8 minute read
De jaren dertig: de keuze voor het kunstenaarschap
In 1930 besluit Gerrits zijn werk als graficus en reclameontwerper opzij te zetten en zich volledig aan de kunst te wijden. In 1937 verwoordt hij wat deze beslissing voor hem betekent. ‘Kunst? Eens expansie van, na arbeid restende krachten. Drang om beeld te geven aan innerlijke ontroeringen. Spel van lichaam en geest, gemeten in rivalen strijd. Spel van zang en dans, van kleur, kleur en vorm. TOT… “spel” levenstaak werd. Middel tot levensonderhoud. Verworden tot arbeid. […] Nochtans, enkele van daadkracht overvloeiende, fijngevoelige of nog onbedorvene bedrijven “spel” om het spel alleen. Niet door, maar niet tegenstaande nood om brood, bereiken zij het hoogste, dat een mens beleven kan.’18 Het is niet het beste moment, midden in een economische crisis. Hij woont in de Domselaerstraat 40-ii. ‘Een donkerbruin, somber huis ergens aan de rand van Oost, bij die treurige Vrolikstraat in de buurt, driehoog, geheel betimmerd met gebeitste triplex, de muren bespannen met donkergroene, donkerpaarse en oranje jutte, wat toen al gold als een zeer artistiek interieur. Daarop hingen de schilderijen in de nieuwe zakelijkheidsmanier.’19
18 Catalogus De Onafhankelijken 1912-1937, Jubileumtentoonstelling februari 1937, p. 68.
Waarschijnlijk tijdens een expositie van De Onafhankelijken in 1927 ontmoet Gerrits de kunstenaar Henk Henriët (1903-1945). Gerrits vertelt dat de aanleiding was dat Henriët een werk van hem op de expositie bewonderde. Henriët nam voor het eerst deel aan een tentoonstelling van De Onafhankelijken in het Stedelijk Museum in meijuni 1926. Ze worden goede vrienden. Gerrits leert Henriët lithograferen en beiden volgen in 1930 enige tijd lessen van de beeldhouwer Jan Havermans in zijn atelier aan de prinsengracht, met uitzicht op de Westertoren. Hier ontstaat in 1930 Gerrits’ gipsen zelfportret. Dit is voorlopig ook zijn laatste sculptuur. Pas in 1953 zal Gerrits weer een klein aantal gipsen beelden maken.
In 1930 reist hij met Harmen Meurs, voorzitter van De Onafhankelijken, als lid van de tentoonstellingscommissie naar Parijs, ter voorbereiding van een tentoonstelling dat jaar over de Belgische en Franse surrealisten in het Stedelijk Museum te Amsterdam. In Parijs bezoeken zij het atelier van Mondriaan. Gerrits is zeer onder de indruk van zijn werk, maar er nog niet van overtuigd dat hij een andere richting moet inslaan. De ontmoeting zet hem echter wel aan het denken. Dit leidt tot een beperkt aantal experimenten, die verwijzen naar De Stijl - met name naar het werk van Bart van der Leck en Chris Beekman.20 Met de laatste was Gerrits goed bevriend. Pas in de jaren vijftig zullen de principes van De Stijl in zijn werk krachtiger doorklinken. Een gouache uit 1933 toont zijn vrouw Tony staand voor het fonteintje in zijn atelier in de Celebesstraat.
Op 12 maart 1931 waren Gerrits en Tony verhuisd naar de Celebesstraat 68/4. Dit woongebouw dateert uit 1920 en is een ontwerp van de Amsterdamse-school-architect H. Th. Wijdeveld (1885-1987). Vanwege zijn rondingen heette het in de volksmond de Billen van Wijdeveld. Op het dak bevonden zich twee atelierruimtes. Het ene betrekken Gerrits en zijn vrouw Tony Focke. In het tweede atelier nemen in oktober 1944 Bert Haanstra en zijn vrouw Nita Wijtmans hun intrek. Het atelier was oorspronkelijk niet als woning bedoeld, maar Gerrits verbouwde de ruimte tot een woning met atelier. Een groot luik sloot het trapgat af en vormde de toegang tot de woning. Direct links van het luik maakt hij een kleine keuken. De op het noorden gelegen ruimte richt hij in als atelier.21 Hier staan de handpers, waarop hij zijn litho’s drukt, de schildersezel met daarop zijn laatste werk, een bureau, een stelling met zijn schilderijen en een potkacheltje om de ruimte enigszins te verwarmen. Rechts van het luik bevindt zich de woonkamer, die ook verwarmd wordt door een potkacheltje. De aan de woonkamer grenzende slaapkamer geeft toegang tot een platje. Wanneer je het smalle platje overliep, stapte je zo bij Haanstra naar binnen. Gerrits en Tony en Bert en Nita Haanstra worden dikke vrienden.
Zijn werken, geëxposeerd op de tentoonstelling van De Brug in het Stedelijk Museum in oktober 1931, ontvangen lof: ‘Op Ger Gerrits werd in deze rubriek reeds eerder de aandacht gevestigd als een van de meest intelligente toepassers van het zakelijkheidsprinciep: zijn Stilleven met goudenregen is daarvan een sprekend bewijs.’22 Speciale aandacht krijgt een ontwerp voor een sigarettendoosje, in een vormgeving verwant aan De Stijl, dat hij tentoonstelt op de expositie van De Onafhankelijken in november 1931. ‘Pittig en passend voor het doel is het sigarettendoosje, dat de stillevensschilder Ger Gerrits, bedacht.’ 23
19 Wijnberg p. 8. Zijn adres staat vermeld op een uitnodigingskaart voor de tentoonstelling van De Onafhankelijken in november 1927.
20 Hoewel geen lid van de Stijlgroep, werkte Beekman wel enige tijd volgens de principes van De Stijl.
21 M.V. – ‘Ger Gerrits 70 jaar, een leven van werken’ in: De Waarheid, 24/12/1963.
Gerrits organiseert in 1932 met enkele collega’s van De Onafhankelijken de tentoonstelling Kunst op zolder, Amsteldijk 70.24 De tentoonstelling wil de aandacht vestigen op de moeilijke positie waarin beeldende kunstenaars verkeren. Zelfs al zijn ze lid van De Onafhankelijken, hun werk valt nauwelijks op tijdens tentoonstellingen van de vereniging door de grote hoeveelheid geëxposeerde schilderijen. Op de uitnodiging staat de volgende tekst te lezen: ‘Wij hebben tot onze vreugde een plaats gevonden, die zowel in de letterlijke als figuurlijke zin, verheven voor de kunst is. U daar een uitvoerige verklaring van te geven, lijkt ons, gezien de weinige belangstelling voor de kunst, overbodig. Alleen dit: ‘Wij willen door deze expositie ons isolement demonstreren.’ De expositie is echter vooral een aanklacht tegen de Tentoonstelling Kunstwerken van Nederlandsche Levende Meesters in het Stedelijk Museum te Amsterdam, gehouden ter gelegenheid van de feestelijke activiteiten bij het driehonderd jarige bestaan van de Universiteit van Amsterdam. Deze wordt georganiseerd door de Federatie van Nederlandse Beeldende Kunstverenigingen, de Nederlandse Kring van Beeldhouwers en het Stedelijk Museum.25 In een brief aan Paul Citroen, medeondertekend door C. Beekman, G. Gerrits, C. de Wolff, W. Boers, W. Eitjes en H. Henriët, roept Louis Schrikkel Citroen op niet deel te nemen aan de Nationale tentoonstelling: ‘Onderwerp u niet aan die jury. De jongeren hebben er geen kans.’ 26 De eerste tentoonstelling opent op 4 juni. Op 9 juli opent een tweede expositie. ‘Beneden bevindt zich het gemeenschapshuis “Welkom”, een armzalig vertrek met een anti-militaristische plaat aan de wand en vervaarlijke, zwaar-gepette Apachentypen rond een tafel smousjassend (of spelen zij pandoer?). Langs een primitief trapje komt men op de bewuste zolder. De kunstwerken hangen er tegen de witgepleisterde muur, waarop met houtskool de catalogusnummers zijn aangebracht. Drie en twintig nummers bevat deze naar Montmartre riekende tentoonstelling. Het laatste bestaat uit een spijker met een touwtje, waarop geschreven staat: “Dit schilderij werd reeds verkocht.” Reeds meer dan tweehonderd bezoekers hebben hun origineel ingerichte tentoonstelling bezocht.’ 27 De expositie Kunst op zolder duurt, afgaand op de tentoonstellingsagenda’s in de dagbladen, tot in oktober. Nagenoeg dezelfde kunstenaars exposeren in oktober bij Kunsthandel Aalderink.
22 M.V. – ‘Tentoonstelling De Brug’ in: Algemeen Handelsblad 22/10/1931. Zie voor Stilleven met Goudenregen p. 103.
23 M.V. – ‘Stedelijk Museum De Onafhankelijken’ in: Algemeen Handelsblad 11/11/1931. Het ontwerp is nooit uitgevoerd en bevindt zich volgens aantekeningen van Gerrits in de collectie van de Vereniging voor Industriële Vormgeving. Ik heb het ontwerp niet kunnen terugvinden, maar mogelijk geeft cat. 155 een idee van dit ontwerp.
24 Zie voor de namen van de deelnemende kunstenaars de chronologie.
Een Amsterdams initiatief zijn de groepstentoonstellingen van het Nederlandsch Kunstenaarscentrum in het Park Hotel aan de Stadhouderskade te Amsterdam. Het is een gezamenlijk initiatief van een groep kunstenaars en de directie van het hotel. De directie biedt zesmaal per jaar de gelegenheid een expositie te organiseren in de zalen van het café-restaurant en de bovenzalen van het hotel. Tevens zegt zij toe van iedere tentoonstelling een werk aan te kopen.28 De eerste tentoonstelling in 1933 omvat 74 schilderijen en 20 beelden van onder anderen Adriaan Lubbers, Leo Gestel, Matthieu Wiegman, Mommie Schwarz, Else Berg, Hildo Krop, Anton Rädecker en Herman Kruyder. Gerrits exposeert negen werken, waaronder een zelfportret.
In juni 1932 neemt Gerrits de voorzittershamer van De Onafhankelijken van Harmen Meurs over. Meurs trad af nadat hij in een conflict door het bestuur in het ongelijk was gesteld. De aard van het conflict is niet bekend. Hij stelt zich opnieuw verkiesbaar maar Gerrits wordt tot voorzitter gekozen.29 Zijn twee beste vrienden, Chris Beekman en Henk Henriët, maken deel uit van het bestuur, respectievelijk als secretaris en bestuurslid.
25 C.W.H. Baard – Gedenkboek Nederlandsche Levende Kunstenaars, Stadsdrukkerij Amsterdam. Artistieke verzorging Fré Cohen, 500 exemplaren, 1932. Het affiche voor de tentoonstelling is ontworpen door Raoul Hynckes.
26 Brief in de collectie van rkd te Den Haag, briefwisseling Paul Citroen, brief van Louis Schrikkel 1932.
27 H.v.M. – ‘Kunst op zolder, een merkwaardige demonstratie’ in: De Tijd; godsdienstig-staatkundig dagblad 17/6/1932. Zie de chronologie voor een overzicht van de deelnemende kunstenaars.
28 Het Vaderland; staat- en letterkundig nieuwsblad 8/10/1933.
29 Archief Gerrits in bezit van de familie.
Al in de jaren dertig is Gerrits betrokken bij de strijd tegen het fascisme. In 1933 wordt in Nederland een onderafdeling in het leven geroepen van het in Parijs opgerichte Wereldcomité van Kunstenaars en Intellectuelen. Gerrits meldt zich aan als lid evenals, onder andere, Leo Gestel, Joris Ivens, Harmen Meurs, Hildo Krop en Kees Maks. Voor de voorjaarstentoonstelling van De Onafhankelijken in het Stedelijk Museum Amsterdam in 1933 nodigt hij Duitse kunstenaars uit, die geweigerd zijn voor de Berliner Kunstausstellung in het najaar van 1932. Gerrits ziet zich echter genoodzaakt de dag na de opening de expositie alweer te sluiten. Vlak voor zijn openingswoord laat Baard, directeur van het museum, de schilderijen Selig sind die geistig Armen van Horst Strempel en Namiddag van Joop Moesman uit de tentoonstelling verwijderen, vanwege de maatschappijkritische inhoud en zedelijkheidsoverwegingen. In zijn openingswoord had Gerrits nog nadrukkelijk aandacht besteed aan de inzending van de in Duitsland verboden werken. De Onafhankelijken had juist voor deze schilderijen plaats op de tentoonstelling ingeruimd, omdat de vereniging zich altijd sterk uitspreekt tegen onderdrukking van welke kunstuiting ook.30 De zaak wordt in de landelijke dagbladen breed uitgemeten. Over het algemeen steunt men de beslissing van Baard en de Amsterdamse gemeenteraad. Een enkeling spreekt over een censuurdaad van de katholieke museumdirecteur Baard.31 De Onafhankelijken huurt voor fl. 500,– het herenhuis J.W. Brouwersstraat 3 voor de periode 8 maart tot en met 19 april. Op dit adres wordt de expositie op 11 maart heropend. Een aantal leden trekt vanwege het conflict hun werken terug. Op zaal hangt onder een lijst met hun namen, een rouwstrik.32 In zijn openingswoord verdedigt Gerrits het recht van kunstenaars hun uitingen te exposeren en het recht van het publiek om kennis te nemen van het werk.33 Dit standpunt herhaalt hij als spreker op het Congres van Kunstenaars in Crisis, van 25 tot 26 maart 1933, in het Muzieklyceum aan het Albert Hahnplantsoen te Amsterdam. Ger Gerrits wordt op het congres gekozen in het presidium. Hij betoogt dat de bepalingen betreffende censuur op tentoonstellingen absoluut afgeschaft dienen te worden.34 In februari 1934 treedt hij af als eerste voorzitter van De Onafhankelijken omdat de vrees bestaat dat de vereniging door het conflict tussen Gerrits en Baard geen gelegenheid tot tentoonstellen meer zal krijgen in het Stedelijk Museum. Deze vrees is niet ongegrond aangezien er in de pers inderdaad melding wordt gemaakt van dit dreigement van Baard.35 De Onafhankelijken exposeert na het conflict met Baard pas weer in het Stedelijk Museum na het aftreden van Gerrits als voorzitter. Na enige overreding accepteert Kees Maks het voorzitterschap, onder voorwaarde dat Gerrits als tweede voorzitter het meeste werk op zich zal nemen. Tijdens de tentoonstelling van De Onafhankelijken in het Stedelijk Museum van 7 april tot 6 mei 1934, doet zich opnieuw een incident voor. Maks wijst directeur Baard op twee mogelijk controversiële schilderijen: Aangekomene van Moesman en Tijdsbeeld van Harmen Meurs. Baard laat beide doeken verwijderen op grond van zedelijkheid en krenking van een bevriende natie. Het werk van Meurs verbeeldt een arbeider, die door een sa-lid een hakenkruis op de borst wordt gebrand. Moesman bedankt hierop voor het lidmaatschap van De
30 De Gooi- en Eemlander; nieuws- en advertentieblad 20/2/1933.
31 De Tribune; sociaal-democratisch weekblad 21/2/1933. Het hoofdmotief van het schilderij van Strempel is een gekruisigde Christus, aan de voet van het kruis is de paus afgebeeld, de achtergrond toont veertien scènes waarin kerkelijke functionarissen een rol spelen. In een interview noemt Gerrits ook het verwijderen van het schilderij Bewaffnete Arbeiter van Otto Nagel, zie De Waarheid 24/12/1963.
32 Haagsche courant 13/3/1933.
33 Haagsche courant 13/3/1933.
34 De Tribune; sociaal-democratisch weekblad 28/3/1933.
35 De Tribune; sociaal-democratisch weekblad 21/2/1933.