KEI-A5 nr 31 / juni 2010
De opgave
5
KEI KEI kennis kennis-centrum centrumstede stedelijke lijke vernieuwing vernieuwing
INHOUD THEMA De opgave
KENNIS
NETWERK 2
3 6 14 20 24 27
KEI-opinie Thema-artikel Rondetafelgesprek Interview Buurtopgave Ontwikkelopgave in wijkvernieuwing
30 Wijk in beeld 33 Natuurlijke wijkvernieuwing 37 Hoe is het nu met? 42 Project in beeld 44 Recente literatuur 46 Vraag & Antwoord
50 50 54 56 58
Activiteiten Crossing Borders YURPS column KEI-logboek KEI-partners
Colofon KEI kenniscentrum stedelijke vernieuwing is een landelijk opererende kennis- en netwerkorganisatie op het gebied van de transformatie van de stad. KEI bundelt kennis en expertise en geeft een impuls aan de stedelijke vernieuwings- en herstructureringsopgave. Het doel van KEI is om zowel de kwaliteit als het tempo van de opgave te verhogen. KEI brengt daarvoor partijen bij elkaar en treedt op als intermediair. Ruim 260 partners ondersteunen KEI inhoudelijk en financieel, waaronder de rijksoverheid, ontwikkelaars, bouwers, gemeenten, corporaties, ontwerpers en adviesbureaus. Organisaties die actief en vernieuwend opereren in de stedelijke vernieuwing, die het aandurven om hun kennis en ervaringen met anderen te delen en zo gezamenlijk stappen vooruit te zetten
› www.kei-centrum.nl/overkei KEI kenniscentrum stedelijke vernieuwing Kruisplein 25 r Postbus 897, 3000 AW Rotterdam T 010 282 51 55 F 010 413 02 51 E info@kei-centrum.nl A5 is een uitgave van KEI kenniscentrum stedelijke vernieuwing en verschijnt eens per kwartaal. tekstproductie, redactie en coördinatie: KEI en Karl Bijsterveld samenstelling: KEI-bureau ontwerp: Beukers Scholma, Haarlem druk: Zwaan printmedia, Wormerveer fotografie: Communicatie & PR Vestia (p. 42), René Fokkink (p. 37), hollandse hoogte (p. 55 onder), Christian van der Kooy (p.40), KUUB centrum particuliere bouw (p. 29), Luuk van der Lee/hh (p. 19), Chris Pennarts/hh (cover), Joop Reyngoud (p. 17),Paul van Riel/hh (p. 55 boven), David Rozing /hh (p. 57), Petra van Schaik (p. 24), Anouk Schuitemaker (p. 30), Herman Wouters/hh (p. 5) illustraties: KAW architecten en adviseurs (p.60), Studio Spass (p.48)
/ THEMA
KEIOPINIE De opgave in balans Olof van de Wal directeur KEI
Een stad in balans Ð en dat als uitgangspunt voor een collegeakkoord. In Almelo nodigde het kersverse stadsbestuur in april zijn partners uit om te spreken over de opgaven waar de stad voor staat. Net een week eerder was de nieuwe Atlas voor gemeenten uitgekomen, die krimp op de agenda plaatste; veel media-aandacht en steeds maar weer werd het voorbeeld van Almelo genoemd. Het gaf de discussie een zekere lading, naderend onheil van het soort waar niemand op zit te wachten. Juist daarom is het motto van het stadsbestuur zo stevig Ð het betekent een afscheid van het fantoom van het eeuwige groeien, de vlucht naar voren. Het toont een gevoeligheid voor wat er aan de hand is. En wat de opgave moet zijn. Op dit moment wordt veel aandacht en energie gestoken in middelen en methodieken. Daarbij gaat het met name over de vraag hoe we de rekening van de crisis gaan betalen, die nu in de vorm van de bezuinigingen op ons afkomt. Het woord ÔslimÕ valt daarbij vaak: slim ontwikkelen, slim bezuinigen, slimÉ en ga zo maar door. Er wordt, met andere woorden, een beroep op onze intelligentie gedaan (die kennelijk even op vakantie is geweest). En, eerlijk gezegd, het klinkt aantrekkelijk. Het belooft ons kansen terwijl het verwijst A5 NR 31 / juni 2010
3
naar wat wij graag als nationaal kenmerk beschouwen: ons vernuft. Toch bekruipt mij steeds vaker een gevoel van ongemak. De slimme methode betekent vaak dat meer zou kunnen met hetzelfde; kiezen hoeft zogezegd even niet. Daarmee is het een goed gemaskeerde oproep tot polderen geworden. Een stad in balans gaat niet zozeer over de slimme methode, maar over anders kijken. Het nieuwe advies Duurzame verstedelijking van de VROMraad biedt hiervoor een handreiking. Als we duurzaamheid nu eens verbreden en Ð met de VROM-raad Ð duurzame verstedelijking opvatten als een type verstedelijking dat in staat is te voldoen aan actuele en toekomstige eisen (en dus een groot adaptatievermogen kent), dan biedt dat een handvat om die balans mee in te vullen. Dat wordt eens te meer belangrijk nu we een periode zijn ingegaan waarin we voor delen van Nederland afscheid moeten nemen van de vanzelfsprekendheid van demograÞsche groei en de onafwendbaarheid van waardestijging.
Een stad in balans gaat niet zozeer over de slimme methode, maar over anders kijken. Duurzaamheid begint niet met de slimme methode, maar met het doorhebben van twee dingen: wat is er werkelijk aan de hand en wat kun je er structureel aan doen. Cruciaal in het vaststellen van de opgave. Iets wat niet op de automatische piloot kan. Desondanks ontwikkelen we instrumenten die het wel heel gemakkelijk maken om die piloot aan te zetten. Er is een heel keur aan monitors en barometers. Die zijn uiter-
4
/ KEI-THEMA
mate zinvol, daar wil ik niets aan afdoen, maar de zekerheid die ze geven vertelt ons niet voldoende. Niet alleen omdat ze het gemiddelde tonen en de bijzonderheden achterwege laten, ook omdat ze hun eigen dode hoek in stand houden. Je zult er een kwaliteitsslag over moeten maken door gevoel te krijgen voor hoe mensen zich door de stad bewegen en waarom. Voor wie ze zijn en wat hun verhalen zijn. En er is nog een dode hoek: de neiging om vanuit het eigen denkraam naar de problematiek en de bijbehorende oplossingen te zoeken. De professionele dode hoek, dus. De duurzaamheid daarvan levert ironisch genoeg meer voor het professionele veld dan voor de verstedelijking op. Een stad in balans heeft oog voor de dode hoek, zoals ook Klaas Mulder in zijn Handboek voor waarzeggers beschrijft. Een stad in balans heeft daarmee ook zijn opgave in balans. En dat is weer een voorwaarde om duurzame verstedelijking werkelijk betekenis te geven.
› www.kei-centrum.nl/opinie
PARTICULIER INITIATIEF A5 NR 30 / februari 2010
5
Graven na de opgave Arjan Raatgever & Bram Heijkers
Wat is er werkelijk aan de hand en waar willen we naartoe? Het zijn misschien wel de meest wezenlijke vragen bij het werken aan de stad. Ze verwijzen naar wat in het jargon van de stedelijke professional Ôde opgaveÕ wordt genoemd. Nu diverse fundamentele maatschappelijke veranderingen in een stroomversnelling zijn gekomen, zou een zorgvuldig geformuleerde opgave aan de basis moeten staan van de naderende hervormingen in het stedelijke domein. Maar graven we wel genoeg naar die opgave? The Times They Are A-Changing De komende jaren zullen in een ßink tempo veranderingen plaatsvinden in Nederlandse buurten, wijken en steden. Op dit moment krijgen vooral de economische crisis en de naderende bezuinigingen veel aandacht. Voor de langere termijn zijn er ook andere ontwikkelingen aan de orde, zoals de vergrijzing, toenemende lokale en regionale verschillen, groeiende internationale concurrentie en een stijgend belang van ecologische en sociale duurzaamheid. In de stedelijke praktijk, maar ook in andere geledingen van de samenleving, zijn we ons van deze veranderingen steeds meer bewust. Er wordt dan ook volop nagedacht over hervormingen van de huidige manieren van werken. Het positieve van dit momentum is dat het ons
6
/ KEI-THEMA
naar ve dwingt om onze bestaande rollen en wijzen van aanpak scherp tegen het licht te houden. Ook ontstaan er kansen voor nieuwe idee n en partijen. Een risico is dat de afnemende Þnanci le middelen nogal eens als startpunt worden genomen van de hervormingsdiscussies. Als we kijken naar de toekomst van de stad, moeten we echter niet de afnemende middelen, maar de opgave centraal blijven stellen. Wat is er werkelijk aan de hand? Waar willen we naartoe? En tot welke opgave leidt dit? Die vragen gaan vooraf aan vragen over middelen. De opgave = ? Ter verheldering staan we eerst kort stil bij de deÞnitie van het woord opgave Ð althans zoals gebruikt in de stedelijke praktijk. Er zijn meerdere interpretaties mogelijk, maar we stellen de volgende werkdeÞnitie voor: de opgave is de keuze die wordt gemaakt om het verschil te overbruggen tussen de analyse van wat er aan de hand is en een gewenste werkelijkheid in de toekomst. Daarbij horen uiteraard ook vragen naar de rollen van betrokken partijen en doelgroepen. Analyse als cruciale stap Een eerste stap in het formuleren van een scherpe opgave wordt gevormd door het ontdekken wat er werkelijk aan de hand is: de analyse. A5 NR 31 / juni 2010
7
De analyse vervult een cruciale rol voor de opgave als geheel, inclusief het stellen van doelen en ambities, het komen tot een taakverdeling, het bepalen van het programma en het realiseren van de uitvoering. Klaas Mulder, senioradviseur bij LaaglandÕadvies, wijdt een belangrijk deel van zijn recent verschenen publicatie Handboek voor waarzeggers aan de mogelijkheden die volkshuisvesters hebben om zich een beeld te vormen van de werkelijkheid. Hij stelt dat het onmogelijk is om de werkelijkheid volledig te kennen, maar dat het wel van groot belang is dat volkshuisvesters en beleidsmakers hun best doen om zo dicht mogelijk in de buurt te komen. Zonder te starten met een goede analyse van wat er nu aan de hand is, is het immers onmogelijk om in te schatten of de ingrepen die we doen wel de juiste zijn. Leren leven met beperkingen Bij het zoeken naar de werkelijkheid bepleit Mulder een strategie van het zoveel mogelijk beperken van ÔonwaarheidsrisicoÕsÕ. Hij benoemt diverse van deze risicoÕs, zoals een verkokerde blik Ð en dus verkokerde analyse Ð binnen verschillende sectoren, focussen op 10 procent van de burgers (die met de problemen) in plaats van 100 procent en het vertekenende effect dat best practices kunnen hebben. Ook de rol van cijfers en statistieken in analyses van buurten en wijken kunnen een onwaarheidsrisico vormen. Cijfers maken per deÞnitie gebruik van kunstmatige categorie n, waardoor de werkelijkheid selectief en gekleurd aan ons wordt gepresenteerd. Dat is niet per se problematisch, maar we moeten wel rekening houden met deze kleuring bij de interpretatie van deze cijfers. Een voorbeeld: een Marokkaan, Chinees en Keniaan die in Nederland wonen worden allen onder de categorie niet-westerse allochtoon (of tegenwoordig nieuwe Nederlander) geschaard. Die kun je tellen en er een percentage aan hangen. Als we echter beter kijken, dan hebben deze mensen waarschijnlijk minder overeenkomsten met elkaar dan drie willekeurige autochtone Nederlanders. Welke informatie levert het aandeel niet-westerse allochtonen in een wijk ons dan precies op? Ook moeten we ons afvragen wat we precies te weten komen als we de groene, oranje en rode vlakjes op de kaart van de Leefbaarometer in ons opnemen. In het gebruik van categorie n en cijfers schuilt altijd een risico op vervorming of versimpeling van de werkelijkheid. Gelaagdheid Om vertekenende effecten van cijfers en statistieken tegen te gaan, proberen we ze waar mogelijk in samenhang met elkaar en andere informatie te gebruiken. Als we ons beperken tot kwantitatieve gegevens, ontstaat er bijvoorbeeld al een waardevolle gelaagdheid
8
/ KEI-THEMA
Zonder te starten met een goede analyse van wat er nu aan de hand is, is het immers onmogelijk om in te schatten of de ingrepen die we doen wel de juiste zijn. (en een kleiner onwaarheidsrisico) als we Ð waar mogelijk en toegestaan Ð bestaande databases van corporaties, schuldhulpverlening, energiemaatschappijen, banken, gemeente et cetera over elkaar heen leggen. Dit is in de praktijk niet zo gebruikelijk als het klinkt. We hebben dan al een veel completer beeld van Ôwat er werkelijk aan de hand isÕ dan als we alleen onze eigen cijfers of die van het CBS gebruiken. Bijkomend voordeel is dat betrokken partijen hun beschikbare informatie delen om gezamenlijk tot een scherper beeld te komen. Breder, dieper, scherper, vaker kijken ÒYou canÕt expect to meet the challenges of today with yesterdayÕs tools and expect to be in business tomorrow.Ó In een veranderende wereld ligt het voor de hand dat naast optimaal gebruik van de oude analyse-instrumenten, ook nieuwe instrumenten nodig zullen zijn. De uitdaging is om breder, dieper, scherper en vaker te kijken. De laatste tijd neemt de aandacht voor het analysekader van Ôde geleefde stadÕ toe. In de geleefde stad staan het gebruik en de beleving van de stad door haar gebruikers Ð het dagelijks leven Ð centraal. Binnen een analyse kan het beeld van de geleefde stad worden gezien A5 NR 31 / juni 2010
9
als een verdiepende betekenislaag naast bijvoorbeeld Ôde geplande stadÕ en Ôde statistische stadÕ. De Atlas Westelijke Tuinsteden is een van de bekendste publicaties op dit gebied. Voor deze publicatie werd aan diverse bewoners en gebruikers van Amsterdam Nieuw West gevraagd om mindmaps van hun route naar school, werk en winkel te tekenen. Ook werd door onderzoekers heel precies gekeken (dat wil zeggen: ter plaatse geturfd) naar hoe, door wie en op welk tijdstip bepaalde voorzieningen en delen van de openbare ruimte werden gebruikt. Door dergelijke gegevens met elkaar te verbinden in kaarten, ontstond een zeer gelaagd beeld van de manier waarop de stad wordt beleefd en geleefd door verschillende groepen mensen. De Atlas liet daardoor zien dat het uitgangspunt voor investeringen, de stedenbouwkundige opzet van Van Eesteren, niet altijd samenvalt met hoe mensen de wijk gebruiken; het verschil tussen de ontworpen en de geleefde stad kan de kans van slagen van de ingreep sterk be nvloeden. Ook (journalistieke) romans kunnen waardevolle inzichten in de werkelijkheid opleveren. De laatste jaren verschenen boeken als AFRI, Lelystad en Alleen maar nette mensen. De meerwaarde van dit soort boeken ligt niet in de laatste plaats in het relatief belangeloze gezichtspunt van de schrijver; vaak een verademing ten opzichte
Een uitdaging is om te voorkomen dat de bepaling van de opgave op voorhand wordt gedomineerd door een discussie over rollen, taken en verantwoordelijkheden. 10
/ KEI-THEMA
-
van de strategische overwegingen die doorklinken in de analyses van belanghebbende partijen. Romans stimuleren bovendien de verbeelding: psychologische processen die zich in een buurt of wijk afspelen worden invoelbaar gemaakt. Een waardevolle ervaring, die nauwelijks in cijfers is uit te drukken. Van analyse naar opgave Met behulp van de inzet van oude en nieuwe analyse-instrumenten verzamelen we allerhande data, verhalen en beelden. Hieruit schetsen we een samenhangend beeld van de werkelijkheid. Vervolgens moeten we toe naar het schetsen van de opgave voor de toekomst. Waar willen we naartoe? Waarom? Welke partijen kunnen in die visie en ambitie een rol spelen? Visie, doelen en ambities, en uiteindelijk programma en uitvoering worden geformuleerd. Deze achtereenvolgende stappen proberen we zo objectief mogelijk vorm te geven, maar dit is moeilijk. Allereerst omdat we allemaal vanuit onze eigen discipline, overtuiging en verantwoording kijken naar de verzamelde informatie. De politie kijkt naar criminaliteitscijfers, de woningcorporatie naar mutatiegraad et cetera. Dit kan leiden tot Ôblinde vlekkenÕ in de analyse en daardoor ook in de opgave als geheel. Een manier om dit risico te ondervangen is om zowel analyse als opgave met meerdere partijen op te stellen. Daarbij moet je natuurlijk denken aan de usual suspects als gemeente, woningcorporatie, scholen, politie, welzijn et cetera, maar zeker ook aan onafhankelijke partijen, of minder voor de hand liggende partijen, zoals landschapsstichtingen, verzekeringsmaatschappijen of pensioenfondsen. Hen vallen wellicht hele andere zaken op dan de partijen met direct belang. Zo bereiken we geen objectiviteit, maar wel intersubjectiviteit. Als het lukt om de neuzen voor een groot deel dezelfde kant op te krijgen, geeft dat bovendien veel energie en draagvlak om door te kunnen pakken. Een uitdaging, zeker in tijden van bezuiniging, is om te voorkomen dat de bepaling van de opgave op voorhand wordt gedomineerd door een discussie over rollen, taken en verantwoordelijkheden. SMART De manier waarop in de (semi-)publieke sector doelen en ambities worden opgesteld, is de afgelopen jaren nogal in beweging geweest. Een maatschappelijke vraag naar transparantie, controleerbaarheid en verantwoording heeft tot nieuwe voorwaarden geleid bij het opstellen van doelen voor maatschappelijke opgaven. Een bekend gevolg van deze ontwikkeling is de opkomst van de zogenaamde SMART-doelen (SpeciÞek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden). SMART-doelen hebben als belangrijk voordeel dat ze meetbaar en A5 NR 31 / juni 2010
11
afrekenbaar zijn. Dat komt de transparantie, efÞci ntie en verantwoording ten goede, zo is de gedachte. Al snel werden echter ook de nadelen van SMART-doelstellingen duidelijk. Sturen op afrekenbaar resultaat leidt nogal eens tot meer bureaucratie. We kennen allemaal de verhalen van medewerksters in de zorg die meer uren aan administratie besteden dan aan het bed. Ook kunnen SMART-doelen leiden tot calculerend gedrag van de persoon aan wie ze worden opgelegd. Door hard te werken aan afrekenbare targets (x-aantal telefoontjes of huisbezoeken per week) kunnen niet-telbare zaken als bijvoorbeeld de kwaliteit van je werk op de achtergrond raken. Outcome en output Om deze nadelen te ondervangen, is de laatste jaren het onderscheid tussen output en outcome als hulpmiddel naar voren gekomen. Outcome omschrijft een gewenst maatschappelijk effect. Output omschrijft een direct meetbaar resultaat van een middel dat wij inzetten om dit maatschappelijke effect (de outcome) te bereiken. In de opkomst van het SMART-denken werd de nadruk nogal eens gelegd op output-doelen (hoeveel telefoontjes). De consensus is inmiddels wel dat het niet om die telefoontjes gaat, maar om goede beantwoording van de vraag van de beller. Kortom: outcome moet leidend zijn bij het stellen van doelen. Over hoe je goede outcome-doelstellingen en monitoring realiseert, wordt momenteel veel nagedacht. Partijen als Platform Corpovenista, SEV en KEI, maar ook onderzoekers aan diverse universiteiten, proberen kennis te genereren over bijvoorbeeld het maatschappelijk rendement (outcome) van leefbaarheidsmaatregelen. Natuurlijke wijkvernieuwing Zelfs als we met al deze zaken voldoende rekening hebben gehouden, kan het nog zo zijn dat soms al na korte tijd blijkt dat onze analyse en plannen onvoldoende aansluiten bij de werkelijkheid in buurt, wijk en stad. Dat is in zekere zin het risico van het vak van stedelijke professional. Zonde is het echter als dit gepaard gaat met inefÞci nte investeringen en frustratie van een of meerdere partijen. We willen daarom tot slot kijken naar een meer ßexibel model van het werken aan de stad, dat dit probleem misschien kan ondervangen: Natuurlijke wijkvernieuwing. Natuurlijke wijkvernieuwing komt voort uit de visie dat de stad nooit af is en dus ook haar vernieuwing een continu en ßexibel proces moet zijn. Het fysieke, economische en sociale weefsel in en om de stad is voortdurend in beweging en stedelijke partijen zullen hierop telkens adequaat moeten blijven reageren om de vitaliteit van de stad te behouden.
12
/ KEI-THEMA
In een dergelijk model is de analyse een processtap die telkens opnieuw moet worden uitgevoerd. We gaan er immers vanuit dat de stad in continue ontwikkeling is. Om zinvolle maatregelen te kunnen nemen, moeten we de stand van zaken en de laatste ontwikkelingen kennen. Als het gaat om doelen stellen in een stad die nooit af is, dan zijn ßexibiliteit en duurzaamheid sleutelwoorden. Bij natuurlijke wijkvernieuwing past geen vooraf vastgesteld eindbeeld over hoe een wijk over vijftien jaar zal functioneren. De natuurlijke vernieuwer weet dat vooraf gestelde eindbeelden tijdens de looptijd van een gemiddeld stedelijk vernieuwingstraject altijd door de werkelijkheid worden ingehaald. De natuurlijke vernieuwer formuleert daarom een los geformuleerd streef beeld, een stip aan de horizon, en werkt daar in kortere cycli van analyse-doelstelling-aanpak-evaluatie (2-3 jaar) naartoe. Aan de hand van een nieuwe analyse en de opgedane ervaringen kunnen doelen, aanpak en streefbeeld bij de start van elke nieuwe cyclus worden aangepast. Hierbij moeten uiteraard de waardevolle onderdelen worden behouden. Witdruk- in plaats van blauwdrukplanning. Ruimte voor experiment Met de stevige uitdagingen voor de stad uit het begin van dit artikel in het achterhoofd, biedt de natuurlijke wijkvernieuwing wellicht goede handvatten om de opgave in de toekomst scherp te houden. Natuurlijke wijkvernieuwing is beter bestand tegen veranderende omstandigheden dan onze huidige planningsmethoden, kent een wezenlijke rol toe aan de geleefde stad en leidt zo tot minder desinvesteringen. Het zal een ßinke aanpassing vragen van onze huidige manier van werken, plannen en Þnancieren. Een open en bescheiden opstelling van bestuurders en politici is nodig, Þnanciers moeten er brood in zien en bewoners moeten een eigen bijdrage willen leveren. Maar zijn niet juist tijden van heroverweging en hervorming bij uitstek geschikt om nieuwe modellen een serieuze kans te geven?
› www.kei-centrum.nl/deopgave
A5 NR 31 / juni 2010
13
RONDETAFELGESPREK Karl Bijsterveld KEI in gesprek met Bart Andriessen (Gemeente Utrecht), Jacques Thielen (Far West) en Arie Voorburg (Arcadis)
Wat is er werkelijk aan de hand, en welke keuzes maak je? Twee vragen die aan de basis van iedere opgave liggen. Juist nu, in een periode dat de koek kleiner wordt en de mogelijkheid om te investeren minder wordt zijn die vragen cruciaal. Maar wordt de opgave wel scherp genoeg gesteld? Vaak blijkt de stedelijke vernieuwing een optelsom van opgaven te zijn die maar moeizaam bij elkaar komen. Samen met Olof van de Wal van KEI, bogen drie professionals zich over dit vraagstuk in hun eigen dagelijkse praktijk: Jacques Thielen, directeur Far West, Bart Andriessen, wijkmanager Overvecht in Utrecht en Arie Voorburg, senior adviseur stedelijke vernieuwing bij Arcadis. Gevraagd naar de belangrijkste opgave in stedelijke vernieuwing op dit moment, stelt Thielen dat continu teit hem het meest zorgen baart. Het ingezette pad van herstructurering in Amsterdam Nieuw West, de grootste stedelijkevernieuwingsopgave in
14
/ KEI-THEMA
Succesvolle stedelijke ve rni
De eer is een d waard Nederland, mag niet verlaten worden. Hij legt uit: ÔTien jaar geleden hebben we een programma voor Nieuw West geformuleerd met meer differentiatie in het woningaanbod, oftewel meer koopwoningen en minder sociale huur. We boeken vooruitgang met dit programma en daar zijn we trots op. Want traditioneel stuitte meer differentiatie altijd op veel weerstand.Õ Hij vervolgt: ÔMaar door de economische crisis dreigt er het gevaar om toch maar weer meer sociale huurwoningen te bouwen.Õ Aan die neiging wil Thielen niet toegeven. ÔJuist de differentiatie is belangrijk voor een vitaal Nieuw WestÕ, zegt hij. ÔMet meer sociale huur val je weer terug in de oude problemen.Õ De economische crisis noopt volgens Thielen wel tot het tegen het licht houden van investeringen van Far West in sociale opgaven. ÔMisschien moeten we meer terug naar onze fysieke kerntaak: bouwen en beheren van woningen. Al is nog niet zonneklaar hoe. Het is een worsteling de juiste keuzes te maken.
ve rnieuwing begint aan de basis
erste klap n daalder d Investeringen in fysieke en sociale maatregelen kun je niet zomaar scheiden.Õ Wijkaanpak Overvecht In Utrecht Overvecht, net als Amsterdam Nieuw West een van de veertig aandachtswijken, moet de fysieke herstructurering op veel plaatsen nog beginnen. Overvecht telt 31.000 inwoners en 75 procent van de woningvoorraad bestaat er uit sociale huurwoningen. Op sociaal terrein daarentegen is al wel vooruitgang geboekt. ÔNa enige aarzeling, die te maken had met de Þnanci le afspraken over de krachtwijk-aanpakÕ, vertelt Andriessen, Ôwaren de in Overvecht actieve woningcorporaties bereid mee te investeren in een samenhangend pakket van sociale en fysieke maatregelen in de wijk. Nu wordt er nauw samengewerkt. Door onze netwerken in de wijk aan elkaar te koppelen, hebben we beter zicht op wat er speelt en waar de belangrijkste opgave ligt. Zo investeren we
veel in kinderen; zowel in opvoedingsondersteuning als in brede scholen en in veilig spelen op straat. Het is belangrijk dat je bewoners laat zien dat je de problemen aanpakt. Die aanpak heeft een sociale en vaak ook een fysieke component. Herstructurering is geen doel op zich, maar moet de wijk vooruit helpen, bijvoorbeeld door wooncarri re binnen de wijk mogelijk te maken. Maar in de praktijk blijkt die fysieke herstructurering toch lastig, omdat het veel tijd kost om tussen gemeente en corporaties tot afspraken te komen over de Þnanciering, en omdat het politiek gevoelig ligt. Andriessen: ÔWe komen nog niet verder dan projecten op postzegelniveau. Twee grote gebiedsplannen zijn bestuurlijk vastgesteld, maar over de uitwerking is nog veel onzeker.Õ Tweede apartheid Volgens Voorburg is de grootste opgave in stedelijke vernieuwing nu het ombuigen van A5 NR 31 / juni 2010
15
Heeft meer differentiatie op de woningmarkt, met meer koop en hogere huren, dan wel zin? Voor wie bouwen we dan?
een toenemende sociaal-economische uitsluiting. ÔIn de primaire behoefte wonen wordt altijd voorzienÕ, zegt Voorburg. ÔDaar is geld voor gereserveerd. Eerder vrees ik voor een sociaaleconomische uitsluiting, van mensen die zonder startkwaliÞcatie niet aan de bak komen en alsmaar verder afglijden.Õ Voorburg noemt dat de Ôtweede apartheidÕ, volgend op de eerste, die van sociaal-culturele uitsluiting. Hij licht toe: ÔToen werden veel nieuwkomers uitgesloten op basis van hun etniciteit en religie. Maar deze Ôtweede apartheidÕ dreigt nog veel harder te worden.Õ We ontkomen er volgens Voorburg niet aan om de sociaal-economisch kansarmen te helpen. ÔWe moeten beseffen dat investeringen in onderwijs, het overbruggen van de afstand tot de arbeidsmarkt en begeleiding naar werk, eveneens een economische waarde vertegenwoordigen. Ook voor corporaties! Want genieten kansarmen eenmaal een goede opleiding en vinden ze werk, dan hoeven ze minder een beroep te doen op de sociale voorzieningen. En zijn ze beter in staat de huur te betalen. Zeker in een tijd van toenemende woon- en leeßasten voor de meest kwetsbaren.Õ Voorburg vindt dat je sociaal-economische investeringen zoals onderwijs moet vereconomiseren, en er een busines scase van moet maken. Thielen is het met hem eens, en schetst het belang van onderwijs voor zijn ÔeigenÕ vernieuwingsopgave. ÔIn Nieuw West wonen 20.000 jongeren, vaak van allochtone afkomst. Een deel hiervan dreigt straks zonder startkwaliÞcatie van school te gaan.
16
/ KEI-THEMA
Dat betekent meer werkloosheid of lagere inkomens. Grijp je hier niet in dan heeft dat grote gevolgen voor de fysieke opgave van Far West. Heeft meer differentiatie op de woningmarkt, met meer koop en hogere huren, dan wel zin? Voor wie bouwen we dan?Õ Wurggreep Van de Wal maakt een tussenbalans op. Hij stelt vast dat je voor een effectieve stedelijke vernieuwing, de fysieke en sociale opgave aan de voorkant moet proberen te verbinden. Ook in tijden van economische crisis. ÔHoe combineer je dat effectief, als corporatie?Õ Thielen reageert: ÔDoor ook met mensen uit het onderwijs, de zorgsector en instanties als het UWV om tafel te gaan zitten.Õ Hij erkent dat Far West dat zelf nog te weinig doet. ÔDoor overleggen bij stadsdelen komen we wel indirect met ze in contact, maar we zien de stedelijke vernieuwing nog te weinig als collectieve opgave.Õ Ook in Overvecht verloopt het verbinden van het fysieke en het sociale moeizaam. Andriessen: ÔDe inhoudelijke samenwerking binnen de brede school is een groot succes. Maar alle basisscholen zijn aan vervanging toe. We willen ze gaan onderbrengen in multifunctionele accommodaties. In intentie zijn we het daar wel over eens, maar in de praktijk komt het er nog niet van. Corporaties, schoolbesturen en gemeente houden elkaar in een soort wurggreep. Het blijkt ontzettend moeilijk om af te spreken wie wat precies doet, wie het bouwheerschap heeft bijvoorbeeld, en hoe de
exploitatie geregeld wordt.Õ Andriessen vindt dat partijen over hun eigen schaduw heen moeten durven stappen. Thielen vraagt Andriessen of er in Overvecht een corporatie is die Ôpuur socialeÕ taken op zich neemt. ÔDe meeste projecten hebben ook een fysieke component, stelt deze. Denk aan de realisatie van een woonwerkvoorziening, voor jongeren die begeleiding nodig hebben.Õ Van de Wal: ÔMaar moet een corporatie het fysieke en het sociale zo sterk uit elkaar trekken? Draait het niet om de vraag hoe een corporatie met de realisatie van een fysieke voorziening bij kan dragen aan het oplossen van een sociaal probleem?Õ Thielen is het met dat laatste eens, en geeft een voorbeeld: ÔFar West is bezig met het inrichten van economische kansenzones. Plinten van woongebouwen maken we transparanter, en daar proberen we bedrijfjes naar toe trekken. Tegelijkertijd bevorderen open plinten met bedrijvigheid ook het veiligheidsgevoel van de bewoners. Zo grijpen fysiek en sociaal in elkaar.Õ Huisartsen, schooldirecteuren, welzijnswerkers Voorburg vindt dat je niet alle fysieke en sociale problemen met elkaar moet willen verbinden. Maak juist scherpe keuzes. ÔOm die te kunnen maken zijn reguliere inspraakavonden voor bewoners niet toereikendÕ, stelt hij. ÔDaar komen
vaak dezelfde bewoners op af. Een klein percentage van alle wijkbewoners bovendien, dat meestal overal tegen is.Õ Andriessen herkent dat. ÔWe hebben eens een onderzoek gedaan onder mensen die niet standaard naar de inspraakavonden kwamen. Dat leverde gelijk een heel andere perceptie van de ervaren problemen op.Õ Voorburg: ÔHet werkt trouwens ook verhelderend om, voorafgaand aan inspraakavonden voor bewoners, een discussie te organiseren met deskundigen die in de wijk actief zijn. Denk aan huisartsen, fysiotherapeuten, schooldirecteuren, welzijnswerkers. Zij weten goed wat er speelt in de wijk waardoor je problemen gerichter aan kunt pakken.Õ Voorburg merkt verder op dat in tijden van bezuinigingen, corporaties en gemeenten wel meer zelf zullen moeten sturen. ÔDoor hierover open met bewoners te communiceren loop je minder risico op weerstand.Õ Thielen vindt inspraak van bewoners ook belangrijk om draagvlak te krijgen, maar die inspraak heeft wel zijn grenzen. ÔBewoners kijken door hun eigen bril naar problemen. Deskundige inbreng van professionals is nodig.Õ Volgens Thielen is draagvlak onder de inwoners niet voldoende, het gaat ook om visie, het uitzetten van de grote lijnen. De vraag rijst dan wel wie capabel is om die grote lijnen uit te zetten. A5 NR 31 / juni 2010
17
Thielen: ÔBestuurders zijn meestal gebonden aan een periode van vier jaar. Corporatiedirecteuren kunnen het misschien beter.Õ Niettemin vindt hij Ahmed Markouch, oud-stadsdeelvoorzitter van Amsterdam Slotervaart, iemand die samen met corporaties en andere stakeholders succesvol de grote lijnen wist uit te zetten voor Nieuw West. Thielen: ÔDergelijke deals moet je borgen en duurzaam lokaal verankeren. Zodat als er een nieuw stadsdeelbestuur aantreedt, de grote lijnen niet uit beeld raken en er plotseling een heel ander beleid komt.Õ Zicht houden De discussie spitst zich daarna toe op de vraag hoe je zicht houdt op de resultaten die je met stedelijke vernieuwing boekt. ÔWe zijn gewend te werken met een begin- en eindpuntÕ, zegt Van de Wal, Ômaar de ontwikkeling van steden en wijken hebben geen begin- en eindpunt. Ze zijn voortdurend aan verandering onderhevig. Hoe weet je dan of stedelijke vernieuwing succes heeft, zodat je niet opnieuw een groot programma op hoeft te tuigen?Õ Voorburg vindt het belangrijk dat je vroegtijdig een grondig inzicht verwerft in de effecten van maatregelen en investeringen. ÔInzicht in de effecten van de maatregelen krijg je met behulp van causaliteitsmodellenÕ, legt hij uit. ÔDaarmee kun je doorgronden of maatregelen elkaar onderling versterken of juist tegenwerken.Õ ÔEn wat de maatregelen kosten en opleveren, zowel in directe als indirecte baten als uitgespaarde kostenÕ, voegt hij eraan toe. ÔWant corporaties en gemeenten willen steeds vaker weten wat de investeringen opleveren. Terecht, het gaat immers vaak om miljoenen euroÕs.Õ Andriessen is wat huiverig voor de kwaliteit van dit soort kwantitatieve studies. ÔJe moet ze wel aanvullen met kwalitatieve informatie. Welke verhalen leven er in de wijk? Dat moet je ook uitzoeken.Õ Voorburg: ÔDat ben ik met je eens, cijfers zeggen niet alles.Õ Andriessen op zijn beurt: ÔNiettemin vraagt de lokale politiek
18
/ KEI-THEMA
wel om cijfers. Politici willen in de wijkenmonitor terug kunnen zien dat het beter gaat. Blijkt dat niet uit de cijfers, dan is het moeilijker de ingezette koers door te zetten.Õ Van de Wal werpt de slotvraag op: ÔHoe gaan jullie verder in de stedelijke vernieuwing, en hoe bepaal je je eigen rol? Thielen: ÔWat betreft de fysieke opgave kom ik er als corporatie wel uit. De woningvoorraad moet gedifferentieerder. En het vastgoed moet beter renderen. Maar als het gaat om het sociale domein, vind ik het lastig. Moeten we ons als corporatie actief gaan bemoeien met zaken als inburgering en onderwijs? Moeten we ons ervoor inzetten bijvoorbeeld een Dienst Werk en Inkomen naar ons stadsdeel te halen, of een gymnasium? Misschien goed voor de bewoners, maar is het onze taak? En blijven bewoners daardoor niet te veel hangen in hun eigen stadsdeel?Õ Voorburg: ÔKansarmen moet je niet afhankelijk houden, maar zelfredzaam zien te maken. Daar ligt de allergrootste opgave, en daarin moet je ze in steunen. Maar durf wel te differenti ren: kijk naar mensen die het echt nodig hebben. Achterhaal hun belemmering, een moeilijke toegang tot de arbeidsmarkt bijvoorbeeld, en probeer het op te lossen.Õ Andriessen: ÔMaar focus in stedelijke vernieuwing niet alleen op de problemen. Kijk waar de kracht van de wijk ligt, en sluit daar op aan!Õ
› www.kei-centrum.nl/ rondetafelgesprek
WERK
//////////////////////////////// Het is weer lente! De grote voorjaarsschoonmaak is begonnen...
A5 NR 31 / juni 2010
19
INTERVIEW INTERVIEW Nieuwe verbindingen voor gezondere wijken Marieke Verkaart
ÔDus jullie zijn bezig met het bemesten van de wijk?Õ, vraagt Olof van de Wal (directeur KEI) aan Joost Wilbrink, adjunct-directeur van Dura Vermeer Bouw Rotterdam. Hij refereert naar het pilotproject ÔVan Grond tot MondÕ dat voortkomt uit het samenwerkingsverband ÔPartners for Healthy CitiesÕ, een initiatief van Dura Vermeer Bouw Rotterdam. Het doel van de pilot is om in de Rotterdamse wijk Lombardijen de belangstelling voor gezonde voeding en voedselbereiding aan te wakkeren. Bewoners kunnen meedoen met het kweken van groenten en fruit, het oogsten en de verkoop of bereiding. Waarom investeert een ontwikkelende bouwer in dergelijke maatschappelijke projecten? Juist in tijden van crisis moeten partijen nadrukkelijker kiezen. Hoe bepaal je waar je op inzet? Dit en meer vroeg Olof van de Wal aan Joost Wilbrink. Dura Vermeer Bouw Rotterdam dacht al voor de crisis na over de bijdrage aan de maatschappij. Investeren in duurzaamheid, educatie, zorg en werkgelegenheid is er naast bouwen en ontwikkelen core business. ÔHet bedrijf trekt zich in deze tijd juist niet terug, maar kijkt hoe het de kennis en betrokkenheid in kan zettenÕ, legt Joost Wilbrink uit. Het bouwbedrijf is bijvoorbeeld n van initiatiefnemers van ÔIkZitopZuidÕ, een project om werkgelegenheid te stimuleren in het
20
/ KEI-THEMA
Rotterdamse Pact op Zuid. Daarnaast biedt men met Stage+ een compleet stagetraject aan MBO-leerlingen en HBO-studenten om ze kennis te laten maken met alle facetten van het bouwproces. Met aan het einde van de rit een baan bij Dura Vermeer. Dura Vermeer Bouw Rotterdam werkt via conceptontwikkeling aan positieverwerving. Het bedrijf heeft een aantal focusgebieden benoemd voor zowel de korte als lange termijn. Dat zijn ketenintegratie in de bouw (Dura Vermeer werkt intensief samen met corporatie Com¥wonen als partner in de bouwprocesketen), duurzaamheid en milieu (bijvoorbeeld Bouwen op water en het PCS-woningbouwconcept), economie en werkgelegenheid (diverse projecten waaronder ÔIkZitopZuidÕ), educatie en ontwikkeling (Stichting Dura Vermeer Leerwerkplaatsen/Stage+ en ook interne opleidingen) en zorg en welzijn (bijvoorbeeld Partners for Healthy Cities, maar ook vooral een traject voor de lange termijn: waar is straks behoefte aan?). Volgens Wilbrink is het bouwen een afgeleide van bovengenoemde focusgebieden. ÔConceptontwikkeling is een vriendelijker manier van zaken doen dan direct grond aankopen en daar vervolgens de macht over uitoefenen.Õ Door zaken te doen via het ontwikkelen van concepten ben je meer een natuurlijke zakenpartner, zegt Wilbrink. ÔJe moet je met deze manier van werken voortdurend verdiepen in wat er speelt in de samenleving. En je moet kunnen delen met andere partijen. Soms is het best moeilijk als private partij om daar in te investeren.Õ E n van de maatschappelijke projecten waar Dura Vermeer Bouw Rotterdam zelf zich hard voor maakt, is ÔPartners for Healthy CitiesÕ. In 2007 stond in de kranten dat Rotterdammers gemiddeld anderhalf jaar eerder sterven dan de gemiddelde Nederlander. Een opmerkelijk bericht, want Rotterdam heeft juist een groot aandeel jongeren. Dit was aanleiding voor het bouwbedrijf om samen met Comáwonen en zorgaanbieder De Stromen Opmaat Groep opdracht te geven aan de Erasmus Universiteit om een internationaal wetenschappelijk onderzoek uit te voeren. Snel daarna sloten ook GGD Rotterdam-Rijnmond en het Albeda Collega zich bij het project aan en het publiek-private samenwerkingsverband ÔPartners for Healthy CitiesÕ was geboren. Het aan de Erasmus Universiteit verbonden European Institute for Comparative Urban Research (Euricur) onderzocht wat Helsinki, Liverpool, Londen, Udine en Vancouver doen om de gezondheid van hun bevolking te verbeteren en hoe dit Rotterdam kan inspireren. Een belangrijke conclusie uit het onderzoek is dat gezondheidsinterventies meer kans van slagen hebben wanneer bewoners ruimte A5 NR 31 / juni 2010
21
krijgen voor eigen initiatief en verantwoordelijkheid. Op basis van deze uitkomsten wil Partners for Healthy Cities een strategie om op stads-, wijk- en buurtniveau coalities te smeden om de gezondheid van Rotterdammers te verbeteren. Inmiddels is het pilotproject ÔVan Grond tot MondÕ gelanceerd in Lombardijen om mensen aan te sporen om gezonder te gaan leven. Bij deze pilot is ook conceptontwikkelaar Concire betrokken. ÔHet idee achter de pilot is dat de voedselketen weer zichtbaar wordt voor mensenÕ, aldus Wilbrink. ÔHet moet een vliegwieleffect cre ren voor andere gezondheidsprojecten in de wijk.Õ ÔUniek aan het project is dat het is ontstaan vanuit de private sectorÕ, zegt Wilbrink. Dura Vermeer Bouw Rotterdam heeft iets aangevoeld, waar iets mee moet gebeuren. Uitgangspunt was een wetenschappelijk onderzoek. ÔVaak is het zo dat er cijfers worden gezocht om een bepaald project er doorheen te krijgen. Wij willen het eerst wetenschappelijk onderzocht hebben en kijken van daaruit verder.Õ Op dezelfde manier zijn andere projecten aangepakt waar het bedrijf bij betrokken is, zoals ÔIkZitopZuidÕ en het project rondom waterwoningen. Maar daarmee blijft de vraag waarom een bouwbedrijf in dergelijke maatschappelijke projecten investeert nog onbeantwoord: een corporatie heeft geld voor maatschappelijke projecten, maar waarom investeert Dura Vermeer Bouw Rotterdam in een project als ÔPartners for Healthy CitiesÕ? ÔUiteindelijk is zoÕn project een business caseÕ, zegt Wilbrink. ÔWaardevermeerdering is niet alleen economisch van aard. Allereerst gaat het ons erom wijken gezonder te maken. Een afgeleide ervan is dat het bedrijf er later weer kan bouwen. Het uiteindelijke doel is dus wel om er rendement uit te halen, het moet iets opleveren.Õ Bij Partners for Healthy Cities is het op dit moment nog niet duidelijk waar het potentieel zit voor Dura Vermeer. Maar de redenering is: als je een wijk gezonder maakt, wordt het gebied aantrekkelijker en dit kan uiteindelijk ook interessante opdrachten genereren voor het bedrijf. Op de vraag of door dit soort projecten de achterdocht verdwijnt, die toch vaak aanwezig is tussen publieke en private partijen, zegt Wilbrink: ÔJe zit op een andere manier met partners om de tafel. Partijen als de GGD en het Albeda College zijn al snel aangehaakt op Partners for Healthy Cities; het is zowel door private als publieke partijen omarmd. En de gemeente Rotterdam is erg positief over ÔIkZitop ZuidÕ. Misschien ligt het ook aan de stad Rotterdam dat publiekprivate samenwerkingen eerder van de grond komen dan elders.Õ Wederzijdse verwachtingen verschuiven ook. Er wordt de laatste jaren meer verwacht van private partijen om te opereren als maatschappelijk
22
/ KEI-THEMA
Je moet de publieke sector uiteindelijk mee Je moet debeleid publieke sector uiteindelijk mee hebben om te kunnen veranderen. beleid veranderen. Dehebben privateom sector zal te dekunnen eerste investe De private sector zal de eerste invester ingen ringen maken en als het een succes blijkt, maken en als het blijkt, kan de kan de publieke takeen meesucces investeren. publieke tak mee investeren. ondernemer. Publieke partijen moeten daar tegelijkertijd in meegaan en ondernemender denken. ÔIn Rotterdam werkt dat goedÕ, zegt Wilbrink. ÔDura Vermeer Bouw Rotterdam verwacht van een overheid dat zij in ieder geval meedenkt en Ðdiscussieert in een business case. Het scheelt al heel veel als publieke partijen bereid zijn mee te denken over idee n van andere, misschien minder bekende, partijen. Je moet de publieke sector uiteindelijk mee hebben om beleid te kunnen veranderen. De private sector zal de eerste investeringen maken en als het een succes blijkt, kan de publieke tak mee investeren.Õ Het leggen van nieuwe verbindingen gebeurt juist nu, zegt Wilbrink, wijzend op het thema van een vorig nummer van A5. ÔPartijen zoeken elkaar op, ze worden nu creatiever en hebben elkaar nodig. Partners for Healthy Cities is eigenlijk een onverwachte mengelmoes van partijen die samenwerken en dat levert juist iets nieuws op.Õ
› www.kei-centrum.nl/gezondewijk
A5 NR 31 / juni 2010
23
BUURTOPGAVE De ‘betere’ buurtanalyse Ewout van der Weij & Ronald Meijer, DHV
Gedegen analyse als start voor buurten die nog veel beter kunnen! Vernieuwen begint met gezamenlijk en precies analyseren. Eerst samen analyseren om vervolgens gerichte keuzes te maken leidt tot een beter, kosteneffectief uitvoeringsprogramma en gemotiveerde bewoners en professionals. Zonder gefundeerde analyse is het verleidelijk steeds maar nieuwe projecten te bedenken of oude voort te zetten. Een diepgaande analyse op subbuurtniveau maakt deze focus eenvoudiger. DHV analyseerde daarom verschillende wijken in Amsterdam, Rotterdam en Velp op basis van de methode van de ÔbetereÕ buurtanalyse.
24
/ KEI-THEMA
Te vaak is de opgave in een wijk of buurt niet helder vastgelegd en is de aanpak daardoor (kosten) ineffectief. De oplossing is samen en gericht een goede analyse te maken, die op subbuurtniveau Ð n of meerdere complexen van woningen Ð moet starten. Investeren in een gedegen analyse betekent overigens niet noodzakelijkerwijs meer tijd maar vooral meer denkkracht en energie besteden. Hiermee wordt dubbel winst geboekt. De ellenlange WAPÕs (wijkactieplannen), BUPÕs (buurtuitvoeringsplannen) en allerhande andere vernieuwingsprogrammaÕs leiden vaak tot een projectendiarree. En doordat uitvoering daarvan alle aandacht vraagt blijven efÞciencymaatregelen in het reguliere welzijnswerk, de veiligheidsaanpak en het beheer van de openbare ruimte buiten schot. Zonde van de publieke middelen en slecht voor het draagvlak onder bewoners. Een gezamenlijke en precieze analyse, met betrokkenheid van vele stakeholders, maakt dat partners in de wijk kunnen overgaan tot een
Maar wel op buurtniveau! Corporaties op hun beurt, beschikken over een ongekende rijkdom aan sociale data, maar missen vaak heldere sociale doelen. In een samenwerkingsverband leren ze elkaars buurtgerichte beleidsprognoses kennen, zoals die over verkoop. Bewoners ten slotte, neem je vooral serieus door ze te betrekken bij de analyse en te vragen naar hun ervaringen. Amsterdam Noord: Vogelbuurt – IJplein In de Vogelbuurt en het IJplein, twee buurten in Amsterdam-Noord, maakte DHV een buurtanalyse. De bewoners werden al in de analysefase actief betrokken samen met het stadsdeel en vijf corporaties. Door de tijdige betrokkenheid van bewoners werd een gerichte programma opgezet voor een effectievere aanpak van mensen met een zorgvraag.
(kosten)effectieve aanpak van de daadwerkelijke opgave. Een goede analyse kijkt naar de bestaande inzet van mensen en middelen en hoe deze te verbeteren zijn. Het effectief aanpakken van de juiste opgave leidt tot gemotiveerde bewoners en professionals. Op (sub)buurtniveau bestaat bij verschillende partijen vaak zowel een onontgonnen rijkdom als een onoverzichtelijke overvloed aan data. Het hoeft niet veel tijd en energie te kosten om een kwantitatieve analyse te maken en hier conclusies uit te trekken. Een noodzakelijke aanvulling met kwalitatieve analyse en toetsing door professionals is daarna snel gemaakt en werkt motiverend.
In de buurtanalyse uitten bewoners hun zorg over dat in hun buurten veel mensen met een zorgbehoefte wonen. De nabijheid van diverse zorginstellingen (geestelijk, lichamelijk, daken thuislozen, senioren) en het grote aandeel sociale woningbouw onderbouwden dit. De bewoners gaven aan zorgbehoevenden graag te helpen, maar alleen voor zover de buurt dat aankan. Harde gegevens over dit vraagstuk ontbraken, zowel bij corporaties als het stadsdeel. Men bleek bijvoorbeeld niet te kunnen zien welke huurders oorspronkelijk in een traject van begeleid wonen zaten. Als mensen uit zoÕn traject overgaan tot zelfstandig huren bij de corporatie, vervalt de registratie van hun verleden. Terwijl de risicoÕs op ontsporen bij huurders met een sociaal-medisch verleden groot zijn, ook na een aantal succesvolle zelfstandige maanden.
Om dat goed te doen moeten professionals uit de sociale n de fysieke hoek elkaars kennis en manier van analyseren leren kennen. Bij beleidsmakers moeten de sectorgrenzen verdwijnen, zodat er ruimte ontstaat voor integraal beleid.
De analyse resulteerde daardoor in het gericht inzetten van middelen voor de sociale aanpak door de vijf corporaties. Bewoners met een zorgbehoefte krijgen voorrang door zorg op maat en een kleinschalige aanpak. Ook de A5 NR 31 / juni 2010
25
basisbevolkingssamenstelling wordt in de gaten gehouden, doordat partijen meer sturen op een gespreide instroom van mensen met een zorgbehoefte. De corporatie met de meeste woningen in het gebied, Eigen Haard, werkt inmiddels aan een verbeterde registratie. Deze is nu zo veranderd dat de kwetsbaarheid van bewoners zichtbaar blijft, zonder de privacy te schenden. Dit betekent dat bij het toewijzen van woningen voor begeleid wonen beter gestuurd kan worden op de draagkracht van de omwonenden. Tot slot geven corporaties en gemeente in Noord inmiddels signalen, ontwikkelingen en kwantitatieve gegevens terug. Dat is in een buurtanalysetraject waar bewoners behoefte hebben aan een feitelijke onderbouwing van het signaal dat zij afgaven, van groot belang. Rotterdam – Delfshaven: Coolhaveneiland De opdrachtgevers Woonbron en de deelgemeente Delfshaven benaderden DHV voor een sociale buurtanalyse van het Coolhaveneiland. Delfshaven is een van de ÔkrachtwijkenÕ, dus de situatie was Ôerkend ernstigÕ. Op basis van de statistische analyse op subbuurtniveau bleek het aandeel werklozen onder dertigers en veertigers in enkele complexen extreem hoog (25%), zelfs voor Rotterdamse begrippen. Uit dezelfde analyse bleek ook dat aan de randen van de wijk relatief veel welgestelde mensen wonen, waardoor het gemiddelde werd opgetrokken. De cijfers in de sociale woningbouw bleken nog veel dramatischer te zijn. Zonder de diepgang op subbuurtniveau was de extreme urgentie van deze groepen bewoners onzichtbaar gebleven. Woonbron en de gemeente begeleiden nu intensief tientallen langdurig werkelozen. Het leverde een duidelijke focus in het wijkactieplan op. Ook elders zijn buurtanalyses uitgevoerd, zoals in Bospolder-Tussendijken (Rotterdam), VelpZuid en Kanaleneiland. Kortom, een gezamenlijke analyse met harde gegevens van de bestaande
26
/ KEI-THEMA
situatie maakt scherpe keuzes mogelijk. Het gezamenlijk analyseren en vervolgens kiezen leidt tot meer focus op de kernproblemen en daardoor een kosteneffectieve uitvoering; een gericht programma voor relatief jonge werklozen en inzicht in multiprobleemhuishoudens met daarbij gerichte zorg.
› www.kei-centrum.nl/deopgave
Monumentale starterswoningen in Groningen Ontwikkelopgave in wijkvernieuwing benaderen vanuit de vraag Bert-Jan Bodewes, KUUB Centrum Particuliere Bouw
Stichting KUUB, Centrum voor Particuliere Bouw, renoveerde onlangs samen met de bewoners van het Blauwe Dorp in Groningen negentig monumentale huizen tot starterswoningen. De woningen werden casco opgeleverd en konden door de kopers geheel naar eigen smaak worden ingedeeld en uitgebouwd. Voor het renovatieproject werd een collectief opdrachtgeverschapconstructie ontwikkeld om de woningen te verbouwen, te onderhouden en in de toekomst gezamenlijk de woonomgeving te beheren. Dit alles om het monumentale beeld te waarborgen en de garanties voor de deelnemers zo aantrekkelijk mogelijk te maken. Het project droeg daarmee bij aan de verbetering van de beeldkwaliteit in de wijk en de zelfredzaamheid van bewoners. Het verhaal van het Blauwe Dorp is een bijzonder verhaal. De woningen zijn gebouwd als arbeiderswoningen in 1919, vlak na de Eerste Wereldoorlog. Het Blauwe Dorp is de oudste, door de gemeente
gebouwde, arbeiderswijk van Groningen. Het dorp stond op de nominatie om gesloopt te worden, maar hier was veel verzet tegen. In de zomer van 2007 werd besloten om de woningen te behouden en ze de status van ‘gemeentelijk monument’ toe te kennen. Vanaf dat moment startte een intensieve samenwerking tussen de gemeente Groningen, woningcorporatie Nijestee, KUUB Centrum Particuliere Bouw, Wal architecten en de Rabobank om de ingewikkelde herontwikkeling van dit monument vorm te geven. Ingewikkeld, omdat de waarde van de woningen door achterstallig onderhoud laag was en de woningen midden in een wijkvernieuwingsgebied stonden. Van meet af aan stonden de kopers van de gerenoveerde woningen centraal en werden zij actief bij het project betrokken. Hierdoor ontstond een helder proces, waarbij alle professionele deelnemende partijen eraan werkten om de wensen van de kopers zo effectief mogelijk te faciliteren en duidelijkheid voor hen te scheppen. Om deze A5 NR 31 / juni 2010
27
Daardoor creĂŤerden de bewoners een huis dat qua interieur helemaal aansloot bij hun wensen en behielden de woningen aan de buitenzijde een eenduidig karakteristieke uitstraling. reden werd er gekozen voor collectief opdrachtgeverschap. Het voordeel daarvan was dat de uiteindelijke prijs per woning laag kon blijven. Erg belangrijk voor dit project was dat de prijs niet afhankelijk was van de aanpassingen die aan de woning moesten worden verricht om er weer een goed monument van te kunnen maken. Elke koper betaalde een evenredig deel in de totale renovatiekosten van het project. De verkochte woningen werden casco gerenoveerd en opgeleverd. De buitenkant lag vast door de monumentenstatus van de bestaande woningen. De participatie van de kopers zat met name in de ontwikkeling van extra opties bij de woningen. KUUB ondersteunde de kopers hierbij. Denk bij extra opties aan uitbouwmogelijkheden en het vormgeven, gezamenlijk of individueel, van de binnenzijde van de woningen. Daardoor creĂŤerden de bewoners een huis dat qua interieur helemaal aansloot bij hun wensen en behielden de woningen aan de buitenzijde een eenduidig karakteristieke uitstraling. Erfpacht Vanwege de complexiteit van het project, heeft het renovatieplan als basis een erfpachtconstructie gekregen. Woningcorporatie Nijestee gaf de grond uit in erfpacht met een lage canon. Dit zorgt voor een lagere grondwaarde en een lagere woonlast. De woningen werden daardoor beter bereikbaar voor starters op de woningmarkt. Daarnaast dient de erfpachtconstructie ook voor behoud van de beeldkwaliteit van het Blauwe Dorp. In de erfpachtvoorwaarden zijn spelregels opgesteld, waaraan de kopers zich moeten conformeren om
28
/ KEI-THEMA
het monument te beschermen. Deze spelregels hebben betrekking op het behoud, onderhoud en beheer van woningen en woonomgeving door een beheervereniging. De vereniging wordt gevormd door de kopers zelf. Ondanks dat het grondgebonden woningen betreft, werd er een juridisch platform gevormd dat gelijk is aan een Vereniging van Eigenaren in appartementencomplexen. Deze vereniging hangt in een juridische constructie die bestaat uit verschillende contracten die naar elkaar verwijzen, waardoor er een sluitend geheel ontstaat. Vanaf het begin werd er met veel verschillende partijen samengewerkt. Dit leverde aanzienlijke voordelen op. Een van deze voordelen kwam voort uit de vroegtijdige samenwerking met de Rabobank. De koop- en aanneemsom van de woningen was gemiddeld hoger dan de taxatiewaarde van de gerenoveerde woningen. Dit betekende dat een deel van de hypotheek niet gedekt zou zijn. De hypotheekverstrekker liep dus een risico en zou daarom niet over gaan tot financiering. Om dat te voorkomen is de afspraak gemaakt met de Rabobank en de gemeente Groningen, dat de gehele woonomgeving voor 1,3 miljoen euro wordt aangepakt. Met deze toezegging is de financiering goedgekeurd. Naast de gehele renovatie-opgave is er ook een energieprestatie toegevoegd. Samen met de duidelijke, vooraf gemaakte, projectafspraken maakte dit dat de bank nu wel in het project durfde te stappen. De verenigingsconstructie zorgt er, door goed beheer, ook voor dat waarde behouden blijft of zelfs stijgt. Om de intensieve samenwerking goed vorm te laten krijgen moesten alle partijen samen nadenken over de knelpunten
van de andere partij. Iets wat niet gewoon is bij ontwikkeling, maar wel essentieel vanwege de betrokkenheid van de bewoners in plaats van een ontwikkelende partij. Alle stappen die de deelnemers, zowel particulieren als bedrijven, in het project doorliepen, zijn vooraf met alle partijen uitgewerkt. Dit is tijdens het project met regelmaat getoetst en daar waar nodig bijgesteld. Succesvolle verkoop Het project Blauwe Dorp behoort tot het meest succesvolle project van Groningen in 2009. Binnen 1 jaar na de start zijn alle negentig woningen verkocht. Dit ondanks de crisis op de woningmarkt en de vaak lastige financiële uitgangspositie van starters. De kopers zijn grotendeels starters van verschillende leeftijden die veel tijd en energie willen steken in het afmaken van hun woning en woonomgeving. Door de erfpacht en lage investeringen, blijven de woningen zeer betaalbaar. Daar-
naast zijn er nog een aantal extra mogelijkheden gecreëerd, bijvoorbeeld de mogelijkheid tot aanvraag van koopsubsidie van de NHG. En er is door de gemeente een aanpassing gedaan aan de voorwaarden voor een starterslening. De ontwikkelopgave puur benaderen vanuit de vraag is iets wat KUUB en Nijestee nu drie keer met succes hebben toegepast in gebieden met een forse wijkvernieuwingsopgave. Deze manier is mogelijk doordat belangen van de deelnemers direct vanaf het begin centraal staan. Het geeft een veel beter eindresultaat voor alle betrokkenen en bovenal voor de deelnemers. Zij krijgen een woning die in alle opzichten bij hen past, waarbij zij zelf invloed hebben kunnen uitoefenen en die in de toekomst voor hen behouden blijft.
› www.kei-centrum.nl/projecten/ blauwedorp A5 NR 31 / juni 2010
29
// KENNIS
WIJK IN BEELD Leiden Noord Anouk Schuitemaker
30
// KEI-KENNIS
Een groot deel van de woningen is inmiddels bewoond en de eerste straten zijn ingericht. Nieuw Leyden, het oude slachthuisterrein in Leiden dat via Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO) wordt herontwikkeld, is grotendeels opgeleverd. Leiden Noord De ontwikkeling van Nieuw Leyden is n van de drie iconen uit het ontwikkelingsplan Leiden Noord. Nadat de planvorming in 2001 stagneerde zijn door een bundeling van meerdere projecten, drie speerpunten vastgesteld: Nieuw Leyden, de ontwikkeling van het voorzieningencentrum Kooiplein en de transformatie van de Groenoordhallen naar een nieuw woon-werkgebied. De overkluizing van de Willem de Zwijgerlaan, een drukke verkeersader die dwars door het gebied loopt, verbindt de verschillende projecten met elkaar. Het meest spraakmakende project Ð Nieuw Leyden Ð en het project dat de samenhang in het gebied versterkt Ð de overkluizing van de Willem de Zwijgerlaan Ð worden hieronder toegelicht. Nieuw Leyden Nieuw Leyden is het eerste project waarmee is gestart. Na realisatie telt de wijk circa 800 woningen. Hiervan worden 430 woningen gebouwd via CPO en 127 woningen via consumentgericht bouwen door woningcorporatie Portaal. Het is het eerste project waar CPO op grote schaal en in een herstructureringsgebied is toegepast. Het ÔcollectieveÕ van het project zit in de gezamenlijke parkeerkelders onder de bouwblokken. Daarnaast worden de straten tussen de bouwblokken gezamenlijk ontworpen. Door de parkeergarages is het mogelijk de straten autovrij in te richten. De bewoners kregen veel ontwerpvrijheid; de woningen hoeven maar te voldoen aan een zeer beperkt aantal randvoorwaarden en worden niet voorgelegd aan een welstandscommissie. Een bonte verzameling van woningtypen, kleuren en materialen is het resultaat.
Na het ontstaan van de eerste idee n was lang onduidelijk of het project een succes of een ßop werd. Pas nadat woningcorporatie Portaal in 2001 instapte en VROM in 2002 9,2 euro IPSVsubsidie beschikbaar stelde, ging het plan deÞnitief door. Portaal participeert via een PPSconstructie in het project. De corporatie ontwikkelde voor haar 127 woningen vijf stijlfamilies: romantiek, modern, statig, klassiek en schuivende panelen. Bewoners konden zelf een stijlfamilie kiezen. Binnen de stijlfamilie waren vervolgens weer keuzes te maken over de bakstenen, dakpannen, dakkapel, uitbouw, dakterras, ramen en woningindeling. Willem de Zwijgerlaan Aan de rand van Nieuw Leyden is een nieuwe groenstrook met waterloop aangelegd. Dankzij overkluizing van de drukke Willem de Zwijgerlaan, ontstaat een doorlopende groene route vanaf de stadssingel, langs Nieuw Leyden, een nieuwe Moskee, groengebied Tuin van Noord, de voormalige Groenoordhallen en het noordelijk gelegen Merenwijk. Een tweede, meer oostelijk gelegen overkluizing, verbindt Tuin van Noord met de wijk De Kooi. Aan de rand van de overkluizing wordt het nieuwe Kooiplein ontwikkeld, het toekomstige centrum van Leiden Noord. Verschillende renovatie- en sloop-nieuwbouwprojecten van corporaties De Sleutels en Portaal elders in het gebied moeten de woningvoorraad aantrekkelijker en gedifferentieerder maken. En niet zonder resultaat, laat het eerst opgeleverde project Nieuw Leyden zien. Leiden Noord bestaat uit de wijken Groenoord (met daarin de buurt Nieuw Leyden), Noorderkwartier en De Kooi.
› www.kei-centrum.nl/projecten/ leidennoord
A5 NR 31 / juni 2010
31
NIEUW Stoomcursus stedelijke vernieuwing In het nieuwe dossier Stoomcursus stedelijke vernieuwing zet KEI de essentials van de stedelijke vernieuwing overzichtelijk in één dossier. De basisvragen naar het wie, wat en waarom van de stedelijke vernieuwing worden in klare taal beantwoord. Fundamenteel leesvoer voor alle starters in de stedelijke vernieuwing én voor ervaren professionals die wel een opfrisser kunnen gebruiken! › www.kei-centrum.nl/stoomcursus
32
// KEI-KENNIS
NATUURLIJKE WIJKVERNIEUWING 2.0 Voorstellingsvermogen Johan Vellinga, Início ÔIk denk dat er een wereldmarkt is voor misschien vijf computers.Õ (Thomas Watson, bestuursvoorzitter van IBM, 1943). Vaak is toekomst voorspellen moeilijk. Dit geldt ook voor de toekomst van wijken en buurten. Maar wat gebeurt er als je serieus een beroep doet op het voorstellingsvermogen van bewoners en professionals en ze in scenarioÕs laat denken? Het zijn onzekere tijden. Grote bezuinigingen komen op ons af. Het is nog onbekend waar de klappen gaan vallen maar een ding is zeker: iedereen zal het gaan merken. De een alleen meer dan de ander. Ook binnen de wijkvernieuwing of de wijkaanpak zullen we andere keuzes moeten maken. De vraag naar investeringen op wijkniveau, groot en klein, blijft bestaan of zal zelfs groeien. Tegelijkertijd nemen de middelen af. Grote vernieuwingsprojecten, zeker in de herstructurering, liggen inmiddels stil of worden voor onbepaalde tijd uitgesteld. A5 NR 31 / juni 2010
33
Daar sta je dan met je meerjarenplannen, je wijkdoelstellingen en je stedelijke prioriteiten. Je toekomstvisie, pas nog opgesteld met allemaal enthousiaste en betrokken partijen die in een zorgvuldig participatietraject betrokken zijn bij het nadenken over de toekomst, blijkt ineens niet veel meer waard te zijn dan een prachtige droom. Was dat te voorzien geweest? Waarschijnlijk niet want dan waren we er met zijn allen prima op voorbereid, toch? Grillen van de markt Zijn we dan helemaal overgeleverd aan de grillen van de markt? Voor een deel wel. Sommige ontwikkelingen staan zover bij het dagelijkse werk in de wijken vandaan dat het moeilijk is om hier rekening mee te houden. Toch is het wel mogelijk om voorbereidingen te treffen en betrokkenen gevoel te geven voor onzekerheid en het nut van alternatieven tegenover een blauwdruk. Om ßexibeler en op een meer natuurlijke wijze met toekomstige ontwikkelingen om te gaan. Door een beroep te doen op het voorstellingsvermogen van bewoners en professionals. Ze te wijzen op de steeds weer veranderende werkelijkheid en ßexibiliteit van ze te vragen. Dus niet de toekomst willen voorspellen en alle kaarten op dat ene gewenste toekomstbeeld zetten, maar het maken van meerdere verschillende voorstellingen van die toekomst. Het scenarioplannen en -werken is hiervoor een aantrekkelijke werkwijze en bevindt zich dan ook op het snijvlak van de traditionele, planmatige werkwijze en de natuurlijke, continue wijkvernieuwing. Scenarioplannen Dordrecht In Dordrecht is onlangs met scenarioplannen en Ðwerken ge xperimenteerd in de wijk Het Reeland. De gemeente Dordrecht werkt al jaren gestructureerd en vol overgave aan het gebiedsgericht werken. Traditionele plannen als wijkschetsen, wijkvisies en wijkprogrammaÕs hebben in het verleden hun waarde bewezen maar tegelijkertijd leefde het besef dat de werkelijkheid weerbarstig is en dat veranderingen elkaar steeds sneller opvolgen. Het scenarioplan biedt hiervoor een passend alternatief. De gemeente heeft samen met bewoners en professionals nagedacht over vier scenarioÕs. Vari rend van het gaat economisch Ôheel goedÕ tot Ôheel slechtÕ en van een situatie waarbij er een klimaat is van gezamenlijkheid tot een klimaat van ieder voor zich. Zo is er bijvoorbeeld nagedacht over het scenario waarbij het economisch slecht gaat en gezamenlijkheid ontbreekt. Van dit scenario is een passende beschrijving gemaakt en er is geprobeerd dit scenario te verbeelden met fotomateriaal. Hierdoor konden participanten zich goed inleven.
34
// KEI-KENNIS
In 2010 zet KEI ‘Natuurlijke wijkvernieuwing’ in de etalage. In N7 (2004) is beschreven hoe ‘Natuurlijke wijkvernieuwing’ de overgang van ‘blauwdrukdenken’ naar ‘witdrukdenken’ introduceert; de gedachte dat een wijk en stad nooit af zijn, dat hooguit de richting waarin een wijk zich ontwikkelt kan worden aangegeven. Een duidelijke stip aan de horizon zien en daar werkende weg naar toe gaan, in plaats van een
gedetailleerd eindbeeld inclusief het proces daar naartoe. Een flexibele aanpak die recht doet aan de bijzonderheden van de wijk, die het mogelijk maakt beter in te spelen op toekomstige ontwikkelingen en daarmee een duurzame aanpak garandeert.
Vervolgens is aan de participanten gevraagd om, indachtig dit scenario, een voorstelling te maken van de toekomst. Wat betekent dit scenario voor de keuzes die moeten worden gemaakt op wijkniveau. Op het gebied van de woningen: herstructurering of niet en zo ja, voor wie dan? Op het gebied van de voorzieningen: wat is een acceptabel voorzieningenniveau of wat wordt als absolute basis gezien? Op welke manier investeer je in sociale samenhang en veiligheid, en wie is dan primair verantwoordelijk voor deze investeringen? En wat kan er gezien het scenario nog gedaan worden in de woonomgeving of de buitenruimte? Maar ook: welk van de bovenstaande domeinen is nu echt belangrijk wanneer het economisch slecht gaat en iedereen zich terugtrekt? Wat verdient prioriteit? Waar moet het accent van de wijkvernieuwing liggen? En wat als de toekomst verandert? Voorzieningen belangrijkste thema De discussies over scenarioÕs in Dordrecht verliepen in een gemoedelijke sfeer, maar werden inhoudelijk zeer serieus gevoerd. Gedurende 3 avonden op verschillende plekken in de wijk, is op deze manier intensief gesproken met in totaal zoÕn 100 bewoners en professionals. Samengevat kunnen we concluderen dat ongeacht het scenario voorzieningen het belangrijkste thema is in de wijk. Daarna volgen de themaÕs woonomgeving en sociale samenhang. Minder belangrijk is het thema woningen en veiligheid, waarbij deze laatste het minst belangrijk is. Vooral als het economisch slecht gaat moet er extra ge nvesteerd worden in werk, moet verpaupering van de leefomgeving worden tegengegaan en sociale samenhang worden bevorderd. Wanneer het economisch goed gaat zou er vooral aandacht moeten zijn voor bijzondere woonmilieus, het oplossen van parkeermogelijkheden en behoud van een gevarieerd inwonersbeeld. Ook kunnen we concluderen dat bewoners en professionals samen prima in staat zijn om keuzes te maken. Wanneer serieus de dialoog A5 NR 31 / juni 2010
35
wordt aangegaan en participanten gevraagd wordt om keuzes te maken, zoals bestuurders keuzes moeten maken, dan gebeurt dat ook. Hoe lastig dit soort keuzes ook zijn. Voorbereid op verandering Met het nadenken over verschillende scenarioÕs worden mogelijke toekomstige ontwikkelingen nader bestudeerd. Hierdoor zijn zowel bewoners als professionals beter voorbereid op veranderingen en worden zij bekend gemaakt met de onzekerheid van de toekomst. Hier is vooraf in alle rust al over nagedacht en men kan daardoor sneller en adequater reageren op deze veranderingen. Is daarmee de toekomst beter te voorspellen? Waarschijnlijk niet want de toekomst blijft weerbarstig en onverwacht uit de hoek komen. Misschien maar goed ook. Maar kunnen we ons weerbaarder maken tegen deze ongewisse toekomst? Dat wel. Denk er in ieder geval over na. Stel je het onvoorstelbare voor, en doe dat vooral samen. Niet eenmalig maar in een continue dialoog met en vooral in de wijk. Elk jaar weer. Wissel gezichtspunten en meningsverschillen uit, benut de kracht van de ver uiteenlopende idee n. Wees niet bang voor veranderingen, benut de kansen en mogelijkheden die elke tijd natuurlijk in zich heeft. En doe een beroep op het voorstellingsvermogen van de partners. Stel je eens voor. In Dordrecht wordt hiermee ge xperimenteerd. Niet in alle wijken. Eerst maar eens proberen en ontdekken of het aanslaat bij bewoners en professionals. De eerste indruk en reacties zijn in ieder geval positief.
› www.kei-centrum.nl/natuurlijkewijkvernieuwing
36
// KEI-KENNIS
Hoe is het nu met? Gold Service Corporatie durft onderscheid te maken tussen huurders Axel Dees
Promotieteam Gold Service
A5 NR 31 / juni 2010
37
Het is de mantra van opvoedingsdeskundigen: negatief gedrag negeren, positief gedrag stimuleren. Kinderen gaan meer positief gedrag vertonen als ze daarvoor de juiste prikkels krijgen - een beloning dus. Een bekende gedachte, maar wat als die in een andere setting wordt toegepast? Bij volwassen huurders bijvoorbeeld? Corporatie De Woonplaats uit Enschede besloot - naar Engels voorbeeld dit idee vorm te geven. In 2001 startte De Woonplaats met Gold Service. Een revolutionair concept uit Engeland waar het in de Manchester volkshuisvesting al jaren succesvol wordt toegepast. Gold Service is een ledenservice exclusief voor huurders die zich goed gedragen. Betaal je tijdig je huur en veroorzaak je geen overlast? Dan beloont De Woonplaats je met cadeaubonnen, korting bij winkels en op verzekeringen, de mogelijkheid om je huurwoning te kopen en allerlei ÔempowermentprogrammaÕsÕ om je zelfredzaamheid en zelfstandigheid te vergroten. Naast individuele voordelen zijn er ook voordelen voor de buurt Er kan bijvoorbeeld samen gespaard worden voor extra voorzieningen zoals speeltoestellen. Voorwaarde om lid te worden is dat tenminste vier maanden achter elkaar de huur op tijd betaald wordt Ð voor de eerste van de maand Ð en er geen overlast bezorgd is. Momenteel zijn er ruim 9000 leden, de helft van alle huurders van De Woonplaats. Bert Timmen, teamleider transitie & participatie bij De Woonplaats, vertelt over de ontwikkeling: ÔWe merkten dat wervingsacties nieuwe leden opleverden, maar zaten wel aan het plafond. Voor veel huurders bleek de voorwaarde om per automatische incasso de huur te betalen niet haalbaar. Die regeling hebben we sinds februari versoepeld. Je hoeft niet per se per incasso te betalen, als de huur maar voor de eerste van de maand binnen is. Sindsdien hebben wij 500 nieuwe leden kunnen verwelkomen. Nu willen we zoveel mogelijk ÔslepersÕ
38
// KEI-KENNIS
binnenhalen. Zij betalen de huur wel in de lopende maand maar niet op tijd, voor de eerste van de maand. We bieden hen aan om nu lid te worden en geven hen de kans om in een jaar de achterstand in te lopen.Õ Een gouden idee. Immers, huurders worden gestimuleerd om goed woongedrag te vertonen, de overlast vermindert en de corporatie hoeft minder te besteden aan administratie en overlastbestrijding. Toch is het niet alles goud wat er blinkt. Want waarom wordt het idee nog niet omarmd door de hele corporatiesector? Dat komt door het onderscheid dat Gold Service maakt tussen huurders. ÔJe moet onderscheid durven maken,Õ zegt Timmen. ÔDe Woonplaats is daar trots op en het is cruciaal voor het succes. Veel sectorgenoten willen wel ÔietsÕ met Gold Service, maar zijn bang om dat onderscheid te maken. Meestal ontstaat dan een soort afgeleide, waarin bijvoorbeeld alle huurders automatisch lid zijn. Maar daarmee haal je de prikkel weg uit het concept. Je wilt toch niet al je huurders zomaar belonen met extraÕs? Die notoire wanbetaler, onderverhuurder of drugshandelaar, moet je die belonen voor zijn gedrag?Õ Dit standpunt leverde zelfs een rechtszaak op. Timmen: ÔEen huurder wilde geen lid worden, maar wel proÞteren van een van de voordelen. Die gelegenheid hebben we aangegrepen om een principe-uitspraak van het gerechtshof te krijgen. Die stelde ons in het gelijk, wat heel belangrijk voor ons was, omdat het de kern is van ons beleid in klantbenadering: onderscheid maken. Kijk, we bieden een goede basisservice voor alle huurders. Daar heeft iedereen recht op. De voorwaarden staan in het huurcontract dat iedereen ondertekend heeft. Gold Service biedt kwaliteitstoevoeging. Deelname is vrijwillig en kost niets. We sluiten dus niemand uit, maar belonen onze goede klanten.Õ
Timmen ziet voldoende aanwijzingen om Gold Service een succes te noemen: ÔJe ziet, zeker in stedelijke vernieuwingsgebieden zoals Pathmos in Enschede, de bewoning sterk verbeteren en de overlast afnemen, maar omdat de aanpak breder is , kun je dat niet direct aan Gold Service toeschrijven. Het zijn zachte indicatoren, zogezegd. Maar ik ben overtuigd van de rol van Gold Service hierin. Ik claim die indicatoren.Õ De Woonplaats wil meer bieden dan alleen een extraatje voor op tijd betalen. ÔWe willen loyale klanten stimuleren en kansen bieden. Het gaat om de zelfredzaamheid van mensen en de betrokkenheid bij de buurtÕ, aldus Timmen. ÔDat zie je in Pathmos. Gold Serviceleden legden daar al meerdere malen hun gekregen cadeaubonnen bij elkaar voor een buurtproject. De Woonplaats verdubbelde het gespaarde bedrag waardoor er nu speelplekken en hagen zijn aangelegd en een recreatieruimte ingericht kon worden. Timmen: ÔAllemaal op initiatief van de bewoners die trots zijn op de wijk en er zich weer thuis voelen.Õ ÔEen belangrijk leerpunt is dat je Gold Service intern continu onder de aandacht houdtÕ, zegt Timmen. ÔHet dreigt soms het project van n persoon te worden, zeker als door fusies en reorganisaties nieuwe mensen op nieuwe stoelen komen te zitten. We proberen daar scherper op te zijn. Iedere Woonplaatsmedewerker moet weten wat Gold Service is en het kunnen verkopen. Gold Service hoort bij het DNA van De Woonplaats.Õ
> Ruimtes van verlangen Fotograaf Christian van der Kooy (Goes, 1983) maakt voor A5 een serie over 'mentale ruimtes' in de stad. Een zoektocht naar plekken waar mensen hun verlangens vormgeven. Waar verlangens de plek verwoesten of er zelf door verwoest worden. De foto op de volgende pagina is genomen in de Berninistraat in de Rotterdamse 'opknapwijk' Prinsenland: "Iris vlecht Naomi's haar in stilte. Kinderlijke onschuld achter een muur van grof beton. Deze vriendinnen verspillen blijkbaar geen woorden, het zijn wiebelkonten. Een bijna constante smsstroom ontlokt gegiechel en verbreekt kort de stilte. Daarna weer een vacuüm, totdat: 'Bliep Bliep', en weer een jochie die verkering vraagt..."
› www.christianvanderkooy.eu
› www.kei-centrum.nl/projecten/ goldservice
A5 NR 31 / juni 2010
39
Prinsenland, Rotterdam Christian van der Kooy
40
A5 NR 31 / juni 2010
41
Project in beeld Veld van Klanken Leefstijlplanning in Hoogvliet Fanny Gelissen
42
// KEI-KENNIS
Woningen bouwen voor gelijkgestemden, dat is wat corporatie Vestia deed in Hoogvliet. Vestia realiseerde in de wijk Meeuwenplaat woningen met een speciale muziekkamer voor mensen met een passie voor muziek. Deze leefstijlplanning is volgens Vestia een goede manier om de leefbaarheid in Hoogvliet te verbeteren en tegelijkertijd een speciÞeke doelgroep te bedienen. Een DJ, een zanger, een tamboer in een fanfareorkest: het gezelschap muzikanten in het project Veld van Klanken is zeer divers. De een verdient met het maken van muziek zijn boterham, voor de ander is het een uit de hand gelopen hobby. Het instrument, de muziekstijl en de professionaliteit verschillen, maar de liefde voor muziek is gelijk. Dit is het bindmiddel tussen de bewoners en de voorwaarde die Vestia stelt bij toewijzing van de woningen. De laatste woningen worden momenteel opgeleverd en staan in de verkoop. ÔDe verkoop duurt iets langer dan verwachtÕ, zegt Monique Nijenhuis, bedrijfsdirecteur Vestia Rotterdam Hoogvliet. ÔHet blijkt voor beroepsmuzikanten lastig om de Þnanciering voor een koophuis rond te krijgen.Õ Vestia zoekt daarom samen met de muzikanten naar een oplossing voor dit probleem. Nijenhuis: ÔIn bepaalde gevallen bieden wij de mogelijkheid om de woning eerst te huren. Bewoners kunnen de woning op een later moment alsnog kopen. We schatten dat we van de achtendertig woningen er vijftien verkopen. De rest wordt verhuurd.Õ Bij acht woningen zijn de muziekkamers inpandig. De overige woningen hebben een muziekkamer in De Terp. Dit is een met gras begroeide berg te midden van de in een hoeÞjzervorm gebouwde woningen. De dertig muziekkamers in deze terp zijn wisselend van formaat en krijgen daglicht via glazen koepels in het dak.
Bij het ontwerp van het project is de architect geadviseerd door muzikanten, bijvoorbeeld over de akoestiek. De woningen zijn tussen de 65 en 95 vierkante meter groot, en te koop vanaf 169.000 euro of te huur vanaf 810 euro per maand, inclusief muziekkamer en parkeerplaats. Veld van Klanken is niet het enige project in Hoogvliet waar Vestia werkt met leefstijlplanning. In dezelfde wijk realiseert Vestia ook het Hof van Heden, de Stormvogel en de Barbeelsingel. Hof van Heden is bestemd voor mensen die priv willen wonen, maar wel samen dingen willen doen in bijvoorbeeld de ontmoetingsruimte. De Stormvogel richt zich op mensen die kiezen voor ruimte en groen. In de appartementen van de Barbeelsingel wonen jongeren en mensen met een verstandelijke beperking samen. Nijenhuis wijst er op dat bouwen voor speciÞeke leefstijlen forse investeringen vraagt, zowel Þnancieel als in tijd. ÔJe ontwikkelt een uniek concept voor een speciÞeke en relatief kleine doelgroep, met hele andere technische eisen dan bij reguliere projecten. Dat vraagt om intensief projectmanagement en daar moet je wel rekening mee houden bij een nieuw conceptÕ benadrukt de Vestia-bedrijfsdirecteur. Vestia is overtuigd van het rendement van leefstijlplanning en kiest er daarom heel bewust voor in Hoogvliet. Mensen die een leefstijl delen wonen prettig met elkaar samen, wat zijn weerslag heeft op leefbaarheid van de hele wijk.
› www.kei-centrum.nl/projecten/ hoogvliet
A5 NR 31 / juni 2010
43
RECENTE LITERATUUR Een selectie van recent verschenen vakboeken.
› www.kei-centrum.nl/documentatie
01
Diversiteit in wonen Een vergelijking van verschillende nieuwbouwprojecten Labyrinth Onderzoek & Advies, Forum, Instituut voor Multiculturele vraagstukken, 2010, bestellen/ download: www.forum.nl
Als we in onze steden kijken waar grote groepen nieuwe Nederlanders wonen, valt op dat er weinig diversiteit aan bouwstijlen is. In deze tijden lijkt het meer dan logisch om te bouwen naar de vraag van de woonconsument en hen meer zeggenschap te geven in het ontwerpproces. Waarom komt het collectief opdrachtgeverschap vanuit verschillende culturele achtergronden nog zo weinig van de grond? Wat is er nodig om diversiteit in bouwen en wonen aan te moedigen? Om te beginnen een open houding bij bouwers en projectontwikkelaars voor het concept. Dit mag vanzelfsprekend niet ten koste gaan van de waarde van de architectuur voor toekomstige generaties. Onderzoeksbureau Labyrinth deed in opdracht van Forum onderzoek naar drie multiculturele en drie niet-multiculturele nieuwbouwprojecten in Amsterdam, Rotterdam, Casteren en Utrecht. Doel van het onderzoek was om de overeenkomsten en verschillen tussen multiculturele en niet-multiculturele nieuwbouwprojecten boven tafel te krijgen. Verder is gekeken of bepaalde doelgroepen zich in het bijzonder aangesproken voelen door multicultureel bouwen, in hoeverre de betrokkenheid bij het bouwproces van belang is voor de toekomstige bewoners, en op welke manier deze betrokkenheid verbeterd kan worden. Medezeggenschap levert positieve maatschappelijke effecten op. Er is nog een wereld te winnen om meer diversiteit in bouwstijlen van de grond te krijgen.
44
// KEI-KENNIS
02
Stedenbouw als strategie De transformatie van de bestaande stad Stadscahiers (redactie), SUN Trancity, Haarlem/ Amsterdam, 2010, ISBN 978 90 8506 7948, bestellen: www.stadscahiers.nl
De laatste architectuurnota luidt de noodklok over het vak stedenbouw. Stedenbouw is de discipline die de samenhang tussen bebouwing en ruimten in de stad ontwerpt en verbinding maakt tussen project, buurt, wijk, stad en regio. Dit komt in de praktijk te weinig tot zijn recht. Voor de vernieuwing van de twintigste eeuwse wijken is het belangrijk om vanuit een samenhangende en verbindende stedenbouw naar de transformatie opgave te kijken. De reden voor Stadscahiers om te verkennen hoe stedenbouw als strategie kan fungeren. In de bundel Stedenbouw als strategie wordt in zes essays en even zoveel reacties gezocht naar een nieuwe rol voor de stedenbouw. Deze nieuwe rol wordt aan de hand van de aanpak in negen wijken ge•llustreerd. De huidige recensie en de daaruit volgende noodzaak om scherpere keuzes te maken, lijkt de katalysator voor een nieuwe werkwijze. De auteurs geven in hun bijdragen visies op het vak, de positie in het werkveld en de competenties om te sturen en te managen. De stedenbouw zou het geheugen van de stad moeten zijn en waken over de wijken en haar buurten. Het is de kunst van de stedenbouwer om aan te geven waar en hoe aanpassingen kunnen plaatsvinden. Stedenbouw gaat dan de wellicht de richting op van groot onderhoud: de stedenonderhoudkunde. De bijdragen laten iets zien over de stedenbouw als sturingsinstrument, zowel om de partijen op een lijn te krijgen of om het veranderingsproces te leiden. Daarvoor is het noodzakelijk om nieuwe kennis en competenties aan de toolbox van de stedenbouwkundige toe te voegen. Het is een richting naar een andere, zelfbewuste en ambachtelijke bescheidenheid, waarin het maken van een stad plaats maakt voor het sleutelen aan en beheren van een stad. De tweede beweging voert naar een herpositionering van het vak naar een discipline die gericht is op kwaliteit zoals je dat bij ontwikkelingen van publieke belang mag verwachten.
04 03
Scènes in de Copy Corner Van vluchtige ontmoetingen naar publieke vertrouwdheid Joke van der Zwaard, SUN Trancity, Haarlem/ Amsterdam, 2010, ISBN 978 94 6105 0038, bestellen: www.trancity.nl
De Copy Corner is een kopieerwinkel aan de Nieuwe Binnenweg in Rotterdam. Joke van der Zwaard, psychologe en onderzoeker, is er vaste klant. De bijzondere klantenmix fascineerde haar. Het is een trefpunt van het moderne Rotterdam van de betere lijstjes: sociale stijgers Ð de tweede generatie immigranten in het hoger onderwijs, de vele clubjes in de stad en de zzpÕers in de wijk. De auteur observeerde de gang van zaken in de winkel om antwoord te vinden op vragen over de betekenis van vluchtige ontmoetingen in een private publieke ruimte en het leven in de stad. Hoe komt het dat alle klanten bij binnenkomst alle aanwezigen groeten? Waarom gaan Marokkaanse meisjes tijdens het wachten zitten en praten alsof ze in de schoolkantine zijn? Wat vangen andere aanwezigen op van het gesprek? Wat brengt het grapje van de winkelier teweeg of hoe lost hij wrevel op? Op basis van haar observaties benoemt de auteur condities waardoor meer open en ontspannen omgangsvormen, een beter begrip en meer verbinding tussen verschillende groepen kunnen ontstaan. En trekt zij conclusies over de inrichting, beheer van en de benodigde klantvriendelijkheid in bestaande of nog in te richten publieke binnen- en buitenruimten. De sc nes in de kopieerwinkel, ondersteund met fotoÕs van vergelijkbare plekken in Rotterdams, bieden stof tot nadenken over sociaal-ruimtelijke vraagstukken en de waarde van deze plekken.
Oog voor elkaar Veiligheidsbeleving en sociale controle in de grote stad Talja Blokland, Amsterdam University Press, 2009, ISBN 978 90 8964 043 7, bestellen: www.aup.nl
De afwisseling van wonen, werken, winkelen wordt in de wijkvernieuwing vaak als strategie ingezet om sociale veiligheid te bereiken. Het is gebaseerd op het idee dat ogen op straat ook leiden tot sociale controle. Talja Blokland, hoogleraar samenlevingsopbouw gaat in de studie Oog voor elkaar in op de vraag of mensen met ogen op straat ook oog voor elkaar hebben? Blokland concludeert dat voor leefbaarheid de Ôkunst van het thuisvoelenÕ belangrijk is en voor dit thuisvoelen in de buurt het lezen of inschatten van een situatie cruciaal is. Deze inschatting verloopt langs twee lijnen. De eerste lijn is die van de Ôpublieke familiariteitÕ. Kortdurende, herhaalde contacten in de openbare ruimte zijn van groot belang voor het lezen en kunnen inschatten van de situatie, dus voor het thuisvoelen in de buurt. Het gaat er om dat je gezichten in je directe woonomgeving kunt plaatsen. Daarvoor zijn die kortdurende, herhaalde contacten in de openbare ruimte van grote betekenis. Het ontwerp van de ruimte dient zulke terloopse ontmoetingen te faciliteren. Brede scholen en winkels voor dagelijkse behoeften dragen daar aan bij. Functiemenging faciliteert volgens Blokland vanzelfsprekende ontmoetingen, bevordert het lezen van de situatie, bevordert thuisvoelen en verbetert veiligheidsperceptie, en be nvloedt ook de drang om zelf sociale controle uit te oefenen. De tweede lijn loopt via de kwaliteit van de openbare ruimte. Een verloederde omgeving, waarin zwerfvuil rondslingert en straatmeubilair is vernield, wordt ge nterpreteerd als een omgeving waar mensen wonen die geen verantwoordelijkheid nemen, die er niet om geven, en die dus onveilig is. Het aanpakken of be nvloeden van die signalen leidt tot hoger veiligheidsgevoel: schoon en heel zijn dus bij uitstek beleidsinstrumenten die in dit soort omgevingen de leefbaarheid en veiligheid verbeteren.
A5 NR 31 / juni 2010
45
V A Wat zijn de kansen van coöperatief wonen voor Nederland? Marieke Verkaart
De Rabobank, Campina en Univé: drie compleet verschillende bedrijven met een belangrijke overeenkomst: het zijn coöperatieve ondernemingen. De motivatie om een coöperatie op te zetten is vaak liberaal: het gaat om ‘welbegrepen eigenbelang’. De leden bepalen samen hun eigen doelstellingen en formuleren daarmee hun eigen voorwaarden waaronder zij willen ‘produceren’. Coöperaties hebben in Nederland van oudsher gefloreerd. Nog steeds is de populariteit van coöperaties in de Nederlandse landbouw en het bankwezen groot. Denk aan de ‘Boerenleenbank’ Rabobank. Dit in tegenstelling tot het Nederlandse woondomein: het idee van coöperatief eigendom binnen het wonen is nooit echt van de grond gekomen. In Scandinavië en Duitsland komt coöperatief wonen veel vaker voor. Wat houdt coöperatief wonen precies in en welke kansen biedt dit voor Nederland?
46
// KEI-KENNIS
De coöperatie in juridisch perspectief In juridische termen is een coöperatie een rechtspersoon en dus zelf aansprakelijk voor haar handelingen. De leden zijn ieder voor een gelijk deel verantwoordelijk voor de tekorten van de coöperatie. Er kan wel van de wettelijke aansprakelijkheid worden afgeweken in de statuten. Over de winst van de coöperatie wordt vennootschapsbelasting geheven. Gert van Dijk, hoogleraar en voormalig directeur van de Nationale Coöperatieve Raad (NCR), omschrijft de coöperatie beeldend: ’Coöperaties vormen democratische gemeenschappen waarbij de zeggenschap bij de leden berust. Ze varen in konvooi maar blijven baas over hun eigen schip, en over de koers van het konvooi. De vereniging van leden ziet niet alleen toe op goed bestuur, maar formuleert ook de doelstelling van de onderneming.’ Bij huurderscoöperaties zijn de leden formeel huurders, maar tegelijkertijd door middel van het lidmaatschap ook mede-eigenaar. Coöperatief wonen: prikkel voor betrokkenheid bij woonomgeving Als we kijken naar het Nederlandse woondomein hadden corporaties in het verleden via een verenigingsstructuur een nauwe band met bewoners. Mede wegens de omvorming naar een stichtingsvariant is die band in de loop van de tijd verzakelijkt constateren onderzoekers Taco Brandsen en Jan-Kees Helderman in de Futura publicatie Coöperatieven, een alternatief? De laatste jaren gaan er echter steeds vaker geluiden op om particuliere initiatieven van onderop te stimuleren, bijvoorbeeld door een wettelijk recht in te voeren om kleinschalige initiatieven te starten. Een coöperatieve structuur zou hier volgens de onderzoekers geschikt voor zijn: de combinatie van zeggenschap, eigenaarschap en een
collectieve verantwoordelijkheid in coöperaties geeft een prikkel voor zelforganisatie. Niet veel coöperatieven in het Nederlandse woondomein Coöperatief wonen als zodanig komt niet veel voor in Nederland. In het verleden zijn wel coöperaties opgezet, maar die zijn altijd in de minderheid gebleven naast VvE’s en corporaties op basis van een verenigingsstructuur. Een belangrijk verschil is dat de coöperatie meer vanuit het collectief is ingestoken. Bij een VvE en een vereniging is het individu het uitgangspunt, waarbij andere motieven een rol (kunnen) spelen bij de besluitvorming. Nederland kent wél honderden projecten waarin men gemeenschappelijk woont. Vaak gaat het om specifieke doelgroepen met overeenkomstige kenmerken, zoals ouderen en bewoners met een specifieke culturele achtergrond (bijvoorbeeld Turkse of Indische woongemeenschappen), maar ook groepen rondom een gemeenschappelijk thema zoals ecologisch wonen. In andere Europese landen komen coöperatieve woonvormen veel vaker voor. Zo bevinden de ‘pioniers’ op het gebied van coöperatieve huisvesting zich in Scandinavië en Duitsland. In Denemarken is zeven procent van het aantal woningen in handen van coöperatieven. In Duitsland, waar ongeveer tien procent in handen is van coöperatieven, is vooral sprake van verenigingen die meer lijken op de oorspronkelijke Nederlandse woningcorporatie, waarin leden directe zeggenschap hebben. Onderzoekers Taco Brandsen en Jan-Kees Helderman bestudeerden de ‘Wohnungsgenossenschaften’ en vergeleken ze met de huidige Nederlandse volkshuisvesting.
Kansen voor Nederland In hun onderzoek concluderen ze dat coöperatief wonen naar het Duitse model goed werkt wanneer specifieke randvoorwaarden aanwezig zijn: kleinschaligheid, grensbewaking en beperkte ondersteuning. Dit staat in contrast met de Nederlandse volkshuisvesting, die zich kenmerkt door grootschaligheid, menging en het vanuit het instituut regelen van zaken voor bewoners. In Nederland zouden afzonderlijke coöperaties opgezet kunnen worden binnen woningcorporaties. Een corporatie ‘nieuwe stijl’ zou bewoners dan financieel en organisatorisch kunnen ondersteunen. Corporaties moeten zich dan wel terughoudend opstellen, concluderen Brandsen en Helderman. Ze kunnen ondersteuning bieden, maar de coöperatie zal uiteindelijk alleen functioneren wanneer de bewoners zelf de verantwoordelijkheden dragen. Kortom, een uitdaging voor zowel de corporaties om los te laten en te faciliteren, als voor bewoners om het heft in eigen handen te nemen. Meer over de werking van coöperaties en de verschillende vormen in Europa leest u op de KEI-kennisbank.
› www.kei-centrum.nl/ vraagenantwoord
A5 NR 31 / juni 2010
47
49
/// NETWERK
ACTIVITEITEN ///////////////////////////////////
KEI/Platform Corpovenista-salon Voorbij de crisis Om de visievorming rondom de stedelijke vernieuwing in de toekomst te stimuleren en richting te geven organiseerden KEI en Platform Corpovenista op 15 maart 2010 de salon Voorbij de crisis. De Salon is een stap in een langer traject rondom dit thema. Ruim vijftig bestuurders, directeuren en adviseurs uit het partnernetwerk van KEI en Platform Corpovenista verdiepten zich in de toekomst van de stedelijke vernieuwing. Centraal stond de vraag: hoe ziet het werken aan buurten en wijken eruit na 2015?
50
/// KEI-NETWERK
Deze vraag werd opgesplitst in vier deelthemaÕs: Van wie is de vernieuwing?; De goede dingen goed genoeg; Geld voor waarden en Van buurt naar regio. Aan het slot van de bijeenkomst werden de contouren van een agenda zichtbaar. Opvallend was het gedeelde gevoel dat de stedelijke vernieuwing in de komende jaren voor een systeemwijziging staat. Een gewenste verandering wordt zichtbaar richting een meer Þjngevoelige signalering n aanpak van stedelijke problematiek en een verbreding van de investeerdersgroep in buurten en wijken. De discussie ging dan ook niet zozeer over de vraag welke richting het op moet met de stedelijke vernieuwing, als wel over de manier waarop en de randvoorwaarden waaronder de bovenstaande ontwikkelingen ingezet kunnen worden. De crisis helpt om de verantwoordelijkheid voor de buurten en wijken te leggen op de plek waar hij hoort, bij de mensen en niet bij de instituties, is een van de conclusies. De bestuurlijke structuur van onder meer gemeenten en woningcorporaties zal zich op dit fenomeen moeten aanpassen. Dit proces moet wel zorgvuldig en geleidelijk gebeuren en wordt getypeerd met het begrip Ôintelligent terugtrekkenÕ. Meer vraagen waardegestuurd werken, meer maatwerk leveren en alleen ingrijpen als het moet, worden daarbij als kernbegrippen genoemd. Partners vanuit het netwerk van KEI en Platform Corpovenista worden uitgenodigd om de komende maanden verder te werken aan aanscherping van een stevige agenda voor de stedelijke vernieuwing van de toekomst. Hiervoor wordt onder meer een denktank opgezet.
› www.kei-centrum.nl/voorbijdecrisis
///////////////////////////////////
YURPS-atelier maatschappelijk ondernemen De corporatie als maatschappelijk ondernemer, wat betekent dat nu werkelijk? In het YURPSatelier over de rol van corporatie als maatschappelijke ondernemer discussieerden de deelnemers hierover. Het beeld kwam op van de corporatie die als kameleon naar de wensen en eisen van haar omgeving kleurt. Afnemende middelen en minder mogelijkheden maken dit steeds lastiger. Er ontstaat een onherkenbare identiteit, die de legitimiteit van de corporatie niet ten goed komt. De YURPS vinden dat de corporatie ÔpositieÕ moet kiezen Ð en dit ook van anderen moet eisen Ð zodat ze daarmee hun verantwoordelijkheid oppakken in de stedelijke vernieuwing. Lisette Langerwerf en Maarten-Eeke van der Veen (Quintis), David Tuinzing (Concire), Linda Peters (ComWonen) en San Yin Kan (gemeente Amsterdam) schrijven in het artikel over de uitkomsten van het atelier dat er drie uitgangspunten zijn die leiden tot meer orde in de meervoudigheid van rollen en taken van de corporatie.
De corporatie moet vanuit haar eigen zelfbewustzijn en haar primaire taak, doelstellingen en kernwaarden formuleren. Deze zijn leidend voor de manier waarop de corporatie zich in het middenveld positioneert en waarop zij haar eigen dynamiek baseert. De corporatie bepaalt samen met de andere partners de opgave en de oplossing, waarbij iedere partner zijn eigen kennis, belang en portemonnee meeneemt.
› www.yurps.nl
Deze zijn: 1 Huisvesting moet de primaire taak van de corporaties zijn; 2 Niet direct huisvestinggerelateerde programmaÕs Ð leefbaarheid, openbare ruimte, sociale programmaÕs Ð komen in co-creatie met andere partijen tot stand; 3 De corporatie functioneert in een netwerk van partijen, dat vervolgens ook betekenis heeft voor de competenties van de organisatie.
A5 NR 31 / juni 2010
51
CRØSSING BÕRDERS KEI vroeg een Deen en een Brit naar hun eerste actie als nieuwe Nederlandse Minister van VROM/WWI in vervolg op de verkiezingen van 9 juni 2010.
Martin Boisen, MSc
Universitair Docent Sociale Geografie & Planologie, Universiteit Utrecht
ÔDe woningmarkt in Nederland is scheef. Te scheef. Er zijn meerdere maatregelen nodig om hier verandering in te brengen. Een ervan zou zich kunnen baseren op een Deens voorbeeld. Daar bestaat als sinds de vroege industrialisering een alternatief voor huren of kopen: de andelsbolig. Hier is de bewoner (andelshaver) mede-eigenaar van een vereniging die belast is met het beheren en besturen van het gebouw. Vaak worden dit soort gebouwen uiterst goed onderhouden en beheerd Ð want de bewoners hebben er zelf direct Þnancieel baat bij Ð en stijgen de appartementen in waarde conform de prijsontwikkelingen op de rest van de woningmarkt. De Nederlandse overheid zou een transformatie moeten stimuleren, waarin woningcorporaties delen van hun bezittingen verkopen aan de bewoners zelf op realistische voorwaarden, vergelijkbaar met het Deense model. Hierdoor wordt een woning een toegankelijke en goede investering, ook voor mensen die niet gelijk in aanmerking zullen kunnen komen voor een hypotheek voor een gewone koopwoning.Õ
52
/// KEI-NETWERK
Dr. Andrea Colantonio
London School of Economics and Political Science
ÔOne of the Þrst things I would encourage in the context of Dutch cities is to increase participation of private sector actors in urban regeneration. For example, I believe that housing corporations, which are a unique phenomenon and asset of the Netherlands, holding and managing signiÞcant amounts of housing stock, can play a crucial Þnancial and operational role in urban regeneration that goes beyond mere housing maintenance. Together with local authorities, they can be co-promoters of large regeneration programmes such as ÔSouth PactÕ in Rotterdam, as long as they also promote local participation, accountability and transparency in the decision making process. Along similar lines, I would also encourage the experimentation of both urban development funds in cooperation with major EU funding bodies such as the European Investment Bank and the development of local bonds schemes to attract capitals from long term institutional investors such as pension funds. From a built environment perspective, I would give priority to the retroÞtting of post-world war neighbourhoods and the strengthening of linkages between the modernisation of local and national infrastructure, with special emphasis on energy efÞcient initiatives. From a strictly social point of view, I would establish a fund to Þnance the experimentation of innovative programmes and plans that address Dutch citiesÕ main current demographic challenges, that is, integration of cultures and religions linked to sustained migration, and ageing of the population.Õ
› www.kei-centrum.nl/netwerk
A5 NR 31 / juni 2010
53
YURP COLUMN YURPS COLUMN Stadslandbouw
Michiel van de Rijn van Alkemade, Heijmans Vastgoed
Al jaren klagen Nederlanders over ruimtegebrek in ons land. Maar gebruiken we de beschikbare ruimte wel op de goede manier? En hoe kunnen we goede openbare ruimte en een prettig leefklimaat realiseren? Bijzonder is dat veel openbaar groen bedacht wordt voor de sier, zonder dit met bewoners te overleggen. Want er zijn volop alternatieven voor siergroen. Stadslandbouw bijvoorbeeld, dat ook raakt aan thema’s als gezonde voeding en educatie voor kinderen. Het meest interessante aspect is wellicht de bijdrage die stadslandbouw levert aan het gemeenschapsgevoel in de wijk. Het wonen met gelijkgestemden en het delen van iets gemeenschappelijks maakt bewoners betrokken en de wijk krachtig. Er zijn al vele voorbeelden waarin achtertuinen, stadsparken en moestuinen gebruikt worden voor een agrarisch doel om de (wijk)bewoners te voorzien van voedsel. Elke vorm van agrarische activiteit of veehouderij kunnen we onder stadslandbouw scharen. Als je stadslandbouw ‘organiseert’ en er een community van gebruikers omheen bouwt, versterkt dit de binding en gaat de sociale leefkwaliteit in een wijk er fors op vooruit. Stadslandbouw verkleint de afstand tussen de boerderij en de eettafel. Niet alleen de fysieke afstand, waardoor er minder vervuilend transport nodig is, maar ook de mentale afstand, oftewel de zichtbaarheid en daarmee het besef van de oorsprong van ons voedsel. Voor kinderen is het leuk om hun eigen zaadjes
54
/// KEI-NETWERK
te planten, online te volgen via een webcam, er dagelijks even langs te lopen en daarna hun ‘oogst’ zelf te bereiden. Een gezin kan een koe of geit adopteren en zo dagelijks van verse melk genieten. In optimale vorm voorziet stadslandbouw een hele wijk van eten en wordt de wijk autarkisch. Of we dit laatste moeten willen is de vraag, maar het laat zien dat stadslandbouw bijdraagt aan sociale binding en dat het een educatieve functie heeft voor stadskinderen. En is dat niet juist waar wijkvernieuwing over gaat? Een gezond en sociaal veilig leefklimaat creëren? Wil je dit bereiken dan moeten we de stedelijke vernieuwingsprocessen wel anders inrichten. Mensen moeten immers zelf beslissen hoe ze willen wonen en de groene ruimte gebruiken. Dit betekent andere rollen: de ontwikkelaar wordt facilitator van het proces, de gemeente en corporatie investeerders in verschillende vormen van openbare ruimte. Openbare ruimte is geen kostenpost, maar een versterkend onderdeel van de wijk. Alleen dan maken we met zijn allen effectief gebruik van de ruimte en luisteren we naar de gebruiker. Aan ruimte geen gebrek. Elke wijk heeft wel groene stroken die geschikt zijn voor stadslandbouw. Het helpt ook om van nieuwe wijken iets bijzonders maken, met meer zeggenschap voor de bewoner. Gewone wijken zijn er al in overvloed.
› www.yurps.nl
P
N
Nederland / Amsterdam Panden aan de Kinkerstraat zijn gerenoveerd. Op het platte dak werd een gemeenschappelijk terras gecreeĂŤrd.
Jeruzalem / IsraĂŤl Dakterras met uitzicht over de oude stad
A5 NR 31 / juni 2010
55
LOGBOEK
Het KEI-logboek geeft een overzicht van recente KEI-activiteiten, projecten die op stapel staan en verschenen publicaties.
› www.kei-centrum.nl/netwerk
15/03 19/03 21/04 22/04 KEI-salon Voorbij de crisis
KEI-vrjrsparty Kruidenbuurt (Eindhoven)
KEI-denktank Voorbij de crisis
YURPS-bijeenkomst Broedplaatsen (Amsterdam)
20/05 21/05 08/06 08/06 KEI-stadslab Stedenbeleid i.s.m. G4
WWI-kennistrip wethouders
KEI-businesslab (Lelystad)
KEI-denktank Voorbij de crisis
08/09 23/09 30/09 07/10 YURPS-lab (Den Bosch)
56
/// KEI-NETWERK
Natuurlijke wijkvernieuwing
Partnerbijeenkomst 10 Kanaleneiland, Utrecht
Natuurlijke wijkvernieuwing
PARTNERBIJEENKOMST
30 sept, 13.30-21.00 uur, Utrecht, Kanaleneiland
04 19/05
mst
KEI-denktank Voorbij de crisis
06 13/07
oorbij
0
-
KEI-on-the-road (Heerlen)
05/11
YURPS-competentiedag
R O VO ND S I N A L I N E E K EN L A KAN De KEI-partnerbijeenkomst trekt naar de Utrechtse wijk Kanaleneiland. Uiteraard krijgt u op deze dag een goed beeld van de mooie en bijzondere projecten in deze veelbesproken wijk. Maar KEI doet ook nadrukkelijk een beroep op úw expertise. KEI maakte een inventarisatie van prangende thema’s, zoals transitie van sloop naar renovatie, bedrijvigheid in de wijk en in de plint, cultuur, samenwerking en de veranderende financiële context om tijdens de partnerbijeenkomst met de lokale partijen aan te werken. Kom dus naar de KEI-partnerbijeenkomst 2010 en zet uw eigen kennis in voor Kanaleneiland. › www.kei-centrum.nl/partnerbijeenkomst2010 A5 NR 31 / juni 2010
57
PA RT Nieuwe KEI-partners
Totaaloverzicht
sinds februari 2010
per mei 2010
KUUB Centrum Particuliere Bouw KUUB Centrum Particuliere Bouw is een stichting die samen met bewoners woningen met een goede prijs-kwaliteitverhouding ontwikkelt. KUUB verzorgt de voorbereiding van projecten, werft bewoners, co rdineert het proces en ondersteunt bewoners tijdens de ontwikkeling van hun huizen. School voor Gebiedsgericht Werken De School voor Gebiedsgericht Werken biedt verschillende cursussen en opleidingen voor professionals die werken aan gebiedsvraagstukken in wijken, dorpen en steden. Docenten uit wetenschap en praktijk verzorgen de opleidingen.
Urbancore Urbancore biedt oplossingen voor complexe, stedelijke vraagstukken en verbindt sociale, creatieve, fysieke en economische aspecten. Urbancore richt zich op de integrale ontwikkeling van wijken en gebieden en op stedelijke ontwikkeling en zorg. Buurtzorg Nederland en Buurtdiensten Buurtzorg Nederland en Buurtdiensten innoveren zorg in buurt en wijk en richten zich op medisch-verpleegkundige zorg, huishoudelijke en welzijnsdiensten. Door kleine buurtteams in te zetten, kunnen cli nten in hun eigen woning blijven. MK Architecten MK Architecten houdt zich bezig met nieuwbouw, interieur en de openbare ruimte. MK Architecten stelt per project een team van freelancers samen en heeft ervaring opgedaan met vormgevers, landschapsarchitecten, interieurarchitecten en kunstenaars. New Energy Docks New Energy Docks (NED) is een centrum voor duurzame innovatie en ondernemerschap. NED stimuleert kennisontwikkeling en -exploitatie op het gebied van duurzaamheid, nieuwe energie, mobiliteit en stedelijke ontwikkeling. Ook is NED een incubator voor start-ups die kansen zien in duurzame ontwikkeling. Ballast Nedam Ontwikkelingsmaatschappij Ballast Nedam Ontwikkelingsmaatschappij combineert de slagkracht van een ßexibele onderneming met de expertise van andere Ballast Nedam maatschappijen. De maatschappij richt zich op het initi ren en realiseren van middelgrote projecten en op integrale gebiedsontwikkeling. Gemeente Ede Ede is als een van de Ortega-gemeenten betrokken bij de vraagstukken van New Towns. De stad kent twee aandachtswijken waar stedelijke vernieuwing plaatsvindt: Veldhuizen en Oud-Zuid. Naast een sociaal programma vindt er herstructurering plaats in beide wijken.
58
/// KEI-NETWERK
Rijksoverheid Ministerie van VROM Ministerie van EZ Ministerie van VWS Ministerie van LNV
Gemeenten G4 Gemeente Amsterdam Gemeente Den Haag Gemeente Rotterdam Gemeente Utrecht
Gemeenten G27 Gemeente Alkmaar Gemeente Almelo Gemeente Amersfoort Gemeente Arnhem Gemeente Breda Gemeente Den Bosch Gemeente Deventer Gemeente Dordrecht Gemeente Eindhoven Gemeente Emmen Gemeente Enschede Gemeente Groningen Gemeente Haarlem Gemeente Heerlen Gemeente Helmond Gemeente Hengelo Gemeente Leeuwarden Gemeente Leiden Gemeente Lelystad Gemeente Maastricht Gemeente Nijmegen Gemeente Schiedam Gemeente Sittard-Geleen Gemeente Tilburg Gemeente Venlo Gemeente Zaanstad Gemeente Zwolle Gemeenten ISV nietrechtstreeks Gemeente Almere Gemeente Apeldoorn Gemeente Delft Gemeente Ede Gemeente Goes Gemeente Gouda Gemeente Hilversum Gemeente Purmerend Gemeente Spijkenisse Gemeente Veenendaal Gemeente Vlaardingen Gemeente Waalwijk Gemeente Zoetermeer
Provincies/regio’s Provincie Zuid-Holland Stadsgewest Haaglanden Corporaties Allee Wonen Casade Centrada Com·wonen DeltaWonen De Seyster Veste De Sleutels De Woningbouw De Woonplaats Eigen Haard Far West Futura Haag Wonen Habion Lefier Mitros Nijestee Oosterpoort Wooncombinatie Parteon Portaal Singelveste SSH Utrecht Staedion Stichting Trudo Stichting Woonwaard Noord-Kennemerland Talis Tiwos Thuisvester Van Alckmaer Vestia Groep Vivare Waterweg Wonen Welbions WonenBreburg Wonen Heuvelsteden Wonen Weert Wonen West Brabant Woningcorporatie ZVH Woningstichting De Goede Woning Woningstichting Den Helder Woningstichting SWZ Woonbedrijf Ieder1 Woonbron Woonpartners MiddenHolland Woonplus Schiedam Woonstad Rotterdam Woonstichting De Key Ymere Zayaz woon en ongewoon
NE RS Projectontwikkelaars/ grote bouwers/beleggers AMVEST Ballast Nedam Ontwikkelingsmaatschappij BAM Woningbouw bv Dura Vermeer Bouw Rotterdam bv ERA Contour Estrade projectontwikkeling Heijmans Vastgoed ING Real Estate Kristal Lingotto Nouville ontwikkelaars Proper-Stok Groep bv Bouwfonds Ontwikkeling bv Rabo Vastgoedgroep Rabobank Nederland Synchroon Timpaan Adviesbureaus/onderzoeksbureaus Adprom Alterra Alvast ARCADIS AT Osborne Avier Beaumont Communicatie & Management BMC Breebaart & Huffstadt Brink Groep BSDV Stedelijke Vernieuwing, ruimtelijke ontwikkeling en volkshuisvesting Bureau77 Bureau Ruimtewerk Capae COB-WEB advies stedelijke vernieuwing Companen CONCIRE Corgwell De Bakkerij DHV Dimensie De Beuk Organisatieadvies DSP-groep bv Dutch Done ECORYS Nederland bv Eiffel Except Fame Groep Frank Köster ICS-Advies bv Gerrichhauzen & Partners Grontmij
IHS IMPECT Infocus Ingenieursbureau Oranjewoud bv Início Instituut voor Sociale Gebiedsontwikkeling Jan van Wezel | Advies JongeHonden Laagland’advies Linssen en Van Asseldonk, adviseurs in de volkshuisvesting bv Louter projectmanagement Maas Sociaal Investeren Mainstream marketing communicatie Meer dan Communicatie Metafoor Middenin Onderzoeksinstituut OTB p2managers Partners+Pröpper Polyground Procap b.v. Projectmanagementbureau Quintis B.V. RIGO Research en Advies bv Rottier Advies voor stedelijke vernieuwing School voor Gebiedsgericht Werken Shinsekai Analysis SITE/Urban development Stadia bv StadNetwerk Stade Advies Stec groep bv Steeds Steen van Rosette Stichting De Driehoek Stichting De Werkplaats Stichting R4R Nederland Stipo Consult Thaens Urban Investment & Management bv TNO Bouw en Ondergrond Twynstra Gudde Management Consultants Urbancore Urbannerdam van-Berk Vensters VISADE advies in projectontwikkeling bv Wasmoeth Stedelijke Ontwikkeling WenD management bv
Werken Aan De Stad bv Westerdijk Consultancy Weusthuis en partners Woonbond Kennis- en Adviescentrum WSA Procesarchitectuur & management Stedelijke ontwikkeling
Deltametropool International New Town Institute (INTI) Jantje Beton Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten Stedennetwerk Stichting Recreatie
Juridische adviesbureaus Houthoff Buruma
Koepels Aedes vereniging van woningcorporaties Bouwend Nederland IPO, Adviesgroep ISV IVBN Nederlandse Vereniging van Makelaars NEPROM NVB Vereniging voor ontwikkelaars en bouwondernemers Vereniging Nederlandse Gemeenten Woonbond
Ontwerp en onderzoek BGSV Bureau voor Stedebouw Biq stadsontwerp bv Bouwhulp Groep Buro 5 Maastricht BVR adviseurs ruimtelijke ontwikkeling De Nijl Architecten bv DUS Enno Zuidema Stedebouw Griffioen Architecten KAW architecten en adviseurs KOW Herstructurering KUUB centrum voor particuliere bouw Metropolis Architecten MK Architecten MUST One Architecture Paul Salomons architect Rein Geurtsen & Partners bv Bureau voor stadsontwerp Ruth Visser architecten Sacon, architectuur, stedenbouw en landschap tlu landschapsarchitecten Urhahn Urban Design Van Schagen Architekten VHP stedebouwkundigen + architekten + landschapsarchitekten bv Universiteiten/hogescholen Haagse Hogeschool, lectoraat grootstedelijke ontwikkeling Hogeschool Rotterdam Hogeschool van Utrecht INHOLLAND university, School of Technology Radboud Universiteit Nijmegen Real Estate & Housing, TU Delft, Faculteit Bouwkunde Saxion Hogeschool IJselland Sparringpartners Architecturalia
Welzijnsorganisaties Buurtzorg en buurtdiensten Nederland Verdiwel Kennisinstituten/netwerken Architectuur Lokaal CROW De Wijkplaats FORUM, Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling Habiforum Instituut voor Publiek en Politiek Lesi MOVISIE Nicis Institute NIROV SenterNovem SEV Stichting KTB VACpunt Wonen Verwey-Jonker Instituut Fondsen Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten Adviesorganen VROM-raad
A5 NR 31 / juni 2010
59
Wat is nu het werkelijke probleem van krimp? Het zit niet in de fysieke omstandigheden maar in de sociale consequenties: Krimp beperkt de mogelijkheden voor sociale mobiliteit. Dit treft twee traditionele plattelandsgroepen: zorgvragende ouderen en kinderen uit laagopgeleide gezinnen. De eerste groep ziet zijn infrastructuur afbrokkelen. In de tussentijd zouden we oplossingen kunnen zoeken in mobiele of tijdelijke verzorgings- en sociale voorzieningen: het mobiele Kulturhus: een SRV-wagen als bibliotheek, medicijnpost, waar je kunt kaarten etc. Of in ouderenzelforganisaties: gezamenlijke zorg- en welzijnsinkoop. De tweede groep heeft een persistenter probleem. Plattelandskinderen uit laagopgeleide milieus blijven op de krimpende plattelandsschool: meer kans op taalachterstanden, minder perspectief om
› www.kaw.nl
zich aan de krimpende plattelandsperspectieven te ontworstelen. DĂŠ interventie voor krimp is onderwijs, onderwijs, onderwijs. Van de hoogste kwaliteit om deze kinderen op te leiden voor vertrek uit het dorp en een perspectiefvoller bestaan in de stad. KAW architecten en adviseurs