TABOES DOORBROKEN
EEN WEEK IN EEN GESLOTEN INRICHTING 9 “IK DENK DAT JE ALS VERSLAAFDE WORDT GEBOREN” 26 “IK SPRAK MET OVERLEDEN GELIEFDEN” 38
DE ANDERE KANT VAN HET VERHAAL
Editorial
26
TABOE. De visie van DO U MIND was duidelijk. Wij zouden een tijdschrift gaan maken dat de taboes over verslavingszorg en psychiatrie zal doorbreken. Want al deze taboes heersen nog steeds. Een verslaving kun je immers zo mee stoppen en anorexia is makkelijk op te lossen door meer te eten. De hoogste tijd om deze taboes te doorbreken, maar wat een uitdaging en wat een opgave. Want eigenlijk is het best lastig als je niet eens zo heel veel weet van deze vorm van zorg. En je redactieleden ook niet. Ook al lijkt de wereld van de psychiatrische- en verslavingszorg klein, er valt nog verrekte veel over te schrijven. Vooral vanuit onze eigen beleving zijn er heel wat verhalen weggetikt. Persoonlijk blijk je er toch veel meer mee te hebben dan dat je van te voren dacht. Zodra je er meer mee bezig gaat, ontdek je meer en meer over de verschillende kanten van psychiatrie. Zo zijn er zoveel dingen, groot en klein, die vallen onder het psychiatrisch doen en laten van de mens. Van een tic om de deurklink twee keer aan te raken tot een serieuze psychose, vele mensen kampen ermee of hebber er in hun omgeving mee te maken. En dan het onderwerp verslaving waar veel verschillende vormen en maten van bestaan. Zoveel boeiende gezichten gaan schuil achter deze termen. En wat was het gaaf om met DO U MIND deze termen een gezicht te geven. Veel zorg gaat immers samen met veel verschillende mensen. Mensen die twee gezichten hebben en er moeite mee hebben om die gezichten een uitdrukking te geven. En dan mogen wij gewoon een week meelopen met deze mensen, ze vragen stellen, naar ze luisteren en hun gezichten kleur geven. Best bijzonder, toch?
16
4
Nienke van der Wal (19) is hoofdredacteur van DO U MIND.
2 DO U MIND
45
Inhoud
52
PERSOONLIJK
REPORTAGES
DO WE MIND
CHILLTHERAPIE
4. Eten met een ex-anorexiapatiënt 12. Van gamen naar verslaving 16. ‘Ik ben niet meer bang dat ik ooit nog ga gebruiken’ 26. ‘Ik denk dat je als verslaafde wordt geboren’ 38. ‘Ik mocht niet meer naar mijn zoon. Ze vertrouwden mij niet’ 40. De tweestrijd genaamd: Anorexia Nervosa
19
8. Melissa Wijnja: Mijn broertje en mijn zusje 18. Anouk Timmer: Help, mijn zus is ziek 34. Nienke van der Wal: Het leven met een man in een auto voor de deur 44. Michelle Wolfkamp: Mijn lieve sterke moeder 48. Nienke Voshart: Mijn kapotgeknipte lievelingsblouse en het trauma dat ik niet meer weet
9. Michelle Wolfkamp: Gesloten inrichting 22. Nienke Voshart: Kinder- en jeugdpsychiatrie 35. Anouk Timmer: Verslavingspsychiatrie jeugd 45. Melissa Wijna: Dagbesteding verslavingszorg 49. Nienke van der Wal: Ouderenpsychiatrie
20. De Verwarde Man 32. Films 52. DUMB
DO THEY MIND
14. Tips & tricks van de SPH-student 19. Rianne Timmer: De column van mijn zusje 25. Annejet: Mijn angststoornis 43. Brief van een ex-anorexiapatiënt
ONZE TABOES 8
34
40
18
44
48 DO U MIND 3
PERSOONLIJK
4 DO U MIND
PERSOONLIJK
Eten met een ex-anorexiapatiënt Stukjes courgette, plakjes tomaat, gebruikte snijplanken en een oud fornuis. De plaats van handeling is een kleine studentenkeuken. Naast redacteur Nienke Voshart staat Maartje, een 21-jarige studente en tevens een ex-anorexiapatiënt. We koken samen en kletsen wat over alledaagse dingen, om vervolgens achter een groot bord goedgevulde wraps plaats te nemen. “Als dit bord eten vijf jaar geleden voor je stond: hoe had je daar dan op gereageerd?” Maartje denkt even na en strijkt een losse pluk haar achter haar oor. “Ik had niet zoveel moeite met het avondeten. Wat ik deed, was overdag zo min mogelijk eten, zodat ik ‘normaal’ kon avondeten met mijn ouders. Daardoor ging het avondeten redelijk goed, vooral omdat ik tegen die tijd ontzettend veel honger had gekregen. Maar als je het over de hele dag bekeek, at ik maar een vierde van wat ik binnen moest krijgen.”
PERSOONLIJKHEID
Wanneer ik haar vraag hoe oud ze was toen ze anorexia kreeg, corrigeert ze me. “Je kunt niet zeggen op een bepaald punt: nu heb ik anorexia. Het is niet zo zwartwit. Het sluipt er geleidelijk in. Ik kan niet precies aangeven op welk punt ik precies anorexia had, maar ik had mijn dieptepunt toen ik zestien was.” Hoe kon haar anorexia ontstaan? “Het kwam mede door mijn persoonlijkheid. Ik ben van nature heel perfectionistisch en wil alles goed doen.” Ze kijkt naar het plafond en verzucht nogmaals: “Ja, hoe begint zoiets? Ik was een tiener en gevoelig voor de media. Het begon met gezonder eten en proberen een heel klein beetje af te vallen. Ik weet nu niet meer waarom ik af wilde vallen, maar ik kreeg een kick van ‘Hee, dit lukt, ik heb eindelijk ergens controle over’. Op een gegeven moment werd het een sport om de weegschaal steeds op een lager cijfer te krijgen.” Maartje ontdekte zelf dat ze anorexia had toen ze zo dun was dat haar kleding niet
“IK BEN VAN NATURE HEEL PERFECTIONISTISCH EN WIL ALLES GOED DOEN” meer paste. Mensen keken haar na op straat en klasgenoten keken haar raar aan. Daarnaast kreeg ze veel lichamelijke klachten: “Ik had haaruitval, had het altijd koud en werd niet meer ongesteld. Zitten deed heel veel pijn, want ik zat eigenlijk alleen nog maar op mijn botten.” Wat deed Maartje allemaal om af te vallen? “Ik deed juist dingen niet in plaats van wel. Veel sporten en bewegen, maar tegelijkertijd juist niet eten. Het niet eten was het grootste deel van mijn anorexia.”
WEER GELUKKIG ZIJN
Op een gegeven moment kwamen haar ouders achter Maartjes anorexia. “Ik zat in de vijfde klas. Klasgenoten waren naar mijn mentor gegaan. Mijn mentor zag ook dat ik veel was afgevallen en vroeg aan mij: ‘Gaat het wel goed met je?’ In die tijd loog ik alles aan elkaar als het op mijn lichaam of eten aankwam, dus vertelde ik dat het goed ging. Tijdens oudergesprekken die volgden, vertelde mijn mentor echter dat hij vermoedde dat het niet goed met me ging. Toen ik thuiskwam vertelde mijn moeder dat dit gesprek met de mentor had plaatsgevonden. Dat was het moment dat ik brak en eindelijk zei: ‘Nee, het gaat niet goed met mij’.”
gaan. Een lange periode van herstel volgde. Hoe die periode eruit zag? Maartje weet het niet zo goed meer. Het is lang geleden. Ze kijkt even naar het witte plafond en denkt na. “Ik begon met steeds meer eten, ik daagde mezelf uit om dingen te eten die ik niet meer durfde te eten. Ik wilde heel graag weer gelukkig zijn. Juist door mijn perfectionisme ga ik honderd procent voor wat ik wil. Eerst was dat afvallen. Daardoor kon de anorexia ontstaan. Maar nu was dat: ‘Ik wil weer gelukkig zijn’. Ik had dat keerpunt. Mijn doel werd ‘beter worden’, en daar kon ik honderd procent voor gaan.” Verschillende factoren droegen bij aan Maartjes herstelproces. “Ik was zo klaar met de rare blikken van mensen op straat en van mijn klasgenoten. Ik wilde niet meer aangekeken worden omdat ik zo dun was. Ik wilde mijn kleding weer passen. De lichamelijke klachten waren ook heel naar.” Ze lacht even: “Niet meer ongesteld zijn was natuurlijk niet zo’n groot probleem.” >
“IK HAD HAARUITVAL, HAD HET ALTIJD KOUD EN WERD NIET MEER ONGESTELD”
Maartje had op dat moment voor zichzelf toegegeven dat het niet langer zo door kon
DO U MIND 5
PERSOONLIJK Serieus vervolgt ze: “Toch is dat wel een teken dat je lichaam niet goed meer functioneert.” “Ik wilde weer een sociaal leven. Als ik honger heb, word ik ook chagrijnig. Ik wilde mijn energie en vrolijkheid weer terug. Dit alles bij elkaar maakte dat ik doorging met mijn herstel en dat ik doorging voor mijn geluk.”
“IK WILDE MIJN ENERGIE EN VROLIJKHEID WEER TERUG” PSYCHISCHE ZIEKTE
Waardoor was die periode van herstel nog zo lang? “De hele tijd zit die anorexia nog in je hoofd. Dat is niet zomaar verdwenen. Het is net als depressiviteit een psychische ziekte. Het duurt wel even voordat je daarvan af bent, dat is niet van de ene op de andere dag voorbij.” Maartjes herstelperiode was dan ook niet altijd makkelijk. “Het hielp niet om vrouwen met een heel mooi lichaam te zien. Dat was mijn ideaalbeeld. Nog steeds vind ik dat soms moeilijk.” Waren die vrouwen met een mooi lichaam nog dunner dan Maartje op dat moment? “Nee. Maar ik zag dat zelf niet meer. Op een gegeven moment zag ik niet hoe dun ik zelf was. Ik snap zelf ook niet zo goed hoe dat kon.”
Er zijn nog steeds heel veel mensen die anorexia hebben. Weifelend reageert Maartje. Het is even stil. “Vaak heb ik medelijden. Ik weet precies hoe vast je daarin kunt zitten, in je hoofd. Je kunt zo klem zitten. Dat is heel moeilijk om te zien.” Maartje wil diegenen die nu anorexia hebben, graag iets meegeven: “Geef niet op. Blijf jezelf uitdagen en je doel voor ogen houden. Dat doel is beter worden, ga voor je eigen geluk.”
“GEEF NIET OP! BLIJF JEZELF UITDAGEN EN JE DOEL VOOR OGEN HOUDEN” IEDERE DAG GENIETEN
Maartje heeft niet direct last meer van de periode dat ze anorexia had. Ze vertelt dat het toch haar leven lang een zwakke plek zal blijven. “Als ik drie dagen ongezond heb gegeten, ga ik daarna wel compenseren. Ik ben wel echt genezen, maar het blijft een onzekerheid waar ik altijd mee bezig zal blijven. Maar het zal niet meer mijn dagelijks leven beïnvloeden.”
“HET BLIJFT EEN ONZEKERHEID WAAR IK ALTIJD MEE BEZIG ZAL BLIJVEN”
6 DO U MIND
Of ze weleens bang is dat het weer een hellend vlak wordt en de anorexia terugkomt? Haar antwoord is vol overtuiging: “Nee.” “Hoe ik nu in het leven sta?” Maartje lacht. “Ik zeg altijd: ‘Better an oops than a what if ’. Iedere dag probeer ik van het leven te genieten. En dat lukt.”
Als ik blind zou zijn, was ik misschien wel een heel ander persoon. Het beeld in de zogenaamde spiegel is dan maar een idee. Niet wetend hoe ik echt zou zijn Als ik blind zou zijn, zag ik niet mijn minpunten, die anderen en ik nu zien. Alleen kan ik ze dan nog voelen, maar niet wetend hoe een ander naar mij kijkt Als ik blind zou zijn, was het waanbeeld in
DO U MIND 7
DO WE MIND
HET TABOE VAN
MELISSA WIJNJA “Raak me niet aan”, schreeuwde ze. Ik raakte haar niet aan. Ik stond aan de voet van haar hoogslaper en keek naar boven. Ze had net een knuffel naar mij toe gegooid. “Ik ga je pijn doen”, riep ze en ik beet op mijn lip. Dit was niet het moment om te laten zien dat ik bang was. Ze slaakte een enorme gil en ik sloot de deur. “Laat me niet alleen”, snikte ze, terwijl ik zachtjes naar beneden liep. Trillend belde ik mijn moeder die mij aanmoedigde om door te zetten. Kalm liep ik weer naar boven, maar rustig kreeg ik haar niet. Mijn ouders hadden de buren ingeschakeld en ik wilde niet laten zien dat ik nu zelf ook overstuur was. Ik vluchtte naar zolder en ik hoorde hoe ook zij geen vat konden kregen op de situatie. Ik hield me stil. Ik hoorde hoe ze beneden mij tekeer ging, hoe ze hard tegen alle slaapkamerdeuren sloeg, hoe ze haar kamertje sloopte. Ik kon alleen maar denken aan mijn zusje die in de kamer ernaast vast enorm bang onder haar dekens lag. Ik kon alleen horen, ik durfde niet meer naar beneden. Ik kon haar niet redden. Toen mijn ouders thuiskwamen, kwam mijn vader mij van zolder halen. Mijn zusje zat op de bank, in haar pyjama en met een glaasje water. Mijn broer had haar uit haar kamer gehaald voordat de situatie escaleerde. Toen ik 9 jaar was vroegen mijn ouders aan mij en mijn tweelingbroer of we het leuk vonden als we nog een broertje en zusje zouden krijgen. Een pleegzusje en een pleegbroertje wel te verstaan, Madelief en Jan. Madelief was toen drie, een jaartje ouder dan mijn eigen zusje. Jan was zeven. Ik weet nog toen ze voor de eerste keer bij ons kwamen spelen. Voor ons waren Madelief en Jan doodnormale kinderen en voor een lange tijd waren ze niets anders dan dat. Bij ons leerden ze fietsen, klussen en koken. We hielpen ze met lezen en we brachten Jan altijd samen naar de bus waarmee hij naar speciaal onderwijs ging. We stelden ze voor aan onze families. Aan mijn opa en oma, mijn pake en beppe, mijn nichtjes en neefjes.
8 DO U MIND
Een tijd lang ging het heel goed, maar hoe ouder ze werden, hoe duidelijker werd dat ze beschadigd waren. In groep acht boog ik regelmatig mijn hoofd in schaamte, omdat ik Madelief vanuit de andere kant van de school kon horen gillen. Soms deed Madelief tijdens het eten net alsof ze moest overgeven, omdat ze het eten niet lekker vond. Madelief schrok altijd van harde geluiden, van brommers, vrachtwagens. Ze was angstig, maar ook zo lief. Ik knuffelde haar vaak, pakte haar hand vast in het verkeer en ik werd boos als niemand van haar klas vriendjes wilde zijn met haar. Toen het gedrag van Madelief zo uit de hand liep
‘‘HET IS NOG STEEDS NIET PERFECT, MAAR WELK GEZIN IS PERFECT?’’ kon ze niet meer op de normale basisschool blijven. Rond die tijd kwam ook haar angst voor vuurwerk. Niemand weet echt waar die angst vandaan kwam, maar het was overduidelijk dat ze bang was. Daar zorgde ze wel voor, de hele buurt wist het. Elke nacht was het raak, elke nacht dezelfde taferelen: gillen, schoppen, slaan, met dingen gooien. Ik merkte aan mezelf dat ik killer werd naar haar toe. Ik kon haar niet meer recht in de ogen kijken. Ik was boos op haar, maar zij begreep niet waarom. Op een nacht kregen mijn ouders haar niet meer stil. Ons gezin kon er niet meer tegen. Mijn moeder belde de voogd en zij heeft haar midden in de nacht opgehaald. Het duurde vier maanden voor Madelief weer bij ons kwam wonen. Ik was blij dat ze terug was. Het leven in een pleeggezin is niet altijd makkelijk. We moeten worstelen met voogdij, PGB, indicaties, speciale scholen, logeeradressen, zorgboerderijen en soms met elkaar. Jan woont inmiddels op een groep, maar Madelief slaapt nog altijd in hetzelfde kamertje onder mij. En hoe ouder ze werd, hoe meer vat we kregen op haar problemen. Het is nog steeds niet perfect, maar welk gezin is perfect? Madelief is diegene die altijd denkt aan de verjaardag van de hond en die hem uitlaat als ik ziek ben. Zij is diegene die altijd razendsnel naar de supermarkt fietst als we zin hebben in chips. Zij is diegene die altijd gelijk vraagt waar iedereen is en om acht uur steevast de thee klaar heeft staan. Soms vragen mensen wat we van elkaar zijn, terwijl zij wijzen naar ons koppen. Drie donkere koppen en twee lichtblonde. “Dat is mijn tweelingbroer”, zeg ik dan, “en dat is mijn zusje.” Dan wijs ik naar Jan en Madelief: “En dat zijn mijn pleeg…” Mijn broer onderbreekt mij: “Dat zijn ons broertje en zusje, want ze wonen al zolang bij ons, ze zijn nu echt.”
REPORTAGE
EEN WEEK IN EEN GESLOTEN INRICHTING
Een plek van gelach en verdriet Van problemen met alcohol en drugs tot schizofrenie en depressies. Ouderen, maar ook veel jongeren. Op afdeling Herstelgerichte GGZ High Care van Stichting Dimence verblijven momenteel zestien cliënten met verschillende problemen. Redacteur Michelle Wolfkamp heeft een week dag- en avonddiensten mogen draaien op deze gesloten Zwolse instelling aan de Eerdelaan. Een plek van gelach en plezier, maar ook een plek van intens verdriet en onrust.
DO U MIND 9
REPORTAGE Tranen in haar ogen. Haar handen tot vuisten gebald. Ze schudt haar hoofd verdrietig heen en weer. Naast haar een man met een hoed. Hij wrijft geruststellend over haar hand. “Zo kan het toch niet langer”, fluistert ze. Hij knikt begrijpend. De rest van de cliënten kijkt vol medelijden toe. Begrip in hun blik. Herkenning. “Mag ik je een knuffel geven?” Een jong Aziatisch meisje schiet op vanuit haar stoel. De vrouw zegt niks. Toch slaat het meisje haar armen om haar heen. “Dank je wel”, fluistert ze zachtjes als het meisje wegloopt.
RUST, REGELMAAT EN STRUCTUUR
Het belangrijkste in een psychiatrische instelling is rust, regelmaat en structuur. De dagen zijn daarom strak ingedeeld op basis van vaste gezamenlijke etenstijden en koffiemomenten. De meeste ochtenden verlopen rustig. Het enige geluid komt van piepers die afgaan, zachte voetstappen van de verpleging en gedempte stemmen. Af en toe sloft er een cliënt langs. Op weg naar het kantoor voor medicatie. Een meisje loopt knippend in haar vingers de gang op en neer. Tijdens het koffiemoment komen er langzaam vijf cliënten de gezellige huiskamer binnen, ze nemen plaats op een van de felgekleurde stoelen. De woonkamer is huiselijk aangekleed met schilderijen en vazen met bloemen. Een sjoelbak tegen de muur, tijdschriften en kranten netjes in een mand, de televisie met Xbox pronkt op een verhoging en er staat een piano in de hoek. “Goeie koffie”, herhaalt een jonge cliënt bij elk koffiemoment. Als ze een koffiemoment mist wordt er gegniffeld. “Goeie koffie hè”, grapt de koffiezetter. “Imiteer je iemand?”, vraagt een cliënt grijzend. “Nee hoor, ik vind gewoon dat ik goeie koffie heb gezet. En dat mag best vaker gezegd worden.” Een lachsalvo gaat door de woonkamer.
10 DO U MIND
“DE ENIGE GELUIDEN KOMEN VAN PIEPERS, VOETSTAPPEN EN GEDEMPTE STEMMEN”
NORMAAL BEHANDELEN
Een lach als deze klinkt regelmatig op de afdeling, ondanks alle zware momenten. De verpleging probeert sociale contacten en sociale momenten zoveel mogelijk te stimuleren. Ze nemen dan ook altijd alle tijd voor cliënten. Het kantoor van de verpleging is daardoor ook nooit een rustige plek. Cliënten lopen in en uit met de vraag of ze de afdeling even af mogen, ze komen hun medicatie ophalen, maar ze komen ook langs voor een gezellig praatje. “Kijk, ik heb een Chinese tas!” De verpleger staat
“IK VIND HET HEEL BELANGRIJK OM CLIËNTEN ZO NORMAAL MOGELIJK TE BEHANDELEN” op vanuit zijn bureaustoel en hij loopt naar de cliënt toe. “Oh, wauw, mooi zeg! Waar heb je die vandaan?” De cliënt begint te glunderen. Zo weinig is er dus nodig om iemand helemaal op te vrolijken. De verpleging neemt altijd alle tijd. Samen eten, samen wandelen, samen koffiedrinken én samen lachen. Er worden zelfs afspraken gemaakt om samen hard te gaan lopen, of om samen naar de dichtstbijzijnde sportschool te gaan.
En juist dat is wat veel verpleegkundigen belangrijk vinden in hun werk: Cliënten zo normaal mogelijk behandelen. Een band en vertrouwen opbouwen. Voor verpleegkundige Janet is dat de reden dat ze werkt in de langdurige zorg. “Ik wil niet na drie vrije dagen allemaal nieuwe cliënten op de afdeling tegenkomen. Ik wil cliënten juist stappen zien maken. Hoe klein ook. Ik wil ze een goede dag zien hebben of opvrolijken. Want het zal je maar gebeuren. Ze kunnen er immers ook niks aan doen. Ze zijn zo geboren.”
‘‘EVEN ALLE ZORGEN EN GEDACHTES VERGETEN. ALLEEN MUZIEK’’ OPLEVEN TIJDENS MUZIEK
De rest van de dag verloopt gedeeltelijk volgens een vast schema en gedeeltelijk in verveling. Om structuur in de dagen aan te brengen hangt er op het kantoor een groot whiteboard waarop het programma per cliënt staat. Activiteitentherapie, psychomotorische therapie, bewegingsagogie en muziektherapie. Bij activiteitentherapie is er in een kleurrijk en versierd lokaal ruimte om te schilderen, te knutselen of te zagen. De ene cliënt noemt het ‘saai’ of zelfs ‘slaapverwekkend’, de ander vindt het prettig om iets te hebben om naar uit te kijken. Niks is verplicht, maar de verpleging probeert de activiteiten wel actief te stimuleren. Tijdens de activiteiten leven de cliënten op. Vooral muziektherapie doet veel cliënten goed. De een drumt, de ander zingt, maar iedereen bepaalt zijn eigen tempo. Imre geeft in zijn een-op-een muziektherapie persoonlijke aandacht aan elke cliënt. Vooraf een kopje koffie in het restaurant, dan naar boven ‘om lekker muziek te maken’. Even alle zorgen en gedachtes
REPORTAGE vergeten. Alleen muziek. En het hoeft niet perfect. Maar cliënten stralen wel als ze mee mogen drummen op een ritme dat Imre net improviserend heeft ingezet. Op de donderdag repeteren een aantal cliënten ook met de band, ‘Patience’. “Want geduld moeten we hier wel hebben.” Tijdens de Dimence lente- en de winterfair treden ze op in het restaurant. Ze spreken nog steeds met trots over vorige edities.
ONRUST EN AGRESSIE
Naast alle gezelligheid bestaan er ook momenten van rust, lege gangen, lege woonkamers en stilte. Momenten dat cliënten zich terugtrekken in hun kamers. Deze momenten staan in schril contrast met de dagen dat de verpleging geen seconde heeft om rustig even te zitten, om samen koffie te drinken. Rustige dagen kunnen zo omslaan in onrustige dagen. Er hoeft maar één cliënt onrustig te zijn en dat beïnvloedt alle anderen.
“DOOR MIJN MEDICATIE BARST SOMS DE BOM”
Rust en onrust volgen elkaar als dag en nacht op en tijdens een koffiemoment neemt de onrust het onverwachts over. Na de zoveelste stemverheffing van een cliënt volgt er een klap op tafel. Een andere cliënt springt overeind van haar stoel. “Moet ik hem slaan?”, vraagt ze boos. “Ik doe het hoor, hij moet maar eens normaal doen!” Wanneer ze op hem afstormt springt de verpleging ertussen. Dezelfde man die een dag ervoor nog een medecliënt troostte, is nu de reden voor onrust op de afdeling. Diezelfde persoon is nu diegene die in zijn woede de ruit van de deur kapottrapt. De verpleging stuurt hem naar buiten ‘om even af te koelen’. Tien minuten later sloft diezelfde man weer als vanouds op zijn kapotte groene slippers door het gebouw. Op zijn hoofd zijn vertrouwde capuchon en een donkere hoed. Gekleed in een gescheurde, lichte broek en met zijn eeuwige schoudertas én sigaren trouw aan zijn zijde. Niks meer te zien van zijn woede-uitbarsting. “Door mijn medicatie barst soms de bom. Soms kan ik het onderdrukken, maar daar heb ik geen zin meer in. Ik zit er doorheen. Dit is wat medicatie en opsluiting met je doet.”
KUNSTENAARSGEEST
Zoals hij zelf zegt werd hij 58 jaar geleden geboren als wonderkind. Door God geschapen om nooit eerder vertoonde muziek te maken. Als kind had hij ontzettend veel energie, maar dit pakte ze van hem af toen
“ZE DENKEN: WE HEBBEN HEM VEILIG WEGGEZET. DIE IS TOCH GEK” hij werd ‘vastgespijkerd’ in de schoolbankjes. Al 35 jaar volgen momenten van opnames en vrijheid elkaar op. Zijn medicatie is volgens hem desastreus, zijn creatieve vrijheid daardoor vermoord. “Het zit niet in mijn systeem dat deuren dicht zijn. Dat ik moet smeken of ze open mogen. Ik ben kunstenaar, mijn creatieve vrijheid is voor mij het belangrijkste dat ik heb. En dat nemen ze me hierbinnen af. Zij willen niet luisteren, ze denken: we hebben hem veilig weggezet, want die is toch gek.” Aan het einde van de avond slaat zijn humeur nogmaals om. Er sneuvelen nog drie ruiten, een piano en televisie, maar de verpleging kijkt inmiddels nergens meer van op. Ze krijgen vaker te maken met onverwachte uitbarstingen als deze, dus al snel gaat zowel cliënt als verpleger weer over tot de orde van de dag. Toch komt de man met
‘‘GEWONE MENSEN. ALLEEN DAN MET EEN KLEIN VLEKJE’’ de hoed de volgende avond zijn excuses aanbieden. “Heb ik jullie bang gemaakt?”, vraagt hij schuldbewust. Cliënten knikken. “Sorry. Ik zal proberen me te beheersen.” Als ik wegga kijkt hij me verdrietig aan. “Ik weet dat ik stink”, fluistert hij als hij me omhelst. Een bijzondere man, net als alle cliënten in deze instelling. Bijzonder, maar toch zo gewoon. Mensen zoals je ze ziet in het winkelcentrum, op het station of op de universiteit. Want ja, dit is een gesloten afdeling. Maar cliënten hebben vrijheden. Je kunt ze gewoon tegenkomen in de bus of in de stad. Je loop ze voorbij zonder dat je weet dat ze in een psychiatrische instelling verblijven. Het lijken twee gescheiden werelden, twee werelden die parallel aan elkaar bestaan. Maar dit klopt niet, de twee werelden zijn één. Ze lopen in elkaar over en mengen zich. Aan de Eerdelaan verblijven mensen met een bijzonder verhaal, maar tegelijkertijd zijn het mensen zoals jij en ik. Mensen met een familie, een studie en een huis. Gewone mensen. Alleen dan met een klein vlekje.
OVER PSYCHIATRISCHE INSTELLING EERDELAAN
Eerdelaan 45 is een High Care Dimence-locatie voor langdurige zorg van psychiatrische patiënten. De afdeling biedt ruimte voor cliënten met ernstige psychiatrische aandoeningen die 24-uurs begeleiding, toezicht en behandeling nodig hebben. Aan de gesloten locatie Eerdelaan in Zwolle verblijven momenteel zo’n zestien cliënten in verschillende leeftijdsgroepen en met verschillende ziektebeelden. Veel voorkomende ziektebeelden zijn schizofrenie, depressies, bipolaire stoornissen en verslavingsproblematiek. Stichting Dimence biedt specialistische geestelijke gezondheidzorg aan verschillende mensen binnen de psychiatrie en verslavingszorg. De stichting heeft verschillende locaties in en rondom Deventer, Almelo en Zwolle.
DO U MIND 11
PERSOONLIJK
‘ Ik dacht dat ik na mijn opname wel weer mocht gamen’ In de ‘woonkamer’ van de detox-afdeling zit Floris. Een jongen van 19 jaar die nu eigenlijk vol in het leven zou moeten staan. Dat stond hij ook, totdat hij de macht over zijn hobby verloor. Gamen: een tamelijk onbekende verslaving. Een verslaving die niet snel serieus genomen wordt. Toch is een gameverslaving serieuzer dan je denkt. Floris is het levende bewijs. Een beetje nerveus gaat Floris in de stoel aan de andere kant van de tafel zitten. Hij maakt een praatje met de begeleider en begint dan zijn verhaal te vertellen. Hoe hij hier binnenkwam en hoe het nu gaat. ‘’Ik kwam hier binnen met een hele andere gedachtegang dan ik nu heb. Ik had nooit voor ogen gehouden dat ik er nu op deze manier bij zou zitten. Ik was heel sceptisch. Ik kwam hier binnen toen ik nog de hele dag door gamede. Op mijn telefoon, mijn laptop, thuis en op school. De hele dag door. Ik kwam hier en ze vertelden me dat ze me wilden helpen en ik dacht alleen maar ‘maar ik vind niks anders leuk. Wat ga ik dan doen als ik niet meer kan gamen?’ Ik dacht dat ik na mijn detox-opname van vier weken wel weer een paar uurtjes per dag mocht gamen. Dit is natuurlijk niet hoe het werkt. In het begin had ik heel sterk de drang om te willen gamen, maar dat is nu een stuk minder geworden. Er zijn momenten dat ik het mis, maar niet dat ik er haast oncontroleerbaar zweethanden van krijg. Daar ben ik nu wel overheen. Toch gaat het nooit helemaal weg. Ik zal altijd omringd blijven door computers en games, want iedereen in mijn directe omgeving heeft wel een mobiel of een laptop.’’
‘’TOEN IK HIER BINNENKWAM GAMEDE IK DE HELE DAG DOOR’’
ZIJN PROGRAMMA
Floris zit hier al vijftien weken. Dit is een uitzondering. De meeste jongeren zitten hier maximaal veertien weken. Omdat Floris Asperger heeft mag hij langer in opname blijven. Hij heeft nog drie weken te gaan en dan mag hij naar huis. ‘’Omdat ik hier al zo lang zit en de detox al heb gehad, heb ik grotendeels een individueel programma, waardoor ik veel buiten het gebouw doe. Ik slaap, eet en woon hier wel. Ik heb weekendverlof waardoor ik, onder voorwaarden, om de week een nachtje van zaterdag op zondag thuis mag slapen. De andere weekenden moet ik voor zes uur ’s avonds weer op de afdeling zijn. De nachten thuis bevallen me best goed. Het gaat niet altijd even goed, maar daar leer ik dan weer van. Het is heel fijn dat ik in mijn eigen bed mag slapen als ik thuis ben, want de bedden hier zijn niet bepaald comfortabel.’’
DE MOEILIJKSTE PERIODE
Het lijkt goed te gaan met Floris, maar hij heeft het ook heel moeilijk gehad. ‘’Wat voor mij het moeilijkste was, was om in het algemeen de beslissing te maken om helemaal te stoppen met alles wat ook maar te maken heeft met gamen. Als ik had besloten om alleen te stoppen met gamen, had ik nog wel filmpjes kunnen bekijken over gamen en dat telt niet. Het moment dat me verteld werd dat ik echt niks meer mocht doen, zien of luisteren wat met gamen te maken had, was voor mij heel moeilijk. Ik kreeg het gevoel dat ik niks meer mocht.’’
ZIJN REDEN
Hij gaat wat meer rechtop zitten en zegt vastberaden: ‘’Als ik volgend jaar weer verder wil met mijn opleiding krijg ik er ook veel mee te maken. Ik deed hbo ICT en door mijn verslaving heb ik moeten stoppen om ‘medische redenen’. Ik heb voordat ik werd opgenomen met de schoolleiding gepraat en ik mag volgend jaar weer opnieuw beginnen. Dit is ook een van de grote redenen waarom ik om hulp heb gevraagd; ik wil gewoon heel graag door met deze opleiding. Ik heb me al ingeschreven voor het volgende jaar.’’
12 DO U MIND
‘’HET UITEINDELIJKE DOEL IS HUISJE, BOOMPJE, BEESTJE’’
PERSOONLIJK
‘’HET MOMENT DAT ME VERTELD WERD DAT IK ECHT NIKS MEER MOCHT DOEN, ZIEN OF LUISTEREN WAT MET GAMEN TE MAKEN HAD, WAS VOOR MIJ HEEL MOEILIJK’’
Het is nu toch echt lunchtijd en voordat Floris vertrekt naar de keuken, zegt hij nog: ‘’Wat ons hier over het algemeen verteld wordt is ‘vraag om hulp!’. Als je merkt dat je tegen dingen aanloopt, vraag hulp en wees eerlijk. Durf je open te stellen voor hulp. Het zal moeilijk zijn in het begin, maar er is licht aan het einde van de tunnel.’’
‘‘VRAAG OM HULP’’
ZIJN MOOISTE MOMENT
Als wordt gevraagd wat zijn mooiste moment is op de afdeling heeft hij al snel een antwoord paraat. Met een glinster in zijn ogen vertelt hij over het gesprek met zijn vader. ‘’Het mooiste moment hier was tijdens een van mijn systeemgesprekken. Ik had een systeemgesprek met mijn vader en dat was heel belangrijk voor mij. Ik heb voor het eerst echt met mijn vader gepraat over hoe ik me soms voel over de band die we hebben. Onze band was altijd heel stroef en tijdens dit gesprek zag ik een andere kant van hem. Hij had zich voor het eerst echt opengesteld en ik ook. Dat was wel echt een van de mooiste momenten van mijn leven.’’
Het is druk in de woonkamer. De hele groep zit klaar om te lunchen en Floris loopt naar binnen om bij de rest te gaan zitten. Hij zegt nog gedag en begint een gesprek met een van de begeleiders. Een jongen met een veelbelovende toekomst.
HET TABOE
Gamen, misschien wel een van de grootste taboes als het gaat om verslavingen. Dit merkt Floris ook. ‘’Ik kan niet spreken voor mensen die aan iets anders verslaafd zijn, maar ik merk wel als ik vertel dat ik gameverslaafd ben dat het kwartje vaak niet zo snel valt. Ik hoor dan vaak: ‘gamen? Dat doet iedereen toch? Hoe kan je daar nou verslaafd aan raken? Dan ben ik ook wel haast gameverslaafd’, maar niet iedereen is verslavingsgevoelig. Hetzelfde geldt natuurlijk ook voor andere verslavingen, maar ik merk dat mijn verslaving niet echt serieus genomen wordt.’’
‘’IK MERK DAT MIJN VERSLAVING NIET ECHT SERIEUS GENOMEN WORDT’’ ZIJN TOEKOMST
Een jongen, die aan het begin van het gesprek nog een tikkeltje nerveus was, verandert in een zelfverzekerde jongeman als hem wordt gevraagd wat zijn toekomstplannen zijn. Want die heeft hij zeker. ‘’Mijn plan voor de toekomst is een leuk studentenleven leiden en vooral zelfstandiger worden, omdat ik altijd heel afhankelijk ben geweest van de mensen om me heen en dan met name mijn moeder. Het uiteindelijke doel is huisje, boompje, beestje. Een normaal leven leiden, met de normale dingen die daar bij horen. Ook wil ik me meer bezighouden met hobby’s, want die heb ik nooit echt gehad. Als je de hele dag met een schermpje bezig bent valt het hele sociale gebeuren een beetje weg. Ik heb tijdens mijn verblijf hier al drie dingen gevonden die ik heel leuk vind: volleybal, fitness en drummen. We hadden met vaktherapie een muziekles en het enigste waarvan ik dacht dat ik het een beetje kon was drummen. Als ik niet bezig ben met de gedachte van gamen vind ik drummen heel leuk en dat heb ik nu ook doorgezet en dat voelt zo goed.’’
DO U MIND 13
Tips & tricks WIJ VROEGEN VIJF SPH-STUDENTEN WAT ZIJ AAN DE SPH-STUDENT IN DE DOP MEE WILLEN GEVEN.
14 DO U MIND
1.
‘‘SPH is echt een gave studie. Het is ontzettend breed, je kunt steeds weer kiezen wat jij leuk vindt en daar voor gaan. Daarnaast leer je jezelf ontdekken. Ik dacht dat ik mijn leven prima op de rit had, maar door deze opleiding ontdek je nog zoveel meer over je leven en jezelf.’’ - Bernard Klijnstra
‘‘Er zijn zo veel studenten die SPH gaan studeren omdat ze niet weten wat ze anders moeten, maar er komt zoveel meer bij kijken dan ‘even iemand helpen’ . Toekomstige studenten moeten weten waar ze aan beginnen. SPH is niet zomaar een opleiding, dat moeten SPH-studenten in de dop zich
2.
echt realiseren.’’ - Jeffrie Jongbloed
3.
‘‘Wees jezelf, dat is het belangrijkste. Sta open om jezelf beter te leren kennen en je zult leren je eigen handelen te verantwoorden. Dit heeft mij uiteindelijk ook geholpen. Ik was eerst wat gesloten, maar ik heb wel gemerkt dat het makkelijker is als je wat meer open bent.’’ - Dizzy Boer
‘‘Als je deze opleiding wilt doen, moet je dat echt wel zeker weten. Want het is meer werk dan het lijkt. Maar ik zou het iedereen aanraden. Zeker het eerste jaar, waar je heel erg bezig gaat met zelfreflectie. Je komt zo veel over jezelf te weten.’’ - Vera Snelooper
5.
4.
‘‘Voordat je een studie kiest, is het handig om meeloopdagen bij te wonen. Ga je echt oriënteren op wat je wilt. Wat vind je leuk? Je moet uiteindelijk wel een jaar stage lopen, dus het is belangrijk dat je dit werk leuk vindt. Als het je niet bevalt duurt zo’n jaar heel lang.’’ - Diede Zandhuis
DO U MIND 15
PERSOONLIJK
‘Ik ben niet meer bang dat ik ooit nog ga gebruiken’ Gurbe (19) is een lange, blonde jongen uit een klein Fries dorpje. Hij kwam al vroeg in aanraking met drugs en heeft twee keer in een afkickkliniek gezeten. Hij is nu bijna een jaar clean: “Bij een verslaving moet je echt vanuit jezelf willen stoppen. Als iemand je vraagt om te stoppen, dan kun je even-
16 DO U MIND
‘‘EERST DACHT IK DAT BLOWEN WAS WAT IK WILDE, MAAR IK KWAM ERACHTER DAT DAT NIET ZO WAS, HET BRENGT ALLEEN MAAR ELLENDE”
goed niet gaan. Je moet eerst op je bek gaan.” “In groep acht begon ik met blowen. Gewoon om het een beetje uit te proberen. De eerste keer was tijdens een kamp van de kerk. Daarna, in de eerste en tweede klas, begon ik steeds meer te blowen, elke dag wel. Al snel ging ik bijna niet meer naar school, ik was altijd buiten, nooit thuis. Mijn ouders zijn gescheiden, maar ze merkten natuurlijk wel dat ik er nooit was. In het begin had ik ook nog niet zo door dat ik veel gebruikte, dat sluipt er een beetje in. Op een gegeven moment had ik dat wel door, maar toen vond ik het nog niet zo nodig om af te kicken.
PERSOONLIJK Mijn ouders hadden voor mij een intakegesprek geregeld bij een afkickkliniek. Dus ik ging daarheen en ik dacht: ‘Ik weet het niet hoor’. Ik wilde zelf toen nog niet stoppen, die motivatie was er nog niet. Dan is het ook tien keer zo moeilijk. Ik probeerde het wel echt, ik had daarom gekozen voor de lange opname. Afkicken bestaat eigenlijk uit twee fases. Eerst heb je de detox, wat letterlijk betekent dat je aan het ontgiften bent. De meeste mensen gaan na de detox naar huis om de rest zelf te doen, maar ik had dus voor het langere traject gekozen. De tweede fase was in mijn geval in een jeugdgroep. Dan praat je veel met elkaar, je hebt een hele close groep. Verder gingen we veel sporten, schoonmaken, koken, dat soort dingen.”
HET GING HELEMAAL VERKEERD
“Nadat ik een half jaar in de kliniek had gezeten ging ik uit huis en verhuisde ik naar Leeuwarden. Ik kon doen en laten wat ik wilde en dat ging helemaal verkeerd. Ik begon weer te blowen en op een gegeven
“DAN KICK JE AF EN DAN HEB JE OF EEN TERUGVAL, OF JE BLIJFT VOOR ALTIJD VAN DE DRUGS AF”
moment gebruikte ik ook pillen en pep, dat soort dingen. Bij een verslaving moet je echt vanuit jezelf willen stoppen. Als iemand anders je dwingt om te stoppen, dan kun je evengoed niet gaan. Je moet eerst op je bek gaan. Nadat het in Leeuwarden zo fout ging realiseerde ik me dat dit niet de bedoeling was. Eerst dacht ik dat blowen was wat ik wilde, maar ik kwam erachter dat dat niet zo was, het brengt alleen maar ellende. Tijdens mijn tijd in de kliniek leerde ik over de cirkel van verandering. Heel simpel uitgelegd: eerst doe je er niets aan, maar je gebruikt wel veel. Vervolgens zeggen mensen tegen jou dat je veel gebruikt, maar je ontkent het zelf. Dan raak je ervan overtuigd dat je je gedrag moet veranderen en neem je de beslissing om actie te ondernemen. Dan kick je af en dan heb je of een terugval, of je blijft voor altijd van de drugs af. De tweede keer dat ik afkickte ging het voor mij ook op deze manier. In Leeuwarden begon ik weer te blowen maar ik had niet door dat het zo erg was, terwijl hij dat wel tegen mij had gezegd. Ook anderen zeiden tegen mij dat ik weer terug moest naar de kliniek, maar zodra ze het daarover hadden werd ik boos. Op een gegeven moment vond ik het zelf ook wel heel raar gaan en toen heb ik toch maar een intake gehad.”
BEZIG BLIJVEN IS BELANGRIJK
“Uiteindelijk ben ik vorig jaar op Koningsdag gestopt met harddrugs en drie dagen later ook met blowen omdat ik toen werd opgenomen in de kliniek. De tweede keer afkicken was veel zwaarder, ik had meer last van afkickverschijnselen, kreeg hele vage paniekaanvallen, hyperventileren, het was heel zwaar. Daarom is het ook zo belangrijk dat je het zelf wil. Ik leerde in de kliniek hoe belangrijk het is om bezig te blijven. Dat doe ik nu ook hier en later als ik bij een bedrijf ben wil ik graag de opleiding voor timmerman ernaast volgen. Natuurlijk ben ik trots dat ik ben afgekickt. Zeker als ik terugdenk aan hoe moeilijk het soms was. Er zaten echt moeilijke dagen tussen, maar hoe langer je clean bent, hoe makkelijker het wordt. Het verlangen blijft altijd wel, er blijven altijd wel momentjes. Als ik mij verveel of als het even tegenzit, dan wil wel even vluchten, even weg, even mijn kop leeg. Als ik weer ga blowen dan weet ik wat er gaat gebeuren. Dat gaat dan helemaal verkeerd, dus ik ga nooit meer beginnen. Stel ik zou dat wel doen, dan word ik morgen wakker, dan ben ik weer nuchter en dan wil ik gelijk weer gebruiken. Dan weet ik weer hoe het voelt. Ik ben niet meer bang dat ik ooit nog ga gebruiken. Het belangrijkste is dat je jezelf bezighoudt en dat je de reden van gebruik aanpakt. Dat heb ik gedaan.”
DO U MIND 17
DO WE MIND HET TABOE VAN
ANOUK TIMMER Frustratie. Dat is wat me is bijgebleven uit mijn jeugd. Frustratie omdat ik niet snapte waarom mijn zus altijd zo boos was, waarom ze zo hard met de deur moest slaan en waarom mijn ouders zo hard terug moesten schreeuwen. Maar uit die frustratie kwam ook hoop. Elke dag hoopte ik een stukje meer op een zus waar ik niet bang voor hoefde te zijn. Toen ik ouder werd, draaide die hoop zich om in iets wat ik gewoon nooit eerder had gesnapt. Mijn zus was ‘ziek’ en ik hoefde helemaal niet bang voor haar te zijn. Ik was nog heel jong toen allebei mijn zussen vol in de puberteit zaten. Zij zaten in een levensfase die ik niet snapte en ik zat in een levensfase die zij niet snapten. Mijn oudste zus snapte ik het minst. Waarom moest ze altijd zo boos doen? Waarom moest ze altijd weglopen? Nou ja, mijn zus haar vorm van weglopen dan. Vaak strompelde ze de trap af met haar hele kledingkast, die waarschijnlijk voor de helft bestond uit mijn kleren, in een tas gepropt en ver-
‘‘DAT MIJN OUDERS ‘S NACHTS NAAR HET ZIEKENHUIS MOESTEN, OMDAT MIJN ZUS TE VEEL HAD GEDRONKEN, WAS UITEINDELIJK OOK NIET INTERESSANT MEER’’ telde ze mijn moeder dat ze weg ging lopen. Ze vermeldde dan wel netjes waar ze heen ging. ‘’Ik loop weg, ik ga naar…’’, galmde het voor de zoveelste keer door de woonkamer heen. Niet heel rebels, maar wel moeilijk. Ik zag elke keer de frustratie en de pijn in mijn moeders ogen als mijn zus de voordeur achter zichzelf dichttrok. Een dag later kwam mijn zus meestal weer terug, al huilend en vragend of mijn ouders haar konden vergeven. Ik denk dat mijn zus zelf ook niet zo goed wist waarom ze altijd zo boos was. Ik werd ouder en mijn zus haar gedrag werd erger. Gebeurtenissen die niet normaal zouden moeten zijn, werden normaal voor mij. Dat mijn ouders ’s nachts naar het ziekenhuis moesten, omdat mijn zus te veel had gedronken, was uiteindelijk ook niet interessant meer. Helaas ging mijn lievelingsvest, die mooie rode die ik aan mijn zus had geleend, hierdoor ook verloren. Bedankt, zus. Een paar jaar later, nadat het zo goed ging, gebeurde iets waar ik niet over had durven denken; een nachtmerrie. Mijn zus deed een zelfmoordpoging. Ik was 16 jaar en ik zat volop in de puberteit. Mijn ouders, mijn andere zus en ik waren onderweg naar Bremen om een dagje te winkelen. We zaten in de auto, we hadden net getankt en ik was zo enthousiast om ein-de-lijk voor het eerst bij de
18 DO U MIND
Primark al mijn spaargeld uit te geven. Mijn moeder haar mobiel ging af, het was mijn zus. Ze vertelde dat ze allemaal medicijnen had geslikt en dat we zo snel mogelijk thuis moesten komen. Ze wilde nooit haar leven nemen, wat was ze aan het doen? We keerden de auto om en er werd mij niet verteld waarom. De puber in mij werd boos, want ik wilde zó graag naar de Primark. Toen we de straat in reden zag ik een ambulance staan. Mijn ouders sprintten uit de auto en ik hobbelde er achter aan, niet wetend wat ik zou zien; een lijkbleke zus die tussen twee ambulance broeders in zat. Dat beeld zal nooit meer van mijn netvlies verdwijnen. Het idee dat ik bijna mijn zus kwijt ben geraakt is het meest angstaanjagende gevoel dat ik ooit heb gevoeld. Mijn zus ging in therapie. Niemand wist wat ze had en dat weten we nog steeds niet. De dokters hebben gegooid met de woorden ‘borderline’ en ‘autisme’ en eindelijk werden al die jaren vol frustratie duidelijk. Ze kon er gewoon niks aan doen. De therapie viel haar zwaar. Ze vond het moeilijk om te bekennen dat er iets psychisch niet goed zat bij haar. Het duurde een paar weken voordat ze er met meer gemak heen ging en vanaf daar ging het alleen maar bergopwaarts. Ze is nu 26 jaar en ik ben zo ongelofelijk trots dat ik haar kleine zusje mag zijn. Ik groeide op met veel ruzie, frustratie en angst voor mijn zus. Nu zie ik haar als een volwassen vrouw, die heeft geleerd hoe ze met haar stoornis om moet gaan en ass kicked. Angst heeft plaats gemaakt voor trots. Want dat ben ik, op mijn zus.
DO THEY MIND
RIANNE TIMMER Thuis praten we niet vaak over het verleden. Toen ik over mijn zus schreef en het openbaar op het internet gooide, was het voor iedereen dan ook even wennen. Mijn zus voelde een soort opluchting. Moeilijk is het wel, maar de reacties van onze omgeving waren zo mooi dat mijn zus zelf ook nog wat wil vertellen. ‘’Toen ik 14 jaar was merkte ik een verandering in mezelf en mijn gedrag. Ik werd steeds bozer en ik snapte niet waarom. Ik weet eerlijk gezegd niet meer precies hoe ik me toen voelde, maar het gevoel van machteloosheid was er wel. Ik probeerde het weg te stoppen door mezelf te overtuigen dat dit gewoon pubergedrag was.
‘‘TOEN IK MIJN ZUSJE HAAR STUKJE LAS, SCHROK IK WEL EVEN. IK HEB NOOIT DOOR GEHAD DAT ZIJ BANG WAS’’ Toen ik mijn zusje haar stukje las, schrok ik wel even. Ik heb nooit door gehad dat zij bang was. Ik heb van niemand echt door gehad hoe zij zich voelden. Ik was gewoon egoïstisch en ik dacht alleen maar aan mezelf. Als autist kan je je niet inleven in een ander. Ik kon dus nooit aanvoelen hoe moeilijk ik het de mensen om me heen maakte. Van mijn zelfmoordpoging weet ik niks meer. Ik had een complete black-out en ik wist niet wat ik deed. Ik kan me alleen nog herinneren hoe ik me voelde toen ik in het ziekenhuis lag. Ik was verschrikkelijk bang en zo blij dat het niet was gelukt. Het was nooit de bedoeling dat ik echt mijn leven zou nemen, dat wilde ik helemaal niet. Toen ik in therapie ging ontmoette ik meisjes die net zo waren als ik. Dit hielp meer dan ik ooit had durven denken. Ik voelde me jarenlang zo onbegrepen en alleen en toen ik dat gebouw binnenstapte was ik niet meer alleen. Deze meiden sleepten me dan ook door al die uren therapie heen. We mochten buiten de therapie geen contact met elkaar zoeken. Ik zag en sprak ze dus niet vaak. Toen ik klaar was met therapie heb ik via Facebook nog contact gehad met een van de meisjes. Van de anderen heb ik nooit meer iets gehoord. Ik hoop wel dat het goed met ze gaat. Het gaat nu goed met me. Ik heb geleerd om met mijn stoornis en autisme om te gaan. Ik praat nu over al mijn gevoelens en als ik te veel prikkels krijg zoek ik even tijd voor mezelf. Ik heb een leuke baan en een lieve vriend. Natuurlijk voel ik me wel eens verdrietig, maar dat is menselijk. Ik hoop gewoon dat mensen die net zo zijn als ik weten dat ze niet alleen zijn. Wees niet bang om jezelf te uiten en praat vooral over je gevoelens. Je bent zoals je bent en dat kan niemand veranderen. Ik heb geleerd om er mee om te gaan en dat kan jij ook.’’
DO U MIND 19
Chilltherapie: Je loopt en kijkt rond in de huiskamer van Jeroen Zwaal. Je hoort wat zijn innerlijke stem zegt, je krijgt mee wat hij denkt en je ziet wat hij doet. De virtual reality app ‘De Verwarde Man’ neemt je mee in het waargebeurde verhaal van Jeroen Zwaal en zijn vijf psychoses. Je stapt in het hoofd van iemand die de grip op de werkelijkheid verliest. Je ziet en beleeft wat er in zijn psychose met Jeroen gebeurde, maar je krijgt ook te zien waar zijn verhaal eindigde. Tegenwoordig kijken we niet meer op of om als we de term ‘verwarde man’ in de krant lezen of op televisie horen. Het verhaal achter deze verwarde toestand wordt echter nooit echt duidelijk. Jeroen Zwaal was zo’n ‘verwarde man’ die in een krantenbericht genoemd werd. Deze app voert je in tien minuten door zijn miniverhaal. Jeroen: “Je wordt in de app echt meegenomen in mijn werkelijkheid en je stapt meteen de verhaallijn in. Je kunt om je heen kijken in mijn huiskamer. Je ziet en hoort het NOS Journaal. Dan volgt er wat meer context, hierdoor wordt er duidelijk wat er in mijn hoofd gebeurt en waardoor ik in de war raak. Dit maak je vooral mee door een sterke dialoog die ik met mezelf en mijn vrouw en dochter voer.” In de app beleef je dus de gehele dynamiek van Jeroens psychose mee. Door de virtual reality werkt de app vrij indringend en dat is best indrukwekkend te noemen. De app is ontwikkeld in samenwerking met KRO-NCRV en heeft als doel om meer begrip te creëren voor mensen met psychische problemen. Jeroen: “Er zijn zoveel mensen aan de rand van onze samenleving komen te staan vanwege een of andere kwetsbaarheid, omdat ze niet in ons systeem passen. Ik hoop met deze app een andere zienswijze op kwetsbaarheid te creëren. Ik hoop dat het aanzet tot dialoog. Maar ik hoop ook dat het herkenning en perspectief biedt voor mensen die dit ook hebben doorstaan. Mijn stem wordt hierdoor gehoord en daarmee vele andere stemmen ook.” Op dit moment gaat het goed met Jeroen, hij schrijft over zijn ervaringen op psychosenet, hij werkt als ervaringsdeskundige, en hij geeft lessen aan mensen die ervaringsdeskundige willen worden. Zoals er in de app heel mooi gezegd wordt: “Begrip creëer je met elkaar.” Jeroen: “Mijn privéleven, mijn verhaal en mijn werk zijn zo één geworden dat ik het niet meer kan scheiden, dit is zo mijn passie. Mezelf dienstbaar inzetten om ruimte te maken voor het herstel van anderen, daar ga ik voor.”
‘‘JE WORDT IN DE APP ECHT MEEGENOMEN IN MIJN WERKELIJKHEID EN JE STAPT METEEN DE VERHAALLIJN IN’’ 20 DO U MIND
Het dochtertje van Jeroen Zwaal
#deverwardeman
DO U MND 21
‘Who’s gonna save the world tonight?’ NIENKE VOSHART LOOPT MEE IN DE KINDER- EN JEUGDPSYCHIATRIE
Het is zeven uur ‘s morgens. Mijn ogen zijn nog klein en buiten is het donker. “Ik ben vooral benieuwd waarin de kinderen anders zijn dan de ‘gewone’ kinderen die ik ken”, zeg ik, terwijl ik een slok van mijn thee neem. Ik zit in het kantoortje van de hulpverleners, in een behandelgroep voor psychiatrische kinderen. De twee hulpverleners lachen, als een van hen zegt: “Daar kom je denk ik snel achter.” En dat blijkt het geval.
22 DO U MIND
REPORTAGE
Op dit moment wonen er acht kinderen op de groep. Als we naar boven gaan om hen te wekken, duurt het nog geen vijf minuten voordat een jongetje bloot zijn kamer uit rent. Zijn broek heeft hij ver naar beneden getrokken. Als het ontbijt start, lijkt alles vredig te zijn. Enkele seconden later word ik er alweer aan herinnerd dat ik in een behandelgroep mee-eet en niet in een huisgezin. Pieter krijgt iedere morgen boter op zijn brood.
‘‘WAT EEN DOMME ROTREGELS’’ Op zijn kuipje boter staat zelfs zijn naam geschreven. Ineens roept hij tegen Marjet dat hij geen boter op brood wil. Rustig legt ze uit dat hij dat iedere morgen krijgt en dat deze boter speciaal voor hem is. Hij begint te krijsen. Zijn ogen rollen wild heen en weer en hij balt zijn vuisten. “Wat een domme rotregels”, schreeuwt hij, terwijl er tranen uit zijn ogen komen. Hij blijft grommen en slaat hard tegen het kuipje boter. Marjet, de hulpverlener die vandaag op de groep staat, toont geen emotie. Ze vertelt dat Pieter even naar de ‘rustige ruimte’ mag gaan, zodat hij een krul kan verdienen als hij weer rustig is. Even later hoor ik zijn snikken en grommen afnemen. “Je mag even rustig je brood opeten en daarna weer naar de groep komen.” Na tien minuten komt Pieter, volledig gekalmeerd, weer terug in de ruime eet- en woonkamer. Waar ikzelf deze gebeurtenis nog even moet plaatsen, zijn gebeurtenissen als deze hier niet uniek. Niemand kijkt vreemd op. Steeds wanneer een kind het moeilijk heeft of niet goed met zijn emoties om kan gaan, wordt er rustig gereageerd en weet het kind wat er van hem wordt verwacht. Met het uur ga ik me meer verbazen over het geduld van de hulpverleners.
“MENSEN VERGETEN DAT PSYCHIATRIE EEN ZIEKTEBEELD IS” GEEN EMOTIE
De kinderen gaan naar het speciaal basisonderwijs en worden opgehaald door taxi’s of gebracht door een hulpverlener. Job, de andere hulpverlener die vandaag werkt, vertelt wat over de kinderen als ik meerijd. “Kinderen met psychiatrische klachten worden vaak gezien als probleemkinderen. Maar mensen vergeten dat psychiatrie een ziektebeeld is.” Het confronteert me. Hoe vaak dacht ik niet bij koppen in de krant meteen aan probleemkinderen, als het om psychiatrie ging? Hoe komt het toch dat zij zo geduldig met de kinderen om kunnen gaan? “Wij uiten niet onze emoties over de situatie. We gebruiken emoties natuurlijk wel om dingen aan te voelen, maar we spreken nooit vanuit onze emotie. Zo kunnen wij neutraal blijven.” De dag gaat niet snel voorbij. Het is erg rustig in de woonkamer, vooral wanneer de meeste kinderen naar school zijn. Job en Marjet zijn druk met behandelplangesprekken en overleggen.
“RUSTIG ZIJN? HOE KAN IK NU RUSTIG ZIJN?” BOOS OM DE BAL
Na een tijdje druppelt een aantal kinderen weer binnen, waaronder Alex. Alex heeft autisme en hechtingsproblemen. Nadat ik een spelletje met hem speel, gaat hij buiten voetballen met Pieter. Ondertussen gaat Job in een kring zitten met vier kinderen om hun doelen te bespreken. We zijn nog maar net begonnen met het gesprek wanneer Alex briesend de woonkamer in stormt. “De ballen van hier liggen nog daar!”, schreeuwt hij luid. “Even wachten, Alex, wij zijn in gesprek. Ik kom zo bij je”, reageert Job. Alex blijft schreeuwen. “Rustig zijn, hoe kan ik nu rustig zijn? De voetbal hoort niet daar! Ik kan niet rustig zijn”, roept hij half huilend, terwijl hij met zijn handen aan zijn haar trekt. Twee tellen later loopt hij weg en slaat de deur met een knal achter zich dicht. De spanning is merkbaar. Even later komt Alex met opgetrokken schouders terug. “Je mag boos zijn”, zegt Marjet. “Het gaat er om hoe je dat doet. Knap dat je je hebt teruggetrokken en dat je nu met een rustige stem kunt praten. Heel goed.” Als ik een paar uur later de behandelgroep verlaat, kan ik niet
anders dan mijn complimenten uitspreken naar de hulpverleners. Zo sterk de kinderen met zichzelf kunnen worstelen en tegen hun ziektebeeld aan kunnen lopen, zo groot is het geduld en de liefde van de hulpverleners.
‘‘LAAT JE NIET VERLEIDEN OM DE DEUR VOOR IEMAND OPEN TE MAKEN’’ GESLOTEN DEUREN
Een aantal dagen later ben ik te gast in een besloten afdeling voor crisisopvang van jongeren. Als ik door de ingang naar binnen wil lopen, blijkt de deur op slot te zitten. Een blonde, goedlachse hulpverlener opent de deur met een speciale sleutel. Even later, op het kantoortje in het midden van de afdeling, krijg ik een eigen sleutel voor vandaag. “Laat je niet verleiden om de deur voor iemand open te maken”, wordt mij dringend gewaarschuwd. “Sommige jongeren vragen daar heel sneaky om.” De toon is gezet. Met enige spanning kan de dag beginnen. De sfeer is zakelijker dan op de behandelgroep. Duidelijk is dat de doelgroep een stuk ouder is. De meeste jongeren zijn tussen de 14 en 18 jaar oud. De woonkamer is ruim en ziet er gezellig en vrolijk uit. Als een van de jongeren drinken heeft klaargemaakt, gaat het gesprek over politiek. Het is net voor de verkiezingen. Amy, een meisje met felgekleurd haar, gaat GroenLinks stemmen. Waarom? “Zij zijn bezig met empathie en die shit.” De klusjesman komt langs. Hij komt beugels bevestigen voor de ramen, zodat ze nog maar een klein stukje open kunnen. Er moeten ook beugels voor het WC-raampje komen. “Kun je door dat raampje klimmen?”, vraagt de klusjesman zich verbaasd af. “Zeker”, antwoordt een van de hulpverleners. “Ik heb me daar ook over verbaasd.” >
“VRIENDEN DENKEN DAT IK ETEN DOOR EEN LUIKJE KRIJG”
DO U MIND 23
REPORTAGE GEEN HOLLYWOOD
‘‘SOMS KAN IK GEWOON NAAR BUITEN’’
Tijdens de lunch kan ik even met wat jongeren praten. Wat willen zij dat mensen buiten de psychiatrische wereld lezen? “Dat het filmbeeld echt niet klopt”, zegt Amy stellig. Ze ondersteunt haar hoofd met haar handen en kijkt me aan. “Vrienden denken dat ik eten door een luikje in een witte kamer naar binnen geschoven krijg. Maar ik heb best veel vrijheid. Op sommige momenten kan ik met bepaalde regels gewoon naar buiten. En het is ook wel gezellig. Niet een of ander naar ziekenhuis.” Een hulpverlener vertelt haar dat deze afdeling officieel wel een psychiatrisch ziekenhuis is. “O, dan mag ik dus de hele dag in bed liggen”, grapt Amy. Er wordt gelachen aan tafel. De sfeer is ontspannen.
‘‘HET IS HIER OOK WEL GEZELLIG’’ Na het eten hebben de jongeren vrije tijd. Een meisje is bezig in een dik boek. “Een halfjaar geleden had ik niet zo rustig kunnen lezen. Nu wel”, vertelt ze trots tegen de hulpverlener die haar aankijkt. “Wat knap van je! Goed dat je dat kunt”, glimlacht de hulpverlener naar haar. Een ander meisje maakt een groot schilderij. In het midden heeft ze een gedetailleerde wereldbol gemaakt. Haar kwast is nu volledig in het zwart gedoopt en met lange halen wordt de rest van het vel donker gemaakt. Verschillende lagen volgen, totdat de wereldbol volledig is omgeven door duister. “Ga je hier verder nog iets op maken?”, vraag ik haar. “Ja”, zegt ze. “Zometeen kras ik in het zwart een tekst.” Ik vraag haar welke tekst dat is. Een brok schiet in mijn keel als ze reageert: “Who’s gonna save the world tonight?”
24 DO U MIND
DO THEY MIND
ANNEJET Annejet is een SPH-studente van 18 jaar. Vanaf januari 2017 schrijft zij een blog over haar depressie en angststoornis. Annejet is opgenomen in een kliniek voor geestelijke gezondheidszorg. “Ik denk dat het goed is om je netwerk te vergroten zodat meer mensen weten wat er speelt. Of ik het eng vind om dit te delen? Ja. Best wel. Best wel meer dan best wel. Maar ik schaam me er niet meer voor. Ik wil graag beter worden, en daar ga ik keihard voor vechten. Deze week was een heftige week. Maandagavond. Ik was gespannen over de drukke week die eraan kwam. Band-dingen, vergaderingen, studentenvereniging en treinreizen. Terwijl ik in bed lag nam de paniek toe. Ik was inmiddels aan het hyperventileren. Je moet je voorstellen dat je depressie mengt met angst. Dus terwijl je je enorm veel zorgen maakt over wat er allemaal kan gebeuren boeit het je tegelijkertijd ook niets.
‘‘ALS ZE JE VERMOORDEN, HOEF JE HET ZELF NIET MEER TE DOEN’’ Een praktisch voorbeeld: het is donker in mijn kamer en overal lopen (denkbeeldige) mensen. Wat als al deze mensen een pistool hebben? Of mij willen wurgen? Wat als ze me overal achtervolgen? Wat als ik morgen opsta, alleen in huis ben en ze me dan aanvallen? Ik word hier heel bang van. Dit is de angststoornis. Maar tegelijkertijd is daar de depressie. De depressie wil graag dood. Dus zegt het depressieve stemmetje: ‘Wat maakt het uit? Als ze je vermoorden hoef je het zelf niet meer te doen? Dat scheelt toch
een hele hoop werk? Want dat is toch wat je wilt? Dat is al een hele tijd je grote wens? Dus waarom zou je je er druk over maken?’ Deze gedachten gaan continu door mijn hoofd. Bij alles wat er gebeurt. Dus het is te begrijpen dat ik maandagavond niet rustig in slaap viel. Rond 00.00 uur trok ik de crisis in mijn hoofd niet meer. Dus heb ik in paniek al mijn medicijnen ingenomen. Het ging allemaal heel snel, voor ik het wist waren alle strips met medicijnen leeg. Ik schrok. Wat heb ik nu gedaan? Ga ik nu echt dood? In paniek ging ik naar de slaapkamer van mijn ouders, die schrokken zich rot. 112 werd gebeld en met de ambulance werd ik naar het ziekenhuis gebracht en aan de hartbewaking gelegd. Van de hele dinsdag kan ik me vrij weinig meer herinneren.
‘‘HIER HEB IK ALLEEN GEEN PILLEN, DUS DAT IS POSITIEF’’ Woensdagavond ging het weer mis. Dagen duren enorm lang. Ik ben dus blij als ik eindelijk weer naar mijn veilige bedje kan. Deze avond ging het alleen een beetje mis. In bed raakte ik in paniek. Papa hield me stevig vast zodat ik mezelf geen pijn kon doen en de boel heel zou laten. Papa en mama wisten niet meer wat ze moesten doen om me rustig te houden dus belden ze de crisislijn van Pro Persona. Twee mensen van het IHT kwamen langs en er werd besloten dat ik weer zou worden opgenomen. Dus hier zit ik nu. In mijn prachtig kleine kamertje. Heb ik nu dan geen paniek meer? Nee, helaas. De paniek gaat overal dwars doorheen. Hier heb ik alleen geen pillen om nog een keer in het ziekenhuis te belanden, dus dat is positief.” De volledige blog en Annejets meest recente blogberichten vind je op http://unfinishedstory.webnode.nl/blog/
DO U MIND 25
‘Ik deed gewoon a die losbollige stud 26 DO U MIND
alsof ik een van denten was’ DO U MIND 27
PERSOONLIJK
Klaas Boomsma (42) is 17 jaar lang verslaafd geweest aan alcohol en drugs. Vanuit zijn introverte karakter zocht hij een manier om weg te vluchten voor zijn problemen. Zijn ouders, toenmalige vriendin en broers, Arie en Sytze, drukte hij ver weg en Klaas raakte keer op keer in een diep dal. Tot hij uiteindelijk een uitweg vond in Zuid-Afrika: Hardlopen. ‘’Vanaf dag een had ik een ongezonde relatie met drank. Vroeger mocht ik weleens een slokje bier van mijn vader. Maar het eerste moment dat ik zelf een fles kon pakken op een feestje ging het gelijk mis. Ik sloeg helemaal door en vond het spectaculair. Aan het einde van het laatste liedje moest ik met de taxi naar huis worden gebracht: ik was out. Daar ging het van kwaad tot erger en zodra ik de kans had dronk ik altijd door tot dronkenschap of tot meer.
‘‘AAN HET EINDE VAN HET LAATSTE LIEDJE MOEST IK MET DE TAXI NAAR HUIS WORDEN GEBRACHT; IK WAS OUT’’ Drugs kwam er ook al snel bij kijken. Ik rookte mijn eerste jointje toen ik 14 jaar was en het deed meteen wat met me. Ik vond het effect prettig en dat stiekeme eromheen was erg aantrekkelijk en spannend. Ik begon met hardnekkig drugsgebruik toen ik ging studeren in Groningen. Eigenlijk had ik heel erge faalangst. Ik was
28 DO U MIND
bang voor het leven, bang voor de toekomst, bang om te mislukken. Voor die angst vluchtte ik weg in drank en drugs. Naar de buitenwereld deed ik alsof ik van een feestje hield en dat ik een van die losbollige studenten was. Uiteindelijk was ik helemaal niet zo en hing ik niet zoveel in de kroeg. Ik deed het gewoon allemaal thuis. Veel mensen zeiden soms: ‘Alleen drinken doe ik nooit’ maar ik begreep dat niet. Waarom zou je dat niet doen? Ik deed niet anders.”
‘’IK WAS BANG VOOR HET LEVEN, BANG VOOR DE TOEKOMST, BANG OM TE MISLUKKEN’’ MIDDELENGEBRUIK MET EEN FUNCTIE
‘’Uiteindelijk kreeg drank alleen nog maar een instrumentele functie. Ik had het nodig om mij op mijn gemak te voelen in alledaagse situaties. Ik voelde mij dan relaxter en dan is het echt alcoholisch drinken. Drank en blowen gingen hand in hand met elkaar. In Groningen begon ik met een xtc-pilletje. Dat vond ik echt fantastisch. Ik snapte niet dat mensen dit gevoel niet elk moment zouden willen ervaren. Ik kon mij alleen toen nooit voorstellen dat ik dit ooit in mijn eentje zou gaan gebruiken. Als ik nu terug kijk zie ik dat drank en drugs rond het einde van mijn verslaving geen functie meer hadden. Ze werkten niet meer, het effect was weg. Ik was er gewoon nog verslaafd aan.
‘‘IK SNAPTE NIET DAT MENSEN DIT GEVOEL NIET ELK MOMENT ZOUDEN WILLEN ERVAREN’’
PERSOONLIJK Ik denk dat je als verslaafde wordt geboren. Het is een genetisch ding. Je hebt dan in tegenstelling tot ‘normale mensen’ de neiging om weg te vluchten voor emoties en problemen in plaats van er mee om te gaan. Daarbij komt dat ik een enorm introvert persoon was. Als er iets aan de hand was, trok ik mij terug in plaats van daarover te praten. En dat isoleren hoorde heel erg bij mijn verslaving.”
OMSTANDIGHEDEN
“Ik kon mijn verslaving heel lang verbloemen. Ik zat in een omgeving waarin mensen veel dronken en blowden, dus daar paste ik helemaal tussen. Daardoor viel het in mijn ogen ook niet op. Mijn toenmalige vriendin zag het natuurlijk wel. Mijn vriendin dacht gewoon: ’Als hij zijn studie af heeft gemaakt, wordt hij wel anders. Dan verandert hij wel.’ Maar toen ik met haar ging samenwonen in Utrecht was er niet meer omheen te kijken. We hebben anderhalf jaar samengewoond en toen was voor haar de maat vol.
Ik had nooit door hoe erg het was. Ondanks alles bleef ik denken dat het de omstandigheden waren. Als ik een andere baan heb, als ik ga verhuizen, dan ga ik wel normaal doen. Dan drink ik wel minder en dan stop ik wel met blowen. Ik had wel door dat mijn vriendin zich zorgen zou maken als ik een nacht niet thuiskwam. Maar hoe erg dat was zag ik gewoon echt niet. Ik praatte altijd alles goed voor mijzelf. Het moest gewoon kunnen. Maar het ging echt ver en zij ging er ontzettend aan onder door. Door die breuk ben ik uiteindelijk wel naar de kliniek gegaan. Het klinkt heel scheef maar ik ben haar eigenlijk heel dankbaar dat ze het lijntje een keer heeft doorgeknipt.”
IK ALS GROTE VOORBEELD?
“Ik werd heel goed in manipuleren. In het bespelen van andere mensen. Ik werd heel selectief in wat ik vertelde. Alles wat heel goed ging blies ik op tot grote porporties en die 90% van wat niet goed ging noemde ik gewoon niet. Mijn familie had diepe wensen dat het goed zou komen. Ze wilden mijn verhaal geloven. Van mijn 13e tot mijn 37e hebben zij zich continu zorgen gemaakt. Mijn broers en mijn ouders pasten wel op en begonnen maar niet over mijn drankgebruik, want dan werd het a-relaxed. Ik legde een mijnenveld neer waar zij absoluut niet overheen durfden te lopen. Tot het echt niet anders kon.
‘’IK WAS GEVAARLIJK VOOR HEM’’ Mijn broertje Sytze is ook verslaafd geweest. Maar ik denk niet dat ik zijn grote voorbeeld was. Ik zou ook geen goed voorbeeld zijn geweest. Wij zijn allebei onze eigen weg gegaan op het pad van drank en drugs. Hij keek heel erg op tegen mijn broer Arie, die heel sportief en gezond bezig was. Toen hij uiteindelijk afgekickt was zat ik midden in de waanzin. Hierop besloot hij dat hij uit mijn buurt moest blijven. Ik was gevaarlijk voor hem. Ik dacht toen altijd dat het niet aan mij lag. Hij mocht niet meer drinken dus daarom wilde hij niet meer met mij om gaan. Ik koppelde het helemaal los van mijzelf en hier was ik een ster in geworden. Toen ik op mijn uiterste dieptepunt zat, heeft hij mij naar zijn kliniek gereden voor een gesprek. Toen ik hem aankeek zag ik dat hij echt niet meer wilde drinken. Ik geloofde gewoon echt niet dat mensen dat niet meer zouden willen, maar toen ik de blik in zijn ogen zag dacht ik: Hij meent het misschien ook nog echt wel.” >
DO U MIND 29
PERSOONLIJK trainer ben geworden hier, besloot ik om dit fulltime te blijven doen. Het hardlopen is voor introverte mensen als ik een ideale sport omdat je het in je eentje kan doen. Je kan heerlijk alleen erop uit gaan en het is heel toegankelijk. Je hebt behalve een paar schoenen niks nodig dus je kan het altijd en overal doen. Je kan met een vol hoofd beginnen en gaan lopen. En dan lijkt het alsof per stap je hoofd leger raakt. Alsof het stil wordt. Behalve de sportieve uitdaging heeft het voor mij een enorm therapeutisch effect en het helpt mij om soms even te stoppen met piekeren. Om even mijn brein uit te schakelen.
‘’JE HEBT BEHALVE EEN PAAR SCHOENEN NIKS NODIG DUS JE KAN HET ALTIJD EN OVERAL DOEN’’ EEN LAATSTE VLUCHT
“Zo ben ik bij de kliniek in Zuid-Afrika terecht gekomen. Ik zeg soms wel dat dit mijn laatste vlucht was. Ik wilde zo graag weg uit Amsterdam. Het oude reflex van ‘wegwezen’ kwam hier weer sterk naar voren. Wegvluchten van alles naar Zuid-Afrika is het beste wat ik ooit heb gedaan. Ik kwam erg tot rust en kon mij helemaal focussen op die verslaving. Ik leerde veel over mijzelf en begon die ziekte, want zo zie ik het, te begrijpen.
‘’HET OUDE REFLEX VAN ‘WEGWEZEN’ KWAM HIER WEER STERK NAAR VOREN’’ In de kliniek werkten wij hard aan mijn lage zelfbeeld. Professionals hielden mij keer op keer een spiegel voor en dat was behoorlijk confronterend. Vooral omdat je nu een tijdje zonder drank en drugs zat. Het kwam echt binnen en ik kon mijn kop niet in het zand steken. Die uitvlucht via drank en drugs was er niet meer en ik moest nu al die emoties zelf gaan verwerken. En alles werd zwaarder doordat ik niet echt een prater was. Lullen kon ik wel, maar niet over mijzelf.”
VAN WEGLOPEN NAAR HARDLOPEN
“Ik wilde in de kliniek weer wat fysieks opbouwen en zo begon ik op een dag met hardlopen. Hierdoor ontdekte ik weer dat ik eigenlijk heel veel van sport houd. Ik herontdekte dat jochie van vroeger en kwam erachter dat dit echt bij mij past. Niet het drinken en drugsgebruik maar het sportief bezig zijn. Ik ben er niet meer mee opgehouden. Uiteindelijk opende mijn broer Arie een sportschool in Amsterdam en daar ben ik doorgegaan met trainen. Toen ik uiteindelijk
30 DO U MIND
Ik ben ontzettend goed geholpen in mijn afkickperiode. Daarom wil ik ook alle SPH-studenten die een toekomst in verslavingszorg zien meegeven wat de sleutel is: Luisteren. Probeer tijdens de gesprekken je kennis voor je te houden en alleen maar te luisteren. In mijn tijd hielpen de allerbesten mij zo goed omdat ze goede luisteraars waren. Ik werd begrepen. Ik kon mij ook geen leven voorstellen zonder drank en drugs maar bij meetings zag ik verslaafden opbloeien. Je kan er dus toch uitkomen. Het was geen sprookje, het kon gewoon echt. Dit geeft mij weer meer motivatie om door te gaan en om anderen te motiveren met mijn verhaal.’’
Scheld me uit, Scheld me uit alsjeblieft scheld me uit geef me de straf die precies bij me past laat mij de pijn voelen die ik anderen heb aangedaan laat mij goed nadenken over de kwade dingen die ik deed laat mij goed nadenken over de dingen die ik zei en geef mij vooral geen aandacht als ik stilletjes zit te huilen want uiteindelijk kwam het toch door de verkeerde keuzes die ik zelf maakte‌
DO U MIND 31
Chilltherapie: #films
32 DO U MIND
BEN X Ben is autistisch. Aan de hand van een videogame kan hij de wereld even ontsnappen. Op school wordt hij alleen steeds vaker gepest en uiteindelijk slaan de stoppen bij hem door. Hij wil zelfmoord plegen. Zijn onlinevriendin Scarlite overtuigt hem om ‘nep’ zelfmoord te plegen.
NISE: THE HEART OF MADNESS Een aangrijpende, Spaanse film op basis van een waargebeurd verhaal. In deze film weigert een psychiater schizofrenie te behandelen met elektroshocktherapie. Ze stimuleert haar patiënten om kunst te maken. Deze film staat op Netflix.
DE GELUKKIGE HUISVROUW
Een Nederlandse film met Carice van Houten en Waldemar Torenstra in de hoofdrol. Lea leidt een gelukkig bestaan. Leuke baan, leuke man en een kind. Na de bevalling belandt Lea in een psychose. In de film zie je hoe zij, haar man en de mensen om hun heen met deze psychische ziekte omgaan.
BLACK SWAN Een Amerikaanse film over een ballerina die al haar hele leven droomt van een hoofdrol in een balletstuk. Deze hoofdrol krijgt ze in ‘De Zwarte Zwaan’. Geïntimideerd door een medeballerina haalt ze zich steeds meer waanbeelden in haar hoofd. De angst om haar hoofdrol kwijt te raken neemt de macht over. Deze film staat op Netflix. DO U MIND 33
DO WE MIND HET TABOE VAN
NIENKE VAN DER WAL En dan hebben je redactieleden allemaal prachtige persoonlijke verhalen over familieleden geschreven en dan kom jij daar nog tussendoor over jezelf. En man wat is dat verdraaid lastig. Dus ja, over mijzelf. Egocentrisch? Ik weet het niet. Maar ik kan de taboes niet doorbreken door alleen andermans gezichten te laten zien. Hoe zit het met die van mij? Wat kan ik zelf laten zien en hoe kan ik zelf taboes doorbreken? Oh ja, ik weet nog wel iets. Het is alweer een aantal jaar geleden dat dingen bergafwaarts gingen. School ging wel prima, een bijbaantje onderhouden was ook niet lastig en contact met vrienden en familie liep op rolletjes. Wat was er dan toch met mij aan de hand? Zonder er gedetailleerd over te spreken heeft een bepaalde gebeurtenis mijn manier van denken volledig op de kop gezet. Ik werd veranderd van het meisje met veel schijt aan alles en weinig angst naar een onzeker en bang persoon. Toen ik thuis vertelde dat ik hierover wilde gaan schrijven probeerde mijn vader het snel weg te zuchten. ‘’Gooi jezelf nou niet opnieuw voor dit onderwerp Nienke, je bent er net over heen.’’ Ja pap, maar anders kan ik het taboe nooit doorbreken. Op een vrijdagavond rond tienen zat ik naast een huilende vriendin aan de keukentafel. Een ruimte die normaal zo veilig en vertrouwd voelde leek nu op een kille, grote, grijze doos die steeds kleiner werd. Trillend toetste ze het nummer van de plaatselijke politie in. ‘’Ja hallo? Ja met ons. Wij zijn net achtervolgd door een stel mannen in een auto en wij willen dat jullie hier naar op zoek gaan.’’ Ik staarde voor me uit. Naar de koekjes die mijn moeder voor ons had neergelegd. Die stoere, dappere Nienke was nu zwak en aangetast.
34 DO U MIND
Misschien denk je nu: ‘Pfoe was dat het?’ Achtervolgingen zie ik dagelijks bij NCIS. Ik snap dat je zo reageert. Zo had ik vroeger ook altijd gereageerd. Toch hebben het geschreeuw van de mannen, het piepen van de autobanden, het hijgend rennen naar huis en de tranen van mijn vriendin veel meer impact gehad waardoor ik niet meer zo kan denken. Voor het eerst was ik bang in mijn eigen huis. Voelde ik mij onveilig in mijn eigen stad. Ik wist niet wat me overkwam. Door alles wat er die vrijdagavond gebeurde ben ik paranoïde geworden. Paranoia is een psychische aandoening waarbij je leidt aan waanbeelden: je ziet dingen die er niet zijn. En dat is eng jon-
‘‘IK WAS ER VAN OVERTUIGD DAT ALS IK ‘S MORGENS VROEG OPSTOND, HIJ IN ZIJN AUTO ZOU ZITTEN WACHTEN TOT IK ZOU VERTREKKEN’’ gens, dat kan ik je wel vertellen. Ik heb vooral geleerd hoe iemand psychisch van het ene op het andere moment compleet omgegooid kan worden. Ik kwam erachter wat het brein allemaal kan veroorzaken en hoe het alles erger maakt. Ik kon lange tijd niet meer alleen de straat op. Je moet je even voorstellen dat je altijd bang bent dat er iemand achter je aan zit. Waar je ook bent. Dat hij alles van je weet; waar je woont, waar je werkt, waar je naar school gaat, hoe laat je op staat en hoe laat je thuis komt. Natuurlijk weet ik nu ook dat niemand alles zo gedetailleerd van mij heeft kunnen weten. Toch was alles daarboven zodanig verpest dat ik dit destijds niet meer in kon zien. Elke avond checkte ik langs mijn gordijnen of de auto er weer stond. Je weet wel, de auto van die vrijdagavond. Ik checkte of er iemand in de auto zat. Wachtend, tot ik naar buiten zou komen. Ik was er van overtuigd dat als ik ’s morgens vroeg opstond, hij in zijn auto zou zitten wachten tot ik zou vertrekken. Dat als ik van mijn werk kwam hij mij zou opwachten en dat als mijn ouders niet thuis waren hij binnen een zucht voor de deur zou staan. Ik was doodsen doodsbenauwd. Ik begon ze ook te zien. De auto’s die mij achtervolgen. Mannen die naar mij bleven kijken als ik voorbij fietste. Alles werd ineens visueel. Het kreeg een gezicht. De man in de auto was er altijd en ik kon niet om hem heen. Ik maakte mijzelf helemaal gek. Het is toch bijzonder hoe een brein dan kan werken. Geen zorgen, het gaat nu allemaal beter. Op een of andere manier vond ik kracht in de mensen om mij heen en voelde ik steun van alle kanten komen. Ik kon weer normaal in het donker fietsen, rustig in mijn bed liggen en vol zelfvertrouwen langs mijn slaapkamerraam lopen. De man in de auto is er niet meer. Maar het leven met hem was toch wel knap vervelend.
REPORTAGE
‘Eigenlijk zijn ze ook normaal’
Polikliniek verslavingspsychiatrie. Een geur die lijkt op de mix van koffie, kranten en nervositeit komt redacteur Anouk Timmer tegemoet als ze de wachtruimte binnenstapt. Het is ijzig stil. Af en toe opent een deur, hoort ze wat gestommel en knikt iemand vriendelijk goedendag. Ze pakt een krant om alle gedachten die door haar hoofd razen te kalmeren.
DO U MIND 35
REPORTAGE Na een minuut of vijf, wat voelde als een uur, komt een vrouw binnenlopen. Ze neemt plaats op de rode stoel aan de andere kant van de tafel. We wisselen een vriendelijke blik uit en ik richt me weer op mijn krant. In de verte opent een deur en een jongeman, die niet ouder dan twintig zal zijn, stapt naar buiten. “Tot de volgende keer!”, zegt hij vriendelijk en hij sluit de deur achter zich. Zijn schoenen, van die sneakers die veel jongeren dragen, matchen met de kleur van de wachtkamerstoelen. Hij knikt naar de vrouw op de andere rode stoel en baant zich een weg naar buiten. Er gaat van alles door mijn hoofd. Deze mensen zien er zo normaal uit. Mijn gedachten worden onderbroken door een stem achter mij. ‘’Anouk Visser?’’ Een vriendelijke man in de deuropening kijkt me hoopvol aan en stomverbaasd en nog half in mijn gedachten sta ik op en vertel ik de man dat ik eigenlijk Anouk Timmer heet. “Mijn excuses, ik zal het meteen veranderen. Mijn naam is Rolf Mulder”, zegt de man die zich waarschijnlijk net zo stuntelig voelt als ik. We nemen alles wat ik de komende week ga doen even goed door en binnen dertig minuten sta ik weer buiten.
LENTEZON
De volgende ochtend. De regen van gistermiddag heeft plaats gemaakt voor een heerlijke lentezon. De rode stoel staat weer hoopvol op me te wachten als ik de wachtkamer binnen kom lopen. Veel tijd voor een nieuwe krant heb ik niet, want als snel komt een jonge vrouw op me afgelopen. We schudden elkaar de hand en banen ons een weg naar haar kantoor. Nienke Bruinsma, gezinsbehandelaar, vertelt het een en ander over de kliniek en het werk dat ze doet. Na drie kwartier heeft de comfortabele stoel waar ik in zat plaats gemaakt voor een donkere, stille gang; een gesloten opname-afdeling. ‘’Ze willen steeds vaker mensen thuis behandelen in plaats van in de kliniek, daarom is deze afdeling nu gesloten”, vertelt Bruinsma. Uit haar toon is niet goed te ontdekken of ze het hier mee eens is of niet. Er is een grote woonkamer en leefkeuken waar de jongeren elke dag koken, een aantal slaapkamers en een groot terras. De slaapkamers voelen leeg en somber aan. Veel spulletjes mogen de jongeren niet meenemen. Logisch natuurlijk.
‘’ZE WILLEN STEEDS VAKER MENSEN THUIS BEHANDELEN’’
Op weg naar een vergadering zegt Bruinsma uit het niets: “Al deze jongeren zijn ook zo normaal. Het kan je buurjongen zijn, je neef of het meisje achter de kassa in de supermarkt. Ze zijn net als jij en ik. Dit willen ze helemaal niet.” Met die gedachte loop ik de vergaderruimte binnen. Er zitten drie vrouwen aan de andere kant van de tafel. Eentje vertelt over haar skivakantie en de andere twee luisteren aandachtig naar wat ze te vertellen heeft. “Was het geen slecht weer?” “Nee, dat viel wel mee”. De vergadering begint. Ik snap er niet heel veel van, maar ik kan zien en horen hoe gepassioneerd iedereen aan deze tafel is.
36 DO U MIND
‘’AL DEZE JONGEREN ZIJN OOK ZO NORMAAL’’ Ik stap het volgende kantoor binnen. Jannette de Jonge, GZ-behandelaar, komt binnen sprinten met twee hete koppen thee. Voordat haar vingers verbranden geeft ze me snel een kopje en neemt ze opgelucht plaats in de stoel tegenover me. Ze vertelt een tragisch, persoonlijk verhaal over een van haar cliënten van een paar jaar geleden. “Ik werkte toen nog ergens anders en een cliënt van mij, een jongen van in de twintig, kwam op een vrijdagmiddag langs. Hij was net klaar met zijn behandeling en het ging iets beter met hem. Hij bood zijn excuses aan voor zijn moeilijke gedrag de afgelopen paar weken en nam afscheid. Ik wist toen niet dat dat zijn definitieve afscheid zou zijn. Achteraf bleek dat hij ook langs mijn collega’s is geweest om hetzelfde te zeggen. Die avond zat ik in de trein naar huis en werd er omgeroepen dat de trein vertraging had omdat er iemand voor de trein was gesprongen. Even later hoorde ik dat het die jongen was. Dat zal ik nooit weer vergeten. Het loopt niet altijd goed af en soms voelt het alsof je faalt. Gelukkig doe je dit werk niet alleen.”
‘’HET LOOPT NIET ALTIJD GOED AF EN SOMS VOELT HET ALSOF JE FAALT’’ FLORIS
Ik mag een patiënt spreken. Zijn naam is Floris en we zijn even oud. Een doodnormale jongen, die de macht over zichzelf is kwijtgeraakt. Hij was verslaafd aan gamen. Een verslaving waar veel mensen, inclusief ik, de ernst te vaak van vergeten. Tijdens ons gesprek vertelt hij dat hij hier al vijftien weken zit. Om de week mag hij een avond bij zijn ouders slapen. Iets wat voor mij zo normaal is, is voor hem iets speciaals geworden; naar huis gaan. ‘’Ik vind het knap dat je hem zo normaal behandelde’’, hoorde ik na afloop. ‘’Maar hij is toch ook gewoon normaal’’, antwoordde ik.
REPORTAGE LAATSTE DAG
Donderdag, laatste dag. Detox afdeling. Ik zit in een kamer met een begeleider en vier jongeren. Stuk voor stuk authentiek in hun persoonlijkheden. Naast me zit een jongen met een capuchon over zijn hoofd. Neergebogen over zijn werkmap werkt hij afwezig aan zijn opdracht. Tegenover me zit een excentriek meisje. Ze praat met de begeleider en ik krijg al snel door dat ze hier al langer zit. Naast haar zit een jongen die vijf minuten geleden nog geconcentreerd een boek aan het lezen was. Hij helpt het meisje naast hem, die net nieuw op de afdeling is. Ze kijkt verlegen om zich heen terwijl de rest hun opdracht aan het invullen is. Ze vertellen om de beurt hoe ze hebben geslapen, hoe ze zich voelen en wat hun plannen voor de dag zijn. Het excentrieke meisje begint. Vandaag is haar laatste dag en morgenochtend mag ze naar huis. Ze vertelt dat ze verdrietig is, omdat ze iedereen gaat missen. “Wel gek eigenlijk, omdat ik in het begin nog zo graag hier weg wilde”, zegt ze lacherig. “Fijne dag”, “Ja, fijne dag.” De jongen met de capuchon is nu aan de beurt. “Blij nul, verdrietig acht, bang acht.” “En hoe heb je geslapen?” “Kut.” Het is even stil. Het nieuwe meisje vertelt dat ze zich niet zo blij voelt omdat het vroeg in de ochtend is. Ik wil haar haast vertellen dat ik me precies hetzelfde voel, maar ik hou me wijselijk stil. “Fijne dag”, “Fijne dag.” De tweede jongen, die zijn boek heeft dichtgeklapt en op tafel heeft gelegd, vertelt dat hij slecht heeft geslapen. Hij drukt zijn bril terug op zijn neus en geeft zijn cijfers. Voor de laatste keer wenst iedereen elkaar een fijne dag en de jongen met de capuchon stapt als eerste de kamer uit. Het meisje, wiens laatste dagopening net is geëindigd, vraagt of er nog mensen gaan wassen. “Nee dat doe ik morgen.” “Ja, ik ook.” Ze lopen een voor een richting de woonkamer. Ik zeg ze gedag en kijk ze nog even na. Wat hoop ik toch dat het goed met ze komt.
‘’ZE VERTELLEN OM DE BEURT HOE ZE HEBBEN GESLAPEN, HOE ZE ZICH VOELEN EN WAT HUN PLANNEN VOOR DE DAG ZIJN’’
DO U MIND 37
PERSOONLIJK
Josefien kreeg zes psychoses
‘Ik mocht niet meer naar mijn zoon. Ze vertrouwden me niet’
Het hoort een van de mooiste momenten van je leven te zijn: de geboorte van je kind. Maar voor Josefien (51) was dit alles behalve het geval. Na de geboorte van haar eerste zoon kreeg ze een kraambedpsychose. En daar bleef het niet bij. In totaal werd ze zes keer opgenomen. “Een psychose is bij iedereen anders, maar als ik zou moeten uitleggen wat een psychose voor mij betekent dan zou ik zeggen dat je buiten de werkelijkheid treedt. Dat je dingen ziet en hoort die er niet zijn en dat je denkt dat wat je ziet de waarheid is. Dit kan echt van alles zijn, maar bij mij had het heel vaak met God te maken. Met het bovennatuurlijke. Ik dacht bijvoorbeeld dat ik de hemel inliep en dat ik sprak met overleden geliefden. Achteraf zei mijn psychiater tegen me dat mijn geest al een heel eind weg was van mijn lichaam.”
“IK SPRAK MET OVERLEDEN GELIEFDEN” 38 DO U MIND
EERSTE OPNAME
“Tien dagen na de geboorte van mijn oudste zoon werd ik voor het eerst opgenomen. Ik had al dagen en nachten geen oog dicht gedaan. Ik kon niet slapen, ik bleef klaarwakker. De nachten duurden ontzettend lang want ik lag maar in mijn bed te malen. Ik bleef nadenken over alles wat er was gebeurd, zo’n geboorte brengt natuurlijk heel veel hormonen, emoties en overweldigende gevoelens met zich mee. Met de dagen begon ik me steeds slechter te voelen. Doodmoe, duizelig. Ik wist niet wat er met me aan de hand was totdat een vervangende huisarts zei: ‘U heeft een psychose’. Ik had geen idee wat een psychose was, ik had er echt nog nooit van mijn leven van gehoord.
“IK HAD NOG NOOIT VAN EEN PYSCHOSE GEHOORD” Hij stuurde iemand langs om met me te praten. En ik dacht alleen maar: ‘Wat moet ik hiermee? Wat is dit voor een gek mannetje?’ Ik snapte hem totaal niet en hij begreep mij ook niet. Pas toen mijn eigen huisarts zei dat het niet goed met me ging, realiseerde ik me dat hij gelijk had. Het ging echt niet goed met me. Met de ambulance werd ik naar een Psychiatrische Afdeling Algemeen Ziekenhuis gebracht. Op de brancard stappen lukte al niet eens meer. Zo zwak was ik.”
PERSOONLIJK MEDICATIE
“Een heel groot deel van de eerste dagen op die PAAZ weet ik niet meer. Ik ben op een gegeven moment platgespoten zodat ik rustig bleef in mijn hoofd. Ik weet nog dat ik wakker werd en dat ik overal kerstversiering zag. Ik was een flink aantal dagen van de wereld geweest. Meteen daarna begonnen ze met het toedienen van medicatie, dit zorgde ervoor dat ik heel erg moe was. Ik kon heel weinig prikkels verdragen en daardoor mocht ik ook niet bij de rest van de patiënten aan tafel eten. Ik trilde door de medicatie en ik smeerde met eten. Ik zou zo weer van slag kunnen raken.
“ZE WAREN BANG DAT IK MIJN ZOON IETS ZOU AANDOEN” Voor en tijdens mijn opname mocht ik niet alleen naar mijn pasgeboren zoon. Thuis was zijn kamer op slot en ik mocht er niet zonder enige begeleiding naar toe. Ze vertrouwden me niet. Ze waren bang dat ik in mijn psychose dingen zou zien die ervoor zouden zorgen dat ik mijn zoon iets zou aandoen. Tijdens mijn opname lag hij op de kinderafdeling en samen met een verpleegkundige mocht ik hem voeden. Ik kon hem zelf ook nauwelijks vasthouden.”
VALLEN EN OPSTAAN
“In februari ben ik na een periode van zes weken naar huis gegaan. Ik was toen nog amper in staat om gewoon in de kamer op de bank te zitten. Ik kon verder helemaal niks. Ik was zo moe. Toch lukte het me om mijn leven weer gedeeltelijk op de rails te krijgen. Maar ik kreeg na een jaar een terugval en ik werd opnieuw voor weken opgenomen. In de jaren die volgden krabbelde ik telkens weer op, eerst met dagbehandeling en langzaam begon ik weer met werken. Mijn leven werd toen eindelijk weer een beetje normaal. Natuurlijk was ik eerder moe en moest ik opletten met wat ik deed, maar ik had een gezonde zoon, een lieve man en een leuke baan.
“IK KON HELEMAAL NIKS, IK WAS ZO MOE”
Ondanks dat mijn eerste psychose veroorzaakt werd door de bevalling, hebben mijn man en ik er toch voor gekozen om voor een tweede kind te gaan. Natuurlijk was de kans aanwezig dat ik opnieuw een psychose
“IK WAS DE TWEEDE PATIËNT IN 25 JAAR DIE EEN TWEEDE KRAAMBEDPSYCHOSE KREEG” zou krijgen. Maar als ik meteen na de bevalling zou beginnen met medicijnen zou de kans heel erg klein zijn. We zijn zelfs nog naar een gespecialiseerde psychiater in Rotterdam geweest. Zij had heel veel ervaring met kraambedpsychoses. Ze gaf ons allerlei tips en zei dat de kans miniem zou zijn als ik genoeg rust zou nemen. Toch ging het opnieuw mis. Ik was volgens mijn psychiater de tweede patiënt in 25 jaar waarvan hij een tweede kraambedpsychose meemaakte. Genetisch bepaald? Stom toeval? Geen idee. Helaas had ik mijn portie toen nog steeds niet gehad, na de geboorte van mijn dochter ben ik nog drie keer opgenomen. Deze psychoses waren niet veroorzaakt door een bevalling, maar door andere heftige gebeurtenissen.”
RUST EN REGELMAAT
“Nu gaat het redelijk goed met me. Ik sliknog elke dag medicijnen en ik moet mezelf in de gaten houden. Maar toch, ik ben thuis. Bij mijn man en twee kinderen. De laatste keer dat ik ben opgenomen is inmiddels 12 jaar geleden. Toch blijf ik alert. Bij elke heftige periode in mijn leven moet ik oppassen en ben ik bang. Bijvoorbeeld toen mijn ouders overleden, ik was bang dat ik opnieuw in een psychose zou belanden. Maar dat gebeurde niet.
de kans op terugval het kleinst. Tussen de middag pak ik dagelijks een uurtje rust, dan heb ik weer genoeg energie om de rest van de dag door te komen. Helaas mag ik niet meer werken. Te druk. Te veel prikkels Ik kan nog steeds heel slecht tegen drukke situaties of omgevingen. In de supermarkt bij de kassa gaan dingen me vaak te snel. Dan kan mijn hoofd het niet bijbenen. Ook ben ik nog veel te snel moe. ’s Avonds lig ik redelijk op tijd in bed, maar het komt vaak genoeg voor dat ik op de bank al in slaap val. Ik moet alles daarom zoveel mogelijk doseren. Eigenlijk is alles waar ‘te’ voor staat niet goed voor mij. Het beste zou zijn dat ik altijd alles kan overzien. Maar dat kan natuurlijk niet. Het leven is niet te overzien. Er gebeuren onverwachte dingen
“ALLES WAAR ‘TE’ VOOR STAAT IS NIET GOED VOOR ME” en het zijn juist deze dingen die mij uit mijn evenwicht kunnen halen. Het is nog altijd moeilijk om te leven met een psychische ziekte als deze, maar ik heb het na al die jaren geaccepteerd. Je moet ook wel. Dat zou ik tegen iedereen die in dezelfde situatie zit willen zeggen: accepteer je beperkingen en probeer er mee te leven. Ga niet bij de pakken neer zitten. Leg mensen in je omgeving uit waar je moeite mee hebt, geef je grenzen aan. Dan sla je jezelf er wel doorheen. Dat is mij uiteindelijk ook gelukt.”
“HET IS MOEILIJK OM TE EVEN MET EEN PSYCHISCHE ZIEKTE, MAAR IK HEBT HET INMIDDELS GEACCEPTEERD”
‘‘BIJ ELKE HEFTIGE PERIODE BEN IK BANG VOOR EEN NIEUWE PSYCHOSE’’ Als het minder gaat probeer ik op tijd om extra medicatie te vragen. En ook mijn slaap is ontzettend belangrijk voor me. Zodra ik wakker blijf liggen kunnen psychoses eerder toeslaan. Zolang ik goed slaap is
DO U MIND 39
De tweestrijd genaamd: Anorexia Nervosa Anorexia Nervosa is een slopende ziekte die al veel jongeren en volwassenen in Nederland heeft bereikt. Eerder schreef redacteur Nienke van der Wal een artikel over haar experiment op pro-ana websites. Nu doet de 18-jarige Renske From haar verhaal. Zij leeft inmiddels zes jaar met een eetstoornis en heeft veel over deze ‘sluipmoordenaar’ geleerd.
40 DO U MIND
PERSOONLIJK ‘’Het ontstaan van mijn eetstoornis heeft verschillende oorzaken gehad. Onzekerheid, een laag zelfbeeld, traumatische gebeurtenissen, moeilijk een plek vinden in de klas en gepest worden. Hierdoor zocht ik een manier om grip te krijgen op mijn emoties en gevoelens. Ik zocht controle op iets om minder bezig te hoeven zijn met de nare gebeurtenissen en alles wat ik moeilijk vond in het dagelijks leven. Het begon hierbij met een eetstoornis NAO in het beginstadium en dit werd later Anorexia Nervosa, wat in de afgelopen jaren de diagnose gebleven is.’’
DE FASE VAN ONTKENNING
‘’Ik had op dat moment niet door dat ik richting anorexia ging. Eigenlijk vond ik ook helemaal niet dat ik een eetstoornis had. Ik ontkende het de hele tijd. Zelfs tijdens mijn allereerste opname in de eetstoorniskliniek bleef ik ontkennen. Ik wilde niet erkennen dat ik problemen had, omdat ik bang was het los te moeten laten. Dat is hoe de sluipmoordenaar werkt. Het maakt je wijs dat je geen problemen hebt, zodat je er niks aan zal veranderen.
”JE BLIJFT DENKEN DAT JOUW PROBLEMEN NOOIT ZO ERG ZULLEN ZIJN ALS ANOREXIA” ‘’Ook toen ik de diagnose anorexia kreeg ontkende ik het en sprak ik het nooit uit. Dat ervaren denk ik alle meiden en jongens met anorexia; het is zo moeilijk om toe te geven dat je anorexia hebt. Je mag het niet zeggen van jezelf. Je blijft denken dat jouw problemen nooit zo erg zullen zijn als anorexia. Mensen met een eetstoornis vinden vaak dat hun problemen wel meevallen en schuiven alle feiten en gedachten daarover aan de kant.’’
HET ONBEGRIP VAN DE MENS
‘’Veel mensen begrijpen deze tweestrijd niet helemaal. Ze denken dat het draait om eten en gewicht, terwijl dit alleen maar symptomen zijn van de ziekte. In het begin vond ik het heel moeilijk dat mensen mij niet begrepen. Het zorgde voor veel frustratie. Ik was heel gesloten, durfde weinig te delen en voelde me vaak heel erg afgewezen en onbegrepen. Maar nu probeer ik vooral open te zijn naar de mensen om mij heen. Veel mensen waarderen dit, maar ik heb geaccepteerd dat sommigen het gewoon niet begrijpen. Het is zo’n ingewikkelde ziekte. Soms begrijp ik het zelf niet eens helemaal. En ook mijn ouders begrijpen het lang niet altijd, ondanks dat ze al zes jaar naast mij staan.’’
”HET IS GEWOON ZO’N INGEWIKKELDE ZIEKTE. SOMS BEGRIJP IK HET ZELF NIET EENS HELEMAAL”
PRO-ANA
‘’Eten en gewicht zijn dan wel enkel symptomen van de ziekte, maar ik merkte ze toch echt wel. Ook ik zocht zoals veel andere meiden en jongens toevlucht op pro-ana websites. Ik was aan het afvallen toen ik voor het eerst met pro-ana in aanraking kwam. Ik zocht naar tips en zo rolde ik de websites op. Ik schrok best wel erg van wat er op stond. Maar toch bleef ik kijken. Helaas. Ik ging gebruik maken van de dingen die daar op stonden en ik kwam in dat wereldje vast te zitten. Het gevaar van deze websites is dat je er verslaafd aan raakt. Wanneer je een eetstoornis ontwikkelt, krijgt het steeds meer controle over je en heb je het steeds meer nodig.. >
EEN DAGELIJKSE TWEESTRIJD
‘’Dat verklaart ook de psychische kant van de eetstoornis. Je zou kunnen zeggen dat ik besta uit twee delen: de eetstoornis en Renske. Wanneer mensen opmerkingen maken over wat met mij en mijn eetstoornis te maken heeft, dan wordt de eetstoorniskant boos en negeert dat. Maar de gezonde kant van mij wordt juist wel geraakt en wil er wat mee doen. Bij een eetstoornis ligt het eraan welke kant van jou sterker is. Luister ik naar de eetstoornis, of naar de gezonde kant in mij? Deze tweestrijd speelt dag in dag uit in mijn hoofd.’’
”LUISTER IK NAAR DE EETSTOORNIS, OF NAAR DE GEZONDE KANT IN MIJ? DEZE TWEESTRIJD SPEELT DAG IN DAG UIT IN MIJN HOOFD”
DO U MIND 41
PERSOONLIJK
”ALS HET KON, ZOU IK PERSOONLIJK ALLE PRO-ANA SITES WILLEN VERBIEDEN, WANT HET IS ECHT AFSCHUWELIJK EN ONMENSELIJK” Hierdoor kwam ik steeds weer terug op de pro-ana websites. Het voelde alsof ik het nodig had. Ik sprak ook veel met anderen op deze website omdat ik het idee had dat zij mij wel zouden begrijpen. Maar toch vond ik dit heftig en eigenlijk heel erg. Ik besefte hoe vreselijk het is dat anderen hier zo in vast zitten en ik was gechoqueerd over waar zij mee bezig waren. Eigenlijk best raar, want ik… ik deed het zelf ook! Als het kon, zou ik persoonlijk alle pro-ana sites willen verbieden, want het is echt afschuwelijk en onmenselijk. Ik zou willen dat ik er nooit mee in aanraking was gekomen en vind het verschrikkelijk dat het bestaat.’’
HET GEVECHT
‘’Ik heb veel geleerd over mijn eetstoornis. Het belangrijkste is dat je blijft doorvechten. Ondanks dat alles in je schreeuwt dat je het niet kan, je enorm veel angst hebt en niet weet hoe je het in vredesnaam moet gaan doen. Ik heb de afgelopen tijd weer in een diepe terugval gezeten, maar ik ga nu de goede kant op. Ik ben weer bezig om te herstellen en heb daarbij tijdelijk sondevoeding om lichamelijk en geestelijk op krachten te komen om het gevecht met mijn eetstoornis aan te gaan. Ik ben enorm gemotiveerd om nu eindelijk van mijn eetstoornis te gaan winnen, ik wil er voor gaan! Het is misschien moeilijk, maar het is niet onmogelijk. Met volle angst vooruit!’’
HERKEN JIJ JE IN HET VERHAAL VAN RENSKE? TWIJFEL NIET EN ZOEK CONTACT MET EEN PROFESSIONAL.
42 DO U MIND
DO THEY MIND
Een brief van mij aan iedereen die lijdt aan een eetstoornis, Ik gun het je dat je hulp zoekt en krijgt, dat er steun is van buitenaf en dat er begrip is. Het is een verschrikkelijke ziekte en je kunt je er ontzettend alleen en verloren in voelen, omdat de strijd in je hoofd zit. Het is een verschrikkelijk gevecht en daarom is het zo belangrijk dat je er juist niet alleen voor staat. Hulp, steun en liefde, dat is wat je nodig hebt en mag aannemen. Dat je mag voelen dat je er niet alleen voor staat. Laat je helpen en deel wat je bezighoudt. Maar ook vooral veel kracht, in de moeilijke strijd. Dat zal je nodig hebben. Het is een heel gevecht, het zal gaan met ups en downs, maar blijven volhouden is belangrijk, want het kan beter worden! Geef de hoop niet op, maar blijf motivatie voor ogen houden en vecht daarvoor. Ik gun het je dat je vooruit mag komen, dat je stapje voor stapje afstand kan nemen van anorexia, dat je het durft los te laten, dat je de controle durft los te laten. Want daarmee zal de echte jij stukje voor stukje weer terugkomen, zal je weer meer kunnen genieten van kleine dingen, je zal meer plezier hebben in het leven, je kan weer LEVEN in plaats van overleven. Je verdient het om zonder angst door de anorexia, zonder zelfhaat, zonder de enorme onzekerheid en zelfwalging door het leven te gaan. Dat je naar jezelf kan kijken en tevreden met jezelf kan zijn en dat je jezelf accepteert zoals je bent. Ik gun het je, dat je je leven weer terugkrijgt! En dat kan, hoe hopeloos en uitzichtloos het ook kan lijken. Er is hoop, voor iedereen. Geef NOOIT op. Het is moeilijk, maar het is niet onmogelijk!
Renske
DO U MIND 43
DO WE MIND HET TABOE VAN
MICHELLE WOLFKAMP Ik weet niet beter dan dat ik probeer zachtjes te doen tussen 13.00 uur en 14.00 uur omdat mijn moeder dan een uurtje op bed ligt, ik weet niet beter dan dat feestjes tot in de late uurtjes bij ons geen gewoontes zijn en dat rust en regelmaat als belangrijk worden ervaren in ons huis. Vandaag een leuke, lange, intensieve dag betekent morgen een dag waarin moet worden geboet voor de te veel verbruikte energie. Een dag waarin de handrem er opnieuw op moet om tot rust te kunnen komen, een dag waar het energiemetertje weer bijgetankt moet worden. Mijn moeder heeft in haar leven te maken gehad met meerdere psychoses en ze moet nog elke dag dealen met de gevolgen. Ze mag geen vast werk meer doen, ze slikt medicijnen en om de rest van de dag met voldoende energie door te komen is een middagslaapje de gewoonste zaak van de wereld. Ik heb zelf maar één psychose van mijn moeder meegemaakt, de andere waren voor mijn geboorte en in de tijd dat ik nog een baby was. Maar de laatste keer dat het ge-
‘‘IK MOEST HET VAN HET EEN OP HET ANDERE MOMENT OPEENS DOEN ZONDER DE DAGELIJKSE AANWEZIGHEID VAN MIJN MOEDER’’ beurde, zat ik in groep drie. Het was een paar dagen nadat ons huis was getroffen door de bliksem. Ons huis lag voor een groot deel in puin en daarmee ook het leven van mijn moeder, mijn vader, mijn broer en dat van mijzelf. Ik heb geen idee hoe vaak ik mijn moeder heb opgezocht in dat ziekenhuis, op die psychiatrische afdeling. Ik wist toen natuurlijk ook niet echt wat dit allemaal betekende, maar ik was altijd blij als we haar konden bezoeken. Logisch ook, ik moest het van het een op het andere moment opeens doen zonder de dagelijkse aanwezigheid van mijn moeder. Maar toch ging het leven in die tijd gewoon door. Ik zat op zwemles, haalde mijn plaatjes en leerde rekenen en schrijven in groep drie. Mijn broer en ik brachten ondertussen veel tijd door bij familie en vrienden. Mijn vader moest immers overdag gewoon naar zijn werk en in de avonduurtjes besteedde hij zoveel mogelijk tijd aan de opbouw van ons huis. Met de hulp van familie bleven we op de been, die waren er altijd voor ons. Achteraf kan ik me pas voorstellen hoe moeilijk dit voor mijn moeder geweest moet zijn. De wereld raasde gewoon door, de levens van haar man en twee kinderen gingen gewoon door. Zonder haar. Ik wil me niet inbeelden wat voor een verschrikkelijke ervaring dit moet zijn geweest. Ik wil me niet inbeelden hoe het voelt om jezelf zo kwijt te raken, hoe het voelt als je wordt weggetrokken uit je ver-
44 DO U MIND
trouwde omgeving, weg van je huis en je familie. En bij thuiskomst komen pas de gevolgen, het alledaagse leven met een psychische ziekte. Je bent immers getekend voor de rest van je leven. Je wordt er dagelijks aan herinnerd. Toch was die ene keer na de blikseminslag de laatste keer. Daar hoop ik op. Daar vertrouw ik op. En daar geloof ik in. Door mijn verhaal en dat van anderen te delen wil ik taboes over dit soort psychische aandoeningen doorbreken, ik wil deuren openen en het label ‘gek’ van de psychiatrie aftrekken. Ik wil laten zien wat psychische aandoeningen betekenen voor mensen, voor gezinnen en families. Hoe het is om ermee te moeten leven. Het taboe moet de wereld uit, want al ben ik opgegroeid met een moeder die moet leven met een psychische aandoening, ik heb dit nooit als een tekortkoming ervaren. Ik heb nooit schaamte gekend, want ik ben trots op welke bergen zij heeft beklommen, ik ben trots op hoe zij hieruit is gekomen en wat zij heeft bereikt. Hoe zij, mijn lieve sterke moeder, heeft leren leven met deze ziekte, hoe zij haar leven en dat van haar gezin heeft weten voort te zetten. Mét succes. En daar is niks geks aan.
Lege stoelen, lege tafels DO DO UU MIND MIND 45 45
REPORTAGE
Vrijdagmiddag kijkt redacteur Melissa Wijnja voor de laatste keer rond in de kleine kantine van Royal. Bijna iedereen is al weg, alleen Ritske en Alberto zitten nog in hun kantoortje, en Gurbe zit naast haar. Op de tafel staat een kopje thee en een schaaltje met overgebleven kwarktaart. Ze neemt een slokje thee en denk even terug aan al die bijzondere mensen die ze de afgelopen week heeft ontmoet. Mijn blik valt op de andere tafel, waar tijdens de middagpauze Jimmy nog zat. Een jongeman van begin twintig die op dinsdag voor het eerst kwam. Hij was iemand uit de reclassering die hier zijn taakstrafuren mag maken, ik meende dat hij er een stuk of zestig moest. De meeste taakstraffers zijn niet de meest punctuele personen leerde ik, maar Jimmy was altijd keurig op tijd. Vanochtend nog zat hij aan die tafel terwijl ik bezig was met de afwas. “Wil je wel even helpen afdrogen?”, vroeg ik. Hij stond gelijk op en ving de handdoek die ik hem toewierp. “Natuurlijk wil ik dat wel.”
GURBE
Ik veeg het stof uit mijn haren en vertel lachend aan Gurbe dat ik een stukje gipsplaat in mijn navel had gevonden. Na het afwassen in de ochtend hadden we samen op de zolder van boerderij ‘HET KARWEI’ gewerkt. De boerderij is eigendom van Alberto, de baas van Royal, maar Verslavingszorg Noord Nederland huist erin en op dit moment worden de bovenverdiepingen verbouwd en ingericht voor een woongroep. Woensdag waren de slopers al geweest en het was onze taak om de container, die onder aan het raam stond,
46 DO U MIND
te vullen met de gips- en dakplaten. Officieel mochten we om drie uur al naar huis, maar toen we erachter kwamen dat we het misschien wel af zouden krijgen die dag besloten we om door te gaan. Het deed ons goed om te zien hoe de zolder steeds leger werd en de container steeds voller.
“ER ZAT NOG WAT GIPSPLAAT IN MIJN NAVEL”
TJEERD
“Ik zet even mijn pet af hoor”, lacht Gurbe en hij neemt zijn blauwe Nike-pet af en haalt zijn hand door zijn blonde haar. Ik dacht eigenlijk dat zijn pet op zijn hoofd zat vastgegroeid, want in de week dat ik bij Royal was had ik hem nog nooit zonder die pet gezien. “Wat een eer”, grap ik naar hem. Ik werp een blik naar buiten, waar Tjeerd nog een beetje rondscharrelt. De pikemân, zo wordt hij gekscherend wel genoemd, Fries voor de kippenman, omdat hij zorgt voor de kippen van Royal. In de hoek van de kantine staat een broedbak.
REPORTAGE Tien minuten geleden probeerden we nog met de zaklamp van een mobiel te bepalen welke eieren er wel zouden uitkomen en welke niet.
JOHANNES EN AIZE
Ik denk terug aan mijn eerste dag, ik weet nog precies waar ik zat. Precies in het midden, op de plek waar Gurbe nu zit. Die dag zat Johannes tegenover me, een wat oudere man met een grijze borstelsnor. Naast hem zat Aize, een wat kleinere man met een breed montuur die altijd op zijn scootertje vanuit Gorredijk naar Drachten kwam. Ik spendeerde een dag met ze in de loods, waar we meubels verfden. Zittend op de grond en met de kwast in mijn hand kletste ik wat met Aize. Niet over iets specifieks, koetjes en kalfjes, het weer, dat soort dingen. Vaak was het ook stil, we deden gewoon ons ding en dan hoorden we alleen maar de radio. Toen het lied ‘Purple Rain’ van Prince draaide zongen we zachtjes mee: ‘‘Ik heb weleens echte purple rain gezien’’, merkte Aize grinnikend op. Een wat jongere jongen die naast ons tafels zat te schuren keek op: ‘‘Wat had je gebruikt dan?’’ ‘‘Niets man, dat was tijdens een narcose’’, er werd hartelijk om gelachen.
“IK HEB WEL EENS ECHTE ‘PURPLE RAIN’ GEZIEN” De vraag op zich was niet zo gek, bij Royal werken naast taakstraffers ook mensen met een verslavingsverleden. Bij het bedrijf krijgen ze de structuur en de dagbesteding die hen helpt om van de middelen af te blijven. Toen ik voorzichtig aan Aize vroeg wat hij dan gebruikt had, vertelde hij dat hij eigenlijk alles wel had gebruikt. Hij veegde zijn handen af aan een oude doek. “Ben je dan nu afgekickt?” Aize schudde zijn hoofd: “Je blijft eigenlijk altijd wel verslaafd, maar ik ben met het meeste nu gestopt, ik slik alleen nog methadon.” Methadon, zo leerde ik later, is een vervanger van verschillende opiaten zoals heroïne.
“JE BLIJFT EIGENLIJK ALTIJD VERSLAAFD, MAAR IK BEN MET HET MEESTE WEL GESTOPT”
VERONICA
“Wil je nog een kopje?” Gurbe houdt de theepot omhoog. Ik bedank vriendelijk, ik heb in deze week al meer thee gedronken dan ik in een heel jaar op kan. Bovendien is het bijna tijd om naar huis te gaan. Ik haal nog snel een doekje over het fornuis en denk terug aan de heerlijke stamppot die ik en Veronica woensdagmiddag hadden gekookt. Om eerlijk te zijn deed zij al het werk en ik draaide af en toe de speklapjes om. Met Veronica had ik eerder die week al kennis gemaakt. Een moeder van twee kleine jongetjes, waarvan de oudste bij zijn vader in de Randstad woont. Ze heeft, net
“IK BEN BEST WEL BLIJ MET MIJ” als Gurbe, twee keer in een afkickkliniek gezeten. Nu blowt ze alleen nog en alleen in de keuken als haar kindje al op bed ligt. “Heb je spijt dat je ooit bent begonnen met drugs?”, vraag ik haar wanneer ik de speklapjes nog een keer omdraai. “Nee, niet echt”, ze is even stil: “Alles wat ik heb meegemaakt heeft mij gemaakt zoals ik ben en ik ben best wel blij met mij.” Ik begin te merken dat deze mensen hun verslaving niet zien als iets waarvoor ze zich moeten schamen. Ik hoor de woorden van vriendinnen nog: ‘‘Ik zou nooit beginnen met drugs’’, waarmee ze impliceren dat drugsgebruik een keuze is. Hier bij Royal begin ik steeds meer te begrijpen dat drugsgebruik het gevolg is van een nare samenloop van omstandigheden. Een
manier van ontsnappen voor dingen die ik en mijn vriendinnen niet eens durven voor te stellen. En terwijl ik op vrijdagmiddag lekker aan mijn laatste beetje thee van deze week zit begin ik mij te realiseren dat ik geluk heb gehad. Dat mijn leven er heel anders uit had kunnen zien. Drugsverslaafden zijn niet altijd mensen die verkeerde keuzes hebben gemaakt, soms is het leven gewoon kut.
RITSKE EN ALBERTO
Voor de laatste keer was ik mijn kopje af en haal ik mijn jas van de kapstok. Ik zwaai naar Tjeerd en zeg gedag tegen Gurbe. Ik klop nog even aan bij het kantoortje, waar Ritske en Alberto nog steeds zitten te praten. Ik bedank ze voor deze week en voor de mogelijkheid om openlijk met de mensen te praten. “Je lijkt wel iemand anders dan diegene die ik aan het begin van de week ontmoette”, lacht Alberto me toe en zo voel ik me ook. Het is ongelooflijk met hoeveel vooroordelen je kan rondlopen zonder dat je het zelf weet. Ik neem afscheid en verlaat door de werkplaats het pand. Ik kijk nog even achterom naar mijn fiets die omgekeerd op de grond staat. Elf kapotte spaken en de behulpzame Aize geven een excuus om nog eens terug te komen. Met een glimlach stap ik op de fiets die ik mag lenen en ik rij naar huis. Moe, voldaan en met een rugzak vol verhalen die verteld moeten worden.
De namen in dit verhaal zijn wegens privacyredenen veranderd. De namen zijn bij de redactie bekend.
DO U MIND 47
DO WE MIND HET TABOE VAN
NIENKE VOSHART Mijn lievelingsblouse werd kapot geknipt, nadat ik direct uit de ambulance op de Intensive Care belandde. Vorige week zag ik hem weer, bij mijn ouders. Ik streek even over de stof en genoot van de diepe, fuchsia roze kleur. Deze blouse had ik eerder gehad, precies dezelfde. De blouse die ik zo mooi vond en die ik alleen op zondag aanhad. Tot die zondag, op 12 oktober, toen mijn lievelingsblouse besmeurd raakte met bloed, zonder dat ik wist hoe. Met mijn vader, broer en zusje zat ik in de auto. We reden de zeven kilometer lange dijk op richting huis. Ik weet nog dat we helemaal aan het begin van die dijk wachtten op een tegenligger. Mijn eerste herinnering daarna is de geur en de smaak van bloed. Een vrouw hangt boven me, met een bril op. “Het komt allemaal goed.” Waar was ik? Ik zag niets of niemand dat ik herkende en alles deed pijn. “Wat is er gebeurd? Wat doe ik hier?” Praten lukte nauwelijk, want mijn lippen waren opgezet en alles zat onder opgedroogd bloed. Ik hoorde dat ik een ongeluk had gehad, maar voordat ik meer kon vragen kwam er een ambulancebroeder aan. “Doe deze maar in de eerste, zij is er het ergst aan toe.” Ik werd op een brancard gesnoerd en kreeg een nekspalk, waarna de ambulance met loeiende sirene vertrok. Langzaam daagde het: ik was naar
‘‘MAAR IK WAS NIET AL LEEN MIJN TANDEN KWIJT. IK WAS OOK EEN STUK GEHEUGEN KWIJT’’ de kerk geweest met mijn vader, broer en zusje. Leefden zij nog? Dat is het enige dat ik vroeg aan de ambulancebroeder die naast mij zat. Hij zei: “Voor zover ik weet wel.” Ik kwam op de Intensive Care binnen, waar een leger van dokters om mijn bed heen kwam staan. Ik zat onder de snoertjes en plakkertjes, ik lag aan een infuus en overal klonken piepjes. Denken lukte niet goed. Het was alsof ik in een roes leefde. Mijn roze blouse werd aan flarden geknipt voor het geval ik inwendige bloedingen had en ik ging door een scan. Artsen bogen zich over het gat in mijn kin: twee tanden waren afgebroken en door mijn gezichtshuid heen naar buiten gegaan. Maar ik was niet alleen mijn tanden kwijt. Ik was ook een stuk geheugen kwijt. Later hoorde ik van verschillende kanten het verhaal. Er lag vettigheid op de weg, waardoor de auto met 70 kilometer per uur van de weg schoof en tegen een boom aan klapte. Tegen deze boom draaide de auto om haar as en kwam vervolgens weer neer, om aan de andere kant van de weg voor de sloot tot stilstand te komen. Ik heb heel hard gegild, zeiden ze. Ik was met mijn hoofd op het kastje tussen de twee voorstoelen geklapt. Daarna ben ik zelf nog
48 DO U MIND
bebloed de auto uit gegaan. Maar ik wist en weet er niets meer van. Je weet altijd wat je denkt, wat je doet en wat je voelt bij iets. Ik was gefrustreerd. Ik wilde weten wat er op dat moment door me heen ging en hoe het ongeluk er door mijn eigen ogen uit zag. Ik had acties ondernomen, maar ik weet er niets van. Het is donker. Mijn tienerleven ging door. Het gat in mijn kin werd gelijmd, het gat in mijn mond werd opgevuld met twee neptanden en het gat in mijn geheugen was niet langer een struikelblok meer. Door alle therapiesessies heen, waar ik me soms afvroeg wat ik aan het doen was, kon psychiater Rob het angstige meisje weer omtoveren tot een positieve levensgenieter. Nog steeds vind ik het moeilijk om lang mijn ogen dicht te houden of in een donkere ruimte te zijn zonder dat ik iets kan zien. Mijn eigen herinneringen aan het ongeluk ontbreken nog steeds. Maar ook als ze nooit terugkomen, is het goed. Sinds vorige week draag ik mijn fuchsia roze blouse weer. Hij lijkt stralender dan ooit. Nog altijd mijn lievelingsblouse.
REPORTAGE
EEN WEEK IN DE OUDERENPSYCHIATRIE
De echte mens achter de cliënt
Het is nog geen half tien als de cliënten de rustige therapieruimte bestormen. Terwijl redacteur Nienke van der Wal staart naar de slapende kat in de hoek van de kamer, hoort ze hoe ieder zijn eigen plaats aan de tafel inneemt. Dan komt een van de cliënten binnen en stelt zich aan haar voor. In zijn paarse spencer met een bril op het puntje van zijn neus kijkt hij haar vriendelijk aan. ‘’Ik mag eind maart weer naar huis’’, vertelt hij met twinkelende ogen. ‘’Maar meneer, waarom gaat u niet eerder naar huis als dat mogelijk is?’’, hoort ze Anneke, de activiteitenbegeleider, vanachter het aanrecht vragen. ‘’Tsja, ik heb het zo naar mijn zin hier en thuis voel ik mij maar alleen’’, reageert hij somber.
DO U MIND 49
REPORTAGE
De cliënten in de A-borg in Winschoten hebben mij veel geleerd over de ouderenpsychiatrie. Ik heb het geluk gehad om hier een week mee te lopen en te leven tussen de ouderen. Een plek met een grote sticker op zijn kop, maar voor mij al snel een warme omgeving. Zo vond ik, net als alle andere cliënten, hier veel rust, structuur en herhaling. Maar alles op een vreedzame manier. Een manier die niet altijd de grootste stem krijgt als we over dit onderwerp spreken.
‘‘WACHT EVEN. KNUTSELEN? DAT IS WAT DEZE THERAPIE INHOUDT?’’
THERAPIE OF KNUTSELEN
Ik kan niet ontkennen dat ik enigszins verrast was toen ik maandagochtend begon in de therapieruimte. Ik probeerde met een open mind de week te beginnen en liet vooral alles op mij afkomen. Ik kon het niet laten om mijzelf geen kleine voorstellingen te maken, maar wat ik maandag ervaarde schoot alles voorbij. Terwijl ik met mijn gedachten nog bij een ‘psychiater en klant liggend op een sofa’-scène zit, kijk ik verbijsterd om mij heen zodra de klok half tien slaat. Prachtige mensen vullen de ruimte en hebben hun structuur weer opgepakt. De structuur die ik nog niet had herkend en waarvoor ik nog niet eens de moeite had genomen om hem te bekijken. De één gaat verder met het breien van een sjaal, de andere kijkt gefocust naar haar kleurboek en weer een ander komt tot rust tijdens het verven van een vogelhuisje. Wacht even. Knutselen? Dat is wat deze therapie inhoudt? Ik begrijp het nog niet helemaal. Ik geniet er wel van en zie wat voor plezier de mensen erin vinden. Na afloop kon ik het toch niet laten en ik vraag Anneke op welke manier deze therapie werkt voor de cliënten. ‘’Het gaat er niet om dat ze een bepaald eindproduct maken wat perfect is. Het gaat erom dat ze iets hebben waar ze mee bezig kunnen zijn zodat ze al hun problemen weer even vergeten’’, vertelt ze mij. Ik kijk naar de creatieve werken aan de muren en op de tafels. Eigenlijk werd alles gelijk heel logisch.
EENZAME MENSEN
Na de therapie hoor ik veel verhalen over de psychiatrische zorg in de A-borg. Soms verontschuldigt Anneke zich voor haar uitbundige kletsbuien, maar ik geniet alleen maar van de informatie die ze met veel liefde en vreugde vertelt. Eén onderwerp kwam voor mij centraal te staan na wat ik had ervaren die ochtend en dit bespreken we samen uitgebreid: eenzaamheid. Door dit vreselijke verschijnsel komen een aantal ouderen in een depressie terecht en zo komen ze bij de A-borg. Rond twee uur sluit ik mij aan bij de volgende therapie. Hier zijn weer veel andere cliënten bij die ik kan leren kennen. Ik meng mij in de groep door een kleurplaat in te kleuren. Het gekras van de stift klinkt door de kamer, waarop een stille man naast mij soms wat geïrriteerd omhoog kijkt. Wanneer de drukte toeneemt, neemt de gespreksstof ook toe. De begeleiders praten met de mensen over vroeger en hoe alles toen was en de cliënten vertellen glunderend van oor tot oor hun verhalen. Genietend luister ik mee naar de mooie verhalen en vergeet ik even dat ik tussen cliënten zit met psychiatrische klachten. Het zijn ook gewoon mensen.
50 DO U MIND
DE SLEUTEL VAN DE ZORG
Een paar dagen later sluit ik mij aan bij de verpleging. Op het moment dat ze met zijn allen samenkomen zit ik al een tijdje achter mijn notitieboekje op het kantoor, turend naar buiten. Ze schuiven allen een voor een, met kopje koffie, aan tafel bij mij en kletsen er een eind op los. Uiteindelijk komen ze bij de essentie van de dag: De overdracht. Iedere cliënt wordt hier besproken en alle vooruitgangen en tegenslagen zijn benoemd. Door deze gesprekken merk ik hoe belangrijk het is voor de verpleging om elkaar in te lichten over de afgelopen dag. Zo kan elke dag voor elke cliënt anders zijn en dit is weer iets waar de verpleging op een bepaalde manier mee om moet gaan. Een ander onderdeel hiervan is de rapportage. Ik kijk even mee met Ruud, de verpleger met wie ik mee loop, om te zien hoe dit in zijn werk gaat. Zo houden ze per cliënt de vooruitgang en achteruitgang bij. Dit gedeelte van de avonddienst maakt voor mij duidelijk hoeveel structureel werk er achter zorg schuil gaat.
STRUCTUUR EN REGELMAAT
Het is twintig voor zes als ik samen met Ruud arriveer in een rustige huiskamer. Terwijl hij zijn medicijnenkar uitstalt kijk ik naar de mensen die de huiskamer vullen voor zo ver dat mogelijk is. Veel herken ik van de therapieën en die groet ik dan ook. Samen dekken ze de tafel en leggen bij iedere plek precies het goede aantal benodigdheden voor de betreffende cliënt. De zon schijnt nog net door de schuifdeuren naar binnen en de vogeltjes fluiten hun laatste noten. ‘’Het is zes uur mensen, zullen wij gaan eten?’’, hoor ik Ruud op de achtergrond zeggen. Ik luister naar slepende slofjes over de vloer en de rust en vrede die het met zich mee draagt. ‘’’Nienke’ was het toch?’’, vraagt een van de cliënten nog snel voor de maaltijd begint. Zodra ik zie wie mij aanspreekt herken ik hem. ‘’En of meneer!’’, zeg ik tevreden, nagenietend van de vriendelijkheid van de man.
REPORTAGE
Dit was een van de vele momenten waarop ik ervaarde dat structuur en regelmaat centraal staan in deze vorm van psychiatrische zorg. Alles klopt, alles ligt goed, iedereen zit op zijn of haar vaste plek, iedereen eet hetzelfde en stipt zes uur is het eerste broodje aangesneden. Ik kijk om mee heen naar de gevulde borden. Tegenover mij zit een wat in elkaar getrokken vrouw haar broodjes voorzichtig op te eten. Heel even word ik weer emotioneel. Ze leek wel een beetje op mijn moeder. Ineens wordt het persoonlijk en komt alles erg dichtbij. Maar al snel is mijn emotionele momentje doorbroken door het luide gelach vanaf de centrale tafel. ‘’En op welke sport heeft u vroeger gezeten meneer?’’, vraagt Ruud met een glimlach aan de man tegenover mij. Ik zie hoe alle mensen helemaal opgebloeid naar elkaar luisteren en met een lach van oor tot oor vertellen over hun sportverleden. Een warm gevoel treedt mijn lichaam binnen en ik kijk weer terug naar de vrouw tegenover me. Ook zij kijkt inmiddels naar de centrale tafel en glimlacht mee. Ik voelde een lach op mijn gezicht verschijnen en wederom besef ik mij opnieuw: Dit zijn ook mensen.
‘‘GENIETEND LUISTER IK MEE NAAR DE MOOIE VERHAAL EN VERGEET IK EVEN DAT IK TUSSEN CLIËNTEN ZIT MET PSYCHIATRISCHE KLACHTEN. HET ZIJN OOK GEWOON MENSEN’’
DO U MIND 51
CHILLTHERAPIE
DUMB DO U MIND BULLYING?
DE REDACTIE VAN DO U MIND HEEFT VIJF FILMS OVER PESTEN GEKEKEN EN DEZE VOOR JE OP EEN RIJTJE GEZET. ZET NETFLIX MAAR AAN, HAAL EEN BAK POPCORN UIT DE KEUKEN EN HET BELANGRIJKSTE: ZET DE BAK TISSUES MAAR KLAAR, WANT HUILEN GA JE ZEKER.
52 DO U MIND
CYBERBULLY
De titel van de film laat niets aan de verbeelding over. Netflix schrijft bij de film: ‘‘Gepest, gehackt en geintimideerd. Deze film over pesten is uit het leven gegrepen.’’ Met hooggespannen verwachtingen kijk je mee in het leven van middelbare scholier Taylor. De meest wijze raad uit deze film is: ‘‘Verberg je niet achter jezelf. Kom op voor jezelf en anderen.’’
A GIRL LIKE HER
Jessica haar leven wordt zuur gemaakt door het populaire meisje op school. Zo erg dat het haar tot het uiterste drijft. in de film, die aan doet voelen als een documentaire, zie je hoe Jessica haar omgeving omgaat met Jessica haar zelfmoordpoging, schokkende beelden van de pesterijen en hoe de pestkop doorkrijgt wat ze heeft aangericht.
UNFRIENDED
Een horrorfilm die een tragisch verhaal laat zien over pesten en dat op een andere manier doet dan alle documentaires en speelfilms. In plaats van het verhaal van de gepeste gedetailleerd de volgen, wordt hier de kant van de pester in het licht geplaatst.
ELEPHANT
De film ‘ Elephant’ gaat op het eerste gezicht niet over pesten. Er is geen overduidelijke hoofdpersoon, er is geen pester. De film volgt de verschillende scholieren op een ‘ doodnormale’ schooldag, maar dat is het niet. John, Michelle, Karen, gewoon een greep uit de jongeren die we volgen tijdens de film. John is een hoogblonde jongen, Michelle is een populair meisje en Karen is een beetje een sulletje.
SPIJT!
Als laatste gekozen worden tijdens de gymlessen, een mentor die niet ingrijpt, opmerkingen als ‘‘het is maar een geintje, stel je niet zo aan’’ en klasgenoten die niks durven te doen. Carry Slees ‘Spijt!’ zit vol met herkenbare situaties over een groot maatschappelijk thema: pesten. Deze film weet te ontroeren, maar tegelijkertijd is ‘ Spijt!’ ook heel confronterend. Als buitenstaander kijk je meteen naar jouw eigen rol in soortgelijke situaties. ‘‘Zou ik hebben geholpen?’’ ‘‘Zou ik hebben ingegrepen?’’
DO U MIND 53
WE MIND... In dit tijdschrift heb je kunnen lezen over verschillende psychiatrische ziektebeelden en verslavingsproblemen. Herken jij jezelf of iemand anders in deze verhalen en ben je op zoek naar hulp? Dan kun je contact opnemen met:
STICHTING KORRELATIE Psychische en sociale problemen 0900 1450
SENSOOR
Problemen, eenzaamheid of als je je hart even wilt luchten 0900 0767
DEPRESSIELIJN
Psychische problemen en geestelijke gezondheidszorg 0900 612 0909
GRIPOPJEDIP.NL
Jongeren met depressieve klachten
COLOFON HOOFDREDACTEUR NIENKE VAN DER WAL ADJUNCT HOOFDREDACTEUR ANOUK TIMMER
TREK AAN DE BEL
EINDREDACTEUR MICHELLE WOLFKAMP
VERSLAAFDAANJOU.NL
VORMGEVING MELISSA WIJNJA
Ondersteuning Verslavingszorg Noord Nederland 0800 020 2721
Voor naasten van verslaafden
KINDERTELEFOON
Problemen, kinderen 8 tot 18 jaar 0800 0432
113 ONLINE
Zelfmoordpreventie 090 113 0113
STICHTING JIJ
Voor mensen met een eetstoornis en hun naasten
TRIMBOS
Informatie over verlaving
INFO OVER ALCOHOL/DRUGS/GAMEN 0900 1995
MIKADO HULPLIJN
Voor mensen uit niet-Nederlandse culturen die in Nederland wonen en vragen hebben over zorg
54 DO U MIND
SOCIAL MEDIA NIENKE VOSHART
DO U MIND
DOUMIND2017
DOUMIND2017
WWW.JOURNALISTIEKZWOLLE.NL/DOUMIND
DO U MIND 5