‘Hij pleegde zelfmoord nadat ik zijn kind uit huis geplaatst had’ [pag. 04] HOSPICE EESINGE: Zorgen tot de laatste ademtocht. [pag. 20]
13 JAAR EN VOL PIERCINGS:
‘Ze vroegen direct of ik gek was geworden’ [pag. 14] MAART 2016 JAARGANG 1 NUMMER 1
VAN DE REDACTIE
ZORG VOOR IEDEREEN
Colofon
De zorg is iets waar we vroeg of laat allemaal mee te maken krijgen. Vaak denk je er niet over na, totdat je ermee geconfronteerd wordt. De laatste tijd zijn er veel ontwikkelingen binnen de zorg. Bezuinigingen, decentralisaties en ontslagronde na ontslagronde zijn aan de orde. In de media is er veel over te lezen, maar wat betekenen deze veranderingen voor jou en mij? Voor mensen die zorg nodig hebben? Of mensen die zorg verlenen?
Hoofdredactie Vivian Ugbah Iris Verbunt
Om hier achter te komen hebben onze redactieleden een week meegelopen binnen de jeugd- en ouderenzorg. Hoe zien de dagen eruit in een verzorgingstehuis? Of op een dagbesteding voor kansarme jongeren? Wij willen persoonlijke verhalen vertellen. Zo hebben we het verhaal van de achttienjarige Sharella, die in een fasehuis woont. En we spraken met Jan Stuve, een hulpverlener met een hart voor jongeren. Met deze verhalen hopen we jullie een kijkje te geven in het dagelijkse leven van hulpverleners en hulpzoekenden. Veel leesplezier! Van de hoofdredactie,
IRIS & VIVIAN
Vormgeving Lian Groten Chris Klaasse Lydia Siderius Vivian Ugbah Iris Verbunt (Eind)redactie Max Dalvoorde Rosalie Griffioen Lian Groten Eric de Jong Chris Klaasse Mark Riesthuis Lydia Siderius Alwin Sinnema Vivian Ugbah Iris Verbunt Riccardo de Wit Rozemarijn Zuurveld Begeleidend docent Jan Eijbrink Erik van Schaik Techniek Jan Eijbrink
Deze productie is gemaakt door studenten van de opleiding Journalistiek van de Hogeschool Windesheim. Ondanks de constante zorg en aandacht die we besteden aan de samenstelling van dit product, kan de opleiding Journalistiek niet instaan voor de volledigheid, juistheid of voortdurende actualiteit van de gegevens en de inhoud hiervan. Mocht u feitelijke onjuistheden tegenkomen dan stellen wij een reactie erg op prijs via info@ windesheim.nl. De inhoud van deze productie kan zonder vooraankondiging wijzigen. Aan de inhoud hiervan kunnen derhalve geen rechten worden ontleend. Op de inhoud van dit platform rust auteursrecht. Het is niet toegestaan de auteursrechtelijk beschermde werken of andere informatie openbaar te maken of te verveelvoudigen zonder toestemming van de opleiding Journalistiek.
2 | ONZE ZORG
inhoud
Interviews 04 ‘Voor cliënten ga ik door het vuur’ 08 Johannes Rypma en zijn opa 20 Zorg tot de laatste ademtocht 28 Achttien en PDD-NOS 30 Rust door veranderingen zorgsector
04
34 Kinderen met een beperking 40 Kijkje in een verzorgingstehuis 42 Transitie van de zorg 44 Je eigen moeder verzorgen 46 Borderline & moeder Reportages 11 Voorbeeld voor de jeugd
08
14 Gamen tegen problemen 22 Behandelen met liefde 32 Vermaak voor jong en oud 38 Dementerend en tevreden Extra’s 10 Aan het woord: Hulpverleners 18 Aan het woord: SPH’ers
46
27 Strip: Verkeerd verbonden 37 Blog: De dood is nooit ver weg
ONZE ZORG | 3
HULPVERLENER VERTELT
‘Voor mijn cliënten Jan Stuve (55) was vroeger geen lieverdje en met een manisch depressieve vader was het thuis niet altijd feest. Hij maakte zijn school niet af en werd gezien als een typische probleemjongere: klaar om de rest van zijn leven op de bank te hangen. Maar zijn toekomst liep anders dan verwacht. DOOR LYDIA SIDERIUS
T
oen Jan vijftien jaar was begon hij met werken in een psychiatrische inrichting. Daarna werkte hij bij defensie, maar na vier jaar raakte hij werkloos. Vijf jaar lang deed hij van alles wat. Tot er een nieuwe gevangenis werd geopend in Leeuwarden. Jan solliciteerde en werd getest. Bij die test scoorde hij de op één na hoogste score van de 2500 deelnemers en dat bleek geen toevalstreffer. Jarenlang werkte hij in een gevangenis met zware criminelen. Intern tussen de gevangenen, maar ook als gijzelingsonderhandelaar en op de psychiatrische afdeling. Zijn affiniteit bleef al die jaren bij de psychiatrie. Toen hij 28 jaar was begon hij alsnog aan de opleiding SPH. Vervolgens kwam hij bij Jeugdzorg terecht als manager gezinsvoogdij. Je zou zeggen dat hij daar zijn plekje gevonden had, maar niets bleek minder waar. Jan was van mening dat de hulpverlening sneller, innovatiever en vooral respectvoller kon. In 2004 richtte hij daarom Zorginstelling Connecting Hands op. Hun doelgroep: alle verlorenen in de reguliere zorg. Als je Jan voor het eerst ziet is het niet iemand die je zomaar weer vergeet. Hij is niet lang of breed, maar hij staat er wel. Met zijn 4 | ONZE ZORG
sikje, oorbellen en cowboylaarzen valt hij op. In gedachten zie je hem al op een Harley springen en wegrijden. Die uitstraling heeft hem door de jaren heen veel gebracht. Hoewel hij vroeger zijn oorbellen nog wel eens uit wilde doen voor een belangrijke bespreking, doet hij dat inmiddels niet meer. “Het is belangrijk dat je jezelf bent. Geen twee gezichten,” zegt Jan. Het pand van Connecting Hands is een al even bijzondere verschijning: het is een oude kerk. Connecting Hands Midden in de winkelstraat staat één pand waarvan de deur altijd open staat. Een beetje teruggetrokken en daardoor heel onopvallend. “Dat is het mooie van dit pand. Als je hier de bocht om gaat, verdwijn je uit het zicht”, zegt Jan. Terwijl jij in die winkelstraat de leukste outfit bij elkaar shopt, heb je geen idee wat zich daar binnen afspeelt. De hele dag door komen jongeren, maar ook volwassenen binnen met prangende vragen. Hulpvragen. “Je krijgt hier nooit te horen: je bent hier verkeerd. Als iets buiten onze expertise ligt, wat bijna nooit zo is, schakelen we een collegainstelling in en doen we een warme overdracht. Zo hoef je maar één keer je verhaal te doen.”
“Op het moment dat het voelt alsof je faalt, doe je zelf iets verkeerd”
De cliënt is de koning Dat de cliënt centraal staat bij Connecting Hands merk je al snel. Er wordt niet weken verga-
derd, maar er is een kort overleg. Daarin wordt snel een beslissing genomen en dan gaan ze met je aan de slag. Daar heeft de cliënt baat bij. Sommige cliënten hoeven alleen op weg geholpen te worden en anderen krijgen al tien jaar hulp. Op mijn vraag of dat dan voelt als falen antwoordt Jan heel duidelijk: “Nee, nee, nee, nee. Op het moment dat dat voelt als falen, doe je zelf iets verkeerd. Dan leg je de lat voor de cliënt te hoog en ben je voor jezelf bezig in plaats van voor de cliënt.”
“Een vader pleegde zelfmoord de dag nadat ik zijn kind uit huis geplaatst had”
Ook bij een heftige gebeurtenis als zelfmoord blijft Connecting Hands denken in het belang van de cliënt. “Als je cliënt die beslissing neemt, vind ik niet dat je daar een oordeel over mag hebben. Je moet voor jezelf als je daar als hulpverlener bij betrokken bent geweest, en je hebt alles gedaan wat je moest en kon doen, daar dan vrede mee hebben.” Zulke situaties zijn gelukkig niet alledaags, wordt mij op het hart gedrukt. Maar het is belangrijk dat je als hulpverlener snel kunt schakelen. “Als je zulke dingen mee naar huis neemt, ga je er aan onderdoor.” Zelf maakte Jan het ook één keer mee. Hij was toen nog werkzaam bij jeugdzorg. Een dag nadat hij een kind uit huis had geplaatst, pleegde de vader zelfmoord. De presentietheorie “Ik ben één jaar manager gezinsvoogdij bij jeugdzorg ge-
INTERVIEW
ga ik door het vuur’ weest en heb ook kinderen uit huis geplaatst. Als ik heel eerlijk ben, heb ik nooit achter dat beleid gestaan. In de tijd dat ik bij jeugdzorg werkte, hadden ze nog nooit van de presentietheorie gehoord. In die theorie staan openheid en eerlijkheid centraal. Als jij open en eerlijk communiceert
“Veel gedrag komt uit onvermogen voort” met iemand krijg je een vertrouwensband. Vanuit die band kun je dan samen aan de slag gaan en stappen maken. Connecting
Hands straalt uit dat ze een band met je op willen bouwen en dat ze je niet zomaar in de steek laten. Dat maakt dat zelfs ‘het zwaardere spul’ zich hier thuis voelt. Zij voelen zich bij andere instellingen vaak niet gehoord en dat is het echte probleem. Veel gedrag komt uit onvermogen voort. ”
hun cliënten tiert de hele boel bij elkaar, en wil met niemand anders dan Jan praten. Een teken dat Connecting Hands als organisatie volwassen geworden is »
Het verschil tussen Connecting Hands en de reguliere zorg is niet alleen de presentiemethode. Het grootste verschil? “Wij doen het. Wij komen ons woord na. Wij zijn eerlijk. Geen twee gezichten.”
- Heeft 49 werknemers en ca. tien stagiares
Uit de praktijk Het is maandagavond tien uur als Jan zijn joggingbroek en slaapshirt voor een nette trui en broek verruilt. De GGZ belde. Eén van
- Werkt samen met FIER, Inter- Psy, meer zorginstellingen en ook werkers vanuit de gemeente.
Het gebouw van Connecting Hands. Beeld: Connecting Hands
CONNECTING HANDS wij zijn er
- Heeft ca. 300 cliënten - Is een particuliere zorginstelling die wordt gefinanciërd vanuit de Wet Langdurige Zorg en WMO.
ONZE ZORG | 5
en eindelijk gerespecteerd wordt door collega zorgaanbieders. En dat is mooi, want “je moet het uiteindelijk met zijn allen doen”, zegt Jan. De cliënt in kwestie is meer dan twee meter en lang en ongeveer 120 kilo. De verpleging is bang en dat is logisch. “Dat je als verpleger van één meter zestig dat op zo’n moment toe durft te geven is geen zwakte. Het is niet zo dat jij dan de cliënt meer status geeft. Het is alleen maar een teken van open en eerlijk communiceren.”
Maar ook humor is heel belangrijk in dit vak en na een situatie als onderstaand, mag je best wel even lachen. “Vorig jaar kwam er ‘s ochtends een zeventienjarig meisje binnenlopen met haar vriend. Ze was uit huis gezet door haar. moeder. Binnen een paar uur was er een uitkering, woning en begeleiding geregeld. Dat ging zo snel, dat het meisje zich doodschrok en ‘s avonds weer bij haar moeder op de bank zat. Maar zo zie je wel wat onze kracht is. We zijn een strak geregiseerde chaotische organisatie, maar alles staat “Gebruik je hier.”
Een aantal jaar terug werd Jan ook opgeroepen. trauma als Jeugdzorg had een kind uit huis talent” geplaatst en het “Hulpverlenen kind zijn vader is heel en (minderjarige) mooi werk. Het moeder waren het moeilijkste, maar ook daar niet mee eens. “Als het makkelijkste werk. je met zeven man politie een Het vak is niet moeilijk, maar je kind uit huis komt halen, is het moet het wel kunnen. Je moet je niet gek dat de ouders in protest eigen zooi op orde hebben. Gekomen. Dat ik dan gebeld word, bruik je trauma als talent zeggen omdat ze weten dat ik de enige we hier wel eens. Het gaat om je ben die het stel kan kalmeren eigen ik en als jij staat voor wat voel ik me toch ook wel een je uitdraagt komt het goed.” beetje trots. Ze luisteren naar mij. En dat is puur en alleen omdat ze weten wat ze aan me Een laatste tip van Jan: “werk hebben. Omdat ik eerlijk ben. En altijd vanuit respect. Ook al is het als het moet dan ga ik voor ze bijvoorbeeld één smerige bende door het vuur. Er is wederzijds in de woning. Beoordeel en verrespect.” oordeel niet.” •
6 | ONZE ZORG
INTERVIEW
Jan Stuve. Beeld Connecting Hands
ONZE ZORG | 7
‘Als er geen feest is, mak Johannes Rypma (23) is en blijft een nuchtere, Friese plattelandsjongen na zijn avontuur bij The Voice of Holland in 2012. Samen met zijn pake, naar wie hij vernoemt is, praat hij over het Friese dorp Blauwhuis, zorgcentrum Teatskehûs en de muziek. DOOR ALWIN SINNEMA
H
et is gauw duidelijk dat de familie Rypma een artistieke achtergrond heeft. De muziek zit al meer dan een generatie in hun bloed. Daarnaast zijn het mooie praters. Johannes zit met zijn pake aan tafel in zijn kamer in het zorgcentrum Teatskehûs in Blauwhuis. Beiden praten ronduit. “Als pake jarig is dan komt de hele familie bij elkaar. Dan wordt er gezongen en muziek gespeeld” vertelt Johannes. “In het atrium, de grote zaal van het zorgcentrum, want mijn woonkamer is dan veel te klein” vertelt pake Johannes trots. Hele familie op muziekles De vader van Johannes junior: Teake Rypma, wilde als oudste zoon graag naar de muziekschool en uiteindelijk zijn alle tien kinderen op muziekles geweest. Elk speelde zo een verschillend instrument en later speelden ze bij het muziekkorps in Oudega. Daaruit is uiteindelijk de Swalkers ontstaan, het dweilorkest van Blauwhuis verklaart pake Johannes. “Het is begonnen omdat de kinderen van muziek houden. Iedere zaterdag bracht ik ze naar de muziekschool in Sneek en dat ging zo door voor een lange tijd.” In het laboratorium achter huis, dat overdag gebruikt werd voor het controleren van de kwaliteit van melk repeteerden de kinderen. “Al moest er eerst wel toestemming zijn van de buren. Het duurt vast maar een blauwe maandag, zeiden ze. Uiteindelijk heeft het vier jaar geduurd. De kinderen kregen allemaal vrienden in Blauwhuis en die 8 | ONZE ZORG
begonnen ook muziek te spelen. Daardoor kwam er meer leven in het dorp, en is gaandeweg het muziekkorps in Blauwhuis ontstaan.” ‘Hier is het feestje’ Volgens Johannes is Blauwhuis een hechte gemeenschap. “Als je terug in de tijd gaat, dan is het eigenlijk een grote familie. Er komen een paar families van buitenaf, maar veel zijn afstammelingen van elkaar.” Voor mensen die hier komen wonen is het daarom best lastig om aansluiting te vinden. Maar dan kun je volgens Johannes het beste overal aan
mee doen, want Blauwhuis is een echt feest dorp. “We hebben feesten als carnaval, Blauwpop, Rock
‘Een keet houdt een vriendengroep bij elkaar’ by Rein, Blauwhuister tuinfeest en Blauwhuister dorpsfeest. Er heerst hier echt een gevoel dat er iets beleefd moet worden. Als er geen feest is, dan maken we feest in Blauwhuis.“
interview
en we feest in Blauwhuis’ contact met de bewoners, want zij kennen elkaar goed. Zo hebben mijn ouders vrienden die hier werken. Zij kijken dan ook geregeld even bij pake. In een bejaardentehuis in de stad gaat dat heel anders. “ Enorme betrokkenheid “Iedereen zet zich in voor een ander en daarom leeft het hier echt, omdat het dorp heel hecht is krijg je dat ook in het zorgcentrum” verklaart Johannes. Zo werkt er in het Teatskehûs een vrouw uit Greonterp die veel regelt voor de bewoners en voor wie beiden veel bewondering hebben. “Zij organiseert verschillende spelletjes, zorgt elk jaar dat de carnaval hier komt en dat de Swalkers een oefenavond spelen,” vertelt Johannes. Pake johannes vult aan: “Zij heeft een vitamineloop opgezet, waar alle ouderen van hier aan mee konden doen, door in een rolstoel door alle wijken te gaan. Daarnaast is ze altijd met haar camera in de weer en schrijft ze voor het Teatskeblad.”
Johannes Rypma en pake Johannes. Foto: Alwin Sinnema
“Daarom zijn de keten in Blauwhuis en in de omgeving zo belangrijk. Ze brengen de mensen samen en daardoor wordt er muziek gemaakt en ontstaan er bandjes,” vertelt pake Johannes. Johannes: “Mijn drummer komt ook in de keet en die ken ik al vanaf de basisschool. Dat is ook het verschil met de stad, waar mensen uit elkaar groeien. Ik heb nog steeds vrienden die ik al ken sinds ik geboren ben. Een keet houdt een vriendengroep bij elkaar.” “Het geeft ook de mogelijkheid om activiteiten eenvoudiger met elkaar te ondernemen,” licht pake
Johannes toe. “Door een gelijkgestemd gevoel en sympathie heb je zomaar een busje vol en dat zijn van die kleine dingen die een dorp als Blauwhuis karakteriseren. Ik geloof ook dat Johannes daardoor zo ver gekomen is in The Voice.” Centraal in het dorp Voor zorgcentrum Teatskehûs is het een grote kracht dat de omgeving nauw betrokken is. Veel zorgverleners die in het Teatskehûs werken, wonen ook in Blauwhuis en omgeving. Daardoor krijg je meer binding in de zorg. “De hulpverleners hebben nauw
Het zijn vaak de kleine dingen die het verschil maken. In Blauwhuis staat een oude boom die omgekapt zou worden. Zonde, volgens pake Johannes. “Een schildersclubje was het hier niet mee eens en die hebben verschillende schilderijen op de boom geplakt.” Het werd uiteindelijk een tentoonstelling voor hun schilderkunst, die de hele zomer heeft gehangen. “De welzijnscommisie van hier zet zich echt overal voor in. Zo nodigden ze de Swalkers uit om hier voor in de tuin te spelen. Vervolgens liepen alle bewoners, met of zonder rollator, in de polonaise en was er allemaal lekkers te krijgen. Dat is genieten.” Johannes bezoekt wel eens andere bejaardentehuizen voor optredens en het valt hem op dat het daar veel meer hokjeswerk is. “De zorg wordt minder, maar hier wordt er wel fleurig mee omgegaan. Wij hebben het er wel eens over in de keet, dat we later als oude mannen nog bij elkaar zitten in het Teatskehûs, met een kratje bier in het midden.”» ONZE ZORG | 9
Aan het woord:
Hulpverleners ARNE VISSER (36):
MARIT TERPSTRA (21):
“De cliёnt is de expert van zijn leven, de hulpverlener de expert van de verandering”
“Als hulpverlener heb je het gevoel dat je de hele wereld moet redden. Vergeet dat. Dan loop je jezelf voorbij. Denk in processen in plaats van oplossingen.”
ANETTE VAN DER LAAN (52): FRANK HOGEMAN (46):
“Je komt iets brengen, maar je krijgt er veel voor terug”
“Het werk is uitdagend. Het ene moment heb je rust en het andere moment staat de boel in de fik.”
ERIK HEISTEK (39):
JOCHEM GIJSMAN (20):
“Ons beroep is simpelweg lullen, vragen stellen en helpen met keuzes maken. Je probeert bewustwording op gang te brengen.”
“Ik heb een hekel aan het woord cliënt. Mijn nekharen gaan daar van overeind staan. Dat klinkt alsof je boven de jongeren staat.”
NOOR HOOYMAN (26): “Het is mooi om jongeren zo te begeleiden zodat ze zelf weer verder kunnen”
MARIT TERPSTRA (21): “Elke hulpverlener komt op een punt in zijn/ haar carière, dat je het zand door je vingers voelt glippen”
FRANK HOGEMAN (46): “Het beste wat we kunnen doen voor de jongeren is er voor hen te zijn”
JOCHEM GIJSMAN (20): “Ik krijg zoveel voldoening van deze stage. De jongeren zijn zo dankbaar.”
10 | ONZE ZORG
De meiden van de meidenhuiskamer. Foto: Rozemarijn Zuurveld
Rolmodel zijn in eigen wijk “Ha, lekker verse bolletjes.” De Young Leaders in opleiding pakken gretig en hongerig de broodjes en beleggen ze met kaas en ham. Het is half zes ‘s avonds in Het Enkhuis en De Young Leaders Training staat op het punt van beginnen. Bij deze training leren aanstaande Young Leaders hoe ze een voorbeeld kunnen zijn voor de jeugd in kwetsbare wijken in Deventer. Of het nu jonge moeders, zingende, rappende of voetballende jongeren zijn, een ding hebben ze gemeen: ze willen zich graag verder ontwikkelen tot rolmodel in hun eigen wijk. DOOR ROZEMARIJN ZUURVELD
Y
oung Leaders zijn een belangrijk element van Stichting Raster Welzijnsgroep in Deventer. Elke dinsdagavond is er een Young Leaders Training. Bij deze bijeenkomsten leren ze over zichzelf, over leiderschap en begeleidingsvaardigheden. De jongerenwerkers leiden de rolmodellen op, dagen ze uit om verder te gaan en leren ze over hoe ze activiteiten kunnen opzetten wat de jeugd in Deventer leuk vindt. Rolmodel zijn
voor Raster houdt in dat je werkt vanuit de vier basiskenmerken: respect, veiligheid, samenwerking en sportiviteit. Op deze avond staat het presenteren van een pitch centraal. De rolmodellen zitten in zelf gevormde groepjes Elk groepje gaat een activiteit organiseren voor de jeugd in Deventer. Het idee van hun activiteit gaan ze vanavond presenteren. Ze krijgen hiervoor een aantal tips. Ten eerste begin met een prik-
kelende openingszin. Daarna leg je de boodschap uit. Als laatste ga je het doel uitleggen. Ook belangrijk is je houding, je stem en waar ga je staan? Na de pitch krijgt elk groepje feedback. De feedback begint altijd met een compliment, dan volgt een tip en het eindigt weer met een compliment. Het top-tip-top model. De rolmodellen in wording vinden het pitchen nogal lastig. Ze hebben moeite met het ontvangen van feedback en zijn bang voor kritiek » ONZE ZORG | 11
Zaalvoetbal Hoe de Young Leaders de tips en lessen van de training in de praktijk brengen, is te zien bij het Zaalvoetbal van rolmodellen Gerrit en Görkem. Deze Young Leaders organiseren elke donderdagavond om 18:30 zaalvoetbal voor jongeren tussen de twaalf en zestien jaar oud. De jongeren spelen potjes voetbal. Zo’n zeventien jongens en meiden zitten op de bankjes. Gerrit en Görkem verdelen de teams. Jongerenwerker in opleiding en begeleider van de rolmodellen Chris Helsloot staat langs de kant. Ze vertelt met een grote glimlach dat het nog nooit zo’n grote groep is geweest. “Elke week komen er meer jongeren.” Iets na half zeven komen nog twee meiden de zaal binnen. Daardoor moeten de teams opnieuw verdeeld worden. “Ze moeten nog leren. Het loopt hier en daar nog niet soepel”, vertelt Chris. Tijdens de wedstrijdjes coachen en complimenteren Gerrit en Görkem de jongeren. Aan het einde spreken de rolmodellen de jongeren streng toe. “De volgende keer moeten jullie echt op tijd komen. We beginnen om 18:30, dan moet iedereen in de zaal zitten. Als je later bent, hoef je niet meer binnen te komen. Jullie mogen nu gaan.” Chris zegt er snel achterna: “Maar jullie hebben goed gevoetbald jongens en meiden!”. Op de training hebben de Young Leaders het top-tip-top model geleerd. Daar moeten de mannen nog even aan werken. “Sluit de activiteit altijd af met een compliment richting de jongeren. En als je een tip geeft, dan gelijk ook een top erachteraan”, zegt Chris tegen de Young Leaders als de jongeren weg zijn. Meidenhuiskamer Een van de activiteiten waar kinderwerker Loes Groot-Lipman de relatie met de kinderen opbouwd, is de meidenhuiskamer. Elke maandagmiddag op basisschool De Paladijn organiseert Loes de meidenhuiskamer. De ‘huiskamer’ is een ruime kamer die ook dienst doet als knutselruimte. Er staan een grote tafel en twee rode, vervallen banken. Op een 12 | ONZE ZORG
papiertje aan de muur staan de afspraken van de meidenhuiskamer opgeschreven. Aan de wanden hangen tekeningen en op de vensterbanken staan knutselwerkjes. Voordat de meidenmiddag begint, vertelt Loes over de meidenhuiskamer. “De meidenhuiskamer is er voor meisjes uit groep 5-8, van jonge meisjes tot beginnende pubers. Deze school staat in de wijk Voorstad, dat is in Deventer een probleemwijk. We wilden met de meiden in contact komen en ze leren kennen. We wilden de meisjes na school bezighouden. Hoe, mocht ik zelf invullen. Ik heb toen de meidenhuiskamer opgericht. Het uitgangspunt van de huiskamer is: het bieden van leuke, aantrekkelijke activiteiten voor de meiden. Binnen die activiteiten is er veel ruimte voor gesprekken over wat er bij de meiden leeft.
De afspraken. Foto: Rozemarijn Zuurveld
Presentietheorie: De presentietheorie is een belangrijk onderdeel van Raster. “We willen in contact komen met de jeugd in Deventer. Hoe we dat doen? We gaan naar de plekken waar de jeugd van nature komen. Bijvoorbeeld dat je een praatje maakt met een groepje jongeren op een bankje bij het winkelcentrum. Ze zijn altijd wel geïnteresseerd. Ze willen weten wie je bent. De kunst is dat je als jongerenwerker of kinderwerker jezelf in de eerste paar zinnen niet onmogelijk maakt. Ze moeten juist denken: ‘Oké, wel een toffe gast’. Je moet geen bedreiging voor ze vormen. We zijn geïnteresseerd in wie ze zijn en wat ze doen. Kennen en gekend worden, dat is het begin. Dan begint het praten en dan bouwen we een relatie met ze op. Die relatie onderhouden is ook belangrijk. Die relatie heeft niet altijd met problemen of met het bieden van zorg te maken. Als jongerenwerker ben je er in goede en in slechte tijden. Als het leuk en gezellig is, vier je het me ze mee. Als het minder gaat dan ben je er ook voor ze”, legt Erik Heistek, jongerenwerker, uit.
Meidenwerk richt zich altijd op de onderwerpen: weerbaarheid, seksualiteit, identiteitsvraagstukken en relaties.” Loes wil niet alleen met de kinderen in contact komen, maar ook met de ouders. Elke woensdag is er op De Paladijn een koffieochtend voor de ouders en de leerkrachten. Loes probeert zoveel mogelijk bij de ochtend aanwezig te zijn. Ze maakt met de ouders een praatje om ook een bekend gezicht te worden voor de ouders.
Loes doet de meidenhuiskamer niet alleen. Ze krijgt hulp van stagiaire Esther en vrijwilliger Lotte. Om 15:00 na de lessen komen de meiden binnen. Het is gelijk een drukte van jewelste. De meiden praten luid, lachen en giechelen veel met elkaar. Ze begroeten Loes luidruchtig en met veel enthousiasme. Esther vertelt dat ze een film gaan kijken. Ze mogen uit drie films kiezen. Na een stemronde wordt het Max Kneeble’s Big Move. In een-op-een gesprekjes met een paar meiden komt naar voren dat ze de meidenmiddag heel leuk
vinden. Zo druk en lacherig als de meiden eerst waren, zo verlegen zijn ze nu. Ze vinden het vooral heel gezellig met alleen maar meiden. Samen koken vinden ze de leukste activiteit. Halverwege de film krijgen iedereen een bekertje popcorn. Om 16:30 is de meidenhuiskamer afgelopen en gaan de meiden weer naar huis. Streetart Op dinsdag zijn er op de middelbare school De Keurkamp verschillende naschoolse activiteiten voor jongeren. Van 14:30-16:00 organiseert jongerenwerker Daphne Katgert Streetart. In het tekenlokaal zit een aantal jongeren op ouderwetse tafels en stoelen. Langs de wanden hangen enkele tekeningen en graffiti schilderingen. In het midden op vier tafels liggen graffiti spuitbussen. Bij Streetart komen jongeren uit de onderbouw vrijwillig bij elkaar om creatief bezig te zijn. “Het idee achter Streetart is dat jongeren hun gevoelens uiten door creatief bezig te zijn. We zijn nu met een groot project bezig. De jongeren hebben een aantal ouderen geïnterviewd. Dit interview is voor de jongeren de inspiratiebron voor een kunstwerk. Alle kuntstwerken worden getoond op een expositie. Op De Keurkamp is een tijdje geleden een behoeftepeiling gedaan onder de jongeren. Waar hebben de jongeren behoefte aan? De jongeren gaven als antwoordt: creatieve activiteiten. We kwamen toen op het idee van Streetart. Deze activiteit organiseren we ook om in contact te komen met de jongeren. Erbij zijn en er zijn voor de jongeren”, benadrukt Daphne. Nagellakcursus In een tweede lokaal is een andere naschoolse activiteit aan de gang. Bij binnenkomst is de nagellakgeur sterk. Een stuk of twaalf meiden lakken elkaars nagels. Op de tafels staan doosjes met nepnagels, nagellakremovers en een flesje zwarte nagellak. Jongerenwerker Selver Orkman heeft een nagellakcursus georganiseerd voor meiden van veertien tot zestien jaar oud. Selver is druk bezig met het vijlen van nepnagels bij een pittig dametje. Ze heet Sharienne. Ze
zegt dat het beter is dat zij de vragen beantwoordt, omdat Selver druk is met het vijlen van haar nagels en ze over een half uur al moeten stoppen. “We zijn later begonnen, dus we hebben minder tijd. Het is hier super gezellig”, zegt ze er meteen achterna. “Er zijn alleen maar meiden hier. We lachen, giechelen en praten wat af. We praten over alles, ook over onderwerpen als seksualiteit.” Deze meiden hebben ook meegedaan aan de behoeftepeilingen. Daar kwam nagels lakken uit. Selver zegt, tussen het nagelvijlen door dat ze graag lijntjes uit wil werpen naar de meiden en de ouders. De meiden zien Selver als een voorbeeld. Ze is voor de meiden een steunpilaar. “We kunnen alles aan haar vertellen, dat vinden we erg fijn”, zeggen de meiden. Diezelfde meiden zitten ook bij de Young Leaders Training. Ze willen ook een voorbeeld zijn voor andere meiden, net als Selver dat voor hen is. •
REPORTAGE
Kinderwerk en Jongerenwerk “Onze visie op kinderwerk en jongerenwerk is kinderen en jongeren ondersteunen en de sociale vaardigheden te geven om op te kunnen groeien tot volwaardige burgers. De kinder-en jongerenwerkers vervullen een rol in het optimaliseren van de leefwereld van kinderen en jongeren. Dat gebeurt thuis, in de wijk en op school. We proberen bewustwording op gang te brengen en we helpen de jongeren met keuzes maken. Bij kinderwerk werken we veel met opvoedingsondersteuning, Triple P genoemd”, vertelt Erik Heistek.
Selver (rechts) lakt de nagels van Sharienne (links). Foto: Rozemarijn Zuurveld
ONZE ZORG | 13
Jongerenwerkers en tevens de ‘papa en mama’ van het jongerencentrum: Maja Dijkstra en Peter Logtenberg. Foto: Riccardo de Wit 16 | ONZE ZORG
REPORTAGE
Gamen tegen problemen “Hé, ben je bijna klaar? Ik wil Black Ops spelen!” Het is de eerste zin die een klein jochie uitspreekt als hij het jongerencentrum binnenkomt. School is afgelopen. Hij gaat naast stagiair Jeffrey zitten. Hij hoort er helemaal bij, ook al is het jochie minstens tien jaar jonger. Zijn de jongeren echt zó jong? Wie zijn ze eigenlijk?
DOOR RICCARDO DE WIT
ONZE ZORG | 15
I
edereen zit onderuit op de bank. Drie stagiaires en vrijwilliger Babak, die hier zo vaak is, dat hij hier bijna woont. Babak is al in de dertig, maar dat merk je niet. Hij heeft een eigen succesvol YouTube-kanaal en werkt normaal gesproken als presentator op evenementen. Hij kent alle rappers die bij de jongeren in Delfzijl geliefd zijn.
geen enkel probleem te zijn. De kinderen gamen, maar de tieners en twintigers hebben andere plannen. Eén van hen is Roy Pater (21), die op een barkruk aan een lange tafel zit. Hij heeft zijn zoontje meegenomen, die op de computer een spelletje speelt. Roy heeft zelf een andere grote hobby: muziek. “Hij wil hier een studio bouwen”, zegt jongerenwerker Maja Dijkstra, die met haar kop thee bij de tafel staat. Er is zelfs al budget voor aangevraagd. Trots laat Roy de ruimte zien waar de studio moet komen: “Ik wil hier met jongeren beats gaan maken en gaan rappen. Dat vonden ze hier een heel tof idee. We werken nu al twee jaar aan dit project en nu komt het echt van de grond. Het is echt één groot jongerenproject.”
Romany. Foto: Riccardo de Wit
Als Romany (13) binnenkomt, worden zijn ogen groot. Romany ziet er niet uit als alle andere 13-jarigen. Hij heeft piercings, veel piercings. In zijn oor zit een stretcher en hij heeft gitzwart haar. Hij komt binnen met een skateboard. Kennelijk is hij nieuw. “Wow! Doet dat geen pijn?” vraagt Babak, wijzend naar de piercings. “Nee, man”, antwoordt de 13-jarige. Als hij zijn mond opent, valt ook een piercing door zijn tanden te zien. Hoe kan een 13-jarige er zo uit zien? Simpel. Hij heeft het aan zijn ouders gevraagd: “Ze vroegen direct of ik gek was geworden. Maar na lang zeiken mocht het.” Eén van de stagiaires vraagt of hij ‘nou emo is’: “Nee”, antwoordt hij. “Ik hang er liever geen naam aan.” Dat is het mooie aan het jongerencentrum: je wordt niet op je uiterlijk beoordeeld.
De droom van Roy Passen kinderen uit groep zes eigenlijk wel in één ruimte met tieners en twintigers? Het lijkt 16 | ONZE ZORG
Roy. Foto: Riccardo de Wit
De jongeren die in het centrum komen, hebben een buitenlandse achtergrond. Ze zijn een onderdeel van de rapcultuur. Ze zijn fan van Boef en misschien zit zelf muziek maken er ook wel in: “Mooi, toch, als je ze zo van de straat kan houden?”, vraagt Roy. De lijnen staan al op de grond: “Hier moet de deur komen, en er komt een microfoon en een bureau, computers en alle apparatuur. Hier wordt straks alles opgenomen. Er komen laptops met koptelefoons, zodat iedereen aan z’n eigen producties kan werken. Ik wil
sowieso rap- en beatworkshops geven. Iedereen is echt enthousiast.” Morgen gaat jongerenwerker Peter naar de bouwmarkt voor een begroting. Kort daarna weet Roy of zijn droom echt in vervulling gaat.
Het is woensdagmiddag en het jongerencentrum stroomt vol. Bij het woord ‘jongerencentrum’ denk je snel aan 16- of 17-jarigen met een petje achterstevoren in ruimzittende kleding. Het stereotype van een enfant terrible. Die komen er overdag juist niet binnen. Het jongerencentrum zit namelijk bovenin de Bredeschool Noord in Delfzijl. Een basisschool. Als de school uit is, komen de basisschoolkinderen naar boven. Daar staat immers de PlayStation, die aan het eind van het jaar afgeragd zal zijn, omdat er zó veel op gespeeld wordt. De begeleiders hebben een eigen kantoortje. Af en toe kijken ze even mee naar wat er gedaan wordt. Als er een schietspel gespeeld wordt, grijpen ze niet in. Dat is betutteling, daar doen ze niet aan.
Gamen kan iedereen, of je nu 8 of 20 bent. Geluid is er genoeg. De PlayStation hangt namelijk aan grote speakers, waar ook nog eens een aardige versterker voor staat. De kinderen kijken naar Vines en lachen hard. Eén jongen niet. Die wil liever tafeltennissen met een stagiair: “Weet je wat ik tof zou vinden?”, vraagt hij. “Als we beneden keiharde muziek zouden aanzetten en dan lekker rondjes rennen en tussendoor opdrukken en zo.” Een soort bootcamp. Hij heeft nog een idee: “We kunnen hier ook wel eens een keer slapen!” Niets is te gek, alles valt te regelen. Tegen 17.00 stroomt het anders zo drukke jongerencentrum leeg. Het is etenstijd. Zijn het dan alleen maar ‘typische gevallen’ die naar het jongerencentrum komen? Nee. Vanaf groep zes komen ze al binnen.
Reportage
Gewoon, om een spelletje te spelen, of lekker te chillen. Degenen die anders op straat zullen zwerven, praten nu met elkaar in het centrum.
“Hoe gaat het nu met school dan?”
Niet alleen binnen, ook op straat De stagiaires wijzen er al de hele week op: woensdagavond is de drukste avond voor het jongerencentrum. Dan komen vaak ook ‘de oudere jongeren’, zoals zij het noemen, binnen. Om 19.30 komt de eerste binnen. Ook hij neemt plaats achter de spelcomputer. Een stagiaire vraagt losjes: “Hoe gaat het met school dan?”, “Niet goed, ik ga dit jaar weer niet
over”, is het antwoord. Er wordt niet op ingegaan. Het is duidelijk dat hij geen zin heeft om er verder over te praten. Het jongerencentrum was vroeger drukker op woensdagen, maar nu is het wat stiller: “Misschien eten ze allemaal, of zo”, zegt vrijwilliger Tobias als wij de enige twee zijn die in het jongerencentrum zijn. Hij denkt dat het jongerencentrum ‘even weer wat promotie’ nodig heeft. Dat gebeurt niet alleen via Facebook, maar ook door het werk op straat.
Jongerenwerker Peter Logtenberg vertelde eerder die week over het werk op straat: “Ik ben hier drie dagen in de week, maar ik ga ook de straat op. Ik weet welke groepen er zijn en zij weten wie ik ben. Daardoor komen er ook mensen binnen die we anders nooit zouden zien.” Eén ding valt op: de jongeren zijn er allemaal vooral voor de ontspanning. Voor de oudere jongeren is het vooral om de problemen te ontvluchten, vertelt jeugdmaatschappelijkwerker Noor Hooyman me later die week: “De meesten hier hebben wel iets meegemaakt. Ik krijg ook
best veel vragen over problemen thuis.” De kinderen lijken om een andere reden naar het jongerencentrum te komen: ze willen chillen, vines kijken en gamen. Dat gaat prima samen, want van leeftijdsverschil lijkt niemand in het jongerencentrum gehoord te hebben. Zeker niet met één gedeelde hobby: gamen. •
Over het Jongerencentrum: - Afgelopen maart bestond dit jonge rencentrum in Delfzijl vijf jaar; - De vragen die ze in het jongeren centrum krijgen gaan voornamelijk over geld en problemen thuis; - Voorheen was het jongerencen trum één dag per week open, inmiddels is dit vijf dagen per week; - Het jongerencentrum heeft veel stagiaires. De meesten komen van het mbo, maar er zijn ook veel SPH’ers (hbo); - Om jongerenwerk te gaan doen, kun je zowel een opleiding MWD als SPH doen. Het draait vooral om de werkervaring.
Jongeren aan het gamen in het jongerencentum. Foto: Riccardo de Wit
ONZE ZORG | 17
Aan het woord:
SPH-studenten ERIK SMIT: “Ik snap dat er bezuinigd moet worden, maar zo erg vind ik ook niet nodig”
REMCO BAZUIN: “Toen ik als verslaafde op zo’n pleintje hing had ik gewoon een duwtje in de goede richting nodig. Ik wil nu dat duwtje zijn voor jongeren in problemen.”
SAMANTHA BEELEN: “De jongeren uit een jeugdgevangenis zijn jongeren die daar niet zitten voor de gezelligheid. Deze jongeren kun je nog zodanig beïnvloeden en gedrag af- en aanleren zodat ze straks weer terug kunnen in de maatschappij, en dat vind ik erg mooi. ”
CHARLEY MULDER: “Je moet weten wie je zelf bent, voordat je anderen kunt helpen”
ILONA VARWEG: “Ik wil mensen helpen, daarom heb ik voor dit beroep gekozen”
18 | ONZE ZORG
RUBRIEK
NATHALIE MEIER: Veranderingen in de zorg: “In het begin was het heel erg zorgen vóór de cliënt, je nam heel veel over. Nu merk ik dat het veel meer vanuit de cliënt moet komen.”
MANDY BRAAKMAN: “Mensen die met hart en ziel hart en ziel hun werk in de zorg doen, inspireren mij”
JEROEN VAN DE VEN: “Ik heb zelf in een internaat gezeten in een jongerengroep, omdat ik als kind door mijn ouders werd mishandeld en uiteindelijk uit huis werd geplaatst. De behandelaars hebben mij daar zo goed geholpen dat ik besefte dat ik dit werk later ook wil gaan doen.”
GISELLE VEURINK: “Het is echt niet altijd makkelijk en in het werk is ook niet altijd iedereen je dankbaar. Soms vragen mensen niet om je hulp. Maar wanneer je iemand verder helpt en een persoon ziet dat, of een persoon voelt zich belangrijk, dan is dat het gaafste wat er is”
HENDRIK JAN VAN DEN BERG: “Iedereen krijgt een etiketje. Daar moeten we vanaf.”
TESSA JOLINK: “Ik wil kinderen een goed thuis bieden, ook al zitten zin in een instelling”
ONZE ZORG | 19
Zorgen tot aan de laatste ademtocht
Annette van der Laan. Foto: Eric de Jong
Naast de kamerdeur van een van de gasten brandt een kaars. “Tien minuten geleden is een van onze gasten overleden”, vertelt Annette van der Laan. Het is indrukwekkend binnenkomen, maar tekenend voor het werk dat ze doet. Ze is coördinator van Hospice Eesinge in Meppel. DOOR ERIC DE JONG
H
et hospice is een gastvrij huis waar ongeneeslijk zieke mensen met een korte levensverwachting tot aan hun dood worden verzorgd. Het hospice is gelegen in het 20 | ONZE ZORG
Reestdal. Annette van der Laan begint te vertellen terwijl een waterig zonnetje tussen de regenbuien door zijn licht over het Reestdal werpt. “Ik ben verpleegkundige. Altijd was ik al bezig met het onderwerp overlijden. Ik was verpleegkundige op de verloskamer en kraamafdeling, maar op een gegeven moment trok het hospice in Amsterdam mijn aandacht.” Ruim twaalf jaar werkt ze in het hospice in onze hoofdstad, momenteel werkt ze in Meppel. Waarom doet ze dit werk? De echtheid van mensen “Omdat ik hou van de echtheid van mensen. Het zorgen voor ze, het verwennen. Alle hectiek is hier weg.” De gasten in het hospice hebben immers alle hectiek
achter de rug en bevinden zich in een rustigere maar laatste levensfase. De gasten hebben een maximale levensverwachting van drie maanden.
“Je komt iets brengen maar je krijgt veel terug” Annette van der Laan omschrijft haar functie als ‘manusje van alles’. Hoofdtaak is het draaiende houden van het gehele hospice. Daar komen ook dingen bij kijken als het ondersteunen van vrijwilligers, het overleg met familie, intake gesprekken houden en soms ook lezingen geven.
interview
Het werk vraagt veel van haar en de vrijwilligers. De gasten in het hospice hebben al veel doktersjassen voorbij zien komen. Nu worden ze verzorgd door ‘normale’ mensen. “De vrijwilligers zeggen vaak: het is mooier dan ik ooit dacht.” Ze vult aan: “Je komt iets brengen, maar je krijgt veel terug. Je leert dingen.” Een viertal vrijwilligers dat aanwezig is in de keuken van het hospice bevestigt wat van der Laan beweert. Een van hen neemt het woord. “Natuurlijk is het een bijzondere situatie waarin wij ons werk doen en vraagt het veel van je. Maar ik denk dat ik namens alle vrijwilligers spreek als ik zeg dat het werk ook heel bijzonder is en je er echt veel voor terug krijgt.” Vrijwilligers Het is een veelgehoord antwoord. Oké, je krijgt er dus veel voor terug. Maar is het niet raar dat juist bij deze intensieve vorm van zorg, zoveel vrijwilligers moeten bijspringen? “Ja, eigenlijk is dat wel zo”, beaamt coördinator van der Laan. “Maar daarentegen is er altijd iemand van ICare aanwezig, ook ’s nachts.” ICare is een professionele zorginstelling uit de regio. “Daarnaast hebben onze gasten al veel ‘uniformen’ gezien. Nu worden ze verzorgd door normale mensen.” De vrijwilligers krijgen
De weg naar het Hospice. Foto: Annette van der Laan
ook een basisopleiding voordat ze aan het werk gaan. Ze leren hoe om te gaan met verdriet, ze leren wat palliatieve zorg inhoudt en ze draaien mee met ervaren vrijwilligers.
“Toen ik pas in hospice kwam dacht ik, nou, hier ga ik dood. Dat is dan geregeld.” Eerder liet Annette van der Laan mij een video zien. Op deze video is een gast uit het hospice te zien die vertelt over haar situatie. Het
is indrukwekkend materiaal. “Ik ben in het hospice terecht gekomen op aanraden van de dokter, maar vooral omdat ik weg wilde van het normale leven.” Ze beschrijft het ernstig ziek zijn als ‘het gevoel hebben geen toekomst te kennen en aan de zijlijn te staan’. “Toen ik pas in hospice kwam dacht ik, nou, hier ga ik dood. Dat is dan geregeld. Binnen drie weken is het gebeurd. Ze hebben me flink in de maling genomen daarboven.” Op dit moment leeft ze nog steeds en is ze uit het hospice. Over het werk van de vrijwilligers zegt ze het volgende. “Ik zou het zelf niet kunnen, ook niet als ik gezond zou zijn zoals jullie. Ik vind het echt heel knap.” De laatste ademtocht “Diegene die ik ooit was, dat pak, dat ligt in een doos en dat komt nooit meer te voorschijn.” Zittend in een rolstoel tegenover een zaal van vrijwilligers en medewerkers van het hospice praat de vrouw over de onvoorstelbaar moeilijke periode van haar leven waarin zij zich bevindt.
Het prachtige Reestdal vanuit het Hospice. Foto: Annette van der Laan
Samen met alle vrijwilligers zorgt Annette van der Laan voor een waardige laatste periode in het leven van de gasten in het hospice. Samen zorgen tot aan de laatste ademtocht. • ONZE ZORG | 21
Behandelen
‘WAT MIJ BETREFT MAG “Wat een rotweer! We gaan toch niet echt wandelen met deze regen?” Het is negen uur ’s ochtends op een koude, grijze, maar vooral regenachtige maandag. Onno komt als eerste binnen en heeft er overduidelijk geen zin in. Langzaam druppelen de jongeren binnen. Allemaal hebben ze een ochtendhumeur. Het maakt groepsleider Fionna niks uit. “Jullie kunnen zeuren wat jullie willen, maar we gaan hoe dan ook wandelen!”, zegt ze met een knipoog. DOOR IRIS VERBUNT
H
et is voorjaarsvakantie bij Het Dagelijks Bestaan in Zutphen. De dagbesteding voor jongeren van 15 tot 27 jaar heeft deze week een afwijkend programma. Fionna staat in opperbeste stemming in de keuken met een kop koffie. “We gaan er een leuke week van maken!” Toch is niet iedereen het daarmee eens. “Het slaat toch helemaal nergens op dat we met dit hondenweer gaan wandelen op de hei!” Onno heeft het hoogste woord tijdens de dagopening in groepshuis Schrampie. Het groepshuis bestaat uit twee oude arbeidershuisjes waarvan de woonkamers zijn smanegveoegd tot één grote. Het is een gezellige ruimte met zelfgemaakte kunst aan de muur en een Perzisch tapijt op de vloer. Alle stagiairs, jongeren en de groepsleider zitten in een kring om op de dag vooruit te blikken. Charley probeert de groep te motiveren: “Kom op jongens, we trekken gewoon allemaal goede schoenen aan en we maken er samen een leuke dag van.” Hier en daar wordt er nog wat gemokt en gescholden, maar de positieve instelling van de begeleiders lijkt te helpen. Tegenzin De jongeren stappen, weliswaar met tegenzin, op de fiets. Met regenjassen aan, capuchons 22 | ONZE ZORG
De woonkamer. Foto: Iris Verbunt
Binnen een paar meter is iedereen doorweekt op en stevige wandelschoenen aan de voeten vertrekt de groep richting Gorssel, een dorpje zo’n zeven kilometer verderop. Ondertussen valt de regen met bakken uit de lucht en is iedereen binnen een paar meter doorweekt. Halverwege de tocht springt Onno plotseling van zijn fiets. “Mijn ketting is eraf gevlogen!”, schreeuwt hij geïrriteerd. “Dit kan er ook nog wel bij.” De groep komt tot
stilstand en de jongeren staan lamgeslagen te kijken naar de boze jongen. “Kop op, Onno.” Jochem, stagiair en coach van Onno, probeert hem wat moed in te spreken. “Draai je fiets maar om, dan zet ik de ketting er snel weer op.” Maar Onno werkt niet mee. “Laat maar zitten, ik ga wel lopen.” Een groepsgenoot schiet hem te hulp. “Ik loop wel met je mee.” Jochem kijkt bedenkelijk naar zijn mede-stagiair, maar zegt er niks van. De groep stapt weer op de fiets, zonder om te kijken naar de twee jongens en Jochem. Het drietal gaat te voet, door de stromende regen verder.
met liefde
reportage
ER MEER PRESSIE ZIJN’ Opklaring Zodra de hele groep is aangekomen bij de hei breekt de lucht open en klaart het op. De fietsen worden op slot gezet en op hetzelfde moment komt er een klein, rood autootje aanrijden. Riska stapt met haar jachthond uit. “Zijn jullie er klaar voor jongens?” De werkplaatsleider woont vlakbij en kent de hei op haar duimpje. Riska’s opgewekte humeur werkt aanstekelijk. “We zijn nu toch al nat, laten we gaan lopen!” De knop is om en de jongeren stappen vol goede moed met hun wandelschoenen door de blubber, het bos in. Hoewel ze de groep het bos in heeft weten te krijgen vindt Riska het lastig dat de jongeren erg vrijblijvend zijn in wat ze doen. “Ik werk hier nu zeven jaar en we doen steeds meer een beroep op de vrijwilligheid van
de jongeren. Er is nooit geen nee, ik ben het daar niet altijd mee eens. Als de jongeren niet komen opdagen zijn er geen consequenties. Wat mij betreft mag er meer pressie
richting de jongeren.”
Ondertussen is de sfeer helemaal omgeslagen. Er worden liedjes gezongen, af en toe stopt de groep om een sigaretje op te steken en de ene na de andere grap wordt gemaakt. Jochem staat van een afstandje naar de groep te kijken en grijnst. Hij heeft wat op te biechten “Om eerlijk te zijn was ik strontchagrijnig vanochtend. Ik had helemaal geen zin om te wandelen. Maar iedereen heeft het nu zo naar z’n zin. Daar doe je het toch voor!” Vrijblijvend Dat de vrijheid die de jongeren krijgen niet altijd een succes is, is
“Als ik dit had geweten was ik niet gekomen!” te merken als er aan het eind van de week zeilen op het programma staat. Het clubje dat zich ’s ochtends meldt om richting Zwolle te gaan is klein. “Vandaag hebben we één op één begeleiding”, lacht Fionna. Ze lijkt onvermoeibaar, hoe ze aan alle tegenslagen een positieve draai geeft. Acht begeleiders voor de acht jongeren die zijn komen opdagen. “Waar is iedereen? Als ik dit had geweten was ik ook niet gekomen.” Onno zet demonstratief zijn koptelefoon op en stapt in de auto. De hele autorit kijkt hij chagrijnig uit het raam en zegt geen woord meer. »
Het begin van de wandeling. Foto: Iris Verbunt
ONZE ZORG | 23
‘NIET IN HET WATER SPRINGEN!’ S ‘DAAR IS HET VEEL 24 | ONZE ZORG
RUBRIEK
SCHREEUWT RISKA NAAR ONNO. TE KOUD VOOR!’ ONZE ZORG | 25
Zeilen hijsen Stagiair Jochem staat de groep op te wachten in Zwolle. In het weekend geeft hij leiding bij de zeeverkenners, een scoutinggroep aan de rand van de Vecht. Hij heeft geregeld dat de jongeren vandaag kunnen zeilen met de boten van de scoutinggroep. “Koffie en thee staan klaar bij het kampvuur. Als jullie willen is er ook ontbijtkoek met roomboter.” De jongeren lopen wat ongemakkelijk richting het clubhuis en pakken wat warms te drinken. Er schijnt een waterig zonnetje, maar het terrein is nog drassig van de regen. Sommigen warmen zich op bij het kampvuur en de jongens spelen een potje voetbal. “Gadver! Deze boter smaakt naar knoflook!” Onno staat met een stuk ontbijtkoek in zijn mond en kan nog net
het kampvuur. Misschien ga ik zo wel even zwemmen”, grapt Onno. Riska kijkt hem bedenkelijk aan. “Prima, jongen.” Samen met Jochem en wat jongeren stappen ze de boot in en hijsen ze de zeilen.
“Ik ga echt niet in die boot zitten!”
op tijd de bal ontwijken die hem wordt toegeschoten. Nadat de jongeren allemaal een zwemvest hebben aangetrokken kunnen ze eindelijk het water op. Onno staat aan de rand van het meer met een oranje zwemvest in zijn hand te kijken naar het kleine zeilbootje. “Ik ga echt niet in die boot zitten. Ik blijf wel bij
Zwemmen Ondertussen is de zon feller gaan schijnen en varen ze het meer op. Riska zit van de zon te genieten terwijl Jochem de boot bestuurt. “Is dat Onno?”, roept Jochem plotseling. Aan de oever staat Onno in zijn onderbroek. “Hij gaat toch niet echt zwemmen?” Riska staat op en schreeuwt zo hard als ze kan richting de kant: “Onno, niet doen! Het water is veel te koud!” Hij trekt zich er niks van aan en springt het water in. “Ach, hij moet het ook zelf weten,” verzucht Riska. •
De jongeren zeilen op het meer Foto: Iris Verbunt
26 | ONZE ZORG
STRIP
Foto: ANP
ONZE ZORG | 27
‘Dan gaat er een knop EEN KIJKJE IN HET LEVEN VAN SHARELLA
Als ik ‘s morgens binnen kom word ik warm onthaald. Een stoere, blonde meid biedt me haar zelfgemaakte cake aan. Spijkerbroek, sportief vest en sneakers, Sharella is haar naam. Achttien jaar oud is ze, “bijna negentien”, zegt ze er meteen achteraan. Op dit moment woont ze samen met zeven anderen bij Vitree, een fasehuis voor jeugdhulpverlening in Zwolle. DOOR LIAN GROTEN
I
n haar kamer ploft ze op haar bed. In de keurig opgeruimde ruimte ligt een grote groene zitzak en er liggen er kussentjes op haar bed. Een gigantisch zelfgemaakt schilderij hangt aan de muur. Ze begint over zichzelf te vertellen. Sharella komt zelf ook uit Holtenbroek, een eindje van Vitree vandaan. Ze heeft één broertje van zestien jaar oud. Haar ouders zijn niet meer bij elkaar. Lachend vertelt ze over haar huisdieren die ze thuis heeft: “Dat zijn er een heleboel, vier honden, drie poezen en twee konijnen.” In haar vrije tijd rijdt ze graag paard bij de manege waar ze ook naar de dagbesteding gaat. Vitree heeft meerdere locaties. Dit fasehuis is voor kinderen van zeventien of achttien jaar oud. Op school heeft Sharella eerst het speciaal onderwijs gevolgd. Vervolgens ging ze naar het praktijkonderwijs en vanuit daar is ze doorgestroomd naar de dagbesteding en woont ze nu bij Vitree. Dat laatste is nu bijna anderhalf jaar het geval. Vanuit huis is ze hier terecht gekomen. PPD-NOS “Ik heb PDD-NOS, daardoor heb ik wat meer begeleiding in bepaalde dingen nodig. Sociaal gezien en op het werk, waardoor ik ook niet zelfstandig aan het werk kan. Dat vind ik soms jammer, maar ik ben heel blij dat ik de dingen kan doen die ik leuk vind.” Twee keer in de week gaat ze naar een manege in Zwolle. “Ik begin met poetsen en opzadelen en daarna ga ik naar de bak toe. Het is een manege 28 | ONZE ZORG
voor mensen met een beperking.” Daarnaast gaat de Zwolse drie keer in de week aan de slag in een restaurant.
dat je op jezelf kunt gaan wonen. Na je achttiende verhuis je naar een andere organisatie of ga je op jezelf wonen.
Soms zit haar stoornis haar in de weg. “Vooral het sociale. De momenten in een grote groep, dan dwaal ik af. Dat lukt me niet. Vaak probeer ik dat ook een beetje te ontwijken. Ik wil wel, maar op een gegeven moment gaat er bij mij een knop om en dan moet ik weg. Eén op één gaat het wel goed. In de groep zeg ik wel wat, maar op gegeven moment dan klap ik dicht. Meestal zoek ik dan een plekje voor mij alleen. Maar ik probeer mezelf nu ook uit te dagen om te blijven en toch er in mee te gaan.”
Wonen bij Vitree “Op zich vind ik het wel prettig wonen hier, maar er zijn altijd nadelen. Je moet heel vaak delen en dingen aangeven als iets niet goed gaat. Met een meisje hier in de groep kan ik wel heel goed over weg. We praten eigenlijk vooral. Er zijn ook vaak zat conflicten hier, niet dat er elke keer ruzie is hoor, maar er gebeurt wel eens wat onderling. Dat houd je niet tegen.
“Ik ben heel blij dat ik de dingen kan doen die ik leuk vind”
Fasen Sharella laat een mapje zien en legt uit hoe het in elkaar zit. Het is een fasen-boek dat verdeeld is onder verschillende categorieën, waaronder huishouden, eigenheid en intimiteit, sociale contacten en vriendschappen. Je start per categorie in fase nul en het doel is om fase vier te bereiken. Met trots laat ze zien dat ze bij het doel ‘huishouden’ in fase vier zit. Als je bij iedere categorie in fase vier zit, betekent het niet automatisch
Vitree. Foto: Lian Groten
interview
om en moet ik weg’ Om de week hebben wij een groepsvergadering. Tijdens die vergadering kun je problemen in de groep gooien en dan zien ze maar wat ze er mee doen. Soms komt de leiding met veranderingen en dat bespreken we dan ook.” Sharella is niet dol op veranderingen, “omdat je het dan niet van te voren hoort of merkt. Als iets met regelmaat wordt gedaan vind ik het fijner. Soms zegt de leiding wel van te voren als er iets gaat veranderen, maar sommige begeleiders houden hun mond dicht.” In de weekenden gaat ze soms naar huis. “Lekker bij mijn vader en mijn broertje. Als mijn vader wat op de planning heeft staan en dan gaan we wat leuks doen. Andere keren is het gewoon chillen.” Doel “Op het moment is er niet iets wat ik nog heel graag zou willen. Ik werk op de manege met paarden, dat wou ik altijd al. Ik wil daar echt niet weg, want het werk is op mijn niveau en het is er gezellig. Ik mag zelf ook paardrijden.
“Muziek luisteren: dat is iets waar je bij mij niet aan moet komen”
Relaxhoek in de slaapkamer van Sharella. Foto: Lian Groten
Daarnaast werk ik drie dagen in een restaurant in Zwolle-Zuid. Dat is een heel goed restaurant. Als je in de buurt bent moet je daar echt een keer eten”, vertelt ze lachend. “Daar werk ik in de keuken en doe ik vooral voorbereidingswerk. Ik vind het wel prettig als iemand mij aanstuurt. Met sommige dingen heb ik extra hulp nodig, andere dingen doe ik alleen. High tea’s, scones, muffins, brownies, die maak ik allemaal helemaal zelf”, vertelt Sharella vrolijk. Een dagje vrij “Als ik niet naar dagbesteding hoef, zoek ik wat anders op. Dan ga ik de stad in ofzo. Normaal gesproken heb je hier WIFI vanaf drie uur. Dus tot aan drie uur moet je je redden op een andere manier. Dan ga ik bijvoorbeeld mijn kamer schoonmaken of doe ik de was. Ik mag eigenlijk doen wat ik wil nu ik hier zo lang woon.”
“High tea’s, scones, muffins en brownies, die maak ik allemaal helemaal zelf”
Muziek Sharella begint meteen te stralen als ze over muziek praat. “Muziek luisteren doe ik heel veel. Dat is iets waar je bij mij niet aan moet komen. Laatst was mijn MP3-speler voor de zoveelste keer in de wasmachine beland. Toen heeft hij het niet overleefd. Dan zit je dus zonder muziek. Vooral in het verkeer heb mijn muziek nodig. Daardoor heb ik meer focus op wat er om me heen gebeurt. Anders krijg ik zoveel prikkels.” Er zijn twee artiesten op wie ze echt dol is. Dat zijn Nick & Simon en Marco Borsato. Trots wijst ze naar een plank boven haar bed met plaatjes en cd’s. “Dinsdag over twee weken ga ik met het mentor-uitje naar Simon Keizer”, vertelt ze blij. Tot slot laat ze foto’s zien die in haar kamer staan. Ze vertelt vrolijk over een foto met een pony. Het is wel duidelijk dat pony’s en paarden haar grote hobby zijn. Om half één moet ze bij de manege zijn. Ze gaat snel nog even naar de supermarkt om een broodje te halen dat ze op haar kamer opeet. Haar spijkerbroek, sportieve vest en sneakers zijn ingewisseld voor paard-rijkleding. Omgekleed en wel vertrekt ze naar de manege. • ONZE ZORG | 29
Rust is terug op Roerige tijden waren het voor zorgboerderij de Poedelick, maar volgens beheerder Teuni Jochems (53) is de rust weergekeerd. “Het jaar 2015 was een jaar van veranderingen in de zorg en ook hier is veel veranderd. Onze woongroep is van zes jongeren gekrompen naar twee. Het voordeel is dat we daardoor meer aandacht voor de overgebleven jongeren hebben, die nu veel beter aan hun trekken komen.” DOOR CHRIS KLAASSE
T
erwijl het Senseo apparaat onder luid gepruttel een mok met koffie vult, vertelt Teuni: “Ik volgde de opleiding Ziekenverzorging en later Z-verpleegkunde. Zo heette destijds de studie die opleidde tot het verzorgen van mensen met een verstandelijke handicap. Die Z stond voor zwakzinnigen.” De zorgboerderij die ze tien jaar geleden oprichtte, wordt vooral bezocht door jongeren en kinderen die door een licht verstandelijke handicap niet meer thuis kunnen wonen. Soms komen ze ook logeren om het gezin te ontlasten. “Het zijn jongeren die op het eerste gezicht te goed zijn om in aanmerking te komen voor gehandicaptenzorg. Ze functioneren emotioneel gezien op een lagere leeftijd, waardoor ze thuis, op school en op het werK overschat worden. Vaak lopen ze ook tegen eigen beperkingen aan. Wij bieden dan rust, duidelijkheid en structuur. Van daaruit werken ze weer aan hun toekomst.” Tijdelijke looptijd “Begin 2015 veranderde er veel in de zorg”, vervolgt Teuni haar verhaal als ze de koffiemok op tafel zet en plaats neemt op een stoel. “Dat riep vragen op bij de medewerkers. Wat zal de transitie 30 | ONZE ZORG
met zich meebrengen? Kan ik mijn baan wel behouden? En wat als ik een huis ga kopen en een hypotheek wil?” Deze onrust onder het personeel ontstond doordat onduidelijk was wat in de toekomst het budget per cliënt zou zijn. “Elke cliënt had zijn eigen zorgpakket, waar een budget aan hing: het welbekende persoonsgebonden budget (pgb). Cliënten die onder de Wet Langdurige Zorg vallen, hadden een zorgzwaartepakket voor hun leven. Maar door de veranderingen begin 2015 kregen die zorgpakketten allemaal de tijdelijke looptijd van een jaar. Hierdoor was onzeker hoe het financiële plaatje er in 2016 uit zou zien. De situatie van het personeel werd wankel.” Crisisopvang En die onzekerheid onder het personeel sloeg over op de cliënten. “Op 1 april 2015 moest er iemand naar de crisisopvang. Die cliënt vertoonde gedrag waar de groep niet goed mee om kon gaan. Toen was het spreekwoordelijke eerste schaap over de dam en gingen meer cliënten naar een andere woonplek kijken. Uiteindelijk bleven twee wooncliënten over. Hierdoor kelderde het aantal uren dat medewerkers konden werken en ze gingen op zoek naar ander werk. We zijn erg blij dat diegenen die afscheid namen van de Poedelick, elders een goede werkplek konden vinden.”
Eigenaar Teuni Jochems heeft zelfs een dag in de week vrij: “Heerlijk!” Sinds 1 oktober zijn er nog twee jongeren over. Volgens Teuni heeft dat ook zo zijn voordelen. “De woongroep was begin 2015
pittig en we kregen te maken met moeilijk behandelbaar gedrag.” Ondertussen haalt Teuni een fotoboek tevoorschijn. “Kijk”, ze wijst een foto aan waar een groep lachende jongeren op staat, “deze groep woonde hier toen. Op de foto ziet het er gezellig uit, maar onderling waren veel irritaties. Als begeleider kun je dan nog zo je best doen en gesprekken voeren, maar jongeren met gedragsproblemen passen zich moeilijk aan anderen aan.Nu we met zo weinig bewoners overgebleven zijn, is dat een stuk minder complex. Daardoor overheerst nu de rust weer.” Sinds een half jaar runt Teuni samen met haar dochter Thea, die een opleiding in de zorg doet, de zorgboerderij. “Daarnaast hebben we drie flexibele krachten en ook mijn man zet zich ervoor in. Hij is naast zijn werk veel bezig met administratieve en facilitaire taken. Het grootste voordeel is dat we niet meer helemaal afhankelijk zijn van personeel. Als Thea een avond thuis is, kan ik met mijn man bijvoorbeeld ergens op visite. Vorig jaar kon dat echt niet. Ook heb ik sinds kort één dag in de week vrij, heerlijk! Vandaag is dus zo’n vrije dag waarop beide bewoners elders aan het werk zijn. De een werkt bij de lokale slager, de ander bij het tuincentrum twee straten verderop. Nu heb ik tijd om andere dingen te doen.” Lachend: “Dingen zoals interviews geven.” Toekomst Terwijl Teuni een tweede kop koffie inschenkt, vertelt ze dat er technisch gezien uiteindelijk weinig veranderd is voor de wooncliënten. “Hun pakket had dus de looptijd van een jaar gekregen, maar dat is alweer teruggezet naar ‘voor het leven’. Voor nieuwe wooncliënten geldt wel een bezuiniging, evenals de mensen die gebruik maken van dagbesteding. Gelukkig redden wij het prima aangezien wij het voornamelijk met ons gezin doen.”
INTERVIEW
de zorgboerderij “De toekomst van de zorg-boerderij hangt van meerdere factoren af. Aan de ene kant de politiek: wat gaat er nog meer veranderen? Aan de andere kant het aantal bewoners: vertrekken de laatste twee ook, of komen er nog meer bij. Er is plek vrij, dus men kan zich aanmelden. Het aantal wooncliënten hebben we vastge-
“ 24 uur per dag klaar staan wordt teveel”
steld op maximaal vier. We nemen alleen bewoners aan die een bepaalde mate van zelfstandigheid hebben, 24 uur per dag klaar staan wordt teveel. We zijn zuinig op de rust die we nu ervaren en waar alle bewoners en bezoekers zich goed bij voelen. Nieuwe aanmeldingen nemen we serieus in overweging. Soms moet je mensen helpen naar een meer passende voorziening.” Dagbesteding De koffie is op; tijd om weer aan het werk te gaan. Vandaag is niet de enige dag dat de wooncliënten er niet zijn, maar “het draait niet alleen om die vaste bewoners. Elke week op maandag en woensdag, en op zaterdag om de week zijn we geopend voor dagbesteding. De invulling daarvan hangt af van de interesse en mogelijkheden van de cliënten.” “De komende vier jaar moet duidelijk worden op onze zorgboerderij op de lange termijn nog bestaansrecht heeft. Het is afwachten of er aanmeldingen komen van mensen van wie ik denk dat ze op de Poedelick passen. Ook zullen we veel aan PR moeten doen”, zegt Teuni terwijl ze de mokken in de vaatwasser zet. “Maar vandaag kan ik nog heerlijk genieten van mijn vrije dag!” •
Teuni Jochems. Beeld: Chris Klaasse
ONZE ZORG | 31
Foto: Chris Klaasse
‘Die jongeren horen echt bij mijn gezin’ “Jaap, kun jij bij dat raam hierboven?”, vraagt een oud mannetje. Hij heet Willem en krijgt iets teveel last van de koude tocht die door het raampje boven hem komt. Jaap loopt toch rond, dus is het voor hem een kleine moeite om het raam te sluiten. Een typische maartse bui stort zich over Beekbergen uit en doet daarmee ook zorgboerderij de Poedelick aan. Het weer heeft de ouderen naar binnen gejaagd. “Het is lente, dus we kunnen nu weer buitenwerken”, merkt Jaap op. IJsberend loopt hij met zijn jas aan door de woonkeuken van de boerderij in de hoop dat de zon snel weer gaat schijnen. DOOR CHRIS KLAASSE
“E
lke maandag komt een groepje ouderen hier bij de dagbesteding. Ze zijn altijd graag buiten bezig. Ze verzorgen de paarden en onderhouden de groentetuin”, vertelt Teuni Jochems, zorgondernemer en beheerder van de zorgboerderij. Het is maandag en een nieuwe week is begonnen voor de zorg-
32 | ONZE ZORG
boerderij. Eigenlijk denken ze hier niet in weken, want zeven dagen in de week zijn er wooncliënten. “Het zijn er door de bezuinigingen nog maar twee, maar zij bepalen wel het ritme binnen de zorgboerderij. Die jongeren horen echt bij ons gezin, die ouderen zijn agendapunten. Autistisch Voor het raam loopt een jongen langs. Hij is een van de twee woon-
cliënten. Nadat hij zijn klompen en jas uit heeft gedaan, loopt hij de kamer binnen. Zonder op of om te kijken, gaat hij zitten. “Albert, wil je thee of koffie?”, vraagt Thea, de dochter van Teuni, aan hem. “Thee”, is het korte en duidelijke antwoord. Onafgebroken staart Albert naar de onderzetter die op de salontafel ligt. Hij zit volledig in zijn eigen wereldje, reageert minimaal op de omgeving. “Albert is van de twee wooncliënten het
REPORTAGE meest autistisch”, vertelt Teuni later. Als iedereen voorzien is van koffie en thee, komt de tweede wooncliënt binnen. Edward heet hij. “Goeiemiddag allemaal”, zegt hij enthousiast. “Zal ik zelf de thee maar inschenken?” Deze jongen is overduidelijk minder gesloten. “Waar staan de kopjes eigenlijk?”, vraagt hij nadat hij vier kastdeurtjes heeft opengetrokken. “De tweede van rechts, op de onderste plank, dat weet je toch wel?”, zegt Thea verbaasd. “O ja, natuurlijk. Ik was het gewoon even vergeten. Ik zit misschien te vaak op mijn kamer”, geeft Edward toe. Na het avondeten vertelt hij dat de rust die nu heerst op de boerderij heerlijk is, maar ook een keerzijde kent. “Soms verveel ik me. Dan zit ik alleen op mijn kamer. Met die oudjes ga je ook niet voetballen ofzo.” Dement Als de thee op is, haalt Thea traditiegetrouw de kruiswoordpuzzels uit de printer. “Ja ja, het is maandagmiddag. Tijd om die hersens van jullie te kraken”, lacht Teuni. Jaap zit nog steeds met zijn jas aan. Nu het droog is, wil hij het liefst naar buiten. “Nee Jaap,
we gaan eerst de puzzel maken. Daarna zien we wel verder.” Later vertelt ze me dat Jaap behoorlijk dement is en echt niet alleen naar buiten kan. Terwijl Albert zijn klompen weer aandoet en naar buiten gaat, begint de rest aan de kruiswoordpuzzel. “Zes horizontaal; een ander woord voor smerig met zes letters”, zegt Edward. Willem begint hard te lachen. “Smeris!”, schatert de bejaarde man.
Vanuit het raam is te zien dat Jaap al midden op straat loopt.
Na een kwartier peinzen komt Willem tot de conclusie: “Hij is moeilijker dan vorige week. Toen hadden we hem zo opgelost.” Toch blijkt hij een fervent puzzelaar,
want hij zet door en ineens vult hij de ene na de andere oplossing in. Dat doorzettingsvermogen heeft niet iedereen, want Jaap heeft er genoeg van en gaat naar buiten. “Thea, ga jij even naar hem toe. Over tien minuten zijn we klaar, dus dan komen we allemaal wel even naar buiten”, zegt Teuni bezorgd. Thea moet snel zijn, want vanuit het raam is te zien dat Jaap al midden op straat loopt. “Als die ouderen er zijn, besef ik pas hoeveel begeleiding dat vereist. Daarom ben ik blij dat het hier nu rustiger is dan een jaar geleden. Toen was het een groep van zes jongeren en daar had ik mijn handen echt vol aan. Ik word ook een dagje ouder, dus ik zou het niet eens meer kunnen”, vertelt Teuni. Toch kóst het haar niet alleen energie. “Dit is de allerlaatste. Een ander woord voor behulpzaam”, zegt Edward. Alhoewel Jaap geen meesterpuzzelaar is, geeft hij wel het mooiste antwoord van de middag. Wijzend naar Teuni zegt hij: “Jij”. “Zullen we dat dan maar invullen”, zegt ze glimlachend. • In verband met de privacy van de cliënten zijn hun namen gefingeerd.
De huiselijk sfeer is goed voelbaar in de Poedelick. Foto: Chris Klaasse
ONZE ZORG | 33
‘Het went nooit als Het moeilijke aan werken in het speciaal onderwijs is dat er met regelmaat kinderen komen te overlijden. Volgens René Steinmann went dit nooit. Ook bij het overlijden van een kind dat je niet persoonlijk kende. Steinmann is Gezondheidszorgpsycholoog en werkt op de Maartenschool in Nijmegen. Hier komen kinderen met een beperking of langdurige ziekte. Daarnaast is hij werkzaam in de Maartenskliniek op de kinderrevalidatie. DOOR ROSALIE GRIFFIOEN
‘H
et is fascinerend werk. Ik heb ooit op de middelbare school een soort van vakantiewerk gekregen. Dat was bij een internaat voor kinderen met een
“Het aantrekkelijke is dat je nog een aantal jaren voor de boeg hebt om kinderen iets te leren” lichamelijke beperking. De kinderen probeerden daar zoveel mogelijk zelfstandig te kunnen doen. Het trok mijn interesse en daar wilde ik me in gaan ver-diepen. Dat is de reden geweest om te kiezen voor pedagogiek. Het was dus heel toevallig denk ik. Tijdens de opleiding had het werken met kinderen al mijn voorkeur. Toen ik met de opleiding klaar was, ben ik zowel gaan werken met kinderen als volwassenen. Hierdoor kon ik een goede vergelijking maken. Ik voelde me toen al het meest aangetrokken door kinderen.” Werken met kinderen “Het aantrekkelijke is dat je nog een aantal jaren voor de boeg hebt om kinderen iets te leren. Ondanks een bepaalde stoornis in de hersenen kunnen dingen toch op een andere manier geleerd worden. 34 | ONZE ZORG
Dat fascineert me het meest. Als je ouder wordt kun je daar weer van profiteren. De ontwikkelingsfases van een kind zijn heel belangrijk. Wat niet wegneemt dat ik bij de volwassenen niet heb gekeken naar wat zij ook nog kunnen leren. Maar bij kinderen is de ontwikkeling sterker aanwezig. Ik vind dat de kinderen op de Maartenschool met veel meer problemen te maken hebben. Zij hebben vaak last van meerdere beperkingen tegelijk. Pedagogiek heeft als meerwaarde dat je daardoor meer te weten komt over de ontwikkelingsfase. Je leert dan bijvoorbeeld te kijken naar de gunstige factoren. Het verschil tussen kinderen met en zonder problemen is heel erg boeiend. Wat ik bij pedagogiek ook heel interessant vond was de koppeling naar onderwijs. Dit was veel minder aan de orde bij psychologie. In de kliniek liggen ook kinderen die wel naar het ‘reguliere onderwijs’ kunnen. Het is altijd interessant om te kijken waarom dit bij het ene kind wel lukt en bij de ander niet.” Het werk “Mijn belangrijkste taken hebben te maken met diagnostiek. We gaan dan kijken op welke manieren kinderen leerproblemen hebben op basis van bijvoorbeeld een hersenbeschadiging bij de geboorte. We kijken op welke wijze we deze kinderen andere dingen kunnen leren. Je bent daarnaast heel erg bezig met begeleiden van kinderen. Je biedt ze hulp bij »
Speeltuin. Schoolplein. Foto:Foto: ANP
interview
kinderen overlijden’ “De ontwikkelingsfases van een kind zijn heel belangrijk”
ONZE ZORG | 35
“Het is wel lastig, omdat je heel goed weet dat deze jongeren wel ‘gewoon’ willen zijn” bepaalde dingen die ze niet kunnen. Je leert ze dan om iets op een andere manier voor elkaar te krijgen.” “We geven ook uitleg over wat de ziekte betekent. Die informatie moeten de ouders ook krijgen. Zij hebben vaak ook veel toekomstvragen. Bijvoorbeeld wat de ziekte zal betekenen bij het kiezen van het voortgezet onderwijs voor hun kind. Ouders kunnen met alle vragen bij ons terecht. Het merendeel van de tijd besteed je aan gesprekken met de ouders. Je moet hen enerzijds informatie geven. Naast die informatie moet je ze ook verder helpen. Ze hebben recht om te weten wat er nog gedaan kan worden. De hoeveelheid hulp die we kunnen bieden verschilt per kind. Afhankelijk hiervan zijn er dus periodes waarin je de ouders meer ziet en spreekt.” “Er zijn ook gesprekken met kinderen, de keuze hiervoor hangt wel af van de leeftijd. Ze moeten in staat zijn te snappen wat er in gesprekken gebeurt. Sommige kinderen krijgen dus een andere vorm van begeleiding zoals dramatiek. Kinderen die hier op school zitten komen vaak met vragen over dingen die ze moeilijk vinden, maar ze willen dit toch leren of doen. Zoals een jongen die wilde leren om te fietsen op een echte fiets en niet op een driewieler. Wij kijken dan of het mogelijk is om dit voor elkaar te krijgen. Bij nieuwe kinderen is het veel meer zoeken naar datgene waarmee ze geholpen willen worden. Ze zijn daar vaak helemaal niet mee bezig. Dat zijn vaak leerlingen die zijn vastgelopen op de reguliere school. Zij moeten een grote overstap maken. Les krijgen hier is heel anders dan les krijgen op een gewone school.” Moeilijke momenten Wat lastig blijft is het helpen van jongeren die weten dat ze over een jaar steeds minder kunnen. Zij worden wel ouder, maar ook steeds afhankelijker van anderen. Dat is heel schrijnend om te zien. 36 | ONZE ZORG
Het is wel lastig, omdat je heel goed weet dat deze jongeren wel ‘gewoon’ willen zijn.” “Ouders moeten soms ook slecht nieuws van ons horen. Bijvoorbeeld als de criteria van een middelbare school te hoog zijn. Er komen soms ook kinderen die jarenlang vast zijn gelopen in het normale onderwijs. Als die eerder waren gekomen hadden we misschien iets kunnen doen. Wij zien dat dan als een soort gemiste kansen. Dat zijn dingen die nooit leuk zijn.” “Over dit soort moeilijke zaken kan goed gepraat worden met collega, s. Dit is ook nodig, want we moeten af en toe ook advies geven. Dit kan een bepaald gevoel opleveren bij de ouders of de jongeren. Het is dan wel fijn om met een collega te overleggen hoe je het gesprek moet voorbereiden. Je kunt dan ook bespreken hoe je bepaalde dingen kunt aankaarten. Ouders kunnen ook een andere mening hebben. Hier moet je goed mee om kunnen gaan. Het is dan fijn om van een collega te horen hoe je dit moet aanpakken. Ook bij het brengen van slecht nieuws aan kinderen. Zij hebben
René Steinnman. Foto: Rosalie Griffioen
namelijk soms veel moeite om met hun emoties om te gaan. Zo is er wel eens een jongen heel kwaad geworden omdat hij niet toegelaten werd op een school. Hij ging toen heel erg schreeuwen, maar het is gelukkig nooit echt uit de hand gelopen.” Belangrijk werk “De werksfeer op de school blijft heel erg bijzonder. Dit komt omdat iedereen heel erg bewust kiest voor dit werk. Docenten zijn heel betrokken bij de leerlingen. Op het schoolplein zijn soms ook ruzies tussen kinderen. In de klas wordt hier dan over gesproken. Het mooie is ook dat er vanuit heel veel verschillende brillen naar hetzelfde kind wordt gekeken. Bijvoorbeeld vanuit de logopedie, orthopedagogie en de leerkracht. Iedereen hier krijgt een ander beeld van het kind te zien. Vanuit verschillende invalshoeken bekijken we dan ook hoe het doel gehaald kan worden. Dit betekent wel dat je veel overleg hebt.” “Wat ik zo belangrijk vind aan het werk is dat kinderen die extra hulp nodig hebben de hulp krijgen die er ook is. Ondanks alle beperkingen leren ze zo toch optimaal mogelijk te functioneren. Ik zie vaak leerlingen die nog zoveel kunnen leren als ze de kans krijgen. Ouderen hebben in de zorg geen toekomstperspectief meer. Dit hebben kinderen wel. Aan de andere kant hebben zij ook wel zorg nodig. Ik vind het dus schandalig dat er naast het speciaal onderwijs ook bij ouderen bezuinigd wordt.” “Ik zou graag nog een boek willen schrijven over wat de impact is voor kinderen en jongeren als gevolg van wat hier wordt aangeboden. Tijdens het werk merk je dat er zoveel ziektes en aandoeningen zijn, natuurlijk verschillen deze allemaal van elkaar. Toch wil ik ook kijken naar overeenkomsten tussen de kinderen die hier op school komen. Voor andere zieke jongeren kan dit namelijk van groot belang zijn.” •
blog
De dood is nooit ver weg DOOR ERIC DE JONG
De instelling die voor mij in de afgelopen veldweek centraal stond was Hospice Eesinge in Meppel. Hier worden ernstig zieke mensen voor wie geen genezing meer mogelijk is verzorgd. Voor mij was het bijzonder om de vrijwilligers en medewerkers te spreken die continu mensen ontmoeten die zich in de laatste fase van hun leven bevinden, en daardoor vaak al snel weer afscheid van hen moeten nemen, voorgoed. Deels omdat ik hier zelf ervaring mee heb. Voordat ik begon aan de opleiding Journalistiek op Windesheim in Zwolle werd er kanker bij mijn broer geconstateerd. De prognose van de artsen was enkele maanden tot hooguit een jaar. Het was het begin van een zware, moeizame, maar ook bijzondere periode. In die periode ontmoetten wij als familie veel mensen die werkzaam zijn in de zorg. Vanuit eigen ervaring weet ik dat zij van groot belang kunnen zijn voor zieke mensen en hun omgeving. Mijn broer was altijd een goed getrainde militair, zowel fysiek als mentaal. Bij het starten van de bestralingen en chemokuren veranderde dit langzaam maar zeker. Hij werd erg dik door de medicijnen en moest stoppen met sporten. Hij maakte gebruik van een draagbare morfinepomp die automatisch een aantal keer per dag injecteerde. Die spuit moest elke dag vervangen worden door iemand van een thuiszorginstantie. Slechter Kort samengevat werd de situatie van mijn broer elke week slechter. Na een maand of tien werd de situ-
atie zo slecht dat ik serieus rekening hield met de eventuele dood van mijn broer. Deze laatste periode is zeer intensief geweest. Mijn broer heeft niet in een hospice gelegen, omdat hij beslist tot aan zijn laatste dag thuis wilde wonen. Hij heeft het krijgen van een ziekenhuisbed zelfs uit kunnen stellen tot de laatste week van zijn leven. Op de dag voor zijn dood was ik bij hem op visite. Bij het overeind komen vanuit de bank kwam hij op de grond terecht omdat hij zichzelf niet meer staande kon houden. Ik was alleen en dus moest ik mijn broer, ondertussen flink zwaarder geworden, in het bed zien te krijgen. Gelukkig lukte dit uiteindelijk, maar het was op het nippertje. Daarna is hij niet meer uit bed geweest. Hij overleed de volgende avond op 27-jarige leeftijd in de woonkamer, de plek waar hij dat het liefst wilde, terwijl ons gezin daar ook aanwezig was. Thuis of niet? Mijn broer koos er heel bewust voor om thuis te blijven wonen. Toch denk ik dat de mensen van het hospice veel voor hem hadden kunnen betekenen. Ondanks dat er veel vrijwilligers in het hospice werken heb ik ervaren tijdens mijn bezoek in het hospice dat zij weten om te gaan met mensen als mijn broer op dat moment. Ondanks dat de dood voor de mensen van het hospice nooit ver weg is weten zij door middel van een positieve instelling een deel van de last van hun gasten en de familie daarvan weg te nemen. En uit eigen ervaring weet ik hoeveel dat waard is. •
ONZE ZORG | 37
De kleine vrouw met het ‘ER IS GEEN WEDERZIJDS BEGRIP’ Het is vier uur ’s middags. De zon schijnt. Ik zit samen met drie bewoners in het restaurant van verzorgingshuis Kornoeljehof. Op alle tafels staan herfstachtige kaarsenhouders. ‘‘Dat maakt het wat gezelliger’’, vertelt een goedlachse vrouw. Ze vertelt me dat ze inmiddels twee jaar in Kornoeljehof woont en het erg naar haar zin heeft. ‘‘Ik heb vanmiddag een doos bonbons gewonnen bij de bingo. Dat soort dingen vind ik leuk.’’ Bij de wekelijkse bingo worden iedere keer prijzen uitgedeeld. DOOR VIVIAN UGBAH
M
elodieuze klanken van Wim Sonneveld vullen het restaurant. Een kleine vrouw, met haar grijze haren in een knoetje gewikkeld, kijkt me lachend aan. ‘‘Deze liedjes ken jij niet, of wel?’’ Ik knik. De liedjes zijn uit de jaren vijftig. De vrouwen aan mijn tafel kennen de liedjes wel en neuriën allemaal mee. Ondertussen wordt mij gevraagd of ik mee wil helpen om de tafels alvast dekken, dus ik help mee. Terwijl ik de tafels dek, komt de vrouw met de knot in haar haren naar me toe. ‘‘Ik wil best meehelpen’’, zegt ze enigszins twijfelend. Bevestiging Ze helpt me met het vouwen van de servetjes. ‘‘Doe ik het goed?’’, vraagt ze met een trillerige stem. Ik moet haar constant bevestiging geven dat ze het goed doet. Ondertussen stromen de bewoners binnen. Ik kijk op de klok en zie dat het nog maar half vijf is. 38 | ONZE ZORG
Inmiddels zijn we klaar met de tafels dekken en loopt de vrouw nog even naar haar kamer. Het viel mij op dat ze nogal twijfelachtig en onzeker was. Mijn collega vertelt dat de onzekere vrouw in een beginnend stadium van dementie zit. Op de vraag of de vrouw altijd onzeker is geweest, heeft ze geen antwoord. Om vijf uur stroomt het restaurant vol. Het is druk, maar ook erg gezellig. Toch kan ik mij niet aan de gedachte onttrekken dat een restaurant met dertig personen ondersteunen wel erg druk is voor één medewerker. Aan de tafels wordt druk gepraat. Ondertussen helpen bewoners elkaar. Mensen die nog gemakkelijk lopen brengen drinken naar bewoners die niet gemakkelijk lopen. Ik loop mezelf een ongeluk, want veel mensen hebben verschillende hulp nodig. Een beschuitje met aardbeien Er wordt mij gevraagd of ik de pap wil roeren, want er zijn vier bewoners die pap eten bij het avondeten. Ondertussen komt een vrouw met zwartgrijs haar naar me toe in een rolstoel. ‘‘Ik zou graag twee broodjes met jam willen, want ik kan het niet zelf smeren vanwege mijn arm.’’ Natuurlijk wil ik alvast een broodje voor haar smeren. Twee minuten later komt er een andere vrouw naar me toe met de vraag of ze een boterham en een beschuitje met aardbeien kan krijgen. Ze reikt lachend een bakje met aardbeien aan. Terwijl ik de broodjes smeer, valt het me op hoe druk het is. Maar ik ben blij dat de bewoners kunnen krijgen wat ze willen. Een kwartier later komt de vrouw met de knoet in haar haren eraan gelopen. ‘‘Dat mens is ook altijd te laat’’, zegt een vrouw geïrriteerd. Toen de vrouw zich voor-
stelde aan mij, kwam ze heel hartelijk over. Nu komt ze chagrijnig over. ‘‘We eten om vijf uur, dus jij moet ook om vijf uur komen. Je bent niet anders dan andere mensen’’, zegt ze. Er is heerst stilte in het restaurant en sommige mensen knikken dat ze het met de geïrriteerde vrouw eens zijn. De zorgassistent vertelt me dat de vrouw met de knoet dementerend is. ‘‘Sommige bewoners hebben meer begeleiding nodig’’, vertelt ze. ‘De vrouw doet niets verkeerd, maar toch ontstaat er wrijving tussen de bewoners en haar vanwege het constante te laat komen.’’ Het is overduidelijk dat sommige bewoners meer ondersteuning nodig hebben. En misschien niet eens thuishoren in het verzorgingstehuis, maar meer baat hebben bij een verpleegtehuis.
‘‘De vrouw doet niets verkeerd, maar toch ontstaat er wrijving tussen de bewoners en haar vanwege het constante te laat komen.’’ De vrouw komt te laat vanwege haar dementie, maar veel bewoners begrijpen dat niet. Sommige bewoners vinden het hinderlijk dat ze iedere keer te laat komt. Er is een scheiding tussen de bewoners die geestelijk achteruit gaan en bewoners die nergens last van hebben. De vrouw met de knoet is niet de enige. In totaal zijn er zeven mensen in het woongedeelte van het verzorgingstehuis bij wie
knotje is altijd te laat meer aan de hand is dan alleen fysieke ongemakken. Alle zeven bewoners hebben verschijnselen van beginnende of gevorderde dementie. Deze bewoners hebben een andere aanpak nodig dan mensen waar geen dementie bij is geconstateerd. Hoe het mogelijk is dat de bewoners toch met elkaar leven, daar heeft de zorgassistent geen concreet antwoord op. Het heeft
met doorverwijzingen te maken. Er moeten indicaties worden gegeven, maar vanwege de bezuinigingen wordt het steeds moelijker om doorverwezen te worden. Het kost per bewoner veel geld, tijd en expertise. Dit speelt niet alleen bij Kornoeljehof, maar ook in de verdere ouderenzorg. Verschillende verzorgingstehuizen sluiten vanwege geldgebrek, maar dit is bij Kornoeljehof gelukkig niet aan de orde.
reportage
Tevredenheid Na twintig minuten verlaten de eerste bewoners het restaurant. Ze lopen allemaal weer naar hun kamers toe. Ons rest niet anders om alles weer op te ruimen. Als ik vraag aan vier dames of ze het gezellig vinden om in het restaurant te eten, krijg ik volmondig ja te horen. ‘‘Op deze manier kom je iedere dag in contact met mensen, dan vereenzaam je niet op je kamer’’, vertelt mevrouw Santes. •
Foto: Kornoeljehof
ONZE ZORG | 39
‘Leven in de brouwerij MEVROUW SANTES WOONT AL VEERTIEN JAAR IN KORNOELJEHOF In 1927 werd Ana Jacoba Santes geboren. Mevrouw Santes, vernoemd naar haar oma en tante, is een vrolijke, spontane en behulpzame vrouw. Haar man begon veertien jaar geleden met dementeren en moest daardoor naar het verzorgingstehuis Kornoeljehof in Vries. Mevrouw Santes twijfelde geen moment en verhuisde samen met haar man naar het verzorgingstehuis. Ze is inmiddels 89 jaar en woont nog steeds met volle tevredenheid in Vries. Een gezellig dorpje in Drenthe. DOOR VIVIAN UGBAH
O
p een muur in Kornoeljehof hangen foto’s van bewoners in het zwart wit. Mevrouw Santes staat er ook tussen met een glimlach. ‘’Een bewoner zei laatst tegen mij dat de ingang van Kornoeljehof zo warm is. Je wordt meteen ontvangen. Het is fijn dat mensen hier zo goed met elkaar omgaan. Dat maakt Kornoeljehof een fijn huis. Dat zeggen veel medewerkers en bewoners. De zorg hier bevalt de meeste mensen goed. Ik ben zelf erg ziek geweest en heb veel aan de zorg van de medewerkers Kornoeljehof gehad.’’ Steun ‘’In het begon was het moeilijk om hier te wonen. Mijn man kon steeds minder doen vanwege zijn ziekte, waardoor hij steeds moeilijker werd in de omgang. Op een gegeven moment ging het in Kornoeljehof niet meer en moest hij naar de Vierackers, een verpleegtehuis in Assen. Daar kon hij veel meer lopen. De zorg was daar gerichter op dementerende ouderen. Hij heeft het altijd goed naar zijn zin gehad. Hij heeft nooit 40 | ONZE ZORG
gezegd dat hij naar ons oude huis wilde. Anderhalf jaar later kreeg hij een hersenbloeding en overleed hij. Dat was een moeilijke tijd. Mijn dochter en de kleinkinderen waren erbij. Ik kreeg gelukkig veel steun van iedereen. Ook van de medewerkers van Kornoeljehof.’’
“Een van haar zoons komt nog regelmatig de krant ophalen” Vriendschap ‘’Ik heb erg veel aan een vriendin van mij gehad in Kornoeljehof. Ze is helaas twee jaar geleden overleden.’’ Ze wijst naar een foto in haar kamer waar de overleden vrouw op staat. Er staan twee lachende vrouwen met een rollator op de foto. ‘’Dat is een mooie herinnering. Ik mocht haar erg graag. Een van haar zoons komt nog regelmatig de krant ophalen. Ik heb momenteel nog steeds vriendinnen, maar ik merk dat het steeds minder met ze gaat. Ze raken allebei een beetje dementerend. Maar daar kunnen ze niks aan doen. De buren kan ik ook goed mee opschieten. Dat is een stel.’’ Er loopt een zwart-witte kat voor het raam van mevrouw Santes langs. ‘’De kat loopt hier al erg lang rond. Ik ben zelf geen poesliefhebber. Mijn buren, een stel, verzorgen de kat. De buurvrouw is allergisch voor katten, dus ze geven ze de kat buiten te eten. Maar ik ben ervan overtuigd dat de kat nog een ander huis heeft’’, vertelt ze glimlachend. Activiteiten In Kornoeljehof worden er veel activiteiten gedaan. Er is wekelijks een bingo waar de meeste bewoners aan meedoen. Maar ook beweging en denkspellen zijn wekelijks aan de orde. ‘’Op dit moment zijn ze bezig met volle
toeren, dit is een middag waarop oude liedjes worden afgespeeld. Ik vind het soms ook fijn om thuis te zijn, dus heb ik ervoor gekozen om vandaag thuis te blijven. Daar heb je ook een huis voor.’’ ‘’Ik vind de meeste activiteiten erg leuk om te doen. Sinds kort doen we aan kegelen. Woensdagochtend is er bingo, iets waar ik altijd naar uit kijk. Donderdag zijn er spelletjes zoals sjoelen of rummikub. Er draait af en toe een film. Meestal gaat het over de natuur of geschiedenis over de omgeving. Soms is er lingo op zondagmiddag. Op vrijdag is er altijd een markt in het huis. Onder andere de notenboer, de visboer en de groenteboer komen langs. Erg handig, want de meeste mensen zijn niet zo goed te been. Binnenkort, 25 maart, is er een paasbrunch in het huis. Ik ga samen met mijn dochter heen. Het is fijn dat we iemand mogen meenemen naar de brunch.’’
“Ze praat in het Duits met mijn dochter voor de grap’’ Van de bezuinigen merkt mevrouw Santes niet heel erg veel. ‘’Ik merk wel dat er niet altijd tijd meer is voor een gesprekje. De zusters gaan vaak snel door naar de volgende bewoner. Dat is natuurlijk erg jammer, maar de tijden veranderen nou eenmaal. Er is wel een zuster die altijd erg vrolijk is en veel gesprekjes aanknoopt met iedereen in het huis. Als mijn dochter op bezoek is, praat ze in het Duits met mijn dochter voor de grap’’, vertelt ze lachend. ‘’Een beetje leven in de brouwerij is ook goed. Het is belangrijk dat je vrolijk bent als je ervoor kiest om in de ouderenzorg te werken. Daarnaast moet je sociaal wel sterk zijn. Het is erg belangrijk dat je met mensen om kunt gaan.” •
is altijd goed’
INTERVIEW
Ana Jacoba Santes. Foto: Vivian Ugbah
ONZE ZORG | 41
“Ik geloof heilig in de Bert van der Leer (55) komt uit een ondernemersfamilie en kwam al op jonge leeftijd in aanraking met de zorg wanneer hij probleemjongeren laat werken in zijn winkel. Daarna volgt er een jarenlange carriere in de zorg, van manager van een kindertehuis maakte hij vanuit de jeugdhulpverlening in 2006 de overstap naar een AWBZ-organisatie. Van de hectiek van de randstad vertrok hij uiteindelijk naar de provincie, waar hij zijn eigen zorgorganisatie opzette. Een gesprek over die organisatie, zorg en NAH.
‘P
DOOR MAX DALVOORDE
JG staat voor Passie voor Jeugd en Gezin. Waar deze organisatie voor staat, heb ik geprobeerd in haar naam mee te geven’, vertelt directeur Bert van der Leer. Van der Leer heeft al een hele carriere in de zorg achter de rug. Toen hij bij zijn vorige werkgever vertrok, nam hij zich voor niet direct weer een nieuwe baan te zoeken. “Ik ben toen bewust een denkproces ingegaan.” Nadat hij was gevraagd deel uit te maken van verschillende werkgroepen om de transitie van de zorg te bespreken vroeg hij zich af: ’wat vragen al deze veranderingen dan van een organisatie?’ “Uit die gedachte is het idee van PJG ontstaan.” Geld Door de jaren heen zijn zorgorganisaties veranderd van zorgaanbieders op kleine schaal in miljoenenconcerns die in grote panden gehuisvest zijn. Tegenwoordig beschikt menig 42 | ONZE ZORG
zorgorganisatie over een afdeling communicatie, marketing en een afdeling control. “PJG is tot stand gekomen uit mijn eigen ervaringen als zorgprofessional. Ik heb veel meegemaakt in de zorg en gezien hoe het niet moet, toch heb ik de dingen waarvan ik zag dat het wel goed ging, leidend laten zijn bij het DNA van de organisatie die PJG nu is. Zorg moest weer kleinschalig worden, in de regio gebeuren en een platte organisatie hebben. Zonder die afdelingen die andere, grotere zorginstellingen wel hebben. Dat is ook een van de redenen dat de transitie van de zorg heeft plaatsgevonden.”
“Rondkomen is belangrijk, geld verdienen minder” Eén van de redenen dat zorg organisaties over dat soort af delingen beschikken is natuurlijk geld verdienen.”Rondkomen is belangrijk, geld verdienen minder. Het is verbazingwekkend dat ondanks de verlaging van de tarieven er alsnog een hele gezonde bedrijfsvoering gebouwd kan worden. In tegenstelling tot veel andere organisaties hebben wij daar geen moeite mee. Die moeite zit voor hen in het vastgoed en overhead die ze hebben, en aangezien wij dat anders georganiseerd hebben kunnen wij de tarieven zorggerelateerd houden. Zo valt er alsnog uitstekend met de budgetten te werken.” NAH Naast zorgverlening bij multiprobleemgezinnen biedt PJG als een van de weinige zorgorganisaties in Nederland ook zorg aan kinderen met NAH (Niet Aangeboren Hersenletsel) aan. In totaal heeft PJG ongeveer 35 gezinscoaches in dienst waarvan er acht gespe-
“Geweldig wat PJG allemaal voor mij doet’’ Moeder Heleen werd 3,5 jaar van het kastje van de muur gestuurd toen ze de juiste hulp voor haar gezin zocht. Via de gezinsvoogd van jeugdzorg kwam Heleen uiteindelijk bij PJG terecht. ‘’We zijn begonnen met het stellen van doelen. Er wordt gekeken naar wat ik als ouder zelf wil en wat PJG mij aan ondersteuning kan bieden. Aan de hand van die gesprekken werd er in overleg met de gezinscoaches van PJG een gezinsplan gemaakt voor ons. PJG steunt mij door samen een plan op te stellen, problemen te bespreken en over en weer te spiegelen. Dat helpt omdat je als ouder anders tegen de zaken aankijkt dan iemand die aan de zijlijn staat. Ze komen de ene keer als de kinderen erbij zijn, en de andere keer spreken we onder vier ogen. De kinderen worden zo niet belast en ik krijg veel adviezen en handreikingen van de coaches. PJG is heel belangrijk voor ons in de situatie waarin wij als gezin nu zitten. Er wordt gekeken naar het hele totaalplaatje. Ze geven adviezen vanuit hun eigen bevindingen, deskundigheid en ervaringen. Kortom, ik vind de werkwijze van PJG super! Als ik ergens mee zit kan ik altijd appen en krijg ik direct adviezen, ze zijn er voor mij op het moment dat ik ze nodig heb, en dat is belangrijk.’’ cialiseerd zijn in het behandelen van NAH. Marloes Tichelaar is één van die gespecialiseerde gezinscoaches op het gebied van NAH. “De definitie van NAH is dat je door een ongeluk of een ziekte een onomkeerbare beschadiging
interview
transitie van de zorg” in het brein oploopt. Deze oorzaken zijn onderverdeeld in twee categorieën, namelijk traumatische en niet-traumatisch oorzaken. Traumatische oor
“NAH bij kinderen is onderkend” zaken zijn invloeden van buitenaf, zoals een klap of het hoofd of een ongeluk. Niet-traumatische NAH wordt veroorzaakt door fouten van binnen het menselijk lichaam, bijvoorbeeld een herseninfarct.” Van der Leer: “Zowel ouders, kind als zorgprofessionals hebben in het verleden niet scherp gehad wat breinschade kan doen in het
totale leven, in het gedrag en in het karakter van een kind. Het heeft de laatste jaren veel aandacht gekregen. NAH komt helaas steeds meer voor, en door de verharding van de maatschappij gebeuren er meer ongelukken.” “NAH bij kinderen is onderkend,” vervolgt Tichelaar. “Dat komt omdat volwassen beter doorhebben wat de gevolgen van NAH bij henzelf zijn. Kinderen zullen niet zeggen: ’Goh, ik merk wel dat ik heel anders ben dan toen ik twee was.’ Kinderen ervaren het minder bewust en dat is een reden waarom het minder bekend is.” Vanuit de eigen zorgervaringen van Van Der Leer concludeerde hij dat de specialistische behandeling voor kinderen met NAH te weinig aangeboden wordt. PJG is momenteel uniek in de manier waarop zij dit
specialisme aanbieden in Nederland. “Als mensen aan PJG denken, wil ik dat ze zich gehoord en gezien voelen, dat ze erkend worden in hun kwetsbaarheid en worden gesterkt in hun kracht. Wij hebben als PJG het geluk dat we geen last hebben van een cultuur en een geschiedenis van georganiseerde gekkigheid. We staan er onbevangen in en hebben een solide basis gelegd voor de organisatie. Daarvanuit opereren wij rustig en in volledige vrijheid. Onze coaches zijn betrokken en er heerst geen onrust. Deze mensen hebben bewust voor Passie voor Jeugd en Gezin gekozen en willen voor dit concept gaan, zo bouwen zij mee aan onze organisatie en aan ontwikkelingen in de zorg.” •
Bert van der Leer. Foto: Max Dalvoorde
ONZE ZORG | 43
De muur tussen werk en privé “Laat die twee daar hun kop eens houden, ik versta er niks van!” Het lijkt soms net een schoolklas, zo’n groep ouderen. Marlies weet er alles van. Haar hele leven werkte ze als juf op een basisschool, en nu werkt ze als activiteitenbegeleidster in een verzorgingshuis. Bijzonder detail: als juf gaf ze les aan haar eigen kinderen, en in het verzorgingshuis verzorgt ze haar eigen moeder. DOOR MARK RIESTHUIS
D
e 60-jarige Marlies hielp al jaren mee in het verzorgingshuis als vrijwilliger, voordat haar moeder er kwam wonen vanwege een zwaar delier (een ernstige vorm van verwardheid). Ze hielp bij activiteiten voor de bewoners, en was ondertussen ook nog mantelzorger voor haar moeder. “Op een gegeven moment merkte ik dat mijn taak als vrijwilliger mijn taak als dochter begon te bijten: ik moest soms mijn moeder alleen laten om andere bewoners te helpen. Het voelde toch pijnlijk om dat aan mijn moeder uit te leggen”, vertelt Marlies. Om een optimale balans te vinden tussen de zorg voor haar moeder en de zorg voor de rest van de bewoners, besloot ze om haar functie als vrijwilliger neer te leggen. Eén dag per week is ze nu betaald activiteitenbegeleidster, en de rest van de week helpt ze 44 | ONZE ZORG
haar moeder als mantelzorgster. “Het blijft natuurlijk wel zo dat bewoners mij kennen als ‘Marlies van de activiteiten’. Als ik op de recreatiezaal binnenloop voor mijn moeder, terwijl woensdag mijn vaste werkdag is, raken bewoners soms in de war. Op dat soort momenten moet ik echt de scheiding tussen werk en privé duidelijk houden: ik ben hier vandaag voor mijn moeder, en voor jullie ben ik er woensdag weer.”
“De ouderen zijn er wel, maar ze zijn er ook weer niet”
Schemerleven Volgens Marlies is het soms lastig om nog écht contact te kunnen hebben met alle dementerende ouderen in het verzorgingshuis. “Soms komen er nieuwe vrijwilligers binnen met het idee dat ze veel interactie zullen gaan hebben met de bewoners. Hier werken betekent voor mij echter dat ik mijn energie vaak moet halen uit een enkele glimlach of aanraking van de bewoners; van echte interactie is soms al geen sprake meer. Uiteraard geldt dit niet voor alle bewoners; er zijn natuurlijk ook genoeg mensen hier die nog prima aanspreekbaar zijn”. Marlies noemt de wisselende interactie met
mensen met gevorderde dementie ook wel het schemerleven’ van die bewoners: de ouderen zijn er wel, maar ze zijn er ook weer niet. Bij haar eigen moeder ziet ze dit ook. “Op sommige dagen is mama helder bij geest, en kan ik prima een gesprek met haar voeren. Maar soms begint mijn moeder opeens te vragen naar overleden personen zoals haar eigen vader of moeder. Die gaat ze dan ook soms zoeken, en dan moet ik ervoor zorgen dat ze weer kalm wordt.” Respect en geduld Dankzij haar ervaring als docent in het basisonderwijs weet Marlies als geen ander de zeldzame overeenkomsten tussen een klas vol kinderen, en een zaal demente ouderen te vertellen. “Mijn zoon was op de basisschool een tijdje niet zo goed in rekenen. Na de kerstvakantie kon hij het opeens wel: heel bijzonder, aangezien hij helemaal geen extra les heeft gehad. Kinderen kunnen dat gewoon. Met senioren gaat dat ongeveer net zo: er valt geen peil op te trekken wat ze de ene week wel kunnen, en de andere week
“Respect en geduld, dat is de basishouding’’
Interview niet.” De ervaring met kinderen helpt Marlies om onzekerheid bij de bewoners te voorkomen. “Dementerende ouderen houden er niet van om bevestigd te worden in hun onbekwaamheid, net zoals kinderen dat niet willen”. Zowel ouderen als kinderen kunnen volgens Marlies gewoon sommige dingen niet, en het is niet leuk om ze daar steeds mee te confronteren. “Dat zie ik ook in de toetscultuur op basisscholen tegenwoordig. Bij die toetsen wordt eigenlijk gekeken naar wat een kind niet kan, waar het gebrek zit. Dat werkt gewoon heel demotiverend”. Overigens is het volgens Marlies het belangrijkst om ouderen altijd met respect en geduld te behandelen, dat is
de basishouding. Altijd maar de scheiding tussen werk en privé bewaren, dat is natuurlijk lastig. Marlies merkt wel dat haar werk in haar persoonlijkheid is gaan zitten.
“Voor een groep spreken voelt als een tweede natuur”
“Een tijdje terug mocht ik speechen op een bruiloft. Ik had een mooi verhaal opgeschreven, maar tijdens het vertellen kwam ik steeds op een zijspoor terecht. Voor een groep spreken voelt als een tweede natuur, en de ouderen in het verzorgingstehuis vinden mijn zijsporen in een verhaal alleen maar leuk. Op de bruiloft moest ik zelf echt even bij de les gehouden worden!” •
Om de privacy te beschermen is de naam van medwerkster van het verzorgingshuis gefingeerd.
De foyer van het verzorgingshuis. Foto: Mark Riesthuis
ONZE ZORG | 45
‘Ik voel mij net een marionettenpop’ Vier jaar geleden werd Heleen (24) onverwacht zwanger. Het zou haar leven drastisch veranderen. Als ieder andere twintiger met een leven vol mogelijkheden, maar wel met een vrijwel onzichtbare persoonlijkheidsstoornis. Heleen vertelt openhartig over het hebben van Borderline en hoe haar vierjarige dochter hier onbewust een goede invloed op heeft. Ik stelde haar de vragen die een betere kijk moeten geven op de ziekte met verschillende gezichten. DOOR ALWIN SINNEMA Borderline, hoe zou je het voor jezelf omschrijven? “Het lijkt voor de buitenwereld heel anders, dan dat het voor mij voelt. Ik ben eigenlijk altijd in de war met emoties. Op het moment dat alles goed gaat in mijn leven en het stabiel is, raak ik in de war en zoek ik naar iets om spanning in mijn leven toe te voegen. Voor anderen kan het ook lijken dat ik snel boos ben, maar dit is een manier om mij makkelijker te uiten. Zo is het makkelijker voor mij om boos te worden dan te huilen. Terwijl ik eigenlijk op zulke momenten heel verdrietig ben en wanhopig. Het enige wat ik op zo’n moment wil is dat iemand mij begrijpt. Ik probeer zo normaal mogelijk te zijn, maar in mijn hoofd speelt er veel meer dan dat gewenst is en dat moet geuit worden. Het is best eng dat emoties mij geregeld kunnen overvallen.” 46 | ONZE ZORG
Waar heb je het meeste last van? “Ik heb wisselend een gevoel van leegte en dan voel ik mij heel ongelukkig, daardoor heb ik nergens meer zin in en krijg ik gedachtes dat ik een slechte moeder ben en dat ik geen zin meer heb in mijn werk. Of het gevoel dat ik beter alleen kan zijn en mijn relatie beter kan verbreken. Dat zijn eigenlijk gedachtes die ik niet wil, maar ze overkomen mij. Dat zijn niet dingen die ik wil, daarom word ik er heel verdrietig van dat ik mij dan zo leeg en ongelukkig kan voelen. Terwijl ik genoeg in mijn leven heb, waar ik tevreden mee kan zijn. Maar op zo’n moment voel ik dat niet.” Het is dus net of je dan bestuurd wordt? “Het is grappig dat je dat zegt, want ik kon mijn ouders heel moeilijk uitleggen wat er met mij
aan de hand was, maar het enige wat ik toen heb gezegd is dat ik mij voelde alsof ik een marionettenpop ben. Dat ik zelf geen controle heb over mijn lijf en mijn emoties.” Hoe heeft de geboorte van je dochter je leven veranderd? “Vanaf het moment dat ik erachter kwam dat ik zwanger was is er veel veranderd. Ik had echt het idee dat zij er moest zijn, ik voelde mij gelijk niet meer alleen en alle drempels werden lager. Toen zij geboren werd voelde ik mij gelijk heel nuttig. Zij heeft mij nodig en dat geeft een drive op de momenten dat ik het zelf niet echt zie zitten. Dan kijk ik naar een foto van haar of ik zie haar glimlach en dan weet ik waar ik alles voor doe. Zij is echt een steun voor mij, zonder dat ze het echt door heeft. Hoe ik mij ook voel, dat beïnvloedt niet mijn gevoel naar haar toe.”
Heleen en haar dochter. Foto: Alwin Sinnema
INTERVIEW
Is je leven daardoor ook kwalitatief verbeterd? “Ja, absoluut. Ik had het idee dat ik een heel nieuw mens was, weer opnieuw sociaal moest worden en sterker als persoon. De komst van mijn dochter heeft mij gelijk heel sterk gemaakt, waardoor ik grote stappen vooruit heb gezet ten opzichte van de tijd dat ze er nog niet was. En het heeft mijn familie dichter bij elkaar gebracht. Maar ik moet er wel op letten dat ik niet te veel op haar ga leunen, want dat is niet goed voor een kind. Mensen om mij heen zien dat ik veel energie en kracht uit haar haal.” Accepteer je het dat je Borderline hebt? “Dat vind ik een goede, maar ook lastige vraag. Eigenlijk kan ik het niet accepteren en ik ben er soms best wel boos over dat ik het heb. Al ben ik er wel sterker door geworden als persoon. Het feit dat
het nooit over gaat en het houden van die wisselende emoties, waardoor ik mij soms leeg en verdriet voel, vind ik nog steeds moeilijk om te accepteren. Ook al leer ik er wel mee omgaan en als je kijkt naar hoe het in het begin was en nu dan gaat het heel goed met mij. Daar ben ik dan ook erg blij mee.”
“Het is als een storm, die weer over waait” Hoe kunnen mensen jou leren begrijpen? “Op het moment dat ik overdreven emoties toon dan is het voor een ander lastig om te begrijpen, maar als je weet waar het vandaan komt en dat het vaak een schreeuw om hulp is, valt er rekening mee te houden. Het is als een storm, die weer over waait.”
Ten slotte, hoe zie jij de toekomst? “Ik wil een boek schrijven, want ik heb al veel losse stukjes geschreven en dat wil ik uiteindelijk samenvoegen. Dat gaat deels over Borderline, maar ook over het ontwikkelen van jezelf op momenten dat het lijk dat alles stilstaat. Het boek vertelt over wat ik heb meegemaakt, de geboorte van mijn dochter, de gedachten die ik heb en schetst een beeld vanuit de mensen om mij heen. Wanneer je mij niet goed kent, zal je niks aan mij merken. Maar als je dicht bij staat, zie je toch dat ik op situaties anders kan reageren. Ik wil dan ook beide kanten omschrijven in het boek om mensen meer inzicht hierin te geven.” •
Om de privacy te beschermen is de naam gefingeerd.
De dochter van Heleen. Foto: Alwin Sinnema
ONZE ZORG | 47
Alwin danst met ĂŠĂŠn van de Waagdansers uit Makkum in Blauwhuis. Foto: Candida van Delft