COLUMN
Niet vrouwmaar mensvriendelijker Door ROBBERT DIJKGRAAF, directeur IAS Princeton
Al tientallen jaren is er veel te doen over het aantal vrouwen dat academische posities inneemt. Onder studenten kunnen we ondertussen gelukkig van een evenwicht tussen mannen en vrouwen spreken, en ook onder doctorandi zijn er al bijna evenveel vrouwen als mannen. Ondanks de inspanningen van de voorbije jaren is dat evenwicht echter nog altijd niet gerealiseerd op het niveau van hoogleraren, laat staan onder gewoon hoogleraren. / 54 /
VOORBIJ DE FEITEN Wanneer ik dan nog eens inzoom op de exacte wetenschappen, zeker mijn eigen domein van de wis- en natuurkunde, is het zelfs nog veel wanhopiger gesteld. Het aantal vrouwen op het hoogste niveau, zeker in seniorposities, is nog steeds bedroevend laag. En daar valt eigenlijk geen zinnig argument voor te verzinnen. Niet dat men dat niet probeert. Heel wat wetenschappers, mannen én vrouwen, zijn al op zoek gegaan naar mogelijke verklaringen voor die discrepantie en komen soms bij wijze van uitleg met de meest onwaarschijnlijke ‘biologische feiten’ aanzetten, zoals het cliché dat vrouwen meer in mensen dan in dingen zouden geïnteresseerd zijn. Als ik naar onze eigen dochter kijk, die volgend jaar gaat studeren, zie ik helemaal niet iemand die mensen boven ideeën verkiest, althans niet meer of minder dan haar broers. Ik zie daarentegen wel een intelligente, eigenwijze en sociale persoon die haar eigen weg in de wereld wil volgen. En dan gaat er toch meteen een alarmlichtje branden: ik ben bang dat de universiteit het haar moeilijk zal maken om dat soort persoon te blijven. Ik ben bang dat ze de druk zal voelen om zich aan te passen aan een wereld die anders is dan deze tot welke haar persoonlijkheid
haar lijkt voor te bestemmen. En als ik een dergelijk alarmsignaal voel, is er dan misschien toch iets vrouwonvriendelijks aan onze tempel van wetenschap en onderzoek? DOEMBEELD VAN SUPERHELD Ik zie alvast een reden voor hoe ik mij voel, met name: ons domein van de bètawetenschappen (en ongetwijfeld ook, hoewel in een andere mate en vorm, de alfawetenschappen) heeft zichzelf een eigen persoonlijkheid aangemeten. Gesteund door het wetenschappelijke prijzencircuit en de populaire beeldvorming — denk aan de typische personificaties op televisie en in kinderboeken — is de wereld van onderzoek en hoogleraren een soort superheldenuniversum geworden, waarin de geniale hoofdrolspelers met hun briljante denkkracht geheel zelfstandig de allergrootste problemen overwinnen. Onderzoek laat zien dat dit stereotype beeld van de geniale Einzelgänger veel jonge vrouwen afschrikt. En niet alleen vrouwen, maar ook veel mannen (of althans toch zij die niet aan een ernstig ‘Einsteincomplex’ leiden). Ik kan me nog goed herinneren hoe ik op mijn eerste dag aan de universiteit schrok van de agressieve houding van mijn medestudenten en de vanzelfsprekende competi-