2 minute read
Olejandro
from Klimop 2020 4
Ik ben de laatste tijd nogal gehecht geraakt aan een zuiders type. Hij is niet overdreven mooi, maar hij heeft wel een pittig karakter. En zijn grootste verdienste is misschien wel hoe lang hij het al met mij uithoudt, terwijl ik hem eigenlijk lange tijd schaamtelijk heb verwaarloosd.
Voordat ik de schoonfamilie achter me aan krijg: ‘hij’ is een cadeauplant. De meeste van mijn planten koop ik namelijk niet zelf, maar krijg ik cadeau, van mensen (ja, jij ook, mama) die tegen beter weten in denken dat ik die een goeie thuis kan schenken. Maar er is een reden waarom ik van wilde tuinen houd, en wel een zeer praktische: binnenshuis is het een niemandsland voor planten, een no-go-zone waarin enkel een ijzersterke vijfjarige orchidee het lijkt te kunnen overleven. ‘The fittest’ staan buiten, waar ze mooi op hun eentje kunnen survivallen – in het beste geval. Water geven is iets wat ik vaak gewoon domweg vergeet, tussen alle andere klussen door. Behalve water kan er echter nog iets zijn dat je groene huisgenoten helpt in hun overlevingsstrijd. Daarvoor moeten we terug naar een idee dat nog ouder is dan de straat: ‘alles wat je aandacht geeft, groeit’. Neen, geen slagzin die werd bedacht door een hippe zelfhulpgoeroe, maar een opvatting van niemand minder dan Aristoteles. Ari (hij heeft er vast niets op tegen dat ik hem zo noem) was een behoorlijk logisch mens, en één van de eersten die zich wetenschappelijk bezighield met planten en dieren. Ik durf te wedden dat hij die voorchristelijke quote heeft bedacht nadat hij zijn troetelplant een naam had gegeven. Want eigenlijk is het logisch: een plant die een naam krijgt, is als een huisdier. Die krijgt meer aandacht dan een random straatkat die af en toe in je tuin passeert. Meer aandacht betekent meer
Advertisement
kijken, waardoor je sneller ziet of het ding dorst heeft of ziek is. Lijkt me een waterdichte argumentering, waar Ari’s meester Plato tevreden mee kon zijn. Toch?
Als Plato me niet gelooft, dan zijn er nog andere zekerheden in het leven: ook Libelle heeft het ‘plantnaam’-verschijnsel beschreven. Al kan ik persoonlijk niet bewijzen of het wijd verspreid is: navraag in de vriendenkring leverde enkel “euh, nee, da’s wat vreemd, dat doe ik eigenlijk niet...” op. Niet meteen top voor mijn zelfbeeld, maar toch kom ik ermee uit de kast: ik heb een oleander, en hij heet Olejandro. Zo genoemd nadat ik twee dagen met een hit van Lady Gaga in mijn hoofd had rondgelopen – vraag me niet waarom, want normaal gezien zit mijn muzieksmaak ergens tussen snoeihard ‘lawaai’ en gekwelde singer-songwriters.
Ik wist niet goed wat ik met mijn zuiderling aan moest. Hij stond lekker warm op het terras maar weigerde koppig te bloeien. Hij kreeg (meestal) zijn wekelijkse slok, maar leek er nooit genoeg mee te hebben. Wikipedia leerde me enkel dat hij eigenlijk een giftige demonenplant was, maar in plaats van hem op te geven, heb ik hem dus gedoopt. En uiteindelijk in de volle grond geplant. Verwonderd zag ik tijdens de zomermaanden hoe er eindelijk, anderhalf jaar na onze ontmoeting, bloemen aan zijn takjes kwamen. Verwondering is het begin van alle wijsheid, zei Ari ook. Er is nog hoop. Nu maar hopen dat mijn kleine demon zijn tweede winter overleeft.
JOKE LIBBRECHT