6 minute read

Licht en duister - een kerstverhaal

KERST Licht en duisternis - een kerstverhaal

Door Koen Peeters

Advertisement

Een nieuwe traditie: een kerstverhaal in de buurtkrant om de sfeer van warmte en vrede aan te wakkeren. En bedenk: het kerstverhaal is verzonnen, maar had zomaar waar kunnen zijn…

Het is de dag na pakjesavond, maar in vele woonkamers staat de kerstboom al in vol ornaat te pronken. De ene oude man heeft zijn hielen nog niet gelicht of de andere grist het stokje uit zijn handen. Weerkaatst door de glans van de kerstballen steken de lichtjes fel af tegen de donkere woonkamers, die op deze sombere decemberochtend nog duisterder lijken. Het is koud buiten, er is voor het eerst weer gestrooid. De winter is officieel begonnen. Die ochtend zet ik me zoals gewoonlijk achter mijn laptop op zolder. Net als bij zo vele anderen heeft corona me aan huis gekluisterd. Typen, bellen en vergaderen kan ook vanuit je eigen huis, heeft mijn werkgever bepaald. Dat ik mijn collega’s miste en langzaam vereenzaam, weet mijn werkgever donders goed. Juist als de dagen korter worden, heb je meer behoefte aan mensen om je heen. Maar afgezien van een borrel via Teams en zakjes pepernoten over de post kan hij het leed niet verzachten. Als het werk me niet meer kan boeien, dwalen mijn gedachten weleens af. Van achter het zolderraam tuur ik dan over de kantoorgebouwen aan de Eemsgolaan, de huizen die ordentelijk in mijn straat op een rijtje staan en de voorbijgangers op straat. Leerlingen op de fiets, moeders met bakfietsen, wandelaars met honden en nog steeds af en toe een wandelende werknemer, te herkennen aan de bungelende badge aan de broekriem. Als je lang genoeg kijkt, zie je veel leven in de Buitenhof. Ik focus me net op de tekst op mijn beeldscherm als dat plots op zwart springt. Het klinkt zelfs alsof er een zucht aan mijn laptop ontsnapt. Ook de lamp is ermee gestopt. Van het ene op het andere moment zit ik in het donker. Als ik naar buiten kijk, zie ik al-

leen nog zwart. De straatlantaarns zijn gedoofd, de kerstbomen in de woonkamers geven geen licht meer. Zelfs de lampjes bij de brievenbussen zijn uitgevallen. Alleen in de bedrijfsgebouwen brandt nog licht. Vlot snel ik twee trappen af, vind een zaklamp en doe de meterkast open. De schakelaars van de stoppen staan allemaal nog omhoog. Daar ligt het dus niet aan. Dan moet het wel een stroomstoring zijn. Ik doe mijn jas aan en stap naar buiten. Mijn nieuwsgierigheid neemt mijn ‘De hele wijk is in duister lichaam over. Ik ben erg benieuwd hoeveel huizen gegehuld. Spookachtig, maar troffen zijn en hoe mensen deook weldadig vredig.’ ze verstoring ervaren. Ik kijk naar links en naar rechts, maar zie slechts duisternis. Mijn straat is in ieder geval geheel van stroom afgesloten. Ik wandel een zijstraat in en kijk de straat parallel aan de mijne in. Ook donker. Net als de volgende straat. De hele wijk is in duister gehuld. Spookachtig, maar ook weldadig vredig. In de Marnelaan loop ik een wijkgenote tegen het lijf. We babbelen over het onschuldige onheil dat ons is overkomen: documenten niet gesaved, de sapcentrifuge die midwerks is blijven steken. Hoe zal het ons vergaan als de stroomstoring niet snel wordt opgelost? De cv is natuurlijk ook uit. Stiekem verheugen we ons wel op een avond met een dekentje op de bank: boekje, glaasje wijn en een kaasje – die blijven in een warme koelkast toch niet lang goed. Samen wandelen we door de wijk. Her en der zien we de eerste kaarsjes. Sommigen hebben twee dikke kaarsen voor het raam gezet, als signaal dat alles hier goed is. In sommige huizen hangen elektrische campinglampjes aan de gewone keukentafellamp.

Op nummer 40 loopt iemand met een hoofdlamp op. In de keuken van nummer 38 heeft een vrouw een oranje-blauwe gezicht gekregen van het vuur onder de pannen. De wijk is net een kerstboom die nu met lampjes wordt versierd. | We sluiten ons aan bij een groepje buurtgenoten dat op de hoek met elkaar staat te kletsen. Omdat het zo donker is, lijkt de groep van een afstand zwart en onheilspellend. Maar al snel horen we gelach en gekwetter. Hier slaat het gedeelde leed al snel om in gedeelde lol. We vertellen elkaar verhalen over de zoektocht naar kaarsen en tonen elkaar schermpjes van de Enexis-storingen-website. En we doen ons best om op anderhalve meter van elkaar te blijven. “Wij zijn de posse die de wijk behoedt voor beroving!” lacht iemand die de coronarellen in Rotterdam blijkbaar nog vers in het geheugen heeft. “Mijn dochter is net op de fiets gestapt naar een vriendin om haar werkstuk af te maken”, zegt een ander. “De accu van haar laptop is nu echt op.” “Mijn straat bestelt massaal Chinees”, breng ik in, precies op het moment dat een fietser van Thuisbezorgd voorbij snelt. Met een felle voorlamp voor de sfeer. We bespreken ook het leed – klein en groot – dat met deze stroomstoring gepaard gaat. “Straks gaat de was helemaal stinken. Die zit nu nog nat in de trommel.” “Wat nou als je middenin een Teams-meeting zat?” “Ik ga straks wel even langs bij de mevrouw op nummer 22. Die warmt altijd haar maaltijd op in de magnetron. Ben benieuwd hoe zij zich redt.” En we verwonderen ons allemaal hoe we ongemerkt zo afhankelijk geworden waren van elektriciteit. “We hebben helemaal niks aan zonnepanelen!” lacht een buurman. Daar komt mijn buurvrouw aangefietst. Ze komt vers van haar werk en weet niet wat ze ziet. Geen lichten, maar wel een snel groeiende mensenmenig-

te op straat. “In het park waren de lichten wel aan”, wist ze. Ze stapt af en voegt zich bij ons. Opeens zet de groep zich in beweging. We lopen richting Fivelgolaan en grote speeltuin. Als we bij de hoge nummers van de straat komen, zie ik waar de groep naar op weg is. Een oranje gloed van vlammen verlicht een ander groepje mensen dat op het kleine veldje stond. Ze staan om de vuurkorf die afgelopen zomer nog gezelligheid aan het buurtfeest toevoegde. Nu brengt hij vooral warmte. Een minstens zo grote groep als de onze dromt eromheen. Dus hier is het feestje! Iemand drukt me een glas in handen en schenkt het vol. Rode wijn, daar had ik precies zin in. Ik proost met de buren, die ook allemaal van een glas wijn zijn voorzien. Wat een onverwachte vreugde. Blijkbaar heeft iemand een box aangesloten op zijn telefoon, want daar klinkt het eerste ‘Ondanks de kou maken we kerstliedje. De meesten beginnen spontaan mee te zingen: “All I samen warmte. Misschien want for christmas is… you!” Zie ik hadden we dit wel nodig.’ daar zelfs een paar danspasjes? Zonder dat ik er erg in had, wordt mijn muts van mijn hoofd getrokken. “Heeeeeee!” schreeuwt iemand in mijn oor. Mijn God, dat is Bram! Die heb ik al zo lang niet gezien. Pling! Daar schieten de lantaarnpalen weer aan. “Heeeee!” juicht de meute alsof FC Groningen heeft gescoord. Maar niemand maakt aanstalten om weg te gaan. Het gezoem en geroezemoes wordt alleen maar harder. Iedereen kletst, lacht en drinkt. Ondanks de kou maken we samen warmte. Misschien hadden we dit wel nodig, mijmer ik. Al die dagen thuis, al die zieke mensen om ons heen, al die negatieve berichten, ze drukten ons teneer. Maar ze krijgen ons er niet onder. Niet nu. Hier staan we, eigenhandig de sikkeneurigheid te verdrijven. De plotselinge duisternis heeft voor verlichting gezorgd. “Waar was je?” vraagt mijn vriendin als ik veel te laat thuis kom. “Bij vrienden”, glimlach ik.

This article is from: