Dagboek van een
wetenschapper met
dochters NIEL HENS
Half zeven, de wekker gaat af. Mijn wens naar een naïeve ochtend – een ochtend waarop ik rustig kan wakker worden, geen haast, tijd voor een kop koffie, geen mails behandelen en kunnen verder werken aan een paper – wordt abrupt teniet gedaan door mijn jongste dochter van vijf: ‘Paaapaaaa, ik ben waaaaaaaakker!’
/4/
De ochtendlijke ratrace begint. (Naïeve ochtenden blijken sowieso een utopie, tenzij uitzonderlijk op congres of op de trein.) Mijn vrouw en ik hebben een beurtrol om onze drie dochters (van vijf, acht en twaalf) naar de voorschoolse opvang te brengen, en vandaag is het de beurt aan mijn vrouw. Daardoor zou het me moeten lukken om om acht uur in Diepenbeek te zijn, zodat de geplande videoconference met mijn Italiaanse collega en een collega in
Australië op tijd kan plaatshebben. Die timing is vaak geen sinecure, maar door het tijdsverschil van tien uur kunnen we niet anders dan deze vroege planning aanhouden.