GENDER EN WETENSCHAP IN JEUGDLITERATUUR
Mannen met labojassen en moederS op expeditie Door FRAUKE PAUWELS, doctoraatsonderzoeker letterkunde UAntwerpen
Wie zijn de wetenschappers die jeugdliteratuur bevolken? Stapels boeken vormen het materiaal voor mijn doctoraatsonderzoek naar de beeldvorming rond STEM (Science Technology Engineering & Mathematics) in fictie en non-fictie voor kinderen. / 24 /
Nu en dan ruil ik het onderzoek in voor leessessies met kinderen, al speelt de zoektocht naar wetenschappers altijd mee op de achtergrond. Zo besprak ik laatst met een groepje kinderen Zondag maandag sterrendag. In dat boek van Anna Woltz met tekeningen van Annet Schaap (2018) helpt een meisje-uitvinder haar buurjongen van zijn spreekangst af met haar creatie: een omgekeerde kartonnen doos met gaten die sterren verbeelden. Wanneer alle kinderen én de juf die doos over hun hoofd zetten, durft de buurjongen zijn fascinatie voor het heelal eindelijk met de klas te delen. ‘Zou die uitvinder niet evengoed een
jongen kunnen zijn?’ legde ik de negenjarige lezers voor. De meisjes uit de groep reageerden stellig: geen sprake van! ‘Alle uitvinders die ik ken, zijn mannen,’ zei een van hen. ‘Een boek moet dat net omkeren.’ Het genderevenwicht dat deze jonge lezers zelfbewust nastreven, is in jeugdliteratuur nog niet bereikt. De doorsnee-academicus in een kinderboek is nog altijd een witte, wat oudere, doorgaans klunzige man met warrig haar. Nemen we niet enkel academici in rekening, maar vullen we het begrip ‘wetenschapper’ ruimer in, dan wordt het plaatje genuanceerder. Zo noemen sommige