Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst 2013

Page 1




2


3


Vanaf 2013 wordt de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst uitgereikt door Zijne Majesteit Koning Willem-Alexander. De prijs, die in 1871 door koning Willem III werd ingesteld als Koninklijke Subsidie, is bedoeld om jong talent op het gebied van de schilderkunst te stimuleren. Koning Willem-Alexander zet de traditie voort, evenals voor hem zijn moeder gedurende de 33 jaar dat zij Koningin was. Nederlandse kunstenaars die de beeldende kunst beroepsmatig en zelfstandig beoefenen en op 1 januari 2013 de leeftijd van 35 jaar nog niet hadden bereikt konden meedingen naar een Koninklijke Prijs. Vier kunstenaars komen ieder jaar in aanmerking voor een Koninklijke Prijs, te weten een geldbedrag van EUR 6.500 vrij van belastingen en premies. Zij worden voorgedragen door een jury. In reactie op advertenties in diverse (social) media, zonden dit jaar 225 kunstenaars beeld en documentatie in. Aan 60 kunstenaars werd gevraagd twee schilderijen in te zenden voor de tweede jureringsronde.

4

The Royal Award for Painting was introduced by King Willem III in 1871 in the form of a grant to promote talented young painters. As of this year, the awards will be presented by His Majesty King Willem-Alexander, who continues the tradition his mother upheld throughout the thirty-three years of her reign. The contest for the Royal Award carries four prizes of 6500 euros and is open to professional, independent Dutch artists under the age of 35. In response to advertisements in the conventional and social media, 225 artists entered the contest this year, sixty of whom were invited to submit two paintings for the second round of adjudication. The annual prize-giving ceremony and the accompanying exhibition are organised by the Royal Palace Amsterdam Foundation and held at the Royal Palace in Amsterdam.


De Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst wordt traditiegetrouw uitgereikt in het Koninklijk Paleis in Amsterdam. Daar wordt ook de jaarlijkse tentoonstelling gehouden die ter gelegenheid van de uitreiking is samengesteld. Beide, de prijsuitreiking en de tentoonstelling, vinden plaats onder auspiciën van de Stichting Koninklijk Paleis Amsterdam. Aan de tentoonstelling is ieder jaar een publieksprijs verbonden. In 2012 kreeg Jasper Hagenaar, één van de winnaars vorig jaar, de meeste stemmen.

marianna van der zwaag Hoofd Presentaties Koninklijk Paleis Amsterdam

5

A Public Prize is awarded each year after the closing of the exhibition. The prize for 2012 went to Jasper Hagenaar.

marianna van der zwaag Head of Exhibitions Royal Palace Amsterdam


Dit jaar kent de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst veel nieuwe namen. Allereerst wordt de prijs voor het eerst uitgereikt door Zijne Majesteit de Koning. En dat is een heugelijk feit. Nederland kent als een van de weinige landen ter wereld een koninklijke prijs voor (schilder)kunst. Koning Willem III riep de prijs in het leven in 1871. Maar de prijs is veel meer dan enkel een traditie. Dat het staatshoofd ruim 140 jaar later nog steeds zijn steun uitspreekt, is veelzeggend in een land dat bij uitstek bekendstaat om zijn schilderkunst. Als iets Nederland namelijk kenmerkt dan

is het wel het eeuwenlange succesverhaal van de kunst. Van Rembrandt tot Vincent Van Gogh, van Piet Mondriaan tot Karel Appel en Marlene Dumas. Als nationaal symbool zijn zowel het koningshuis als de schilderkunst onlosmakelijk met het land verbonden.

This year’s Royal Award ceremony opens with a line-up of new names. Most importantly, we are honoured that His Majesty the King will be presenting the prizes for the first time. The Netherlands is one of very few countries in the world to enjoy an endowment of this kind. The Royal Award for Painting, instituted by King Willem III in 1871, has become far more than just a tradition. The fact that our Head of State continues to support the arts, 140 years on, reaffirms our country’s high reputation for painting and painters. For centuries the Netherlands has been acclaimed

for its outstanding artists – from Rembrandt to Vincent Van Gogh, from Piet Mondriaan to Karel Appel and Marlene Dumas. Our Royal House and our art remain the enduring symbols of our nation.

In deze roerige tijden vol wankelend vertrouwen in de bankwereld, de economie en de politiek, blijkt de cultuur sterk te zijn en van vitaal belang voor de samenleving. De kunsten verslinden geen geld, ze scheppen ruimte. Om te dromen, maar ook om concreet het land beter te laten draaien. Zo

6

In these troubled times, with declining confidence in the banking system, in politics and the economy, culture stands out as a beacon of strength. The arts are not a drain on our finances. On the contrary, they open up opportunities to dream and opportunities that benefit the country. In recent years many Dutch museums,


zijn veel Nederlandse musea de afgelopen jaren – van noord tot zuid en van oost tot west – vernieuwd, uitgebreid of zelfs opgericht. En daarmee is de aantrekkelijkheid van die steden gestegen. Ook de jaarlijkse Koninklijke Prijs past in dit beeld van de vitale stad. Voor veel bezoekers is het een mooie kans om Paleis én jong talent te zien. Die aantrekkingskracht van de Prijs komt ook naar voren als we kijken naar het grote aantal kunstenaars dat zich dit jaar voor het eerst heeft aangemeld. Dat leidt tot verrassende inzendingen en zelfs een winnaar die niet eerder deelnam. De schilderkunst

leeft onder jonge kunstenaars. Met recht kan dan ook worden geconcludeerd dat Nederland als land van kunstenaars en kunst floreert. In de inzendingen dit jaar ziet de jury die levenskracht terug. Toch laait herhaaldelijk in de kunstwereld het debat op of de schilderkunst nog wel een toekomst heeft. Wie dit jaar de Biënnale in Venetië bezoekt, ziet daar weinig schilderijen. In zijn essay gaat Domeniek Ruyters – hoofdredacteur van het kunsttijdschrift Metropolis M – in op die spagaat waar de schilderkunst zich in bevindt.

7

from north to south and from east to west, have been renovated, enlarged or inaugurated, adding to the attraction of the towns or cities in which they are located. By the same token, the Royal Award enhances Amsterdam’s image as a dynamic city. For visitors to the palace this is an opportunity to view the work of talented young artists, while the importance attached to the contest is evident from the impressive number of painters who submitted work for the first time this year. This yielded some surprising entries and even one of the winners. As far as young artists are

concerned, painting is alive and well. With this in mind we may conclude that art and artists in the Netherlands are doing very well indeed. All this vitality is abundantly evident in this year’s entries. Yet at the same time, the art world continues to ponder whether painting has a future. The 2013 Venice Biennale, for instance, includes remarkably few paintings. The essay by Domeniek Ruyters, editor-in-chief of the art journal Metropolis M, reflects on the quandary in which painting finds itself today. The beautiful catalogue was designed by Harmen Liemburg.


De fraaie vormgeving van de catalogus is dit jaar verzorgd door Harmen Liemburg. Dit jaar waren er 225 deelnemers waarvan er 25 te zien zijn in het Koninklijk Paleis op de Dam. Daaronder bevinden zich vier winnaars. En hoe kan het ook anders, het zijn contrastrijke inzendingen met veel verschillende thema’s en stijlen. Toch durft de jury te concluderen dat de hernieuwde interesse in abstractie doorzet en tot spannende invalshoeken leidt. Abstractie waarbij kunstenaars als alchemisten werken met zoutkris-

tallen, allerlei verven en zelfs bladgoud. Abstracte schilderijen kortom waar een hele wereld in te ontdekken is. Ook lijkt de gijzeling door de fotografie waar de schilderkunst op een bepaalde manier ook onder heeft geleden de afgelopen decennia, langzaamaan weliswaar, terrein te verliezen. Niet langer is een foto – al dan niet zelf genomen met een camera of mobiele telefoon – het vanzelfsprekende vertrekpunt. Opvallend is verder dat vaak de natuur als onderwerp wordt gekozen. En dan niet zozeer het traditionele landschap

8

This year’s Royal Award attracted 225 contestants, twenty-five of whom, including the four winners, were invited to take part in the exhibition at the Royal Palace in Dam Square. As one would expect, their works cover a wide range of themes and styles. Despite that diversity, the jury noted an ongoing trend in the revival of abstract art. Abstract paintings concocted with an alchemist’s brew of salt crystals, gold leaf and different kinds of paint. In a nutshell, these are paintings in which we can discover a whole world. It also seems safe to say that photography’s stranglehold

on painting over the past few decades appears to be diminishing. Photographs, whether taken with a camera or a cell phone, are no longer the inevitable starting point. Alongside these developments, we noted that many artists are turning to nature for inspiration – not so much in the conventional landscape but rather in a kind of fixation with artificiallymodified or mutating environments. The sciences, from nanotechnology to statistics, have also been yielding new subject matter. Knowledge of this kind is not simply depicted as it is:


maar eerder een haast gebiologeerde kijk op de artificiële gemodificeerde of zelf gemuteerde natuur. Ook fascinatie voor de wetenschap, van bijvoorbeeld nanotechnologie tot statistieken, is een terugkerend thema. Die wetenschappelijke kennis wordt echter niet slaafs verbeeld maar bovenal met verwondering bekeken. De schilderijen overstijgen vaak het begrip; ze raken weliswaar aan onderzoek maar onderstrepen, niet zelden zonder humor, de onmogelijkheid en nutteloosheid van al die kennis. De wetenschap, die licht probeert te brengen in gebieden die grijs en on-

bekend zijn, heeft lang niet altijd overal een antwoord op. Vooral kunst onttrekt zich bijna per definitie aan een eenduidige en allesomvattende verklaring. Kunst schuurt, raakt aan en laat kantelen. Het zinvolle toeval wordt gekoesterd. En zo ontstaan nieuwe ideeën, leiden associaties tot innovatie. Juist in tijden dat stagnatie op de loer ligt, kan het zinvolle toeval van de kunst een uitweg bieden. De groei in de Gouden Eeuw is dan ook het verhaal van handel én kunst. Een andere in het oog springende tendens is het grote aantal kleine

9

it is viewed with astonishment. These paintings often deal with something more than scientific fact. Though they relate to scientific knowledge, they comment on the irrelevance and futility of it all, often with a touch of humour. Though science aims to enhance our understanding of the world, it cannot provide all the answers. Art in particular, by its very nature, defies any unequivocal and comprehensive definition. Art chafes, art touches, art turns things upside down. It fosters fortuitous quirks of fate. New ideas are born and new trains of thought lead to innovation.

With the looming prospect of stagnation in our society, art’s aptitude for making fortuitous discoveries holds out the hope of redemption. Considered in this light, growth in the Dutch Golden Age is the story not just of commerce but also of art. Also striking is a trend towards small-format works, some of which would literally fit into the palm of a hand. And time and again the jury found itself having to decide whether a given work was actually a painting or a drawing. The distinction between the two art forms is becoming increas-


werkjes, soms letterlijk op handpalm formaat. Ook voerde de jury opvallend vaak een discussie of een inzending nu tot de schilderkunst of juist tot de tekenkunst behoorde. De scheidslijnen tussen de disciplines worden almaar dunner en dat maakt het jureren van de Koninklijke Prijs des te spannender. Al met al is 2013 een jaar met veel kwaliteit, waardoor de jury zich met veel plezier uitgedaagd voelde om de winnaars te kiezen. Als juryvoorzitter vind ik het eervol aan Zijne Majesteit de Koning de volgende vier kunstenaars als winnaar van

de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst 2013 voor te mogen dragen: Wieteke Heldens Marijn van Kreij Philipp Kremer Jorn van Leeuwen De vier winnaars zijn, zo constateerde de jury, hoewel uiteenlopend, ook gemeenschappelijk in een duidelijke emotionele of zo men wil zachte kant. Wellicht kan hierin een troostrijke handreiking van de kunst worden gezien in deze tijden van economische malaise. Bij de winnaars zagen we herhaaldelijk

10

ingly blurred, which has made our task all the more interesting. All told, 2013 produced excellent work and choosing the winners was an enjoyable challenge. As chair of the jury, I have the honour to recommend to His Majesty the King the following four winners of this year’s Royal Award for Painting: Wieteke Heldens Marijn van Kreij Philipp Kremer Jorn van Leeuwen

As different as their paintings may be, in the jury’s opinion their works have an emotional or even gentle quality. Here, perhaps, we see art reaching out to offer reassurance in these times of economic malaise. The winning entries express a desire for togetherness, in the esprit de corps of people singing together, or the geranium as a symbol of the tedium of petit-bourgeois life. These are subjects that speak to us all. Once again, it is gratifying to see a select group of young artists enjoying the opportunity to exhibit their work


een zin naar gezamenlijkheid, bijvoorbeeld in een onderwerp als samenzang, of in een symbool van burgerlijke gezapigheid als de geranium. Onderwerpen voor iedereen, van timmerman tot kunstkenner. Hoe mooi is het dan ook dat dit jaar opnieuw een select gezelschap jonge kunstenaars mag exposeren in de galerijen rondom de Burgerzaal, een van de mooiste interieurs in Nederland. In naam refereert deze zaal aan de oorspronkelijke functie van het Paleis als stadhuis van Amsterdam. In de zeventiende eeuw konden de Amsterdammers in en uit lopen. Nu, drie eeuwen later, kunnen

Nederlanders en buitenlandse bezoekers kennismaken met het werk van 25 talentvolle kunstenaars. En zo komt de kunst onder het volk. De jury bestond in 2013 uit: Tjebbe Beekman, Hanne Hagenaars, Jan van de Ploeg, Hedwig Saam, Lily van der Stokker, Benno Tempel en Esther Tielemans Namens de jury Benno Tempel, voorzitter

11

in the galleries around the Citizens’ Hall, one of the finest interiors in the Netherlands. The room takes its name from its original function as a meeting place for the burghers of Amsterdam in the seventeenth century, when the palace was still a town hall. Now, more than three hundred years later, visitors from the Netherlands and abroad can enjoy the work of twenty-five talented artists in an exhibition that brings art to the people.

The members of this year’s jury were Tjebbe Beekman, Hanne Hagenaars, Jan van de Ploeg, Hedwig Saam, Lily van der Stokker, Benno Tempel and Esther Tielemans Benno Tempel, chair On behalf of the jury


12


13


Wieteke Heldens (1982) maakt op het oog abstracte, conceptuele werken. Maar tegelijkertijd is ieder werk obsessief en dwangmatig. Wetmatigheden en wiskundige formules zijn het uitgangspunt, maar de onmogelijkheid gevoelens, gedachten en emoties uit te schakelen, voorkomt dat de schilderijen al te algemene en afstandelijke worden. Met gevoel voor relativering hanteert zij een conceptuele

werkwijze. Een gekozen uitgangspunt, bijvoorbeeld de handeling met een stift een kader te trekken totdat er een verticale min overblijft, wordt door zinvol toeval ondergraven. In plaats van machinaal, oogt het resultaat imperfect en de inkt van de stift raakt niet op, zoals het uitgangspunt was.

Wieteke Heldens (1982) produces seemingly abstract, conceptual paintings, but each piece is also obsessive and compulsive. Her works are based on laws of nature and mathematical formulas but irrepressible feelings, thoughts and emotions prevent them from becoming unduly abstruse and theoretical. Her conceptual approach is, balanced by a sense of proportion. Heldens pursues her ideas but allows

the outcome to depend on an element of chance. Here, for instance, the idea was to draw a border until nothing more than a vertical minus symbol remained. The result is a non-mechanical-looking, imperfect image; contrary to what she had expected, her marker lasted all the way to the end.

wietekeheldens@gmail.com

14

wietekeheldens@gmail.com


Wieteke Heldens / Portrait of the vertical minus Marker op doek / Marker on canvas 150 x 100 cm / 2012


Wieteke Heldens / Dry Pain(t) Olieverf op doek / Oil on canvas 100 x 150 cm / 2013



Marijn van Kreij / Untitled (Bonnard, The Wild Garden, 1918, ‘He who sings is not always happy’) Gouache op papier / Gouache on paper 196.5 x 139 cm / 2013


Marijn van Kreij / Untitled (Manet, A Bar at the Folies-Bergère, 1882) Gouache op papier / Gouache on paper 97 x 70 cm / 2012


In zijn schilderingen op papier onderzoekt Marijn van Kreij (1978) een zo bewust mogelijk gemaakte schilderhandeling. Vanuit snel uitgevoerde, kleine schetsen in gouache, in dit geval gebaseerd op een detail uit The Wild Garden van Bonnard en Manets Un Bar aux Folies-Bergère, kiest Van Kreij een beeld dat daarna meerdere keren, al schilderend, wordt herhaald.

Daarbij gaat het om het zichtbaar maken van de verschillen. Iedere handeling is, als in de natuur, uniek en eenmalig. Steeds treden er kleine verschillen op. Uit de twee werken spreekt een concentratie en de liefde voor de schilderkunst, wat door de jury zeer wordt gewaardeerd.

The paintings on paper by Marijn van Kreij (1978) are experiments with a rigorously planned technique. Working from small, quick sketches in gouache – in this case based on details from Bonnard’s The Wild Garden and Un Bar aux FoliesBergère by Manet – Van Kreij selects a motif and proceeds to paint it over and over again in

order to see the differences between each version. Each step is unique, as in nature, and each produces a slightly different effect. The jury was impressed by the artist’s concentration and love of painting, two of the qualities that stand out in these works.

info@marijnvankreij.nl

20

info@marijnvankreij.nl


Philipp Kremer (1981) schildert bijeenkomsten van mensen, een ongebruikelijk thema in de hedendaagse kunst. Deze stellingname voor een maatschappelijk thema is weinig aanwezig in de Nederlandse kunst. Maar de keuze voor deze onderwerpen is door meer ingegeven dan enkel sociaal engagement. Zoals de kunstenaar zelf zegt: ‘Zingen is een zeldzaam onderwerp in de kunst’, waarbij de uitdaging onder meer ligt in het overtuigd weergeven

van opengesperde monden. Kremer schildert realistische voorstellingen, die echter door de sterk vereenvoudigde vormen ook aanleunen tegen de abstractie. Met de kleurrijke vormen bouwt hij het beeldvlak op, alsof hij bang is voor een open plek. Dit horror vacui geeft de doeken ondanks de sfeer van samenhorigheid, ook iets claustrofobisch. philkrem@yahoo.de

21

Philipp Kremer (1981) paints small gatherings of people, an unusual subject in contemporary art. Dutch artists seldom deal with social themes. The subject matter here reflects a sense of social engagement, but Kremer was motivated by other considerations as well. In his own words, ‘singing is seldom depicted in art’. The main challenge is to produce

plausible images of people with open mouths. Kremer’s scenes are realistic though his radically simplified forms incline towards abstraction. His paintings evoke a spirit of camaraderie, but with every corner of the picture surface filled with colourful shapes, they are also slightly claustrophobic. philkrem@yahoo.de


Philipp Kremer / Basic community IV Olieverf op doek / Oil on canvas 200 x 250 cm / 2012




Philipp Kremer / Basic community IX Olieverf op doek / Oil on canvas 200 x 260 cm / 2012


Jorn van Leeuwen (1982) neemt een symbool van gezapigheid als uitgangspunt voor een onderzoek dat twee jaar duurde en waarin hij de geranium schilderde in vele variaties. Maar het zijn geen slaafse weergaves van de volksplant. Hij manipuleert en verknipt de stengels tot een haast onnatuurlijke verschijning. Door de manier waarop Van Leeuwen de geraniums neerzet, worden het als het ware portretten. Elke geranium onthult zo langzaam

maar zeker zijn eigen persoonlijkheid. Daarbij laat de kunstenaar zijn techniek aansluiten bij het thema: vol van de schilderkunst zoekt hij niet het experiment maar kijkt juist naar de rijke traditie van de schilderkunst. Opgezet met meerdere lagen olieverf, damarvernis en bijenwas op doeken geprepareerd met beenderlijm, zijn de werken een ode aan het schilderen.

Jorn van Leeuwen (1982) concentrates on the geranium, which the Dutch associate with petit-bourgeois values, and spent two years painting numerous variants of the motif. However these are not straightforward life-like reproductions. Van Leeuwen’s geraniums are manipulated and trimmed to the point that they look almost unnatural. The result is a series of portraitlike paintings in which each plant

gradually reveals a personality of its own. The artist tailored his technique to the theme, focusing less on the experiment than on the rich tradition of painting. Rendered in several layers of oil paint, dammar varnish and beeswax on canvas primed with bone glue, Van Leeuwen’s works are an ode to painting.

jorn@jornvanleeuwen.nl

26

jorn@jornvanleeuwen.nl


Jorn van Leeuwen / Geranium Meteoor 13 Beenderlijm, olieverf en damarhars op doek / Bone glue, oil paint and dammar varnish on canvas 147 x 65,2 cm / 2013



Jorn van Leeuwen / Geranium Meteoor 8 Beenderlijm, olieverf en damarhars op doek / Bone glue, oil paint and dammar varnish on canvas 117 x 188 cm / 2013


niels bekkema (1989) ni.bekkema@gmail.com 3.1 Stickers op paneel/ Stickers on panel 2 maal/2x 80 x 60 cm 2012

renske van enckevort (1985) renskevanenckevort@ gmail.com schuilplaats #3 Acryl en olieverf op doek/ Acrylic and oil on canvas 110 x 110 cm 2012

willem besselink (1980) willem@willembesselink.nl mijn afstanden augustus 2007 Hoogglanslak op MDF/ High gloss lacquer on MDF 80 x 160 cm 2008-2011

30

anne forest (1983) info@anneforest.nl fin Acryl op tapijt / Acrylic on carpet 200 x 140 cm 2013

peggy franck (1978) peggyfranck@gmail.com things came thick and fast (the castaway) Inkt en spuitbus op spiegelend papier / Ink and aerosol paint on mirror paper 100 x 70 cm 2013


rob bouwman (1981) info@robbouwman.com (untitled) labyrinth Olie, alkyd, hout/ Oil paint, alkyd, wood 36.5 x 191.5 x 55.5 cm 2012

31

dimitar genchev (1985) demetrius1492@abv.bg still life Olieverf op doek/ Oil on canvas 180 x 220 cm 2013

roos van dijk (1989) info@roosvandijk.com stationsplein/weena Acryl op doek/ Acrylic on canvas 150 x 200 cm 2012

koen doodeman (1987) info@koendoodeman.nl phase pattern #2 Olieverf op doek/ Oil on canvas 180 x 160 cm 2013


raQuel van haver (1989) r.v.Haver@live.nl metro 54 Olieverf op jute/ Oil on jute 180 x 250 cm 2011

jeffrey dunsbergen (1979) jeffreydunsbergen@ hotmail.com untitled (1943) Acryl op doek/ Acrylic on canvas 30 x 40 cm 2012

roel jeroen van der linden (1982) roeljeroenvanderlinden@hotmail.com painting from the future of art Olieverf op geprepareerd Belgisch linnen/Oil on prepared Belgian linen 140 x 140 cm 2013

32

vladimir girz (1988) sigaretnik@hotmail.com the memory of purple Olieverf, pure pigment en levende vogels/ Oil, pure pigment and live birds 180 x 200 cm 2012

mari stoel (1978) maristoel@hotmail.com composition # X Olieverf op linnen/ Oil on linen 130 x 135 cm 2013

hidde van schie (1978) mail@hiddevanschie.nl portrait of a painter (thinking about the rainbowman iii) Olieverf op doek/ Oil on canvas 70 x 60 cm 2013


bonnie severien (1978) mail@bonnieseverien.nl new illusions #1 Acryl op linnen / Acrylic on linen 200 x 300 cm 2013

hugo tieleman (1982) hugotieleman@hotmail.com trans niger pipeline 7 Olie-, alkydverf en spray paint op doek / Oil, alkyd and aerosol paint on canvas 180 x 220 cm 2013

dorus tossijn (1984) mail@dorustossijn.nl geen titel Olieverf op MDF/ Oil on MDF 30.2 x 30.2 cm 2013

33

jessica skowroneck (1989) jessica.skowroneck@gmail.com joke Acryl op board/ Acrylic on board 122 x 100 cm 2013

eva spierenburg (1987) info@evaspierenburg.nl maar dan verloor hij zijn bestaansgrond Acryl, teer, pastelkrijt, paraffine en tape op doek/ Acrylic, tar, pastels, paraffin and tape on canvas 120 x 160 cm 2012

coen vunderink (1979) coenvunderink@hotmail.com untitled Eitempera op linnen/ Egg tempera on linen 200 x 250 cm 2013


Schilderkunst zit in het defensief. Al jaren wordt de kunst die eeuwenlang dacht het initiatief te hebben bij het uitzetten van de piketpaaltjes van de kunstgeschiedenis ter verantwoording geroepen. Als niet door de beschouwers, zoals ik, dan door de kunstenaars zelf, zoals de succesvolste schilder van het moment Gerhard Richter die schilderen eens ‘pure idiotie’ noemde. Voortdurend wordt de vraag gesteld waarom dat ‘gekke’ ambacht dat ze is niet allang is bijgezet in het mausoleum van de kunst. Net als de ets, marmeren sculptuur, of, om iets raars te

noemen, miniatuursnijwerk in ivoor.

Painting is on the defensive. For centuries the self-styled forerunner in setting the parameters of art history, painting has been called upon in recent decades to justify its existence – if not by observers, like me, then by artists themselves. Gerhard Richter, for instance, the most successful painter of these times, once described painting as ‘pure idiocy’. People keep asking why this ‘absurd’ métier hasn’t been consigned to the mausoleum of art history, along with etching and marble sculpting and things like miniature ivory carving.

In the same vein, the authors of this series of essays written for the annual Royal Award continue to ponder the relevance of painting – the answer having ceased to be selfevident more than a century ago. Some remarked on a sudden resurgence of paining a decade ago, years after it seemed to have almost completely disappeared from the international scene. Ann Demeester (in 2005) and Xander Karskens (in 2007) argued that the standard of painting at the time was even higher than during its previous revival, which they dated to the early 1980s. They measured its success

Ook in de context van deze reeks essays, geschreven in het kader van de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst, wordt keer op keer de vraag gesteld naar de relevantie van de schilderkunst nu die binnen de kunst al ruim een eeuw geen vanzelfsprekendheid meer is. Een aantal schrijvers in deze reeks zag tien jaar geleden een periode van plotselinge bloei van het medium, nadat schilderkunst al jaren goeddeels van het internationale kunstpodium verdwenen leek. Ann Demeester (auteur in 2005) en Xander

34


Karskens (auteur in 2007) vonden de kwaliteit van het schilderen van dat moment zelfs hoger dan tijdens de voorgaande bloeiperiode, die geplaatst werd begin jaren tachtig. Het succes van tien jaar geleden wordt in hun teksten vooral afgemeten aan de opkomst van een nieuwe generatie schilders die zich manifesteerde in een groot aantal aan schilderkunst gewijde tentoonstellingen en publicaties, zoals de monumentale Phaidon publicatie Vitamin P uit 2002. Gesteld dat ze gelijk hebben en er inderdaad sprake was van een periode

van hoogconjunctuur, dan zou er volgens diezelfde theorie nu sprake moeten zijn van een neergang, en het de schilderkunst aanmerkelijk slechter gaan dan toen. Ik ben geen statisticus en heb moeite met de theorie van opgang en neergang. Er was destijds, herinner ik me, wel meer aandacht voor het schilderen dan in de jaren daarvoor, maar die aandacht was nu ook weer niet zodanig dat je van een cultuuromslag met de periode van daarvoor kunt spreken. Genoemde specialistische, op het medium gerichte tentoonstellingen en publicaties van het type Vitamin P lijken mij ook niet de

35

predominantly by the rise of a new generation of painters who showcased their work in a rapid succession of exhibitions and publications devoted to painting, like Phaidon’s monumental book Vitamin P (2002). Assuming they were right and that there was indeed a boom, the implication is that painting must now be in decline and significantly worse off than it was back then. I am no statistician and I have reservations about the theory of revival and decline. At the time, as I recall, painting was receiving more attention than in

the preceding years, but not to the extent that this could be interpreted as heralding a fundamental change in culture. I would also venture that exhibitions focusing on a particular art form or publications like Vitamin P may not be the best yardstick for the success of the discipline. One should rather consider how painting fares in other forums, like major international exhibitions, and there, then as now, it hardly features at all. At Documenta for example – which is generally considered the most important exhibition in the world and the best survey of international


beste maatstaf om het succes van de discipline aan af te meten. Daarvoor kun je beter naar haar aanwezigheid op andere podia kijken, zoals de grote internationale tentoonstellingen, en daar is het schilderen toen net als nu vrijwel afwezig. Als ik bijvoorbeeld kijk naar de documenta, die algemeen wordt gezien als de belangrijkste tentoonstelling van de wereld, waar het beste inzicht in de ontwikkelingen in de internationale kunst van het moment wordt gegeven, kan ik niet anders dan concluderen dat schilderkunst al sinds de editie van Jan Hoet in 1992 vrijwel afwezig is.

Wanneer aanwezig heeft de schilderkunst een bijrol. Zo ook op alle biënnales die ik in diezelfde twintig jaar heb bezocht.

trends in art – painting has virtually disappeared since the 1992 edition curated by Jan Hoet. If painting is represented at all in Kassel, it is relegated to the sidelines. The same is true of every biennale I have attended over the past two decades.

of art history, where it had been over a century earlier. I am referring here to painting in its historic role as the leading medium in art. This is not to deny that painters continue to paint – a fact generally appreciated by the public. Painting remains a successful niche in the art market. Just as museums, operating from the perspective of their own collections, which always include a substantial share of paintings, reveal an undiminished interest in the development of this art form.

Waarmee ik de analyse van mijn voorgangers niet wil bestrijden. Ik geloof graag dat er rond 2005 relatief veel nieuwe en talentvolle schilders zijn opgestaan. Maar achteraf blijken ook zij niet bij machte geweest om de loop van de geschiedenis te kantelen en schilderkunst terug te voeren naar het front van de kunstgeschiedenis, waar ze ruim honderd jaar geleden stond. Ik heb het dan over schilderkunst

36

However, it is not my intention to dispute my predecessors’ findings. I am happy to accept that the period around 2005 witnessed a surge of new and talented painters. Still, in retrospect it transpires that not even they were able to turn back the clock and return painting to the forefront

Many art commentators, like the cele-


in haar historische rol, als leidend medium in de kunst. Dat laat onverlet dat er alle jaren, ook nu, volop wordt geschilderd voor een doorgaans groot publiek. Schilderkunst is op de kunstmarkt onverminderd een succesvolle niche. Net zo goed als dat de musea, die opererend vanuit het perspectief van de eigen collectie, waarin altijd een fors contingent schilderijen aanwezig is, een onverminderd grote aandacht voor de ontwikkeling van deze discipline aan de dag leggen. Volgens menig kunstbeschouwers, bijvoorbeeld de beroemde Amerikaanse

kunsttheoretica Rosalind Krauss leven we al enkele decennia in het postmediale tijdperk, waarin het medium waarin kunst zich uitdrukt ondergeschikt is geworden aan het onderliggende concept of idee. Een kunstenaar heeft een idee en zoekt daar een geschikte uitvoering bij om het met de buitenwacht te delen. Dat kan een schilderij zijn, maar is een volgende keer misschien een foto of een hele installatie van diverse media. De uitvoering ligt niet noodzakelijk in handen van de kunstenaar zelf. Als een producer of regisseur

37

brated American theoretician Rosalind Kraus, argue that the past decades may be characterised as an era of ‘post-medium art’, marked by the fact that the medium through which art is expressed has become less important than the message or idea it conveys. An artist develops an idea and seeks the best way to share it with others, perhaps in a painting, a photograph or a composite of different media. He need not even execute the work himself. It can be made by anyone working according to the artist’s specifications.

The exhibition world has adapted to these new circumstances. Curators no longer need to visit artists’ studios in search of work. Now, they discuss their own ideas and concepts with the artist on the understanding that he will take them on board. Most artworks are produced on site for a particular event and many are large-scale projects. Without all these artists travelling all over the world it would be impossible to stage so many biennales. Notwithstanding widespread criticism of this new mode of production since the turn of the century and a backlash


controleert de kunstenaar de uitvoering.

zouden al die biënnales niet eens gevuld kunnen worden.

Het tentoonstellingswezen heeft zich geheel en al geplooid naar deze nieuwe productiecultuur. Curatoren hoeven geen ateliers meer te bezoeken om nieuw werk te bekijken, maar bespreken met de kunstenaars hun eigen plannen (concepten) waar de kunstenaar wordt geacht op in te spelen met weer eigen plannen (concepten). De meeste kunst wordt op locatie gemaakt, per gelegenheid, in soms grootschalige producties. Zonder al deze de wereld bereizende kunstenaars

Ook al is er de hele nieuwe eeuw al veel kritiek op deze nieuwe productiecultuur, en is er in reactie daarop de laatste tien jaar een groeiende interesse in de ambachtelijk opererende kunstenaar, op de tentoonstellingen die er voor het internationale kunstdiscours toe doen blijven de ‘airport’-kunstenaars de dienst uitmaken. In al die tentoonstellingen wordt niet meer principieel naar een medium gekeken, of de traditie waar het uit voortkomt, maar tellen andere

return to the traditional values of craftsmanship over the past decade, it is still the globetrotters who call the shots in exhibitions of any relevance to the international discourse on art. These exhibitions no longer focus as a matter of principle on a particular medium or the tradition behind it: other factors, often relating to content, are taken into account. If painting is represented at all, it has to fit in seamlessly with the curator’s concept. And for one reason or another, this always seems to be a problem. Other art forms are apparently better suited

to this more conceptual kind of art.

38

The impact of this shift is evident in art schools, where the post-medium approach has become firmly entrenched. Painting courses are undersubscribed; some attract only one or two students. The challenge to painters now is to find ways of taking part in a discourse on art which they have generally spurned in the past. The trend towards a more contextual art goes against the grain with painters, who for decades have prided themselves on their separate status. Detached from society and even time, they inhabit a world of


factoren, veelal van inhoudelijke aard. De schilderkunst, indien aanwezig, moet perfect passen binnen het inhoudelijke concept van de curator. En op de een of andere manier valt dat haar zwaar. Andere media blijken geschikter voor deze meer conceptuele kunstpraktijk. Op academies zie je de gevolgen van deze verschuivende werkpraktijk. Daar is het postmediale perspectief diep in de organisatie binnengedrongen. Schilderafdelingen lopen leeg, en leiden soms nog maar een incidenteel schilder op. De uitdaging waar

de schilder zich mee geconfronteerd ziet is hoe zich te mengen in een kunstdiscours waar hij zich traditioneel weinig in heeft gemengd. Die roep om meer contextueel besef druist in tegen de cultuur van de schilder, die zich al tientallen jaren heeft voorgestaan op zijn aparte status, buiten de maatschappij, zelfs buiten de tijd, in een universum van louter schilders uit alle plekken en tijden, die zich als leden van een eigen genootschap graag tot elkaar verhouden. Schilders moeten leren dat ze net als elke andere kunstenaars onderdeel zijn van de kunstwereld en de samen-

39

their own with others of their kind from all eras and all parts of the world. Many of them still need to learn that they, like other artists, form part of the art community and of society at large. They need to learn to reflect and to respond to issues other than painting itself. And that appears to be where the problem lies. Painters are often blinded by their love of painting. David Joselit recently wrote about this in an essay called Painting Beside Itself (2009), which had a considerable impact on painters in

particular. He argued that painting is more than just applying paint to canvas. It can take context into account by proceeding from a concept instead of focusing on the rituals of the mĂŠtier, technical proficiency and the fetish of paint. Joselit cites

Martin Kippenberger


leving in bredere zin, ze moeten leren reflecteren, hoe zich te positioneren en ontwikkelingen te becommentariĂŤren op terreinen die vallen buiten het pure schilderen. En daar blijken ze niet heel goed in. De liefde voor het medium is vaak dominant. David Joselit heeft er nog niet zo lang geleden over geschreven in het essay Painting Beside Itself (2009), dat vooral onder schilders geruchtmakend was. In de tekst betoogt Joselit hoe schilderkunst meer is dan alleen verf op doek. Ook schilderkunst kan bewust van de context opereren, wer-

kend vanuit een concept, in plaats van verslingerd te zijn aan de cultuur van het ambacht, de virtuositeit van handeling, de fetisj van de verf. Joselit noemt als voorbeeld Martin Kippenberger, de even virtuoze als anti-virtuoze schilder van de laatste decennia, die de schilderkunst voortdurend gebruikte om zijn visie op het kunstenaarschap, in de eerste plaats die van zichzelf, te toetsen. Hij noemt verder Daniel Buren, die al lang voor Kippenberger met zijn intussen wereldberoemde geschilderde strepen heeft geprobeerd de aandacht van het medium zelf te verleggen naar de omge-

40

Martin Kippenberger by way of example, the virtuoso but anti-virtuoso artist of recent decades, who used painting as a means of reviewing his concept of art and, more importantly, his perception of himself. Joselit also mentions Daniel Buren who, long before Kippenberger, employed his now famous stripes to draw attention away from the medium and direct it to the setting in which art is displayed. A more recent example is Jutta Koether, who combines art-historical reflections on painting with performance. Painting that refers to an external context, which Joselit calls transitive painting, aims

Jutta Koether / Photo: Robert Wedemeyer

to demonstrate that it forms part of a network, a complex of factors that transcend the medium, and in


ving waar het wordt gepresenteerd. Van meer recente datum is Jutta Koether, die kunsthistorische reflectie in de schilderkunst koppelt aan performances. Transitive painting, zoals Joselit deze contextbewuste schilderkunst noemt, wil laten zien hoe ze onderdeel is van een netwerk, een complex van factoren dat het medium overstijgt, en zich in de loop van dat zelfonderzoek ook op geheel andere wijze kan uiten, in andere media. Het is, zou je kunnen zeggen, de theorie van het postmediale kunstenaarschap toegepast op de schilder. Transitive painting is ironisch genoeg

ook te herkennen in extreem ambachtelijke schilderkunst, die met een enorme finesse wordt vervaardigd. Het grote voorbeeld wordt gesteld door Gerhard Richter, de meest kunstige en klinische aller schilders, die het medium tot op het bot heeft uitgehold en gemaakt tot een ultiem perfect zinderend oppervlak, waar hij graag met veel cynisme over spreekt. Een jongere equivalent van zijn perfectionistische, anti-romantische werk is de Amerikaanse Tauba Auerbach, wier schilderkunst ook gespeend is van elke vorm van individueel heldendom en meer heeft van een koele, bijna

41

the process of that self-examination has the ability to express itself in totally different ways, in different media. It is, one might say, the theory of post-medium art applied to painting. Ironically, paintings executed with extreme craftsman-like finesse may also be categorised as transitive paintings. The best example is the work of Gerhard Richter, the most skilful and clinical painter of all. Richter has stripped the medium to the bone and transformed it into an ultimately perfect, scintillating surface, which

he talks about with a good dose of cynicism. A younger exponent of the same type of perfectionistic, antiromantic work is the American Tauba Auerbach, whose art moreover is devoid of individual heroism. It is sooner a dispassionate, almost scientific attempt to penetrate to the depths of what we observe. Their objectification of the process of painting may be regarded as the final step in the emancipation of the painter along a path leading to an analytical or conceptual art practice. In this shift from conceptual and


wetenschappelijke procedure in een poging door te dringen tot de diepere dimensies van het zicht. Je kunt hun objectivering van de schilderkunstige handeling de laatste stap noemen in de emancipatie van de schilder, richting het gewenste analytische of conceptuele kunstenaarschap. Werd de schilderkunst eerst conceptueel en zich van de context bewust (Buren), vervolgens onderdeel van een multimediale praktijk, gecombineerd met performances, hier is te zien hoe het schilderen zich zelfs aan het ontdoen is van zijn meest identiteitsvormende onderdeel: de verf op

doek. Die media blijken niet cruciaal voor de visie van de schilder. Opnieuw gaf Richter het goede voorbeeld. Zijn foto’s uit de beroemde Atlas hebben iets van schilderijen, terwijl zijn schilderijen iets hebben van fotografie. Het schilderen wordt tot onderdeel gemaakt van een breder reflexief complex, van een onderzoek naar het beeld dat door de mediale verschuivingen zijn betekenis niet zeker is.

context-focused (Buren) to becoming part of a multimedia practice incorporating performance, painting is divesting itself of its defining characteristic: paint on canvas. In the end, neither is vital for the painter to express himself. Richter again paved the way. The photos in his celebrated Atlas collection are reminiscent of paintings, just as his paintings have a photographic quality. The practice of painting becomes part of a broader reflexive complex, of a quest for the image which, as a result of the medium shift, is uncertain of its meaning.

In the end, analytical painting could obviate the need for anyone to apply paint to canvas in order to stage an exhibition of paintings. In its postmedium condition painting can come in any guise at all: it can be text, a photo, a video or a film. What matters is the artist’s way of seeing. Previous contributors to this annual series of essays have discussed the special meaning that paint-on-canvas may convey. The present essay argues in favour of a broader interpretation of painting, something that encompasses more than the medium as we know it. A tentative step in this direction

De uiterste consequentie van het analytische schilderen zou kunnen zijn dat er geen verf op doek meer nodig is om een schilderijententoonstelling

42


te maken. Schilderkunst kan in haar postmediale conditie elke gedaante aannemen, ook een tekst zijn, een foto, een video of film. Het gaat om de blik. Sommige van mijn voorgangers in deze jaarlijkse essayreeks hebben veel geschreven over de speciale betekenis die verf op doek kan hebben. Laat dit verhaal een pleidooi zijn om het schilderen wat breder te trekken, tot buiten het vertrouwde medium. Bij de vorige editie van de Koninklijke Subsidie bleek die weg ook in de competitie voorzichtig te zijn ingezet. Ik denk dat als meer schilders die

stap buiten het traditionele ambacht durven te zetten, en de Koninklijke Subsidie zich daarvoor openstelt, de schilderkunst nog een wereld te winnen heeft. Domeniek Ruyters

43

was taken in last year’s competition for the Royal Award. If more painters were to break with convention and if the Royal Award were to indulge that ambition, I believe painting would have a world to gain. Domeniek Ruyters


1947 Pieter Defesche / Jef Diederen / Chris van Geel Jan Groenestein / Frans Wiegers / Nicolaas Wijnberg 1948 Herman Berserik / Jef Diederen / Theo Kroeze Ger Lataster / Frans Wiegers 1949 Herman Berserik / Elisabeth de Boer / Jef Diederen Ger Lataster / Frans Nols 1950 Elisabeth de Boer / Nora van der Flier / Cootje Horst-van Mourik Broekman / Frans Nols / Max Reneman / Dirk Trap 1951 Henk Bies / Dirk Breed / Mia Jongmans Jacob Kuyper / Dirk Trap / Jan Jaap Vegter 1952 Rudi Bierman / Arie Kater / Harry op de Laak Frans Nols / Pierre van Soest / Co Westerik 1953 Jaap Ploos van Amstel / Max Reneman / Pierre van Soest / Marijke Stultiens-Thunnissen / Gerrit Veenhuizen / Co Westerik 1954 Geery de Bakker / Hans Engelman / Kees Franse / Jaap Ploos van Amstel / Wim Strijbosch / Marijke Stultiens-Thunnissen 1955 Ko Oosterkerk / Lei Molin / Hans Truyen / Aat Velthoen Louis Visser / Toon Wegener

1956 Jacques Frenken / Hens de Jong / Lei Molin Jan Sierhuis / Marijke Stultiens-Thunnissen 1957 Jaap Hillenius / Han Mes / Ko Oosterkerk Ton Orth / Willem den Ouden / Aat Velthoen 1958 Gerard van den Eerenbeemt / Pieter Engels / Ton Frenken Jaap Hillenius / Trees Suringh / Auke de Vries 1959 Gerard van den Eerenbeemt / Arie van Houwelingen / Steven Kwint / Guillaume Lo-A-Njoe / Annemiek Rutten / Lukas Smits 1960 Henk Dorré / Willem Kloppers / Han Mes Ton Orth / Gerard Verdijk / Aat Verhoog 1961 Peter Jansen / Willem Kloppers Han Mes / Jacques Slegers / Jan Willem Smeets 1962 Han Mes / Wim Moerenhout / Ton Orth Jan Roeland / Lukas Smits 1963 Pat Andrea / Gustave Asselbergs / Hans Hamers Ton Klop / Joop van Meel 1964 Jan Dibbets / Jaap van der Pol / Jacques Slegers

1984 Bettie van Haaster / Frank Hutchison / Guus Koenraads Erik Pott / Conrad van de Ven / Willem van Weelden 1985 Ellen van Eldik / Manuel Esparbé Gasca / Reggy Gunn Berend Hoekstra / Lex van Lith / Kees Versloot 1986 Steven Aalders / Jan van den Dobbelsteen / Bart Domburg Michiel Duvekot / Diederick van Kleef / Gerard Kodde 1987 Hans Ensink op Kemna / Hewald Jongenelis / Jacqueline Peeters / Lauran Schijvens / Marianne Theunissen / Klaasje Vroon 1988 Siert Dallinga / Nour-Eddine Jarram / Karenina de Jonge Ton Kraayeveld / Bob Negrijn / Maaike Vonk 1989 Suzan Drummen / Mirjam Hagoort / Marja van der Heiden Benoît Hermans / Hein Jacobs / Wim Konings 1990 Britta Huttenlocher / W.J.M. Kok / Jan van der Ploeg F.G.Th. Ros / Paul Vos de Wael 1991 Tjong Ang / Ton Boelhouwer / Jacqueline Böse Noëlle von Eugen / Kiki Lamers / Robert Suermondt 1992 Wim Bosch / Sarianne Breuker / Hans Broek Allard Budding / Janpeter Muilwijk / Rinke Nijburg

1993 Richard Brouwer / Pierre Cops / Rens Janssen Michael Raedecker / Wouter van Riessen / H.W. Werther 1994 Irina Balen / Hannah van Bart / Koen Ebeling Koning Gijs Frieling / Elsa Hartjesveld / Rob Verf 1995 Noud van Dun / Maarten Janssen / Carla Klein Paul Nassenstein / Danne van Schoonhoven / Machiel van Soest 1996 Annemiek de Beer / Norbert Grunschel / Bas Meerman Rik Meijers / Dino Ruissen / Ellen Zwarteveen 1997 Frank Lenferink / Paul Nassenstein / Dieuwke SpaansSerge Verheugen 1998 Arthur den Boer / Mattijs van den Bosch Natasja Kensmil / Dieuwke Spaans 1999 Robbert Jan Gijzen / Frederika Hasselaar Joris van der Horst / Gé Karel van der Sterren 2000 Henk Jonker / Fahrettin Örenli Bas Zoontjens / Ina van Zijl 2001 Peter Brenner / Sara van der Heide Rezi van Lankveld / Marcelino Stuhmer

44


1965 Peter Jansen / Ton Klop / Jaap van der Pol / Henk Westein 1966 Frits Calon / Ton Klop / Theo Schuurman / Henk Westein 1967 Mareike Geys / Henk Huig / Evert Maliangkay / Wim Moerenhout / R.W. van de Wint / Jacob Zekveld / Siet Zuyderland 1968 Mareike Geys / Age Klink / Jacob Zekveld 1969 Walter Nobbe / Kees Spermon / R.W. van de Wint Wladimir Zwaagstra / Pieter Zwaanswijk / Siet Zuyderland 1970 Mareike Geys / Cécile Hessels / Kees Spermon Jacob Zekveld / Pieter Zwaanswijk / Siet Zuyderland 1971 Pat Andrea / Peter Blokhuis / Gèr Boosten Mareike Geys / R.W. van de Wint / Pieter Zwaanswijk 1972 Arie van Geest / Dick Gorter / Mareike Geys / Gerard van Zon 1973 Jules Bekker / Annemarie Fischer / Dick Gorter Burgert Konijnendijk / Nelleke Montfoort / Flip Rutten 1974 Hans Boer / Arie van Geest / Dick Gorter Burgert Konijnendijk / Peter Leeuwen / Johan van Oord

1975 Hans Boer / Hedy Gubbels / Burgert Konijnendijk J.F.B. Stuurman / Peter Thijs 1976 Hans Boer / Hedy Gubbels / Burgert Konijnendijk J.F.B. Stuurman / Peter Thijs / Hans de Wit 1977 Gerard Hendriks / John van ‘t Slot / Peter Thijs Frans van Veen / Albert Verkade / Hans van Wingerden 1978 Nic Blans jr. / Cees Bouw / Roland Sohier / Toon Teeken Elizabeth de Vaal / Willem van Veldhuizen 1979 Alumet / Inge van Haastert / Sjef Henderickx Egidius Knops / Pieter Mol / Marc Volger 1980 Hedy Gubbels / Eugène Jongerius / Henk Metselaar Sonia Rijnhout / Tiny van der Sar 1981 Ernst Blok / Ansuya Blom / Jan Commandeur / Peter Kenniphaas Emo Verkerk / Henk van Woerden 1982 Arja van den Berg / Jos Boomkamp / Joris Geurts Kees de Goede / Maarten Ploeg / Nies Vooijs 1983 Helma Pantus / F.F. Beckmans / Peter Klashorst Jos van Merendonk / Marien Schouten / Han Schuil

45

2002 Lise Haller Baggesen / Raaf van der Sman Esther Tielemans / Chantal Veerman 2003 Antoine Adamowicz / Wafae Ahalouch el Keriasti Sander van Deurzen / Thomas Raat 2004 Thomas Raat / Marjolein Rothman / Peter Vos / Barbara Wijnveld 2005 Mariëlle Buitendijk / Melissa Gordon Aukje Koks / William Monk 2006 Antoine Berghs / Wouter Kalis / Lucy Stein / Anneke Wilbrink 2007 Pascal van der Graaf / Simon Hemmer Malin Persson / Marjolijn de Wit 2008 Alex Jacobs / Sebastiaan VerheesHelen Verhoeven / Bas de Wit 2009 Marie Aly / Esiri Erheriene-Essi / Hans Hoekstra / Carien Yatsiv 2010 Moran Fisher / Carl Johan Högberg / Jenny Lindblom / Kim van Norren

2011 Marie Civikov / Omar Koubâa / Katja Mater / Navid Nuur 2012 Frank Ammerlaan / Jasper Hagenaar / Keetje Mans / Evi Vingerling 2013 Wieteke Heldens / Marijn van Kreij / Philipp Kremer / Jorn van Leeuwen


catalogus/catalogue Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst 2013 Royal Award for Painting 2013 redactie/editing Marianna van der Zwaag

druk/printing robstolk®, Amsterdam uitgever/published by Stichting Koninklijk Paleis Amsterdam Royal Palace Amsterdam Foundation isbn 978-90-72080-50-9

tekst/contributions Domeniek Ruyters Benno Tempel vertaling/translation Yvette Rosenberg

tentoonstelling koninklijk paleis amsterdam 5 - 27 oktober 2013

grafisch ontwerp/graphic design Harmen Liemburg

exhibition amsterdam royal palace 5 - 27 October 2013

fotoverantwoording/photos Kleurenfotografie/colour: Studio Tom Haartsen, Ouderkerk aan de Amstel Zwart/wit fotografie/black and white: Gabriëlle Hengeveld, Amsterdam

Bij het regelen van de auteursrechten van de illustraties is met grote zorgvuldigheid te werk gegaan. Mochten er onvolkomenheden geconstateerd worden dan zal de uitgever daarvan graag op de hoogte worden gesteld.

Drei Häuser mit Schlitzen (Betty Ford Klinik, Stammheim, Jüdische Grundschule) 1985. Martin Kippenberger. © Collectie Stedelijk Museum Amsterdam.

The publisher has made due effort to observe all legal requirements governing the use of visual material. Parties whose rights may nevertheless inadvertently have been infringed are requested to contact the publisher.

46

Installation view from ‘Sovereign Women in Painting’ at Susanne Vielmetter Los Angeles Projects, February 21 - April 4, 2009. Courtesy of the artist and Susanne Vielmetter Los Angeles Projects.

Sterrenkaarten/Star maps naar/after Will Tirion, Peterson Field Guide - Stars and Planets, 2006. © Stichting Koninklijk Paleis Amsterdam


47





Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.