Ta
al
ler
en
lsterk aan het werk Taa
Inhoud: 1
Op zoek naar werk
2
Solliciteren
3
In gesprek over het arbeidscontract
4
In gesprek over arbeidsvoorwaarden
5
Het functioneringsgesprek
6
Ziek- en betermelden
7
Werkoverleg / teamvergaderingen
8
Overleggen met collega’s
9
In gesprek met collega’s
1
Klantcontacten
2
Rapporteren
3
Omgaan met arbo-voorschriften
4
Klachtenbehandeling
5
Werkinstructies begrijpen
Tel. (035) 543 24 91, fax (035) 543 24 90, info@kleurrijker.nl, www.kleurrijker.nl © KleurRijker, Soest. Alle rechten voorbehouden. Niets van deze uitgave mag worden vermenigvuldigd in enige vorm zonder nadrukkelijke toestemming van de organisatie KleurRijker.
Module 5 Werkinstructies begrijpen
Deze module gaat over … Werkinstructies begrijpen.
Je kunt mondelinge instructies begrijpen. Je kunt schriftelijke instructies begrijpen. Je kunt vragen stellen over een instructie.
De film
Werk specifiek, module 5: Werkinstructies begrijpen.
Ga naar www.kleurrijker.nl en bekijk de film. Bespreek:
Kun je de mensen goed verstaan? Begrijp je waar het over gaat? Wat begrijp je nog niet? Wat wist je al? Wat wist je nog niet? Vind je de film leuk? Waarom wel/niet?
Werk specifiek
5-1
Module 5 Werkinstructies begrijpen
Wat kun je?
Werkinstructies begrijpen 1. Ik kan een mondelinge instructie bij een machine of apparaat begrijpen. 2. Ik kan instructies lezen. 3. Ik kan vragen stellen over de werkinstructies.
Dat kan ik goed
Dat kan ik met hulp
Dat kan ik nog niet
Dat wil ik leren
Deze situaties ga je oefenen. Je kunt ook een bewijs verzamelen voor je portfolio. Bespreek dit met je docent of je begeleider.
Werk specifiek
5-2
Module 5 Werkinstructies begrijpen
Opdracht 1
Bespreek met elkaar. Welk woord hoort bij welk plaatje?
de instructies lezen de boordcomputer luisteren naar instructies de instructies
Werk specifiek
5-3
Module 5 Werkinstructies begrijpen
Opdracht 2
Bespreek met elkaar.
Krijg jij op je werk weleens instructies van je collega’s? Zo ja, waar gaan die dan over? Begrijp je dan alles? Wat vind je nog moeilijk? Moet jij op je werk weleens instructies lezen? Zo ja, waar gaan die dan over? Begrijp je dan alles? Wat vind je nog moeilijk? Moet jij zelf weleens instructies geven? Zo ja, hoe gaat dat?
Werk specifiek
5-4
Module 5 Werkinstructies begrijpen
Luisteren naar instructies
Mourad heeft een nieuwe baan als buschauffeur. Hij moet daarvoor ook leren hoe hij de boordcomputer moet bedienen. Zijn collega geeft hem instructies.
collega
Mourad collega
Mourad collega
Mourad collega
Mourad
Hoi Mourad, ik ga je uitleggen hoe je de boordcomputer moet bedienen. Je moet eerst de hoofdschakelaar van de bus omzetten. Dan gaat het apparaat vanzelf aan. Oké. Je kunt de boordcomputer bedienen door het scherm met je vinger aan te raken. Voordat je begint met je rit, moet je je eerst aanmelden. Om je aan te melden, moet je je personeelsnummer en je pincode intoetsen. Doe dit altijd! Als je het vergeet, dan krijgt de busmaatschappij geen inkomsten. Dus je bedoelt dat de busmaatschappij geen geld krijgt, als ik me vergeet aan te melden? Ja, precies. Als je pauze hebt of als je klaar bent met je dienst, moet je je ook weer afmelden. Je moet dan ‘afmelden’ aanraken op het scherm. Ik begrijp het niet. Kun je het nog een keer uitleggen? Wat moet ik nu eerst doen? Eerst zet je de hoofdschakelaar van de bus om. De boordcomputer gaat dan aan. Daarna moet je je aanmelden. Dit doe je met je personeelsnummer en je pincode. Als je pauze hebt of klaar bent met werken, moet je je weer afmelden. Oké, ik begrijp het. Dankjewel voor de instructie.
Werk specifiek
5-5
Module 5 Werkinstructies begrijpen
Als je een instructie krijgt, kun je deze zinnen horen:
Om de … te bedienen moet je … . Om te beginnen moet je … . Daarna moet je … . Ten slotte moet je … .
Voorbeeld: ‘Om te beginnen moet je het apparaat aanzetten.’ ‘Daarna moet je je aanmelden.’ ‘Ten slotte moet je je afmelden.’
Als je een instructie niet begrijpt, of als je niet zeker weet of je het begrijpt, zeg je:
Kun je het nog een keer uitleggen? Ik begrijp het niet. Dus je bedoelt dat … ?
Voorbeeld: ‘Dus je bedoelt dat ik me altijd moet aanmelden?’
Werk specifiek
5-6
Module 5 Werkinstructies begrijpen
Opdracht 3
Bespreek met elkaar. Wat betekenen de woorden? Schrijf de betekenis op in de woordenlijst. Je vindt de woordenlijst achterin.
de instructie de boordcomputer bedienen de hoofdschakelaar omzetten het apparaat het scherm aanraken aanmelden het personeelsnummer de pincode intoetsen de busmaatschappij de inkomsten afmelden
Lees de tekst ‘Luisteren naar instructies’ nog een keer. Welke belangrijke woorden ken je nog niet? Schrijf de woorden op in jouw woordenlijst achterin. Wat betekenen de woorden? Schrijf de betekenis ook op.
Opdracht 4
Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. Klaar met deze opdracht? Vink af:
Werk specifiek
5-7
Module 5 Werkinstructies begrijpen
Een bus besturen
Hoe moet je een bus besturen? Kijk naar deze voorbeelden:
de knop indrukken
aan de knop draaien
aan de hendel trekken
het pedaal intrappen
Opdracht 5 Bespreek met elkaar. Wat betekenen de woorden? Schrijf de betekenis op in de woordenlijst. Je vindt de woordenlijst achterin.
besturen de knop indrukken de hendel intrappen
Lees de tekst ‘Een bus besturen’ nog een keer. Welke belangrijke woorden ken je nog niet? Schrijf de woorden op in jouw woordenlijst achterin. Wat betekenen de woorden? Schrijf de betekenis ook op. Werk specifiek
5-8
Module 5 Werkinstructies begrijpen
Opdracht 6
Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. Klaar met deze opdracht? Vink af:
Opdracht 7
Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. Klaar met deze opdracht? Vink af:
Opdracht 8
Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. Klaar met deze opdracht? Vink af:
Opdracht 9
Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. Klaar met deze opdracht? Vink af:
Opdracht 10
Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. Klaar met deze opdracht? Vink af:
Werk specifiek
5-9
Module 5 Werkinstructies begrijpen
Opdracht 11
Lees de woorden. Maak van de woorden een goede zin. Schrijf de zin op. Zin 1 moet – apparaat – ik – bedienen? – Hoe – het ........................................................................................................................................ Zin 2 Wat – je – daarmee? – bedoel ........................................................................................................................................ Zin 3 hoofdschakelaar – moet – Eerst – je – de – omzetten. ........................................................................................................................................ Zin 4 aan – je – altijd – je – Meld – personeelsnummer. – met ........................................................................................................................................ Zin 5 begrijp – Ik – niet. – het ........................................................................................................................................ Zin 6 je – uitleggen? – Kun – keer – nog – een – het ........................................................................................................................................
Werk specifiek
5 - 10
Module 5 Werkinstructies begrijpen
Opdracht 12
 Maak de puzzel. Je ziet verschillende letters in de hokjes. Alles staat door elkaar. Er zitten tien woorden in verstopt. Van links naar rechts of van boven naar beneden. Zoek zo veel mogelijk woorden. Zet een streep door het woord. EÊn woord is al doorgestreept.
instructie
s
b
k
p
i
n
c
o
d
e
o
bedienen
d
e
o
g
j
k
i
e
q
w
m
c
d
f
v
i
l
k
s
a
d
z
aanmelden
a
i
n
s
t
r
u
c
t
i
e
pincode
q
e
d
c
x
c
f
e
m
n
t
h
n
e
h
e
n
d
e
l
k
t
indrukken
n
e
u
e
u
j
h
e
x
o
e
hendel
i
n
d
r
u
k
k
e
n
m
n
l
g
n
m
r
n
v
h
n
s
b
m
b
f
a
c
o
v
n
o
t
k
f
e
d
l
y
p
h
g
e
e
n
u
a
a
n
m
e
l
d
e
n
k
omzetten scherm
inkomsten knop
Werk specifiek
5 - 11
Module 5 Werkinstructies begrijpen
Opdracht 13
Werk samen. Cursist A: je hebt een nieuwe baan als buschauffeur. Je krijgt instructies over het werken met de boordcomputer. Cursist B: je geeft cursist A instructies. Speel eerst gesprek 1. Ga daarna verder met gesprek 2 en 3. Wissel steeds van rol. Cursist B 1. Ik ga je instructie geven over hoe de boordcomputer werkt. 2. Ik ga je leren hoe de boordcomputer werkt. 3. Ik zal je vertellen hoe de boordcomputer werkt.
Cursist A 1. Dat is goed. 2. Prima. 3. Oké.
Cursist B 1. Je moet eerst de hoofdschakelaar van de bus omzetten. 2. De boordcomputer gaat aan als je de hoofdschakelaar van de bus omzet. Daarna moet je je aanmelden. 3. Je moet eerst wachten tot de boordcomputer aan is. Dan kun je je aanmelden met je pincode.
Cursist A 1. Oké, ik moet dus eerst de hoofdschakelaar omzetten? 2. Prima. Ik moet eerst wachten tot de boordcomputer aan is en me daarna aanmelden. 3. Bedoel je dat ik de pincode moet intoetsen om me aan te melden?
Werk specifiek
5 - 12
Module 5 Werkinstructies begrijpen
Cursist B 1. Ja, precies. De boordcomputer gaat dan aan. Daarna moet je je aanmelden met je pincode. Na je dienst moet je je weer afmelden. 2. Dat klopt. Je moet je ook altijd weer afmelden. Dat doe je door op ‘afmelden’ te drukken. 3. Inderdaad. Meld je altijd aan. Anders krijgt de busmaatschappij geen inkomsten.
Cursist A 1. Kun je nog een keer vertellen hoe de boordcomputer aangaat? 2. Wil je nog eens uitleggen wat ik eerst moet doen? 3. Ik begrijp niet wat je bedoelt met ‘aanmelden’.
Cursist B 1. Je zet eerst de hoofdschakelaar van de bus om. De boordcomputer gaat vanzelf aan. 2. Je moet eerst wachten tot de boordcomputer aan is. Daarna moet je je aanmelden. 3. Je moet je personeelsnummer en je pincode intoetsen. Als je dat hebt gedaan, heb je je aangemeld.
Cursist A 1. Ik snap het. Dankjewel voor de instructie. 2. Ik begrijp nu hoe de boordcomputer werkt. Bedankt! 3. Oké, dat is duidelijk. Bedankt voor de instructie.
Werk specifiek
5 - 13
Module 5 Werkinstructies begrijpen
Opdracht 14
Werk samen. Lees de situaties. Bedenk voor jezelf: wat zeg je? Of: wat vraag je? Bespreek daarna je antwoorden. Situatie 1: Je collega legt aan jou uit hoe je de boordcomputer moet bedienen. Je hebt niet alles begrepen. Wat vraag je? Situatie 2: Je collega legt aan jou uit hoe je je moet afmelden van de boordcomputer. Je denkt dat je begrijpt dat je op ‘afmelden’ moet drukken. Maar dat weet je niet zeker. Wat vraag je? Situatie 3: Een collega legt aan jou uit hoe de boordcomputer werkt. Je begrijpt niet hoe je je moet aanmelden op de boordcomputer. Wat vraag je? Situatie 4: Je collega legt nog een keer uit hoe je je moet aanmelden op de boordcomputer. Nu begrijp je het. Wat zeg je? Situatie 5: Je collega geeft jou instructies over het bedienen van een apparaat. Na de instructies begrijp je hoe je het apparaat moet bedienen. Je wilt je collega bedanken. Wat zeg je?
Opdracht 15
Kun je nu zelf een mondelinge instructie bij een machine of een apparaat begrijpen, denk je? Dan kun je een opdracht doen voor je portfolio. Bespreek dit met je docent of begeleider.
Heb je een opdracht gedaan? Vul dan een bewijsformulier in en stop het in je portfolio. Vertel in de groep hoe het gegaan is.
Werk specifiek
5 - 14
Module 5 Werkinstructies begrijpen
Instructies van een apparaat lezen
Mourad gaat voor het eerst alleen in een bus rijden. In de bus is een boordcomputer aanwezig. Mourad leest de instructie voor het bedienen van de boordcomputer.
De boordcomputer bedienen Je kunt de boordcomputer bedienen door het scherm aan te raken:
Stap 1: Zet de boordcomputer aan. Meld je aan met je personeelsnummer en je pincode. Je ziet nu het beginscherm. Stap2: Toets in het dialoogscherm het omloopnummer in. Dit doe je met het toetsenbord. Je kunt nu een rit kiezen. Let op! Dit hoeft alleen bij de eerste rit. De volgende rit zie je vanzelf op je scherm. Stap 3: Controleer de instellingen van de boordcomputer.  Kijk naar de statusbalk boven in beeld. Je ziet links het omloopnummer, het lijnnummer, het ritnummer en de eindbestemming. Controleer of deze informatie klopt.  Kijk naar de statusbalk. Je ziet rechts drie iconen. Deze iconen moeten groen zijn. Als alles klopt, kun je beginnen met je eerste rit.
Werk specifiek
5 - 15
Module 5 Werkinstructies begrijpen
Opdracht 16
Bespreek met elkaar. Wat betekenen de woorden? Schrijf de betekenis op in de woordenlijst. Je vindt de woordenlijst achterin.
het dialoogscherm het omloopnummer het toetsenbord controleren de instelling de statusbalk het lijnnummer het ritnummer de eindbestemming het icoon
Lees de tekst ‘Instructies van een apparaat lezen’ nog een keer. Welke belangrijke woorden ken je nog niet? Schrijf de woorden op in jouw woordenlijst achterin. Wat betekenen de woorden? Schrijf de betekenis ook op.
Opdracht 17
Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer.
Klaar met deze opdracht? Vink af:
Opdracht 18
Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. Klaar met deze opdracht? Vink af:
Werk specifiek
5 - 16
Module 5 Werkinstructies begrijpen
Opdracht 19
Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. Klaar met deze opdracht? Vink af:
Opdracht 20
Lees de tekst ‘Instructies van een apparaat lezen’ nog een keer. Begrijp je nu hoe je de boordcomputer moet bedienen? Heb je nog vragen? Schrijf je vragen hieronder op.
1. ................................................................................................................................... ........................................................................................................................................ 2. ................................................................................................................................... ........................................................................................................................................ 3. ................................................................................................................................... ........................................................................................................................................ Bespreek je vragen met een andere cursist. Weten jullie het antwoord op elkaars vragen? Schrijf de antwoorden op jouw vragen hieronder op.
1. ................................................................................................................................... ........................................................................................................................................ 2. ................................................................................................................................... ........................................................................................................................................ 3. ................................................................................................................................... ........................................................................................................................................
Werk specifiek
5 - 17
Module 5 Werkinstructies begrijpen
Opdracht 21
 Zet de zinnen in de goede volgorde. Schrijf het juiste cijfer achter de zin. Je kunt nu een rit selecteren. Meld je aan met je personeelsnummer en je pincode. Als de instellingen kloppen, kun je beginnen met je rit. Let op! Dit hoef je alleen de eerste keer te doen. Toets het omloopnummer in. Zet de boordcomputer aan.
1
Controleer of je alles goed hebt ingesteld. Je ziet nu het beginscherm.
Werk specifiek
5 - 18
Module 5 Werkinstructies begrijpen
Werkinstructies lezen
Instructies voor een gebroken dienst
Deze werkinstructies zijn bedoeld voor alle buschauffeurs. Deze werkinstructies zijn heel belangrijk. Daarom moet je ze goed bewaren. Als je iets niet begrijpt, vraag dan een collega om uitleg. Als je een gebroken dienst hebt, heb je twee korte diensten op één dag. Voor aanvang van je dienst: 1. Meld je aan op de computer van de busmaatschappij. 2. Ga naar de standplaats die op het rooster staat, om je bus op te halen. 3. Stel het omloopnummer van je bus in. 4. Vertrek op tijd! Je moet minimaal vijf minuten van tevoren vertrekken. 5. Herhaal deze stappen nadat je je lange pauze hebt gehad. Tijdens je dienst: 1. Zet je boordcomputer altijd aan tijdens je dienst. 2. Rijd voorzichtig en let goed op de weg. 3. Praat niet met passagiers terwijl je rijdt. 4. Zet de kaartlezer voor de OV-chipkaart uit als de controleurs komen. 5. Zet de boordcomputer op ‘pauze’ als je pauze hebt! Na je dienst: 1. Schrijf alle bijzonderheden op. 2. Meld je af op de boordcomputer. 3. Wacht altijd tot een collega jou komt aflossen. Ben jij de laatste chauffeur die rijdt? Breng dan de bus naar de plaats die op het rooster staat.
Werk specifiek
5 - 19
Module 5 Werkinstructies begrijpen
Opdracht 22
Bespreek met elkaar. Wat betekenen de woorden? Schrijf de betekenis op in de woordenlijst. Je vindt de woordenlijst achterin.
de werkinstructie de gebroken dienst bewaren de uitleg de aanvang de standplaats ophalen minimaal herhalen voorzichtig uitzetten de kaartlezer de controleur de bijzonderheden aflossen
Lees de tekst ‘Werkinstructies lezen’ nog een keer. Welke belangrijke woorden ken je nog niet? Schrijf de woorden op in jouw woordenlijst achterin. Wat betekenen de woorden? Schrijf de betekenis ook op.
Opdracht 23
Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. Klaar met deze opdracht? Vink af:
Werk specifiek
5 - 20
Module 5 Werkinstructies begrijpen
Opdracht 24
Lees de tekst ‘Werkinstructies lezen’ nog een keer. Begrijp je nu wat je moet doen, als je een gebroken dienst hebt? Heb je nog vragen? Schrijf je vragen hieronder op.
1. ................................................................................................................................... ........................................................................................................................................ 2. ................................................................................................................................... ........................................................................................................................................ 3. ................................................................................................................................... ........................................................................................................................................ Bespreek je vragen met een andere cursist. Weten jullie het antwoord op elkaars vragen? Schrijf de antwoorden op jouw vragen hieronder op.
1. ................................................................................................................................... ........................................................................................................................................ 2. ................................................................................................................................... ........................................................................................................................................ 3. ................................................................................................................................... ........................................................................................................................................
Werk specifiek
5 - 21
Module 5 Werkinstructies begrijpen
Opdracht 25
Maak de volgende zinnen af. Kies uit: werkinstructies – minimaal – standplaats – aflossen – kaartlezer – bijzonderheden aanvang – voorzichtig – gebroken – ophalen 1. Maaike moet voor het eerst een ……………………………… dienst rijden. 2. Daarom leest zij de ……………………………… . 3. Voor ……………………………… van haar dienst kijkt Maaike op het rooster. 4. Op het rooster staat waar zij haar bus moet ……………………………… . 5. Maaike gaat naar de ……………………………… om haar bus op te halen. 6. Zij vertrekt ……………………………… vijf minuten van tevoren. 7. Maaike rijdt altijd ……………………………… en let goed op de weg. 8. Als de controleurs komen, zet Maaike de ……………………………… uit. 9. Na haar dienst schrijft zij alle ……………………………… op. 10. Daarna wacht zij tot een collega haar komt ……………………………… .
Werk specifiek
5 - 22
Module 5 Werkinstructies begrijpen
Opdracht 26
Bekijk de instructies hieronder. Beantwoord de vragen.
Instructies voor het ophalen van de bus
Kijk op het rooster waar je de bus moet ophalen. Soms moet je de bus bij de garage ophalen. Soms moet je de bus ergens anders ophalen. Dan heb je de PODauto nodig. Rijd met de POD-auto naar de standplaats. Geef de POD-auto aan de buschauffeur die jij moet aflossen. Dit is de POD-auto. 1. Wat wordt in deze werkinstructies uitgelegd? a. Hoe je een bus moet besturen. b. Hoe je de POD-auto moet ophalen. c. Hoe je de bus moet ophalen. 2. Wat moet je als eerste doen? a. Op het rooster kijken waar je de bus moet ophalen. b. De bus op de standplaats ophalen. c. Je collega aflossen. 3. Wanneer heb je de POD-auto nodig? a. Als je de bus bij de garage moet ophalen. b. Als je de bus ergens anders moet ophalen. c. Je hebt de POD-auto altijd nodig. 4. Waar kun je zien waar je de bus moet ophalen? ........................................................................................................................................ 5. Waarom moet je de POD-auto aan een andere buschauffeur geven, denk je? ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ Werk specifiek
5 - 23
Module 5 Werkinstructies begrijpen
Opdracht 27
Heb je op jouw werk ook weleens instructies gelezen? Neem de instructies mee naar de les. Beantwoord de vragen. 1. Waar gaan de instructies over? ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ 2. Vind je de instructies duidelijk? Waarom wel of waarom niet? ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ 3. Vind je de instructies nuttig? Waarom wel of waarom niet? ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ Bespreek je antwoorden in de groep en met de docent.
Opdracht 28
Kun je nu zelf instructies lezen, denk je? Dan kun je een opdracht doen voor je portfolio. Bespreek dit met je docent of begeleider.
Heb je een opdracht gedaan? Vul dan een bewijsformulier in en stop het in je portfolio. Vertel in de groep hoe het gegaan is.
Werk specifiek
5 - 24
Module 5 Werkinstructies begrijpen
Vragen stellen over instructies
Mourad is buschauffeur. Hij heeft de werkinstructies gelezen. Maar Mourad vindt de werkinstructies onduidelijk. Daarom gaat hij praten met Peter, zijn baas.
Mourad Peter Mourad Peter Mourad Peter
Mourad
Peter
Mourad Peter
Mourad
Peter
Dag Peter. Ik heb een vraag. Zeg het maar. Waar gaat het over? Het gaat over de werkinstructies voor een gebroken dienst. Ik vind het lastig om te begrijpen wat er staat. Wat begrijp je niet? Er staat: ‘Ga naar de standplaats die op het rooster staat, om je bus op te halen.’ Wat wordt daar precies mee bedoeld? Soms ben je de eerste die in een bus rijdt. Je moet dan je bus ophalen bij de garage. Maar soms moet je een collega aflossen. Dan moet je je bus ergens anders ophalen. Op het rooster zie je waar je de bus moet ophalen. Oké, dat is duidelijk. Er staat ook: ‘Herhaal deze stappen nadat je je lange pauze hebt gehad.’ Dat betekent dus dat ik me opnieuw moet aanmelden en mijn bus moet ophalen? Dat klopt. Een gebroken dienst is eigenlijk hetzelfde als twee korte diensten op één dag. Nadat je je lange pauze hebt gehad, moet je dus hetzelfde doen als aan het begin van je dienst. Ik heb nog één vraag. In de instructie staat dat ik de kaartlezer moet uitzetten als de controleurs komen. Waarom moet dat? Sommige passagiers checken niet in met hun OV-chipkaart. Ze hebben dan geen geldig vervoersbewijs. Dit heet zwartrijden. Als de controleurs komen, willen ze snel inchecken. Dat is niet eerlijk. Daarom moet je de kaartlezer uitzetten. Volgens mij begrijp ik nu alles. Dankjewel voor de uitleg. Ik ga nu snel mijn bus ophalen. Dan kan ik op tijd aan mijn dienst beginnen. Veel succes!
Werk specifiek
5 - 25
Module 5 Werkinstructies begrijpen
Zo kun je vragen stellen over een instructie:
Ik heb een vraag over de instructie. Kun je mij iets uitleggen over … ? Hier staat … . Wat betekent dat? Wat wordt bedoeld met … ?
Voorbeeld: ‘Ik heb een vraag over de instructie. Ik begrijp niet wat hier staat.’ ‘Kunt u mij iets uitleggen over wat hier staat? Ik begrijp niet wat daarmee wordt bedoeld.’
Zo kun je zeggen dat je iets begrepen hebt, of dat je denkt dat je iets begrepen hebt:
Ik begrijp het. Dus dat betekent dat … ? Dus daarmee wordt bedoeld dat … ?
Voorbeeld: ‘Dus daarmee wordt bedoeld dat ik opnieuw moet inklokken?’
Opdracht 29
Bespreek met elkaar. Wat betekenen de woorden? Schrijf de betekenis op in de woordenlijst. Je vindt de woordenlijst achterin.
onduidelijk lastig de garage het vervoersbewijs zwartrijden
Lees de tekst ‘Vragen stellen over instructies’ nog een keer. Welke belangrijke woorden ken je nog niet? Schrijf de woorden op in jouw woordenlijst achterin. Wat betekenen de woorden? Schrijf de betekenis ook op.
Werk specifiek
5 - 26
Module 5 Werkinstructies begrijpen
Opdracht 30
Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer.
Klaar met deze opdracht? Vink af:
Opdracht 31
Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. Klaar met deze opdracht? Vink af:
Opdracht 32
Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. Klaar met deze opdracht? Vink af:
Opdracht 33 Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. Klaar met deze opdracht? Vink af:
Opdracht 34
Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. Klaar met deze opdracht? Vink af:
Werk specifiek
5 - 27
Module 5 Werkinstructies begrijpen
Opdracht 35
Wat is de goede reactie? Trek een lijn. Eén voorbeeld is al gegeven. Vraag
Reactie
Begrijp je nu wat je moet doen?
Je moet je bus ophalen op de standplaats.
Begrijp je de werkinstructie goed?
Dat is rijden zonder te betalen.
Waar moet ik mijn bus ophalen?
Nee, ik vind de werkinstructie onduidelijk.
Wat doet de controleur?
Hij controleert of passagiers een geldig vervoersbewijs hebben.
Wat is zwartrijden?
Ik vind het soms lastig om te begrijpen wat er staat.
Opdracht 36
Werk samen. Cursist A: je bent buschauffeur. Je begrijpt de schriftelijke instructies niet. Je stelt vragen aan cursist B. Cursist B: je bent de baas van cursist A. Je geeft uitleg aan cursist A. Speel eerst gesprek 1. Ga daarna verder met gesprek 2 en 3. Wissel steeds van rol. Cursist A 1. 2. 3.
Ik begrijp de instructie niet. Ik heb een vraag over de instructie. Kun jij mij iets uitleggen over de instructie?
Cursist B 1. 2. 3.
Wat begrijp je niet? Wat is je vraag? Natuurlijk. Wat wil je weten?
Werk specifiek
5 - 28
Module 5 Werkinstructies begrijpen
Cursist A 1.
2. 3.
Hier staat: ‘Je moet minimaal vijf minuten van tevoren vertrekken.’ Wat betekent dat? Wat betekent ‘Herhaal deze stappen voordat je aan je tweede rit begint’? Wat wordt bedoeld met ‘Zet de boordcomputer op pauze’?
Cursist B 1.
2. 3.
Dat betekent dat op tijd weg moet gaan. Je mag eerder dan vijf minuten van tevoren vertrekken, maar niet later. Je moet dan precies hetzelfde doen als aan het begin van je dienst. Op het scherm van de boordcomputer zit een knop. Daar staat ‘pauze’ op. Je moet op deze knop drukken, als je pauze gaat houden.
Cursist A 1. Ik begrijp het. 2. Dankjewel voor de uitleg. Ik begrijp het nu beter. 3. Oh ja, nu snap ik het.
Cursist B 1. Dat is mooi. 2. Graag gedaan. 3. Gelukkig.
Werk specifiek
5 - 29
Module 5 Werkinstructies begrijpen
Opdracht 37
Werk samen. Cursist A: je geeft een collega instructies op het werk. De instructies gaan over hoe een apparaat werkt. Of over hoe je iets moet doen. Je mag zelf kiezen over wat voor apparaat of handeling het gaat. Cursist B: je bent de collega van cursist A. Oefen het gesprek. Wissel daarna van rol. Als het kan: vraag of een andere cursist naar jullie wil luisteren. Of neem het gesprek op. Bereid het gesprek eerst voor. 1. Hoe begin je het gesprek? 2. Welke woorden en zinnen heb je nodig? 3. Welke vragen ga je stellen? 4. Wat vraag je als je het niet begrijpt? 5. Hoe eindig je het gesprek?
Opdracht 38
Bespreek het rollenspel. 1. 2. 3. 4.
Was het een goed gesprek? Wat vond je nog moeilijk? Konden jullie elkaar goed verstaan? Waren jullie beleefd? Heb je goede vragen gesteld? En je antwoorden goed gegeven?
Oefen het rollenspel eventueel nog een keer. Maak het gesprek een beetje anders. Bespreek met je docent hoe het rollenspel gegaan is.
Werk specifiek
5 - 30
Module 5 Werkinstructies begrijpen
Opdracht 39
Lees de woorden. Maak van de woorden een goede zin. Schrijf de zin op. Zin 1 instructie – onduidelijk ........................................................................................................................................ Zin 2 begrijpen – lastig ........................................................................................................................................ Zin 3 vervoersbewijs – zwartrijden ........................................................................................................................................ Zin 4 woord – betekenen ........................................................................................................................................ Zin 5 bedankt – uitleg ........................................................................................................................................
Opdracht 40
Kun je nu zelf vragen stellen over de werkinstructies, denk je? Dan kun je een opdracht doen voor je portfolio. Bespreek dit met je docent of begeleider.
Heb je een opdracht gedaan? Vul dan een bewijsformulier in en stop het in je portfolio. Vertel in de groep hoe het gegaan is.
Werk specifiek
5 - 31
Module 5 Werkinstructies begrijpen
Opdracht 41
Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. Klaar met deze opdracht? Vink af:
Opdracht 42 Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. Klaar met deze opdracht? Vink af:
Opdracht 43
Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. Klaar met deze opdracht? Vink af:
Opdracht 44 Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. Klaar met deze opdracht? Vink af:
Werk specifiek
5 - 32
Module 5 Werkinstructies begrijpen
De film
Werk specifiek, module 5: Werkinstructies begrijpen.
Bekijk de film nog een keer. Bespreek:
Begrijp je nu alles? Wat begrijp je nog niet? Vertel in je eigen woorden waar de film over gaat. Wat is anders in jouw land? Ben je het eens met de persoon? Wat is jouw mening? Waarom?
Examentrainer Ben je klaar voor een oefenexamen? Doe de examentrainer. Ga naar www.kleurrijker.nl en kies de examentrainer. Kies Werk Specifiek, Handel en Dienstverlening, module 5: Werkinstructies begrijpen. Maak de opdracht op de computer. Klaar met deze opdracht? Vink af:
Werk specifiek
5 - 33
Module 5 Werkinstructies begrijpen
Woordenlijst
 Schrijf de betekenis op. Hoe? Dat mag je zelf kiezen. Bijvoorbeeld in je eigen taal, of in het Nederlands. Met een voorbeeldzin, of met een tekening.
woord
betekenis
aanmelden
______________________________
aanraken
______________________________
aanvang
______________________________
aflossen
______________________________
afmelden
______________________________
apparaat
______________________________
bedienen
______________________________
besturen
______________________________
bewaren
______________________________
de
bijzonderheden
______________________________
de
boordcomputer
______________________________
de
busmaatschappij
______________________________
controleren
______________________________
de
controleur
______________________________
het
dialoogscherm
______________________________
de
eindbestemming
______________________________
de
garage
______________________________
de
gebroken dienst
______________________________
de
hendel
______________________________
herhalen
______________________________
de
hoofdschakelaar
______________________________
het
icoon
______________________________
indrukken
______________________________
de
inkomsten
______________________________
de
instelling
______________________________
de
instructie
______________________________
de
het
Werk specifiek
5 - 34
Module 5 Werkinstructies begrijpen
intoetsen
______________________________
intrappen
______________________________
de
kaartlezer
______________________________
de
knop
______________________________
lastig
______________________________
lijnnummer
______________________________
minimaal
______________________________
omloopnummer
______________________________
omzetten
______________________________
onduidelijk
______________________________
ophalen
______________________________
het
personeelsnummer
______________________________
de
pincode
______________________________
het
ritnummer
______________________________
het
scherm
______________________________
de
standplaats
______________________________
de
statusbalk
______________________________
het
toetsenbord
______________________________
de
uitleg
______________________________
uitzetten
______________________________
vervoersbewijs
______________________________
voorzichtig
______________________________
werkinstructie
______________________________
zwartrijden
______________________________
het
het
het
de
 Schrijf jouw nieuwe woorden op deze lijst. Schrijf ook de betekenis op. Vul minimaal drie woorden in.
woord
betekenis
_______________________
__________________________
_______________________
__________________________
_______________________
__________________________
_______________________
__________________________ Werk specifiek
5 - 35
Module 5 Werkinstructies begrijpen
_______________________
__________________________
_______________________
__________________________
_______________________
__________________________
_______________________
__________________________
_______________________
__________________________
_______________________
__________________________
_______________________
__________________________
_______________________
__________________________
_______________________
__________________________
_______________________
__________________________
_______________________
__________________________
_______________________
__________________________
_______________________
__________________________
_______________________
__________________________
_______________________
__________________________
_______________________
__________________________
_______________________
__________________________
Kies vijf woorden uit de woordenlijst. Spreek ze uit. Kies opnieuw vijf woorden uit de woordenlijst. Maak een zin waarin het woord voorkomt en spreek deze uit. Kies vijf moeilijke woorden uit de woordenlijst. Vraag aan een andere cursist wat de woorden betekenen.
Werk specifiek
5 - 36
Module 5 Werkinstructies begrijpen
Wat kun je nu?
Werkinstructies begrijpen
Doelen
1. Een mondelinge instructie bij een machine of apparaat volgen.
1. Ik kan een instructie bij een handeling of machine begrijpen. 2. Ik kan vragen stellen over de instructie. 3. Ik kan antwoorden op de vragen begrijpen. 1. Ik kan een instructie begrijpen over een apparaat dat ik gebruik op mijn werk. 1. Ik kan vragen stellen aan mijn leidinggevende over schriftelijke instructies. 2. Ik kan de instructies in eigen woorden vertellen.
2. Instructies lezen.
3. Vragen stellen en toelichting vragen bij schriftelijke werkinstructies.
Dat kan ik goed
Dat moet ik nog oefenen
Dat heb ik gedaan voor mijn portfolio
Werk specifiek
5 - 37