bijen worden onderzocht en gekarakteriseerd zodat de goede bacteriën verder gekweekt kunnen worden om ze via voeding aan de bijen toe te dienen zodat ze parasieten en slechte bacteriën aanvallen. Als gevolg kan de bijenpopulatie in stand gehouden of zelfs verbeterd worden.

• Experimentele ontwikkeling is het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technologische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden, gericht op het ontwikkelen van nieuwe of verbeterde producten, procedés of diensten.

Dit is de testfase van de ontwikkeling en heeft als doel op een systematische manier te komen tot de ontwikkeling van nieuwe of verbeterde producten, procedés of diensten.

Voorbeeld: De geïdentificeerde goede bacteriën kunnen via voeding aan de bijen worden toegediend om het effect op de gezondheid van de bijen te onderzoeken, om vervolgens deze bacteriën verder te ontwikkelen en te kweken.

In België wordt de Frascati Manual als leidraad gebruikt om te meten of bepaalde activiteiten wel degelijk als onderzoek en ontwikkeling gekwalificeerd kunnen worden. Volgens Frascati kwalificeren activiteiten als O&O indien aan de volgende voorwaarden is voldaan: 1. Nieuw: In vergelijking met de bestaande kennis in de sector, met als doel om tot nieuwe inzichten en kennis te komen; 2. Creatief: Gebaseerd op originele, niet-evidente concepten en hypotheses zonder een routinematig karakter; 3. Onzekerheid: Onzekerheid over de uitkomst van de activiteiten en de manier waarop men tot de oplossing moet komen; 4. Systematisch: Er wordt op een planmatige wijze, tijd, budget en personeel voorzien; 5. Overdraagbaar en/of reproduceerbaar: De resultaten moeten reproduceerbaar zijn.

De gevoerde O&O kan uiteindelijk leiden tot, en kan mogelijk gecommercialiseerd worden via intellectuele eigendomsrechten. Twee factoren zorgen er echter voor dat investeringen in creativiteit en O&O door ondernemingen in wezen onvoldoende plaatsvinden: 1. Ondernemingen kunnen hun creatieve werken, innoverende producten en/of technologieën die voortkomen uit O&O niet steeds gemakkelijk commercialiseren en/ of rendabiliseren, bijvoorbeeld indien niet steeds aan de voorwaarden voor bescherming op basis van een intellectueel eigendomsrecht kan worden voldaan. Daardoor is er een bepaald “spillover-effect”, waarbij een gedeelte van de opbrengst van O&O doorvloeit naar de maatschappij of naar de concurrentie. 2. Bovendien en eigen aan de aard van creatieve werken en O&O, bieden de gevoerde investeringen in creativiteit en O&O weinig zekerheid over de uitkomst van de gevoerde activiteiten en brengt dit aldus een groot financieel en ondernemingsrisico met zich mee.

Om O&O aan te moedigen, bieden de overheden fiscale en niet-fiscale stimuli aan, zodat de doelstelling (3% van het bruto binnenlands product aan onderzoek en ontwikkeling besteden) kan worden bereikt. O&O wordt niet enkel fiscaal aangemoedigd, er wordt ook ondersteuning geboden bij innovatieprojecten en de gemaakte investeringskosten kunnen in zekere mate gerecupereerd worden via subsidies (zie illustratie 1):

Al deze maatregelen samen zorgen ervoor dat België uitermate gunstig is voor ondernemingen die creatief actief zijn en/of actief zijn in O&O en in de ontwikkeling en exploitatie van octrooien, auteursrechten en andere intellectuele eigendomsrechten.

3. Fiscale voordelen van intellectuele eigendomsrechten

Via allerhande maatregelen op zowel federaal niveau, als op het niveau van de gewesten wordt in België volop ingezet op het stimuleren van creativiteit (literaire en artistieke werken, originele modellen, …), en O&O (uitvindingen, innoverende verbeteringen, …). Een relevant deel van deze maatregelen in België neemt de vorm aan van fiscale stimuli ten gunste van creativiteit en/of O&O. Onderstaand lichten wij de meest relevante fiscale gunstmaatregelen, direct of indirect gelinkt aan IER, aan u toe.

17

Illustratie 1. Fiscale en niet-fiscale stimuli

3.1. Aftrek voor innovatie-inkomsten

Via de toepassing van de aftrek voor innovatie-inkomsten (hierna ‘innovatieaftrek’ genoemd) op inkomsten die voortvloeien uit kwalificerende IER, kan de effectieve belastingdruk in het beste geval dalen tot 3,75% (vanaf aanslagjaar 2021). De innovatieaftrek wordt dan ook gezien als de interessantste maatregel in de vennootschapsbelasting van het moment. Die laat zowel grote bedrijven, kmo’s als scale-ups toe om te blijven investeren in innovatie en concurrentieel te blijven op de markt.

Sinds 1 juli 2016 kunnen de netto-inkomsten die voortvloeien uit bepaalde kwalificerende intellectuele eigendomsrechten (zie infra) voor 85% van belasting worden vrijgesteld. De innovatieaftrek is de opvolger van de octrooiaftrek, waarvan de geldende overgangsregeling op 30 juni 2021 definitief een einde genomen heeft.

De innovatieaftrek biedt veel meer toepassingsmogelijkheden op IER dan de octrooiaftrek (die beperkt was tot octrooien en aanvullende beschermingscertificaten). Volgende IER komen namelijk in aanmerking (art. 205/1, §2, 1° WIB 92): • octrooien; • aanvullende beschermingscertificaten; • kwekersrechten; • data- of marktexclusiviteit; • auteursrechtelijk beschermde computerprogramma’s.

Anderzijds komen ook diverse types van innovatie-inkomsten uit bepaalde IER of uit verbeteringen van verworven beschermde technologieën in aanmerking (art. 205/1, §2, 2° WIB 92): • licentievergoedingen; • IE-inkomen vervat in de verkoopprijs van het product of dienst (royalty inbegrepen); • IE-inkomen vervat in het productie- of leveringsproces (royalty inbegrepen); • schadevergoeding; • vervreemdingsprijs (indien aan bepaalde voorwaarden voldaan is).

De innovatieaftrek kan toegepast worden vanaf de IERaanvraag. Eventueel is de onbenutte aftrek onbeperkt overdraagbaar naar volgende belastbare tijdperken (art. 205/1, §1 WIB 92).

Enkel de innovatie-inkomsten die effectief betrekking hebben op kwalificerende IER komen in aanmerking voor de toepassing van deze maatregel. In bepaalde omstandigheden is het niet evident om de betreffende innovatie-inkomsten (bijvoorbeeld bij inbegrepen licentievergoedingen) te bepalen. Er bestaan echter gangbare methodes, voornamelijk in de rulingpraktijk, om deze bruto innovatie-inkomsten te gaan bepalen: de marktbenadering, de restwinstmethode, de inkomsten-kostenbenadering.

Het bedrag van de bruto innovatie-inkomsten dient beperkt te worden door de rechtstreeks erop betrekking hebbende O&O-uitgaven in mindering te nemen (art. 205/2 WIB 92): • globale O&O-uitgaven van het belastbare tijdperk, zoals: – kosten van zelf uitgevoerde O&O (loon O&O-team, aankoop materialen voor bouwen prototype, afschrijvingen, …);

18

– kosten van uitbestede O&O (kosten ingenieursbureau, kosten extern labo,…); – doorgerekende loonlast van onderzoekers in een dochtervennootschap; – afschrijvingskosten met betrekking tot aangekocht octrooi; – licentierechten betaald met betrekking tot IE; • historische O&O-uitgaven van belastbare tijdperken eindigend na 30 juni 2016 die niet in het betreffende belastbare tijdperk vervat zitten, indien die in het verleden nog niet reeds in mindering werden gebracht onder toepassing van deze maatregel.

Vervolgens dienen deze netto innovatie-inkomsten nogmaals beperkt te worden door deze te vermenigvuldigen met de Nexus-breuk die bepaalde O&O-uitgaven van de vennootschap bestraft (art. 205/3 WIB 92).

De achterliggende bedoeling van deze ‘nexus-breuk’ bestaat erin van enkel nog inkomsten die voortkomen uit intellectuele eigendomsrechten waarvan de eigenlijke activiteiten van O&O door de vennootschap zelf werden uitgevoerd, in aanmerking te laten komen.

De teller van de breuk bestaat uit de ‘kwalificerende uitgaven’, dus de uitgaven voor O&O die de vennootschap zelf heeft gedaan, of die ze heeft betaald aan niet-verbonden ondernemingen.

Teneinde vennootschappen die voortbouwen op een verworven intellectueel eigendomsrecht of die activiteiten van O&O uitbesteden aan verbonden ondernemingen niet te veel te benadelen, mag de teller van de breuk verhoogd worden met 30% (de zgn. ‘uplift’). Die ‘uplift’ mag echter niet leiden tot een nexus-breuk die hoger is dan 1. Een vennootschap moet dus nog steeds zelf activiteiten van onderzoek en ontwikkeling hebben uitgevoerd en hoe kleiner het aandeel is van de zelf uitgevoerde actctiviteiten in de globale uitgaven, hoe kleiner het voordeel zal zijn van de verhoging met 30%.

De uitgaven met betrekking tot aan een verbonden vennootschap uitbestede O&O, alsmede uitgaven voor de verwerving van het intellectueel eigendomsrecht moeten, samen met de ‘kwalificerende uitgaven’ van de teller in de noemer van de breuk worden opgenomen (zie illustratie 2).

Toepassing in de praktijk

De toepassing van de innovatieaftrek kan in volgende stappen worden onderverdeeld: • Het bestaan van kwalificerende IER: Het innovatieve product/dienst/proces moet ontwikkeld zijn door de vennootschap die de eigenaar is van de IE-rechten op dit product/dienst/proces (of kan ook door derden ontwikkeld worden, bijvoorbeeld via freelancers, onderaannemers, … in opdracht van de vennootschap); • De bepaling van de kwalificerende omzet die rechtstreeks aan de kwalificerende IER kan worden gelinkt; • De berekening van de bruto innovatie-inkomsten door een methodiek te bepalen om de bruto innovatie-inkomsten uit de kwalificerende omzet te halen. Ook hier voorziet de rulingpraktijk in enkele gangbare principes: restwinstmethode, kostenmethode, marktbenadering; • De berekening van de netto innovatie-inkomsten door de directe en indirecte O&O-kosten van het boekjaar te bepalen en door de historische O&O-kosten te bepalen (voldoende onderbouw is van uitermate belang; ‘track & trace’); • De toepassing van de Nexus-breuk om het voordeel te beperken in functie van het aandeel van de vennootschap

Illustratie 2. Aftrek voor innovatie-inkomsten en nexus-breuk.

Netto innovatie-inkomsten × nexusbreuk

Kwalificerende uitgaven

(A + B + C) × 1,3

Globale uitgaven

(A + B + C + D + E)

die rechtstreeks betrekking hebben op de IE *

A = Eigen O&O-uitgaven B = Uitgaven m.b.t. aan derden uitbestede O&O C =Uitgaven m.b.t. aan derden uitbestede O&O door een verbonden vennootschap en die zonder mark-up aan de vennootschap worden doorgerekend D =Uitgaven van verwerving van de IE (licentievergoedingen, ...) E = Uitgaven m.b.t. aan een verbonden vennootschap uitbestede O&O

Gobale uitgaven = kwalificerende uitgaven vermeerderd met:

in de globale O&O-uitgaven om de kwalificerende IER tot stand te brengen en verder te ontwikkelen; • Toepassing van de 85 %-aftrek op de netto innovatie-inkomsten.

Het bijhouden en onderbouwen van de innovatie-inkomsten en kosten (‘track & trace’) om het bedrag van de netto innovatie-inkomsten en aldus het bedrag van de innovatieaftrek te bekomen, is van cruciaal belang om het toegepaste berekeningsmodel te kunnen verantwoorden en om eventuele discussies met de belastingadministratie te vermijden (art. 205/4 WIB 92).

Merk op dat de mogelijkheid bestaat om een bindend advies bij de dienst Wetenschapsbeleid (BELSPO) aan te vragen over de toepassing van deze maatregel n.a.v. de O&O-activiteiten.

Belgische bedrijven die eerder geen gebruik konden maken van de octrooiaftrek, kunnen nu hun zelf ontwikkelde en innovatieve software inzetten voor de innovatieaftrek. Momenteel biedt vooral de auteursrechtelijk beschermde software in de praktijk dan ook vele toepassingsmogelijkheden, zoals: • software gecommercialiseerd door IT-bedrijven; • software geïntegreerd in goederen of diensten; • software ontwikkeld voor de ondersteuning of optimalisatie van de interne bedrijfsprocessen; • … .

Voorbeeld

Een KMO die onder andere onderzoek voert naar de goede bacteriën in bijen binnen een structureel onderzoeksprogramma heeft in 2020 een octrooi verkregen op de ontdekking en het kweken van een goede bacterie die bijensterfte kan beperken.

Het octrooi gaat over het ontdekken, karakteriseren en verder ontwikkelen/kweken van een nieuwe goede bacterie, zodat deze via de voeding kan worden toegediend aan bijen. Het octrooi wordt gecommercialiseerd door de gekweekte bacteriën te verkopen aan fruittelers en imkers.

Alle O&O-activiteiten werden in-house uitgevoerd en de toepassing van de Nexus-breuk heeft bijgevolg geen negatieve impact op de innovatieaftrek.

Voorbeeld berekening innovatieaftrek

Totale omzet vennootschap (hypothetisch)

Omzet uit geoctrooieerde producten (gekweekte bacteriën) Omzet direct uit octrooi (25% – benchmark) Kosten waarvan 200.000 gelinkt aan O&O-octrooien Winst

4.000.000

2.000.000 500.000

– 3.600.000 400.000

19

Innovatie-aftrek (500.000 – 200.000) × 85 % = – 255.000 Belastbaar 145.000 Belasting (20% eerste 100k en 25% op saldo) 30.250 Belastingbesparing 255.000 × 25 % = 63.750

Correcte set-up is essentieel

De toepassing van de innovatieaftrek vereist een grondige voorafgaandelijke analyse en berekening. Een adequate structurering van de O&O-activiteiten, een correcte waardering van de innovatie-inkomsten en een efficiënte ‘track and trace’ van de O&O-kosten zijn daarbij essentieel.

3.2. Vrijstelling van bedrijfsvoorheffing voor O&O

Indirect gelinkt aan IER, vormt deze maatregel een belangrijke factor om O&O te stimuleren. Hiervoor is het bestaan van intellectuele IER, in tegenstelling tot de innovatieaftrek, niet vereist, maar kunnen IER wel voortvloeien uit de O&Oactiviteiten waarop deze fiscale maatregel kan worden genoten.

Deze maatregel verleent aan Belgische werkgevers een gedeeltelijke vrijstelling van 80% van de bedrijfsvoorheffing op de lonen van de in aanmerking komende onderzoekers (art. 275/3, §1, lid 5 WIB 92), op voorwaarde dat aan bepaalde vereisten is voldaan (art. 275/3 WIB 92): • De werknemers moeten O&O- of innoverende activiteiten verrichten in de zin van artikel 275/3, §3, WIB 92 (zie supra). De Frascati Manual kan helpen om te bepalen of de activiteiten werkelijk als O&O kunnen kwalificeren; • De vrijstelling kan enkel worden toegepast in verhouding tot de tijd die de betreffende personen effectief hebben besteed aan onderzoek of aan onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten of -programma’s (art. 275/3, §1 WIB 92); • De werknemers moeten over een kwalificerend diploma beschikken (kwalificerend doctoraat, master of bachelor).

Concreet gaat het hoofdzakelijk over diploma’s op het gebied van exacte wetenschappen, ingenieurswetenschappen, toegepaste wetenschappen, industriële wetenschappen, informatica … (zie art. 275/3, §2 WIB 92); • Tot vóór 2018 kwamen bachelors niet in aanmerking voor de vrijstelling. Voor bezoldigingen die worden uitbetaald vanaf 1 januari 2018 komen bepaalde bachelors in aanmerking voor een vrijstelling van 40% (i.p.v. 80%).

Vanaf 1 januari 2020 is de vrijstelling voor de bachelors eveneens 80%. Het totale bedrag van de vrijstelling van de bachelors wordt echter beperkt tot 25% (of 50% indien

KMO) van het totale bedrag van de vrijstelling voor de houders met een master- of doctoraatsdiploma (art. 275/3, §1, laatste lid WIB 92); • De vrijstelling kan slechts worden toegepast wanneer de

O&O-projecten/-programma’s zijn aangemeld bij BELSPO

20

en mits de volgende gegevens vermeld worden (art. 275/3, §3 WIB 92): (i) de identificatie van de schuldenaar van de bedrijfsvoorheffing; (ii) de beschrijving van het project en/of programma waarin wordt aangetoond dat het project of programma fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling tot doel heeft; (iii) de verwachte aanvangsdatum en de vooropgestelde einddatum van het project of programma.

Vennootschappen kunnen aldus in principe ten belope van 80% – pro rata de tijd effectief besteed aan O&O – van de ingehouden verschuldigde bedrijfsvoorheffing vrijstellen op de lonen van onderzoekers die zij tewerkstellen. Dat bedrag aan bedrijfsvoorheffing dient men bijgevolg niet aan de schatkist door te storten.

Merk op dat naast de verplichte aanmelding van de O&Oprojecten of -programma’s bij BELSPO, de mogelijkheid bestaat om bij BELSPO een advies met bindend karakter te vragen over de O&O-activiteiten. Die facultatieve aanvraag laat toe om te bepalen of de voorgelegde O&O-projecten of -programma’s binnen het toepassingsgebied van de maatregel vallen en brengt rechtszekerheid met zich mee over de toepassing van deze maatregel in hoofde van de belastingplichtige.

Toepassing in de praktijk

Vooreerst dient gekeken te worden of er werknemers worden tewerkgesteld die O&O- of innoverende activiteiten verrichten en over een kwalificerend diploma beschikken.

Als één van de voornaamste voorwaarden voor deze maatregel geldt de aanmelding van het O&O-project/-programma met daarin alle essentiële elementen bij BELSPO (zie supra). Zoals beschreven door de wetgever en verduidelijkt door de minister van Financiën (d.d. 7 september 2020) kan een aanmelding van het project/programma bij BELSPO op verschillende wijzen plaatsvinden, namelijk: elektronisch via de aanmeldingstool van BELSPO, schriftelijk, per e-mail of mondeling tijdens een voorstelling bij BELSPO. De aanmelding als structureel O&O-programma (i.p.v. project) vereist een voorafgaandelijke goedkeuring door BELSPO, waarbij in een overlegmoment het O&O-programma wordt toegelicht.

Deze veelvuldig toegepaste en voordelige fiscale gunstmaatregel wordt door de belastingadministratie in de praktijk echter sterk onder de loep genomen: • Het is noodzakelijk om na te gaan of alle essentiële elementen in de BELSPO-aanmelding correct en volledig aangevuld zijn, en, indien dat nog niet is gebeurd, deze alsnog aan te vullen: – Veel ondernemingen blijken op structurele basis bezig te zijn met O&O en vullen bijgevolg geen of een onrealistische einddatum van hun structureel O&Oprogramma in. De belastingadministratie beschouwt de einddatum echter als essentieel, met als gevolg dat de

vrijstellingen bij bepaalde belastingplichtigen tot vijf jaar werden teruggedraaid. Het invullen van een (realistische) einddatum is bijgevolg noodzakelijk. – De aanmelding bij BELSPO kan op verschillende manieren plaatsvinden, maar in de praktijk wordt een elektronische aanmelding via het BELSPO-portaal, met een volledige en correcte invulling van alle essentiële elementen (zie supra), sterk aangeraden. Een aanmelding bij BELSPO schriftelijk, per e-mail of mondeling tijdens een voorstelling, kan door de belastingadministratie fel bediscussieerd worden aangezien bij een dergelijke aanmelding de kans op het ontbreken van essentiële informatie reëel is, of het niet – of onvoldoende – kan bewezen worden dat de aanmelding alle essentiële elementen bevat. • In de praktijk bestaat er vaak discussie met de belastingadministratie over het O&O-karakter van de aangemelde O&O-projecten of -programma’s. Een volledige en correcte onderbouw van het O&O-karakter van de projecten of programma’s op basis van de Frascati Manual is in deze dus sterk aangeraden. • De toegepaste percentages van de tijd gespendeerd aan O&O van de betreffende onderzoekers worden door de belastingadministratie sterk geviseerd. Het gebruik van een volledig en correct tijdsregistratiesysteem is van groot belang om de tijd gespendeerd aan O&O voldoende te kunnen bewijzen. • In de praktijk wordt vaak bediscussieerd of de dagen van afwezigheid die vergoed worden, ook in aanmerking komen voor de berekening van de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing. Dit werd echter door de minister van Financiën positief bevestigd. De fysieke aanwezigheid van de betrokken werknemer op de werkvloer is bovendien geen vereiste om de bezoldiging in aanmerking te laten komen.

Voorbeeld

Een KMO die onder andere onderzoek voert naar de goede bacteriën in bijen kaderend binnen een structureel onderzoeksprogramma heeft drie werknemers die in aanmerking komen voor bovenvermelde maatregel:

Kwalificerend diploma

Ingehouden bedrijfsvoorheffing in 2020 Tijdsbesteding aan O&O

O&Oteamlead Master biochemie O&Omedewerker 1 Bachelor biowetenschappen O&Omedewerker 2 Bachelor agro- en biotechnologie

28.000 20.000 19.000

85% 55% 45%

21

Kwalificerend diploma

Vrijstelling 80%

O&Oteamlead Master biochemie

19.040

= (28.000 × 85%) × 80%

O&Omedewerker 1 O&Omedewerker 2

Bachelor biowetenschappen 8.800

= (20.000 × 55%) × 80%

Bachelor agro- en biotechnologie 6.840

= (19.000 × 45%) × 80%

Op basis van het bovenstaande voorbeeld zou een KMO onder deze maatregel bijgevolg 44.120 euro van de ingehouden bedrijfsvoorheffing op de lonen met betrekking tot het jaar 2020 niet moeten doorstorten naar de schatkist.

De beperking van het bedrag van de bachelors ten belope van 50% van het bedrag van de masters, resulteert echter in een effectieve vrijstelling van 28.560 euro (=19.040 + 50% × 19.040) i.p.v. 44.120 euro in 2020.

3.3. Belastingkrediet voor milieuvriendelijke investeringen in O&O en octrooien

Deze fiscale gunstmaatregel beoogt het stimuleren van investeringen in O&O (indirecte link met IER) en in octrooien (directe link met IER).

Een belastingkrediet kan worden toegepast voor investeringen in O&O en in octrooien, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan (art. 289quater tot 289novies en 292bis WIB 92).

Het belastingkrediet heeft uitsluitend betrekking op de verwerving van octrooien en vaste activa die dienen voor het bevorderen van O&O van nieuwe producten en geavanceerde technologieën die geen invloed hebben op het milieu of die de negatieve invloed op het milieu beperken. Het belastingkrediet wordt toegepast op investeringen in materiële vaste activa die in nieuwe staat zijn verkregen of tot stand gebracht en in nieuwe immateriële vaste activa die in België voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid worden gebruikt (art. 289quater WIB 92). De activa die in aanmerking komen of die expliciet zijn uitgesloten van toepassing van deze maatregel zijn dezelfde als bij de investeringsaftrek.

Net als bij de investeringsaftrek kan er worden geopteerd voor een éénmalig belastingkrediet (13,5%) of voor een belastingkrediet gespreid in de tijd (20,5%) volgens het afschrijvingsritme van de betreffende activa. De keuze voor een gespreid belastingkrediet is echter niet mogelijk voor octrooien.

De in aanmerking komende activa onder de toepassing van het belastingkrediet O&O mogen bovendien geen negatieve impact hebben op het leefmilieu. Die eis geldt enkel ten aanzien van het belastingkrediet voor O&O in milieuvriendelijke investeringen en niet voor het belastingkrediet voor octrooien.

Indien een vennootschap kiest om het belastingkrediet toe te passen, kan zij in de toekomst niet langer opteren voor de toepassing van de investeringsaftrek (omgekeerd is wel mogelijk) (art. 289quater, lid 3 WIB 92). Een combinatie van investeringsaftrek en belastingkrediet voor investeringen in O&O of octrooien, is evenmin mogelijk (art. 201, §1, lid 9 WIB 92).

Het belastingkrediet dat in een belastbare periode is aangevraagd en dat niet effectief is verrekend omdat er niet voldoende vennootschapsbelasting is verschuldigd, kan naar de volgende vier aanslagjaren worden overgedragen (art. 292bis, §1, lid 2, WIB 92).

Het belastingkrediet kan door Belgische vennootschappen worden toegepast om de verschuldigde belasting met dit krediet te verrekenen. In de huidige bedrijfseconomische context lijkt het vooral voor de startende vennootschappen met opstartverliezen en voor vennootschappen die het moeilijk hebben door de Covid-crisis, interessant om een belastingkrediet te genieten. Het belastingkrediet dat jaarlijks niet kan worden verrekend vanwege geen, of een te beperkte verschuldigde belasting, is namelijk terugbetaalbaar na vijf jaar (art. 292bis, §1, lid 5, WIB 92). De belastingplichtige moet een formulier 275W bij de aangifte in de vennootschapsbelasting voegen waarin de toepassing van het belastingkrediet en de eventuele overdracht van het niet-verrekende deel naar volgende aanslagjaren wordt aangegeven.

Toepassing in de praktijk

Het tarief wordt berekend op de berekeningsbasis van de investeringsaftrek: dat is de aanschaffings- of beleggingswaarde van de activa, vermenigvuldigd met het tarief van de investeringsaftrek (13,5% of 20,5%). Deze berekeningsbasis wordt vermenigvuldigd met het nominale tarief in de vennootschapsbelasting (art. 289quater WIB 92).

Kleine vennootschappen die het verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting genieten (tot 100.000 euro op basis van art. 215 WIB 92) krijgen een bijkomend voordeel wanneer ze voor het belastingkrediet kiezen, aangezien het nominale tarief in de vennootschapsbelasting (25% vanaf aanslagjaar 2021) hoger ligt dan het verlaagd tarief (20%).

Bij de aangifte van de inkomstenbelastingen van het tijdperk waarin de bedoelde bestanddelen zijn aangeschaft of tot stand gebracht, moet een milieuattest worden bijgevoegd ter bevestiging van het leefmilieueffect-beperkend karakter van de nieuwe producten en toekomstgerichte technologieën als fiscale randvoorwaarde voor de toekenning van het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling.

22

Voorbeeld

Een KMO die onder andere onderzoek voert naar de goede bacteriën in bijen binnen een structureel onderzoeksprogramma om die vervolgens verder te ontwikkelen en te kweken, activeert de O&O-loonkosten en de kosten voor aankoop van materialen voor 200.000 EUR. De vennootschap voldoet aan de voorwaarden om het verlaagd vennootschapsbelastingtarief van 20% te kunnen toepassen. De KMO heeft in 2020 een belastbare grondslag van 50.000 euro, belastbaar aan het verlaagd tarief van 20%, waardoor de verschuldigde vennootschapsbelasting 10.000 euro bedraagt.

Geactiveerde kosten 2020 Tarief éénmalig belastingkrediet O&O Nominaal belastingtarief Belastingkrediet (200.000 × 13,5%) × 25% =

O&O

200.000 13,5% 25%

6.750

Verschuldigde belasting na verrekening belastingkrediet (10.000 – 6.750) = 3.250

De vennootschap kan het belastingkrediet onder het nominale belastingtarief (25%) toepassen, waardoor het belastingkrediet 6.750 euro bedraagt, i.p.v. 5.400 euro (= (200.000 × 13,5%) × 20%) en ze geniet zo een bijkomend voordeel.

3.4. Auteursrecht

Naast de industriële eigendomsrechten vormt ook het auteursrecht een intellectueel eigendomsrecht. Eigen aan de aard van het auteursrecht is dat dit automatisch een beschermd intellectueel eigendomsrecht is en het dus niet aangevraagd dient te worden.

Vanuit fiscaal oogpunt kan de kwalificatie van bepaalde vergoedingen als inkomsten uit auteursrechten, als een wapen in de war on talent gebruikt worden, vanwege het fiscaal gunstige karakter van deze vergoedingen (zie infra). Op vandaag is de toepassing van deze fiscale gunstmaatregel dan ook reeds ruimschoots verankerd in het verloningslandschap binnen bepaalde sectoren.

Bepaalde werken kunnen gekwalificeerd worden als auteursrechtelijk beschermde werken en zijn het resultaat van een creatief en origineel idee, uitgedrukt in een concrete vorm, publiek gemaakt en uitdrukking gevend aan de persoonlijkheid van de ontwerper. Zoals beschreven in het WER, moet het over een werk gaan dat: 1. valt onder de beschrijving van “letterkunde en kunst”; 2. concreet uitgedrukt is; 3. origineel is. De intellectuele arbeid en prestaties van een bedrijfsleider/ werknemer kunnen zich eveneens vertalen in de creatie van een auteursrechtelijk beschermd werk.

Roerende inkomsten verkregen uit de cessie of concessie van dergelijke auteursrechten en de andere naburige rechten vallen, indien aan de voorwaarden voldaan is, onder de fiscale behandeling van auteursrechten. Vanzelfsprekend moet er ook sprake zijn van een auteursrechtelijke creatie, wat inhoudt dat een werk nieuw en origineel moet zijn en het blijk moet geven van een intellectuele inspanning van de auteur. Uiteindelijk dient de fiscale kwalificatie van inkomsten uit auteursrechten nog steeds geval per geval te worden onderzocht aan de hand van de juridische en feitelijke omstandigheden en kan er rechtszekerheid verkregen worden door het bekomen van een ruling.

Indien aan bovenvermelde voorwaarden is voldaan, worden inkomsten uit auteursrechten als roerende inkomsten beschouwd (art. 17, §1, 5° WIB 92) en zijn ze belastbaar tegen de bevrijdende 15% roerende voorheffing in de personenbelasting (art. 269, §1 WIB 92).

De kwalificatie als roerende inkomen, zoals bedoeld in artikel 17, §1, 5° van het WIB 92, is absoluut tot een grensbedrag van 62.550 euro voor aanslagjaar 2022, en wordt aldus jaarlijks geïndexeerd.

De wetgever voorziet in een forfaitaire aftrek (zie onderstaande tabel) of werkelijke aftrek van beroepskosten:

Auteursrecht ≤ 16.680 EUR

Forfaitaire kostenaftrek

50% 16.680 – 33.360 EUR 25% > 33.360 EUR 0%

Effectieve belastingdruk 7,5% 11,25% 15%

Auteursrechtelijke vergoedingen betaald aan de werknemer worden bepaald op basis van een percentage van de huidige bruto-bezoldiging (% bruto-bezoldiging = creatieve tijdsbesteding × creatieve toegevoegde waarde), volgens deze principes: • De creatieve tijdsbesteding wordt doorgaans vastgesteld op basis van een analyse van de timesheets van de werknemers. • De creatieve toegevoegde waarde wordt vastgesteld d.m.v. een analyse van de rulingpraktijk naar percentages in gelijkaardige sectoren, met inachtneming van het takenpakket, de arbeidsovereenkomst, … van de werknemer (maximaal 25%). • Er geldt een absoluut maximum van 22,50%.

De bruto bezoldiging betreft alle recurrente looncomponenten (incl. de voordelen van alle aard).

Voor de auteursrechtelijke vergoeding toegekend aan een bedrijfsleider kan er geopteerd worden voor een

vergoeding als percentage van de netto-omzet uit auteursrechtelijk beschermde werken. Dat is doorgaans een hoger bedrag. De Dienst Voorafgaande Beslissingen legt echter verschillende beperkingen op, bijvoorbeeld op basis van het belastbaar resultaat, of er al dan niet vergoedingen werden toegekend aan de werknemers, … .

Voor auteursrechten toegekend aan zelfstandige dienstverleners, managers en zaakvoerders of bestuurders die middels een eigen vennootschap actief zijn, kan worden aangenomen dat de creatie van auteursrechten (en het fiscale risico) zich situeert in de relatie tussen de manager/bestuurder/zaakvoerder en de eigen managementvennootschap.

Toepassing in de praktijk

De beoordeling en toepassing van de vergoeding van auteursrechten kan in volgende stappen worden opgedeeld: • Is er sprake van de creatie van een auteursrechtelijk beschermd werk? • Zijn de vermogensrechten van het auteursrecht het voorwerp van een cessie of concessie aan een derde ingevolge een (schriftelijk) contract? • Wordt de vergoeding voor die cessie of concessie duidelijk gespecifieerd in het contract en wordt er een correcte opdeling toegepast tussen de vergoeding voor de arbeidsprestaties en de (con)cessie-vermogensrechten? • Vindt de implementatie plaats rekening houdend met de te vervullen formaliteiten, zoals: de roerende voorheffing-formaliteiten bij de uitkering van het auteursrecht, de opmaak van de fiches 281.45, het contractueel vastleggen van de overdracht van het auteursrecht, de aanpassing van de bestaande arbeids- of dienstverleningsovereenkomst, … .

In de praktijk wordt voorafgaand de toepassing van deze maatregel een ruling bij de Dienst Voorafgaande Beslissingen aangevraagd om rechtszekerheid omtrent de fiscale behandeling te bekomen. De ruling behandelt veelal de kwalificatie van de vergoeding als roerend inkomen onder artikel 17, §1, 5° van het WIB 92 en de bepaling van het percentage van de vergoeding die als roerend inkomen kan worden beschouwd.

In principe wordt voor de volgende sectoren doorgaans, doch afhankelijk van de feitelijke omstandigheden, een positieve ruling bekomen: • media; • reclame & marketing; • software & IT (softwareontwikkeling, IT-oplossingen, grafisch ontwerp en visualisaties); • literaire werken; • artistieke wereld (ontwerpen kledij, fotografie); • architectuur. In de volgende sectoren is het bekomen van een ruling doorgaans moeilijker: • knowledge management en -opleidingen; • consultancy en professionele dienstverlening; • industrieel design; • (technische) plannen en tekeningen; • …

De minister van Financiën heeft echter recent aangekondigd dat misbruiken met ‘auteursrechtelijke’ vergoedingen zullen aangepakt worden. De evolutie in het toepassingsgebied van de auteursrechtelijke vergoedingen strookt niet met de intenties van de wetgever en bijgevolg zullen beroepsinkomsten die geen werkelijke creatie zijn van artistieke werken en rechten (zie WER), niet meer in aanmerking komen. Voorzichtigheid is dus geboden bij een eventuele toepassing van deze maatregel en het aanvragen van een ruling is ten zeerste aangeraden.

23

Voorbeeld

De O&O-teamlead die als werknemer van een KMO onderzoek voert naar de goede bacteriën in bijen binnen een structureel onderzoeksprogramma is bezig met het bedenken/ontwerpen van een vernieuwend en origineel onderzoeksmodel om de bacteriën in bijen efficiënt te gaan onderzoeken.

O&Oteamlead

Bruto bezoldiging % auteursrecht op basis van creatieve tijdsbesteding 80.000

15% Auteursrecht (80.000 × 15%) = 12.000 Forfaitaire kostenaftrek (12.000 × 50%) = -6.000 Roerende voorheffing (6.000 × 15%) = 900 Netto auteursrecht (12.000 – 900) = 11.100

4. Conclusie

België voorziet in tal van fiscale gunstmaatregelen gelinkt aan intellectuele eigendomsrechten om creativiteit en O&O te stimuleren. De concrete toepassing van die maatregelen vereist echter een grondige voorafgaandelijke analyse en een volledige en gestructureerde onderbouw die voldoende gedocumenteerd moet worden. De belastingadministratie bekijkt de concrete invulling van de vele toepassingsvoorwaarden met een vergrootglas.

Alex Deboever

Gecertificeerd belastingadviseur

Maak kennis met de accountancy software van Exact en word een cijferheld Maak kennis met de accountancy software van Exact en word een cijferheld +

Onze financiële software is het hart van elke onderneming. Want op het juiste moment over de juiste cijfers beschikken om zo het beste advies te geven, is de basis voor elke accountant. Onze financiële software is het hart van elke onderneming. Want op het juiste moment over de juiste cijfers Zorg voor meer efficiëntie en werk online samen, waar en wanneer u wilt. Wij geven u met realtime inzicht beschikken om zo het beste advies te geven, is de basis voor elke accountant. in de cijfers een ijzersterke financiële basis, zodat u een cijferheld wordt. Zorg voor meer efficiëntie en werk online samen, waar en wanneer u wilt. Wij geven u met realtime inzicht in de cijfers een ijzersterke financiële basis, zodat u een cijferheld wordt.

This article is from: