Backstage Magazine

Page 1

back

stage

Achter de schermen van dunk!festival

jaargang 1 — nummer 1

juni 2010

€ 19,99

MAGAZINE

“Muziek en mode: één creatieve bubbel”

“Rock-’n-roll is naar de kloten”

Café Costume

Gitaarbouwer Hilko Nackaerts

Kunnen muzikanten rondkomen?


2

Van de redactie Beste lezer, Voor u ligt het eerste exemplaar van Backstage Magazine, het tijdschrift dat een blik werpt achter de schermen van de muziekindustrie. Wij serveren u een andere blik op het muzieklandschap. Bij ons vindt u geen concertverslagen of interviews met uw favoriete artiest over zijn of haar laatste album terug. U kunt hier wel lezen wat er gebeurt achter de schermen. Kunnen jonge Belgische muzikanten rondkomen? Wat gebeurt er achter de podia van een festival? Hoe overleven studio’s in deze tijden van homerecording en illegale downloads? Op die vragen vindt u een antwoord in dit magazine. De kans is groot dat ook u de afgelopen maanden een dag achter uw laptop of iPad spendeerde in de hoop tickets te krijgen voor Tomorrowland of Pukkelpop. In de aanloop naar het drukke festivalseizoen gingen wij een kijkje nemen achter de schermen van dunk!festival, een post-rock en -metalmeeting in Zottegem. U zult op uw favoriete festival dan ongetwijfeld uit uw dak gaan voor uw geliefde band of artiest. Maar hun optreden zou er niet hetzelfde uitzien zonder de techniekers achter de schermen. Dat gaat zeker op voor de nieuwe show van Scala, die een liveoptreden combineert met videobeelden en kostuums. Geen rock and roll zonder passie en creativiteit, zowel op als naast het podium. Hilko Nackaerts bouwt gitaren voor wereldsterren als Simple Minds en Chris Rea, terwijl CafÊ Costume de maatpakken maakt voor nationale rockers als Triggerfinger en Soulwax. Wij mochten een kijkje gaan nemen in hun ateliers. Uiteraard zijn onze interviewees erg bedrijvig online: onderaan de artikels vindt u een link terug naar hun homepage. Wie nog meer backstageverhalen wil rapen, kan ook terecht op onze website, www.backstagemag.be. Ook leuk: dankzij onze onbaatzuchtigheid hoeft u nergens voorbij reclame te bladeren, die staat er namelijk niet in. In ruil vindt u op de laatste bladzijde een coupon, waarmee u een abonnement kunt nemen op Backstage Magazine. Dit is echter een symbolisch gebaar, aangezien dit niet alleen de eerste maar ook de laatste editie is. Reden te meer om extra te genieten van onze backstage artikelen. Veel plezier! De redactie

Colofon REALISATIE Wouter Adriaensen Gerlinde Jonckheere Studenten Journalistiek Lessius Mechelen FOTO COVER: Gilson Heitinga Wouter Adriaensen

Contact www.backstagemag.be

#

@backstagemag_be BackstageMagPage


3

Inhoud 4

“De hoogste vorm van houtbewerking”

8

Scala’s onzichtbare professionalisme

12

Instrumentenbouwer Hilko Nackaerts

De nieuwe show van Vlaanderens bekendste koor

“Weggevreten door het zweet”

Bruno Van Gils van Café Costume verzorgt podiumoutfits

16

“Je moet jezelf verkopen”

20

“Geen geitenwollensokkengedoe”

24

“Van kruipkelder naar kruipkelder”

36

“Geesten uit de oorlog”

40

Headbangers in bedwang houden

44

Katalysator voor talent

48

“Driven by passion”

(Over)leven als muzikant

Catering Just Like Your Mom

Achter de schermen van dunk!festival

De Hansa Tonstudios in Berlijn

Rui Pinto is drumtechnieker bij Channel Zero

Mike Naert over verleden, heden en toekomst van Het Depot

MotorMusic als muzikaal ambachtshuis


4

Instrumentenbouwer Hilko Nackaerts over gitaren, muziek en overregulering

“Rock-‘n-roll is naar de kloten”

Hilko Nackaerts is een gepassioneerde gitarenbouwer en heeft ondertussen al wat naam verworven. James Brown, Chris Rea, Charlie Burchill en zo veel anderen hebben al kennis mogen maken met één van zijn gitaren.


5

We spreken met Hilko af in zijn thuisbasis Vertrijk, waar hij woont in een oude school met als heilige plaats zijn atelier. Dat mag je letterlijk nemen. De oude kapel van de school doet nu dienst als plaats waar al zijn handgemaakte meesterwerkjes verrijzen. De plaats waar hij het hout “voelt, schaaft en vormt”. We praten met hem over zijn passie voor hout, gitaren en muziek.

“Als je geen naam maakt, verkoop je niets” Hilko zit er relaxed bij met een sigaretje en, om het rock‘n-rollgehalte wat af te zwakken, een kopje koffie. “Mijn overgrootvader maakte meubels en mijn vader doet dat nog steeds”, vertelt Hilko. “Van jongs af aan ben ik al bezig met het prullen aan gitaren. Ik haalde ze uit elkaar en probeerde ze dan weer in elkaar te steken, wat niet altijd lukte (lacht).” Die passie voor gitaren blijft hij trouw. “Je moet ergens beginnen. Elk instrument heeft zijn geheimen en moeilijkheden. Ik maak enkel snaarinstrumenten. Als je je focust op één ding, dan krijg je een beter resultaat.”

Minuscule klankkamers Hilko werkt op de traditionele manier met een eigen schwung. Hij doet alles zelf, van ontwerp tot realisatie. In het maken van een gitaar kruipen dan ook ettelijke weken werk. “Gitaren maken is de hoogste vorm van fine wood working: het komt allemaal aan op tienden tot honderden van een millimeter”, zegt Hilko. “Als je hier binnenwandelt en een bestelling plaatst, dan moet je twee tot drie maanden wachten alvorens je je gitaar hebt. Ik wacht eerst tot de klant het voorschot van vijftig procent betaalt voor ik begin te werken. Het constructieproces neemt ongeveer twee weken in beslag. Dat loopt gauw op omdat je steeds 24 uur moet wachten als je stukken aan elkaar lijmt. Vooral het finishingproces is een werk van lange adem: schuren, poriën vullen, basecoat aanbrengen, lakken, vernissen en de snaren erop zetten. Uiteindelijk wordt de gitaar gefinetuned: volledig op maat van de muzikant afgewerkt.” Hilko vervaardigt zijn gitaren enkel uit kwaliteitsvol hout dat hij bij houthandels of oude stocks van bouwbedrijven haalt. “Ik werk enkel met hout dat minsten vijftien jaar luchtge-

droogd is. Het voordeel hiervan is dat je de houtcellen niet doet barsten, wat wel gebeurt als je hout in een oven droogt. Al die cellen zijn minuscule klankkamers en bepalen dus het geluid van de gitaar.”

Eigen karakter Hilko maakt gitaren op bestelling, mits wachtlijst, maar wil wat vaker series uitbrengen. “Ik neem vijf tot zeven stukken hout en bouw daar dan evenveel gitaren uit. Het zullen limited editions worden waar telkens een artiest het uithangbord van zal zijn.” Niet enkel de beperkte oplage van de gitaren maakt ze zo uniek, ook het hout is hierin een cruciale factor. “Ook al zien de gitaren die uit hetzelfde hout komen er identiek uit, toch zijn ze dat niet helemaal”, vertelt Hilko. “Ze klinken min of meer hetzelfde, maar net zoals mensen hebben gitaren een eigen karakter.”


6

Velen denken dat Hilko enkel elektrische gitaren vervaardigt, maar niets is minder waar. “Ik ben nu bezig aan een akoestisch gitaarproject”, legt hij uit. “Elk van die gitaren ga ik, net zoals de limited editions, verbinden aan een bekende artiest. Voorlopig is dat één buitenlandse en één binnenlandse. Ik ga van het bouwproces telkens foto’s maken en deze in een soort van vernissagestijl tentoonstellen. Zo krijgt het publiek een beeld van waar ik mee bezig ben.”

3D tekenen met een kater De muzikanten die een op maat gemaakte Hilko gitaar hebben, worden steeds talrijker. “Je mag nog de beste gitaarbouwer zijn, als je geen naam maakt, verkoop je niets”, zegt Hilko. “Ik heb jaren als roadie en gitaartechnieker voor onder andere Night of The Proms gewerkt. Zo kom je grote namen tegen als James Brown, Chris Rea, Simple Minds en op die manier krijg je via via naambekendheid.” “Mensen denken wel eens dat ik rijk moet zijn als ze de prijzen van mijn gitaren zien”, vertelt Hilko. “Toch is dit niet zo. Ik heb er vijftien jaar over gedaan om break even te draaien. Ook wordt er wel eens vergeten dat er soms voor duizend euro materiaal in een gitaar zit. Als ik mijn werkuren er nog bij zou moeten tellen, dan zouden mensen me voor zot verklaren.” Dag in dag uit bezig zijn met gitaren moet toch vervelend zijn, denk je dan. Maar neen, Hilko is onvermoeibaar, zelfs na een werkdag van zestien uur. “Ik heb bijna nooit geen zin om aan een gitaar te werken. Als ik een gigantische kater heb, moet ik mezelf tegenhouden om verder te werken, anders maak ik fouten. Ik werk dan meestal aan 3D-tekeningen, omdat het daar niet zo erg is als je een foutje maakt.” “Ik leg mezelf geen limiet op voor het aantal gitaren dat ik maak per jaar”, gaat hij verder. “Dat gaat bijna niet, omdat je niet weet hoelang je aan een instrument zal werken. Ik wil het productieproces wel wat opdrijven zonder aan kwaliteit te verliezen. Ik heb niet de bedoeling om zo veel mogelijk gitaren te maken, maar nu ik gestopt ben met toeren kan ik ongeveer twintig tot vijfentwintig stuks maken.”

artiesten niet meer onderuit kunnen. Ze kunnen hun eigen ding niet doen. In de muziekwereld is alles overgereguleerd. Ik associeer muziek met mezelf amuseren, het publiek dat zich amuseert. Groepen en festivals ontstaan omdat muziek plezant is. Maar er zijn haaien in dat verhaal geslopen.”

“Muziek is als seks, je wil je ding doen zoals je gewoon bent”

“Een van de voornaamste redenen dat ik gestopt ben met toeren zijn de dB-normen, voorgesteld door minister van Cultuur Joke Schauvliege”, vertelt Hilko. “Muziek maken is een vorm van actie-reactie tussen de muzikant en zijn instrument. Ik ken zoveel artiesten die jaren voor een muur van versterkers hebben gestaan en toch geen gehoorschade hebben. Volgens mij zouden ze beter oordoppen promoten in plaats van mensen over dingen te laten beslissen waar ze geen verstand van hebben. Muziek is een uiting van gevoelens, een kunstvorm, en die moet vrij blijven.” Omdat de dB-normen niet Hilko’s beste vriend zijn, plant hij enkele initiatieven om zijn standpunt duidelijk te maken. Hilko: “Als die wet erdoor komt, wil ik met een aantal artiesten gratis privé-concerten geven waar de dB-norm wel wordt overschreden en het publiek nog eens kan genieten van goede rock and roll. De inkom en drank zijn gratis. Op die manier willen we alle hypocrisie vergeten. Je haalt er voldoening uit om je ding te doen zoals je het gewoon bent, dat is zoals seks. Als je muziek maakt, wil je het geluid door je versterkers jagen.”

Tekst: Gerlinde Jonckheere Foto’s: Wouter Adriaensen

“McDonaldsization” Dat toeren deed Hilko jarenlang uit passie voor de muziek. Nu toert hij nog zelden. “Ik heb de laatste tien jaar gemerkt dat rock-‘n-roll naar de kloten is”, verduidelijkt hij. “Ik zie het als de McDonaldsization van de muziekindustrie. Kijk naar al die talentenjachten op de televisie. Nog voor het einde van de wedstrijd zijn er al contracten afgesloten waar die

www.hilkoguitars.com



8

In de coulissen van de nieuwe show van Vlaanderens bekendste koor

Scala’s onzichtbaar professionalisme

“In april en mei 2012 zal het Vlaamse meisjeskoor Scala gloednieuwe en verrassende concerten brengen. Na een lange reeks optredens in (onder meer) de Verenigde Staten, Duitsland, Engeland en Spanje heeft Scala niet alleen een heleboel nieuwe nummers klaar. Ook de ‘look’ van Scala zal anders zijn. Zo wordt de nieuwe show onder meer uitgewerkt op vlak van bewegingsexpressie en ook licht, video en decor worden in een fascinerend, nieuw kleedje gestoken.”


9

Dit persbericht verscheen op maandag 26 maart op de website van Scala. Een kleine maand later werd daar ook verklapt wie verantwoordelijk zou zijn voor dat “nieuwe kleedje”: de Belgische modeontwerper Tim Van Steenbergen. “Ik hoorde Scala in de Arenbergschouwburg en voelde iets mysterieus. Ik zag een beeld met elfen, iets vrouwelijk, toegankelijk, eenvoudig en modern, maar dat alles met een ‘touch of rock-‘n-roll’. Ik speel daarbij met zwart en prints, donker en licht, basis en extra’s.”

ook Scala komen mixen”, lacht Dries. “Ik luister elke stem afzonderlijk en mix ze daarna pas samen. Daarbij gebruik ik onder andere compressie, een doubler en een heel schone galm.” Na een paar keer Solsbury Hill wordt ook Black Horse & The Cherry Tree van KT Tunstall gezongen, tot het geluid in de zaal helemaal goed zit. Dries: “Het probleem is dat een soundcheck nooit hetzelfde is als een concert. Zo kan het zijn dat er ’s avonds iemand luider of zachter zingt. Dan is het mijn taak om te zoeken wie dat is. Helaas kan je dat niet zien, alleen horen, en dus moet ik ze een voor een afgaan. Met 24 zangeressen ben je dan een tijdje bezig.”

Onze nieuwsgierigheid was gewekt en dus vroegen wij aan Stijn en Steven Kolacny of we een van hun “gloednieuwe en verrassende concerten” mochten volgen. Geen probleem, klonk het, kom maar langs in Heist-op-den-Berg. En zo spendeerde Backstage een zonovergoten zaterdag in Cultuurcentrum Zwaneberg, op zoek naar een antwoord op de vraag: wat gebeurt er backstage bij een muziekproductie?

“Met 24 zangeressen ben je een tijdje bezig”

Eén stem

Geluidstechnieker Dries D’Hondt

We vallen de grote maar gezellige concertzaal binnen tijdens de staging. Lokke Dieltiens, de vriendin van Stijn en zelf zangeres bij Scala, wijst de meisjes waar ze straks plaats moeten nemen tijdens de verschillende nummers. Het koor heeft ondertussen meer dan tweehonderd meisjes op de ledenlijst staan. Op die manier is een grotere flexibiliteit gegarandeerd op het vlak van optredens. Het betekent aan de andere kant ook dat elke avond een ‘andere’ groep op het podium staat. Bovendien is Scala al lang geen klassiek statisch koor meer. De zangeressen hebben choreografieën aangeleerd gekregen en bewegen opvallend veel tijdens concerten. Omdat elk podium anders is, moeten ze goed weten waar ze wanneer moeten staan. Twee uur lang worden de choreo’s en plaatsingen herhaald. “Daar gaan we binnenkort één uur van maken”, vertrouwt Stijn, die het koor dirigeert, ons later toe. Na een pauze van vijf minuten verschijnen de meisjes terug op het podium met hun headsets aan. Elke zangeres heeft een eigen draadloos microfoontje. Tijdens de soundcheck wordt steeds hetzelfde nummer gezongen: Solsbury Hill van Peter Gabriel. Op de achtergrond loopt een instrumentale versie mee, de meisjes zingen uit volle borst maar nog niet volledig gefocust. Ondertussen is Dries D’Hondt in actie geschoten. Hij verzorgt het zaalgeluid voor Scala. De Kolacny broers hebben een duidelijke visie wat het koor zelf betreft: het moet klinken als één stem, er mag niemand uitspringen. “Hoe ik dat klaar speel? Dat ga ik niet vertellen, anders kun jij morgen

“Oren gebruiken” Na de twee stevige nummers gebruikt Stijn de rest van de soundcheck om enkele moeilijke passages (zowel qua zang als qua geluid) door te nemen. Hij zet zich achter de piano, noemt de titel van een nummer en telt af. Iedereen valt steeds perfect in. Opvallend is dat Stijn niemand individueel aanspreekt, hij wijst enkel op dingen waar de hele groep op moet letten. “Zo mag het vanavond ook, jullie moeten je gewoon goed op mekaar afstemmen en jullie oren gebruiken.” Tussendoor worden nog enkele technische obstakels uit de weg geruimd. Zo verspreidt een deel van de meisjes zich


10

tijdens Evigheden, een klassieke compositie van de Deense componist Michael Bojesen, in de zaal. Dries: “Ze gaan dan voor de speakers staan dus is de kans op feedback een stuk groter. Die ga ik er nu uit filteren.” En iedereen mag ook eens “nothing” zeggen. Zo hoort Dries of er geen ‘plofs’ in de Engelse “th” zitten. “Probeer er straks alsjeblieft voor te zorgen dat je microfoontje even ver van je mond hangt als nu”, vraagt hij aan de zangeressen. Wat klank betreft, heeft Scala duidelijk oog voor het kleinste detail.

Barcelona - Westerlo Ondertussen zijn ook Steven Kolacny en Stephan Noens op het podium verschenen. Zij checken respectievelijk hun digitale vleugelpiano en drumstel. Vooral Stephans vintage zilveren Ludwig drumkit valt op. Die is namelijk volledig gedigitaliseerd. Een akoestisch drumstel zou veel lawaai maken en zo niet alleen de zangeressen storen maar ook het geluid op het podium ontregelen. “Een akoestisch drumstel is natuurlijk wijzer maar nu kan ik tenminste doormeppen zonder de rest te hinderen”, legt Stephan uit. “Het belangrijkste is dat het goed overkomt.” Dries gaat verder: “Drum is ook niet de hoofdzaak bij Scala. Toen ik de eerste keer aanwezig was bij een repetitie, werd er nog een akoestisch drumstel gebruikt. Ondertussen achten we het voldoende bewezen dat dat voor niemand aangenaam is (lacht).”

“De lat ligt hoog maar de meisjes die op het podium staan, bewijzen dat het niet onmogelijk is” Steven Kolacny

Tijdens het soundchecken van koor, piano en drum deelt Stijn partituren uit. De bedoeling is dat er een opname wordt gemaakt van een nieuw nummer. Stijn: “Die demo zetten we nadien online op onze site. Zo kunnen de volgende groepen er ook al vertrouwd mee geraken. We hebben gemerkt dat de meeste zangeressen - en met uitbreiding volgens mij de meeste mensen - een beter auditief dan visueel geheugen hebben. Nu kunnen ze het nummer meezingen terwijl ze er naar luisteren op hun mp3-speler of in de auto.” Het nummer, een compositie van Steven, wordt zonder problemen opgenomen, hoewel het voor iedereen de eerste keer is dat ze het horen. Het mag duidelijk zijn dat de lat hoog

ligt voor Scala-zangeressen. Dat beseft ook Steven: “Voor sommigen is het niet gemakkelijk maar de meisjes die op het podium staan, bewijzen dat het niet onmogelijk is. Voor ons is het een plezier om met zulke fantastische zangeressen te mogen samenwerken. Je kan het vergelijken met een voetbaltrainer, die zal ook liever Barcelona dan Westerlo coachen. Met alle respect voor Westerlo uiteraard (lacht).” Na het einde van de soundcheck kan iedereen gaan eten. Opnieuw duikt hier het professionalisme van Scala op. Waar de meeste bands tevreden zijn met wat de organisator aanbiedt (of met een hamburger van de frituur om de hoek), heeft Scala zelf zijn catering meegenomen. Dat blijkt eerder noodzaak dan luxe, zo legt Katrien Verstreken, de Scala-zangeres die verantwoordelijk is voor de catering, uit: “Er zitten vegetariërs bij Scala, mensen met allergieën voor tomaten of champignons… Bovendien gebruiken de meeste cateraars veel mayonaise in hun bereidingen. Vlak voor een optreden wil je als zangeres toch liever iets lichter eten. Dus geven wij de keuze aan de organisatoren en blijkbaar betalen zij ons liever wat meer dan dat ze zelf catering moeten zoeken.”

Tim Van Steenbergen Terwijl de mensen ’s avonds een show te zien krijgen van twee uur, steken de groep en de techniekers ongeveer twaalf uur werk in diezelfde show. Een strakke timing is dan ook onontbeerlijk. Als volgende punt op de agenda staat de kostumering. De zangeressen krijgen een half uur de tijd om in groepjes van acht hun cape aan te doen, nadat ze zelf hun basiskostuum hebben aangetrokken. Dat bestaat uit een zwarte broek of rok plus top met kleuraccenten. “Tim Van Steenbergen baseerde zich voor de prints op de videoclips van Scala. Hij liet de stoffen speciaal bedrukken voor deze kostuums. Het zijn dus stuk voor stuk unieke exemplaren”, legt costumier Christophe Coenegrachts uit.


11

Hij is de Jani Kazaltzis van Scala en zorgt er voor dat alle meisjes piekfijn op de bühne verschijnen. “Ik doe samen met Lokke de capes een voor een aan. Voor ze opgaan controleer ik ook nog of alles er goed uitziet en comfortabel zit.” De kostuums zijn niet alleen logistiek maar ook financieel een investering, zo vertelt Steven: “Ze kosten handenvol geld, achthonderd euro per zangeres. Er staat hier dus een klein kapitaal backstage - of, heel concreet, een lening bij de bank (lacht). Maar als ik ze dan op het podium zie, ben ik toch trots dat zo’n zot idee kan uitgroeien tot zoiets moois.” Ook Stijn, Steven en Stephan spelen in een op maat gemaakt pak van Van Steenbergen. “Ik moet dat na elk optreden teruggeven”, zegt Stephan. “Spijtig eigenlijk, ik zou er wel eens mee willen euh… uitpakken op een feestje (lacht).”

“Met die kostuums staat hier een klein kapitaal backstage” Steven Kolacny

Scala schrikt er niet voor terug om te investeren in de toekomst. Zo hebben ze voor hun shows niet alleen hun eigen muziekinstrumenten, licht- en geluidsinstallatie en catering bij, zelfs het transport van en naar de concerten gebeurt met een eigen bus. “Ik heb zelf uitgetekend waar de slaapbunks, zetels en tafels moesten komen”, vertelt chauffeur Gerry Vranken terwijl hij ons met zichtbare trots rondleidt in ‘zijn’ Silverwings tourbus. Met 20 slaap- en 36 zitplaatsen is het een van de grootste nightliners in Europa. Wanneer Scala naar Duitsland trekt, wordt de Silverwings vergezeld door een extra tourbus en een vrachtwagen voor het materiaal.

spontaan en grappig en - de enige factor waar Scala geen rechtstreekse invloed op heeft - de mensen doen enthousiast mee. Steven is zichtbaar opgetogen na afloop: “Het was zo’n plezant publiek, dan is het echt fijn om te mogen spelen.” Een half uur na de laatste noot zitten de zangeressen alweer op de Silverwings, klaar om gedropt te worden in Antwerpen of Leuven. Binnen drie dagen moeten ze weer fris op het podium staan, in Roeselare, voor ze doorreizen naar Ierland, Duitsland en Amerika. En dan moet de zomer nog beginnen…

Wouter Adriaensen

Showtime En dan is iedereen, precies op tijd, klaar voor het optreden. Steven: “Vanavond is echt een thuismatch, we spelen namelijk niet meer in Aarschot. Het is leuk en plezierig om de halve wereld rond te touren maar hier zitten veel vrienden en kennissen in de zaal. Een mens blijft daar toch wel gevoelig voor.” Het wekt allicht geen verbazing dat met een dergelijke professionele omkadering en zorgvuldige voorbereiding, het optreden van een leien dakje loopt. De beelden lopen perfect synchroon met de muziek, de stemmen, loops, piano en drum klinken helder en duidelijk, de bindteksten zijn

www.scalachoir.com


12

Bruno Van Gils van Café Costume verzorgt podiumoutfits

“De voering was weggevreten door het zweet”

Een artiest is ijdel, dat weten we allemaal. Niemand kruipt zomaar een podium op als hij niet van de aandacht geniet. Een outfit is een cruciale factor in het merk dat een artiest is. Café Costume helpt muzikanten bij het vormen van hun imago door hen strak in het pak te steken.


13

Bruno Van Gils runt samen met zijn twee nichten Saskia en Angelique Café Costume dat op maat gemaakte pakken vervaardigt. Het bedrijf telt in totaal drie filialen, in Antwerpen, Gent en Brussel. Grootvader Van Gils richtte jaren geleden het gelijknamige mannenlabel op dat een sterke reputatie opbouwde in de modewereld. Het label is nog steeds actief, maar niet meer in familiehanden, in tegenstelling tot Café Costume. “Een familiebedrijf heeft een vrij complexe structuur, omdat je nog meer rekening moet houden met bepaalde dingen”, zegt Bruno. “Bepaalde waarden zoals respect en loyaliteit zijn bij ons zeer belangrijk.”

stage crew”, vertelt Bruno. “Je kan meegenieten van het feest omdat er een deel van jou op het podium staat.”

Op café

De samenwerking met artiesten komt vooral tot stand door te netwerken. “De kracht van netwerken is soms groter dan de realisatie”, zegt Bruno. “Het gaat niet altijd om wat je doet maar om wie je kent. Je moet mensen kennen en ze leren kennen. Een café is de uitgelezen plaats om contacten te leggen. Heel de artistieke wereld komt er samen. Denk maar aan de Parijse club opgericht door David Lynch (Amerikaans regisseur en producer, nvda). Daar geraak je alleen binnen als je deel uitmaakt van de creatieve sector.”

De naam Café Costume, wat een alliteratie al niet kan doen, werd bedacht door Bruno zelf. “Café staat voor creativiteit, laagdrempeligheid en service, Costume voor authenticiteit, kwaliteit en luxe”, vertelt Bruno. “Als ik het bedrijf in één zin moet samenvatten dan denk ik dat ‘een designerlabel dat aan betaalbare customization doet’, een goede beschrijving is.” Tussen de tijd dat je je kostuum bestelt en het effectief kan dragen, zitten ongeveer zes weken. “Klanten krijgen een kop koffie en een menu als ze binnen komen”, zegt Bruno. “Ze krijgen verschillende gangen voorgeschoteld en hieruit kunnen ze hun kostuum samenstellen. Het menu bestaat uit een voorgerecht, hoofdgerecht en dessert. Het voorgerecht is de snit, het hoofdgerecht de opmeting en het dessert zijn details zoals voering en knopen. De stof bepaalt de prijs van het kostuum. Vanaf 450 tot 750 euro heb je een kostuum in een stof uit onze collectie.” “Het maken van een kostuum duurt twee weken. Ze worden in een productiehuis vervaardigd omdat we er anders niet zo veel zouden kunnen maken. Hierdoor komen er nog enkele weken bij bij het totale productieproces. Het duurt ongeveer vier tot zes weken voor je het kostuum in handen hebt.” Met het oprichten van Café Costume beantwoordden Bruno, Saskia en Angelique aan de groeiende drang naar individualisering. “Maatwerk was vroeger altijd normaal tot confectie het heeft verdrongen. Klanten die bij ons komen, weten wat ze willen. Ze willen iets voor zichzelf dat op hun maat gesneden is.”

Namedropping Ook artiesten voelen blijkbaar die drang. Café Costume kleedde onder andere Triggerfinger, A Brand, Soulwax en Gabriel Rios. “Het is fijn om deel uit te maken van de back-

De muziek- en modewereld komen wel vaker samen, denk maar aan de samenwerking tussen de Belgische hoedenmaker Christophe Coppens en zangeres Róisín Murphy. “De showbizzwereld in het algemeen is een prachtig platform waar wij van de modesector ons kunnen uitleven. Dit is natuurlijk eerder een raakpunt en geen vergelijking. Je kan fashion, music, design en architectuur wel met elkaar vergelijken. Ze vormen allemaal één bubbel van creativiteit.”

“De showbizzwereld is een prachtig platform waar wij ons kunnen uitleven”

Soulwax kwam eerder toevallig bij Bruno terecht. “Ik ben goed bevriend met een fotograaf die hen ooit moest fotograferen. Hij vroeg of we geen kostuums konden leveren”, vertelt Bruno. “Bij Triggerfinger was het management de tussenpersoon maar ook met persoonlijke stylistes hebben we vaak contact. Je zit met elkaar aan tafel en denkt na over wat je voor elkaar kan betekenen. Je gaat een partnership aan en ondersteunt elkaar. Het is belangrijk dat beide partijen in elkaar geloven en elkaar verkondigen. Je doet aan namedropping. Het blijft om business draaien natuurlijk.”

Deal Café Costume werkt met drie soorten mensen, zegt Bruno. “Er zijn klanten, partners en ambassadeurs. Een klant is bijvoorbeeld een Milow die hier binnenwandelt en vraagt of wij voor hem een kostuum kunnen maken. Stijn Van de Voorde en Otto-Jan Ham waren dan weer partners van ons. Dit betekent dat je een deal sluit met elkaar. Zij vroegen aan ons of


14

we de kostuums voor hun theatertour konden verzorgen. Ze hebben hun outfits toen aan een gunstigere prijs gekregen in ruil voor onze naam op de affiches van de tour. Ambassadeurs zijn mensen waar je echt in gelooft. Ze hebben een kostuum nodig en wij willen onze naam aan hen plakken. Dat zijn bijvoorbeeld Triggerfinger, Soulwax en Bent Van Looy. Het is belangrijk dat de ambassadeur voor je merk staat, ook naar buiten toe. Je werkt samen op projectbasis.”

het altijd even vlot gaat. “Sommige artiesten zijn moeilijker dan anderen. Bij A Brand moesten we heel lang zoeken naar raakpunten”, vertelt Bruno. “Bij Lady Linn hebben we twee maanden moeten zoeken naar de juiste stof voor de kostuums van haar Magnificent Seven. Baloji weet nooit echt wat hij wil, tot hij het ziet. Langs de andere kant zijn er ook artiesten zoals Soulwax die dan weer perfect wisten wat ze wilden. De meesten vertrouwen wel op onze expertise.”

De samenwerking met bekende personen levert uiteraard ook iets op voor Café Costume. “Wij verkopen nu meer dan vroeger”, zegt Bruno. “Het draait allemaal rond marketing. Als mensen een artiest op een podium zien staan, gaan ze ervan uit dat hij smaak heeft en dat wat hij draagt wel van goede kwaliteit moet zijn.”

Een kostuum, een podium, spots en zweet: niet meteen de ideale combinatie, blijkt wel eens. “Het hangt van de persoon af hoe lang een kostuum meegaat”, zegt Bruno. “De eerste pakken die wij voor Soulwax hebben gemaakt, hebben geen voering meer in de zone rond de oksels. Weggevreten door het zuur in het zweet. Er hangen ook vaak smerige dingen op die pakken. Toch zou ik ze willen inkaderen. Als ik naar zo’n kostuum kijk, dan zie ik honderden mensen die plezier maken met hun handen omhoog. Er steekt veel werk in zo’n pak maar ik vind het helemaal niet erg om te zien dat het verslijt. Ik vind het spijtiger dat je een kostuum koopt en het maar één keer draagt.”

“Het draait allemaal rond marketing” Statement De look van een artiest bepaalt mee zijn imago. “Artiesten hebben altijd al over hun outfit nagedacht”, zegt Bruno. “Ook de trash look kwam niet zomaar tot stand, er zat een idee achter. Ik denk niet dat er artiesten zijn die er niet over nadenken. Als dit wel zo is, dan vind ik ze niet geloofwaardig. De muzikanten waar wij kostuums voor maken, zijn er alleszins hard mee bezig. Het beeld moet kloppen. De outfit moet een soort van statement zijn om te tonen wat ze creëren.”

Gerlinde Jonckheere

“Het is belangrijk dat het imago van het bedrijf en de artiest bij elkaar passen. We vragen ons dus telkens af of we ons aan zijn of haar imago willen toetsen. Je moet er selectief mee omgaan. Wij hebben nog nooit iemand gevraagd. Onlangs hebben we wel iemand zelf opgebeld. Michaël Roskam, de regisseur van Rundskop, was al klant bij ons. Toen we hoorden van de Oscarnominatie, hebben we hem voorgesteld om hem een smoking cadeau te doen die hij kon dragen op de rode loper.”

Inkaderen Artiesten kunnen al eens sterallures hebben. Een kostuum samenstellen, laat staan vlot samenwerken, kan dus niet altijd eenvoudig zijn. “Artiesten zijn zeer ijdel, voornamelijk de frontman. Dat wordt vaak gerelateerd aan pretentieus, maar dat is zeker niet altijd zo.” Toch wil dit niet zeggen dat

www.cafecostume.com


15

“Als ik naar zo’n kostuum kijk, dan zie ik honderden mensen die plezier maken met hun handen omhoog”


16

Amatorski en Steak Number Eight over (over)leven als muzikant

“Je moet jezelf verkopen� Brent Vanneste op dunk!festival

De cijfers liegen er niet om: de gemiddelde popmuzikant verdient 12000 euro per jaar, de helft van hen minder dan 6000 euro. Daarmee eindigen ze net boven een schoonmaker en onder een ober, een werknemer in een fastfoodketen en een glazenwasser. Backstage ging praten met enkele jonge Belgische muzikanten over de harde economische realiteit.


17

De laatste jaren verschijnen steeds meer jonge Belgische bands op het voorplan. Drummer Dries Van Dijck was amper veertien toen de Black Box Revelation zilver haalde in de Rock Rally, Steak Number Eight was de jongste winnaar ooit met een gemiddelde leeftijd van vijftien jaar. Ondertussen zijn ze de schoolbanken ontgroeid maar zijn ze gaan verder studeren of gaan ze resoluut voor de muziek? Brent Vanneste, frontman van Steak Number Eight, heeft besloten om alles op de muziek te zetten: “Ik ben gestopt met mijn studies aan de Jazz Studio in Antwerpen. Ik raad die richting echt niet aan aan muzikanten die het willen maken, ze haalt echt de ziel uit je muziek. Bovendien was ik tijdens de laatste examens op tour, dat heeft ook niet echt geholpen (lacht).” Inne Eysermans, zangeres bij Amatorski, studeert wel verder en koos een richting die wel meer muzikanten aantrekt: “Muziekproductie, aan het conservatorium in Gent. Bram Vanparys (The Bony King of Nowhere, nvda) heeft een half jaar bij mij in de klas gezeten maar het was niet echt zijn ding. Ik ben wel van plan om mijn studie af te maken en heb dan ook geen artiesten- maar studentenstatuut. ”

Artiestenstatuut Het artiestenstatuut, officieel het sociaal statuut van de kunstenaar, bestaat uit een aantal specifieke regels die het de kunstenaar gemakkelijker maken om een sociale zekerheid op te bouwen. Iedereen die een artistieke prestatie levert en/of artistieke werken produceert tegen betaling van een loon, krijgt het statuur van werknemer. Zo kan er toch gespaard worden voor pensioen, werkloosheidsuitkering… Brent: “Zo’n artiestenstatuut is de enige manier om rond te komen als muzikant in België, anders is het echt supermoeilijk. Als je echt zelfstandig wil zijn, moet je dubstep maken, janettenmuziek dus (lacht).” De meeste muzikanten voorzien dan ook in hun onderhoud door er ander werk bij te nemen (zie ook kaderstuk). Een van hen is Hilke Ros, bassist en manager van Amatorski: “Ik ben momenteel zelfstandige en werk aan Musedash, een dashboard voor muzikanten om hun online zaken efficiënter te beheren. Dat zit in een opstartfase, dus het geld stroomt zeker nog niet binnen. Als ik zou overschakelen op het artiestenstatuut, dan zou ik waarschijnlijk moeten stoppen met werken om op de dagen dat ik niets doe te kunnen stempelen.”

To DIY or not to DIY Amatorski is een goed voorbeeld van een band die zoveel mogelijk probeert zelf te doen. Zo zegt Hilke dat het geen toeval is dat hij ook manager is: “Nee, dat was een bewuste economische afweging. Op die manier moet er niemand extra betaald worden en kunnen we het geld dat we hiermee uitsparen weer investeren in de groep. Er kruipt wel enorm veel tijd in, voornamelijk in het mailen. Het is een halftijdse baan. Een boeker hebben we bijvoorbeeld wel aangenomen, omdat we niet alles zelf kunnen doen. Hij werkt een strategie uit en onderhandelt over de prijzen.”

“Als je echt zelfstandig wil zijn, moet je dubstep maken, janettenmuziek dus” Brent Vanneste

“Het publiek apprecieert het dat we zo dicht bij onszelf en bij onze muziek blijven maar ik vraag me soms af wat ze in de industrie van ons denken”, zegt Hilke. “Ik kan me voorstellen dat wij volgens sommigen ‘die die alles zelf willen doen’ zijn. Er wordt natuurlijk ook verwacht dat je aan business doet als muzikant.” Bij Steak Number Eight ligt dat anders. Zoals Brent uitlegt, hebben zij een kleine entourage rond de band verzameld. “Ik geloof niet zo sterk in ‘do it yourself’. Wij hebben veel mensen achter ons. Het is belangrijk dat je hen kunt vertrouwen, zonder hen zou het niet werken. Zo kunnen wij ons concentreren op de muziek. Onze techniekers nemen zelfs vakantie om mee op tournee te kunnen gaan.”

Platenverkoop Nu de platenverkoop het ene dramatische dieptepunt na het andere bereikt, lijkt het misschien alsof een cd nog slechts een souvenir voor concertgangers of een businesskaartje voor organisatoren is. Amatorksi kon dankzij een meevaller de investeringen relatief laag houden: “We hebben alles zelf betaald en hadden het geluk dat we de opnamelocatie gratis konden gebruiken”, zegt Hilke. “We waren verkozen tot artist in residence door muziekcentrum Track in Kortrijk. We hebben toen ongeveer een maand gebruik mogen maken van de studio. Het enige waar we nog voor moesten zorgen, waren de techniekers.”


18

De grootste investering voor de plaat, tbc getiteld, was het afmixen. “Daarvoor zijn we naar Londen getrokken. We hadden het plan om daar een week te blijven, maar dat werden er al snel drie. Uiteindelijk heeft het ons niet meer gekost dan de afgesproken prijs, omdat we per afgewerkt nummer moesten betalen. In totaal heeft de plaat zo’n vijf- à zesduizend euro gekost.” Net omdat ze de kosten zo laag hebben kunnen houden, heeft de groep wat kunnen verdienen aan de plaat. “We hebben die winst wel niet in eigen zak gestoken”, aldus Hilke. “Alles wat we overhielden, ging naar de spaarpot van de band. In de muzieksector investeer je het meest in jezelf omdat je jezelf letterlijk moet verkopen.”

bang hartje toe terwijl hun kroost België rondtoert en hun spaargeld in studio-opnames steekt? Verre van, aldus Brent: “Mijn ouders staan volledig achter mijn keuze om full time muzikant te zijn. Mijn vader zei dat het evenveel geld kost om het drie jaar te proberen als muzikant als wanneer hij mijn studies had moeten betalen. Nu, ik wil ook niet overdrijven en de rest van mijn leven op kosten van mijn ouders blijven leven natuurlijk.” Inne lacht: “Mij durven ze ze wel eens vragen om meer popmuziek te maken.”

Opnieuw een ander verhaal uit het kamp van Steak Number Eight. De mengelmoes van postrock en sludgemetal die zij spelen, betekent waarschijnlijk dat zij nooit een hit gaan scoren. Dat verkleint de kans op grote verkoopscijfers al danig. Brent: “De inkomsten van platenverkoop stellen echt niets meer voor. Muzikanten zijn verplicht er dingen bij te doen, zijprojecten aan te nemen.”

“De grootste bron van inkomsten blijft onze optredens” Hilke Ros

“Meer popmuziek alsjeblieft” Naast platenverkoop, optredens en zijprojecten zijn er nog andere manieren om met muziek geld te verdienen. Zo wordt er weer meer aandacht besteed aan merchandising, brengen veel bands hun muziek zowel digitaal, op cd als op vinyl uit en is het geen schande meer om muziek te verkopen aan een merk. Zo was Come Home, een single van Amatorski, te horen in een reclamespot voor een bekend Belgisch mineraalwater. Inne: “We hebben weinig negatieve reacties gekregen op het reclamefilmpje maar bekendheid hebben we er ook niet echt mee gewonnen.” Hilke is het daar mee eens: “Het Nederlandse publiek associeert Amatorski zelfs meer met onze single Soldier dan met Come Home. Uiteindelijk blijft de grootste bron van inkomsten onze optredens.” Optredens en platenverkoop zorgen voor een wisselvallige inkomen. Kijken de ouders van onze jonge beloftes met een

Hilke Ros en Inne Eysermans (Amatorski)

Rondkomen als jonge muzikant in België blijft erg lastig. Hilke: “Zeker als band is het niet gemakkelijk, omdat je de opbrengsten onder meer personen moet verdelen. De mensen rond de band kunnen er wel van leven. Zij vullen hun agenda aan met andere jobs en worden per prestatie betaald. Als solo-artiest is het volgens mij ook eenvoudiger. Als Inne solo de dingen zou aanpakken zoals wij het nu als groep doen, dan zou ze er ongeveer van kunnen leven.” Brent: “Je moet het echt wel graag doen om het vol te houden. Gelukkig heb ik niet zoveel geld nodig, als muzikant moet je content zijn met weinig.” “Ik ben nog helemaal niet bezig met het idee een lening aan te gaan om een huis te kopen. Dat is nog ver van mijn bed”, zegt Inne. Hilke: “Als je kiest voor het leven als muzikant, dan kan je niet uit gaan van zekerheden zoals een huis kopen.” Inne: “Eigenlijk moet je gewoon met iemand rijk trouwen (lacht).”

Wouter Adriaensen & Gerlinde Jonckheere


19

Pop, wat levert het op? Het meest recente onderzoek in de Benelux naar het inkomen van muzikanten dateert uit 2009. Onderzoekers voerden een enquĂŞte uit bij ruim vijfhonderd Nederlanders die minstens twaalf uur per week actief zijn in de muziek. De opvallende conclusies werden gepubliceerd met als titel Pop, wat levert het op?. Zo blijkt dat het netto jaarinkomen van de modale popmusicus rond de 12 000 euro ligt. Dat is iets meer dan een schoonmaker en minder dan een ober, een werknemer in een fastfoodkesten en een glazenwasser. Met een dergelijk laag inkomen is het logisch dat muzikanten niet alleen kunnen rondkomen en aangewezen zijn op een uitkering of inkomsten uit ander werk of van zijn/haar partner.

Het gemiddelde jaarinkomen van een popmuzikant wordt omhoog getrokken door een betrekkelijk kleine groep die relatief veel verdient. Splitsen we de inkomsten op, dan zien we dat ruim de helft niet meer dan 6 000 euro per jaar verdient. Een op vijf verdient tussen de 6 000 en 12 000 euro per jaar.

uitkering of studiebeurs 6% Bijna zestig procent van het inkomen van de bevraagde muzikanten bestaat uit inkomsten uit muziek, gevolgd door 33 procent inkomsten uit ander werk. Die zestig procent muziekinkomsten worden nog verder verdeeld in optredens (ruim de helft), rechten en royalties (bijna een vijfde) en lesgeven (een tiende).

overige inkomsten 2%

inkomsten uit ander werk 33%

optredens 33%

rechten en royalties 10%

overige inkomsten uit muziek 9% lesgeven 7%


20

Catering, toursupport en events Just Like Your Mom ze zou organiseren

“Het hoeft niet allemaal geitenwollensokkengedoe te zijn�

Bier, sfeer en muziek. Drie cruciale factoren om een festival te doen slagen. Aan goed eten werd nooit echt veel aandacht besteed. Just Like Your Mom wil daar verandering in brengen. Het bedrijf verzorgt de catering voor festivals en daarnaast ook nog eens toursupport en events. Backstage sprak met de oprichter van het multifunctionele bedrijf, Etjen Van Der Vliet.


21

We spreken met Etjen af bij hem thuis in Gent. In de tuin staat een kleine vrachtwagen met een gigantisch rood logo van ‘Just Like Your Mom’. “Dit moet ongeveer de meest gefotografeerde wagen op de autosnelweg zijn”, vertelt Etjen. “Ik begrijp niet wat mensen zo speciaal vinden aan de naam.” Die naam was een hersenspinsel van Etjen waar hij welgeteld drie seconden over moest nadenken. “Ik dacht dat het voldoende was om bij de Kamer van Koophandel aan te geven dat je een bedrijf had”, aldus Etjen. “Toen vroeg die mevrouw achter de balie opeens hoe het bedrijf heette. Ik heb dan maar iets gezegd.” Toch is Etjen nog steeds tevreden over de naam. “Ik vind het nog altijd de beste naam ooit. Hij blijft echt hangen.”

klagen, ofwel er zelf iets aan doen. Ik heb altijd voor een cateraar gewerkt en zo is het idee dus gekomen om er zelf mee te beginnen. Het is een kwestie van je er aan te zetten en het te doen.” Het bedrijf is ondertussen als veganistisch erkend door de European Vegetarian Union, het Belgische EVA vzw (Ethisch Vegetarisch Alternatief) en de NVV (Nederlandse Vereniging voor Veganisme).

Rondjes draaien

Just Like Your Mom verzorgde al catering voor De Gentse Feesten en Groezrock, nu komt er ook Rock Werchter bij. Maar niet enkel grote festivals komen bij het bedrijf aankloppen, ook bands zoals Michael Franti & Spearhead en Chrissie Hynde vinden vlot hun weg naar Etjens keuken. “We werken op verschillende niveaus: van grote tot kleine festivals en bands. Als je je werk goed doet, dan komen mensen vanzelf bij jou terecht. Je moet er in geloven en het leuk vinden.”

Etjen leidt een éénmansbedrijf. “Ik regel alles zelf”, zegt hij. “Voor de toursupport doe ik wel beroep op ongeveer veertig tot vijftig medewerkers. Het is belangrijk dat de juiste mensen bij de juiste bands terecht komen, zodat het een goed lopende machine is. Het is hard werken maar dat is altijd als je iets goed wil doen.”

“Als je je werk goed doet, dan komen mensen vanzelf bij jou terecht”

Just Like Your Mom verenigt drie structuren onder één naam: catering, toursupport en events. “Met de toursupport is het zeven jaar geleden allemaal begonnen”, vertelt Etjen. “Ik had een busje en leende het veel aan bevriende muzikanten uit. Toen vroeg ik me af waarom ik dit niet in een officiële vorm zou gieten.” Ondertussen deden bands als Rise Against en Das Pop al beroep op de toursupport van Just Like Your Mom. “De toursupport gaat heel breed: van verhuur van tourbusjes waarmee we rondjes draaien in Europa en de Verenigde Staten, tot het verhuren van de backline (de muziekversterkers, nvda) en het regelen van tourmanagers. Ook voor het opstellen van een roadbook - zodat die tourmanagers exact weten waar ze wanneer moeten zijn - kan je bij ons terecht. Momenteel rijden er vijfentwintig busjes van ons rond met bands. Uit de toursupport halen we de meeste winst.”

Etjen houdt zich vooral met events bezig als hij tijd over heeft. “Alles wat niet onder catering of toursupport valt, valt onder events”, vertelt Etjen. “Meestal organiseren we dingen die te maken hebben met muziek. Zo hebben we op Groezrock samen met Macbeth het gelijknamige podium helpen opstellen. Het is genoemd naar het schoenenmerk dat een van de leden van Blink-182, Tom DeLonge, heeft opgestart. Het is een klein podium waar leuke, lokale bands kunnen optreden, als reactie op festivals die enkel grote namen boeken.”

Bagger

Vegetarisch/veganistische erkenning

Dat gezond en lekker eten belangrijker wordt, ook op festivals, is een positieve evolutie volgens Etjen. “Veel eten op festivals is bagger. De organisatoren blijven steken in een oude manier van organiseren. Het beeld van de biertent en het ongezonde eten is nooit ver weg. Nu wordt er toch meer gekeken naar beleving en aankleding.”

De vegetarische en veganistische catering kwam er enkele jaren later bij. “Drie jaar geleden was ik met een band backstage op een festival”, zegt Etjen. “Het eten daar was goed, maar de bezoekers in de frontstage hadden helemaal geen keuze tussen lekkere dingen. Je kan daar dan ofwel over

“Wij willen een gezonde manier van leven promoten. Een bord vol groenten, een bord waar je blij van wordt. Het hoeft daarom niet allemaal geitenwollensokkengedoe te zijn. We willen mensen enkel bewust maken.”


22

“De festivalindustrie is enorm gegroeid. Er is een stijgende vraag naar gezond eten. Momenteel hebben we al veel samenwerkingen vastliggen voor 2013. Wat wij doen is eigenlijk niet heel bijzonder maar niemand anders doet het. Het is dus niet echt een kwestie van of er meer vraag is, er is vooral geen aanbod.”

Overweldigend Dat het eten van Just Like Your Mom geapprecieerd wordt, bleek ook uit de vele reacties na Groezrock. “Meestal zijn de commentaren superpositief”, vertelt Etjen. “Na Groezrock waren ze overweldigend. Veel festivalgangers stonden vaak twintig minuten in de rij voor eten, terwijl we met dertig mensen volop aan het werken waren.” Ondanks het succes is het niet eenvoudig om te overleven. “De kostprijzen zijn gigantisch”, zegt Etjen. “De meeste festivals halen hun grootste inkomsten uit drank en catering. Groezrock vraagt bijvoorbeeld vijfentwintig procent van onze inkomsten. Toch vind ik dat een eerlijk gegeven.”

Gerlinde Jonckheere

www.justlikeyourmom.com


23

“Veel eten op festivals is bagger: de biertent en het frietkraam zijn nooit ver weg�


Gilson Heitinga tijdens de souncheck

24


25

Achter de schermen van de achtste editie van dunk!festival

“Van kruipkelder naar kruipkelder�

Dunk!festival? Een post-rock en -metalmeeting in hartje Zottegem. Dunk!lite? Het voorbereidende werk. Wat allemaal begon als alternatief voor de in Vlaanderen zo gekende frieten-met-stoofvleesfestijnen om de clubkas te spijzen, groeide uit tot een internationaal gewaardeerd festival. Backstage volgde het festival drie dagen achter de schermen.


26

Café De Blauwe Wolk, dunk!lite, een voorbode van the real stuff: dunk!festival. Een gezellige maar harde post-rock bijeenkomst onder de vredige kerktoren van Grotenberge: qua contrast kan dit alvast tellen. Achteraan het café is een extra zaaltje waar iedereen ongeduldig staat te wachten tot de eerste band het podium bestijgt. Hitte, alcohol, sfeer en zelfs mannen met baarden - kortom de ingrediënten voor een geslaagde avond - zijn aanwezig. Zelfs de iets bravere versies die voor de spiegels in de toiletten hun haar goed leggen, tekenen present. Dit toont nog maar eens dat hardere genres niet enkel toebehoren aan ruigere individuen. Er heerst een gezellige drukte wanneer de eerste band begint te spelen. Loeiharde gitaarriffs, met hier en daar een eenzame kreun in de microfoon tussendoor, kenmerken de hele avond. Concept van dunk!lite? Medewerkers van dunk!festival die hun kunnen mogen tonen aan het aanwezige publiek, dat ongetwijfeld ook present tekent voor het echte festival. Dunk! organisatoren Luc Lievens en Jan Gabriëls leerden elkaar kennen op de lokale basketbalploeg Helios Zottegem waar hun zonen speelden. Het idee van een festival kreeg vorm en ze plunderden de clubkas om dunk! op poten te zetten. Samen met hun twee zonen Wout en Marijn zijn ze een heel jaar bezig met het plannen van dunk!. Hun filosofie is logisch: sport en eetfestijnen gaan niet altijd samen.

Afwegen, evalueren, bijsturen Het is vrijdag 6 april. Mocht je in het hoofd van menig postrock en -metalliefhebber kunnen kijken, dan zou je het zinnetje “Eindelijk is het zover” wel eens kunnen zien passeren. Ongeveer een maand na dunk!lite is het tijd voor drie volle dagen van het zware werk. De kerktoren van Grotenberge is ondertussen ingeruild voor de fuifzaal van Zottegem. Een festival is altijd een belevenis en daarbij hoort natuurlijk ook het plannetje van het festivalterrein, in dit geval festivalcomplex, bestuderen. Nu weten we alleszins dat er een ‘very big parking’ is, en ja hoor, eens aangekomen merken we dat je ‘very big parking’ letterlijk mag nemen. We rijden onze bolide de parking op en laten hem tegenover de auto van een vrolijk Duits duo achter. Ik voel me meteen wat uit de toon vallen. Had ik toch maar een zwarte zonnebril en dito muts meegenomen. Eens binnen verdwijnt dat ‘uit de toon vallen gevoel’ als sneeuw voor de zon. Het publiek stroomt met mondjesmaat binnen. Net zoals op dunk!lite zijn er individuen die er qua kledingstijl wel uit springen, maar echte extremen ben ik niet tegengekomen. Het festival spreekt een gevarieerd publiek aan, dat is zeker.

Om tot deze editie te komen zijn de organisatoren een heel jaar bezig geweest met de voorbereidingen. Luc steekt niet onder stoelen of banken dat een festival organiseren niet vanzelf gaat. “Na elke editie is het belangrijk dat we evalueren”, zegt Luc. “We vergaderen gedurende het hele jaar en sturen bij waar nodig. Door constant af te wegen, merken de mensen ook dat we professioneel bezig zijn. Er zijn zelfs festivals in het buitenland die ons kopiëren. Daar kan ik mee leven, als ze maar communiceren met ons als ze het concept overnemen.”

“Het heeft geen zin om allemaal het warm water te willen uitvinden” Luc Lievens, organisator dunk!

Dat buitenland is niet enkel interessant om zelf eens te gaan ontspannen op een post-rockfestival, het is ook handig om met andere organisatoren samen te zitten en ideeën uit te wisselen: “Het heeft geen zin om zelf allemaal het warm water te willen uitvinden”, zegt Luc. Op die manier is de stelling ‘wij zijn geen concurrenten, maar collega’s’ ook weer kracht bijgezet.

Financiële putten Dat het niet eenvoudig is om als kleinschalig festival steeds winst te maken, blijkt uit de financiële putten waarmee dunk!festival nu en dan te maken krijgt: “We hebben nooit op de rand van een faillissement gestaan. Meestal kunnen we tekorten wegwerken met een mojitofuif en dergelijke. Maar soms moeten we ons eigen geld in het festival steken. Zo wordt het een dure hobby natuurlijk. Het is altijd een beetje ‘krabben’.” Vorig jaar was er een break even, maar of dat dit jaar ook het geval is, hebben ze het raden naar. Zelf investeren is dus de boodschap. Ook bij de catering kennen ze dit principe. Van werken met sponsors zijn de organisatoren van dunk! ondertussen al afgestapt. “We financieren het eten zelf”, zegt Jan. “Naar sponsors zoeken kwam voor ons een beetje over als bedelen en laat dat nu net iets zijn wat we niet graag doen.” In vergelijking met vorig jaar geeft het festival 740 euro minder uit aan catering. De organisatie schat dat er dit jaar 2500 euro aan gespendeerd zal worden.


27

Laurens, Philippe, Julie en Carine op de dunk!camping

Timmeren aan de weg in de festivalwereld, het is niet altijd even gemakkelijk. Het krijgen van subsidies kan dan ook een welgekomen financiële opkikker zijn. “In 2006 richtten we de vzw Lootgenot op”, zegt Luc. “Hierdoor konden we subsidies aanvragen bij stad Zottegem, de provincie OostVlaanderen en de Vlaamse Gemeenschap. Ook Europa geeft subsidies, maar daar hebben we al twee keer naast gegrepen.” Vorig jaar maakten de subsidies 37 procent van de totale inkomsten uit. Toch kan dunk! niet altijd op subsidies van de stad blijven rekenen. “Zottegem bouwt zijn subsidies af in de filosofie dat ze verenigingen willen helpen iets op te bouwen. We zijn nu al aan de achtste editie toe, dus van nul starten doen we nu niet meer.”

Zo goedkoop mogelijk Minder subsidies betekent ook minder geld. Marijn Gabriëls, zoon van Jan, zegt dat tickets daarom dit jaar wat duurder waren. Dit geheel tegen het basisidee achter het festival, dat alles zo goedkoop mogelijk probeert te houden. Toch lijkt niemand van de bezoekers problemen te hebben met de verhoogde ticketprijs. “85 euro voor drie dagen vind ik niet veel”, zegt bezoeker Erik Vandamme. “Het is iets duurder geworden, maar alles is tegenwoordig duurder. Vier euro voor een pasta en twee euro voor een pintje is niet overdreven.” Sommigen willen zelfs wat meer betalen als het festival hierdoor wat meer financiële ademruimte krijgt. Philip Boevens komt voor de tweede keer en heeft Julie, Laurens, Matthias

en Carine meegenomen. “Ik zou het niet erg vinden om bijvoorbeeld tien euro te betalen om hier drie dagen te kamperen”, zegt Philip. “Als iedereen dat zou doen, heb je toch al wat extra inkomsten.” Julie Boevens vervolgt: “Jongeren zouden dan eventueel hun studentkaart kunnen tonen en zo aan een goedkoper tarief kunnen kamperen. Op die manier is het betaalbaar voor iedereen.” Philip: “Enige voorwaarde is wel dat ze hier douches zouden moeten installeren op de camping. Dat mis ik toch wel.” “Drinkbaar water zou ook welkom zijn op de camping”, zegt Carine Billieu. “Op die manier kan je gemakkelijker eten maken.”

“Het blijft een hobby, je kan er niet van leven” Jan Gabriëls, organisator dunk!

Vrijwilligers Een goede en noodzakelijke manier om kosten te drukken, is werken met vrijwilligers. “Iedereen werkt hier vrijwillig binnen duidelijk afgelijnde taken en dat scheelt financieel wel wat”, zegt Luc. “Niemand moet betaald worden en als er al eens winst is, dan investeren we dat geld weer in het festival.” De harde kern die dunk! heeft opgestart, werkt nog steeds samen. In de loop der jaren zijn er wat mensen bijgekomen en weer afgevallen. “Sommigen hebben het gewoon


28


29


30

niet in hen”, zegt Luc. “Je kan daarentegen natuurlijk niet van iedereen verwachten dat ze allemaal evenveel doen.” Als je al de tijd optelt die de organisatoren in het festival steken, dan kan je wel spreken van een uit de hand gelopen hobby. Jan: “Het blijft een hobby, want je kan er niet van leven. We zijn wel aan het bekijken of Luc niet halftijds voor de vzw kan werken en dus betaald kan worden. Hij steekt nu al evenveel tijd in dunk! als in zijn eigen werk.”

Tickets for sale Dunk!festival probeert ieder jaar een paar relatief grote namen te strikken: “We hebben twee jaar achter 65daysofstatic gelopen”, zegt Luc. “Dit jaar zijn ze zelf naar ons toe gestapt.” Maar hoe graag ze een bepaalde band ook willen boeken, onderhandelen over prijzen doen ze amper. Luc: “Het management van een groep laat festivals tegen elkaar opbieden, maar daar doen we niet aan mee. Wij vragen wat ze willen of zeggen onze prijs en dan kunnen ze zelf beslissen of ze dit voldoende vinden of niet. Soms durven we wel eens afdingen op de prijs. Als een band te veel vraagt, bieden we hen soms een realistischere prijs aan. Als de opkomst op het festival die dag goed was en het optreden de moeite waard, dan durven we ze af en toe toch iets extra te betalen.”

Ondanks de sterke namen, is het festival dit jaar niet uitverkocht. “Het festival is nog maar één keer uitverkocht geraakt en dat was twee edities geleden”, zegt Luc. “Ik vermoed dat de locatie er wat mee te maken heeft. Mocht het festival in Gent doorgaan, dan hebben we meer mogelijkheden op het vlak van podia en is er ongetwijfeld een grotere opkomst.”

“Bands zullen niet snel sterallures krijgen” Luc Lievens, organisator dunk!

Podia Op het festival spelen alle bands op één podium. Drie dagen lang hebben de bezoekers tussen elke groep door ook echt een halfuur adempauze en moeten ze niet per se meteen naar een andere groep hollen. Jan: “Het liefst zouden we werken met twee podia omdat je dan op korte tijd meer groepen aan bod kan laten.” Luc: “Het moet natuurlijk ook haalbaar blijven, voor extra podia heb je ook meer man-

De backstage catering tent


31

Dunk!geschiedenis

In 2005 organiseert basketbalploeg Helios Zottegem voor het eerst Dunk!rock. Drie bands traden op voor een klein publiek. De organisatoren hebben de smaak te pakken en een jaar later speelt onder andere Madensuyu op het podium voor de meer ervaren bands. Op het tweede podium krijgen lokale groepen een kans.

Sinds vorig jaar is het festival uitgebreid tot drie dagen, volgens de organisatie omdat de verbreding van het aanbod zo aansloeg. De extra dag, in combinatie met de samenwerking met ticketverdeler Ticketscript, maakte wel dat de prijs voor een combiticket steeg van 25 naar 60 euro. Hierdoor leed het festival slechts een erg klein verlies.

In 2007 vinden grote veranderingen plaats. Aangezien Helios eerder dunk! steunde dan omgekeerd, wordt er beslist een eigen weg in te slaan. De organisatoren richten de vzw Lootgenot op en het festival verhuist naar de nieuwe fuifzaal aan de Bevegemse Vijvers in Zottegem. Het festival vindt nu twee dagen lang op één podium plaats.

Meer nog dan 2010, leek 2011 het jaar van de bevestiging, met belangstelling van de nationale pers (artikels in De Standaard en Focus Knack), verregaande invloed op en samenwerking met buitenlandse festivals (Duitsland, Denemarken en Nederland) en een meerderheid van zowel internationale bezoekers (60 procent) als bands (zestien van de twintig).

Een jaar later vindt de eerste ‘internationale’ editie plaats, met bands uit Denemarken, Zweden en Ierland. In 2009 mocht God Is An Astronaut voor het tweede jaar op rij het festival afsluiten. Het was het eerste jaar waarin er ook gekampeerd kon worden. Zaterdagochtend werd er aan slapers uit een vijfentwintigtal tentjes gratis ontbijt aangeboden. In 2010 is het festival uitverkocht dankzij headliner Thee Silver Mt. Zion. Bovendien zijn er ongeveer 35 procent buitenlandse bezoekers. De afbouw van lokale subsidies en de lage winst op de drank zorgen toch voor een verlies.

Pikant detail: een week voor dunk!festival organiseerde BBC Helios een worstenkaarting ten voordele van de jeugd. Winnaars van een spelletje bieden, wiezen of marillen kregen een droge worst. Niet-kaarters konden onder meer bakschieten, darts en sjoelbakken. Lichtere kost dus dan het zware werk dat op dunk! aan bod kwam.

Wouter Adriaensen


32

kracht nodig. Als je als festival niet uitverkoopt, dan heb je ook de middelen niet om dat allemaal te bekostigen. Je moet realistisch blijven, we zien wel.” Het festival doet telkens moeite om iets nieuws toe te voegen, zodat het op een zeker manier qua omvang toch gestaag groeit. Jan: “Vorig jaar was de artiestenruimte nog binnen op het balkon in de feestzaal. Dit jaar hebben we gekozen voor een backstage tent.” Dit brengt een meerkost mee van 4000 euro, maar het is de investering meer dan waard. “Nu staat de keuken vlak naast de ruimte waar de artiesten zich kunnen ontspannen. Op die manier moeten we minder zeulen met eten en drank en kan het publiek op het balkon genieten van een optreden.” Festivalganger Erik Vandamme denkt daar ietwat anders over: “Voor mij moet het festival niet naar een grotere locatie verhuizen. Het genre kent sowieso geen al te grote festivals. De muziek zou op die manier niet tot zijn recht komen.”

Soigneren Het hele festival lang staan er schaaltjes met koekjes, paaseitjes en ander snoepgoed op de tafels. Als je iets vraagt, wordt je met de glimlach geholpen. Er worden kosten noch moeite gespaard om het iedereen zo comfortabel mogelijk te maken. Dat bands graag naar het festival komen, is dan ook geweten en dat is grotendeels de verdienste van Jan. “Jan is verantwoordelijk voor food en finance”, zegt Luc. “Hij kookt graag voor mensen en wil ze soigneren, dit breekt dan ook het ijs. Groepen voelen zich hier snel op hun gemak. We hebben het geluk dat we in een alternatief circuit zitten. Bands zullen niet snel sterallures krijgen. Toestanden als ‘we willen enkel blauwe Smarties’ zal je hier niet snel vinden.” Jan gaat verder: “Veel van die bands spelen in zalen waar ze misschien vijf drankbonnetjes krijgen. Hier drinken ze zoveel ze willen de dag dat ze optreden.”

“Een beetje dollen en een biertje drinken” Gilson Heitinga, gitarist Atlantis Ondanks de lage eisen op riders, durven bands die enkele keer dat ze iets vragen al eens een uitschuiver maken. “Er was een Amerikaanse band die een goede pils vroeg”, zegt

Luc. “Hun definitie van een goede pils was dus blijkbaar Heineken.” Geen verstand van bier, die Amerikanen. Nu, al dat eten en bier moet aangekocht worden en dat vereist het nodige kapitaal. Van werken met sponsors zijn de organisatoren van dunk! ondertussen al afgestapt. “We financieren het eten zelf”, zegt Jan. “Naar sponsors zoeken kwam voor ons een beetje over als bedelen en laat dat nu net iets zijn wat we niet graag doen.”

À volonté Omdat de sfeer op dunk! zo goed is, blijven veel bands voor de volle drie dagen. “Op de dag dat ze optreden, drinken ze à volonté”, vervolgt Luc. “Maar als ze voor de volle drie dagen blijven hangen, moeten ze per dag twintig euro opleggen, anders wordt het te duur.” Gilson Heitinga, gitarist bij Atlantis: “Drie jaar geleden hebben we ook op dunk! gespeeld dankzij onze Belgische manager. We zijn nu aan het toeren. Eergisteren hebben we gespeeld in een garage in Antwerpen en gisteren stonden we op Roadburn, een festival in Tilburg. Meestal spelen we kleine shows, vierhonderd man zoals op dit festival is echt wel veel. Onze muziek komt hier ook goed tot zijn recht, het geluid zit altijd goed. Of we niet liever zouden optreden voor duizenden mensen? Dat weet ik niet, ik heb het nog niet gedaan (lacht). Het is in elk geval veel irritanter om in een grote zaal te spelen met weinig mensen dan in deze gezellige zaal met vierhonderd man. Als het maar vol zit, dat werkt echt motiverend.” Ook over de sfeer is Gilson enthousiast: “Dunk! is heel leuk, erg relax en we kunnen hier lekker eten. Optredens zijn meestal hetzelfde: je komt binnen, je doet de show, je ontmoet de programmator, je krijgt je gage en vertrekt naar de volgende show. Hier kunnen we een beetje dollen, een biertje drinken, kortom, we maken er een gezellige avond van. Belgen zijn gewoon leuker (lacht).” Ook Marijn merkt dat hun inspanningen geapprecieerd worden. “Veel bands zijn onder de indruk van hoe vriendelijk we zijn. De sfeer is huiselijk en alles wordt hier met liefde gedaan. Veel artiesten hebben dat nog nooit meegemaakt omdat ze vaak in de ene kruipkelder na de andere spelen.”

Bittycatcher Zaterdag 7 april. Het gaat er allemaal gemoedelijk aan toe. Het is koud en dat hebben de kampeerders ook door. Warm


33

Geluidstechnieker Werner Dekeyser

ingeduffeld slaan ze op de camping een praatje en houden ze het gezellig. Eén van de kampeerders is zelfs zo weigerachtig om uit zijn tent te komen, dat hij een ‘bittycatcher’, zoals Astrid Bryan het omschrijft, uit zijn tent haalt om stokbroden op te vissen die ernaast liggen. Het is gezellig op de camping en er zijn toch redelijk wat bezoekers die de koude trotseren, de jeugdherberg was al volgeboekt, om drie dagen van het festival te kunnen genieten. Veel bezoekers komen jaarlijks terug. De sfeer speelt daarbij een belangrijke rol. Erik Vandamme komt al voor de vierde keer naar dunk!. “Ik vind de sfeer die op het festival heerst zeer goed. Ondanks de grote namen die jaarlijks op de affiche staan, blijft het festival toch kleinschalig. Het is gezellig, intiem en gemoedelijk onder elkaar. Ook de organisatie staat heel dicht bij het publiek en dat is leuk.”

Hoop zotten Ook bezoeker Philip Boevens is lovend over het festival. “Je hebt het volledige package. Er is contact met het publiek, de organisator, de artiesten en er is veel sfeer. Er is gratis koffie en het eten is van goede kwaliteit. De festivalgangers komen hier ook om van de muziek te genieten en niet om zich zat te drinken. Dit heb je vaker op de meer commerciële festivals.”

Dat beaamt freelance geluidstechnieker Werner Dekeyser. “Het is de tweede keer dat ik voor dunk! werk. Er heerst altijd een goede sfeer. Dat overwegend mannelijk postrockpubliek is eigenlijk meer een hardcore publiek. Het is hier een pak rustiger dan op andere festivals. De bezoekers hier leven zich meer in in de muziek dan zo’n hoop zotten die staan te springen. Dunk! is een echt genrefestival dat goed in elkaar zit. Zo gaan er meer en meer komen. De festivals gaan het wel op deze manier moeten doen als ze willen overleven. Ze zullen richting moeten kiezen en de mengelmoesfestivals gaan er tussen uit vallen.”

Volgeboekt Michele, Marco en Mal staan met een frisse Belgische pint in de handen naar een optreden te kijken. Het zijn drie festivalgangers uit Italië en ze zakken voor de derde keer af naar dunk!. “Het is ons echt om de muziek te doen. Postrockoptredens zijn gewoon heel moeilijk te vinden in Italië. We verblijven hier drie dagen op de camping want de herberg was al volgeboekt toen wij onze tickets bestelden.” De persruimte is naast de EHBO-post en wat mij opvalt, is dat ik heel het festival lang bijna niemand langs daar heb zien passeren. Philip: “Het festival is heel veilig, er is geen


34

geweld.” Carine gaat verder: “Als ik ’s avonds hier alleen rondloop of even naar de wc moet, dan voel ik mij als vrouw nooit onveilig.” “Er wordt hier ook niets gestolen”, zegt Philip. “Ik herinner mij dat er vorig jaar een band was die hun cd’s bewust onbewaakt had achter gelaten aan de merchandisingstand. Ze hadden naast de cd’s een doosje gezet en iedereen die een cd wilde kopen, moest dan maar het geld in het bakje leggen. Dat is heel eerlijk verlopen en er was geen enkele cd gestolen.”

Post-metal? Dunk! staat bekend als een post-rock festival. Toch stonden deze editie meer post-metalgroepen op de affiche. Frank Vandamme: “Ik vind dit wat jammer. Vorige edities was er meer variatie tussen de twee genres. De organisators moeten wat meer durven experimenteren en meer uiteenlopende groepen op de affiche plaatsen.”

“We streven naar kwaliteit” Wout Lievens, hoofd dunk!records

Medeorganisator Marijn legt uit: “Dit jaar hadden we de kans om de post-metalband Pelican te boeken. We hebben de editie wat rond hen opgebouwd en het klopt dus dat er meer post-metalbands aan bod komen.”

Label Het is zondag 8 april en meteen ook de laatste dag van het festival. Het is een rustige dag, ook in de backstage. Iedereen heeft ondertussen zijn draai gevonden en dat laat alles wat vlotter verlopen. Ik vind het spijtig dat het al de laatste dag is want ook ik begon me meer thuis te voelen in dat festivalwereldje. De voorbije drie dagen waren vermoeiend. Maar op die drie dagen heb ik gesprekken met aangename mensen gehad en heb ik die post-metal meer leren appreciëren. Ik weet niet of ik nu direct naar de winkel ga hollen om een cd te kopen. Maar mocht ik dat toch doen, dan is de kans reëel dat één van die cd’s is uitgebracht op het label dat het festival vorig jaar oprichtte: dunk!records. Het label is opgericht met het oog op winst te maken. Wout Lievens, vrijwilliger, programmator en hoofd dunk!records: “Het label is er gekomen dankzij het festival. Kokomo, een band uit Duisburg, speelde voor de tweede keer hier op dunk!. Ze zochten

naar geïnteresseerde labels om hun plaat uit te brengen en dus vroegen ze al grappend of wij geen zin hadden om dat te doen. Wij vonden dat eigenlijk wel een goed idee en zeiden dus dat we dat graag wilden.”

Goede internationale naam Atlantis is één van de bands die een plaat bij dunk!records hebben uitgebracht. Mistress Of Ghosts is via het label uitgebracht op vinyl. De goede naam van het festival, wat goed soigneren allemaal al niet kan doen, helpt bij het vinden van bands voor het label. Wout: “Er is veel vraag vanuit de groepen. Ik had op voorhand een lijstje in mijn hoofd van welke bands ik bij het label wilde. De meeste daarvan hebben uiteindelijk zelf gevraagd of wij hun platen wilden uitgeven. De bands zijn zowel Belgisch als buitenlands. Ze vinden ons voornamelijk dankzij de goede internationale naam van het festival. Die hebben we gekregen doordat we iedereen goed soigneren, zowel de bands als het publiek. We zitten dan misschien wel in een subgenre, we streven naar een kwaliteit die je eerder zou verwachten bij de grote mainstream festivals.” Net als zijn vader steekt Wout enorm veel tijd in het festival. “Ik ben nu halftime student en maak in het kader van mijn studie een documentaire over Kokomo. Ik spreid mijn laatste jaar over twee schooljaren zodat ik meer tijd in het label kan investeren. We hebben nu zes releases gedaan op een jaar tijd en hopen in een normaal tempo verder te werken.” Kleine festivals worden groot. Van een evenement om geld op te brengen voor de clubkas, tot een internationaal bekend en gewaardeerd post-rock en -metalfestival. Het kan allemaal, als je maar gepassioneerd genoeg bent.

Tekst: Gerlinde Jonckheere Foto’s: Wouter Adriaensen

www.dunkfestival.be


35

“Nieuw wettelijk kader”

De nieuwe geluidswetten van Vlaams minister van Cultuur Joke Schauvliege zullen vanaf 1 januari 2013 bindend en afdwingbaar in werking treden. Backstage doet alvast een poging om de onduidelijkheid rond de nieuwe regelgeving op te helderen. In de nieuwe wet is sprake van drie niveaus. Niveau 1 staat 85 dB(A) gemiddeld toe, een volume dat in de praktijk enkel haalbaar is in praatcafés waar achtergrondmuziek wordt gedraaid. Van niveau 2 moet melding gedaan worden bij het College van Burgemeester en Schepen. Indien zij toestemming verlenen (wat maximum twaalf keer per jaar kan gebeuren voor één locatie) dan mag het volume 95 dB(A) bedragen, gemiddeld gemeten over een kwartier. De indicatie van de geluidsdruk moet wel minstens duidelijk afleesbaar zijn voor de geluidsverantwoordelijke. Ten slotte is er niveau 3, dat gemiddeld 100 dB(A) gemeten over een uur toestaat. Ook hier is verplicht een meter aanwezig, die bovendien continu de geluidsdruk moet meten en registreren. Daarnaast zijn locaties met vaste geluidsinstallatie verplicht om een geluidsplan op te maken, met daarin de geluidsverdeling over de zaal. Bovendien moeten de organisatoren gratis oordoppen aanbieden, de wet zegt niet van welke kwaliteit.

Het niet respecteren van het geluidsniveau is een voorbeeld van een milieumisdrijf. De organisator is steeds aansprakelijk bij eventuele overtredingen. Een eerste inbreuk wordt in der minne geregeld, bij een tweede komt de zaak voor de correctionele rechtbank en dus op het strafblad van de verantwoordelijke. En dan komt de grote vraag: hoe haalbaar is het om als festival - of concertzaal, jeugdhuis, openbare ontmoetingsplaats met gettoblaster, noem maar op - te overleven nu die nieuwe geluidsnormen er zitten aan te komen? Technieker Werner Dekeyser, die het zaalgeluid van dunk!festival verzorgt, geeft zijn visie. “Het is weer typisch Belgisch: er is een wet nodig dus wordt er een aangenomen. Is dat dan een goede wet? Nee. Dus is iedereen tegen, ook al was het wel nodig. Het probleem op dunk! gaan de headliners worden, die gaan in een grote bocht rond België rijden. Daarnet speelde hier een Amerikaanse band, die stond veel te luid. We zijn dat ook gaan zeggen maar zij antwoorden dan ‘het gaat gewoon niet zachter’. Dat is logisch, deze muziek heeft simpelweg vermogen, power nodig. Ik vrees dat we dat nieuw wettelijk kader echt gaan voelen.”

Wouter Adriaensen


36

The great hall by the wall: de Hansa Tonstudios in Berlijn

“Een gigantische balzaal waar nog geesten uit de oorlog rondspookten”

Een witte muur in de inkomhal met gouden platen van Peter Maffay, Falco en Lou Bega. Dat is het eerste wat een bezoeker van de Hansa Tonstudios in Berlijn ziet. Zij verraden echter maar een fractie van de muziekgeschiedenis die in de Köthener Strasse, vlakbij de Potsdamer Platz, geschreven werd.


37

De beroemde Hansa studio’s zijn goed verstopt. In de hal van het gebouw aan de Köthener Strasse 38 duidt enkel een gouden plaat met de naam van de studio erop dat we het juiste gebouw binnen gewandeld zijn. Im 4. Obergeschoss müssen wir sein. Alex Wende, hoofd van de studio, opent de deur. Eigenlijk hebben we het druk, zegt hij, we zijn enkele reparaties en updates aan het uitvoeren. Maar jullie mogen gerust even rond kijken. En ondertussen kan ik wel wat vertellen over de geschiedenis van de studio, want dat willen jullie waarschijnlijk ook graag horen?

SS balzaal In 1972 verhuizen de broers Thomas en Peter Meisel, zonen van een operettecomponist, hun muziekstudio van de wijk Halensee naar het Verbandshaus der Baugeschäfte von Groß-Berlin, het vakbondshuis van Berlijnse bouwondernemingen, dat in 1910 werd voltooid. Pronkstuk van het gebouw is de Meistersaal, waar concerten en lezingen plaatsvonden. Hier vestigen de broers Meisel hun Studio 2, een grootse opnameruimte met een prachtig donkere akoestiek en een historische ambiguïteit: de nazi’s hadden haar tijdens de Tweede Wereldoorlog nog gebruikt als balzaal. Eind jaren zeventig geraakt Hansa onder muzikanten bekend als ‘the great hall by the wall’. Het Verbandshaus lag namelijk aan de rand van wat dan West-Berlijn is, binnen schotsafstand van de Oost-Duitse grenswachten vijftig meter verderop. “Dat was heel exotisch voor veel Engelse en Amerikaanse artiesten. Sommigen dachten dat ze kogelvrije vesten en helmen nodig zouden hebben”, vertelde Tom Müller, geluidstechnicus in de studio sinds het prille begin, aan de Los Angeles Times. Producer Dave Meegan nam in 1985 de plaat Misplaced Childhood van Marillion op in de Hansa studio’s. Op de website van de band vertelt hij: “Ik herinner me dat ik, toen ik aankwam in Berlijn in februari 1985, vooral getroffen was door de ongelooflijke levendigheid en energie van de stad. Elke dag volgde ik de met graffiti bedekte muur van het Hervis Hotel naar de studio om de hoek. Door het raam van mijn hotelkamer kon ik over de muur het niemandsland en daarachter de wachttorens en patrouilles zien.” Ook vanuit de controlekamer van de studio was de Muur zichtbaar. “Het schijnt dat David Bowie het prachtig vond om uit het raam naar de Berlijnse Muur en de Oost-Duitse soldaten te kijken”, aldus technicus Conrad Hensel.

“Heroes” De naam is gevallen: de Hansa studio’s zouden waarschijnlijk minder beroemd zijn geworden zonder de passage van David Bowie en Iggy Pop. Eind 1976 proberen ze van hun drugverslavingen af te geraken in de Duitse hoofdstad. Iggy Pop vertelde toen aan een bezoekende journalist van muziektijdschrift Rolling Stone: “Ik wou altijd al naar Duitsland gaan, zelfs toen ik nog maar een knulletje was. Net zoals sommige kerels altijd al wisten dat ze… jurken wilden dragen.”

“David Bowie vond het prachtig om uit het raam naar de Berlijnse Muur en de OostDuitse soldaten te kijken” Bowie en Pop maken in West-Berlijn samen enkele van hun beste platen: Bowie’s Berlijntrilogie, bestaande uit de albums Low, “Heroes” en Lodger, en Iggy Pops beste soloplaten, The Idiot en Lust For Life. De titeltrack van “Heroes”, een liefdesverhaal over twee geliefden die over de Berlijnse Muur willen ontsnappen naar een beter leven, werd het officieuze lijflied van de Berlijners toen de Muur viel in 1989.


38

Speed freaks en spoken Internationale popsterren zoals Depeche Mode, Siouxsie & The Banshees, Alphaville, Killing Joke en Marillion volgen in het spoor van Bowie en Pop. Allemaal vallen ze voor de Meistersaal, een zaal met een fantastische akoestiek in een bruisende stad.

“Deze stad lijkt alles te zijn wat Londen niet is, de mensen hebben er drive, fantasie en een ziel” Nick Cave over Berlijn

Dave Meegan: “De kamer waar we de drums opnamen, een grote oude balzaal, had een fantastische klank. De stad zelf was een ongelooflijk inspirerende plaats. We hebben ons goed geamuseerd in de drie maanden dat we in Berlijn heb-

ben gewerkt. We zijn er aan de andere kant waarschijnlijk ook allemaal minstens drie jaar ouder geworden.” Midden jaren tachtig verhuizen ook Nick Cave en zijn begeleidingsband, de Bad Seeds, naar West-Berlijn. Ze nemen drie albums in de Hansa studio’s op: The Firstborn Is Dead, Your Funeral… My Trial en Tender Prey. “Ik weet niet goed waarom, maar deze stad lijkt alles te zijn wat Londen niet is. De mensen hebben er drive, fantasie en een ziel,” vertelde Cave aan Melody Maker. Ook drummer Thomas Wydler herinnert zich nog levendig de broeierige atmosfeer: “Het was toen vierentwintig uur per dag opendeur bij de Hansa studio. Mensen vielen binnen, speed freaks, vrienden, dealers, iedereen wandelde gewoon binnen!” Na de val van de Muur hoopt U2 nieuwe inspiratie te vinden in Berlijn. De opnamesessies verlopen echter moeizaam door de verschillende muzikale richtingen die de bandleden uit willen. De doorbraak vindt plaats na het geïmproviseerde samen schrijven van de hit One. “Op het moment dat we het aan het opnemen waren, kreeg ik een heel sterk gevoel van


39

de kracht van het nummer”, aldus gitarist The Edge in het boek U2 by U2. “We waren allemaal samen aan het spelen in de grote opnamestudio, een gigantische, griezelige balzaal waar nog geesten uit de oorlog rondspookten, en alles viel op z’n plaats.”

was er niet afgestoft, een boel spullen werkte niet”, vertelde drummer Danny Goffey aan MusicRemedy.com. “Het mengpaneel was behoorlijk om zeep, dus het duurde drie of vier dagen voor we onze eerste backing track klaar hadden. Maar de sfeer was geweldig.”

“Nog niks veranderd”

Daarmee heeft hij direct de voornaamste reden aangeven waarom bands als Green Day, Snow Patrol en R.E.M. naar Berlijn trekken om platen op te nemen. De geschiedenis van de studio is een belangrijke aantrekkingsfactor. “Natuurlijk is het mooi dat U2 Achtung Baby hier heeft opgenomen, dat de mannen van Depeche Mode hier dronken door de dakgoot kropen en dat R.E.M. hier net geweest is”, zo vertrouwde Bas Kennis, toetsenist en gitarist bij de Nederlandse band Bløf, de Provinciale Zeeuwse Courant toe bij de opnames van hun plaat Alles Blijft Anders in 2011. “Popmuziek is altijd gebaat bij een goed verhaal.”

Midden jaren negentig besloot Thomas Meisel de Meistersaal in zijn oorspronkelijke staat te restaureren. Tegenwoordig wordt de zaal gebruikt voor chique recepties en prestigieuze concerten. Omstreeks dezelfde tijd werd de nabijgelegen Potsdamer Platz heraangelegd tot het moderne centrum van Berlijn dat het nu is. Ondanks hun goede ligging zijn er toch geen bordjes die nieuwsgierige toeristen de weg tonen naar de beroemde studio’s. Daar is een goede reden voor: Hansa is geen museum, wel een nog actieve studio. Er worden nog steeds platen gemaakt in de grote Studio 1, de twee kleinere studio’s en de veel gebruikte mixkamer. Zo nam Supergrass er in 2008 hun album Diamond Hoo Ha op. “Het was er allemaal nog niet zoveel veranderd sinds de jaren zeventig, het meubilair

Wouter Adriaensen

Überlin: tien beroemde nummers uit de Hansa studio

David Bowie - “Heroes” “Heroes”, 1977

Iggy Pop - The Passenger Lust For Life, 1977

Depeche Mode - Master And Servant Some Great Reward, 1984

Marillion - Kayleigh Misplaced Childhood, 1985

Nick Cave - The Mercy Seat Tender Prey, 1988

U2 - One Achtung Baby, 1991

Lou Bega - Mambo No. 5 A Little Bit Of Mambo, 1999

Snow Patrol - Take Back The City A Hundred Million Suns, 2008

Supergrass - Diamond Hoo Ha Man Diamond Hoo Ha, 2008

R.E.M. - Überlin Collapse Into Now, 2011


40

Rui Pinto, drumtechnieker van Channel Zero

“Ze zijn mij ooit vergeten in het hotel�

Artiesten staan op het podium, dat weet iedereen. En wat geluidsen lichttechniekers doen, zal ook nog wel duidelijk zijn. Maar wie is er dan verantwoordelijk voor de muziekinstrumenten? Backstage sprak met Rui Pinto, drumtechnieker van Channel Zero, de bekendste Belgische metalband.


41

Eerlijk is eerlijk: ooit heb ik schrik gehad van Rui Pinto. Het was mijn eerste werkdag bij Kick Artist Services, een bedrijf uit Aarschot dat instrumenten verhuurt aan bands of artiesten op doortocht in België. Ik zou hier leren hoe elk denkbaar muziekinstrument werkt en, nog belangrijker, hoe je het terug aan de praat krijgt als er een raar geluid (of helemaal niks) uit komt. De man die me dat bijbracht, was een gevaarlijk uitziende Portugees, steeds volledig in het zwart gekleed, die tijdens het roken continu zijn polsbandjes heen en weer draaide en alleen Engels sprak.

Puntpop

check, het avondeten, de curfew (het einduur van het optreden, nvda) en zo verder.”

Sepultura en Biohazard Hoe word je in godsnaam backliner, een beroep waar de meeste mensen nog nooit van gehoord hebben? “Vrienden van mij speelden in een band en hun technieker was met de noorderzon verdwenen. Dus vroegen ze mij of ik hem niet wou vervangen. Je toert met een groep, leert mensen kennen, helpt iemand, valt in bij een andere band, gaat naar het buitenland.”

Vijf jaar later spreek ik met Rui af op Puntpop, een festivalletje in Wuustwezel waar Channel Zero op zaterdag de hoofdact is. Rui is drumtechnieker van de Belgische metaltrots en dus verantwoordelijk voor het vervoer, de opbouw en de afbraak van de imposante drumkit van Phil Baheux, die twee jaar geleden nog op Rock Werchter speelde met een enkelband om.

Rui verzorgde zo begin jaren negentig de backline voor Portugese bands als The Gift en Silence 4, die in eigen land zeer succesvol waren en ook buiten de landsgrenzen optredens versierden. “Langzaam maar zeker leer je mensen kennen en je zwerft een beetje van band naar band. Uiteindelijk heb ik zo de hele wereld rondgetoerd met groepen als Sepultura, The Prodigy en Biohazard.”

In de kleine ruimte achter het hoofdpodium van Puntpop begint Rui de drum op te bouwen, snel en geconcentreerd. Hij weet perfect welk element waar en op welke hoogte moet dankzij enkele markeringen met gele tape. Zo zal Phil straks weinig tot niet meer moeten sleutelen aan zijn kit.

Heeft hij on the road nooit toestanden à la Spinal Tap meegemaakt? “Er zijn veel gekke dingen gebeurd maar om er nu

Als de drum opgesteld is, loopt het optreden van de Heideroosjes ten einde. Hun materiaal wordt van het podium gehaald door de stagehands, mensen van het festival die helpen met het materiaal van de bands. Tijdens de changeover geeft Rui aanwijzingen waar de drum moet komen, zet hij de basversterker op de juiste plaats en test hij een voor een alle drummicrofoons.

Backliner Bij Channel Zero is Rui een van de twee backliners, zoals dat zo mooi genoemd wordt achter de schermen. De backline is het geheel van muziekinstrumenten op een podium, die meestal een rij vormen achteraan (vandaar de naam). Backliners zijn met andere woorden verantwoordelijk voor het opstellen en het goede functioneren van (bas)gitaren en versterkers, keyboards, orgels en synthesizers, percussiesets en drumstellen. Naast backliner is Rui ook productiemanager van Channel Zero. “Dat betekent dat ik verantwoordelijk ben voor de technische aspecten van de show. Ik stel ook de planningen op: wanneer komen we aan bij de show, wanneer is de soun-


42

direct iets uit te pikken… Ze zijn mij ooit wel vergeten in het hotel, dat is het ergste wat ik kan bedenken (lacht).” In België bleef Rui een paar jaar plakken bij Kick Artist Services. Ondertussen werkt hij terug freelance, niet alleen als backliner voor Channel Zero, maar ook als stagemanager voor festivals zoals het Metal Female Voices Fest in Wieze (België) en Hellfest in Clisson (Frankrijk). Zijn agenda is dan ook goed gevuld. “Morgen vertrek ik naar Duitsland, volgende week ben ik één dag thuis, dan trek ik naar Rock Am Ring (het Duitse Rock Werchter, aan de Nürburgring, nvda), terug even naar huis en dan weeral naar Frankrijk voor Hellfest. Daar ben ik dit jaar stagemanager op Main Stage 1, wat geen pretje beloofd te worden, met grote namen zoals Guns N’ Roses en Mötley Crüe. Ik ben al een maand bezig met het voorbereidend papierwerk.”

Channel Zero is de laatste band van de avond en dus kan alles op het podium zelf opgeruimd worden. “Je vindt het nog altijd leuk, he?”, vraag ik Rui plagend terwijl hij rustig een kabel oprolt. Hij grinnikt, neemt een slok whiskycola uit zijn plastic beker en bekommert zich verder om zijn instrumenten. Later vertrouwt hij me toe: “Ik ga het niet lang meer doen, mijn rug vindt het niet meer zo leuk (lacht). Mijn vriendin moedigt me ook aan om iets anders te zoeken. Ik zou meer tijd willen spenderen met mijn gezin.” Rui is namelijk ook vader, van Igor (vier jaar) en Cleo (negen maand). Igor is genoemd naar zijn vaders idool, Sepulturadrummer Igor Cavalera. Het geeft aan waarom Rui toch nog altijd op de meest onmogelijke uren rondsleurt met basdrummen en gitaarversterkers: “I like music, man. Backlinen is wat ik doe.”

Meute metalheads Tijdens het optreden heeft Rui tijd om een sigaret op te steken. Vandaag is hij ook bastechnieker, wat betekent dat hij zich achter de basversterker van Tino DeMartino zet met een rek vol basgitaren. Die moeten allemaal klaar staan om onmiddellijk het podium op te kunnen. Tegelijk houdt hij Phil in het oog, die gevaarlijk hard doormept op zijn cimbalen. Als tijdens Black Fuel tientallen mensen mee op het podium springen, beschermt hij de instrumenten tegen te enthousiaste headbangers. Eén breedgeschouderde man met tatoeages houdt een kleine meute metalheads op zijn dooie gemak in bedwang.

Wouter Adriaensen

“Ik ben stagemanager op Hellfest in Frankrijk, geen pretje, met bands als Guns N’ Roses en Mötley Crüe” “Backlinen is niet moeilijk als je weet wat je aan het doen bent. Daarom zou een opleiding voor dit vak geen overbodige luxe zijn. Een instrument kunnen spelen is een goed begin maar een muzikant is geen backliner, hij heeft meestal geen flauw benul van de technische aspecten. Wij moeten kunnen werken met muziekinstrumenten, we moeten weten hoe ze te onderhouden, hoe ze te behandelen. Onze belangrijkste taak is ervoor te zorgen dat de artiesten niet te klagen hebben, niet een mooi liedje spelen tijdens de soundcheck.”

www.channel-zero.be


43

“Een muzikant is geen backliner”


44

Mike Naert over het ontstaan en overleven en de vooruitzichten van Het Depot

“Het Depot werkt katalyserend voor talent�

Muziek maken, allemaal goed en wel, maar er moet ook plaats zijn om die muziek naar buiten te brengen. Concertzalen zijn met andere woorden onmisbaar. In Leuven heeft Het Depot sinds zijn ontstaan in 2003 een leemte ingevuld die in de jaren negentig ontstond. Vandaag zijn ze bezig aan verbouwingen die de oude locatie om zullen toveren tot een heuse muziektempel met een infrastructuur op maat. Backstage sprak met Mike Naert, directeur-programmator van Het Depot.


45

Wat zijn de veranderingen in het nieuwe Depot? “We hebben respect voor de oude locatie. Ondanks dat alles er nieuw uit zal zien, proberen we de gezellige sfeer van vroeger te behouden. Wat vooral belangrijk is, is dat de akoestiek veel beter zal zijn. We willen een perfecte klank en een perfect zicht voor iedereen en daar hebben we aan gewerkt. Voor ons is het minstens even belangrijk dat er ook een klein podium is. Op die manier kunnen we intieme optredens houden met een beperkt publiek.”

“Dit is overleven” Door de verbouwingen verhuisden jullie naar een nieuwe locatie. “De verhuis naar de Kapucijnenvoer was eerder een noodzaak. We waren blij dat we iets gevonden hadden. Zeven jaar lang hadden we gewerkt om iets op te bouwen. Door in de oude school in te trekken hebben we kunnen vermijden dat we twee jaar uit roulatie zouden gaan en daardoor alles terug moesten opstarten. Nu is er min of meer een vorm van continuïteit. Dit is overleven. Met de weinige middelen die we hebben, proberen we toch nog goede namen naar Het Depot te krijgen.” Van waar kwam het initiatief voor een Leuvens muziekcentrum? “Leuven kende in de jaren zeventig en tachtig een bruisende, niet zo georganiseerde muziekscene. Denk maar aan de blues van Big Bill en de vele undergoundclubs ten tijde van de New Wave. Bijna niemand weet bijvoorbeeld nog dat the Cure in het toenmalig STUK en The Dire Straits in een tent op het Sint-Jacobsplein hebben opgetreden. In de jaren negentig vielen clubs die veel volk trokken, zoals Manhattan, Zaal Stella en Belgisch Congo, plots weg. Manhattan werd een televisiestudio, Zaal Stella werd omgevormd tot kantoren en the place to be, Belgisch Congo, werd gesloten en er kwamen koten in de plaats. Leuven was in de jaren negentig een jonge stad waar vreemd genoeg weinig concerten werden georganiseerd. Alles viel plots op zijn gat, terwijl in de rest van Vlaanderen het hele muziekgebeuren georganiseerd geraakte.” Toen zijn een aantal personen, waaronder ik, gaan zagen bij de politiek. Saïd El Khadraoui, die toen ook al schepen van

Cultuur was, heeft daar meteen een punt van gemaakt. Zo is het idee voor Het Depot ontstaan.” Het Depot bestond dan wel op papier, maar een locatie was er nog niet. “De bedoeling was eigenlijk dat we in het entrepot (nu het Openbaar Entrepot voor de kunsten of OPEK, nvda) gingen zitten. Maar daar was het te vroeg voor, omdat de douane er nog zat. Toen hebben we onze intrek in de oude cinemazaal aan het Martelarenplein genomen. Stad Leuven en Vlaanderen gaven subsidies om Het Depot op te starten.”


46

Hoe lang hebben jullie moeten werken om Het Depot een goede naam te bezorgen? “Daar hebben we met vallen en opstaan aan gewerkt. Leuven is niet alleen de thuisbasis van singer-songwriters. Het is een stad met veel potentieel, zowel qua publiek als qua talent. Het Depot werkt katalyserend voor dat talent.” Wanneer zijn de plannen voor de verbouwingen dan ontstaan? “We hadden in 2006 al plannen om te verbouwen, toen is er een haalbaarheidsstudie uitgevoerd. In 2009 hadden we dan de bedoeling om te starten met de verbouwingen. Door een administratieve en politieke rompslomp heeft het uiteindelijk tot 2011 geduurd voor we er aan konden beginnen. Het werd tijd, want de zaal was wel echt bijna tot op de draad versleten.” Blij dat jullie binnenkort terug kunnen naar het Martelarenplein? “Het grote voordeel aan dit gebouw is dat de concertzaal, de repetitieruimtes en het audiolab in één gebouw zitten. Ook de klank in de zaal is goed. Enkel als er veel volk is, wordt het toch wat te warm. Het is goed geweest, maar het moet niet langer duren. Het gebouw heeft iets, met weinig middelen hebben we er het beste van proberen te maken. Ik hoop wel dat er toch nog één tot twee jaar iets met het gebouw gedaan wordt. Er is namelijk veel vraag naar ruimte voor artiesten en deze locatie leent zich daar wel toe.” De capaciteit van de zaal zal vergroot worden. Hopen jullie nu dat er nog grotere namen zullen afzakken naar Leuven? “Die kwamen er in het verleden ook al, maar het zou kunnen dat er nu nog meer belangstelling is. We streven niet per se naar die grote namen, maar het is wel leuk dat ze komen.”

Gerlinde Jonckheere

www.hetdepot.be


47

“Leuven is een stad met veel potentieel”


48

Hans van ‘ambachtsmuziekhuis’ MotorMusic

“Driven by passion”

De Kanunnik De Deckerstraat in Mechelen ligt ietwat afgelegen. Maar wat deze straat achter een imposante gevel verbergt, zou je niet meteen verwachten. Een heel muziekcomplex: opnamestudio’s, masteringruimte en een drietal labels.


49

Als je eenmaal door de inkomstpoort, en dat mag je letterlijk nemen, stapt, kom je bijna meteen uit bij de trappenhal. Drie verdiepingen, veel trappen, veel deuren. Overal is wel iets: op het gelijkvloers een gigantische opnamehal met booths en een control room, een bar en een kleine studio met booths. Helemaal bovenaan vind je een mastering room, een relaxruimte en kantoren.

Omdat het pand in Koningshooikt eigendom was van Wouter Van Belle en hij er andere plannen mee had, besloten Hans en Steven om te verhuizen naar Mechelen. “Stevens droom was om een studio op een boot te bouwen, maar dat bleek niet echt haalbaar”, vertelt Hans. “Een boot kopen ging nog, maar de verbouwingen zouden te veel geld gekost hebben. De fun was er dus snel af.”

We krijgen een rondleiding van Hans. “Noem me in jullie artikel maar Hans van MotorMusic, iedereen tot zelfs Bart Somers, de burgemeester van Mechelen, kent me zo.”

Uiteindelijk namen ze hun intrek in het pand in de Kanunnik De Deckerstraat, nummer 22 voor de liefhebbers. “We wilden niet de zoveelste kleine studio zijn. We hebben een grote opnamehal en dat vergt wel een serieuze investering”, zegt Hans.

Het verhaal van MotorMusic begint wanneer Steven Maes, een van de andere leidende figuren bij het bedrijf, en Wouter Van Belle een oude vrachtwagen van de openbare omroep VRT ombouwen tot een mobiele studio. Naast die mobiele studio komt er ook een vaste MotorMusic studio in een pand in Koningshooikt. In ’99 is het exit Van Belle en komt Hans erbij. MotorMusic wordt opgesplitst in twee structuren: MotorMusic, de studio enerzijds en MotorMusic Mobile, opnames op locatie anderzijds.

“We behoren tot de top van Europa” In 2005 starten Hans en Steven Serendipitous op. Het houdt zich vooral bezig met opnames van klassieke muziek, in de studio of op locatie, met als nevenactiviteit de mastering van alle genres van muziek. “De naam is de overtreffende trap van serendipity wat ‘de gave om toevallig mooie dingen te ontdekken’ betekent”, zegt Hans. “Door er Serendipitous van te maken, valt die ‘toevallig’ in de betekenis weg en wordt het dus: ‘de gave om mooie dingen te ontdekken’.”

Jetlag op het platteland “Door de komst van Serendipitous hadden we plots drie bedrijven onder één dak”, vervolgt Hans. “MotorMusic Mobile, MotorMusic studio en Serendipitous, met nog een extra masteringstudio op de site van Alfacam in Lint. In die tijd zaten we nog hoofdzakelijk in Koningshooikt. Iedereen vindt het wel funky dat je op het platteland zit, maar als ze even moeten zoeken om de studio te vinden, krijgen ze al een jetlag (lacht).”

Last minute Als muziekstudio is het niet altijd even gemakkelijk om rond te komen. “Langetermijnplanning is geen evidentie meer, lastminuteprojecten en korte projecten des te meer. Homestudio’s maken ons het leven niet makkelijker, maar ze zijn ook niet meer weg te denken. We beschouwen hen niet als concurrenten, maar proberen samenwerkingen aan te gaan. Wij hebben een aantal faciliteiten die zij missen, zoals een


50

grote opnameruimte. Hier komen wij als ambachtslieden in het verhaal. Wij hebben de ervaring en het vakmanschap waarmee we hun projecten kunnen vervolledigen.” Naast het opnemen van audio brengt MotorMusic ook cd’s en muziek-dvd’s uit en heeft het drie labels. “De verhoudingen zijn anders dan vroeger”, zegt Hans. “Onze studio’s bieden nu ruimte en materiaal aan aan zowel kleine als grote bands. Ook onze eigen labels vinden hun plek binnen de studio. Ons actieterrein is uitgebreider.”

Evil Penguin “Het interessante en uitdagende aan een label is dat je nauw met de artiesten samenwerkt”, vertelt Hans. “Het eerste dat we oprichtten was het poplabel Evil Penguin Records. Toppers als Novastar, Zita Swoon en An Pierlé werden destijds uit majors geschopt. Wij wilden lokale artiesten iets bieden.” Hierna volgden nog Evil Penguin Jazz en EPR-Classic, een label voor klassieke muziek. Vooral het laatste doet het zeer goed. “We behoren tot de top van Europa”, zegt Hans. “Niet omdat de concurrentie niets voorstelt, maar wel omdat we met artiesten werken met een internationale carrière. We hebben ook een straf team en dat draagt natuurlijk bij aan het succes. Steven en ik houden ons beiden bezig met alle labels, maar Steven zijn specialiteit ligt meer bij klassiek. Ik hou me meer bezig met pop & rock.”

Processie van Echternach Omdat MotorMusic niet enkel afhankelijk wil zijn van de infrastructuur die ze bezit, werkt het ook aan een mysterieus internetproject. “Ik kan hier niets over zeggen”, vertelt Hans. “Wat ik wel al kwijt kan, is dat het waarschijnlijk in januari 2013 gelanceerd wordt en dat het zowat alle bestaande dingen combineert. Dat Cultuurinvest (een onafhankelijk investeringsfonds, nvda) interesse toont, wil wel zeggen dat er potentieel in zit.”

“Iedereen hier heeft een gezonde dosis zotheid”

op heel regelmatige basis mensen ontmoeten die zeer inspirerend zijn.” “Werken aan je goede naam is een never ending story”, vertelt Hans. “Het is zoals de Processie van Echternach, maar we proberen de stappen naar achter te minimaliseren. Artiesten appreciëren ons wel omdat we onze verantwoordelijkheid nemen. Zelfs als er iets misgaat en het is niet onze fout, dan gaan we nog samen naar een oplossing proberen te zoeken. We proberen langetermijnrelaties op te bouwen. Dat zijn de beste en leerrijksten.”

Bloedarmoede Hans houdt zich naast de studio ook al jaren bezig met Maanrock, het jaarlijks Mechels muziekfestival. Aan het festival is de Maanrockrally verbonden, een wedstrijd voor jong talent. “In Mechelen waren er niet echt veel straffe bands meer”, vertelt Hans. “Maanrock leed aan bloedarmoede dus wilden we met de Maanrockrally breder gaan dan de jaren ervoor. We stelden de inschrijvingen ook open voor groepen uit andere provincies. Op deze manier vergrootten we ons netwerk en steeg het aantal inschrijvingen van ongeveer honderdtwintig naar een vier- tot vijfhonderdtal.” “De winnaar van de rockrally kreeg vroeger twee dagen in de studio, maar dat bleek uiteindelijk niet echt productief te zijn voor beide partijen”, zegt Hans. “De winnaars mochten uiteindelijk ’s middags een markt openen waar alleen spelende kinderen en hun ouders stonden te luisteren. Dat was nogal onnozel. Daarom hebben we het concept aangepast en krijgt de winnaar een jaar lang de begeleiding van een bekwame jonge engineer bij ons in de studio.” “Na een jaar hebben ze een afgewerkte preproductie en zijn ze klaar om door te steken naar de opnames van een voltooid product. Tegelijkertijd zijn ze ook gerijpt en krijgen ze een interessante plaats op de Maanrock affiche van het jaar erop. Veel jonge artiesten denken dat alles vanzelf gaat, maar dat is niet zo. We helpen hen graag met het sleutelen aan hun muziek. Hard werken blijft de boodschap.”

Tekst: Gerlinde Jonckheere Ondanks de moeilijke tijden voor de muziekindustrie werken Hans en zijn medewerkers nog steeds graag in de studio. “Wij zijn driven by passion”, zegt Hans. “Iedereen hier heeft een gezonde dosis zotheid. Ondanks de meest bizarre uren doen we het werk nog graag. Onze grote drijfveer is dat we

Foto’s: Wouter Adriaensen

www.motormusic.eu


51


Abonnementen U hebt zo genoten van Backstage Magazine dat u al reikhalzend uitkijkt naar het tweede nummer? Dat is jammer, want dit was zowel de eerste als de laatste editie.

Wilt u toch uw sympathie voor onze kleine redactie uitdrukken in de gedaante van een monetaire investering? Dat kan, door een symbolisch abonnement te nemen op Backstage Magazine.

Hiervoor moet u alleen onderstaande strook in blokletters invullen, uitknippen en op een gele briefkaart terugsturen naar Redactie Backstage Magazine, Lessius Hogeschool Mechelen, Raghenoplein 21bis, 2800 Mechelen.

De redactie dankt u voor uw milde bijdrage!

JA, ik wil een ‘abonnement’ op Backstage Magazine nemen! naam voornaam straat en huisnummer postcode en woonplaats e-mailadres


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.