The Palace and Dam Square

Page 1

and Dam Square

The Palace Het Paleis

en de Dam


Layar

1) Download de gratis Layar app voor iPhone of Android. 2) Zoek de pagina’s waar het Layar logo te zien is. 3) Open de Layar app, houd de telefoon boven de afbeelding waar het logo bij staat en klik op het scherm om te scannen. 4) Houd de telefoon boven de afbeeldingen om de digitale inhoud te openen en bekijk daarna de digitale inhoud op uw telefoon.

Some pages in this book include Layar digital content that can be viewed on a smartphone. 1) Download the free Layar app for iPhone or Android. 2) Look for pages with the Layar logo. 3) Open the Layar app, hold the phone over the page and tap to scan it. 4) Hold the phone over the page to view the interactive content.

Dam met het nieuwe stadhuis. Balthasar Florisz van Berkenrode (1591–1645), gravure +_ 1657, Stadsarchief Amsterdam. Fragment of a map showing the new Town Hall in Dam Square. Balthasar Florisz van Berkenrode (1591–1645), engraving +  _ 1657, Amsterdam City Archives.

Sommige pagina’s in dit boek zijn verrijkt met Layar en bevatten digitale inhoud die kan worden bekeken met behulp van een smartphone.




400 jaar hart van de Amsterdamse grachten

400 years at the heart of Amsterdam’s canals


Voorwoord

Hart van Amsterdam De imposante gevel van het Koninklijk Paleis bepaalt al eeuw­en­lang het gezicht van de Dam, het bekendste en meest herkenbare plein van Nederland. Onlosmakelijk zijn het gebouw en het plein met elkaar verbonden en samen vormen zij het hart van Amsterdam. Hoewel het plein door haar statische uitstraling, benadrukt door de zware, gesloten gevel van het Koninklijk Paleis, eeuwen onveranderd lijkt, is niets minder waar. Altijd is het in beweging: in functie, in grootte en in stedenbouwkundige inrichting. Wat letterlijk begon als een dam in de rivier de Amstel groeide binnen enkele eeuwen uit tot een centraal plein vanwege de succesvolle handel die er werd gedreven. In de Gouden Eeuw werd het plein zelfs centrum van de wereld. Ook de gebouwen erop en eromheen groeiden mee en werden groter en indruk­ wekkender. Niet alleen omdat een grotere stad ook grotere gebouwen vroeg voor de handel, administratie en godsdienst­ beoefening, maar ook omdat de bestuurders die gebouwen meer ‘gezicht’ wilden geven om het gezag dat ze vertegenwoordigden uit te stralen. Het was in die tijd dat op de Dam een nieuw stad­huis verrees, het huidige Koninklijk Paleis. Het bouwwerk, in de stijl van het Hollands classicisme, straalt de superieure en centrale positie uit die de zeventiende-eeuwse handelsstad Amsterdam had in de wereld. In omvang en vanwege de krach­ tige architectuur domineerde het Stadhuis vanaf het begin alle andere aan het plein gelegen gebouwen, zelfs de naastgelegen Nieuwe Kerk. Later in de negentiende en twintigste eeuw ver­sche­nen er andere gebouwen aan de Dam die ervoor zorgden dat het schaalverschil tussen het Koninklijk Paleis en zijn omgeving kleiner werd. Gebouw en plein liepen letterlijk in elkaar over in de openbaar toegankelijke Burgerzaal, de ruim 28 meter hoge marmeren hal in het hart van het gebouw. De Burgerzaal was van 1655 tot 1808 openbaar toegankelijk en direct aangesloten op de Dam. Amsterdammers en bezoekers uit binnen- en buitenland konden er terecht op dagen dat het Stadhuis geopend was. Het was een levendige ontmoetingsplek. Als het regende was het er een drukte van jewelste. Lodewijk Napoleon, broer van de Franse keizer Napoleon Bonaparte en eerste koning van Holland, brak met de openbare bestemming van de zaal en van het gebouw. Dit keerpunt in de geschiedenis, waarin de Republiek verander­ de in een koninkrijk en het openbare stadhuis veranderde in een paleis, kenmerkt ook de verandering van de Dam van een handels­plein in een nationaal plein. In de negentiende en

2


Voorwoord

twintigste eeuw werd de nieuwe rol van het gebouw en het plein steeds meer bevestigd. Aan de Damzijde werd aan het gebouw een balkon toegevoegd. Het werd een nieuwe schakel tussen gebouw en plein. Deze publicatie gaat in op het Koninklijk Paleis in relatie tot het beroemde plein en verschijnt in het jaar waarin Amsterdam het 400-jarig bestaan van de grachtengordel viert. De grachtengordel en het Koninklijk Paleis, het voormalige Stadhuis, zijn de twee grootste en meest prestigieuze bouwprojecten uit de Gouden Eeuw. De publicatie verschijnt ook in het jaar waarin op 30 april 2013 de abdicatie van Koningin Beatrix plaatsvond en de inhuldiging van Koning Willem-Alexander. Het Paleis en de Dam waren op dit historische moment niet alleen hart van Amsterdam, maar ook hart van Nederland. Deze publicatie is tot stand gekomen dankzij de gezamenlijke inzet van velen. In de eerste plaats gaat veel dank uit naar de twee auteurs: Jaap-Evert Abrahamse, architectuurhistoricus en senior onderzoeker bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, en historicus Anton Kos. Met een schijnbaar gemak houden ze in de tekst greep op de enorme tijdspanne van de middeleeuwen tot aan de huidige tijd. Veel dank gaat ook uit naar Vanessa van Dam voor het ontwerp, Yvette Rosenberg voor de Engelse vertaling, drukkerij robstolk voor de druk en het Stadsarchief Amsterdam en de afdeling Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam voor het vele beeldmateriaal dat ze ter beschikking stelden. Gelijktijdig met het verschijnen van deze publicatie wordt in het Koninklijk Paleis de relatie met de Dam een zomer lang extra belicht. Twee onderdelen hieruit zijn toegevoegd in de publicatie: een film en twee animaties over de ontwikkeling van Amsterdam en de Dam. Ze zijn herkenbaar aan het Layar symbool . Dank ook aan allen die aan de presentatie in het Paleis meewerkten: Jelle de Jonge, Thing.nl, Landstra & De Vries, Facilitaire Zaken & Beveiliging van het Koninklijk Paleis. En last but not least de directe collega’s! Marianna van der Zwaag Hoofd Presentaties

3


Foreword

Heart of Amsterdam For centuries the Royal Palace has been a defining presence in Dam Square, the most famous public space in the Netherlands. The two, building and square, form an indivisible entity in the heart of the city. Beside the immutable facade of the Palace, the square might also appear static, whereas in fact it is constantly changing, as regards function, dimensions and design. Impelled by the momentum of Amsterdam’s economic success, the original dam in the Amstel River evolved within a few hundred years into the centre of the burgeoning city. In the Dutch Golden Age it was even considered the centre of the world. The buildings around it grew at the same time, becoming larger and more impressive, not only to provide more space for the commercial, administrative and religious sectors of the rapidly expanding city, but also to reflect the power wielded by the city’s regents. This was the period in which Amsterdam’s new Town Hall was conceived, the building that was later to become the Royal Palace. Designed in the Dutch classicist style, it gave expression to the city’s mercantile supremacy and unrivalled success. In size and splendour the Town Hall eclipsed everything for miles around, even the neighbouring Nieuwe Kerk. As a commanding presence, however, it lost ground in the nineteenth and twentieth centuries through the proliferation of new buildings of a similar size and scale. The Dam’s function as a public meeting place spilled over into the Citizens’ Hall, the 28-metre high marble foyer in the centre of the Town Hall, which was open to the public from 1655 to 1808. This too was a place where locals and visitors to the city could mingle or take cover in inclement weather. The building’s days as a public space ended upon the accession of Louis Napoleon, the brother of the French Emperor Napoleon Bonaparte and the first king of Holland. This was a turning point in the country’s history: the Republic was transformed into a kingdom and the town hall into a palace. It also saw the Dam’s transition from a market square to a venue for national events. In the nineteenth and twentieth centuries the new functions of both the Palace and the square became increasingly entrenched. A balcony was installed on the front of the building, forming yet another link between the Palace and the Dam. The publication of this book coincides with the Palace’s annual summer exhibition, which highlights the Royal Palace and Dam Square and marks the fourth centenary of Amsterdam’s canal and urban development projects. 2013 is also the year of Queen Beatrix’s abdication and the accession of King Willem-Alexander. On this

4


I would like to express my appreciation to the many institutions and individuals who have contributed to the making of this book. I am especially grateful to the two authors, Jaap-Evert Abrahamse, architectural historian and senior researcher at the Cultural Heritage Agency of the Netherlands, and historian Anton Kos, whose seemingly effortless narrative spans the centuries from the Middle Ages to the present day. Thanks are also due to Vanessa van Dam for the design and layout, Yvette Rosenberg for the English translation, printer robstolk, and Amsterdam City Archives and the University of Amsterdam Special Collections for generously providing many of the photographs published here. A film and two animations about the development of Amsterdam and Dam Square were made for the exhibition and also come with the book. They are identified by the Layar logo . Finally, I wish to thank all who contributed to the staging of the exhibition: Jelle de Jonge, Thing.nl, Landstra & de Vries and, as always, the staff of the Royal Palace. Marianna van der Zwaag Head, Exhibitions

5

Pagina 6: De Dam met het nieuwe stadhuis in aanbouw, 1652. Jacob van der Ulft (1621–1688) Olieverf op doek. Page 6: The Dam and the new town hall under construction, 1652. Jacob van der Ulft (1621–1688) Oil on canvas.

Foreword

historic occasion the Palace and the Dam were not only the heart of Amsterdam, but also the heart of the Kingdom of the Netherlands.


1652

Het Paleis

The Palace


1653

en de Dam

and Dam Square


8

Pagina 7: Markt op de Dam met op de achtergrond het nieuwe stadhuis. Rechts de Nieuwe Kerk met de hoge toren die nooit werd voltooid en daarvoor de Waag, 1653. Jacob van der Ulft (1621–1688) Page 7: The market in Dam Square. In the background, the Town Hall, now the Royal Palace. Right background, the Nieuwe Kerk, with the artist’s impression of the tower that was never built. Centre, the Weigh House, 1653. Jacob van der Ulft (1621–1688).

Het Paleis

Het Paleis en de Dam In de periode die volgde op de openstelling van het Noordzeekanaal in 1876 – inmiddels bekend als de Tweede Gouden Eeuw – werd Amsterdam door bouwwoede bevangen. De stad werd in een razend tempo uitgebreid, maar ook het centrum werd op grote schaal vernieuwd. Warenhuizen, clubgebouwen, kantoren en hotels schoten uit de grond. Rond de Dam ging de snelle ver­nieuwing zelfs door tijdens de Eerste Wereldoorlog, toen de bouw elders vrijwel geheel stil kwam te liggen.1 Maar voordat er kon worden gebouwd, moest er ruimte worden gemaakt. Foto’s en te­keningen uit de jaren 1910 laten zien dat de omgeving van de Dam, op enkele gebouwen na, veranderd was in een grote bouwput. Een van de gebouwen die werden gesloopt, was het achttiendeeeuwse Commandantshuis. Het stond op de Dam, ongeveer tegenover het latere Industria. Het gebouw werd niet alleen tot de grond toe afgebroken, maar ook moest de paalfundering worden weggehaald, als onderdeel van ‘werken in den grond [van] vrij omvangrijken aard’. In de grond onder de Dam lagen grote aantallen leidingen, voor water, elektriciteit, riolering en pneumatische post, die allemaal moesten worden verlegd. Dit maakte de ondergrondse sloop tot een karwei dat met de nodige omzichtigheid moest worden uitgevoerd, maar wel met spoed, omdat de grond zo snel mogelijk bouwrijp moest worden gemaakt. Op foto’s van dit complexe ondergrondse sloopproject, die gemaakt zijn voor tijdschriften als De Prins der Geïllustreerde Bladen, staan werklieden tussen de funderingspalen van het Commandantshuis.2 In de grond zijn niet alleen palen te zien, maar ook zwaar muurwerk. Dat was geen onderdeel van de fundering, maar de kolk van een laatmiddeleeuwse sluis. Zonder dat men dat voor ogen had, waren de slopers in 1911 gestuit op het laatste fysieke restant van het kunstwerk waar Amsterdam zijn naam en zijn economisch succes aan te danken heeft, en die de Dam heeft gemaakt tot het historische middel­ punt van Amsterdam. Als de laatmiddeleeuwse sluis – een opvolger van de dertiendeeeuwse sluizen – nu zou worden opgegraven, zou hij grote aandacht krijgen van historici en archeologen. De Damsluis was in 1911 slechts een obstakel, vertraging in een project dat geen oponthoud duldde. Ze werd daarom gesloopt, zoals rond de Dam in de loop van de eeuwen talloze relicten uit het verleden werden gesloopt, in de nietsontziende vernieuwingsdrang die door de eeuwen heen eigen is geweest aan het stadshart van Amsterdam.


en de Dam

Fundament van de oude Damsluis na de afbraak van het Commandantshuis, 1915.

Het centrum van het centrum De Amstel werd in de dertiende eeuw afgedamd om de pas ontgonnen veengebieden in Amstelland te beschermen tegen hoogwater. In de Dam lag vanaf het begin een sluis, waarmee overtollig water uit Amstelland kon worden uitgeslagen op het IJ – de woorden ‘dam’ en ‘sluis’ waren synoniemen, volgens de zestiende-eeuwse taalkundige Cornelis Kiel (circa 1530–1607).3 Vanwege die sluis is de Dam wel ‘het afvoerputje van Amstelland’ genoemd. Maar de Dam was al snel meer dan dat. Hier lag de scheiding tussen zout en zoet water en tussen de binnen- en buitenhaven. Dit was de plek waar goederen uit het achterland werden gelost, overgeslagen en verhandeld. En rond de Dam groeide een nederzetting die binnen enkele eeuwen zou uitgroeien tot een machtige handelsmetropool. Handel, bestuur, rechtspraak en religie kregen er hun plek. Vanouds lagen aan de Dam de belangrijkste openbare gebouw­en van de stad: de Nieuwe Kerk, het eerste Gasthuis met zijn kapel en het middeleeuwse stadhuis met de Vierschaar, waar open­ bare rechtszittingen werden gehouden. Ook de Waag en vanaf de zeventiende eeuw de Beurs, onvermijdelijk voor de koop­ mansstad, stonden op en bij de Dam. Hart van de macht De Damsluis was niet alleen de afsluiting van de Amstel; ze was ook de – aanvankelijk enige – verbinding tussen de beide oevers in de boomtown Amsterdam, vergelijkbaar met de bebouwde

9


Het oude stadhuis op de Dam, gezien in noordwestelijke richting. Links de Gasthuissteeg (tegenwoordig de Paleis­ straat) met het voormalige Sint Elisabeths Gasthuis, dat in 1492 bij het stadhuis was getrokken. Op de begane grond van het stadhuis bevond zich de vierschaar, waar de schepenen recht spraken. In het gebouw rechts naast het stadhuis, waren winkeltjes gevestigd, 1640. Willem Schellinks (1627–1678).

Het Paleis

bruggen over de Seine, zoals die in Parijs te vinden waren. Op de Dam werd vanaf de middeleeuwen markt gehouden in vis, gevogelte, vlees, melk, boter, kaas, appels, huishoudelijke artikelen, maar ook in varkens, schapen, ossen en kalveren. Rond 1500 verdwenen de veemarkten, maar ook de appel-, melk- en pottenmarkt van de Dam, omdat zij het verkeer te erg belemmerden. Ook sloot men de Dam ’s nachts af met kettingen. Er werden in de bestrating ‘groten teyckenen ende stenen’ gelegd, waarbuiten geen waren mochten worden verkocht.4 Zo werd de markt steeds meer gereguleerd. De Vismarkt, de Vleeshal, de Waag en het Stadhuis werden te klein en de ruimte eromheen was te krap. In 1557 besloot het bestuur tot de bouw van een nieuw stadhuis, maar dit plan is nooit ten uitvoer gebracht.5 Tegelijkertijd wilden mensen wonen op en aan de Dam. Al in de veertiende eeuw werden percelen op de Damsluis, het drukste punt van de opkomende stad, in pacht uitgegeven aan allerlei ambachtslieden, handelaren en leden van de bestuurlijke elite: ook burgemeesters en schouten woonden op de Dam. Maar de stadsbevolking en de stedelijke economie groeiden ondertussen door, en zo deed zich halverwege de zestiende eeuw het eerste ‘Dam-vraagstuk’ voor. Het stadsbestuur begon daarom op steeds grotere schaal met het opkopen van huizen – die vanwege hun locatie erg duur waren – om die vervolgens te slopen. De stad maakte daarbij gebruik van het recht van

10


en de Dam

nakoop, dat zij zichzelf had toegekend: ze kon ieder huis dat op de vrije markt werd verhandeld, voor de overeengekomen prijs overnemen. Ook de sluizen in de Dam raakten verouderd. Bij de vernieuwing van de sluizen rond het midden van de zestiende eeuw moesten alle gebouwen die erop stonden, worden afge­ broken. En zo was tegen het einde van de zestiende eeuw, toen dit complexe project was afgerond, een groter plein ontstaan. Naarmate de stad groeide, kwam er meer behoefte aan verkeers­areaal en marktruimte op de Dam, maar door dezelfde stedelijke groei slibde die met veel moeite gecreëerde ruimte steeds opnieuw dicht. Dat is de paradox van de Dam. De Dam was via het Damrak en het Rokin redelijk goed bereikbaar, aanvankelijk alleen over water, maar later ook over land, nadat langs de westoever van de Amstel kades waren aangelegd. De bereikbaarheid vanuit de rest van de stad bleef echter problematisch. Het plein werd ontsloten door enkele smalle stegen: de Pijlsteeg en de Halsteeg lagen ongeveer op de plek van de huidige Damstraat. Vanaf de Nieuwezijds Voorburgwal kon de Dam worden bereikt door de Gasthuissteeg en de Vogelsteeg. Die stegen waren – hoewel ook daar huizen werden gesloopt – zo smal dat aan het eind van de vijftiende eeuw eenrichtings-verkeer moest worden ingevoerd, waarbij aan elke kant één steeg werd bestemd voor het verkeer naar de Dam en de andere voor het verkeer dat vanaf de Dam kwam.6 Amsterdam was inmiddels met afstand de grootste stad van de noordelijke Nederlanden. Gouden Eeuw Na de val van Antwerpen (1585) versnelde de groei van Amsterdam dramatisch. De bevolkingscijfers laten parabolische stijgingen zien, zoals we die tegenwoordig alleen kennen uit Afrika en Azië. In 1585 had de stad ongeveer 30.000 inwoners. Rond 1600 waren dat er al 50.000. Deze bevolkingsgroei kon niet worden opgevangen door de relatief bescheiden stadsuit­ breidingen in 1585–1586 en 1592. In 1622 was het inwonertal gegroeid tot 105.000. Het zwaartepunt van de stedelijke groei lag in die tijd aan de westkant, waar het eerste deel van de grachtengordel werd aangelegd. Aan de westzijde van het oude stadshart werden op kleine schaal straten verbreed ten behoeve van het verkeer tussen het nieuwe stadsdeel en het centrum. De stedelijke economie groeide mee met de bevolking. Het belangrijkste gebouw dat daarop wees was zichtbaar aan de Dam. In 1607 vroegen Amsterdamse kooplieden aan de burgemeesters om een plaats in te richten voor de handel: een

11


Het Paleis

beurs, zoals oudere handelssteden er ook eentje hadden. Er werd naar een locatie gezocht, en men kwam al snel tot de conclusie dat er geen ‘oncostelycker ende gerieffelycker plaetse voor ’tgeheele Corpus deser stede’ was dan het Rokin vlakbij de Dam: de Amstel zou worden overkluisd met een groot gewelf, waardoor een plein boven het water zou ontstaan. Rond dat plein zouden zuilengangen komen. Deze plek was ‘gerieflijk’ vanwege zijn ligging bij de Dam, en per saldo goedkoop omdat het water eigendom van de stad was. Er hoefde dus geen dure grond te worden onteigend. Stadssteenhouwer Hendrick de Keyser (1565–1621) reisde naar Engeland om de beurs in Londen te bekijken en maakte op basis van zijn bevindingen een ontwerp. Toen de beurs in 1614 opende, was de positie van de Dam als economisch middelpunt van Amsterdam voorgoed gevestigd. Op de eerste verdieping van de galerij werden door de stad winkels verhuurd. Aanvankelijk ging het erg goed met die winkels; de stad verdiende jaarlijks duizenden guldens aan de verhuur. In de achttiende eeuw kwamen er steeds meer winkels in de straten rond de Dam. Door de concurrentie kregen de galerijen andere functies, onder meer als Stadsscherm­ school en later Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten.7 Met de bouw van de Beurs had de Dam ontegenzeggelijk gewonnen aan allure. In dezelfde periode begonnen de eerste problemen met het stadhuis. De toren stond in 1601 al bijna een meter uit het lood. Hij kon met kunst- en vliegwerk van stads­timmerman Hendrick Jacobsz Staets (1558–1630) en stadsmet­ selaar Cornelis Danckerts (1561–1634) worden rechtgetrokken, maar in 1615 was de toren opnieuw scheef­gezakt. Hij dreigde in te storten en de burgemeesters besloten de toren te slopen. De bouwval aan de Dam werd door de burgemeesters gebruikt als monument van bescheidenheid – het bestuur van de machtige handelsstad had geen monument voor zichzelf opgericht: ‘De Raedt, door wiens bestier men wijd en zijd zeilt, woont benaeuwt’. Volgens Caspar Barlaeus (1584–1648), de eerste hoogleraar aan het Athenaeum Illustre, had het gebouw een zekere ‘achtbaerheid’ omdat het zo oud en bouwvallig was. Hij schreef dat in 1638 ter gelegenheid van het bezoek aan Amsterdam van Maria de’ Medici (1573–1642), weduwe en moeder van de Franse koningen Hendrik IV (1553–1610) en Lodewijk XIII (1601–1643) en schoonmoeder van drie andere Europese vorsten. Het bezoek onderstreepte de in de decennia daarvoor verworven status van Amsterdam. Toch was het stadhuis, hoe achtbaar ook, geen plaats om de voormalige Franse koningin-regentes te ontvangen. Het werd op dat

12


en de Dam

moment pijnlijk duidelijk dat het aanzien van het stadhuis niet in overeenstemming was met de status van de machtige handels­ metropool Amsterdam, stadstaat in de Republiek. Bovendien groeide het takenpakket van de stedelijke overheid. Er was meer ruimte nodig. Na het bezoek van Maria de’ Medici begon men plannen te maken voor de bouw van een nieuw stadhuis. De planvorming begon bescheiden, op het perceel waar het oude stadhuis stond, met zo’n dertig meter gevellengte aan de Dam.8

Gezicht op de Beurs van Hendrick de Keyser in vogelvlucht. Gezien in zuidelijke richting vanaf het Rokin naar de Dam, 1612. Claes Jansz Visscher (1587–1652).

Paleis van de Republiek Door de Vrede van Münster (1648) kwam er een einde aan con­flicten tussen een groot aantal Europese mogendheden. Amsterdam verwachtte door de vrede een sterke groei van de handel en de stedelijke economie. Een van de eerste besluiten die de burgemeesters in de aanloop naar de vrede namen, was de bouw van het stadhuis door te zetten. Het gebouw werd ook nog flink groter dan aanvankelijk gepland. De tijd van bescheiden­heid was voorbij. In de loop van de tijd waren steeds meer huizen rond het oude stadhuis opgekocht, terwijl de prijzen door het plafond gingen. Alleen al in 1639 waren 65 percelen aange­ kocht voor meer dan 640.000 gulden.9 In de aanloop naar de bouw van het stadhuis was het stadsbestuur nog betrekkelijk zuinig, maar toen duidelijk werd dat de vrede getekend zou worden liet men die terughoudendheid varen: het stadhuis zou een omvang en een architectuur krijgen waardoor het zijn verre omgeving zou domineren én iedereen versteld zou doen staan.

13


Het door Jacob van Campen (1596–1657) ontworpen stadhuis stond voor vrede, rijkdom en wijsheid – het was ontworpen naar een reconstructie van de tempel van de Bijbelse koning Salomo – maar ook een niet mis te verstaan symbool van de macht van Amsterdam. Het op de klassieke architectuur geïnspireerde stadhuis werd, net als Salomo’s tempel, ingewijd na zeven jaar en zeven maanden bouwen, op 29 juli 1655. Het stadhuis was nog maar half af, maar aan de contouren was te zien dat hier – na de sloop van de middeleeuwse bouwval en de verbreding van de stegen eromheen tot straten – het meest prestigieuze gebouw uit de tijd van de Republiek verrees. Bovendien werd de Dam bijna tweemaal zo groot.

Het Paleis

De Dam en de Dom Tijdens de besluitvorming over het stadhuis deed zich een andere kwestie voor die grote invloed had kunnen krijgen op het aanzien van de Dam. In 1645 brak brand uit in de Nieuwe Kerk. De Vroedschap besloot dat de kerk op stadskosten zou worden hersteld, maar daar bleef het niet bij. In plaats van de bescheiden dakruiter die hij nu heeft zou de Nieuwe Kerk een toren krijgen van maar liefst 120 meter. Dit voornemen was zonder twijfel ingegeven door de stedelijke concurrentie met Utrecht – lange tijd de grootste stad en het belangrijkste religieuze centrum van de noordelijke Nederlanden. Toen het eerste deel van de Amsterdamse grachtengordel klaar was, begonnen de Utrechtse regenten en schilders Paulus (1571–1638) en Hendrick Moreelse (1615–1666) plannen te maken voor een grachten­gordel waarbij die van Amsterdam zou verbleken.10 Er kwam niets van terecht – de bevolking en de economie van Utrecht stagneerden al jaren – maar kennelijk voelde Amsterdam desondanks de drang om duidelijk te maken dat Utrecht ook op religieus gebied niets meer voorstelde vergeleken bij Amsterdam. Maar zelfs voor Amsterdam waren twee grote bouwprojecten te veel. Na de dood in 1652 van burgemeester Willem Backer, de grote voor­ vechter van de toren, werd de bouw stopgezet. De voet van de toren bleef staan. Toen de elektrische tram over de Nieuwezijds Voorburgwal werd aan­gelegd, bleek dat de torenvoet in de weg stond – en het nooit voltooide bouwsel verdween. Naar een nationaal plein Op 18 maart 1677 stonden duizenden mensen op de Dam. Zij wachtten op de begrafenisstoet van Michiel de Ruyter (1607 – 1676). De luitenant-admiraal-generaal – de titel was voor hem ingesteld – was overleden aan de verwondingen die hij had

14


en de Dam

Begrafenisstoet van de zeeheld Michiel de Ruyter op de Dam eindigend in de Nieuwe Kerk, 1683. Jan Luyken (1649–1712).

opgelopen tijdens de Slag bij Etna (22 april 1676). Na een tocht van meer dan vier uur vanaf het woonhuis van De Ruyter op het Waalseiland door de straten van Amsterdam, kwam de stoet aan op de Dam. Toen de kist de grafkelder van de Nieuwe Kerk ingedragen werd, klonken vanuit de haven saluutschoten. Op de gravures van deze gebeurtenis is te zien hoezeer het stadhuis de Dam domineert. In de zeventiende eeuw was het niet alleen imponerend door zijn architectuur en gevelbreedte, maar ook door zijn hoogte. De Dam was na de nieuwbouw het voorplein van het stadhuis geworden – en in één moeite door het plein van de Republiek, de aangewezen plek voor het afscheid van de grootste zeeheld van de Gouden Eeuw. In 1669 was een groot aantal weekmarkten van de Dam verplaatst naar het Reguliersplein – nu Rembrandtplein – dat rond de Regulierspoort was ontstaan nadat in 1663 het tweede deel van de grachtengordel was aangelegd. De Dam bleef de plek waar de rituelen van het recht plaatsvonden, met de Vierschaar waar de schepenbank terdoodveroordelingen uitsprak en het (tijdelijke) schavot, waarop lijfstraffen werden voltrokken. Ook bleef de Dam de locatie waar het volk bij oproer naartoe trok en waar het naar terechtstellingen keek. Maar vooral door het statige karakter van het nieuwe stadhuis werd de Dam een formele publieke ruimte waar ook openbare festiviteiten met een nationaal karakter plaatsvonden. Revolutieplein en Place Napoléon In de achttiende eeuw traden geen grote veranderingen op rond de Dam. De burgerij werd politiek actief en wilde meer invloed op het bestuur. In 1795 brachten de patriotten met Franse steun het bestuur ten val. Om dit heuglijke feit te vieren wilden sommi­ge patriotten de Dam hernoemen tot ‘Revolutieplein’, maar dat idee is nooit doorgezet. Wel plaatste het Comité-Revolutionair

15


Het Paleis

een vrijheidsboom ‘van buitengemeene hoogte’, midden op de Dam. De boom werd aangekocht bij de scheepstimmerwerf Van Harlingen op Oostenburg en op 26 februari overgebracht naar de Dam. Op 4 maart 1795 werd hij plechtig ingewijd tijdens het ‘Feest der Revolutie’. De boom was bijna dertig meter hoog, stond in een ‘konstige grasheuvel’ en was voorzien van een eikenkruin, een ‘hoed der Vrijheid’ met linten en kokardes. In de jaren tot 1801 werd de boom een paar keer opgekalefa­terd, om het revolutionaire feest te kunnen vieren. Maar in 1802 werd de Vrijheidsboom onder smalend commentaar weggehaald: ‘In den bodem verrot; leverde hij zoo niet een treffend juist symbool van de gansche groote revolutie?’ In 1806 ging P.G.D. de Sénégra, ‘Grand Maitre de Maison’ van Lodewijk Napoleon (1778–1846), op zoek naar een gebouw dat geschikt zou zijn als Koninklijk Paleis. Het stond al vast dat het in Amsterdam zou moeten staan: de pas benoemde koning van de handelsnatie zou zich vestigen in de belangrijkste handelsstad van het land, niet in het afgelegen provinciestadje Den Haag. Het Prinsenhof, vanouds het stadhouderlijk verblijf in Amsterdam, leek hem totaal ongeschikt. Het stadhuis daaren­ tegen paste beter: ‘Ce qui il y aurait à faire, serait de prendre l’hôtel de Ville qui est magnifique’.11 Het gebouw had vorstelijke allure, was groot genoeg – met zo’n 350 tot 400 personen had de hofhouding van Lodewijk Napoleon een voor Nederland ongekende omvang – en lag bovendien aan een plein dat plaats bood aan 4.000 tot 5.000 mensen. Met een kleine verbouwing zou het bruikbaar worden gemaakt als tijdelijk Koninklijk Paleis – totdat het definitieve Paleis in de Plantage klaar zou zijn. Aan de Damgevel van het gebouw veranderde weinig, alleen moest er vanzelfsprekend een balkon worden geïnstalleerd, zodat de koning zich kon tonen aan het volk. Op die manier werd het karakter van de Dam als voorplein van het gebouw nog verder versterkt. Het zicht over het voorplein moest overigens worden vrij­ge­ maakt door sloop van de Waag. Het gebouw werd op verzoek van de koning gesloopt, tegen een vergoeding van 17.000 gulden. De minister van Binnenlandse Zaken opperde om ook het Huis onder ’t Zeil – het huizenblok midden op de Dam – meteen maar af te breken, en met het puin van de beide gebouwen het Damrak te dempen, maar hiermee ging de stad niet akkoord. Maar het oude stadhuis behield zijn status van Koninklijk Paleis niet lang. In 1810 deed Lodewijk Napoleon afstand van de troon. Nederland werd ingelijfd bij het Franse keizerrijk. Het Koninklijk Paleis op de Dam werd nu Keizerlijk Paleis.

16


Naatje van de Dam De Franse tijd was weliswaar voorbij, maar hij had diepe sporen nagelaten. Bestuur en politiek waren onder invloed van sociale en juridische maatregelen – denk aan uniformering van de grondbelastingen en van het onderwijs – gecentraliseerd. Er was een nieuw nationaal kader ontstaan, ‘verbonden met een nieuw vaderlands gevoel’, dat aan de basis stond van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815).13 Dit belette niet dat België zich tussen 1830 en 1839 afscheidde. Al gauw ontstond in de noordelijke Nederlanden een stevig nationalisme, waarbij het koningshuis als nationaal symbool een grote rol speelde. Bovendien moest Amsterdam eindelijk de allure van een echte hoofdstad krijgen. Beide ontwikkelingen hadden invloed op de inrichting en het gebruik van het Paleis en de Dam. Daar hoorde een toepasselijk monument bij. Op 27 augustus 1856 verrees pal tegenover het Paleis het ‘Gedenkteken aan de Volksgeest van 1830 en 1831’ op de Dam. Het voetstuk was gemaakt door kunstenaar H.M. Tetar van Elven (1803–1882) en het standbeeld door beeldhouwer Louis Royer (1793–1868). Sokkel en sculptuur herinnerden primair aan de Tiendaagse Veldtocht (2–12 augustus 1831) tegen het zich afscheidende zuiden. Secundair symboliseerden ze de herwonnen maar toch verse Nederlandse eensgezindheid. Het vier meter hoge beeld van een jongedame heette dan ook ‘De Eendracht der Hollandse Natie’ – in de volksmond: Naatje. Haar alsmaar toenemende verwering zorgde ervoor dat de uitdruk­ king ‘het is Naatje’ (helemaal niks) in zwang kwam. Tijdens officiële gelegen­heden op het plein en in het Paleis kreeg Naatje een bloemendeken om haar gehavende neus, afgebroken rechterarm en roestplekken te maskeren. Naatjes deplorabele toestand veroorzaakte op den duur twijfel aan haar bestaansrecht. Een nieuw plein Aan het begin van de twintigste eeuw kreeg de Dam een nieuwe impuls als commercieel centrum van de stad. Langzaam maar gestaag verdwenen de woningen uit de kern. Hun plekken werden ingenomen door kantoor- en winkelpanden. Het aantal centruminwoners daalde navenant; de cityvorming was begon­ nen, geholpen door de demping van grachten, infra­structurele

17

Pagina 18: Het stadhuis feestelijk verlicht bij het bezoek van stadhouder Willem V en zijn echtgenote Wilhelmina van Pruisen, 1768. Page 18: The Town Hall illuminated for the visit of Stadholder William V and his wife Wilhelmina of Prussia, 1768.

en de Dam

In 1811 logeerden keizer Napoleon en zijn vrouw Marie Louise in het Paleis. Bij deze gelegenheid werd de Dam herdoopt in ‘Place Napoléon’.12 Dit was van korte duur; toen de Franse tijd in 1813 eindigde, heette de Dam weer de Dam.


1768

Het Paleis

The Palace


1778

en de Dam

and Dam Square


20

Pagina 19: Executie voor het stadhuis, van J.B.F. van Gogh, wegens het vermoorden van zijn geliefde, Anna Smitshuizen, 4 april 1778. Page 19: The Town Hall with the scaffold erected for the execution of J.B.F. van Gogh, who was convicted of the murder of his sweetheart, Anna Smitshuizen, 4 April 1778.

Het Paleis

werken en kleine doorbraken. Een van de resultaten was een as tussen het Centraal Station en het Rembrandtplein, via de Nieuwendijk, het Damrak, de Kalverstraat, het Rokin en het Muntplein. Sloop en bouw gingen hand in hand. Het Koffiehuis Krasnapolsky veranderde in 1879 in een ‘bierpaleis’ en in 1882, vanwege de wereldtentoonstelling van een jaar later, in een hotel. De beurs van Zocher, die pas in 1845 in de plaats was gekomen van de verzakte beurs van De Keyser uit 1614, werd in 1903 alweer afgebroken. Vlak erachter verrees de Beurs van Berlage. Daarvoor waren allerhande wilde plannen voor beurs­ gebouwen de revue gepasseerd, zoals eentje over de lengte van het Damrak, maar de Kamer van Koophandel greep in: ‘(…) in werkelijkheid is de Dam met aangrenzend nieuw te bouwen post- en telegraafkantoor het middenpunt der beweging in onze stad; in de onmiddellijke nabijheid daarvan hoort onzes inziens het beursgebouw te staan’. Dat de Dam zélf een herinrichting kon gebruiken, stond wel vast. Men trachtte die in banen te leiden door in 1908 de Damprijsvraag uit te schrijven. Winnaar was het plan ‘Forum Amstelodamum’ van architect J.M. van der Mey (1878–1949), die een café en een fontein tegenover het Paleis situeerde en geen plaats inruimde voor Naatje. Er kwam echter niets van terecht. De Dam kreeg andere blikvangers: grote warenhuizen. De gebouwen van De Groote Club (1870–1872), De Bijenkorf (1911–1914), De Industrieele Club (1913–1916) en Peek & Cloppenburgh (1917) zorgden ervoor dat het schaalverschil tussen het Koninklijk Paleis en zijn omgeving wegviel, net als de fijnmazige stegenstructuur. Magazijn de Bijenkorf – ‘steeds het nieuwste op het gebied van damesmode en confectie, kwaliteit Goed, sortering Groot, prijs Billijk’ – was aanvankelijk gehuis­ vest aan de Nieuwendijk. Toen dat pand verbouwd werd, ver­ huisde directeur Arthur Isaac zijn handel naar het braakliggende terrein aan het Damrak. De aanloop was daar zoveel groter, dat hij besloot er te blijven: ‘Moedertje, moedertje, hier gaan we nooit meer weg!’.14 Voor de bouw van het ‘winkelpaleis’ Peek & Cloppenburgh ging de hele zuidkant van de Dam onder de slopershamer, bijvoorbeeld de panden van de Sociëteit Zeemans­hoop en Sigarenmagazijn Hajenius. Krasnapolsky kreeg in 1916 concurrentie van Gebouw Industria, waarin een sociëteit van industriëlen gevestigd was. Leden daarvan dronken ook graag een glas in de nabijgelegen Groote Club. Hoewel deze nieuwe grote gebouwen de architectuur van het Koninklijk Paleis reflecteerden, bleef dit enige vrijstaande gebouw de Dam


en de Dam

domineren door zijn imponerende gevel met balkon. De koepel met windwijzer en de aan de achterzijde geplaatste sculptuur van Atlas maakten het Paleis van verre zicht- en herkenbaar. In 1914 was Naatje dan eindelijk gedemonteerd en in delen opgeslagen in de ‘grafkelder’ van de Gemeentewerkplaatsen. Oorzaken waren haar afstotelijke uiterlijk en het oprukkende openbare vervoer: ‘En Naatje van de Dam, die moest verdwijnen voor de electrische tram’ naast ‘Lieve Naatje, schrei toch niet / Nu gij dra de sloopers ziet / Lang genoeg stondt gij op den Dam / Oud en Stijf, mismaakt en lam’. Sommigen zagen de ooit ‘welgevormde Nederlandsche Maagd’ graag op een andere plek in de stad verschijnen, terwijl anderen het monument op de Dam niet wilden opofferen aan het toenemende verkeer. Ook bestond ‘in het belang der welstand’ het verlangen ‘naar de vervanging van het oude monument op den Dam door een nieuw’.15 Dat zou pas na de Tweede Wereldoorlog gebeuren, maar dat ‘ons hoofdplein een piece-de-milieu’ behoefde, getuigde van een nieuwe opvatting over de inrichting van de stedelijke omgeving, de stad als kunstwerk.16

In het midden de ingang van het Damrak. Links het Naatje, rechts de Beurs van Zocher. Achter de beurs is de nieuwe Beurs van Berlage zichtbaar en in de achtergrond het Centraal Station, 1903.

De dodenherdenking 7 mei 1945. De Duitse bezetting van Nederland was voorbij, maar de geallieerde troepen moesten veel steden en dorpen nog binnentrekken. Veel Amsterdammers wilden daarop niet wachten en begonnen op de Dam een bevrijdingsfeest. Het plein en omgeving vulden zich ook met leden van de Binnen­ landse Strijdkrachten die NSB’ers en de nog aanwezige Duitse

21


Het Paleis

soldaten het Paleis injoegen. Voor enkele Duitse mariniers die zaten te drinken in de Groote Club op de hoek van de Kalverstraat gaf dit waarschijnlijk de doorslag om rond drie uur het vuur te openen op de feestende menigte. Vluchtende Amsterdammers zochten dekking achter lantaarnpalen en het draaiorgel ‘Het snotneusje’ of kwamen terecht in de belendende straten van het plein. Twintig mensen kwamen om, 119 raakten gewond. Een dag later namen de geallieerden Amsterdam in en verlieten de Duitsers – dus ook degenen die verantwoordelijk waren voor dit bloedbad – de Groote Club. De brute schietpartij stond en staat in veel Nederlandse geheugens gegrift, maar tegenwoordig denken de meeste Nederlanders bij de Dam en de Tweede Wereldoorlog aan de jaarlijkse herdenkingsbijeenkomsten op 4 mei. Het vlak na de oorlog in etappes gebouwde Nationaal Monument op de Dam vormt daarbij de spil. Het sinds 2007 tot rijksmonument bevor­ derde vredesgedenkteken van J.J.P. Oud (1890–1963) en John Rädecker (1885–1956) bestaat uit een betonnen pyloon van 22 meter hoog waarop het beeld De Vrede staat. De andere sculp­ turen symboliseren de oorlog, smart en trouw, de daarop ge­dra­peerde figuren ellende, verzet en overwinning, terwijl de aan de voorzijde geplaatste leeuwen het vaderland verbeelden. De gedenkmuur rond de pyloon herbergt twaalf urnen waarin zich aarde bevindt van fusillade- en erebegraafplaatsen uit alle provin­ cies en Nederlands-Indië. In 1956 werd het monument onthuld. De eerste dodenherdenking op de Dam vond al vier dagen na de bevrijding plaats. Deze was nog op gemeentelijk niveau georganiseerd en kende één minuut stilte. In 1947 was er sprake van een nationale herdenking waarbij het Paleis, de Nieuwe Kerk en de Dam al een grote rol speelden. Dit is sinds­ dien niet veranderd. Vanuit het Paleis begeeft het koninklijk gezelschap zich eerst naar de Nieuwe Kerk. Daar luistert het gezelschap naar de 4-mei-lezing. Om klokslag tien voor acht loopt het staatshoofd met familie vergezeld van militaire hoog­ waardigheidsbekleders en politici richting het monument, waarna de kranslegging, de twee minuten stilte en het spelen van een couplet van het Wilhelmus plaatsvinden. Vervolgens hoort men een korte toespraak aan, leggen regering en diverse organisaties hun kransen en brengt een scholier een zelfge­ schreven gedicht ten gehore. Een defilé sluit de ceremonie af. Het Paleis fungeerde tijdens de Tweede Wereldoorlog als tijdelijk toevluchtsoord voor jongeren en verzetsmensen. Ook bood het onderdak aan onderduikers. Opzichter Adriaan Perfors (1909–1987) was al in 1939 met zijn gezin in het Paleis gaan

22


en de Dam

wonen en wist het gebouw telkens uit handen van de bezetter te houden. In feite was het Paleis een neutrale enclave in bezet Amsterdam. Protesten en demonstraties De overzichtelijke jaren 1950 maakten plaats voor de roerige jaren 1960 met zijn happenings, demonstraties en protestacties. ‘Wij zijn jullie praatjes en wetten zo moe’ zong Boudewijn de Groot, die en passant een complete songtitel van Bob Dylan tot de zijne maakte: ‘Er komen andere tijden’. Die andere tijden werden weliswaar landelijk aangekondigd, maar centraal punt van de protesterende jeugd werd de Dam. Er heerste vooral morele verontwaardiging over de elite en hoge ambtenaren die na de Tweede Wereldoorlog waren blijven zitten. De boosheid werd vergroot toen de oorlog in Vietnam zich verhevigde en de NAVO kernbewapening als een van haar hoogste prioriteiten aanmerkte. Provo kondigde een Oranjevrijstaat – ‘vrijheid, blijheid’ – aan en lanceerde het befaamde witte-fietsenplan, gadegeslagen door het openbare gezag. Dit leidde tot confrontaties met hier en daar disproportioneel geweld. De verloving (1965) en het huwelijk (1966) van prinses Beatrix en Claus von Amsberg (1926–2002) werden door de Provo’s aangegrepen om van zich te laten horen. Hoewel de aankondiging doorgaans serieuzer was dan de uitvoering, trok het koninklijk paar te midden van de befaamde rookbom en enkele relletjes door de Amsterdamse straten naar het Paleis.17 Nadien werd het Nationaal Monument op de Dam ‘the place to be’, waar vredelievende protesten als sit-ins en slaapsessies werden gehouden. In 1970 sloegen mariniers de jongeren het plein af, zonder bevel van bovenaf. Met resultaat, want de ‘protesterende’ studenten, hippies en toeristen legden hun slaapzakken in het Vondelpark. Intussen werd er volop gekraakt; groepen jongeren trokken leegstaande of voor sloop bestemde panden in. Tijdens de festiviteiten en plechtigheden rond de inhuldiging van Koningin Beatrix op 30 april 1980 laaiden de protesten van krakers hevig op. Onder de leus Geen woning geen kroning ontstond er een waar ‘Kroningsoproer’. Naast de krakers dreigden ‘nieuwe’ Provo’s met serieuze acties: ‘Vanaf de grond zal getracht worden de Dam onder water te zetten’.18 Daarom stond rond de Dam een verdedigingslinie van agenten opgesteld. Deze maatregelen voorkwamen niet dat elders in de stad en vlak bij de Dam grote ongeregeldheden ontstonden. De plech­ tigheden werden echter niet verstoord. Heel even was er paniek

23


Het Paleis

toen de politieverkenner die in een helikopter rondvloog rel­ schop­pers richting de Dam zag optrekken en daarom de mobie­le eenheid maande te volharden: ‘De eerste vlaggen die staan nu op de brug van het stadhuis voor de Damstraat en het verzamelt zich daar om dan geleidelijk de Damstraat in te gaan (…) de ME die zich op het Rokin bevindt (…) die moet doorzetten, want anders zijn ze te laat’.19

ME bataljon en demonstrant in de Damstraat tijdens de rellen op 30 april, 1980.

De Dam opgeknapt Onder invloed van de herstellende economie en de opkomende vrijetijdsindustrie traden er in de tweede helft van de jaren 1980 serieuze veranderingen op. In Amsterdam vond al vanaf 1977 de jaarlijkse Uitmarkt plaats, op of rond de Dam. Steeds vaker werd het plein gebruikt voor een popconcert, evenement of demonstratie. Niet altijd was de aanleiding een vrolijke; na de moord op Theo van Gogh (2 november 2004) stak burgemeester Job Cohen de geschokte toehoorders een hart onder de riem. In de jaren 1990 gingen het Damrak, de Dam en het Rokin op de schop. Stedenbouwkundige Simon Sprietsma kreeg de opdracht voor de herinrichting van de Dam: ‘Maak van een versnipperd en verwaarloosd gebied het mooiste plein van Nederland’. Hij wilde van de Dam één plein maken, onder andere door één steensoort in één kleur – grijsgele keitjes – als bestrating te gebruiken, passend bij de Bentheimer zandsteen waaruit het Paleis is opgetrokken. Sprietsma koos bewust niet voor grachtenlantaarns: ‘Ik heb gekozen voor een eigentijds ontwerp voor de lichtmasten. Ik wilde geen grachtenlantaarns. De Dam is van alle tijden (…) Ik heb gestreefd naar tijdloosheid. Bij de detaillering van het straatmeubilair is gekozen om het

24


en de Dam

mondain te maken: als een dure diamanten ring of kroonluchter in het Paleis met glitter, net geen ordinaire discobol’. Doorslaggevend voor het aanzien van het plein was de aanleg van de ‘bult’, de verhoging van het pleinvlak: ‘Je komt los van de grond als je er midden op staat (…) kan verder kijken, de Nieuwendijk in, de Damstraat in’. Ook doen ze iets met het Paleis: ‘[dat] is streng en hoekig, de glooiing ervoor is zacht en bijna erotisch. Het had wel iets van een duin in de stad (…) alsof je op het strand liep’. De ‘Rode Loper’ De omvangrijke herinrichting van de Dam en omgeving waren al snel aan slijtage onderhevig: ‘Verschillende, nadrukkelijk vorm­ gegeven objecten (paaltjes, masten) waartegen fietsen worden geparkeerd, zorgen ervoor dat de straat er vol uitziet en vormen evenzoveel obstakels voor de doorstroming van voetgangers. Bovendien is de bestrating – na jaren van intensief gebruik – op veel plekken versleten’. Dit werd na voltooiing van de werkzaam­ heden eind jaren 1990 al voorspeld: ‘De Dam is niet klaar. Het begint pas. De Dam is nu mooi. Maar de echte opgave ligt nog voor ons: hoe houden we het zo?’20 Tegenwoordig is de Dam een dynamisch plein. Levende standbeelden vergaren er inkomsten en toeristen mengen zich onder de Amsterdammers. Soms vindt een concert, evenement of demonstratie plaats. De Bijenkorf, de (uit fusie ontstane) Industrieele Groote Club, Hotel Krasnapolsky, Gassan Diamonds en Peek & Cloppenburgh vertegenwoordigen nog steeds handel en commercie. De Nieuwendijk en het Damrak eindigen er, de Warmoesstraat, Damstraat en de Nes komen erop uit en de Kalverstraat en het Rokin beginnen er. De wassen beelden van Madame Tussaud trekken publiek, net als de exposities in de Nieuwe Kerk, die meer bezoekers genereren dan het kerk­ gebouw zelf, of de daar gelegen graven van zeehelden Michiel de Ruyter en Jacob van Heemskerck. Het Paleis, waar van het interieur en de gevel tussen 2005 en 2011 grondig werden gerestaureerd, is nog altijd als ceremonieel paleis in gebruik. De Oranjes ontvangen er hun gasten. Tussendoor wordt het open­ gesteld voor publiek, met honderdduizenden bezoekers per jaar. In 2003 begon de bouw van de Noord-Zuidlijn. Ondergronds zou een gigantische boor nieuwe metrotunnels gaan graven. Inmiddels is het grootste werk achter de rug. Als de metrolijn klaar is, zal de herinrichting van de stedelijke ruimte boven­ gronds beginnen. Er zal – niet voor het eerst overigens – een project van start gaan onder de naam De Rode Loper. In het kort

25


Het Paleis

komt dat erop neer dat het Damrak en het Rokin, samen de belangrijkste route door het stadshart, worden aangepakt: ‘Het huidige straatbeeld van Damrak en Rokin blijft achter bij de kwaliteit die men zou mogen verwachten van een visitekaartje. Dat geldt voor de openbare ruimte en voor de uitstraling van de gebouwen (…). Reclame-uitingen leiden de aandacht af van de architectuur en de omgeving, en maken de straat rommelig’. De Rode Loper zal Amsterdammers, forensen en toeristen langs het Paleis en over de Dam het centrum in en uit geleiden. Maar voordat het project gereed is, zal het verkeer in het stads­ hart worden ontregeld door de werkzaamheden. Dit is een steeds terugkerend onderdeel van de dynamiek van dit knoop­ punt van verkeers- en handelsstromen, dat bij iedere serieuze economische hausse gerenoveerd werd en waar zich sloop- en bouwgolven hebben voorgedaan sinds de opkomst van Amsterdam. Maar wie anno 2013 op de Dam loopt, ervaart gebeurtenissen uit vrijwel de gehele geschiedenis van plein en paleis. Zo herinneren de in 2011 teruggeplaatste gietijzeren lantaarnpalen van Tetar van Elven aan Naatje, de inhuldiging van koning Willem-Alexander op 30 april 2013 aan die van de koninginnen Beatrix, Juliana en Wilhelmina en het Nationaal Monument aan oorlogsslachtoffers en gevallenen. Jaap Evert Abrahamse en Anton Kos

Koning Willem-Alexander, koningin Máxima en hun drie dochters op het balkon van het Koninklijk Paleis vlak na de troonsoverdracht op 30 april, 2013.

26


Noten 1

13 Wielenga Geschiedenis van Nederland, 206.

Van Rossem De stad gebouwd, 36 – 58.

14 Krabbe en Smit Luchtkasteel van baksteen, 184.

2 Een van de foto’s staat in De Prins der Geïllustreerde Bladen, 27 november 1915.

15 Amstelodamum, 1914, nr., 5, 38. 16 Uitspraken van C.L. Dake sr. (1857–1918), hoogleraar aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten.

3 Kiliaen Etymologicum teutonicae linguae, X. 4 Breen Topographische geschiedenis van den Dam te Amsterdam, 99 – 196.

17 Duivenvoorden Kroningsoproer, 20. 18 Leeuwarder Courant 15 april 1980.

5 Vlaardingerbroek Het paleis van de Republiek, 15 – 37.

19 Duivenvoorden Kroningsoproer, 109, 106 – 110.

en de Dam

6 Abrahamse De grote uitleg van Amsterdam, 273 – 276.

20

7 Breen Topographische geschiedenis van den Dam te Amsterdam, 149 – 151. 8 Vlaardingerbroek Het paleis van de Republiek, 15 – 37. 9 Breen Topographische geschiedenis van den Dam te Amsterdam, 159 – 160. 10

Vader Paulus Moreelse begon in 1624, toen de Amsterdamse grachten­gordel geheel bebouwd was, met het maken van uitbreidings­plannen voor Utrecht. Gedurende de gehele zeventiende eeuw werden, onder anderen door zijn zoon Hendrick, plannen getekend om Utrecht te vergroten en met de Zuiderzee te verbinden: zie onder meer Roding, Uitrecht op sijn schoonst en sterrikst.

11 Vlaardingerbroek 2011, 184 – 185. “Wat ons te doen staat, is het schitterende stadhuis kiezen”. 12 Breen Topographische geschiedenis van den Dam te Amsterdam, 170 – 171.

27

Martin Lindelauf, in die tijd directeur van Hotel Krasnapolsky, geciteerd in Abrahamse en Van de Koppel Opgeruimd staat netjes.


The centre of the centre In the thirteenth century a dam was built in the Amstel River to protect the newly reclaimed peatlands of the Amstelland region

28

* Dam Square, locally known as the Dam, derives its name from its original function. It was a dam in the Amstel River, hence also the name Amsterdam.

The Palace

The Palace and Dam Square* In the years following the opening of the North Sea Canal in 1876 – an era now regarded as the Netherlands’ second Golden Age – Amsterdam was swept up in a frenzy of building. The city expanded rapidly and much of the centre was renewed. Department stores, gentlemen’s clubs and societies, offices and hotels sprang up in quick succession. Even during the First World War, building continued in and around Dam Square although it had come to a virtual standstill in the rest of the city.1 However, space had to be made before construction work could begin. From photographs and drawings dating from the 1910s we see that almost the entire square was reduced to rubble. Only a few buildings were still left standing. One of the casualties at the time was the eighteenth-century Commandantshuis, which stood roughly opposite the spot which the Industria Building was to occupy some years later. Not only was the Commandantshuis razed to the ground, but its pile foundations, being ‘works of a fairly substantial nature’, also had to be removed. In addition, a vast network of underground pipes and cables – used for water, electricity, sewage disposal and pneumatic post – had to be relocated. This complex operation needed to be performed with rigorous care but also at lightning speed: the builders were waiting to move in. Photographs that appeared in publications like De Prins der Geïllustreerde Bladen show workmen standing around the foundations of the Commandantshuis.2 Besides piles, we also see the remains of a solid wall. This was not part of the foundations but the stone wall of a late medieval sluice that was built to replace its thirteenth-century predecessor. Without realising it, the demolition team of 1911 had stumbled upon the last vestiges of the feat of engineering to which Amsterdam owed its reputation and economic success, and which had made Dam Square the historical centre of the city. If such a discovery were made today, historians and archaeologists would converge on the site in droves. In 1911, however, the sluice was merely a hindrance and a waste of valuable time. It was duly demolished, sharing the fate of countless other relics around the Dam which have been obliterated in the relentless tides of renewal that have swept through the city centre over the centuries.


against tidal flooding. From the start, a sluice was incorporated into the dam to discharge excess water into the IJ. This probably explains why the Dutch words for ‘dam’ and ‘sluice’ were used interchangeably, as the sixteenth-century linguist Cornelis Kiel (c. 1530–1607) has observed.3 Because of the sluice the dam also became known as ‘the drain of Amstelland’. But it was soon far more than that. The dam formed the barrier between salt water and fresh water and between the inner and outer harbours. It was the place where shipments of goods and livestock were discharged, transhipped and traded. And around it was a settlement which, in the space of a few centuries, was to evolve into a powerful mercantile metropolis. Commerce, government, law and religion, each had its own place on the Dam. This is where the city’s prinicpal public buildings have always been located: the Nieuwe Kerk, Amsterdam’s first almshouse and chapel, and the medieval town hall with its tribunal, where court proceedings were conducted in public. The Weigh House was near the dam as well, and so was the seventeenth-century Stock Exchange, the cornerstone of any important centre of trade. Seat of power For some time, the dam built to close off the Amstel was also the only connection between the two river banks in the rapidly growing settlement. In this respect it recalls the bridges over the Seine in Paris. Since the Middle Ages, markets had been held on

29

Pagina 30: Nationale Dodenherdenking op de Dam gezien vanuit Hotel Krasnapolsky, 1958. Page 30: Remembrance Day ceremony in Dam Square, viewed from Hotel Krasnapolsky, 1958.

and Dam Square

Remains of the medieval dam sluice among the foundations of the Commandantshuis, 1915.


1958

Het Paleis

The Palace


1945

en de Dam

and Dam Square


the dam. Here, vendors sold fish, poultry, meat, milk, butter, cheese, apples and household goods, as well as pigs, sheep, oxen and calves. The livestock markets were moved elsewhere around 1500, as were the apple, milk and pottery stalls, because they obstructed the flow of traffic. At night the dam was chained off. ‘Large signs and stones’ set in the paving marked out the area designated for trade.4 Step by step, the market became increasingly regulated. In time, the Fish Market, the Meat Hall, the Weigh House and the Town Hall proved inadequate and there was simply no space for them to expand. In 1557 the city council adopted a resolution to build a new town hall, but the plan was never implemented.5 In the same period, the Dam and the area around it became a desirable place to live. By the fourteenth century, craftsmen and merchants as well as burgomasters, sheriffs and other members of the ruling elite were renting property in the square, the busiest part of the burgeoning city. The city’s population and economy continued to grow and by the mid-sixteenth century the Dam was severely overcrowded. To remedy the situation the city council bought up as many buildings as it could – at a premium in view of their location – for the sole purpose of demolishing them to create space for other purposes. The council even claimed the right to buy property that had already been sold, at the price negotiated between the buyer and the vendor. Around the same time, the sluice needed repairs, which meant that the buildings

32

Pagina 31: Schietpartij op de Dam twee dagen na de bevrijding, omstanders zoeken dekking achter draaiorgel ‘Het Snotneusje’, 7 mei 1945. Page 31: Shooting incident in Dam Square two days after the ending of the Second World War. Bystanders take cover behind a barrel organ, 7 May 1945.

The Palace

The old Town Hall in Dam Square, viewed from the southeast. On the ground floor was the Tribunal, where magistrates administered justice. Left, Gasthuissteeg (now Paleisstraat) and St Elisabeth’s Almshouse, which was annexed to the Town Hall in 1492. The building to the right of the Town Hall offered premises to a few small shops,1657. Willem Schellinks (1627–1678).


and Dam Square

standing on it had to be demolished. By the end of the sixteenth century, when the project was completed, the square had become considerably larger. But the city continued to grow and once again more room was needed for vehicles and markets. Before long, that hard-won space became congested yet again. This is and always has been the paradox of Dam Square. The Dam was reasonably easy to reach by way of the Damrak and Rokin, at first only by water, but later by land as well, once quays had been built along the west bank of the Amstel. Access from other directions, however, remained a problem. There were two alleys on the east side, Pijlsteeg and Halsteeg (present-day Damstraat), and two roughly opposite them, Gasthuissteeg and Vogelsteeg, giving access from Nieuwezijds Voorburgwal. Still, the narrow alleys were soon congested – even though buildings were demolished there as well – and in the late fifteenth century a one-way traffic system was introduced, with one of the two alleys on either side leading into the square and the other leading out of it.6 By then, Amsterdam was the largest city in the Northern Netherlands. Golden Age The fall of Antwerp in 1585 contributed to an unprecedented surge in Amsterdam’s population. The growth rate increased exponentially, at a pace comparable only to that in African or Asian cities. The number of inhabitants rose from 30,000 in 1585 to 50,000 by the turn of the century and to 105,000 by 1622. The relatively minor development projects carried out in 1585–1586 and 1592 were insufficient to provide for a population of this size. Most of the new development around this time occurred on the western periphery, where the first of Amsterdam’s canals were built. A few streets were widened to facilitate the flow of traffic between the city centre and the new district. The economy grew at the same rate as the population. The one building above all that stood out as an emblem of Amsterdam’s commercial success was located in Dam Square. In 1607 local merchants petitioned the burgomasters to build a stock exchange, like those in other mercantile towns. The question was where to build it. It was soon decided that there was no ‘less costly or more suitable place in the whole of this city’ than Rokin, near the Dam. The Amstel was to be vaulted to create a square above the water, with colonnades around it. The location was considered suitable because it bordered on the Dam and inexpensive because the river belonged to the city. The council was thus spared the cost of expropriating property. After a visit to

33


The Palace

England to examine the London Stock Exchange, municipal architect Hendrick de Keyser (1565–1621) submitted a design based on what he had seen. The opening of Amsterdam’s Stock Exchange in 1614 irrevocably secured the Dam’s status as the economic hub of the city. The municipality rented out shops on the first floor of the gallery, which brought in thousands of guilders a year. Those businesses flourished until the eighteenth century, when they gradually disappeared, unable to compete with the new shops that were opening in the streets around Dam Square. The tenants who came in their place included the municipal fencing school and, later, the Royal Academy of Arts.7 The Stock Exchange greatly enhanced the prestige of Dam Square. In the same period, however, the Town Hall started to develop problems. In 1601 its tower was tilting by almost a metre from the vertical axis. Municipal carpenter Hendrick Jacobsz Staets (1558–1630) and municipal mason Cornelis Danckerts (1561–1634) managed to right it, but by 1615 it was off kilter again. By then it was on the verge of collapse and the burgomasters had it demolished. The burgomasters used their crumbling accommodation as a testament to their modesty: the regents of the mighty mercantile city had erected no monument to glorify themselves: ‘The Council, under whose guidance [all] sail far and wide, occupies unpleasantly cramped quarters.’ According to Caspar Barlaeus (1584– 1648), the first professor at the Athenaeum Illustre, the building’s age and decrepitude gave it a ‘distinguished’ air. This he wrote in 1638 on the occasion of the visit to Amsterdam of Maria de’ Medici (1573–1642), widow and mother respectively of the French kings Henri IV (1553–1610) and Louis XIII (1601–1643) and mother-in-law of three more European sovereigns. Her visit attested to the stature Amsterdam had gained in the preceding decades. Even so, the Town Hall, however ‘distinguished’ it may have looked, was no place to receive the former queen-regent of France. It became painfully clear that the building was far beneath the dignity of the powerful mercantile metropolis Amsterdam, city-state in the Republic. In addition, the administration’s workload continued to grow. Yet again, space had become a problem. After Maria de’ Medici’s visit, some thought was given to the building of a new town hall. The initial plan was relatively unpretentious. The building would be erected on the site of the old Town Hall, with a front of about thirty metres in Dam Square.8

34


and Dam Square

The Stock Exchange by Hendrick de Keyser, viewed from the southeast, from Rokin to Dam Square, 1612. Claes Jansz Visscher (1587–1652).

Palace of the Republic The Treaty of Munster (1648) brought an end to hostilities between many of the European powers. With peace on the horizon, Amsterdam anticipated a boom in trade and a fresh boost to its economy. All along, the council had continued to buy up property around the old Town Hall, even though prices had gone through the roof. In 1639 alone they spent more than 640,000 guilders on a total of sixty-five buildings.9 One of the burgomasters’ first resolutions at the dawn of this new era was to proceed with their new town hall. What they had in mind, how­ever, was something substantially larger than the building they had originally envisaged. It was to be grander and more spectacular than anything for miles around. This was no time for restraint. The classicist Town Hall designed by Jacob van Campen (1596–1657) was based on a reconstruction of the temple of the biblical king Solomon and stood for peace, prosperity and wisdom. But it was also an unequivocal symbol of Amsterdam’s power. The Town Hall was inaugurated on 29 July 1655; like Solomon’s temple, it had taken seven years and seven months to build. At that stage it was only half-finished, but even so – once the mediaeval ruin had been demolished and the alleys around it widened – it was plain to see that this would be the most magnificent building of the Republican era. What is more, Dam Square had almost doubled in size.

35


The Palace

The Dam and the Nieuwe Kerk Before it was finally decided to build a new town hall, another matter arose which might have changed the face of Dam Square. In 1645 a fire broke out in the Nieuwe Kerk. The council undertook to repair the church at the city’s expense, but there was more to it than that: instead of the unremarkable ridge turret that stands on the roof today, they envisaged a tower soaring 120 metres into the air. The idea was undoubtedly prompted by Amsterdam’s rivalry with Utrecht, which had long been the largest city and the most important religious centre in the Northern Netherlands. Once the first stage of Amsterdam’s canal and development project was completed, the Utrecht regents and painters Paulus (1571–1638) and Hendrick Moreelse (1615– 1666) proposed a similar plan for their own city, but one that would make Amsterdam’s canals pale into insignificance.10 Though nothing came of it – Utrecht’s population growth and economy had been stagnating for years – Amsterdam apparently wanted to demonstrate its superiority as an ecclesiastical power. But two extravagant building programmes proved too much even for Amsterdam and construction work was abandoned in 1652, after the death of burgomaster Willem Backer, the driving force behind the project. The base of the tower was left standing. Later, when tracks for an electric tram were being laid in Nieuwezijds Voorburg­wal, the unfinished tower got in the way and was finally removed. A gathering place for the nation On 18 March 1677 thousands of people assembled in Dam Square to witness the funeral procession of Michiel de Ruyter (1607–1676). The lieutenant-admiral-general of the fleet – the title was created especially for him – had been fatally wounded during the Battle of Etna (22 April 1676). The procession started from De Ruyter’s home on Waalseiland, continued through the streets of Amsterdam and arrived in Dam Square more than four hours later. A salute was fired in the harbour when the coffin entered the crypt of the Nieuwe Kerk. Etchings documenting the event show how the Town Hall once dominated the square. It was impressive not only for its design and wide façade, but in the seventeenth century it also towered over almost everything in sight. Dam Square had become the forecourt of the Town Hall and, at the same time, a gathering place for the nation. It was the place, the only appropriate place, for the country to pay its last respects to the greatest naval hero of the Golden Age. In 1669 many of the weekly markets were moved from the Dam

36


and Dam Square

The funeral procession of the naval hero Michiel de Ruyter crossing Dam Square to the Nieuwe Kerk, 1683. Jan Luyken (1649–1712).

to Reguliersplein – now Rembrandtplein – a space created after the second stage of the canal and urban development project was completed in 1663. Dam Square continued to be the place where the rituals of law were performed: the death sentence was pronounced in the Town Hall’s Tribunal, and corporal punishment was administered on a scaffold erected on the building’s front façade, as and when needed. The Dam also remained the place where people congregated in times of unrest and where they came to witness executions. But now, mainly through the new Town Hall, the square acquired an allure and stature that drew citizens from all parts of the country to celebrate special occasions there. Revolution Square and Place Napoléon Nothing much changed around Dam Square in the eighteenth century. The period was marked by a growing political awareness and demands for more control over government. In 1795 the Patriots, with support from the French, managed to overthrow the government. Some proposed renaming the Dam ‘Revolution Square’ to commemorate their victory, but the idea was never pursued. The Revolutionary Committee did however plant a ‘freedom tree . . . of extraordinary height’ on an ‘artificial knoll’ in the centre of the square. It had been bought from the Van Harlingen shipyard at Oostenburg and was taken to the Dam on 26 February. The ‘tree’ was almost thirty metres tall and at the top was an oak crown surmounted by a Phrygian cap with ribbons and cockades. It was formally dedicated on 4 March 1795 as part of the ‘Revolution celebrations’. After several repairs, the ‘tree’ was removed in 1802, by which time it had become an object of derision. ‘Rotten to the core! Was it not a perfect symbol of the whole great revolution?’

37


The Palace

In 1806 P.G.D. de Sénégra, ‘Grand Maître de Maison’ of Louis Napoleon (1778–1846), set out to find a building that might serve as the king’s royal court. It had to be in Amsterdam – of that there was no question. The newly-appointed king of the mercantile nation would reside in the commercial capital of the country, not in a provincial backwater like The Hague. The Prinsenhof, where the Stadholders had always lodged during their visits to Amsterdam, was not even considered an option. The Grand Maître took a more favourable view of the Town Hall. ‘Ce qui il y aurait à faire, serait de prendre l’hôtel de Ville qui est magnifique’.11 The building had the right cachet and offered ample accommodation – Louis Napoleon’s household, numbering between 350 and 400 members, was unprecedented in the Netherlands. An additional advantage was the square in front of the ‘hôtel de ville’, with enough space for 4,000 to 5,000 people. With a few minor changes the Town Hall would suffice until the new palace that was to be built in the Plantage was finished. All that was needed on the outside of the building was a balcony overlooking Dam Square, from which Louis Napoleon could greet his subjects. Thus the Dam became even more like a forecourt to the building. To improve his view over the square the King gave orders for the Weigh House to be demolished, paying 17,000 guilders in compensation. His minister of home affairs proposed removing the large Huis onder ’t Zeil from the centre of the Dam at the same time and using the rubble from both sites to fill in the Damrak, but here the city council drew the line. As fate would have it, the Town Hall’s interlude as a royal court was brief: Louis Napoleon abdicated in 1810. The Netherlands was annexed to France and the Royal Palace became the seat of Emperor Napoleon Bonaparte, who in 1811 spent a few days there with his wife Marie Louise. Dam Square was renamed Place Napoléon,12 but that too lasted only a short time. The period of French rule came to an end in 1813 and the square regained its old identity. The Unity of the Dutch Nation The period of French rule was indeed over, but it had a profound impact on the country. The central government had assumed a more active role, introducing uniform education and land tax systems, for example. A new ethos was born out of ‘a new sense of nationhood’, which formed the basis of the United Kingdom of the Netherlands (1815).13 This was not enough however to prevent the secession of the Southern Netherlands (present-day

38


and Dam Square

Belgium) in the period between 1830 and 1839. A wave of patri­o­tism swept through the Northern Netherlands, with the Royal House as its symbol of unity and pride. Moreover, the time had come for Amsterdam to acquire the allure of a true capital city. This was the thinking behind the envisaged function and planning of the Palace and Dam Square and an appropriate monument was an essential part of the project. On 27 August 1856 a ‘monument to the spirit of the nation of 1830 and 1831’ was erected in Dam Square, directly opposite the Palace. The base was made by artist H.M. Tetar van Elven (1803– 1882) and the statue by Louis Royer (1793–1868). The monument was intended primarily to commemorate the Ten Day Campaign (2–12 August 1831) waged by the Northern Netherlands against the seceding provinces in the South, but it also symbolised the Netherlands’ restored spirit of solidarity. The four-metre tall sculpture of a female figure was accordingly called ‘The Unity of the Dutch Nation’. Over the years, the sculpture deteriorated. Towards the end, bouquets of flowers were brought out on special occasions to conceal rust stains and the woman’s damaged nose and missing right arm. The public finally felt it was time to let her go. A new square In the early twentieth century the Dam gained a new impetus as the commercial centre of the city. Slowly but surely, the dwellings around the square were replaced by shops and offices, occasioning a corresponding decline in the number of people living there. The square’s transition from a residential area to an economic hub was facilitated by the filling in of canals, infrastructural projects and the demolition of a few buildings to open up thoroughfares. An important outcome was the creation of an axis between the central railway station and Rembrandtplein, via Nieuwendijk, the Damrak, Kalverstraat, Rokin and Muntplein. Demolition and construction projects followed each other in quick succession. In 1879 the Krasnapolsky coffee house became a ‘beer palace’ and in 1882, a hotel, in anticipation of the World Exhibition scheduled for the following year. Jan David Zocher’s Stock Exchange, built in 1845 to replace its subsiding predecessor designed by De Keyser in 1614, was demolished in 1903. A new Exchange, by Berlage, was built just behind it. Various extravagant plans had competed for this prestigious commission, one going so far as to propose a building along the entire length of the Damrak, but the chamber of commerce had different ideas. ‘The fact is that the Dam – considering too that a

39


The Palace

new post and telegraph office will soon be built on its periphery – is the nerve centre of our city. In our opinion, the Exchange should be located in its immediate vicinity.’ There was no question that the square itself was in need of an upgrade. In 1908 a prize was offered for the best proposal. The winning entry, entitled Forum Amstelodamum, submitted by architect J.M. van der Mey (1878–1949), included a café and a fountain opposite the Palace. The weather-beaten Unity was no longer in the picture. However, no further steps were taken. Instead, a number of department stores and other multi-storey buildings made their appearance around the Dam.

Centre, the beginning of Damrak. Left, Unity of the Dutch Nation. Right, the Stock Exchange by Jan David Zocher and, behind it, the new Exchange by Berlage. The central railway station can be seen in the distance, 1903.

The Groote Club (1870–1872), the Bijenkorf (1911–1914), the Industria Building (1913–1916) and Peek & Cloppenburgh (1917) reduced the difference in scale between the Royal Palace and its surroundings and between the buildings and the network of alleys. The Bijenkorf, purveying ‘the latest in ladies’ fashions, Good quality, Excellent assortment, Reasonable prices’, was initially located in Nieuwendijk. While its premises there were being renovated, director Arthur Isaac moved his business to a vacant plot in Damrak, where it attracted far more custom. As a result, Isaac decided to remain there permanently.14 The entire south side of the Dam was cleared to make way for ‘shopping palace’ Peek & Cloppenburgh. Among the casualties were landmarks like Sociëteit Zeemanshoop and Hajenius, ‘one of Europe’s most famous cigar houses’. In 1916 the Krasnapolsky gained a rival in the Industria Building, the premises of an

40


and Dam Square

association of industrialists whose members also frequented the nearby Groote Club. Although these buildings were similar to the Royal Palace in scale and design, the Palace, with its elegant façade and balcony, the only freestanding building, continued to dominate the square. Its cupola and wind vane, along with the sculpture of Atlas at the back, stood out for miles around. In 1914 the Monument to the Unity of the Dutch Nation was finally dismantled and put into storage. It had become an eyesore and an obstacle to the expanding public transport system. Some demanded that the ‘once shapely maid of Dam Square’ be given a place elsewhere in the city; others objected to her being sacrificed for the sake of transport and traffic. There were also appeals ‘on aesthetic grounds . . . to replace the old monument in Dam Square with a new one’.15 That happened only after the Second World War, but the idea that ‘our main square should have a piece-de-milieu’ attested to a new concept of the urban environment: the city as a work of art.16 Remembrance Day The 7th of May 1945. The ending of the German occupation of the Netherlands was a fact, even though many of the country’s towns and villages had not yet been liberated. Jubilant crowds gathered in Dam Square to celebrate. Among them were members of the Resistance, who drove the remaining German troops and their Dutch collaborators into the Palace. That incident may have been witnessed by a group of German marines who were drinking in the Groote Club on the corner of Kalverstraat and was presumably what incited them to open fire on the crowd. Some of the revellers tried to take cover behind lamp posts or the small barrel-organ playing in the square, others fled down the narrow alleys around it. Twenty were killed and 119 wounded. Allied forces arrived a day later and the Germans retreated, including those responsible for the bloodbath. The brutal attack remains etched in the memories of many Dutch people. Even so, the majority now associate Dam Square and the Second World War with the annual Remembrance Day ceremony held on 4 May. The solemnities take place around the war memorial, which was erected in several stages after the war. The memorial was dedicated in 1956 and declared a national monument in 2007. Designed by J.J.P. Oud (1890–1963) and John Rädecker (1885–1956), it consists of a concrete column twenty-two metres in height, decorated with sculptures representing peace, war, grief and fidelity. Draped figures above them stand for suffering, resistance and victory. Two lions in front of

41


The Palace

the column symbolise the Netherlands. A wall around it houses twelve urns containing soil collected from war cemeteries and execution sites in each of the Dutch provinces and the Dutch East Indies. The first Remembrance Day ceremony in Dam Square was held four days after the country’s liberation. It was organised by the civic authorities and a one-minute silence was observed. By 1947 remembrance had become a national institution, with the Palace, the Nieuwe Kerk and Dam Square featuring prominently in a ceremony that has remained unchanged to this day. The Royal party proceeds from the Palace to the Nieuwe Kerk to attend an oration. At ten minutes to eight senior military staff, prominent politicians and other dignitaries escort the Head of State and members of the Royal Family to the war memorial, where wreaths are laid. A two-minute silence follows, broken by the strains of a verse from the Dutch national anthem, Wilhelmus. A speech is then addressed to the gathering. Members of the government and representatives of various organisations lay wreaths, and a schoolchild recites a poem composed for the occasion. The ceremony ends with an opportunity for members of the public to place flowers at the foot of the monument. During the Second World War, the Palace harboured victims of persecution and on more than one occasion gave temporary refuge to young people and members of the Resistance. In 1939 caretaker Adriaan Perfors (1909–1987) and his family moved into an apartment in the Palace. More than once, Perfors managed to prevent the building from falling into the hands of the occupying forces. In effect, the Palace remained a neutral enclave throughout the Occupation. Protests and demonstrations The relatively uneventful 1950s were followed by the happenings, demonstrations and protests of the turbulent 1960s. ‘We’re tired of your laws and empty talk’, sang Boudewijn de Groot, non­cha­l­an­tly adopting one of Bob Dylan’s song titles, ‘for the times they are a-changin’. Though the new era was being heralded throughout the country, nowhere was the voice of protest louder than in Dam Square. The main targets of the country’s moral outrage were members of the elite and senior government officials who had remained in office after the Second World War, as if nothing had happened. The escalating war in Vietnam and the priority NATO was giving to nuclear armament fanned the flames of their anger. The anti-establishment Provo movement, kept under close

42


A demonstrator on the bridge in Damstraat facing a riot squad during the disturbances on 30 April, 1980.

The engagement (1965) and marriage (1966) of Princess Beatrix and Claus von Amsberg (1926–2002) offered the Provo move­ment a golden opportunity to air their grievances. Although the Provos rarely matched deed to word, the royal couple’s procession through the streets of Amsterdam to the Palace was disrupted by riots and the fumes of a smoke bomb.17 From then on, the National Monument in Dam Square was the place for sit-ins, sleep-ins and other forms of peaceful protest. In 1970 a group of marines took it upon themselves to sweep the Dam clean. Their action proved successful. The tourists, hippies and student ‘dissidents’ who used to gather in the square packed up their sleeping bags and decamped to Vondel Park. This was also the heyday of the squatters’ movement, when protesters occupied vacant or derelict buildings to draw attention to Amsterdam’s housing shortage. More militant demonstrations marred the solemnities and celebrations surrounding the investiture of Queen Beatrix on 30 April 1980, with squatters jeering and the Provos threatening to ‘flood Dam Square off the face of the earth’.18 The police responded by cordoning off the square. Though this was not enough to prevent serious disturbances in the Dam and other parts of the city, the investiture proceeded smoothly. There was some consternation when a surveillance helicopter observed rioters approaching the square

43

Pagina 44: Koningin Wilhelmina en Sir Winston Churchill op het balkon van het Koninklijk Paleis Amsterdam, 1948. Page 44: Queen Wilhelmina and Sir Winston Churchill on the balcony of the Royal Palace Amsterdam, 1948.

and Dam Square

surveillance by the authorities, proclaimed their own ‘Orange Free State’ – ‘freedom, good vibes’ – and launched their famous white bicycle project. Many of their demonstrations culminated in clashes with the police and occasionally unleashed excessive violence.


1948

Het Paleis

The Palace


1966

en de Dam

and Dam Square


The Palace

Dam Square renovated Economic recovery and the growth of the leisure industry in the second half of the 1980s had far-reaching repercussions. The first of what was to become an annual cultural information fair known as the Uitmarkt was held in 1977 in and around Dam Square. The Dam was also gaining popularity as a venue for concerts, rallies and other public events – some more festive than others. It was here that mayor Job Cohen addressed the shocked citizens of Amsterdam after the assassination of Theo van Gogh (2 November 2004). In the 1990s Damrak, Dam Square and Rokin were renovated and revitalised. Urban planner Simon Sprietsma was commissioned to ‘transform a fragmented, rundown part of town into the nicest square in the Netherlands’. To achieve the appearance of a single, uniform space Sprietsma paved the entire square with yellow-tinged grey cobblestones to complement the Palace’s Bentheimer sandstone façade. He chose ‘contemporary street lights’ in preference to the historic lamp posts lining the canals, on the grounds that Dam Square was ‘timeless’, and relied on detailing to add sophistication to the street furniture, ‘like an expensive diamond ring or a chandelier with glitters in the Palace, just stopping short of a vulgar disco ball.’ The most distinctive feature of the square is the slight elevation in the area in front of the Palace. ‘You’re lifted off the ground when you stand in the middle of it . . . you can see further, into Nieuwendijk and Damstraat. The curved lines also soften the angular symmetry of the building. It’s almost erotic. A bit like a dune in the city . . . like walking along the seashore.’ The Red Carpet project All the work done in and around Dam Square was soon in need of renewal. ‘Specially designed objects (bollards, lamp posts) with bicycles parked haphazardly against them clutter the streets and prevent pedestrians from moving about freely. In addition, the paving – after years of intensive use – is worn out in many places.’ This was anticipated when the last renovation project was completed in the late 1990s. ‘The Dam isn’t finished. This is only the beginning. It looks great, but the real challenge is, how do we keep it this way?’20

46

Pagina 45: Prinses Beatrix en Claus von Amsberg op het balkon van het Koninklijk Paleis tijdens hun huwelijk op 10 maart 1966. Page 45: Princess Beatrix and Claus von Amsberg on the balcony of the Royal Palace after their wedding on 10 March 1966.

and warned the police: ‘The first flags are on the town hall bridge, at the end of Damstraat. They’re assembling there, getting ready to advance into Damstraat . . . the riot squad in Rokin . . . must get moving or they’ll be too late.’19


and Dam Square

Today, the Dam is a vibrant square. This is where living statues entertain passers-by to earn their keep and where locals and visitors mingle. Concerts, other forms of entertainment and occasionally demonstrations are staged here. The Bijenkorf, the Industrieele Groote Club, Hotel Krasnapolsky, Gassan Diamonds and Peek & Cloppenburgh keep the spirit of trade and commerce alive. This is where Rokin and Kalverstraat begin and where Nieuwendijk and Damrak end. Warmoesstraat, Damstraat and Nes all lead to Dam Square. Madame Tussaud’s wax museum attracts huge crowds, as do the exhibitions at the Nieuwe Kerk, which bring in more visitors than either the church itself or the tombs of naval heroes Michiel de Ruyter and Jacob van Heemskerck. The Palace was restored, inside and out, between 2005 and 2011 and is still used for state visits and other royal functions. For much of the year it is open to the public and draws hundreds of thousands of visitors a year. In 2003 construction work began on a new north-south metro line. After years of underground tunnelling the job is now almost done. The next step will be the launch of a project known as the Red Carpet – not the first to go by this name. In essence the project involves the renovation of the Damrak and Rokin, which together form the main route through the heart of the city. ‘Many visitors gain their first impression of Amsterdam from the Damrak and Rokin and both are below standard. This applies equally to the public spaces and the buildings located there . . . Advertisements and sign boards draw attention away from the

King Willem-Alexander, Queen Máxima and their three daughters on the balcony of the Royal Palace after the King’s investiture on 30 April, 2013.

47


architecture and the overall environment, and make the street look chaotic.’ The Red Carpet will lead locals, commuters and visitors past the Palace and through Dam Square, to and from the centre. In the meantime traffic will be disrupted while the work is carried out. Congestion has often been a problem at this hub of traffic and trade flows, where every significant upturn in the economy has led to a new round of renovation and where demolition and reconstruction works have been part of the scene for as long as Amsterdam has existed. But Dam Square in 2013 is redolent with memories of events from almost the entire history of the square and the Palace. The cast-iron lamp posts by Tetar van Elven, replaced in 2011, hark back to the Monument to the Unity of the Dutch Nation, while the accession of King Willem-Alexander on 30 April 2013 recalls the investitures of Queens Beatrix, Juliana and Wilhelmina. The National Monument remains an enduring memorial to the fallen and the victims of war.

The Palace

Jaap Evert Abrahamse and Anton Kos

48


Notes 1

13 Wielenga Geschiedenis van Nederland, 206.

Van Rossem De stad gebouwd, 36 – 58.

14 Krabbe and Smit Luchtkasteel van baksteen, 184.

2 One such photograph appeared in De Prins der Geïllustreerde Bladen, 27 November 1915.

15 Amstelodamum, 1914, no. 5, 38. 16 Views expressed by Professor C.L. Dake Sr. (1857–1918) of the Rijksacademie van Beeldende Kunsten.

3 Kiliaen Etymologicum teutonicae linguae, X.

and Dam Square

4 Breen, Topographische geschiedenis van den Dam te Amsterdam, 99 – 196.

17 Duivenvoorden Kroningsoproer, 20.

5 Vlaardingerbroek Het paleis van de Republiek, 15 – 37.

18 Leeuwarder Courant 15 April 1980.

6 Abrahamse De grote uitleg van Amsterdam, 273 – 276.6 7 Breen Topographische geschiedenis van den Dam te Amsterdam, 149 – 151.

19 Duivenvoorden Kroningsoproer, 109, 106 – 110. 20

8 Vlaardingerbroek Het paleis van de Republiek, 15 – 37. 9 Breen Topographische geschiedenis van den Dam te Amsterdam, 159 – 160. 10

In 1624, once Amsterdam’s canal development project was completed, Paulus Moreelse started producing plans for the expansion of Utrecht. Throughout the seventeenth century his son Hendrick, among others, drew plans expanding the city and linking it to the Zuyder Zee: see, for example, Roding, Uitrecht op sijn schoonst en sterrikst.

11

Vlaardingerbroek 2011, 184 – 185. “Wat ons te doen staat, is het schitterende stadhuis kiezen”. (“The best thing would be to take the Hôtel de Ville, which is magnificent”)

12 Breen Topographische geschiedenis van den Dam te Amsterdam, 170-171.

49

Martin Lindelauf, then director of Hotel Krasnapolsky, quoted in Abrahamse and Van de Koppel Opgeruimd staat netjes.


Abrahamse, J.E. en Van de Koppel, M., Opgeruimd staat netjes, Rob Pistor et al. (red.), Vernieuwde Dam, Amsterdam 2001, 13 – 121. Abrahamse, J.E., De grote uitleg van Amsterdam. Stadsontwikkeling in de zeventiende eeuw (Bussum 2010). Bank, J. en M. van Buuren, 1900. Hoogtij van burgerlijke cultuur (Den Haag 2000). Breen, Joh. C., Topographische geschiedenis van den Dam te Amsterdam, Jaarboek Amstelodamum 7 (1909), 99 – 196.

Literatuur / Literature

Duivenvoorden, E., Het Kroningsoproer (30 april 1980). Reconstructie van een historisch keerpunt (Amsterdam 2005). Fasseur, C., Een dame van ijzer. Koningin Wilhelmina en de nationale gedachte (Amsterdam 2012). Fentrop, P., Amsterdam: Beursplein 5. De jaren negentig: een decennium van loze beloften, Doel, W. van den (red.), Plaatsen van herinnering. Nederland in de twintigste eeuw (Amsterdam 2010), 486 – 499. Gemeente Amsterdam, Stadsdeel Centrum, Dienst infrastructuur Verkeer en Vervoer, Herinrichting Openbare Ruimte boven de Noord / Zuidlijn in stadsdeel Centrum (Amsterdam 2011). Grooteman, P., Van grootse stadhuisplannen en eeuwige twijfel, Ons Amsterdam (september 2012), 360 – 365. Hageman, M., Het A’dam boek 1275 – 2003 (Bussum 2008). Kiliaen, C., Etymologicum teutonicae linguae (red. F. Claes s.j.) (Den Haag 1972).

Krabbe, C.P. en J. Smit, Een luchtkasteel van baksteen. Het ontwerp van Wilhelm Kreis voor de Bijenkorf op de Dam, De verbeelde wereld. Een liber amoricum voor Boudewijn Bakker (Bussum 2008), 183 – 192. Raat, G.F.W., Amsterdam: de Dam. De tranen der acacia’s en de bezettingsliteratuur, Doel, W. van den (red.), Plaatsen van herinnering. Nederland in de twintigste eeuw (Amsterdam 2010), 170 – 181. Roding, J., Uitrecht op sijn schoonst en sterrikst, Ko Jacobs en Ludger Smit, De ideale stad: ideaalplannen voor de stad Utrecht, Utrecht 1998, 7 – 26. Rooy, P. de & E. Los (red.), De canon van Amsterdam (Amsterdam 2008). Rossem, V. van, De stad gebouwd, Bakker, M., R. Kistemaker, H. van Nierop, W. Vroom en P. Witteman (red.), Amsterdam in de tweede Gouden Eeuw (Bussum / Amsterdam 2000), 36 – 58. Smits-Veldt, M.B., De viering van de Vrede van Munster in Amsterdam. De dichters Geeraardt Brandt en Jan Vos bevestigen hun maatschappelijke positie, De zeventiende eeuw 13 (1997), 193 – 198. Vlaardingerbroek, P, Het paleis van de Republiek. Geschiedenis van het stadhuis van Amsterdam (Zwolle 2011). Wagenaar, M., Amsterdam 1876–1914 (Amsterdam 1990). Wielinga, F., Geschiedenis van Nederland. Van de Opstand tot heden (Amsterdam 2012). Zanden, J. van, De industrialisatie in Amsterdam 1825–1914 (Bergen 1987).

Knegtmans, P.J., Amsterdam. Een geschiedenis (Amsterdam 2011).

50


51


De publicatie Het Paleis en de Dam – 400 jaar hart van de Amsterdamse grachten verschijnt in het kader van de viering van het 400-jarig bestaan van de grachtengordel in 2013. In het Koninklijk Paleis Amsterdam wordt hier aandacht aan besteed in de periode 27 juni tot en met 15 september 2013.

ISBN 978–90–72080–49–3

The Palace and Dam Square. Four centuries at the heart of Amsterdam’s canals accompanies the exhibition held at Royal Palace Amsterdam from 27 June to 15 September 2013 to mark the fourth centennial of Amsterdam’s ring of canals.

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveel­vou­digd, opgeslagen in een geauto­matiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De uitgever heeft ernaar gestreefd de rechten met betrekking tot de illustraties volgens de wettelijke bepalingen te regelen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Van werken van beeldende kunstenaars aangesloten bij een CISAC-organisatie is het auteurs­recht geregeld met Pictoright te Amsterdam.

Colofon / Colophon

Auteurs Authors Jaap Evert Abrahamse Anton Kos Redactie Editing Marianna van der Zwaag Renske Cohen Tervaert Leonie Hangoor Vertaling English translation Yvette Rosenberg Grafisch ontwerp Graphic design Vanessa van Dam

Uitgever Published by Stichting Koninklijk Paleis Amsterdam Royal Palace Amsterdam Foundation www.paleisamsterdam.nl www.paleisamsterdam.nl/en

All rights reserved. No part of this publication may be reproduced or transmitted into any information storage or retrieval system, or circulated in any form or by any means, electronically or mecha­nically, by photocopying, recording or any other means, without prior permission in writing from the publisher. The publisher has made due effort to observe all legal requirements governing the use of visual material. Parties whose rights may nevertheless inadvertently have been infringed are requested to contact the publisher.

Druk & Lithografie Printing & lithography robstolk®, Amsterdam

Fotoverantwoording Photographs Stadsarchief Amsterdam Amsterdam City Archives Binnenkant omslag Inside cover p. 7, 9, 10, 13, 15, 19, 21, 24 ANP p. 26, 45 Rijksmuseum Amsterdam p. 6 Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis International Institute of Social History p. 30 Nationaal Archief National Archive p. 31, 44 Martine Stig Omslag Cover

52




k o n i n k l i j k p a l e i s a m s t e r d a m

Š Stichting Koninklijk Paleis Amsterdam



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.