KEI-A5 nr 30 / februari 2010

Page 1

KEI-A5 nr 30 / februari 2010

Voorbij de crisis

5

KEI kennis足 KEI kennis足 -centrum centrumstede足 stede足 llijke ijke vernieuwing vernieuwing


INHO­ UD THEMA Nieuwe verbindingen

KENNIS

NETWERK 2

3 KEI-opinie 6 Thema-artikel 12 Rondetafel­gesprek 18 2 x Perspectief 23 Column

24 Wijk in beeld 26 Natuurlijke wijkvernieuwing 29 Hoe is het nu met? 34 Project in beeld 37 Overstad sociaal duurzaam 42 Recente literatuur 44 Vraag & Antwoord

48 Activiteiten 52 Zin in Zaken 54 YURPS column 56 KEI-logboek 58 KEI-partners

Colofon KEI kenniscentrum stedelijke vernieuwing is een landelijk opererende kennis- en netwerkorganisatie op het gebied van de transformatie van de stad. KEI bundelt kennis en expertise en geeft een impuls aan de stedelijke vernieuwings- en herstructureringsopgave. Het doel van KEI is om zowel de kwaliteit als het tempo van de opgave te verhogen. KEI brengt daarvoor partijen bij elkaar en treedt op als inter­mediair. Ruim 260 partners ondersteunen KEI inhoudelijk en financieel, waaronder de rijksoverheid, ontwikkelaars, bouwers, gemeenten, corporaties, ontwerpers en advies­bureaus. Organisaties die actief en vernieuwend opereren in de stedelijke vernieuwing, die het aandurven om hun kennis en ervaringen met anderen te delen en zo gezamenlijk stappen vooruit te zetten

› www.kei-centrum.nl/overkei KEI kenniscentrum stedelijke vernieuwing Kruisplein 25 r Postbus 897, 3000 AW Rotterdam T 010 282 51 55 F 010 413 02 51 E info@kei-centrum.nl A5 is een uitgave van KEI kenniscentrum stedelijke vernieuwing en verschijnt eens per kwartaal. tekstproductie, redactie en coördinatie: KEI en Dorien Kasteleijn samenstelling: KEI-bureau ontwerp: Beukers Scholma, Haarlem druk: Zwaan printmedia, Wormerveer fotografie: Amber Beckers/hh (p.6 en 9), Joost van den Broek/hh (p.17, p.51), Marcel van der Burg (p.34), Jšrgen Caris/hh (p.5), Roger Cremers /hh (p.57), Gemeente Tilburg (p.29), Christian van der Kooy (p.32), Jan Luit, Buitenbeeld/ hh (omslag) , Joop Reyngoud (p.13), Allard Terwel (p.24) , Joanna B. Pinneow/hh (p.51) illustraties: KAW architecten en adviseurs (p.60), Tot en met ontwerpen (p.46), Urhahn Urban Design (p.36, p.38)


/ THEMA

KEIOPINIE Heroverweging op de vitale stad? Olof van de Wal directeur KEI

De rechtvaardige stad: begin januari mocht ik een rol spelen op een bijeenkomst die dat als onderwerp had. Nog even afgezien van de avond zelf (bijzonder) was het vooral de vraag die mij prikkelde. Wat is een rechtvaardige stad, en is dat waar we aan werken? Of is het, in de woorden van Job Cohen, aan een stad met mededogen? Is een rechtvaardige stad wat we verstaan onder de vitaliteit waar we zo naar op zoek zijn? Of is de rechtvaardige stad, zoals iemand opperde, vooral een saaie stad? Nogmaals, het gaat me vooral om de vraag en het feit dat die vraag nog gesteld wordt. Juist nu, in een periode waarin de recessie pas echt merk­ baar wordt, waarin rijk en gemeenten praten over grote bezuinigingen. De twintig ambtelijke werk­groepen die ’s lands financiën heroverwegen hebben de eerste fase van hun werkzaamheden afgerond. De logische volgende stap is ook al gezet: de messen zijn geslepen en het lobby­ circuit is in volle gang. Hoe zal de koek verdeeld worden over die twintig beleidsthema’s? Daarin lijken we de stad – rechtvaardig, vol mededogen en vitaal – wat uit het oog te verliezen. A5 NR 30 / februari 2010

3


Misschien moeten we het dan ook maar niet meer over een heroverweging hebben. Dat ademt nog te veel de lucht van bureaucratie. Van middel dat doel geworden is. En vooral: het laat weinig ruimte voor een creatievere omgang. Laten we het liever hebben over een herbezinning, en opnieuw de vraag stellen: ‘doen we de goede dingen en doen we ze goed genoeg?’ Bij zo’n herbezinning hoort natuurlijk ook de vraag ‘waartoe je op aarde bent’, maar laten we die alsjeblieft niet te veel verwarren met een kern­ takendiscussie. Een discussie die vooral gericht lijkt te zijn op het slaan van piketpaaltjes. Die gaat over territoriumafbakening, niet over het waarom van de taken.

Is een rechtvaardige stad wat we verstaan onder de vitaliteit waar we zo naar op zoek zijn? De belangrijkste kwestie is niet hoe we miljarden euro’s kunnen bezuinigen. Dat geld, hoe belang­ rijk ook, kan immers niet het doel zijn. Het gaat om de maatschappelijke opgave. Nu en in de toe­ komst. Dan helpt het niet dat de werkgroepen langs de bekende sectoren zijn ingericht: wonen, onderwijs, zorg et cetera. We weten immers al lang dat de wereld een stuk ingewikkelder in elkaar zit. De heroverweging zou pas echt leiden tot een herbezinning wanneer de werkgroepen niet de sectoren, maar de opgave centraal stellen. En die is als het om de steden en wijken gaat: hoe zorgen we ervoor dat ze vitaal worden en blijven en dat de mensen die er wonen kansen blijven houden zich te verbeteren, terwijl we minder te besteden hebben.

4

/ KEI-THEMA

Goed beschouwd gebeurt er al veel waar we uit kunnen putten. Initiatieven die vooral de opgave centraal stellen. We zien die beweging ontstaan in Groningen, Den Bosch, Tilburg en Deventer – en op meer plekken. De wijkonderneming, de buurtonderneming, de MOM-manager. Initia­ tieven waarbij de deelnemers uitgaan van eigen kennis en kunde, zonder te blijven draaien in de groef van de institutionele opdracht. Dit zijn nu nog incidenten die teveel het karakter van experiment en regelbevestigende uitzondering hebben. Wat meer is: we hebben in het werken aan onze steden een opmerkelijke paradox ontwik­ keld. Er is een grote honger naar informatie (‘We analyseren ons suf’, volgens een van de KEIpartners), en dat levert veel en nuttige gegevens op – per sector. Maar wanneer het erom gaat om te bepalen wat werkelijk de opgave is, wat er werkelijk aan de hand is, niet geredeneerd vanuit een sector, instituut of thema, dan hebben we nog wel even te gaan. Dan blijkt dat we nog te veel werken vanuit een boeket aan oogkleppen. En juist daar is veel winst te behalen. Wellicht kunnen we het dan ècht hebben over de recht­ vaardige, vitale stad.

› www.kei-centrum.nl/opinie


PARTICULIER INITIATIEF

A5 NR 30 / februari 2010

5


Creatief met crisis Olof van de Wal & Bram Heijkers Benut de kracht van een crisis! Deze aanbeveling uit de publicatie Sociaal en fysiek verbonden: het geheim van het hoe is niet alleen bruikbaar op het niveau van individu of organisatie, maar binnen de stedelijke vernieuwing in brede zin. Zeker in een tijd waarin de hoeveel足 heid beschikbare middelen en investeringscapaciteit van betrokken partijen door crisis en recessie afnemen. De veelal negatief ervaren recessie biedt ook kansen om de vernieuwing anders aan te pakken, voorzichtige ontwikkelingen te versnellen, de opgave, visie en strate足 gie nog eens goed tegen het licht te houden en creativiteit los te maken bij de uitvoering. Met als doel de kwaliteit van de vernieuwing vast te houden of zelfs te vergroten. Stedelijke vernieuwing in recessie Ingrijpende bezuinigingen bij het Rijk en gemeenten. Verminderde grondopbrengsten bij gemeenten, dalende aantallen woningverkopen bij corporaties en ontwikkelaars. De Vogelaarheffing, de vennootschaps足 belasting en de beperkte wettelijke huurstijging die de kasstromen van

6

/ KEI-THEMA

Olof van de Wal is directeur van KEI, Bram Heijkers is senior adviseur bij KEI


corporaties nadelig beïnvloeden. En strenge banken die alleen onder zeer harde garanties geld verstrekken. De stedelijke vernieuwing schudt de laatste maanden op haar financiële fundament. De afnemende beschikbaarheid van financiële middelen voor directe investeringen leidt tot stagnatie in renovatie en nieuwbouw en daar­ mee in het realiseren van differentiatiedoelstellingen om woon­ carrières in de eigen wijk mogelijk te maken. Ook dreigt het gevaar van terug­vallen in groot onderhoudsbeurten met een geringe duur­ zaamheid en kwaliteit. Daarnaast spelen ontwikkelingen als de hoge percentages school­ uitval, een gebrek aan stage- en leerwerkplekken en onvoldoende werkgelegenheid. Met name kortlopende contracten worden niet verlengd, waardoor de werkloosheid binnen de doelgroep van de stedelijke vernieuwers toeneemt. Aan de haren uit het moeras De crisis heeft, kortom, een grote, reële invloed op de kwaliteit van de stedelijke vernieuwing. Een invloed die niet kan en mag worden gebagatelliseerd. Betrokken partijen luiden met recht de alarmklok, vragen om (financiële) steun of vrijstelling van bepaalde heffingen. Ook zijn ontwikkelingen zichtbaar waarbij partners zich weer in zichzelf keren, coalities uiteenvallen en de eigen agenda en organisa­ tiedoelen weer centraal worden geplaatst. Begrijpelijke bewegingen, gezien de heftige ontwikkelingen, maar vanuit de doelen van de stedelijke vernieuwing zorgwekkend. Ver­snippering en een onsamenhangende projectencarrousel dreigen, oude reflexen steken de kop weer op. Terwijl de crisis juist de gelegen­ heid kan bieden om de kwaliteit van de stedelijke vernieuwing een impuls te geven. Een crisis biedt naast sombere vooruitzichten immers ook kansen: in crisistijd wordt nog eens goed gekeken naar het doel en de weg daarnaar toe, lucht verdwijnt uit plannen, innovatie door onorthodoxe ideeën krijgt een kans, onverwachte coalities dienen zich aan en partijen zetten beschikbare middelen creatiever in. Kortom, kansen die door creatief denken en doen tot meer kwaliteit leiden. De basis daarvoor is dat partijen elkaar niet naar beneden praten maar zichzelf en elkaar juist uit het moeras trekken. Een pas op de plaats Om dat te realiseren is in de eerste plaats een vlotte en grondige her­ bezinning van de opgave, visie, financiering en samenwerking nodig. Waar doen we het ook alweer voor? En wanneer is de aanpak geslaagd? Een pas op de plaats, niet in de vorm van ‘ieder voor zich’, maar een A5 NR 30 / februari 2010

7


positieve, nuchtere heroverweging. Die biedt gelegenheid om de kansen van de crisis naar voren te halen. De crisis dwingt individuele partijen sowieso tot herbezinning van doelen en stellen van prioritei­ ten. En aangezien alle partijen momenteel hard worden geraakt, zoekt iedereen naar uitwegen. Door de energie en denkkracht die partijen hiervoor vrijmaken onderling af te stemmen kan iedereen winst boeken. Overheden, corporaties en andere maatschappelijke partners vanwege hun maatschappelijke doelstellingen, marktpartijen omdat ze betrokken worden en blijven bij de vernieuwing van de steden. Vanuit deze pas op de plaats kan de crisis vervolgens creatief worden gebruikt door het toepassen van een strategie met vier onderdelen. De strategie De afgelopen maanden verscheen een toenemende hoeveelheid crisis­ literatuur waarin diverse deskundigen reflecteren op de huidige situatie en aanbevelingen doen voor de toekomst. Daarnaast werden de laatste jaren een aantal interessante ontwikkelrichtingen zichtbaar die, al dan niet in samenhang, door KEI-partners op verschillende plekken in gang gezet zijn. Denk aan het gedachtegoed van natuur­ lijke wijkvernieuwing, het werken met businesscases, het zoeken naar mogelijkheden om coöperatieven te ondersteunen en de organisatie van een wijkstemdag. Op basis van deze ontwikkelingen en de recente literatuur ontstaat een ruwe strategie met vier onderdelen. Zorg ten eerste voor een breed gedragen, heldere visie op basis van een scherpe analyse van de opgave en laat deze door de gemeenteraad vaststellen. De crux zit hierbij niet in het hebben van een visie (daarvan zijn er genoeg) maar in de vorm ervan: hoe open of gesloten is ze, welke dynamiek staat ze toe. Ten tweede: werk niet met een blauwdrukplanning maar vanuit een slimme combinatie van gebiedgericht werken met een aanpak waar het proces centraal staat, in plaats van individuele projecten of programma’s. Maak, als derde onderdeel van de strategie, inzichtelijk wat de finan­ ciële én maatschappelijke kosten en baten zijn en bepaal van daaruit wat het je als partij of coalitie waard is om te investeren. En tot slot: creëer een klimaat waarin ruimte is voor gelegenheidscoalities, een breed scala aan partners, waar bewoners als volwaardige partij mee kunnen doen. Heldere visie op de opgave gevraagd De aanbeveling op zich is niet nieuw: zorg als betrokken partijen – en zeker als democratisch gelegitimeerde overheid – voor een heldere, een­ duidige visie op de vernieuwing van stad, wijk en buurt. Een visie die

8

/ KEI-THEMA


gebaseerd is op een grondige analyse van het gebied, waarbij niet alleen de harde kwantitatieve cijfers over woningaantallen en differentiatie worden meegenomen. Neem naast gegevens over de ‘gebouwde stad’ ook de ‘geleefde stad’ mee, waarbij wordt gekeken naar gebruik, beleving, wandelpatronen et cetera. De gemeentelijke verkiezingen in 2010 vormen een (symbolisch) moment voor lokale politici en overheden om het voortouw te nemen bij die visieontwikkeling. Daarbij biedt de crisis gelegenheid heilige huisjes ter discussie te stellen en de haalbaarheid en meerwaarde van initiatieven nog eens door te lichten. Verstedelijkingsafspraken en woonvisies kunnen hierbij een ondersteunende rol vervullen. Gebiedsgericht procesdenken Aandachtspunt is vervolgens een visie te ontwikkelen die niet in beton is gegoten. Het benoemen van een streefbeeld voor de lange termijn biedt zicht op de ontwikkelrichting en flexibiliteit om op wijzigende (economische) omstandigheden in te spelen. Vervolgens is het tijd om stappen te formuleren voor de korte termijn die in de richting van het streefbeeld werken. Een kortcyclische aanpak door te focussen op initiatieven voor twee jaar vooruit. A5 NR 30 / februari 2010

9


Dit past ook beter binnen de constatering dat punten aan de horizon de neiging hebben steeds te verschuiven. De dynamiek van de stad en de samenleving wordt in een kortcyclische benadering meer en beter in de visievorming meegenomen. Gevolg is een flexibele, minder groot­ schalige aanpak en daarmee betere kostenbeheersing. De vernieuwing loopt hierdoor meer gelijk met het tempo van de wijk en de geleefde stad, en de manier waarop partijen in de loop van de tijd samen (kunnen) werken. Zo ontstaat een natuurlijker wijkvernieuwing.

Een crisis biedt naast sombere vooruit­ zichten immers ook kansen: in crisistijd wordt nog eens goed gekeken naar het doel en de weg daarnaar toe. Wat is het waard? Ander voordeel is een vereenvoudiging van de vernieuwing van de lokale coalitie. Partijen zijn betrokken zolang er sprake is van meer­ waarde. Waarbij naast financiële ook maatschappelijke waarden in de afweging meegenomen moeten worden. Daar ligt overigens nog een opgave: het rekenen in maatschappelijke kosten en baten is nog bepaald niet volwassen. Iedere partij zal voor zichzelf (en anderen) duidelijk moeten maken wat het hem waard is om de volgende stap te zetten. Het zwaartepunt van de vernieuwing hoeft dus niet per definitie te liggen bij de partijen die langdurig aanwezig zijn (zoals corporaties). Een meer dynamische vorm van betrokkenheid van corporaties, partijen in de zorg en welzijn tot aan verzekeraars, banken en beleggers kan ook waardevol zijn. Wie doet wat? Door visie en aanpak regelmatig te herijken, kunnen betrokken part­ ners meer schakelen tussen een intensieve betrokkenheid enerzijds en een rol in de luwte anderzijds. Ook ontstaan meer reflectiemomenten waarop prioriteiten worden bijgesteld en creatieve oplossingen kunnen worden gezocht om het streefbeeld dichterbij te brengen. Bovendien kan de rol van bewoners – de partij die te vaak als één enkele monoliet, een relatief passieve leverancier van draagvlak wordt gezien – meer tot zijn recht komen. Bewoners hoeven zich dan immers niet te commit­ teren aan langdurige processen. En ze kunnen zich beter verbinden aan processen op het schaalniveau waar zij betrokkenheid bij voelen.

10

/ KEI-THEMA


Creatief omgaan met de crisis vraagt creativiteit van de huidige part­ ners. Recente initiatieven als de zogenaamde verbindingsprofessionals bieden kansen om mensen, ondersteuning en middelen efficiënter in te zetten. Maak daarnaast ruimte voor coalities als de BV Sociale stijging. En ondersteun opkomende initiatieven als coöperatieven, waarbij bewoners de trekkersrol oppakken rondom nieuwbouw van bijvoorbeeld een aangepast wooncomplex voor ouderen of gehandi­ capten en ze het toekomstig beheer op zich willen nemen. Corporaties, architecten en ontwikkelaars kunnen dit faciliteren door deskundig­ heid en ervaring in conceptontwikkeling en bouw aan te bieden en een financiële garantstelling te geven naar bijvoorbeeld banken. Overheden kunnen de crisis gebruiken om betrokkenheid te genereren. Door middelen en faciliteiten beschikbaar te stellen, zich in regel­ geving flexibel op te stellen en kennis en ervaringen met geslaagde initiatieven breed bekend te maken. Zo worden betrokkenheid en werkgelegenheid teruggebracht bij de bewoners en gebruikers en wordt de negatieve energie (de klaagcultuur waar zo regelmatig over geschreven wordt) omgebogen naar een positieve inzet. Gebruik de crisis! Nederland bevindt zich in een periode van recessie die zeker in het verkiezingsjaar 2010 nog veel invloed zal hebben binnen de stedelijke vernieuwing. Bij veel betrokken partijen leeft de wens om desondanks vooruitgang vast te houden in plaats van ‘iedereen voor zijn eigen’. Dit kan door de crisis als kans te zien, haar creatief te gebruiken. Door gezamenlijk de opgave opnieuw te bekijken en een aantal vervolg­ stappen te zetten, om op die manier de vernieuwing ondanks de geringere middelen uit het moeras te trekken. KEI zal daarin via haar vele partners de komende maanden waar mogelijk haar rol als platform, ondersteuner en katalysator vervullen.

› www.kei-centrum.nl/voorbijdecrisis

A5 NR 30 / februari 2010

11


RONDETAFEL­ GESPREK Karl Bijsterveld KEI in gesprek met Jan Kammeyer (Futura), Damo Holt (Ecorys) en Adri Dorrestein (Heijmans Vastgoed)

In de huidige economische crisis dringt de vraag zich op hoe we de kwaliteit van stedelijke vernieuwing op een hoog niveau kunnen houden. Never waste a good crisis, horen we regelmatig, maar dan komt de vraag: hoe? Kunnen we binnen de aangepaste context zelfs een vlucht naar voren maken, in plaats van terug te vallen in de rituele loopgravenstrijd over wie wat bepaalt, doet en betaalt? Een rondetafelgesprek met professionals levert opmerkelijk eensluidende antwoorden op. Samen met Olof van de Wal en Bram Heijkers van KEI, bogen drie ‘ervaringsdeskundigen’ zich over dit vraagstuk: Jan Kammeyer, directeur Futura (een samenwerkingsverband van Brabantse woning­corporaties), Damo Holt, partner bij Ecorys, en Adri Dorrestein van Heijmans Vast­ goed (gebiedsontwikkeling). In een eerste ronde vertellen de deelnemers wat ze op dit moment vanuit hun eigen vak waarnemen. Kammeyer ziet de investeringscapaciteit van

12

/ KEI-THEMA

Stedelijke verni

Never good partners in de stedelijke vernieuwing teruglopen. Er vinden heroverwegingen plaats in het bouw­ programma. Gecombineerde projecten van koop en huur zijn moeizaam, door de dalende vraag en problemen in de financiering. Projecten in de sociale huur en sloopplannen worden kritisch tegen het licht gehouden, gezien de betaalbaar­ heid door de huurders. De uitkomsten van de her­ overwegingsoperatie van het Rijk zullen in hoge mate het al dan niet teruglopen van de investe­ ringscapaciteit van de corporaties bepalen. Hij is vooral bezorgd dat door de crisis de samen­ werking tussen partners in de stedelijke vernieu­ wing, zoals welzijnsinstellingen, corporaties en overheden, onder druk komt te staan. ‘Iedereen heeft de neiging zich op zijn eigen eiland terug te trekken.’ Maar ondanks de crisis ziet Kammeyer onder consumenten een toenemende vraag naar kwaliteit in wonen. ‘Een vraag die zich al voor het begin van de crisis aftekende’, constateert hij.


euwing 2010 en verder:

waste a crisis Ook zou de woningmarkt al voor de crisis in enkele gebieden verzadigd zijn geraakt, in Eindhoven bij­ voorbeeld. ‘De sky was kenne­ lijk niet de limit. Er is te veel en te eenzijdig gebouwd op sommige plekken. In die zin is het goed dat we door de crisis een pas op de plaats moeten maken.’ De polsstok wordt kleiner Damo Holt herkent zich in Kammeyers betoog. Holt heeft veel ervaring met stedelijke vernieuw­ ing, onder andere met Pact op Zuid in Rotterdam en de destijds beoogde herontwikkeling van het Pater van den Elsenplein in Tilburg. ‘De econo­ mische crisis beïnvloedt de organisatie, financie­ ring en kwaliteit van stedelijke vernieuwing’, stelt hij. ‘De polsstok van stakeholders in stedelijke

vernieuwing wordt kleiner door de crisis. Partijen hebben, zoals Kammeyer zegt, inder­ daad de neiging zich terug te trekken op hun eigen eiland.’ Ook Adri Dorrestein onderstreept de analyse van Kammeyer. ‘Als markt­ partij trekken we ons terug in onze eigen business en zijn we, gedwongen door het scherpe financieringsbeleid van banken, weer meer een authentieke aannemer. Gebieds­ ontwikkeling betekent investeren op de lange termijn, en dat is op dit moment not done. We moeten onze toegevoegde waarde herdefiniëren.’ Scherpe formulering Verminderde investeringscapaciteiten, partners die zich op een eigen eiland terugtrekken; hoe houden we de kwaliteit van stedelijke vernieuwing dan A5 NR 30 / februari 2010

13


Samenwerking onder regie van de overheid is meer dan ooit nodig, willen we niet wegzakken in een moeras van individuele problemen en onmogelijkheden

toch hoog? En hoe formuleren we de urgentie van de stedelijke vernieuwingsopgave scherper? Kammeyer stelt dat we nu kleinschaliger, minder ambitieuze projecten moeten realiseren. Tege­ lijkertijd mogen we grootschalige verbanden niet uit het oog verliezen. ‘Het denken in grotere schalen is een noodzakelijke tegenhanger van het kleinschalig denken. Je moet je altijd afvragen wat de plek van de wijk in de stad is, de functie van de wijk in de stad en op haar beurt de rol van de stad in de regio.’ Dorrestein zegt dat er nog altijd te weinig naar de klant geluisterd wordt. ‘We denken te veel van­ uit productiedoelstellingen.’ Een klantgerichte benadering betekent volgens Dorrestein wel een cultuuromslag. ‘Goed inspelen op de wensen van de klant, denken vanuit de situatie van de klant, betekent dat bedrijven kleinschaliger en flexi­beler moeten opereren.’ Volgens Holt leggen we in stedelijke vernieuwing nog altijd te veel nadruk op fysieke verbetering, terwijl de wijken fysiek behoorlijk op orde zijn. ‘Daar zit niet de urgentie – los van de forse duurzaamheidopgave. De sociale en veiligheids­ problematiek in de vernieuwingswijken is veel groter. Denk aan het grote aantal laaggeschoolde bewoners, de vaak langdurige werkloosheid en uiteenlopende sociaal-culturele problemen. Echte urgentie ontstaat door sociale onlust in de wijk.’ Kammeyer en Dorrestein zijn het daar­ mee eens.

14

/ KEI-THEMA

Aanpak sociale problematiek Maar hoe pak je die sociale problematiek in stads­ vernieuwingswijken aan? Hoe bereik je de burger en hoe betrek je hem meer bij zijn omgeving? Hier stuiten we volgens Holt op een structuur­ probleem. ‘Hoe dichter je bij het gedrag van de burger komt, hoe lastiger het voor de overheid is om daar iets aan te doen. Ze kan daar moeilijk bij komen; gemeenten, maar ook corporaties, weten vaak niet echt wat er speelt op buurt- en straatniveau. En het gevaar van de crisis schuilt in bezuinigingen van gemeenten en corporaties op dit soort taken. Omdat zij die niet meer tot hun kerntaken rekenen, raakt de veranderende opgave steeds verder uit beeld.’ Kammeyer blikt met enige weemoed terug op de jaren tachtig van de vorige eeuw, toen hij bij de gemeente Den Haag werkte. ‘In die tijd, de periode van de stadsvernieuwing, hadden gemeenten heel goed door welke problemen er in de wijken speelden en waar de prioriteiten lagen. Partijen die anno 2010 bij stedelijke vernieuwing zijn betrokken – gemeenten, corporaties, welzijns­ instellingen et cetera – zijn voor succes allemaal afhankelijk van elkaars commitment, van de uit­ komsten van onderling overleg. Er is niemand meer die de kar trekt.’ Kammeyer wil dat de gemeente haar regierol weer oppakt. En dat is iets anders dan de hoofdrol willen spelen. Hij vindt bovendien dat de lokale overheid haar ‘basale dienstverlening’ beter op orde moet


brengen. ‘Zoals oud-burgemeester Vreeman van Tilburg al zei: “Over die basale dienstverlening wil ik niet eens discussiëren. Onze inwoners mogen bijvoorbeeld verwachten dat het vuil op tijd wordt opgehaald en dat stoeptegels niet los liggen!”’ Een belangrijk onderwerp in dit verband is het kunnen bieden van perspectieven dicht bij (misschien wel in) huis, zo betoogt Dorrestein. Vooral werkgelegenheid en opleiding zijn beleidsvelden waar alle partijen een rol van betekenis kunnen spelen. Op die manier kunnen ze flink bijdragen aan de verbetering van de wijk of buurt, ondersteund door sociaal-culturele impulsen. Zo liggen grote kansen op succes bij ingrijpende herstructureringsopgaven voor bijvoorbeeld bestaande bedrijventerreinen. Eigenbelang Kammeyer beweert dat als de basale dienst­ verlening van gemeenten eenmaal op orde is, de betrokkenheid van de burger bij zijn directe omgeving toeneemt. ‘Als hij ook maar wordt aangesproken op een schaal die meer aansluit bij zijn eigenbelang; dat van zijn eigen straat en zijn portiek.’ Eigenbelang is volgens Kammeyer in de samenleving te veel een vies woord. ‘Maar het is de beste bron voor zelforganisatie en gemeen­ schapszin. Te lang is de burger aangesproken op een schaalniveau waarmee hij zich niet verwant voelt; dat van de wijk of stad.’ Kammeyer bepleit ‘variaties in relaties’. Tussen burger en corporatie maar ook tussen burger en

overheid. De ene burger is zelfredzaam, de ander heeft aansturing of hulp nodig. Opnieuw wijzen de neuzen dezelfde kant op. Dorrestein: ‘Daar komt nog bij dat als de overheid een probleem signa­ leert, ze vaak meteen een plan smeedt om het op te lossen. Zonder daar de bewoners actief bij te betrekken. Onvermijdelijke clashes zijn het gevolg.’ Maatschappelijke investeerders We moeten, vindt Dorrestein, nieuwe samen­ werkingsverbanden aangaan. De burgers zien als maatschappelijke investeerders die zeker in tijden van crisis een waardevolle bijdrage kunnen leveren. En niet alles met alles willen verbinden, maar gewoon beginnen met één onderdeel. Van de Wal: ‘Maar is er binnen de kerntaken van de overheid wel ruimte voor het zelforganiserend vermogen van bewoners? Ziet de overheid de stedelijke ver­ nieuwing niet als een institutionele opdracht in plaats van een gebiedsgerichte opgave?’ Kammeyer: ‘Klopt. En juist die omslag naar het denken vanuit een gebiedsgerichte opgave staat door de crisis onder druk. Iedere speler probeert, zoals ik eerder zei, vanuit een natuurlijke over­ levingsdrang zijn eigen hachje te redden.’ Dorrestein: ‘Er komt altijd een moment waarop je elkaar weer nodig hebt. Iedere partij bespeelt maar een deel van het terrein van stedelijke ver­ nieuwing.’ Holt: ‘Inderdaad. Niemand heeft in zijn eentje dé oplossing, zeker de overheid niet.’ Maar er moeten, volgens Dorrestein, ook econo­ mische of monetaire motoren zijn. Deze zijn A5 NR 30 / februari 2010

15


duurzaam te vinden in het ondernemerschap van de individuele bewoner, naast fysieke ingrepen en investeringen vanuit belanghebbende partijen. Her en der ontstaan al voorzichtige experimenten die een omslag laten zien van het ‘institutioneel denken vanuit een opdracht’ naar het ‘gebieds­ gericht denken vanuit een opgave’. Kammeyer vindt dat we de lessen uit onder meer de twee publicaties van dit voorjaar, Stad & wijk verweven van de VROM-raad en De wijk nemen van de RMO ter harte moeten nemen. Deze twee publicaties schetsen op uitstekende wijze de samenhang tus­ sen de wijk, het gebied en de andere schaal­niveaus. In de discussie wordt het initiatief van de Maat­ schappelijke Ontwikkelings Maatschappij (MOM) in Tilburg als goed voorbeeld genoemd. Hierin zijn woningcorporaties, welzijnsorganisaties en een ouderenorganisatie vertegenwoordigd. Fondsvorming Om in tijden van economische crisis financiële slagkracht te behouden, wijst Holt op de mogelijk­ heid van fondsvorming met aandeelhouders. Hij legt uit: ‘De financieel-economische aspecten van stedelijke vernieuwing kun je opschalen door betrokken partijen met hun geldstromen en risico’s in een fonds bij elkaar te brengen. De woning­ corporatie en een welzijnsinstelling. Maar ook een Vereniging van Eigenaren en een zorg­ verzekeraar bijvoorbeeld. In Engeland is er meer ervaring met fondsdenken.’ Holt verwacht meer voorwaartse integratie in de stedelijke vernieuwing, waarbij een belegger bijvoorbeeld ook gebiedsbeheerder wordt. Amvest kan volgens Holt een goed voorbeeld zijn. Dorrestein: ‘Maar ik ben nog niet zo ver in het denken over alternatieve organisatievorming in stedelijke vernieuwing. Ik heb een gemeente het beheer van een nieuwbouwwijk wel eens zien overdragen aan een consortium van marktpartijen. Toen de riolering barstte en er overstromingen

16

/ KEI-THEMA

waren, moest de gemeente toch optreden. Je kunt niet alles aan marktpartijen uitbesteden.’ Sturen zonder geld, op DNA Bram Heijkers vraagt of er in de stedelijke vernieu­ wing, naast de accentverschuiving van ‘fysiek naar sociaal’, een tweede paradigmashift in aantocht is; die van het sturen van gemeenten zonder geld. Holt: ‘Die shift is nu al gaande. Ik zie het bij Pact op Zuid. De gemeente stuurt hier – ook nood­gedwongen – steeds meer vanuit overzicht en verbinden, en niet van bovenaf maar door te netwerken. De ambtenaar wordt een verleidings­ kunstenaar.’ Daarnaast is het van belang dat de ambtenaar weer zicht krijgt op het DNA van de stad waarvoor hij werkt. Teveel ambtenaren gaan letterlijk de wijken niet meer in, en wezenlijke werkzaamheden om dat DNA te leren kennen worden uitbesteed aan externen die slechts een vluchtig contact met een wijk hebben. Neem die rol weer zelf op. En zorg dat burgercontact niet alleen plaatsvindt via een website en een elektronisch loket. Bewaar de mogelijkheden voor direct contact. Kammeyer, Dorrestein en Holt besluiten de bij­ eenkomst opnieuw eensgezind. In de praktijk, zeggen ze, zien professionals steeds beter waar het misgaat in de stedelijke vernieuwing. Maar een verdere analyse van de problematiek en de urgentie is noodzakelijk. Een wenkend perspec­ tief ontbreekt vooralsnog, of komt slechts bij flarden in de media naar voren. Kammeyer: ‘We moeten eerst nog even doorgaan met proble­ matiseren. Het zal tijd en energie kosten om de problematiek en urgentie helder te krijgen.’ Dorrestein: ‘Burgers moeten zich herkennen in die analyse, en die problemen ook als zodanig ervaren. Pas dan kun je aan de slag met oplossing­en en boek je winst in stedelijke vernieuwing!’

› www.kei-centrum.nl/ rondetafelgesprek


WERK

//////////////////////////////// Winter in Nederland, de Wegenwacht van de ANWB heeft het heel erg druk met pechgevallen.

A5 NR 30 / februari 2010

17


2X

PERSPECTIEF

# 1 /////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Tussen kans en risico In gesprek met Frank van Oort Bram Heijkers & Arjan Raatgever

De economische wetenschap kan veel van de stedelijke dynamiek beschrijven en verklaren. KEI vroeg ruimtelijk econoom prof. dr. Frank van Oort, werkzaam bij het Planbureau voor de Leefomgeving en de Universiteit Utrecht, naar zijn visie op stedelijke ontwikkeling en vernieu­ wing in crisistijd. De kern van zijn betoog: er zijn mogelijkheden, maar koudwatervrees en risico­ mijdend gedrag voeren de boventoon. Risicomijdend gedrag ‘De dip is stevig en de gevolgen zullen nog wel

18

/ KEI-THEMA

even voelbaar zijn’, opent Van Oort het gesprek. ‘De economische neergang, beperkte beschikbaar­ heid van geld en de vraaguitval op de vastgoed­ markt roepen bij alle partijen vragen op. Wie is op dit moment bereid om te investeren in de stad? Moeten we op zoek naar nieuwe samenwerkings­ modellen of financiële constructies? Bedrijven en projectontwikkelaars vertonen door deze onzekerheden risicomijdend gedrag. Voor ant­ woorden en investeringen wordt momenteel vooral naar de overheid gekeken, maar die staat zelf voor een grote bezuiniging.’ Een vergelijkbare situatie bestaat in het streven naar een meer duurzame stad, legt Van Oort uit. Er is wel sprake van goede wil, maar het is een


zoektocht naar verdienmodellen, rollen en regel­ geving, waarin het Rijk de kar voorlopig lijkt te moeten trekken. Investeren in de bestaande stad Ondanks deze onzekerheden ziet Van Oort per­ spectief om ook in de nabije toekomst te blijven investeren in de kwaliteit van de stad. ‘Vergeet niet: agglomeratievoordelen zijn reële voordelen. Door de nabijheid van allerlei functies genereren steden en stedelijke netwerken kennis, innovatie en kapitaal. Dat gebeurt ook in crisistijd.’ De econoom ziet voldoende kansen om de inves­ teringen in de binnenstedelijke opgave en de stedelijke vernieuwing ook in de nabije toekomst voort te zetten. ‘Door afnemende druk op de woningmarkt en de bevolkingsdaling zijn in sommige stedelijke regio’s minder nieuwe uit­ leglocaties in het groen nodig. Dat kan betekenen dat je financiële en organisatorische capaciteit kunt verplaatsen naar de binnenstedelijke woningbouwopgave. Een vergelijkbare kans ligt bij bedrijfslocaties. Onderzoek als gemeente of bepaalde bedrijven geïnteresseerd zijn in hoog­ waardige binnenstedelijke locaties, voordat je weer een bedrijventerrein langs de snelweg bouwt. Dat biedt de mogelijkheid om waarde­ volle bedrijfslocaties in de stad te creëren, de economische structuur te versterken en agglo­ meratievoordelen te bundelen en te benutten.’ Package deals Als andere optie noemt Van Oort package deals in stedelijke ontwikkeling. Daarin gunt een gemeente een partij of groep partijen de mogelijk­ heid om een winstgevende locatie te ontwikkelen (met bijvoorbeeld een grootschalige winkelvoor­ ziening) als daarmee – liefst binnen een integraal plan – ook investeringen in een risicovoller aan­ grenzend gebied gepaard gaan, bijvoorbeeld een centrum- of aandachtswijk. ‘Dat gebeurt nu al wel eens, maar je zou het kunnen opschalen. Met een

dergelijke uitruil kun je de winsten uit hoog­ renderende locaties her­investeren in zwakkere delen van de stad. De stad als netwerk wordt daar sterker van en je creëert tegelijk een meer struc­ turele betrokkenheid van investeerders.’ Regionale verschillen Voor iedere mogelijke oplossing geldt, hoe dan ook, dat je rekening moet houden met regionale verschillen, benadrukt Van Oort. ‘Enerzijds heb je de economisch goed functionerende noord­ vleugel van de Randstad, waar ook de druk op de woningmarkt hoog is. In Amsterdam zijn nu eenmaal de amenities die een bepaalde groep mensen waardeert. Als overheid heb je daar trou­ wens relatief weinig invloed op. In andere delen van Nederland zorgt bevolkingsdaling juist voor een ontspannen woningmarkt. Dit brengt weer heel andere uitdagingen en oplossingsrichtingen met zich mee.’ Nieuwe spelers In het tweede deel van het gesprek legt KEI enkele bestaande ideeën en initiatieven voor aan Van Oort. Hoe kijkt hij bijvoorbeeld aan tegen de mogelijkheid om nieuwe kapitaalkrachtige partijen als pensioenfondsen te betrekken bij stedelijke vernieuwing? ‘Een interessante gedachte’, aldus Van Oort. ‘Pensioenfondsen hebben inderdaad veel kapitaal beschikbaar en zijn altijd op zoek naar beleggingen om hun portefeuille te vullen en te diversifiëren. Eén ding is daarbij belangrijk: ze zullen alleen instappen als ze ervan kunnen profiteren. En dat is geen eenvoudige voorwaarde. Maar ik kan me voorstellen dat het Rijk hierin een rol zou kunnen vervullen, bijvoorbeeld door fiscale maatregelen te treffen of bepaalde garanties te verstrekken.’ Wijk als businesscase Op het idee van de ‘wijk als businesscase’ reageert Van Oort positief kritisch. In de wijk als business­ case wordt een stedelijkevernieuwingswijk of – A5 NR 30 / februari 2010

19


buurt als een onderneming benaderd, waarin gemeente, corporaties, lokale scholen, bedrijfs­ leven en bewoners gezamenlijk investeren. ‘Het achterliggende idee is goed; het behalen van schaal- en efficiëntievoordelen door af te stappen van een sectorale benadering. De huidige recessie biedt daar denk ik ook kansen voor. Een knelpunt is dat in zo’n wijkbusinesscase veel aannames gedaan moeten worden wat causaliteit en effec­ ten betreft. Investeerders, zeker nieuwe, willen graag zekerheid. Naast een ontwikkelingsvisie blijft een bedrijfseconomische onderbouwing daarom essentieel.’ Wie gaat het doen? Onderaan de streep bij al deze mogelijke innova­ ties blijft de vraag: wie gaat het als eerste doen? Wie functioneert als trekker van een werkelijk samenhangende aanpak en hoe trouw zijn de volgers van die aanpak? Van Oort verwacht het goede voorbeeld van de overheid, maar twijfelt nog over welke bestuurslaag het meest geschikt is. ‘Het Rijk staat te ver weg; gemeenten vertonen teveel onderlinge concurrentie. Misschien dat dan toch de provincie of de stadsregio de meest logische schaal is.’ Bedrijvigheid aan de Maas Gevraagd naar de situatie in Rotterdam is Van Oort gecharmeerd van initiatieven als Rotterdam Vakmanstad en Ik zit op Zuid, een beweging van bedrijven die vanuit een ondernemende blik voor langere termijn aan economische versterking van Zuid en de Drechtsteden willen bijdragen. ‘De focus op Vakmanstad is niet gek gekozen. De midtech-­bedrijvigheid die men daarmee wil aantrekken sluit goed aan op de bestaande bevol­ king van de stad. Wat Ik zit op Zuid betreft is het natuurlijk interessant dat dit een initiatief vanuit de markt is. Als het de betrokkenen lukt om de lokale werkgelegenheid beter aan te laten sluiten op de bevolking van Zuid, kun je meerdere proble­ men tegelijk oplossen.’

20

/ KEI-THEMA

Het is geen geheim dat het economische domein op veel plekken onvoldoende verbonden is aan de stedelijke vernieuwing. In de wijkenaanpak komt het weinig terug en het ministerie van Economische Zaken voert weliswaar gebieds­ gericht beleid, maar, vanuit nationaal oogpunt terecht, niet op alle schaalniveaus en voor alle sectoren. Daar liggen mijns inziens dus nog kansen. Deze initiatieven spelen daar beide op in.

› www.kei-centrum.nl/opinie


# 2 ////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Werk samen en pak die regie! Ben Hammer, directeur MEE Veluwe, benadrukt centrale rol gemeenten in toekomst stedelijke vernieuwing Olof van de Wal & Arjan Raatgever

Wat zijn de belangrijkste ontwikkelingen in de sociale pijler van de stedelijke vernieuwing? En wat betekent de vermaatschappelijking van de zorg voor buurten en wijken in het licht van de aanstaande bezuinigingen? KEI spreekt met Ben Hammer, directeur-bestuurder van MEE Veluwe, oud-wethouder Wonen Welzijn Zorg in Hilversum en lid van het KEI-inspiratieteam. Het zijn de kwetsbare groepen die volgens Hammer het meest geraakt zullen worden door de heroverwegingen. ‘Stel dat er op tien subsidie­ regelingen wordt bezuinigd, dan merk jij of ik misschien iets van één zo’n bezuiniging. Maar iemand met een beperking heeft al snel te maken met alle tien. Ik verwacht dan ook dat als de ambtelijke heroverwegingscommissies met hun adviezen naar buiten komen, er daarna flink gezocht zal moeten worden naar compensatie voor de kwetsbaarste groepen mensen.’ Uitvoering Wmo Eén van de belangrijkste zorgen van Hammer ligt in de gevolgen van de bezuinigingen op de uitvoering van de Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning). ‘We zitten middenin een ver­ schuiving van de focus op langdurige zorg naar kortdurende zorg en maatschappelijke partici­ patie’, legt Hammer uit. ‘Bovendien brengt de

Wmo een grote overheveling van verantwoor­ delijkheden en taken van rijksoverheid naar gemeenten met zich mee.’ Veel gemeenten en maatschappelijke partners zijn nog onvoldoende in staat om deze taken opti­ maal uit te voeren, meent Hammer. ‘Er wordt bijvoorbeeld te weinig nagedacht over de dag­ besteding van mensen met beperkingen die in het kader van de vermaatschappelijking van de zorg vanuit het bos in de buurt worden geplaatst. Doel van die verhuizingen is om de deelname aan de maatschappij te bevorderen. Toch hoor ik nog te vaak dat er ’s morgens een busje door de wijk toert om al deze mensen op te halen en naar een dagbesteding buiten de stad te brengen. Dat lijkt mij niet de bedoeling.’ Hammer benadrukt dat veel meer investeringen in kennis en vaardigheden nodig zijn. Dit soort investeringen verhoudt zich slecht met de aan­ gekondigde bezuinigingen. ‘Een bezuiniging van twintig procent op de gemeentebegroting, naast bezuiniging op rijksniveau, gaat niet samen met de grote klus die momenteel op gemeenten afkomt. Zij krijgen nu al veel te verstouwen en hebben relatief weinig voorbereidingstijd. Dat gaat simpelweg niet samen met extra bezuini­ gingen. Gemeenten moeten de kans krijgen om de Wmo zorgvuldig uit te voeren, met voldoende budget.’ Verhoging AOW-leeftijd Een ander relevant thema is volgens Hammer de verhoging van de AOW-leeftijd. ‘Die zal een verschuiving teweegbrengen in de informele A5 NR 30 / februari 2010

21


zorgverlening. Een deel van het onbetaalde werk dat nu door 65-plussers gedaan wordt, zal – als zij in de toekomst langer moeten werken – niet meer door hen gedaan kunnen worden. Dat heeft uiteraard gevolgen voor de belasting van zorg­ instellingen, maar ook voor allerlei informele verbanden in families en buurten. De gevolgen daarvan krijgen mijns inziens te weinig aandacht in de huidige besluitvorming. Een dergelijke ontwikkeling lijkt zich bovendien moeilijk te verhouden met de koers van zelfredzaamheid, sociale cohesie en bevordering van mantelzorg die de afgelopen jaren is ingezet.’ Regie ‘De financiële inzet in de verschillende pijlers van de stedelijke vernieuwing staat door de recessie en straks de bezuinigingen onder druk. Dit kan ten koste gaan van een bredere positieve beweging in buurten en wijken. Daar ligt een belangrijke regietaak voor gemeenten. Zij moeten de ver­ schillende pijlers voldoende met elkaar blijven verbinden en in balans houden. Als dat lukt, dan is een terugtrekking op de kerncompetenties van sommige maatschappelijke partners niet eens per se een probleem. Veel gemeenten kunnen een dergelijke regierol nog onvoldoende invullen, simpelweg omdat het apparaat te klein is.’ ‘Om die regie wel te kunnen pakken, moeten gemeenten meer energie steken in regionale samenwerking. Met strakkere regionale samen­ werking – meer kennis- en taakverdeling op regionaal niveau, bijvoorbeeld – kan een stevige regiefunctie ook voor kleinere gemeenten dichter­ bij komen. Provincies kunnen een belangrijke rol vervullen in het stimuleren en in goede banen leiden van dergelijke regionale samenwerking tussen gemeenten.’ Samen investeren Kansen ziet Hammer daarnaast in nieuwe vormen van samenwerking in de stedelijke vernieuwing, zowel op lokaal, stedelijk, als regionaal niveau.

22

/ KEI-THEMA

‘Ik zie in de toekomst graag meer ruimte ontstaan voor manieren van verevening tussen partijen die betrokken zijn bij een bepaald gebied. Ik zie bijvoorbeeld wel mogelijkheden voor een wijk­ fonds. In sommige wijken zou je dan grote bedrijven kunnen betrekken. Zij hebben immers ook baat bij vitale stedelijke regio’s.’ Om dergelijke samenwerkingsverbanden moge­ lijk te maken, moeten niet alleen de neuzen dezelfde kant op staan, maar zal ook het een en ander aan regelgeving moeten veranderen, aldus Hammer. ‘We hebben bijvoorbeeld het opmerke­ lijke fenomeen dat winsten van zorginstellingen op hun vastgoed moeten terugvloeien in de stenen, terwijl we van woningcorporaties juist vragen om hun, van oorsprong, fysieke geld naar het sociale te laten rollen. Maar waarom zou een zorginstelling niet in de leefbaarheid van een wijk mogen investeren? Als zo’n investering goed is voor de wijk, is het ook goed voor de zorginstelling.’ Ook moet je bewoners zelf meer als investeerder zien. ‘In mijn ervaring als wethouder viel me op hoeveel positieve dynamiek en sociale stijging uitging van een project met particuliere woning­ verbetering. Dat is uiteraard ook interessant als je denkt in termen van gezamenlijk investeren in een wijk. Als jij particulieren kunt overtuigen om te investeren in hun eigen woning en daarmee hun eigen buurt, dan ben je pas echt spekkoper.’

› www.kei-centrum.nl/opinie


COLUMN

Het jaar van de waarheid Klaas Mulder Laagland’advies

Over een paar weken neemt het kabinet een besluit over de circa 31 miljard structurele bezuinigingen in de publieke en semi-publieke sector. Ongeveer tegelijkertijd verschijnt mijn Handboek voor Waarzeggers. Ik laat daarin zien hoe een gebrekkig proces van waarheidsvinding onherroepelijk leidt tot een toekomst vol spijt en kapitaalvernietiging. Met vaak de meest kwetsbare Nederlander als kind van de rekening. Het is nogal wat, een boek schrijven over waarheid in een tijd dat iedereen de mond vol heeft van vertrouwen en lef. Grote investeringsbesluiten zijn genomen op basis van weinig meer dan een klik tussen charismatische bestuurders. Vertrouwen leek ook lang het antwoord op de economische crisis: zorg dat het consumentenvertrouwen omhoog gaat, dan komt alles goed. Maar die consument vertrouwt het al lang niet meer. En terecht. Want waarom zou je beslissers geloven die weinig ophebben met de waarheid? In 2011 kunnen we een tweede crisis gaan beleven. Bezuinigingen in onderwijs, zorg, veiligheid en overheid leiden tot ontslagen en nieuwe problemen voor middenstand en producenten. Als de crisis langer duurt dan verkopende huiseigenaren kunnen uitzitten, moeten die met lagere opbrengsten genoegen nemen en volgt alsnog de instorting van de woningmarkt. Omdat we, tegen de markt in, doorgaan met bouwen, is een nieuwe golf van problemen voor hypotheekverstrekkers en woningcorporaties niet uit te sluiten. Corporaties

die hun risico’s dachten te spreiden door de bouw van maatschappelijk vastgoed raken ook daar de bodem, want de vraag daalt sterk door bezuinigingen op welzijn en cultuur, en er is nu al een overaanbod aan accommodaties. Is dat de waarheid? Ik weet het niet, ik ben niet helderziend. Wel weet ik dat we er nog steeds niet goed in slagen om alle kaarten op tafel te leggen. De drama’s van morgen worden nu al voorgekookt. Het volgende campusdrama zit al in de pijplijn, want er zijn nog steeds bestuurders die niet het lef hebben om de strijd met hun eigen waanvoorstellingen aan te gaan. Waarzeggen is: willen leren van de informatie die beschikbaar is. Wederzijds vertrouwen is daarbij eerder een risicofactor dan een kwaliteit. Het hoeft niet te klikken, als het maar klopt. Juist dan kan waarzeggen tot een echt creatieve slag leiden, waarin veel goedkopere en betere oplossingen zichtbaar worden. Het hoeft niet mis te gaan in 2011. We staan voor oplosbare puzzels die met heel precies kijken, zorgvuldig overleg en scherp denkwerk kunnen worden opgelost. Laten we daar maar op vertrouwen.

› www.kei-centrum.nl/opinie Het Handboek voor Waarzeggers van Klaas Mulder, senior adviseur bij Laagland’advies, verschijnt in maart 2010. Deze uitgave is te bestellen bij Nestas communicatie op www.nestas.nl of door te mailen naar nestas@nestas.nl.

A5 NR 30 / februari 2010

23


// KENNIS

WIJK IN BEELD Poptahof Delft Anouk Schuitemaker

24

// KEI-KENNIS


Een hoogbouwflat die tot op het casco is gestript, doorgebroken, uitgebouwd, opgetopt en weer aan­ gekleed. Eind 2009 zijn de eerste woningen van de vernieuwde flat Purper in de Delftse wijk Poptahof opgeleverd. De uitvoering van dit deelplan laat de potenties zien van een naoorlogse buurt met veel hoogbouw. Het toont ook dat zo’n ingrijpende renovatie knap lastig is, zeker in tijden van recessie. De Poptahof is een kleine buurt met zo’n duizend sociale huurwoningen, ten westen van het cen­ trum van Delft. De buurt - een woongebied met hoogbouw, middelhoogbouw en laagbouw, een park en een winkelgebied - wordt de komende jaren vernieuwd. Niet alleen de woonblokken, maar ook het winkelgebied, voorzieningen en de openbare ruimte worden aangepakt. De uit­ voering is in handen van de gemeente Delft en corporatie Woonbron Delft. Projectontwikkelaar Kristal ontwikkelt het merendeel van de bouw­ blokken, samen met Era Contour. De partijen stelden in 2003 een flexibel masterplan op dat programmatische veranderingen mogelijk maakt, maar ook voldoende structuur biedt om de samenhang in het gebied te borgen. De oor­ spronkelijke open verkaveling maakt plaats voor een concept van zes gesloten hoven in een groen raamwerk. De hoogbouw blijft; De middelhoog­ bouw en laagbouw wijkt voor nieuwbouw om de nieuwe hoven en gewenste woningdifferentiatie mogelijk te maken. Het project startte verrassend met de herinrich­ ting van de openbare ruimte. In het hart van de wijk is een park aangelegd met nieuwe water­ lopen, bijzondere speeltoestellen en hoogwaardige materialen. Het park is al enige tijd opgeleverd en wordt veel gebruikt. Daarnaast is er veel aandacht voor duurzaamheid. Het toegevoegde oppervlakte­ water maakt natuurlijke waterberging mogelijk. Ook zijn de woningen energiezuinig door extra isolatie, besparende apparatuur en zonnepanelen. en krijgen ze restwarmte aangeleverd. De vernieuwing van de woningvoorraad startte bij

De Purper. De eenzijdige woningen werden ver­ vangen door eengezinswoningen, stadswoningen (beneden-bovenwoningen) aan het water en park­ appartementen. De hoogbouw werd gestript en voorzien van een nieuwe inrichting en huid. De oorspronkelijke middelhoogbouw en laagbouw werd gesloopt. De nieuwbouw vormt samen met de gerenoveerde hoogbouw een hof. In de hof kwam een parkeerruimte, afgesloten met een dek, zodat een gezamenlijke binnenruimte ontstond. Om het creatieve klimaat en de bedrijvigheid in de wijk te bevorderen, zijn er in de plint werk­ ruimten voor kunstenaars en (startende) creatieve ondernemers. Zij krijgen korting op de huurprijs in ruil voor een creatieve bijdrage aan de buurt. ‘Tijdens de renovatie van de hoogbouw bleek de staat van het casco slechter dan verwacht. De werk­ zaamheden leidden tot scheuren in de vloeren en dus tot meerkosten en vertraging. Daarom kozen we bij de volgende flat voor sloop en vervangende hoogbouw’, vertelt Peter van Hemmen, manager Stad van Woonbron. Door de moeizame renovatie, maar ook door de recessie, maken de betrokken partijen bij de resterende ontwikkelingen een pas op de plaats. Het masterplan wordt herijktop het punt van de fasering. De vraag is of ook de andere punten in het masterplan – dat uitgaat van reno­ vatie van de hoogbouw – onder de loep genomen moeten worden. Ondanks de tegenvallers geven het vernieuwde woongebied en de openbare ruimte een positieve impuls aan de wijk. De vele activiteiten, zoals cul­ tuurfestival Nyama en het Jazzfestival, brengen het gebied ook bij andere Delftenaren onder de aandacht. Dat de inspanningen effect hebben en bewoners vertrouwen hebben in de Poptahof laat de snelle verkoop van de woningen zien; ruim voor de oplevering waren alle woningen verkocht.

› www.kei-centrum.nl/projecten/ poptahof A5 NR 30 / februari 2010

25


natuurlijke wijkvernieuwing 2.0 Een wijk maken bewoners (natuurlijk) ook zelf Stephan Mausen, Biebadvies & Peter Beijer, Bureau 77 De meest natuurlijke ontwikkeling die een wijk kan doormaken is de ontwikkeling die partijen uit de wijk, bewoners, corporaties, onder足 nemers, de gemeente, zelf op gang brengen. De kwaliteit van het leven in de wijk is immers de kwaliteit die zij weten te bereiken. Inmiddels wordt veel geschreven en gesproken over hoe de instituties op een natuurlijker manier in de wijk aan de slag kunnen, rondom natuur足 lijke wijkvernieuwing vanuit bewonersperspectief blijft het rustig. Terwijl ontwikkeling pas echt duurzaam wordt wanneer bewoners zich structureel uitgedaagd weten mee te doen. Natuurlijke wijkvernieuwing biedt kansen omdat deze manier van werken aansluit bij het tempo van bewoners en bij het eigen karakter van een wijk. Er zijn daarvoor diverse instrumenten beschikbaar.

26

// KEI-KENNIS


In 2010 zet KEI ‘Natuurlijke Wijkvernieuwing’ in de etalage. In N7 (2004) is beschreven hoe ‘Natuurlijke wijkvernieuwing’ de overgang van blauwdrukdenken naar witdrukdenken, introduceert; de gedachte dat een wijk en stad nooit af zijn, dat hooguit de richting waarin een wijk zich zal ontwikkelen kan worden aangeven. Een duidelijke stip aan de horizon zien en daar werkende weg naar toe gaan, in plaats van een

gedetailleerd eindbeeld inclusief het proces daar naartoe. Een flexibele aanpak die recht doet aan de bijzonderheden van de wijk, die het mogelijk maakt beter in te spelen op toekomstige ontwikkelingen en daarmee een duurzame aanpak garandeert.

Een van die instrumenten is bewoners letterlijk de mogelijkheid geven verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen woning en leef­omgeving door ze zelf hun woning te laten bouwen. Zelf bouwen is in de wijkvernieuwing geen veel voorkomend fenomeen, maar door meer gebruik te maken van het (collectief) particulier opdrachtgever­ schap (CPO) en door bewoners ook hun woonomgeving – mee – te laten inrichten en beheren, kan een nieuw spoor aan de wijkvernieu­ wing worden toegevoegd. Nu ja, niet helemaal nieuw, op een aantal plaatsen worden nu al “CPO”- woningen in wijkvernieuwingsgebieden gerealiseerd. Denk aan projecten in de Bijlmer, de Bloemenbuurt in Eindhoven, de Rotterdamse projecten Biz Botuluyuz en de kluswoningen in Spangen, en mengvormen in verschillende wijken in Den Haag. Meer informa­ tie hierover is te vinden op de KEI-website onder de Vraag & antwoord over particulier opdrachtgeverschap. Deze praktijken laten zien dat CPO de ontwikkeling van een wijk een enorme stimulans kan geven. CPO staat voor het in eigen beheer, gezamenlijk bouwen van koopen huurwoningen. In het laatste geval treedt een corporatie op als bouwheer, maar ontwerpen de huurders nog steeds hun ‘eigen’ woning. Door aan het bouwen van de eigen woning ook zeggenschap over de inrichting en het beheer van de woonomgeving te koppelen, kan CPO een extra kwaliteit bieden aan het wonen en aan de fysieke en sociale kwaliteit van een wijk. En daarmee een enorme stimulans zijn voor de duurzame ontwikkeling van een wijk. Hoe werkt CPO? De motor van CPO is gezamenlijke zeggenschap. Een groep van toekomstige kopers of huurders vormt een collectief, neemt samen de beslissingen, zoekt zelf een architect en aannemer en gaat het gesprek aan met vergunningverleners. Bewoners prikkelen en inspireren elkaar bij het ontwikkelen van “hun” (t)huis, vraag A5 NR 30 / februari 2010

27


en aanbod sluiten zo op elkaar aan. Zeker voor de bewoners van wijk­ vernieuwingsgebieden is het belangrijk dat het collectief, door de schaalvoordelen, woningen kan realiseren die ook voor de lagere inkomens bereikbaar zijn. Woningen kunnen vaak tot 25% onder de marktwaarde worden gerealiseerd. Het belang van CPO voor wijk­ vernieuwing is dat betrokkenheid hier samengaat met zeggenschap. Het “bouwen van onderaf” laat bewoners in een vroeg stadium mee denken en werken aan de wijk. Door de open besluitvorming, het leren luisteren naar elkaars wensen en ervaringen, het samen werken aan ontwerp en bouw wordt de basis gelegd voor een nieuwe sociale structuur. Die structuur kan een blijvende rol spelen in de wijk wanneer, nadat de fysieke aanpak van de wijk is afgerond, het collectief de verantwoor­ delijkheid houdt voor de ontwikkeling van kleinschalige initiatieven (speeltuintje, trapveld, bankjes) en voor het beheer van (delen van) de openbare ruimte. Waar in traditionele wijkvernieuwing veel inzet nodig is om bewoners bij de ontwikkeling van hun wijk te betrekken, ontstaat binnen een natuurlijker wijkvernieuwing met CPO een bijna vanzelfsprekende betrokkenheid. Ook wordt zo meer flexibiliteit ingebouwd in ontwikkeling en beheer ingebouwd, doordat de betrokken bewoners direct medeverantwoorde­ lijk zijn voor hoe de omgeving erbij staat, en daarbij niet afhankelijk zijn van een dienst die ver weg staat en volgens een format/blauwdruk en dichtgetimmerd onderhoudscontract haar werk doet. Ofwel ook in de tijd wordt meer aangesloten bij tempo en eigenaardigheden van de wijk. Mensen kiezen hun eigen buren, die ze bij het hele bouwproces al hebben leren kennen en maken zo met elkaar een leefgemeenschap, nog voordat er ook maar één steen is gelegd. CPO als wondermiddel? Zeker niet, maar het is wel erg goede smeerolie om bewoners in hun eigen tempo een duurzame kwaliteit voor hun wijk te laten ontwik­ kelen. En betrokken partijen als gemeente en corporatie(s) meer te laten aansluiten bij het natuurlijke tempo van de wijk. Het is zeker de moeite waard om meer bewoners in de rol van bouwheer te plaatsen.

› www.kei-centrum.nl/natuurlijkewijkvernieuwing

28

// KEI-KENNIS


Hoe is het nu met? Impulsaanpak Stokhasselt, Tilburg-Noord Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst. Jongeren staan voorop in impulsaanpak. Arjan Raatgever

Jantje Beton viert feest in Stokhasselt

A5 NR 30 / februari 2010

29


Ruim vijf jaar geleden nodigden de gemeente Tilburg en corporatie WonenBreburg het KEIstadslab uit in Stokhasselt om een advies uit te brengen over de vernieuwing van deze naoorlogse wijk. Een klassieke fysieke aanpak stond op het programma en men zocht naar de juiste samen­ werkingsvorm. Het Stadslabpanel stuurde de partijen echter terug naar de tekentafel. Formuleer een sociale agenda, zo luidde het advies. Begin 2010 gaan we terug naar de wijk en zoeken het antwoord op de vraag: hoe is het nu met Stokhasselt? Onderzoek naar recente ontwikkelingen maakt duidelijk dat gemeente, corporatie en andere wijkpartners de sociale handschoen de laatste jaren overtuigend hebben opgepakt. Vernieuwing van de scholen in de wijk, jarenlang floormanage­ ment door bureau Werken aan de stad en een achter-de-voordeurproject geven blijk van een stedelijke vernieuwing die niet alleen op stenen, maar ook op mensen is gericht. Een belangrijke factor voor het op gang komen van sociale initiatieven is de start van het gemeen­ telijke ‘impulswijkenprogramma’ in 2007. Omdat de zwakkere Tilburgse wijken (net) niet werden geselecteerd voor de landelijke wijken­ aanpak, riepen gemeente en de corporaties WonenBreburg, TBV Wonen en Tiwos deze eigen variant in het leven. De doelstellingen voor de impulswijken – vijf, waaronder Stokhasselt – liegen er niet om: in 2017 moeten alle bewoners boven de armoedegrens leven, hebben alle huis­ houdens een kostwinner en bezitten alle jongeren een startkwalificatie. Vertaalslag Maar hoe vertaal je dergelijke ambitieuze doel­ stellingen naar de aanpak voor één specifieke wijk? En hoe zorg je dat de werkzaamheden in en aan de wijk voldoende focus hebben, met elkaar verbonden zijn en samen een duurzame verbete­ ring teweegbrengen?

30

// KEI-KENNIS

We vragen het aan Bart van Dalen, gemeentelijk gebiedsmanager in Stokhasselt. ‘Door de impuls­ aanpak is de laatste jaren veel organisatorische en financiële kracht voor Stokhasselt vrijgekomen. Je kunt je desondanks afvragen of de gemeente­ lijke doelen voor Stokhasselt niet te hoog gegre­ pen zijn. Samen met WonenBreburg, de brede school en andere partijen in de wijk hebben we daarom bewust een eigen vertaling van deze doelen gemaakt. Bij de aanpak in Stokhasselt staan jongeren tot 27 jaar centraal. Alle partijen in de wijk focussen op het ondersteunen van deze groep, in de keten goede start-basisschoolvervolgopleiding-werk. Doel is om de jongeren (en ook hun ouders) meer kansen te geven. Als dat lukt, zal de hele wijk in de toekomst stijgen.’ Overgangsmomenten ‘Op fysiek vlak loopt het goed in de wijk’, vertelt Van Dalen. ‘Die opgave is ook niet zo groot. Op sociaal vlak is er veel stil verdriet in deze wijk. Daarom ligt daar onze focus.’ Van Dalen laat het Werkdocument Wijkimpuls Stokhasselt 2009 zien. De cijfers in de introductie liegen er niet om: 29 procent van de bevolking leeft onder de armoedegrens, 12 procent loopt in de bijstand en 12 procent van de jongeren van 12 tot 23 jaar heeft geen startkwalificatie. ‘Kinderen beginnen vaak al met een taal­ probleem aan de basisschool. Met een beetje pech komt dat op latere leeftijd niet meer goed. Na de basisschool moeten jongeren goed begeleid worden bij het kiezen van een geschikte vervolg­ opleiding. Je wilt voorkomen dat ze daar voor­ tijdig uitvallen. En als dat diploma uiteindelijk is gehaald, moeten ze gaan werken én hun baan vasthouden. Voor een deel van de jongeren vergen al die stappen aandacht. Vooral op de overgangsmomenten willen we ondersteuning bieden, want daar gaat het nu nog te vaak fout.’


Doorzetten en vasthouden Tot slot spelen we even advocaat van de duivel. Zou Stokhasselt, gezien de flinke concentratie van sociale achterstanden, eigenlijk niet gebaat zijn bij een stevige herstructurering? Van Dalen antwoordt ontkennend: ‘Stokhasselt als gebied misschien wel, maar de bewoners van de wijk niet. Je zou kunnen zeggen dat hier in het ver­ leden misschien teveel sociale huurwoningen zijn gebouwd. Die sociale voorraad is nu een­ maal broodnodig en die krijg je in andere wijken nooit meer bijgebouwd. Slopen is dus geen optie. Daarnaast heb ik vertrouwen in onze huidige aanpak. Onze focus op de jeugd wekt enthou­ siasme bij alle partijen en de politieke wil is er. We moeten nu doorzetten en vasthouden!’

› www.kei-centrum.nl/projecten/ stokhasselt

> Ruimtes van verlangen Fotograaf Christian van der Kooy (Goes, 1983) maakt voor A5 een serie over ‘mentale ruimtes’ in de stad. De serie verbeeldt zijn zoektocht naar plekken waar mensen vorm geven aan verlangens. Waar de verlangens de plek verwoesten of er zelf door verwoest worden. De foto op de volgende pagina is genomen in het Rotterdamse Pendrecht: “Luid kleppend aan de telefoon schuilt ze voor de regen. Het giet en is guur, ze heeft me niet zien staan. De regen zorgt voor een grijze sluier waardoor haar roze truitje nog rozer wordt, en zijzelf exotisch straalt. Links van haar de Feyenoordvlag van de supporter 'zolang ie leeft'. Ik denk muziek te horen, het refrein vindt zijn weg naar buiten en schalt:'...Feyenoord, Feyenoord, wat gaan we doen vandaag? Wij gaan winnen, alleen met hoeveel is de vraag. We zullen ze laten beven, ze zullen wat beleven. Feyenoord, Feyenoord, Feyenoord, olé..."

› www.christianvanderkooy.eu

A5 NR 30 / februari 2010

31


Krabbendijkestraat, (Pendrecht) Rotterdam Christian van der Kooy

32


A5 NR 30 / februari 2010

33


Project in beeld Transformatie St. Jozefklooster, Deventer Arjan Raatgever

34

// KEI-KENNIS


Een doorgezaagd zusterhuis, een trappenhuis middenin een kapel en tegels met ingewanden. Verschillende ingrepen die zijn ingezet bij de transformatie van het St. Jozefklooster tot Gezondheidscentrum Jozef. In de herontwik­ keling werd zowel de harmonie als de confron­ tatie gezocht met de typische jaren vijftig architectuur en de religieuze functie van het voormalige klooster. Het St. Jozefklooster stamt uit 1956 en staat in de naoorlogse wijk Keizerslanden in het noord­ oosten van Deventer. Het maakt deel uit van een groter ziekenhuiscomplex en heeft veel stijl­ kenmerken van de Delftse School: ingetogen, traditionele vormen en sobere gevels van donker baksteen. Door het vertrek van het ziekenhuis naar een nieuwbouwlocatie wordt het hele complex (1,5 ha.) de komende jaren herontwikkeld. Omwonenden en gemeente wilden de gezond­ heidsfuncties op de locatie behouden, omdat ze belangrijke identi­teitsverleners zijn voor de omgeving: de Ziekenhuisbuurt. Het Deventer Ziekenhuis besloot daarop het St. Jozefklooster te herontwikkelen tot gezondheidscentrum. Dat leverde een meervoudige ontwerpopgave op, omdat het klooster geschikt moest worden gemaakt voor de huisvesting van een huisartsen­ praktijk, een aantal therapeuten, een apotheek en een bloedbank. Stevige ingrepen in de indeling van het complex waren noodzakelijk, maar zon­ der het monumentale karakter van het klooster geweld aan te doen; het gebouw staat op de lijst van Wederopbouwmonumenten. Ook kreeg het vernieuwde klooster een nieuwe stedenbouw­ kundige functie die past bij de toekomstige herontwikkeling van de rest van het terrein tot woonzorgomgeving. Architect Matthijs Bouw van One Architecture koos voor drie leidende architectonische

kenmerken in de transformatie van het klooster: de indeling van de gebouwen – kapel, klokken­ toren, binnenhoven, bijgebouwen, bedden­ vleugels – rondom de kloostertuin, respect voor de religieuze identiteit en de constructie van een betonnen binnenwerk omhuld door een bakstenen schil. Dit laatste, typische jaren vijftig gegeven wordt op meerdere plekken blootgelegd. Eén van de zusterhuizen werd bijvoorbeeld doorgezaagd en maakte plaats voor parkeerplaatsen. In het plaveisel daarvan zijn de contouren van de oor­ spronkelijke beddenvleugel gemarkeerd door donkere stenen. Op het zaagvlak werd een glazen pui geplaatst, waardoor de betonnen draag­ constructie zichtbaar is. Het overige deel van de vleugel werd bedekt met glasmozaïeken en zalmkleurige tegels met reliëfafbeeldingen van ingewanden. De oude en nieuwe functie van het complex worden met deze kunstwerken extra benadrukt. De vernieuwde indeling van het kloostercomplex bestaat nu uit de bloedbank, geplaatst in het door­ gezaagde zusterhuis en in de ommegang rondom de kloostertuin, en de rest van het gezondheids­ centrum, geplaatst in de gebouwen van het voor­ malige klooster. De centrale ingang is geplaatst in de voormalige klokkentoren. Omdat de vloeren uit de toren verwijderd zijn, komt er nu veel licht binnen en ontstaat een ruimtelijk effect. Vanuit de entree lopen bezoekers door naar de voormalige kloosterkapel waarin een nieuw trappenhuis is geplaatst. Met de overige ruimten in het klooster is slim gepuzzeld om tot tien zelfstandige zorg­ units te komen met eigen wachtkamer en perso­ neelsruimte. Het sober uitgevoerde klooster is van oudsher voorzien van fraaie glas-in-loodramen, met name in de kapel. In de renovatie is deze lijn A5 NR 30 / februari 2010

35


doorgetrokken en werden nieuwe glas-in-lood­ werken van kunstenaar Barend Strik toegevoegd, onder meer voor de gevel van de bloedbank en voor de wachtkamers. Ook is er nadrukkelijk nagedacht over de relatie van het gezondheidscentrum met de buurt. Als het omliggende terrein wordt herontwikkeld – vanaf eind 2010 – gaan de doorgangen in het voormalige klooster fungeren als passages in de in de nieuwe buurt. Binnen openingstijden kunnen bezoekers en voorbijgangers zo door het gezondheidscentrum van de ene naar de andere kant van de Ziekenhuisbuurt lopen.

ACHTERGROND PARTNER Jan Visser (gemeente Alkmaar) & Kees Fortuin (Fortuin sociale gebiedsontwikkeling)

De transformatie van het kloostercomplex duurde tweeënhalf jaar; dat is snel voor een dergelijk project. De totale bouwkosten bedroe­ gen 7,5 miljoen euro. Gezondheidscentrum Jozef is geselecteerd voor de shortlist van de Hedy d’Anconaprijs voor excellente zorg­ architectuur 2010 en ontving een hoge aan­ beveling in de categorie Gezondheid op het World Architecture Festival in november 2009 in Barcelona.

› www.kei-centrum.nl/projecten/ gezondheidscentrumjozef

Overstad centrum 36

// KEI-KENNIS


Overstad sociaal duurzaam Alkmaar verdubbelt met Overstad haar centrum. Van een rommelig en anoniem bedrijventerrein naar een levendig en eigentijds stadsdeel, hoe doe je dat? Al in de aanbestedingsfase worden sociale criteria bij de gunning meegewogen. Waarop beoordeel je de sociale kwaliteit van de plannen van een ontwikkelaar? En wat levert dat op? Tot de tweede wereldoorlog bleef Alkmaar een kleine stad met een prachtig renaissancecentrum. Aan de overkant van het Noord足 hollands Kanaal, pal naast het centrum, ontwikkelde de polder Huiswaard zich tot een bedrijventerrein, en in de tachtiger jaren kwam hier de eerste grootschalige detailhandel. Alkmaar zelf groeide ondertussen snel. De stad is om de polder, die inmiddels Overstad heet, heen gegroeid. Veertig hectare ligt er nu, een eiland midden in de stad, omsloten door een spoorlijn en water. De woongerelateerde detailhandel is met 55.000 vierkante meter bruto vloeroppervlak vergelijkbaar met Rotterdam Alexandrium en Amsterdam Arena. Maar hoewel er goede winkels zitten is het aanbod versnipperd. De betekenis van Alkmaar voor de regio (700.000 inwoners) is groot. Circa zeventig procent doet zijn aankopen in het centrum van A5 NR 30 / februari 2010

37


Impressies van toekomstig Overstad door Urhahn Urban Design, ontwerpers van het stedenbouwkundig plan 38

// KEI-KENNIS


Alkmaar. Het centrum trekt 1.4 miljoen bezoekers per jaar. Het plan is Overstad als centrumgebied ontwikkelen, gekoppeld aan het oude centrum van Alkmaar. Dat is een once-in-a-lifetime opportunity, die om zorgvuldige keuzes vraagt. Proces en opgave De uitgangssituatie is complex. Het gebied kent ongeveer veertig eigenaren met veel invloed in de Alkmaarse politiek. Na een proces, waarin gemeente en eigenaren regelmatig de koppen bij elkaar staken en bij tijd en wijle de degens kruisten, nam de gemeente de regie. Er ligt een masterplan van Adriaan Geuze (West8), er is een markt­ oriëntatie uitgevoerd en de gemeenteraad heeft de ontwikkelingsvisie bekrachtigd. Met het oog op risicospreiding, marktkennis en onder­ nemerschap is besloten om een marktpartij te selecteren voor de uit­ voering van de gebiedsontwikkeling, samen met de gemeente in een CV/BV constructie. De gemeente koos voor aanbesteding van de gebiedsontwikkeling op basis van een concurrentiegerichte dialoog. Overstad moet een levendig en eigentijds nieuw stadsdeel worden van alle Alkmaarders, verbonden met – en aanvullend op – het naast­ liggende oude stadscentrum. De opgave van de gemeenteraad omvat onder meer de versterking van Alkmaar als koopstad voor Noord West Holland, het realiseren van 2000 woningen – met daaraan gekoppeld voorzieningen (onderwijs, zorg en welzijn), cultuur en leisure – en het stimuleren van de stadseconomie. Sociale criteria In 2006 kwam er steeds meer belangstelling voor het in een vroege fase verbinden van de fysieke en de sociale opgave. Maar hoe doe je dat? Voor de fysieke ontwikkeling liggen volop modellen, concepten, werkwijzen en functies klaar, maar voor de sociale ontwikkeling bestaan die niet. Bovendien kent het sociale domein veel partijen en is het binnen de gemeente versnipperd georganiseerd. Voor Overstad werd een sociaal supervisor (Kees Fortuin) gecontracteerd, met ervaring in andere gebiedsontwikkelingsopgaven in Nederland. De sociaal supervisor had een belangrijke inbreng in de selectie­ procedure voor de ontwikkelaar. De inzendingen van de marktpartijen werden beoordeeld aan de hand van een set sociale criteria. Voor hen was dit nieuw. Daarom was het goed dat er een aantal dialoogrondes plaatsvonden, waarin over en weer gezichtspunten konden worden uitgewisseld en verhelderd. In de dialoog is bijvoorbeeld uitgebreid stilgestaan bij de noodzaak van sociale duurzaamheid. Andere criteria A5 NR 30 / februari 2010

39


hadden onder meer betrekking op strategieën om tot een hoogwaardig beleefde ruimte te komen, op de organisatie van het gebiedsmanage­ ment en op sociale strategieën in de transitiefase. Januari 2007 startten de voorbereidingen voor de aanbesteding. In de consultatiefase zijn de gunningscriteria toegelicht. Met de winnende partij, een consortium van vier marktpartijen is van februari 2009 tot juni 2009 de gunning afgerond in een samenwerkingsovereenkomst, die eind juni is getekend. Momenteel wordt de CV/BV opgericht en is de uitvoering van het project gestart. Deze procedure heeft tot een uitstekende uitgangspositie geleid om sociale kwaliteit te realiseren. Organische ontwikkeling en sociale duurzaamheid De organische aanpak maakt deze gebiedsontwikkeling innovatief. We vertrekken vanuit de bestaande sociale, culturele en economische structuren en faciliteren deze in een ontwikkeling waarbij waarde gecreëerd wordt. We pakken de roots van Overstad op, bouwen ze uit en organiseren ze verder. Momenteel werken we aan een ‘cultuurhistorische biografie’ van Overstad waarin allerlei betrokkenen hun herinneringen en toekomstbeelden inbrengen. Daarmee ontstaat continuïteit. Het plan besteedt veel aandacht aan de individuele ‘stijgingsroutes’ die startende ondernemers, kunstenaars en bewoners kunnen door­ lopen. Je kunt in Overstad terecht als je nog een leven voor je hebt en je hoeft er niet weg als je slaagt in je levensmissie. Daarmee kan lang­ durige binding ontstaan en die genereert duurzaamheid. Sociale gemeenschappen ontstaan meteen al tijdens de transitiefase. Dat wordt onder meer gestimuleerd met collectief particulier opdracht­ geverschap. We faciliteren ook de vorming van een creatief milieu. Daarbij sluiten we aan bij ondernemende creatieven. Vanaf het begin mikken we ook op ‘eigen kweek’. De culturele sector wordt maximaal betrokken bij de ontwikkeling. Ontwikkeling vitale gemeenschap Verder zetten we een organisatie voor gebiedsmanagement op die zich met de ontwikkeling van een vitale gemeenschap zal bezighouden. Daarmee overstijgt het plan het niveau van ‘schoon heel en veilig’ en kan worden gewerkt aan een gemeenschap die voor een groot deel zelf de sociale kwaliteit van Overstad draagt. Ook dit gebiedsmanagement ontwikkelt zich organisch. Dit wil zeggen dat het al in de transitiefase

40

// KEI-KENNIS


wordt opgezet, waarna het zich verder zal ontwikkelen en uiteindelijk gedragen zal worden door de eindgebruikers. De kwaliteit van de publieke ruimte staat of valt met het gebruik door bezoekers en gebruikers. Zo ontstaan de beelden die aan Overstad gekoppeld raken en die haar identiteit markeren. Mentale adoptie van de ruimte door het publiek is daarbij van strategisch belang. Het gebiedsmanagement stimuleert en ondersteunt dit proces. Woningen en voorzieningen worden zodanig ontwikkeld dat ze veranderingen in de toekomst op kunnen vangen. Het gevoel van eigenaarschap van bewoners zal met nieuwe sociale arrangementen worden versterkt. Vervolg De rol en taak van de sociaal supervisor is verder in ontwikkeling. Momenteel werkt hij samen met de stedenbouwkundig supervisor aan de integratie van sociale en fysiek-ruimtelijke perspectieven op het gebied. Ook daarbij neemt organische ontwikkeling een grote plaats in. De supervisoren nemen deel aan een kwaliteitsteam dat ingediende plannen beoordeelt. Als basis zal een sociaal toetsingskader worden ontwikkeld. Binnen de gemeente heeft de afdeling Samenleving een sociaal culturele gebiedsvisie ontwikkeld. Daarin wordt aan de hand van een aantal thema’s inhoud gegeven aan Overstad. Centraal staat dat inwoners van Alkmaar en omgeving zich Overstad toe-eigenen en het opnemen in hun beeld van de stad. Overstad moet een integraal en gewaardeerd deel uitmaken van hun ‘thuisgevoel’.

› www.kei-centrum.nl/projecten/overstad

A5 NR 30 / februari 2010

41


RECENTE LITERATUUR Een selectie van recent verschenen vakboeken.

> www.kei-centrum.nl/documentatie

01

Knikflats, Rotterdam 1999-2009 Renovatie van 704 woningen in vier flat­ gebouwen in Ommoord Marieke Kolsteeg, Marten Kuijpers en Rick Wessels (samenstelling), Woonbron, Rotterdam, 2010, bestellen: www.woonbron.nl

Waar de meeste galerijflats in de Bijlmermeer door de sloophamer zijn verdwenen, laat de Rotterdamse jaren ’60 wijk Ommoord een andere strategie zien. Een renovatie met wonen in de plint. Wat begon met een bewonersvraag voor nieuwe galerijhekjes, mondde uit in een nieuwe manier van wonen. Na een traject van tien jaar zijn vier flats met 704 woningen gerenoveerd. Nieuwe huurders maken op basis van leefstijl hun woonkeuze. De corporatie en ontwerper kijken terug op resultaat en traject en legden dit vast in het boek Knikflats, Rotterdam 1999-2009. Architect Lotte Stam-Beesse legde de basis voor de stedenbouwkundige structuur van de wijk, volgens de moderne uitgangspunten van functiescheiding en de industriële wijze van woningbouwproductie. Lange tijd kende de wijk een gelijkgestemde bewoners­ groep die nu gezamenlijk oud wordt. De komst van andere bewonersgroepen, samen met de gedateerd­ heid van de woningen, waren voor Woonbron aan­ leiding om een vernieuwingstraject aan te gaan waarbij de ruimtelijke kwaliteiten van Ommoord bewaard blijven. Renovatie samen met de woonstijl­ benadering moet er voor zorgen dat het prettig samen­ leven is in de flats. Een kanttekening: de aanpak van alleen de flats zal op termijn niet volstaan, deze is te klein van schaal om de wijk blijvend goed te laten functioneren.

42

// KEI-KENNIS

02

Manifest Eropaf! 2.0 Tien kernwaarden Marc Rakers en Max A. Huber Stichting Eropaf!, Amsterdam, 2009, ISBN 978 90 815 002 2 7, bestellen: www.eropaf.org

De sociale stijging van wijkbewoners en de aan­ pak van sociaal-economische problematiek staat centraal in de wijkaanpak. Inmiddels worden via de ‘achter-de-voordeur-benadering’ de vragen bij bewoners opgehaald en wordt op een coördinerende wijze naar oplossingen gezocht. Van oudsher werkt de sociale sector op deze outreachende manier. De opstellers van het manifest Eropaf! 2.0 zien bij deze manier van werken tal van discussies over morele en juridische grenzen oplaaien. Hoe ver mag de overheid gaan, wat zijn de onderliggende sociaal-maatschappelijke opvat­ tingen, wat is het doel? Om effectief en integraal te werken aan het oplossen van problemen is een wisseling van perspectief nodig in de gehele sociale sector – met inbegrip van zorg, welzijn, politie, onderwijs, wonen. De kracht van outreachend werken zit in het veel nauwer op elkaar aansluiten van wonen, zorg en welzijn, zonder dat dit ten koste gaat van de kerntaken van de verschil­ lende partners. Dit vraagt een andere professionele mentaliteit in het systeem van de instituten en die van de uitvoerende professionals. Naast professiona­ liteit vraagt het ook om het vermogen en de ruimte om regels op te kunnen rekken en belemmeringen weg te nemen. De auteurs stellen in dit manifest tien kernwaarden op die nodig zijn om deze omslag naar het outreachend werken te maken, met inbegrip van de competenties van betrokken organisaties en profes­ sionals. Het manifest sluit aan bij de oproep tot Welzijn Nieuwe Stijl, die vraaggericht is, uitgaat van de eigen kracht van de burger en zijn omgeving en een professional die, als dat nodig is, direct op de problemen af gaat. Bij deze aanpak is ruimte voor de kennis en kunde van de professional. Hij of zij is streetwise en verstaat de taal van de straat.


04 03

Omstreden ruimte Over de organisatie van spontaniteit en veiligheid Hans Boutelier, Nanne Boonstra, Marcel Ham (red.) Uitgeverij Van Gennep, Amsterdam, 2009 ISBN 978 90 5515 452 4, bestellen: www.uitgeverijvangennep.nl

De publieke ruimte als plek voor alledaagse ont­ moeting, uitwisseling en het ontstaan van sociale cohesie. Dit is het beeld van veel beleids­makers, zo is te lezen in recente adviezen van de VROM-raad en het Planbureau voor de leef­omgeving. In de media verschijnen dagelijks berichten over het verbod op samenscholingen, cameratoezicht en het zero-tolerance optreden van politie. Hoe ontstaat deze tegenstelling tussen het wensdenken van het ontmoeten op straat en de negatieve waardering en veiligheid van de openbare ruimte? En, belangrijker, waar ligt het kantelpunt voor een goed functio­ nerende openbare ruimte? De redacteuren van de bundel Omstreden ruimte maken zich zorgen over het geleidelijk verdwijnen van de spontaniteit in het gebruik van de publieke ruimte. Zij vroegen criminologen, sociologen en politicologen te schrijven over de spanning tussen regulering en spontaniteit op concrete plekken in de samenleving als pleinen, uitgaansgebieden, winkelcentra en openbaar vervoer. Zij gaan in op overlast, regulering, toe-eigening en herovering, commercialisering en crowd control. De kwaliteit van de publieke ruimte ligt bij de diver­ siteit in gebruik met de daarbij horende fricties, concluderen de redacteuren. In deze publieke ruim­ te is plek voor alledaagsheid, in de mogelijkheid van ontmoetingen tussen mensen die elkaar normaal niet treffen en zelfregulering.

City in Sight Dutch Dealings with Urban Change Jan Willem Duyvendak, Frans Hendriks, Mies van Niekerk (eds.) Nicis Institute, Amsterdam University Press, Amsterdam, 2009, ISBN 978 90 8964 169 4, bestellen: www.aup.nl

Als afsluiting van het vijfjarig onderzoeksprogramma Stedelijk innovatie programma (STIP) verscheen het boek City in Sight. Deze Engelstalige uitgave bundelt de onderzoeken naar de doelen en resultaten van stedelijk beleid – herstructurering, probleem­ wijken, stedelijke economie, migrantengemeen­ schappen, burgerschap, participatie en goed bestuur. Bij deze onderzoeken is een vraag leidend: levert het beleid op wat ervan verwacht wordt? De beleids­ discussies worden aan de hand van drie onderwerpen gepresenteerd: stedelijke herstructurering en gebieds­ gerichte aanpak, actief burgerschap en bestuur. Uit de verschillende onderzoeken komt naar voren dat de werelden van beleid en praktijk nog steeds gescheiden zijn, mythes stand blijven houden en beleid ongewenste gevolgen tot resultaat heeft. Interessant zijn de nieuwe oplossingen en accent­ verschuivingen in beleid die de wetenschappers aandragen. Gemengde buurten worden in de praktijk nog steeds gezien als de oplossing voor achterstandswijken, terwijl onderzoek laat zien dat sloop-nieuwbouw niet het gewenste resultaat oplevert. Onder de nieuwe middenklasse-inwoners zijn er maar weinig die de oude wijkbewoners een helpende hand bieden en buurtbewoners die gedwongen worden te verhuizen voelen zich sociaal ongewenst. De aanpak moet zich richten op de emotionele binding van bewoners met de buurt en daardoor hun betrokkenheid met de buurt vergroten. Ook is het tijd om op een andere wijze naar partici­ patie en burgerschap te kijken. Burgerschap is nog steeds vitaal, maar door veranderingen in de samen­ leving functioneert het op een andere wijze. Door goed te kijken naar motieven van burgers die zich inzetten, kan de participatie zich verbreden en diver­ ser van vorm worden. Verder liggen in de sfeer van governance kansen bij coproductie van maatschappelijke organisaties en het mogelijk maken van frontlijnsturing, die zowel vanuit het instituut als de praktijk opgepakt moet worden.

A5 NR 30 / februari 2010

43


V A Verkiezingen Wat zijn de belangrijkste voorstellen op het gebied van stedelijke vernieuwing in de programma’s voor de gemeenteraadsverkiezingen? Jeroen van der Velden

Begin maart gaan we weer naar het stemlokaal om onze politieke vertegenwoordiging te kiezen binnen de gemeente. De afgelopen maanden zijn in honderden vergaderzaaltjes de laatste wijzigingen in de verkiezingsprogramma’s bediscussieerd. Wat zijn de beleidsvoornemens van de politieke partijen op het gebied van de stedelijke vernieuwing? Wat direct opvalt in de programma’s is dat, in tegenstelling tot de vorige gemeenteraads­ verkiezingen, het wijkgerichte werken gemeen­ goed is geworden bij de lokale politici. Alle partijen vinden de wijk een relevant beleids­ niveau om bepaalde problemen aan te pakken. De rol van de gemeente hierin verschilt per partij. Ook het binnenstedelijk bouwen, duurzaamheid en burgerparticipatie zijn thema’s die door de meeste partijen als belangrijk worden ervaren. Verder willen alle partijen meer inzetten op vraaggericht bouwen. Wat die ‘vraag’ precies

44

// KEI-KENNIS

inhoudt, is een twistpunt. Rechts en centrum­ links zetten in op bouwen voor midden- en hogere inkomens. Links (lees: de SP) wil vooral de sociale woningvoorraad op peil houden. Opvallend is dat de verkiezingsprogramma’s niet of nauwelijks ingaan op de stevige bezuinigings­ opgave. Merkwaardig, aangezien de eerste finan­ ciële gevolgen van de recessie al dit jaar op het bordje van de gemeenten komen te liggen. De gemeenten zullen indirect de gevolgen onder­ vinden van bezuinigingen bij corporaties en de terugtrekkende beweging van veel marktpartijen. We hebben de analyse van de programma’s op het gebied van stedelijke vernieuwing opgeknipt in de thema’s Wijken, Wonen en Bouwen en Participatie. Wijken Alle partijen noemen wijkgericht werken in verschillende hoedanigheden. D66 gelooft in veerkrachtige stadswijken en een faciliterende overheid: biedt bewoners in coproductie de kans om hun eigen woonomgeving vorm te geven. Zorg voor goed openbaar groen, voor veiligheid en stimuleer particuliere woningverbetering. De meeste andere partijen zien juist een pro­ actieve regierol van de overheid in de wijk. Het CDA noemt expliciet het terugbrengen van sociale samenhang in de wijken, het buurtgevoel. Hierbij hoort een harde aanpak van overlast en illegale verhuur. Ook de VVD, PvdA en de Leef­ baar-partijen zijn voor een harde aanpak van overlast. PvdA en de Leefbaar- partijen gaan hier het verst in. GroenLinks en de SP zijn meer terughoudend. De SP is op alle terreinen het sterkst wijkgericht. De wijkagent en de wijkverpleegkundige moeten terugkeren in elke wijk. In de grotere steden moet elke wijk een Wmo-loket krijgen. In meerdere SP-programma’s worden buurthuizen genoemd voor iedere wijk. Buurtbeheer van de openbare


ruimte moet worden bevorderd. GroenLinks wil dat veiligheid meer vanuit de wijk wordt georganiseerd, dus wijkbeheerders, wijkagenten en buurtvaders. Ook de PvdA wil wijkagenten in elke wijk. Wonen en bouwen De meeste partijen zetten in op binnenstedelijk bouwen en daarmee bescherming van het buiten­ gebied. GroenLinks is het meest expliciet. Alleen de VVD en de Leefbaar-partijen vinden dit over het algemeen geen belangrijk thema. Voor hen is het voorzien in de vraag naar kwalitatief goede woningen meer van belang. Alle partijen willen de komende raadsperiode het vraaggestuurd bouwen stimuleren. In de grotere steden zetten daarom de meeste partijen in op meer woningen voor midden- en hoge inkomens, behalve de SP. De motieven hiervoor zijn vaak dezelfde: het lostrekken van de woning­ markt door doorstroming, differentiatie van bevolking in de oude wijken en vasthouden van hogere inkomens en gezinnen. Dit kan op ver­ schillende manieren. Veel programma’s van rechtse partijen genoemd, inclusief het CDA, noemen meer verkoop van sociale huurwoningen. De SP wil juist behoud van goedkope sociale woningen, dus minder sloop en verkoop. In de grote steden wil de SP minimaal vijftig procent van de nieuwbouw sociaal bouwen. Bovendien moet in deze steden een gemeentelijk woning­ bedrijf worden opgezet dat kan garanderen dat wonen bereikbaar blijft voor mensen met een te kleine beurs. Dit kan worden beschouwd als directe kritiek op woningcorporaties. Alle partijen noemen (al dan niet betaalbare) woningen voor (startende) gezinnen in de stad als prioriteit. PvdA en VVD benadrukken voortgang van de fysieke herstructurering van de woningvoor­ raad. SP wil juist meer renovatie en minder

Een bondige analyse maken van de honderden verkiezingsprogramma’s is nagenoeg een onmogelijke opgave. Daarom is hier gekozen voor een analyse van de modelprogramma’s die als leidraad dienen voor de lokale fracties. Daarnaast is per landelijke partij steekproefsgewijs een drietal lokale verkiezingsprogramma’s gebruikt en verder natuurlijk de programma’s van de belangrijkste lokale partijen. Deze laatste worden hier voor het gemak ‘de Leefbaar-partijen’ genoemd, al zal niet elke lokale partij zichzelf onder deze vlag willen scharen. Bij het ter perse gaan van deze A5 waren de verkiezingsprogramma’s van de PVV Almere en Den Haag nog niet openbaar.

sloop-nieuwbouw. CDA en SP vinden afspraken tussen overheid en corporaties over sloop-nieuw­ bouw en renovatie noodzakelijk. Participatie Bijna alle partijen noemen burgerparticipatie als belangrijk thema. D66 pakt dit thema in de meest brede zin op: biedt bewoners de mogelijk­ heid om hun eigen bestaan vorm te geven, in coproductie. Participatie krijgt verschillende vormen in de programma’s. Bewonersinitiatieven stimuleren met bewonersbudgetten wordt het vaakst genoemd. De Leefbaar-partijen willen vooral veiligheidsprojecten van bewoners onder­ steunen. De Partij voor de Dieren noemt in haar modelprogramma het ondersteunen van vrij­ willigers en het stimuleren van vrijwilligers­ projecten. De SP wil buurtbeheer van openbaar groen bevorderen; het CDA wil het inrichten van de openbare ruimte met bewoners samen gaan doen.

› www.kei-centrum.nl/ vraagenantwoord

A5 NR 30 / februari 2010

45


46

// KEI-KENNIS


ontwerp: Tot en met ontwerpen

47

A5 NR 30 / februari 2010


/// NETWERK

ACTIVITEITEN ///////////////////////////////////

KEI-atelier: Particuliere woningvoorraad in krimp­ regio’s. Vastgoed­vraagstuk of sociale opgave? Anouk Schuitemaker Waardeverlies van de particuliere woningvoor­ raad in krimpregio’s is in eerste instantie een probleem voor de eigenaar. Maar als grote groepen particulieren in benarde posities terechtkomen, ligt hier wel degelijk een maatschappelijke opgave.

48

/// KEI-NETWERK

Afhankelijk van de mate van krimp moet gezocht worden naar een slimme combinatie van sociale projecten of vastgoedstrategieën. Deze en andere conclusies kwamen naar voren tijdens het KEIatelier Particuliere woningvoorraad in krimp­ regio’s van 17 september 2009. Volgens de prognoses zal de Nederlandse bevol­ king tot 2038 toenemen tot 17,5 miljoen inwoners en vervolgens krimpen. Parkstad Limburg, Eems­ delta, Oost-Groningen en Zeeuws-Vlaanderen zijn koploper en hebben nu al te maken met krimp. Door toenemende vergrijzing krijgen krimpregio’s eerst te maken met huishoudens­ verdunning voordat huishoudensdaling optreedt. Huishoudensdaling en daardoor een verminderde woningvraag, zorgt voor langere verkooptijden, lagere woningprijzen of bijkans onverkoopbare woningen. Door woningen uit de markt te nemen is het de bedoeling dat een nieuw evenwicht ontstaat en woningprijzen stabiliseren. Tot die tijd is prijs­ daling onvermijdelijk. De vraag is dus: hoe kun je het waardeverlies zo laag mogelijk houden en naar draagkracht verdelen? Woningcorporaties hebben de mogelijkheid om desinvesteringen te compenseren met winsten elders. Particulieren moeten het verlies zelf dragen, maar dat lukt niet iedereen. Tijdens het KEI-atelier werd gesproken over verschillende krimpstadia. Bij een stabiliserend bevolkingsaantal liggen de oplossingen in het toepassen van instrumenten voor particuliere woningverbeteringprojecten. Een voorbeeld hiervan is het Friese experiment ‘Aanpak rotte kiezen’, waarbij woningcorporaties, plattelands­ organisaties en provincie samenwerken aan het opknappen van verpauperde particuliere panden. Bij forse leegstand zijn rigoureuzer ingrepen noodzakelijk en moeten wijken getransformeerd worden. Een ‘bad bank’ kan een oplossing zijn.


Dit is een grondbank waarin overtallige voor­raad wordt ondergebracht waaruit op lange termijn, door transformatie naar functies zoals natuur en recreatie, waarde te gelde gemaakt kan worden. Tijdens het Atelier zijn verschillende oplossingen genoemd. Het zoeken naar meer oplossingen en doen van onderzoek moeten duidelijk maken welke aanpak per plek of stadium geschikt is.

› www.kei-centrum.nl/ atelierkrimp

///////////////////////////////////

Werksessies: ‘Sociaal en fysiek verbonden. Het geheim van het hoe.’ Bram Heijkers Najaar 2009 organiseerde KEI met WenDmanage­ ment op verzoek van de G32 drie werksessies in Deventer, Dordrecht en Eindhoven. Deze werden door zo’n honderd deelnemers van gemeenten en corporaties bezocht. Aanleiding was de G32/ KEI-publicatie Sociaal en fysiek verbonden. Het geheim van het hoe. Koppel de sociale en de fysieke wijkaanpak aan elkaar. Een breed gedragen streven dat in de praktijk vaak weerbarstig is. In Het geheim van het hoe kwamen vijf aanbevelingen aan de orde: verbind eerst op inhoud en daarna op geld en vorm; durf de controle los te laten; investeer in de duurzame wijkprofessional; geef aandacht aan de ‘chemie’ tussen mensen en tot slot: accepteer en benut de frustratie van impasse en de kracht van crisis.

Het doel van de werksessies was om concreet aan de slag te gaan met deze vijf aanbevelingen. Na een toelichting van Karin Doms, medeauteur van de publicatie, werden de aanbevelingen in subgroepen besproken volgens de intervisie­ methode. Enkele geheimen ontrafeld Tijdens de sessies zijn verschillende aanbevelingen uitgediept. Bijvoorbeeld de eerste aanbeveling over beginnen bij de inhoud, niet bij geld en vorm. De start is bepalend voor de verwachtingen die je creëert bij de anderen. En een goed verwach­ tingenmanagement is het halve werk. Heb daar­ bij ook oog voor de niet bedoelde verwachtingen, die onbedoeld een neveneffect kunnen zijn. Ook het ontbreken van chemie is een herkenbaar struikelblok. Chemie heeft veel te maken met houding en gedrag. Begin daarom niet meteen met je ergeren aan de ander. Heb je eigen houding en gedrag in beeld, weet waar je allergie voor anderen zit en wat jouw houding en gedrag kunnen oproepen. Cruciaal is ook de ander willen begrijpen, zonder dat is werken aan chemie zin­ loos. En bespreek open elkaars waarden en over­ tuigingen. De controle loslaten is een leerpunt in de huidige afrekencultuur. Tijdig scherpe kaders en grenzen stellen bij onderlinge samenwerking en bewonersparticipatie biedt daarvoor ruimte. Zorg dat je weet wat de ander beweegt en bouw prikkels in tot het nemen van eigen verantwoor­ delijkheid.

› www.kei-centrum.nl/ g32werksessies

A5 NR 30 / februari 2010

49


///////////////////////////////////

Stadslab revisited: Gouda Oost Annette Duivenvoorden In oktober 2009 ging het Stadslab van KEI voor de tweede maal op bezoek in Gouda Oost. Tijdens het eerste bezoek van het Stadslab in april 2008 stonden de plannen voor het centrumgebied in de wijk centraal. Het Stadslab raadde de partijen aan om eerst een langetermijnvisie op de wijk te maken alvorens een concrete invulling te geven aan het centrumgebied. De gemeente, Woonpartners Midden-Holland en Mozaïek Wonen pakten de handschoen op en lieten One Architecture een essay schrijven over de toekomst van Gouda Oost. Hierin wordt de fysieke wijkvernieuwing eilandsgewijs aan­ gepakt. Stap voor stap komen de verschillende deelgebieden aan de beurt. Wat daar precies gaat gebeuren, staat nog niet vast. Met deze visie in de hand werd het Stadslab opnieuw uitgenodigd om Gouda Oost te adviseren over het tot stand brengen van een gemeenschappelijk draagvlak voor de vernieuwing. Een duidelijker stem Het Stadslab sprak zijn waardering uit voor de gezette stappen in Gouda Oost, waar in anderhalf jaar tijd in de wijkontwikkeling op ruimtelijk niveau veel flexibiliteit is ingebracht. Ook hebben de bewoners een duidelijker stem in de vernieu­ wing gekregen. Het Stadslab constateerde wel dat in de visie nog niet helder is waar de wijkvernieuwing precies aan moet bijdragen en wat de bewoners er aan hebben. Omdat dit gezamenlijke verhaal nog ontbreekt, bestaat de kans dat onderlinge fricties

50

/// KEI-NETWERK

te veel aandacht krijgen. Het Stadslab adviseerde deze sociaal-maatschappelijke agenda op korte termijn op te stellen en goed na te denken over de procesinrichting. Deze moet meebewegen met veranderende omstandigheden. Hiertoe stelde het Stadslab een processtructuur voor met een combinatie van programmamanagement op wijkniveau en projecten in deelgebieden. Het programmamanagement definieert de projecten vanuit de overkoepelende visie en evalueert deze, waarbij projecten mogelijk aan­ leiding geven tot een verandering van het pro­ gramma en de visie. Deze structuur biedt goede aanknopingspunten voor het organiseren van bewonersparticipatie en gemeenschappelijk draagvlak. Bewoners weten vooraf wanneer ze waarover meepraten en kunnen beter inhoud geven aan hun rol als comaker.

› www.kei-centrum.nl/stadslabgouda


Nederland / Amsterdam, Bob en Ivar zitten in een zelfgebouwde iglo aan de Lijnbaansgracht

Nunavut / Canada Inuit jager bouwt een iglo om in te slapen tijdens de ijsberenjacht

A5 NR 30 / februari 2010

51


zin in zaken Zuid-Afrika Er is meer tussen business en beleid sociaal ondernemerschap als vliegwiel voor ontwikkeling in de townships in Kaapstad. Kristien van den Oever (Stadia BV) Bij onze aankomst is Kaapstad winderig, nat en guur. We duiken snel onder de warme dekens, want de volgende morgen om negen uur begint onze train- de trainerworkshop over sociaal ondernemerschap. Dit is de aftrap van de Social Business Plan Competition in Kaapstad. Organisator is The Business Place, een ondernemerscentrum gelegen in Philippi, één van de grootste townships in Kaapstad. Wij zorgen voor de kennisoverdracht. Aanleiding voor de reis naar Kaapstad is Urban Matters, een programma van Cordaid, gefinancierd door het Ministerie van VROM en gekoppeld aan het Nederlandse ‘Vogelaarwijken’-beleid. In het programma ligt de focus op wijken in drie wereldsteden, Kaapstad in Zuid Afrika, San Salvador in El Salvador en Kisumu in Kenia. Nederlandse bedrijven zet­ ten kennis en expertise in voor een integrale aanpak van de problemen op wijkniveau. Waterbedrijven adviseren lokale overheidsorganisaties en aan Nederlandse planologen de uitdagende rol om met lokale experts de organische en illegale groei van deze wijken te managen. Naast de infrastructurele aanpak is een sociaal-economische verster­ king dringend gewenst. In de township Philippi is amper economische activiteit. Er is veel armoede en werkloosheid. Veel jongeren hangen zonder perspectief rond in de buurt en zoeken hun heil in crimina­

52

/// KEI-NETWERK


liteit. Het ontbreekt hier aan voorzieningen als kinderopvang, uitzend­bureaus en empowerment-centra. Zelfs de lokale buurt­ kioskjes ont­beren zakelijk inzicht en initiatief. De training Vijftien business consultants van lokale adviesbureaus, een nationale jongerenorganisatie en de NGO Learn to Earn wachten ons op in een krap leslokaal. Al snel uit een deelnemer haar twijfel. Zij adviseert businesses en stuurt mensen die maatschappelijke projecten organiseren door naar de overheid. Haar collega’s delen deze werkwijze; er blijkt voor ons nog een heel veld te winnen. Sociaal ondernemerschap gaat juist over het combineren van zakelijk inzicht met maatschappelijke doelen. Het stimuleren van eigen initia­ tief en ondernemerschap vergt toch al een krachtinspanning in de town­ships. ‘Tijdens de apartheid werd de zwarte bevolking alle econo­ mische initiatief en rechten ontnomen. Bij de aantreding van het ANC werd hen verteld dat de regering voor hen zou zorgen. Weinig grond voor economische dynamiek’, vertelt een deelnemende beleids­ medewerker. Is het wel een goed idee om de wedstrijd sociale bedrijfsplannen, die we in Nederland als een instrument voor wijkaanpak aanbieden, te ‘kopiëren’ naar de vaak schrijnende situaties in de sloppenwijken? Wijken waar het ontbreekt aan de meest basale infrastructuur en mid­ delen en mogelijkheden van de overheid. Hoe kun je dat verge­lijken met de Vogelaarwijken, waar zorgverleners en welzijnsverstrekkers elkaar beconcurreren? Bewustwording In Kaapstad was het eerste doel dan ook bewustwording. Bewust­ wording dat er meer is tussen overheidsafhankelijke projecten en business. Dat voor de aanpak voor maatschappelijke problemen niet gewacht hoeft te worden op anderen. Niet zelden hebben direct betrokkenen het probleem, of de vraag achter de vraag, scherper op het netvlies en kunnen zij die op een efficiënte manier aanpakken. Het resultaat van de wedstrijd in Kaapstad toont aan dat deze inspringt op hiaten in de markt en overheid: een onderneming voor glasrecycling, vakbekwaamheids- en ondernemerschapstrainingen voor gehandicapte bewoners, Harvest of Hope – het linken van het aanbod van biologische boeren aan consumenten uit de buitenwijken. Dit is slechts een greep uit de lijst van winnaars.

› www.kei-centrum.nl/zininzaken A5 NR 30 / februari 2010

53


YURP COLUMN YURPS COLUMN We have a dream

Violette Baudet (One Architecture) en Fennie Kerdijk (Ymere)

Zwitserland is tegen de minaret. Meer dan de helft van de Zwitsers stemde nee bij het referendum in november. Is deze uitslag verwonderlijk? Niet echt. Het feit dat er een volksreferendum wordt gehouden waarmee aan een grondrecht wordt getornd (vrijheid van godsdienst) zegt genoeg. In Zwitserland, net als in andere landen in Europa, is de weg naar het vanzelfsprekend samenleven van verschillende culturen nog heel lang.

Al decennialang gaat het publieke debat in Europa over vraagstukken rondom immigratie, vrijheid van godsdienst tegenover vrijheid van meningsuiting, clashes of cultures en tolerantie. Met aan de ene kant het kamp van de cultuurpessimisten en aan de andere kant de multiculturalisten vliegt men elkaar in de haren tijdens politieke en wetenschappelijke discussies. Het lijkt erop dat met name het praten als oplossing wordt gezien, niet het doen. Wat kunnen de eindeloze politieke discussies betekenen voor de problemen op straat, op school, bij het uitgaan?

Het begint op school Realiteit is dat allochtoon en autochtoon vaak langs elkaar heen leven. Ook in Nederland. Behalve het broodje Döner en Turkse pizza is er weinig menging van culturen. Hoe kan samen­ leven verder gaan dan alleen de eetcultuur? Een mogelijk antwoord schuilt in een oeroude wijsheid: ‘Jong geleerd is...’ Juist, het begint op school. De kinderen van nu maken de

54

/// KEI-NETWERK

maatschappij van morgen. Als we eens iets willen doen, dan is het vanzelfsprekende startpunt de plek waar kinderen hun eerste stappen in de maatschappij zetten.

We have a dream. Een droom over goed onderwijs op alle scholen, zwart, wit of paars. Een droom over gemengde klassen, waarin kinderen leren elkaars achtergrond te waarderen en te respecteren. Een droom waarin niet meer wordt gesproken in de tweedeling wij-zij. Waarin discussies over wel of geen minaret niet gevoerd hoeven worden, omdat er begrip is en wederzijds respect voor ieders godsdienst.

Hiervoor zijn geen beleidsnotities nodig, geen politieke discussies of volksreferenda. Wat nodig is zijn onderwijzers die vertellen over verschillende tradities en kinderen opleiden tot wereldburgers. Bijvoorbeeld door te vertellen dat de minaret niet zomaar een torentje is, maar dat het woord afkomstig is van menar, lantaarn. Minaretten zijn ooit bedacht als herinnering aan deze menars, een architectonische revolutie voor de moskee. Kunnen deze kinderen de nieuwe revolutionaire architecten in de samenleving worden? We have a dream... Naar aanleiding van ‘Forum Amsterdam: de stad is meer dan wij’ op 29 november in Felix Meritis, Amsterdam

› www.yurps.nl


NIEUW KEI-kennistrip voor raadsleden

In de stedelijke vernieuwing ontneemt de waan van de dag soms het zicht op de langere termijn en op de afweging tussen het belang van de wijk en dat van de stad. Tijdens de KEI-kennistrip dragen professionals die gepokt en gemazeld zijn in de lokale en nationale praktijk hun kennis over aan gemeenteraadsleden. Op die manier kunnen thema’s die in een stad spelen, worden gespiegeld aan die in andere steden. Een goede start voor iedere nieuwe gemeenteraad! Interesse in een kennistrip in uw gemeente? Neem dan contact met op met KEI. › www.kei-centrum.nl/kennistrip A5 NR 30 / februari 2010

55


LOGBOEK 04/11

Werksessie Sociaal & Fysiek verbonden (Eindhoven)

09/11

KEI-partnerbijeenkomst Nieuwe Verbindingen (Amsterdam-Noord)

Het KEI-logboek geeft een overzicht van recente KEI-activiteiten, projecten die op stapel staan en verschenen publicaties.

› www.kei-centrum.nl/netwerk

23/11

KEI-atelier Natuurlijke wijk­vernieuwing (Roosendaal)

20/01

Inspiratieteam Den Haag Zuidwest

23/02 25/02 26/02 02/03 KEI-atelier Veilig ontwerp en beheer (Rotterdam)

YURPS-lab Malvert (Nijmegen)

KEI-atelier Leefbaarheid & Rendement – op zoek naar een beleidstheorie (i.s.m. Corpovenista)

KEI-atelier Analyse & opgave (Amsterdam)

18/03 18/03 Maart 22/04 KEI-vrjrsparty Kruidenbuurt (Eindhoven)

56

/// KEI-NETWERK

Verschijning N17 – Renovatie als architectonische opgave

KEI-stadslab Natuurlijke wijkvernieuwing

Businesslab Lelystad


KEI-vrjrsparty 2010: 18 maart Eindhoven, Kruidenbuurt

02/02 YURPS-atelier Maatschappelijk ondernemen (Amsterdam)

15/03 KEI-salon Voorbij de crisis

De goede 12.3

7.3 0–1

0 uu

r, bu

dingen

sta urtre

uran

t he

yd t Cru

doen

enh

ui

Ein sch,

dho

De KEI-vrjrsparty gaat op bezoek in de Eindhovense Kruidenbuurt. Een buurt die stevig vernieuwd is. Hoe duurzaam is de buurt geworden? En wat betekent de vernieuwing voor de bewoners? Ontdek het zelf tijdens de Stadssafari!

April KEI-atelier Verstedelijking & wijkaanpak

Twee adviezen van de VROM-raad en de RMO vormen de basis voor het bezoek. Leden van de beide raden recenseren op de KEI-vrjrsparty de Kruidenbuurt. Ieder door de bril van het eigen advies. Als afsluiting is er een feestelijke borrel in buurtrestaurant en leerwerkplek het Cruydenhuisch. › www.kei-centrum.nl/vrjrsparty2010

A5 NR 30 / februari 2010

57

ven


PA RT Nieuwe KEI-partners sinds oktober 2009

Jan van Wezel | Advies Jan van Wezel | Advies is een adviesbureau, actief en des­ kundig op het terrein van wonen, stedelijke vernieuwing en gebiedsaanpak. De rode draad in de adviezen is samen­ werken, innovatie, oplossingen, tekenen en rekenen en de organisatie van de uitvoering. Jan van Wezel | Advies heeft nadrukkelijk oog voor de noodzaak om partijen samen te laten werken in de stedelijke vernieuwing. Het bureau adviseert lokale overheden, corporaties en organisaties van bewoners, maar ook ondernemers, projectontwikkelaars of financiers.

Eigen Haard Woningstichting Eigen Haard is actief in Amsterdam en de regio's Aalsmeer, Amstelveen, Landsmeer, Lisse en de Zaanstreek. Het is een van de grootste woningcorporaties van Nederland en verhuurt ruim 48.000 woningen, bedrijfs­ ruimtes en garages. Eigen Haard werkt als maatschappelijk ondernemer aan vitale wijken en buurten waar het prettig wonen, werken en leven is in vastgoed van goede kwaliteit. De corporatie zorgt voor een optimale balans tussen ver­ antwoord maatschappelijk ondernemen en financieel rendement. Weusthuis en Partners Weusthuis en Partners is een onafhankelijk adviesbureau voor ruimtelijke ontwikkeling, gespecialiseerd in het management van omvangrijke en complexe processen. Wij werken zowel in stedelijk als in landelijk gebied en op het grensvlak van stad en platteland. Het bureau werkt alleen in opdracht van overheden (provincies, gemeenten, waterschappen) en woningcorporaties, maar werkt daarbij wel voortdurend samen met (markt)partijen, zoals steden­ bouwkundige bureaus, advies- en ingenieursbureaus, architecten, ontwikkelaars en aannemers. Het werkgebied is Noord- en Oost-Nederland. Weusthuis en Partners is gevestigd in Groningen en Apeldoorn. Polyground Polyground BV werkt sinds 1992 aan het oplossen van stedelijke vraagstukken. Het gaat hierbij vooral om complexe (sociale) problemen in de openbare ruimte. Door middel van publiek-private samenwerking werkt Polyground aan de aanpak van verschillende problemen op het gebied van leefbaarheid en veiligheid. Polyground begeleidt deze samen­ werkingsverbanden, waarbij gestreefd wordt naar het reali­ seren van zichtbaar resultaat. De toegevoegde waarde van Polyground in de projecten zit vooral in de neutrale en onaf­ hankelijke rol. Specialismen zijn: centrummanagement, burgerparticipatie, wijkeconomie, herinrichting/wijk­ ontwikkeling en buurtbemiddeling.

› www.kei-centrum.nl/netwerk 58

/// KEI-NETWERK

Totaaloverzicht Rijksoverheid Ministerie van VROM Ministerie van EZ Ministerie van VWS Ministerie van LNV

Gemeenten G4 Gemeente Amsterdam Gemeente Den Haag Gemeente Rotterdam Gemeente Utrecht

Gemeenten G27 Gemeente Alkmaar Gemeente Almelo Gemeente Amersfoort Gemeente Arnhem Gemeente Breda Gemeente Den Bosch Gemeente Deventer Gemeente Dordrecht Gemeente Eindhoven Gemeente Emmen Gemeente Enschede Gemeente Groningen Gemeente Haarlem Gemeente Heerlen Gemeente Helmond Gemeente Hengelo Gemeente Leeuwarden Gemeente Leiden Gemeente Lelystad Gemeente Maastricht Gemeente Nijmegen Gemeente Schiedam Gemeente Sittard-Geleen Gemeente Tilburg Gemeente Venlo Gemeente Zaanstad Gemeente Zwolle Gemeenten ISV niet-rechtstreeks Gemeente Almere Gemeente Apeldoorn Gemeente Delft Gemeente Goes Gemeente Gouda Gemeente Hilversum Gemeente Purmerend Gemeente Spijkenisse Gemeente Veenendaal Gemeente Vlaardingen Gemeente Waalwijk Gemeente Zoetermeer

Provincies/regio’s Provincie Zuid-Holland Stadsgewest Haaglanden Corporaties Allee Wonen Casade Centrada Com•wonen DeltaWonen De Seyster Veste De Sleutels De Woningbouw De Woonplaats Domein Eigen Haard Far West Futura Haag Wonen Habion Lefier Mitros Nijestee Oosterpoort Wooncombinatie Parteon Portaal Singelveste SSH Utrecht Staedion Stichting Trudo Stichting Woonwaard Noord-Kennemerland Talis Tiwos Thuisvester Van Alckmaer Vestia Groep Vivare Waterweg Wonen Welbions WonenBreburg Wonen Heuvelsteden Wonen Weert Wonen West Brabant Woningcorporatie ZVH Woningstichting De Goede Woning Woningstichting Den Helder Woningstichting SWZ Woonbedrijf Ieder1 Woonbron Woonpartners MiddenHolland Woonplus Schiedam Woonstad Rotterdam Woonstichting De Key Ymere Zayaz woon en ongewoon


NE RS Projectontwikkelaars/ grote bouwers/beleggers AMVEST ASR Vastgoed Ontwikkeling nv BAM Woningbouw bv Dura Vermeer Bouw Rotterdam bv ERA Bouw bv Estrade projectontwikkeling Heijmans Vastgoed ING Real Estate Kristal Lingotto Nouville ontwikkelaars Proper-Stok Groep bv Bouwfonds Ontwikkeling bv Rabo Vastgoedgroep Rabobank Nederland Synchroon Timpaan Adviesbureaus/ onderzoeksbureaus Adprom Alterra Alvast ARCADIS AT Osborne Avier Beaumont Communicatie & Management BMC Breebaart & Huffstadt Brink Groep BSDV Stedelijke Vernieuwing, ruimtelijke ontwikkeling en volkshuisvesting Bureau77 Bureau Ruimtewerk Capae COB-WEB advies stedelijke vernieuwing Companen CONCIRE Corgwell De Bakkerij DHV Dimensie De Beuk Organisatieadvies DSP-groep BV Dutch Done ECORYS Nederland bv ECOYRYS Rutten Communicatie­advies Eiffel Except Fame Groep Frank Köster ICS-Advies bv Gerrichhauzen & Partners

Grontmij IHS IMPECT Infocus Ingenieursbureau Oranjewoud bv Início Instituut voor Sociale Gebiedsontwikkeling Jan van Wezel | Advies JongeHonden Kars Advies Laagland’advies Linssen en Van Asseldonk, adviseurs in de volkshuis­ vesting bv Louter projectmanagement Maas Sociaal Investeren Mainstream marketing communicatie Meer dan Communicatie Metafoor Middenin Onderzoeksinstituut OTB p2managers Partners+Pröpper Polyground Procap b.v. Projectmanagementbureau Quintis bv RIGO Research en Advies bv Roosemalen & Savelkoul Rottier Advies voor stedelijke vernieuwing Shinsekai Analysis SITE/Urban development Stadia BV StadNetwerk Stade Advies Stec groep bv Steeds Steen van Rosette Stichting De Driehoek Stichting De Werkplaats Stichting R4R Nederland Stipo Consult Thaens Urban Investment & Management bv TNO Bouw en Ondergrond Twynstra Gudde Management Consultants Urbannerdam van-Berk Vensters Via Drupsteen VISADE advies in project­ ontwikkeling bv Wasmoeth Stedelijke Ontwikkeling

WenD management bv Werken Aan De Stad bv Westerdijk Consultancy Weusthuis en partners Woonbond Kennis- en Adviescentrum WSA Procesarchitectuur & management Stedelijke ontwikkeling Juridische adviesbureaus Houthoff Buruma

Ontwerp en onderzoek BGSV Bureau voor Stedebouw Biq stadsontwerp bv Bouwhulp Groep Buro 5 Maastricht BVR adviseurs ruimtelijke ontwikkeling De Nijl Architecten bv DUS Enno Zuidema Stedebouw Griffioen Architecten KAW architecten en adviseurs KOW Herstructurering Metropolis Architecten MUST One Architecture Paul Salomons architect Rein Geurtsen & Partners bv - Bureau voor stadsontwerp Ruth Visser architecten Sacon, architectuur, stedenbouw en landschap tlu landschapsarchitecten Urhahn Urban Design Van Schagen Architekten VHP stedebouwkundigen + architekten + landschaps­ architekten bv Universiteiten/hogescholen Haagse Hogeschool, lectoraat grootstedelijke ontwikkeling Hogeschool Rotterdam Hogeschool van Utrecht INHOLLAND university, School of Technology Radboud Universiteit Nijmegen Real Estate & Housing, TU Delft, Faculteit Bouwkunde Saxion Hogeschool IJselland

Deltametropool International New Town Institute (INTI) Jantje Beton Projectbureau Belvedere Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten Stedennetwerk Stichting Recreatie Verdiwel Koepels Aedes vereniging van woningcorporaties Bouwend Nederland IPO, Adviesgroep ISV IVBN Nederlandse Vereniging van Makelaars NEPROM NVB Vereniging voor ontwikkelaars en bouw­ ondernemers Vereniging Nederlandse Gemeenten Woonbond Kennisinstituten/netwerken Architectuur Lokaal CROW De Wijkplaats FORUM, Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling Habiforum Instituut voor Publiek en Politiek Lesi MOVISIE Nicis Institute NIROV SenterNovem SEV Stichting KTB VACpunt Wonen Verwey-Jonker Instituut Fondsen Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Neder­ landse Gemeenten Adviesorganen VROM-raad

Sparringpartners Architecturalia

A5 NR 30 / februari 2010

59


Gevangen door krimp Krimp manifesteert zich niet in het vertrek van mensen uit een regio of dorp, overal vertrekken immers mensen. Integendeel, krimp bestaat vooral uit het uitblijven van nieuwe vestigers! Paradoxaal is dat in krimpgebieden veel bewoners juist gedwongen worden te blijven. Ontgroening, gezinsverdunning en vergrijzing leiden hier niet alleen tot minder bewoners maar ook tot verstarring en immobiliteit bij de achterblijvers, vooral bij die groepen waarvoor mobiliteit een voorwaarde is voor sociale stijging of maatschappelijke deelname. Komen er geen nieuwe bewoners, dan kan men dus niet weg, รณf je moet je huis leeg laten staan, wat in het geval van een koophuis meestal niet kan.

โ บ www.kaw.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.