Z O O G D I E R E N W E R KG R O E P
EEN GAMMA AAN GRAZERS De zogenoemde kwakkelzomer is over het algemeen goed voor onze natuur geweest. De zonnekloppers, zoals vlinders, waren dan wel iets minder zichtbaar. Maar de vegetatie groeide lustig en bleef lang sappig groen. Vooral bij hooilandbeheer krijgen sommige beheerders stress: te nat om te hooien of te nat om met machines op te rijden. De paadjes groeien dicht of infoborden worden overgroeid. Er bestaat een manier om minder te moeten maaien, en dat is de inzet van grazers. Er zijn heel veel soorten en daarvan bestaan heel veel rassen. Elk met zijn eigen beheer eigenschappen, maar ook met zijn eigen noden. In dit artikeltje geef ik wat meer uitleg.
BRECHT DEMASIÈRES
↓
Heckrunderen
HOE WAS HET VOOR DE MENS?
WAAROM DIEREN INZETTEN?
Vroeger zwierven kuddes van wilde grazers rond over grote vlaktes zoals meersen, heidevelden, etc. Deze grote grazers zijn nu uitgestorven of gedomesticeerd. Nu blijven vooral nog kleine grazers over zoals haas, gans en ree. Deze hebben geen erg grote populaties waardoor ze niet gebruikt werden als grazers. Men heeft nog geprobeerd de oergrazers van onze contreien te vinden, maar helaas, uitgestorven voor altijd. De beste pogingen waren terugkruisingen door de gebroeders Heck (1892-1983), toenmalig dierentuin eigenaars, die door middel van kruising het heckrund ontwikkelen (fenotype van de oeros). Andere pogingen gebeurden met de tarpan (Europees oerpaard). Ondertussen stonden de gebroeders Heck op de most wanted lijst van Rusland wegens export van dieren naar Duitsland (in oorlogstijden). Ze zijn gevlucht en hebben in Afrika nog een bepaalde zebra proberen ontwikkelen. In die tijd was dit allemaal bedoeld voor jacht en prestige. Gelukkig zijn zulke gekke professors nu aan banden gelegd, of er zou wat rondlopen: mammoeten op de vaarttaluds en glyptodons in de Gavers... We moeten eerder aan de slag met de dieren die nu nog bestaan.
Verschraling door begrazing is een traag proces, maar dat is niet per se slecht. Vaak wil de beheerder te snel gaan verschralen terwijl een tragere evolutie van rijk naar arm eigenlijk beter is. Een grazer eet vegetatie, en dat zorgt voor verschraling. Anderzijds doet het zijn behoefte ter plaatse waardoor je (punt)bemesting krijgt, maar de input is altijd kleiner dan de output. Sommige soorten hebben een latrine (één of meerdere hoekjes waar ze hun gevoeg doen). Bij de ene soort kan je het nog gemakkelijk weghalen, bij de andere niet. Uitwerpselen van grazers zijn trouwens een bron van diversiteit. Niet enkel de strontvlieg floreert hierop, ook de mooiste vlinder komt hierop sappen opzuigen. Op de grazer zelf komen ook dieren af (meestal parasieten)en deze worden dan weer gegeten door anderen. Of vogels komen gewoon losse vacht halen voor hun nest. In de meest natuurlijke systemen laat men gestorven grazers liggen en komen de aaseters ook in het gebied. dat kan wel de nodige commotie geven zoals gebeurd in de Oostvaardersplassen in Nederland. Maar een wildcamera op een kadaver gericht geeft heel wat mooie beelden. De terugkeer van de raaf is hieraan te danken. Wanneer je laat begrazen in plaats van te maaien, verandert ook het uitzicht van het hooiland (met uitzondering van stootbegrazing of te grote kuddes). En zit meer structuur in omdat onze herkauwers voorkeuren hebben waardoor de ene plantensoort meer kan doorgroeien dan de andere. Of ze eten het een liever vroeger of later in het jaar. Bepaalde planten kunnen bijvoorbeeld de bevalling opwekken en worden dus in de periode gegeten wanneer er geworpen wordt (bv. vrouwenmantel). Ook de hoekjes en kantjes waar een maaimachine niet gemakkelijk aan kan, worden meegenomen door dieren.
OP ZIJN PLEK De keuze van grazers is meestal niet aan de beheerder, maar aan de situatie. Op Schiermonnikoog zet men Sayaguesa runderen (Spaans) in omdat zij goed tegen weersverschillen kunnen: bij hitte gaan ze niet de duinpoelen gaan opentrappelen als verfrissing. Op andere plekken willen ze dat dan wel weer. Tal van wespen en bijensoorten hangen af van stierkuilen
36
•