U I T D E L I T E R AT U U R
“DE BENEDENWERELD - EEN REIS DOOR DE DIEPE TIJD” ROBERT MACFARLANE DIRK LIBBRECHT
Rotskunst uit Alta, Noorwegen © UNESCO
Al eens aan speleologie gedaan? Zo ja, dan ben je een moedig iemand. Ergens in de buurt van de Lesse in de Ardennen, door nauwe gangen en spleten over glibberig gesteente kruipen, in ’t aardedonker een touw volgen, dat verdwijnt in een ver zwart gat. Met je gezicht door het slijk en je mond vol gruis. Mensen doen dit voor hun plezier… stel je voor. Zelf herinner ik me enkel een veilig bootje, dobberend in de waterplas van de grotten van Remouchamps, met een charmante gids die geruststellend grapjes maakt. Klamme handen rond de bootrand geklemd evenwel.
DE DIEPE TIJD Weet jij wat er zich 2 m onder het grondoppervlak bevindt en zo ja, hoe lang het er zich al bevindt? Kun je het je voorstellen? De meesten onder ons niet. Wel, we hebben minder moeite om onze ouwe, getrouwe maan te plaatsen op zo’n dikke 300.000 km afstand. We noemen ze zelfs ‘de wachter van de aarde’. De auteur trekt op dit vlak alle registers open en definieert het begrip ‘diepe tijd’. Je ervaart inderdaad al snel dat eens je ondergronds gaat - alle bekende gevoel voor tijd en ruimte verdwijnt. Dit gebeurt abrupt. Wandel 20 m in een onbekende grot met 2-3 bochten, veel kans dat je de grootste moeite hebt er ooit nog uit te geraken. Best mogelijk ook dat je, op diezelfde afstand, fossiele tekenen van leven ontmoet die vele 100.000 jaar oud zijn, iets wat buiten de grot bijna onmogelijk is.
GEBRUIK VAN DE ONDERGROND - HET ANTROPOCEEN Naast krommingen in ons ruimte- en tijdsbesef is er nog het gebruik van de ondergrond, al dan niet oneigenlijk. Deze loopt als een grote rode draad door bijna alle verhalen en rijgt verleden, heden en toekomst aan elkaar. Zo zijn er de indringende verhalen uit het kalksteengebergte in het grensgebied Slovenië/Italië, waar talloze oorlogen het landschap letterlijk doorzeefd hebben, meer metaal dan kalk voorkomt in de ondergrond en sommige bergtoppen tot 7 m verlaagd werden door aanhoudend oorlogsgeweld. Loodrechte verdwijngaten, vaak 100den m diep, verbergen
36
•
gitzwarte geheimen van dorpsgenoten die elkaar uitmoordden. Vele tientallen speleologen wagen er hun hachje om ondergrondse rivieren te volgen die erin verdwijnen, maar waarvan niemand weet waar ze terug boven komen. Het karteren ervan is een obsessie, een wedloop, een wereld die jij en ik niet kennen… De oorlogsrestanten liggen er voor het oprapen. Je struikelt erover. Even angstaanjagend zijn de uiterst gedetailleerde beschrijvingen van de kletsnatte tochten door de catacomben onder Parijs, een subcultuur met alleen mondeling overgeleverde gedragscodes tussen enkele uitverkorenen. Fascinerend is het bezoek aan een uitgestrekte ondergrondse zoutmijn in Groot-Brittannië, waar eveneens subatomaire fysica bedreven wordt, gezien het compleet ontbreken van omgevingsruis en achtergrondstraling. Doorheen haast alle passages met menselijke voetafdruk, benadrukt MacFarlane de aanwezigheid van het Antropoceen. Dit is een nieuw geologisch tijdperk, ontstaan ergens midden vorige eeuw, dat ontegensprekelijk de menselijke aanwezigheid op Aarde aantoont, zelfs al is dit binnen een paar miljard jaar als de zon aan het uitdoven is. Met oog voor het kleinste detail weet de schrijver een beeld op te hangen van de evolutie van onze stedelijke bouwwerken doorheen toekomstige geologische tijden, binnen miljoenen jaren dus. Zelf heb ik er vaak tevergeefs over nagedacht, nu heb ik tenminste een vaag beeld.
GLETSJERMOLENS EN HET “WOOD WIDE WEB” Naast de gebruikte ondergrond - vooral in het heden en verleden - wijdt MacFarlane ook een aantal hoofdstukken aan zuivere natuurfenomenen. Het meest adembenemende is een fantastische voorstelling van het ondergronds ecosysteem dat elk bos kenmerkt en dat eigenlijk maar ontdekt werd eind de jaren ’90. Via een ondergronds web van schimmel(?)draden zouden alle bomen in een bos met elkaar kunnen communiceren en zelfs chemische stoffen uitwisselen als een soort medicijn of bouwstof. Naast de naakte feiten zit er onvermijdelijk een stuk interpretatie aan vast met uitgesproken visies op de rand van - wat we denken - het absurde: wat als de bomen in een bos ‘slechts’ de vruchten zijn van een ondergronds levend wezen? Bij paddenstoelen is dit het geval, het organisme is een ondergronds mycelium, net als de ondergrondse draden onder een bos.… Bekijk het anders: zou de wetenschap zo ver staan als vandaag als men niet over absurde zaken nadacht? Dichter in ons voorstellingsvermogen, maar met een onaangename bijsmaak, is het sterk tot de verbeelding