COLUMN
m+v+x? divers genoeg topteam
Niet voor een
Door DAMYA LAOUI, kankerimmunoloog VUB-VIB, lid Jonge Academie
Sinds ik mijn eigen onderzoeksteam leid, is de samenstelling van dat team een grote bekommernis van mij geworden. Ik heb gemerkt dat harmonie en complementariteit niet alleen essentieel zijn voor de sfeer, maar ook en bovenal voor de creativiteit en dus kwaliteit van het onderzoek. Met andere woorden: hoe beter de groep, hoe beter de resultaten. Ik kies mijn teamleden dus niet alleen op basis van hun excellentie (hoewel natuurlijk wel in de eerste plaats), maar vervolgens ook op basis van de positie die ze in de bestaande groep zouden kunnen innemen en de rol die ze daarin, in termen van diversiteit, zouden kunnen vervullen. Diversiteit op het vlak van gender is vanzelfsprekend noodzakelijk. Mannen en vrouwen benaderen wetenschap niet noodzakelijk op dezelfde manier en hun motivatie om aan wetenschap te doen kan ook verschillen. Hoe cliché ook, er bestaat
/ 44 /
wel degelijk een stereotype, een eerder als mannelijk beschouwde competitiviteit die nodig is om tegemoet te komen aan de toenemende productiviteitsvereisten. Daartegenover staat een houding die iets vaker bij vrouwen terug te vinden is, met name dat ze niet altijd voor de analytische en technische aspecten van de wetenschap kiezen, maar bovenal impact willen hebben op de samenleving. Vrouwen begrijpen, specifiek in de context van kankeronderzoek, beter wat de stakeholders bezighoudt, bijvoorbeeld bij borstkanker. Beide kwaliteiten (eerder mannelijk en eerder vrouwelijk) zijn noodzakelijk, maar geen van beide mag overheersen. Voldoende diversiteit in herkomst is ook belangrijk. Elke cultuur genereert een ander type opvoeding, een andere kijk op de wereld, met andere waarden. Daardoor stellen wetenschappers met een andere
herkomst vaak andere vragen en zullen ze andere hypothesen formuleren dan Belgische wetenschappers. Dit verrijkt het onderzoek en leidt tot uiteenlopende denkpistes om het probleem op te lossen. Buitenlandse wetenschappers, met een soms beperkter sociaal netwerk in België, spelen bovendien nog een essentiële rol in het ‘lijmen’ van de teamleden: meer dan de groepsleden uit het land zelf organiseren de wetenschappers uit andere landen vaak spontaan sociale activiteiten waar het hele team van geniet. In het geval van mijn onderzoeksgroep, die kankeronderzoek uitvoert, geldt ook nog eens dat de meeste experimenten langdurig zijn en weekendwerk vereisen. Dat kan alleen maar tot goede resultaten leiden als de sfeer in de groep goed zit. Het is evident dat we ook nood hebben aan wetenschappers uit diverse disciplines, en met diverse opleidin-