Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst 2008

Page 1

Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst 2008


2


3

Inhoud

4 5 9 20 22 24 26 28 30 32 34 36 46 51 54

Ten geleide Inzendformulieren winnaars 2008 Juryrapport 2008 Alex Jacobs, Glossy End (zelfportret als leider) Alex Jacobs, 41Moma10.jpg Sebastiaan Verhees, Heavy Light Sebastiaan Verhees, Night Vision Helen Verhoeven, Event Detail 4 Helen Verhoeven, Event Detail 3 Bas de Wit, Da Gepetto italiaanse specialiteiten Bas de Wit, ‌ the musical Winnaars 2008 De hand van de schilder, Merel van Tilburg Exposanten 2008 Winnaars 1947–2008


4

Ten geleide

Ieder jaar wordt door Hare Majesteit de Koningin de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst uitgereikt. Deze aanmoedigingsprijs, die in 1871 door Koning Willem III werd ingesteld als Koninklijke Subsidie is bedoeld om jong talent op het gebied van de schilderkunst te stimuleren. Koningin Emma, Koningin Wilhelmina, Koningin Juliana en Koningin Beatrix hebben deze traditie van de prijs tot op de dag van vandaag voortgezet. Nederlandse beeldende kunstenaars die de beeldende kunst beroepsmatig en zelfstandig beoefenen en op 1 januari 2008 de leeftijd van 35 jaar nog niet hadden bereikt, konden meedingen naar een Koninklijke Prijs. Kunstenaars die de prijs eerder ontvingen, mochten, indien zij op de genoemde datum jonger waren dan 30 jaar, opnieuw meedingen. Vier kunstenaars komen ieder jaar in aanmerking voor een Koninklijke Prijs, groot €6.000 per kunstenaar. Zij worden voorgedragen door een jury. Over het geldbedrag hoeft geen belasting of premie te worden afgedragen. In 2008 zonden, in reactie op advertenties in diverse media, 205 kunstenaars dia’s en documentatie in. Ruim 1400 dia’s passeerden de revue. Aan 89 kunstenaars werd gevraagd twee schilderijen in te zenden voor de tweede ronde. De Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst wordt jaarlijks uitgereikt in het Koninklijk Paleis in Amsterdam. Daar vindt ook de jaarlijkse tentoonstelling plaats die ter gelegenheid van de uitreiking wordt georganiseerd. Het werk van de winnaars wordt dan samen met een selectie uit de inzendingen getoond. Omdat het Koninklijk Paleis op dit moment niet beschikbaar is vanwege renovatiewerkzaamheden verleent het aan het Gemeentemuseum te Den Haag gelieerde GEM Museum voor

Actuele Kunst gastvrij onderdak. De prijsuitreiking en de tentoonstelling vinden plaats onder auspiciën van de Stichting Koninklijk Paleis te Amsterdam. Aan de tentoonstelling is ieder jaar een publieksprijs verbonden. In 2007 kreeg Lilian Kreuzberger de meeste stemmen.


5

Inzendformulieren Alex Jacobs


6

Inzendformulieren Helen Verhoeven


7

Inzendformulieren Sebastiaan Verhees


8

Inzendformulieren Bas de Wit


9

Juryrapport 2008

In dit juryrapport zullen grote woorden klinken, passend bij de schilderkunst van dit moment. Reden te meer om dit verhaal net wat zachter te beginnen: met een verzuchting. Het gaat om een citaat van één van de juryleden van de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst, die tijdens de beoordeling van de vele ingezonden schilderijen – onvermijdelijk een streng proces – de volgende gedachte uitsprak: ‘Leven in spijt is een goede zaak.’ En het belang van deze potentiële tegeltjeswijsheid schuilt nu eens niet in de ironie ervan, maar in het compliment. De verzuchting ‘leven in spijt is een goede zaak’ mag worden opgevat als een compliment aan de schilderkunst en aan de kunstenaars die dit jaar hebben meegedongen naar de Koninklijke Prijs. Een groep van ruim tweehonderd kunstenaars heeft werk ingestuurd waarvan de jury de kwaliteit erkent. En deze groep was in haar totaliteit ook weer zo gedifferentieerd, dat het lastig vergelijken was. Zo bleek de selectie soms een pijnlijk proces te zijn dat, inderdaad, met gevoelens van spijt gepaard kon gaan. Maar beter zo, dan andersom. Er wordt veel goed werk gemaakt en, zo zag de jury al gauw, er wordt veel gróót werk gemaakt. Wij waren meer dan eens verbluft door de monumentale schaal van de schilderijen die voorbij kwamen en daarnaast door de theatrale, om niet te zeggen uitgesproken barokke voorstellingen op deze doeken. Letterlijk en figuurlijk gaat het hier om schilderijen van formaat. Meer dan spektakelstukken, zijn het bovendien eigentijdse historiestukken. De schilderkunst die ons in 2008 het meest heeft getroffen is niet zomaar kleurrijk en vol figuratie. Het is een opvallend verhalende vorm van kunst, waarin de alledaagse werkelijkheid met grote gebaren wordt beconcurreerd, én becommentarieerd. Het eerste decennium van de nieuwe eeuw roept op het schildersdoek niet minder verwarring op dan in

het echt. Waar sprake is van chaos en rumoer in de wereld rondom, daar is sprake van chaos en rumoer in de schilderkunst: een emotionele en intellectuele turbulentie. Luister wat de deelnemers er zelf over zeggen. ‘Ik wijs op maatschappelijke wantoestanden, discriminatie, machtsmisbruik, censuur, onderdrukking, stereotypen, de willekeur van onze identiteiten.’ Zo begint de opsomming van thema’s in het werk van één van hen. En een ander verwijst direct naar de omgeving van zijn atelier in Berlijn, waar een winkelcentrum staat dat overdag een magneet is voor consumenten, maar ’s nachts een toevluchtsoord voor daklozen.‘Vrijheid voert het volk aan!’ roept een derde, die in navolging van de negentiende eeuwse schilder Delacroix de revolutie wil verbeelden. Tegelijkertijd vraagt hij zich bedremmeld af: ‘Is de vrijheid van de kunstenaar in de eenentwintigste eeuw slechts zo groot als zijn markt?’ Want deze kunstenaars zijn zelf de eersten die de weidsheid van hun pretenties weten te relativeren. Eén schilder rept van een ‘grandioos fiasco’. Zijn schilderijen noemt hij ‘monumenten van het grandioze fiasco van je allereigenste enthousiasme.’ De kunstenaar is zich dus wel bewust van zijn eigen onmacht om de wereld te veranderen, maar neemt het toch op zich die onmacht te weerstreven. En daarin staat hij niet alleen. Integendeel, hij verwoordt een inzet die karakteristiek is voor de actuele schilderkunst, die het verbond met de maatschappelijke realiteit pal op de voorgrond plaatst. Interessant is daarbij, dat de schilders ook het besef thematiseren dat zij in een traditioneel medium werken, dat territorium heeft moeten prijsgeven aan dominante media zoals film, fotografie en digitale beeldtechnieken. Deze media, die in het leven van alledag een vanzelfsprekende rol vervullen, lijken in het verlengde daarvan vaak ook het meest geschikt voor kritische bespiegelingen op die werkelijkheid. Ze kunnen gemakkelijk op een journalistieke manier worden ingezet. Maar de unieke positie van de schilderkunst bestaat eruit dat zij het beste van beide werelden vertegenwoordigt.


10

Juryrapport 2008

Zij paart kritische reflectie aan esthetisch zelfbewustzijn. Zij gebruikt fictie om betekenis te geven aan de feiten. Anders dan krantenpagina’s of protestborden die een praktisch nut of politiek bereik nastreven, geven schilderijen zicht op een parallelle werkelijkheid, waarin de ervaring van de realiteit met virtuoze en theatrale omvormingen wordt geïntensiveerd. De schilderkunst is op deze manier, juist dank zij die evidente combinatie van fictie en feitelijkheid, minder bedrieglijk dan de massamedia. Eén van de schilders zegt daar het volgende over: ‘Het schilderij doet een uitspraak over theatraliteit en daarbij: over onze gewenning aan in scène gezette nieuwsfotografie.’ Zo zie je maar: het mag dan zo zijn dat de schilderkunst territorium heeft moeten inleveren aan de nieuwe media, zij deinst er niet voor terug deze media op haar beurt te beconcurreren. Film, fotografie en digitale beeldtechnieken zijn evenzogoed manipulatief gebleken en lijden uiteindelijk niet minder onder de paradox van het grandioze fiasco dan de schilderkunst. De schilderkunst anno 2008 geeft blijk van een open oog voor de buitenwereld, maar veinst geen documentair gelijk. De hartstocht, de ernst, de humor en het relativeringvermogen waarmee zij die betekenisvolle paradox van dat ‘grandioze fiasco’ op het schildersdoek sublimeert, heeft de jury eens te meer overtuigd van haar actuele belang. De jurering mondde ten slotte uit in de keuze van het werk van 28 exposanten en het unanieme besluit van de jury om uit die groep vier kunstenaars voor te dragen aan Hare Majesteit als kandidaten voor de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst 2008. De vier geselecteerde kunstenaars zijn in alfabetische volgorde: Alex Jacobs Sebastiaan Verhees Helen Verhoeven Bas de Wit

Het werk van deze kunstenaars krijgt bijzondere aandacht op de tentoonstelling waarvoor het aan het Gemeentemuseum gelieerde GEM Museum voor Actuele Kunst in Den Haag gastvrij ruimte ter beschikking heeft gesteld. Daarnaast is het werk gedocumenteerd in de catalogus, die dit jaar dankzij vormgeefster Veronica Ditting en fotograaf Johannes Schwartz op een speelse manier het competitieve karakter van de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst samenvat: vanaf de eerste oproepen in de media en een affiche dat werd vormgegeven door kunstenaar Gé-Karel van der Sterren tot en met de uitkomst van het juryberaad. En dankzij kunsthistorica en critica Merel van Tilburg wordt de werkelijkheidswaarde van de schilderkunstige illusie nader onderzocht in een essay dat de beelden aanvult en dat, zo hoopt de jury, tot nadere reflectie uitdaagt over het actuele belang van de schilderkunst. De jury bestond in 2008 uit: Stijn Huijts, Carla Klein, Ronald Ophuis, Marien Schouten, Gé-Karel van der Sterren, Wilma Sütö (voorzitter) en Barbara Visser. Namens de jury, Wilma Sütö


11


12


13


14


15


16


17


18


19


20

Winnaars 2008

Alex Jacobs Glossy End (zelfportret als leider) Olieverf en lakverf op doek 300 x 200 cm 2008



22

Winnaars 2008

Alex Jacobs 41Moma10.jpg Lakverf en potlood op doek 200 x 300 cm 2008


23


24

Winnaars 2008

Sebastiaan Verhees Heavy Light Olieverf op doek 200 x 280 cm 2008


25


26

Winnaars 2008

Sebastiaan Verhees Night Vision Olieverf op doek 200 x 280 cm 2008


27


28

Winnaars 2008

Helen Verhoeven Event Detail 4 Olieverf op doek 183 x 152 cm 2008


29


30

Winnaars 2008

Helen Verhoeven Event Detail 3 Olieverf op doek 183 x 152 cm 2008


31


32

Winnaars 2008

Bas de Wit Da Gepetto italiaanse specialiteiten Acrylverf op doek 190 x 150 cm 2006


33


34

Winnaars 2008

Bas de Wit ‌ the musical Acrylverf op doek 190 x 150 cm 2007


35


36

Winnaars 2008

Alex Jacobs

Sebastiaan Verhees

Niet alleen de afmetingen van de schilderijen van Alex Jacobs getuigen van een expansieve energie; de jury is ook overrompeld door de bravoure waarmee Jacobs op het doek de schilderkunst laat zegevieren, in een herinnering en eerbetoon aan het fameuze schilderij ‘De vrijheid voert het volk aan’ uit 1830 van Eugène Delacroix. De vrijheid wordt bij Jacobs echter niet belichaamd door een revolutionaire menigte, maar door een eenling die zich heldhaftig verheft op een vuilnisbak. Klinkt dit triomfalisme met als titel Glossy End (zelfportret als leider) misschien overmoedig, het beeld is ook werkelijk uiterst virtuoos. Jacobs stelt vragen over de sociale rol van de beeldende kunst in de eenentwintigste eeuw. ‘Is de vrijheid van de kunstenaar zo groot als zijn markt?’ of: ‘Is hedendaagsheid waardevoller dan historie?’ Zijn theatrale pose getuigt niet alleen van lef, maar ook van zelfspot. De kruising van het banale en het verhevene in zijn werk mag er zijn, zowel vanwege de inhoud, als vanwege het schildersplezier dat ervan af spat: dynamisch en aanstekelijk.

Sebastiaan Verhees staat met één been in zijn atelier en met het andere op straat.Hij schildert de rauwe kanten van het rijke Europa, zoals de barakken die fungeren als opvangcentra voor asielzoekers, geen glossy architectuur van de eenentwintigste eeuw, maar rudimentaire onderkomens buiten de bebouwde kom. Verhees haalt ze dichterbij, op groot formaat en in close-up, zodat we er niet omheen kunnen. Sinds een jaar woont hij in Berlijn, in Neukölln, een arme wijk, waar hij de contrasten schildert direct buiten zijn atelier. Het winkelcentrum dat overdag een magneet is voor koopjesjagers en ’s nachts een toevluchtsoord voor daklozen verrijst op zijn monumentale doeken als een beklemmend décor: een ondiepe ruimte afgebakend door stalen rolluiken. Het schilderkunstig perspectief wordt keihard opgeklapt. Een duister palet met kunstmatige gloed, als van fotonegatieven, versterkt de sfeer van onheil. Verhees beconcurreert de persfotografie en niet alleen door dit geraffineerde lichtdonker effect. Zijn actuele historiestukken verrijzen als een muur voor het publiek, theatraal en onontkoombaar.

Alex Jacobs (1973) Middellandplein 35 A 3021 BW Rotterdam alex@alexjacobs.nl

Sebastiaan Verhees (1982) Freiligrathstrasse 5 10967 Berlijn verhees1982@hotmail.com

Glossy End (zelfportret als leider) Olieverf en lakverf op doek 300 x 200 cm 2008

41Moma10.jpg Lakverf en potlood op doek 200 x 300 cm 2008

Heavy Light Olieverf op doek 200 x 280 cm 2008

Night Vision Olieverf op doek 200 x 280 cm 2008


37

Winnaars 2008

Helen Verhoeven

Bas de Wit

In de schilderijen van Helen Verhoeven is de wereld een schouwtoneel. We krijgen zicht op een podium vol opgedofte karakters, maar doordat de gordijnen slechts af en toe open gaan, dringt zich ook de vraag op wat er áchter gebeurt. Het publiek ziet momentopnamen. Diverse schilderijen onthullen dezelfde scène, met kleine verdraaiingen en verschuivingen in perspectief. Ook de karakters in deze groepsportretten belichamen die twist. Zij poseren met veel gevoel voor stijl, alsof ze zich spiegelen aan de staatsieportretten achter hun rug, boven de schoorsteenmantel. Maar je hoeft maar met je ogen te knipperen of je ziet in het licht van een kroonluchter ook de onderbuik van deze salon, vol figuranten die zich aan elkaar verlustigen en lak hebben aan de etiquette van de (schilder)kunst. Op deze doeken die, bedrieglijk eenvoudig, uit de losse pols zijn geschilderd, gebeurt telkens meer dan je denkt. Verhoeven speelt een spel van vorm en tegenvorm. Zij lokt haar publiek op subtiele wijze achter het gordijn en suggereert een wereld van spanningen tussen de coulissen.

De figuren in de schilderijen van Bas de Wit zijn ontsnapt aan de kinderwereld. Mickey Mouse, Pinocchio, de pluizige karakters uit Sesamstraat en andere sprookjes- en stripfiguren betreden met een duw in de rug de grotemensenwereld. Daar spelen zij hun rol in de comédie humaine, geregisseerd door De Wit. In het werk getiteld The Musical treden twee hoofdrolspelers voor het voetlicht, die zijn verwikkeld in een even luchtige als verraderlijke balanceeract: een venijnige strijd om de eer en de macht, tussen held en anti-held, zwart en blank. Het werk van De Wit heeft een politieke ondertoon. Hij omspeelt stereotiepen en brengt ze onder in een artistiek variété, om ze te bevrijden van hun geijkte identiteit. Vaak verschijnen ze als uit het niets op het schildersdoek, in een lege omgeving. Het kale doek doet mee in de voorstelling, als het gordijn voor een podium, het benadrukt de artificiële aard van de schilderkunst, volgens De Wit: het grandioze fiasco. De jury slaat die paradox hoog aan: de bijzondere botsing van feit en fictie, waarmee De Wit de werkelijkheid becommentarieert.

Helen Verhoeven (1974) Frederikstraat 140 2514 LK Den Haag helen@helenverhoeven.com

Bas de Wit (1977) Tongerseweg 356 6215 AD Maastricht basdewit@basdewit.com

Event Detail 4 Olieverf op doek 183 x 152 cm 2008

Da Gepetto italiaanse specialiteiten Acrylverf op doek 190 x 150 cm 2006

Event Detail 3 Olieverf op doek 183 x 152 cm 2008

… the musical Acrylverf op doek 190 x 150 cm 2007


38


39


40


41


42


43


44


45


46

Merel van Tilburg

De hand van de schilder

Twee jaar geleden nam Rudi Fuchs een groep middelbare scholieren mee naar het Rijksmuseum om hen uit te leggen waarom Rembrandts Joodse bruidje een meesterwerk is. “De allochtoonse les van Rudi Fuchs” liep met een sisser af: Fuchs wist de jongeren niet te overtuigen, en dat was dat. De media bogen zich nog kort over de schoolklas – die zich meer aangesproken had gevoeld in het Anne Frank Huis –, over de verslagen Fuchs, en vooral over de vraag of musea nu wel of niet scholieren met uiteenlopende achtergrond tegemoet moeten komen. Maar het moment waarop Fuchs de enige werkelijk geïnteresseerde leerlinge verloor, werd enkel opgemerkt door Gary Schwartz.1 Wat het meisje opviel, waren de gouden sieraden op het schilderij. Fuchs haalde haar naar voren, liet haar het schilderij van heel dichtbij bekijken en zei: “Je ziet geen goud. Je ziet verf, alleen verf.” 2 Laten we deze uitspraak eens onder de loep nemen. Volgens Gary Schwartz zou Fuchs’ visie op het schilderij voor Rembrandt net zo onbegrijpelijk zijn geweest als voor de scholieren. Voor Rembrandt, net als voor andere schilders in zijn tijd, zou volgens Schwartz het onderwerp centraal hebben gestaan in de schilderkunst: het creëren van overtuigende illusies. De schilderkunstige materialen zelf en ook de techniek zouden daaraan ondergeschikt zijn. In de kunstgeschiedenis is de studie van artistieke materialen lange tijd een ondergeschoven kindje geweest.3 In de studie van de kunst stond en staat de vorm voorop. Maar juist Rembrandt maakt het ons moeilijk de stofuitdrukking op zijn schilderijen niet te bewonderen. Zijn schilderijen schreeuwen om aandacht voor hun materiële werkelijkheid. Niet alleen de sieraden op Het Joodse bruidje vallen op, maar ook de levendige huid van de figuren, het doorzichtige tule dat het décolleté van

de vrouw omspant, en vooral het goudbrokaten kledingstuk van de man op het schilderij. Door lichtval maar vooral door de sculpturale verfaanbreng lijkt de mouw van het kledingstuk in echt goud te veranderen. Echt goud? Daaruit volgt dat het evenzeer problematisch is om de narratieve, illusionistische wereld in Rembrandts schilderijen overboord te gooien. De voorlopige conclusie is daarom dat Het Joodse bruidje zowel verhaal is als object; benaderbaar als representatie én als materieel artefact. Illusie en werkelijkheid Maar daarmee is het laatste woord nog niet gezegd. Een niet onbelangrijk punt is dat het meningsverschil zich ontspon rond de stoffen verf en goud. Goud is niet alleen een zeer kostbare materie, het is ook dat wat alchemisten trachtten te fabriceren uit eenvoudige grondstoffen. Goud is daarmee het symbool voor het allerhoogst haalbare in de stoffelijke werkelijkheid én voor het allerhoogst haalbare in de wereld van de schilderkunstige illusie. Alchemie of ‘tovenarij’ is immers de meest gehoorde vergelijking met het schilderproces: uit gewone materie wordt iets kostbaars gecreëerd. In de renaissance werd voor het eerst bewust getracht de schilderkunst te definiëren als illusionistische verbeelding van de menselijke leefruimte. De schilderkunst ging de competitie aan met de andere kunsten (paragone), in de eerste plaats met de poëzie en de literatuur. De uitvinding van het illusionistisch perspectief maakte de wedijver met de literatuur mogelijk: in de illusionistische driedimensionale ruimte van het schilderij kunnen net zo goed verhaallijnen worden ontrold als in de literatuur. Om de schilderkunst te kunnen verheffen tot de hoogste kunstvorm, moest de literatuur echter ook worden verslagen op haar eigen terrein, dat van de geest en de verbeelding. In het schilderij werd de nadruk dus gelegd op de illusie, en niet op de


47

De hand van de schilder

‘eenvoudige’, handmatige totstandkoming ervan. Sprezzatura is misschien wel het belangrijkste kenmerk van de renaissance-schilder: de levenshouding, geciteerd in Het Boek van de Hoveling van Baldassare Castiglione (1528), die eruit bestond zelfs de moeilijkste handelingen altijd met de schijn van groot gemak en vanzelfsprekendheid uit te voeren. Werk, inspanning, zweet, twijfel en frustratie, en in het geval van de schilder ook het werken met verf, bleven voor de buitenwereld verborgen. De kunst van de schilder bestond er dan uit om net te doen alsof er geen schilder aan te pas was gekomen; alsof het schilderij werkelijk een venster op de wereld was. Trompe-l’oeil, gezichtsbedrog. Deze vorm van bedrog werd in de negentiende eeuw in de academische schilderkunst tot de uiterste grens gedreven. Schilderkunstige uitvindingen uit die tijd zijn het fini, het gelikte beeldoppervlak, en het gebruik van een blaireau, een soort scheer- of poederkwast waarmee elk spoor van handwerk van het oppervlak van het schilderij werd afgestoft. 4 De huid van de naakten op de academische schilderijen werd vergeleken met de gepoederde huid van flegmatische vrouwen uit de hoogste klassen. In plaats van het toppunt van schilderkunstig realisme, vonden tegenstanders dit doorgeschoten illusionisme levenloos en oppervlakkig. De academische schilderijen waren onder hun quasi-perfecte oppervlak even hol als de gladde ballonnen die op de kermis werden verkocht (aldus Joris-Karl Huysmans). Naast het ‘vloeibare’ realisme van de academische schilderkunst, waarin het banale leven op afstand werd gehouden, ontstond – volgens het verhaal van de kunstgeschiedenis – onder de handen van Gustave Courbet een nieuw, ‘fenomenologisch’ realisme.5 Het schilderij vraagt aandacht voor zichzelf als materieel artefact, en toont bovendien duidelijk de sporen van handwerk in een ongepolijst verfoppervlak. Het realistische schilderij maakt als kunstwerk deel uit van de waarneembare wereld, in plaats van er enkel een representatie van te bieden. Het fenomenologisch realisme

werd doorgezet in het impressionisme: in een onderzoek naar de waarneming zelf, werd niet langer de optische illusie gezocht, maar de optische ‘realiteit’. De benadering van de schilderkunst via het oog (Monet: in de woorden van Cézanne “niet meer dan een oog – maar wat een oog!”), werd zoals bekend door Marcel Duchamp afgedaan als “retinaal”, zich beperkend tot het netvlies. Schilders op zoek naar het ideaal en het spirituele in de kunst – van Gauguin tot Kandinsky en verder – verwierpen het idee dat de waarheid zich zou bevinden in de zichtbare werkelijkheid. Het schilderij, de hand, het materiaal, het gereedschap en het toeval Illusionisme, realisme, idealisme; het zijn theorieën over waarheid en werkelijkheid, en over de relatie van het beeld tot de waarheid of de werkelijkheid. Maar er is ook nog zoiets als de werkelijkheid van het schilderij. Dit is een werkelijkheid die anders in elkaar zit dan de wereld buiten de kunst. Het is dat waar men op doelt wanneer men zegt dat een schilderij ‘denkt’. Het schilderij produceert kennis over de menselijke belevingswereld, al kan deze kennis niet nauwkeurig in woorden worden uitgedrukt. Het schilderij bevat immers geen talige informatie, maar produceert wat Gilles Deleuze “schilderkunstige feiten” noemt.6 De werkelijkheid van het schilderij beperkt zich naar mijn mening niet tot wat in een modernistische definitie de essentie is van het medium schilderkunst: verf op een plat vlak, aangebracht met als doel verf op een plat vlak aan te brengen.7 Deze definitie gaat er om te beginnen aan voorbij dat schilderijen niet zomaar uit zichzelf ontstaan. Er is altijd sprake van een vorm van ingrijpen in of ordening van het artistieke materiaal, of dat nu verf is of iets anders. En dat ingrijpen of ordenen – een serie conceptuele en/of visuele keuzes – verloopt via de hand. In een conceptuele benadering van de kunst of in de nieuwe media lijkt de hand


48

De hand van de schilder

geen rol van betekenis meer te spelen. Studies naar het onderwerp zijn de laatste jaren nauwelijks of niet verricht. Evenzogoed blijven schilderijen nog altijd, minstens ten dele, het werk van de hand. In de enige kunsthistorische tekst die specifiek is gewijd aan de hand van de kunstenaar, Eloge de la main (1943), stelt Henri Focillon dat het creëren van de “magische en nutteloze” wereld van de kunst is voorbehouden aan wezens met handen. Deze stelling is in feite een voorstel tot herziening van het primaat van de geest in de kunst. De hand was immers lang niet gezien als de bron van de creatie, maar als het instrument ervan. Duchamp sprak van de “poot” van de schilder, om hem als een domme kopiist van het zichtbare te reduceren tot het geestelijke niveau van het dier. Ditzelfde idee vindt men in terug in de Franse uitdrukking bête comme un peintre (bête betekent zowel ‘dom’ als ‘dier’).8 Focillon daarentegen beschouwt de hand in de eerste plaats als een middel waarmee kennis wordt verworven en uitgedrukt. De taal van het zien is samengesteld uit de taal van de tast; oog en hand staan niet los van elkaar. Door ervaring leert de hand van de kunstenaar uiteindelijk te ‘denken’. Zonder tast zou de wereld niet meer zijn dan een foto: een plat lichtbeeld, een hersenschim. Uitgaand van de wijsheid van de hand, stelt Focillon dat de verftoets – het spoor van de hand – het centrale element is van de

schilderkunst. Gereedschap is een verlengstuk van de hand. Toeval, meestal veroorzaakt door onvoorziene eigenschappen of reacties van het materiaal, weet de hand van de schilder op de juiste manier te benutten. Zelfs het meest geünificeerde of mechanisch uitgevoerde schilderij zou nog getuigen van “het beslissende contactmoment tussen mens en object, het bezit nemen van een wereld die wij geboren zien worden onder onze ogen”.9

Van links naar rechts: Rembrandt Harmenszn. Van Rijn, portret van een paar als Oud-Testamentische figuren, genaamd ‘Het Joodse bruidje’, 1667, olieverf op doek, 121,5 x 166,5 cm. © Rijksmuseum Amsterdam Marcel Broodthaers, Pense Bête, 1964, diverse materialen, 30 x 84 x 43 cm, S.M.A.K. Stedelijk Museum voor Actuele Kunst, Gent. © Marcel Broodthaers, Pense Bête, c/o Pictoright Amsterdam 2008 John M. Armleder, Testudo Graeca Terrestris, 2006,

gemengde techniek, 240 x 170 cm, courtesy Art & Public, Geneva. Fotograaf: Ilmari Kalkkinen Handtekening Jonathan Meese, © Jonathan Meese Jonathan Meese, Der antinostalgische Knüppel ausm Sack (Die DIKTATUR der Kunst tickt), 2008, gemengde techniek en olieverf op doek, 210 x 140.5 x 4.5 cm, courtesy Contemporary Fine Arts, Berlin. Fotograaf: Jochen Littkemann Ary Scheffer, De hemelse en aardse liefde, 1850, olieverf op doek, 175 x 104 cm, © Dordrechts Museum, Dordrecht.

De hand en de ruimte van het schilderij: hand of geen hand De woordkeus van Focillon doet al aanvoelen waar het probleem zit dat veel hedendaagse kunstenaars hebben met de schilderkunst. Er bestaat een sterke band tussen de directe sporen van de hand in het schilderij en het traditionele kunstenaarsbegrip van de kunstenaar als genie, een schepper met een godgelijke status. De verftoets getuigt immers van het auteurschap van een kunstenaar. Zich ontdoen van de conventionele band tussen kunstenaar en kunstwerk betekent daarom voor velen: zich ontdoen van de sporen van de hand in het kunstwerk. In de schilderkunst is dat moeilijk te bereiken. En zelfs al lukt het om de sporen uit te wissen, dan nog speelt de hand een rol in het ontstaansproces van het schilderij. De hand oefent niet alleen invloed


49

De hand van de schilder

uit op het schilderij als materieel artefact, maar ook, als tast- en kennisorgaan, op de constructie van de ruimte in het schilderij. De analyse van de verhouding van de hand tot de schilderkunstige ruimte wordt opgepakt door Deleuze, die vier mogelijke relaties tussen oog, hand en schilderij onderscheidt.10 In een tactiele schilderkunst is de hand ondergeschikt aan het oog. Het illusionistische schilderij biedt volgens Deleuze niet een optische, maar een optisch-tactiele illusie van ruimte. Wij kennen immers de ruimte om ons heen niet alleen via het zicht, maar ook via de tastzin. Een omgekeerde relatie zien we in de manuele schilderkunst. Hierin legt het schilderij aan het zicht een ruimte op zonder vorm, een beweging zonder rust. Een derde vorm, waarin oog en hand gelijkwaardig zijn, noemt Deleuze haptisch. Het oog ontdekt een nieuwe, haptische functie, die uniek en eigen is aan de schilderkunst. In het schilderij ontstaat een ruimte die niets te maken heeft met de ‘realiteit’, maar die bestaat voorzover het met het oog kan worden ‘afgetast’. En dan is er tot slot nog de digitale waarde, waarin de hand is beperkt tot één vinger. Digitaal verwijst hier naar het Latijnse woord voor vinger (digitus). De vinger heeft als enige rol visuele eenheden te selecteren door ze aan te wijzen. Digitaal verwijst bij Deleuze in tweede instantie ook naar het computermodel: de digitale schilderkunst creëert een virtuele optische ruimte, waarin vormen slechts worden benaderd door middel van een optische code. De schilderijen van John Armleder zijn een goed voorbeeld van deze laatste categorie. Volgens Armleder is de schilder een producer. Niet een maker van beelden, maar eerder zoiets als een mogelijk-maker. Beelden circuleren vrij in wat Armleder the great whatever noemt.11 Door beeldelementen bij elkaar te brengen kunnen objecten, vormen en materialen nieuwe betekenisconstellaties aangaan, waarin de betekenisgeschiedenis van de gekozen elementen meespeelt. Wanneer Armleder chemische materialen op een doek gooit en er in een chemische reactie een schilderij ontstaat dat verdacht veel lijkt op action

painting, wordt de beschouwer gefopt en niet gefopt. De verwijzing naar de manuele en lichamelijke schilderpraktijk van de action painters plaatst het werk in de traditie van de schilderkunst. Maar vorm en materiaal van deze schilderijen verwijzen bijvoorbeeld ook naar de eerder genoemde vergelijking tussen kunst en alchemie. Op ‘magische’ wijze, zonder tussenkomst van de hand van de kunstenaar, ontstaat op Armleders doeken uit chemisch materiaal een kunstwerk – niet toevallig goudkleurig. De schilder omdopen tot producer biedt de kunstenaar echter geen garantie dat hij of zij het sterrendom kan ontlopen. Wie zich geen ‘echt’ schilderij kan veroorloven, vraagt de kunstenaar gewoon om een handtekening. De hand van de kunstenaar komt in deze vorm ook in conceptuele kunst via de achterdeur weer naar binnen: de kunstenaar voegt met de handtekening een ‘onvervalsbaar persoonlijk’ teken toe, om een concept te waarmerken als een uniek kunstwerk (Tino Sehgal probeert zelfs dit laatste spoor uit te wissen, door de verkoop van zijn performances te bezegelen met een mondelinge overeenkomst). De performancekunstenaar en schilder Jonathan Meese schijnt regelmatig door ‘fans’ te worden gevraagd om een handtekening. Verwijzend naar de sterstatus van de hedendaagse kunstenaar introduceerde hij in de titel van zijn solotentoonstelling in de Appel in Amsterdam in 2007 een alter ego, met een naam als een rockster: Jonathan Rockford (Don’t call me back, please). In een geweldige video, te zien op de website van de Appel, legt Meese uit dat hij zijn schilderijen, veelal gemaakt tijdens performances, niet ziet als verlengstukken van zijn persoonlijkheid: People tell me: “Hey, Jonathan, you made this painting. Beautiful.” And I always go: “ What? I did this? Wow! Great! OK, I did it.” (wijst op een foto van zichzelf, die in een schilderij is verwerkt) “Ah, OK, and this photo, that’s you?” And I say: “Oh yeah, it’s me, wow, why not.”


50

De hand van de schilder

“What does it mean?” Is it now personal, because there’s a photo of me? What does it mean? Because this is not me; it’s a photo.12 Kunst is voor Meese een vrijplaats, waar je kunt doen alsof. De vraag of kunst echt is of illusie, wordt opengebroken met het voorstel kunst te zien als spel.13 Kunst is niet echt, het is theater, aldus Meese. Als kunst ‘maar’ spel is, is de rol van de kunstenaar ook minder gewichtig. Toch is kunst voor Meese ‘echt’ genoeg om trauma’s uit de wereldgeschiedenis te verwerken, in performances waarin hij zijn hele lichaam inzet. Niet als regisseur, niet als sterspeler, maar als “a substance to create the play”. Zijn handen gebruikt hij daarbij volop. In de video over Meese was een gastrol gereserveerd voor Rudi Fuchs. Zal ik verklappen wat Fuchs zag in de schilderijen van Jonathan Meese? Helemaal niets! Dat was volgens hem ook niet de bedoeling: het ging over voelen en vooral over zien. Het feit dat Meese zijn kunst kon maken, dát was de vrijheid van de kunst. Zien we dus, van Rembrandt tot Meese, alleen verf? Het lijkt mij toch niet. De verschillende fasen in de geschiedenis van de kunst hebben voor ons verschillende benaderingen van het schilderij ontsloten. Laten we niets uitsluiten, maar dit great whatever in de kunstbeschouwing ten volle benutten. Ik stel voor om behalve het dat en het wat, ook het hoe en het waarom van het schilderij in beschouwing te nemen.

Noten 1 Gary Schwartz, Schwartzlist column 243, “Rembrandt’s ear”, www.garyschwartzarthistorian.nl. 2 Yaël Vinckx, “Dit schilderij is van jullie. De allochtoonse les van Rudi Fuchs”, NRC Handelsblad, cultureel supplement, 23 december 2005. 3 Een welkome herziening is te vinden in Monika Wagner, Das Material in der Kunst. Eine andere Geschichte der Moderne (München: 2001). 4 Matthias Krüger, “Das Fleisch der Malerei. Physiologische Kunstkritik im 19. Jahrhundert”, in: Daniela Bohde, Mechtild Fend, red., Weder Haut noch Fleisch. Das Inkarnat in der Kunstgeschichte (Berlijn: 2007), pp. 167–168. 5 De twee soorten realisme worden beschreven in Charles Rosen

en Henri Zerner, Romanticism and Realism. The Mythology of Nineteenth Century Art (Londen: 1984). 6 Gilles Deleuze, Francis Bacon. The Logic of Sensation, New York en Londen, Continuum, 2007, p. 112. 7 Ter vergelijking leze men Jacques Rancière’s essay “Painting in the Text”, in: (idem), The Future of the Image (Londen: 2007), pp. 69–89. 8 Als ik mij niet vergis, werd in reactie hierop de term schildersbeest door schilders als Karel Appel in Nederland bewust gebruikt als geuzennaam. 9 Henri Focillon, Vie des Formes, suivi de Eloge de la Main (Parijs: 1970), p. 112. 10 Gilles Deleuze, op. cit., “The Eye and the Hand”, pp. 108–113. 11 John Armleder in gesprek met Stéphanie Moisdon, in: Lionel Bovier, red., John Armleder (Parijs: 2005), p. 176. 12 Jonathan Meese in de Appel, een video gemaakt door Danila Cahen, http://www.deappel.nl/exhibitions/e/552/. 13 Vergelijk Kendall L. Walton, Mimesis as Make-Believe. On the Foundations of the Representational Arts (Cambridge en Londen: 1990).

De Stichting Koninklijk Paleis te Amsterdam nodigt jaarlijks, op voordracht van de jury, één of meer Nederlandse critici uit een beschouwing te geven over de actuele schilderkunst in Nederland of bepaalde aspecten daarvan. Dit jaar werd hiervoor uitgenodigd Merel van Tilburg, promovenda en universitair docent-assistent op het gebied van de kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Genève, Zwitserland.


51

Exposanten 2008

Heddy-John Appeldoorn (1975) Zaagmolenstraat 28 hs 1052 HE Amsterdam heddy-john@hotmail.com

Jowan van Barneveld (1978) Burg. Schrijenstraat 46-I 6137 RT Sittard jowan733@yahoo.com

Stage 181107 Acrylverf op doek 105 x 140 cm 2007

Kate Bicât (1978) Nieuwe Achtergracht 63 hs 1018 WL Amsterdam katebicat@yahoo.co.uk

Draw 1 & Draw 2 Olieverf op doek 220 x 160 cm & 220 x 200 cm (tweeluik) 2008

Isabel Cordeiro (1973) Oudezijds Voorburgwal 2E 1012 GD Amsterdam isabelcordeiro@yahoo.com

Zonder titel Acrylverf, epoxy op mdf 210 x 244 cm (tweeluik) 2008

De zondebok Olieverf op doek 202 x 151 cm 2007

Sidyon Cucaro (1982) Haarlemmerstraat 144 C 1013 EZ Amsterdam sidyon@yahoo.com

Zonder titel Olieverf op doek 200 x 250 cm 2008

Raymond Cuijpers (1973) Donker Curtiusstraat 25 B 1051 JM Amsterdam kick@xs4all.nl

Afghanistan Potlood en olieverf op doek 200 x 300 cm 2007

Pascal van der Graaf (1979) Van Slingelandtstraat 5 9716 GJ Groningen graafpascal@hotmail.com

Sunset Wheel B Olieverf, alcyd en acrylverf op doek 190 x 250 cm 2008

Raimonda Grikšaite (1977) Rodeheldenstraat 18 4116 BB Buren info@raimondagriksaite.com

Shadow in pink light Acrylverf op doek 150 x 250 cm 2008


52

Exposanten 2008

Lotte Geeven (1980) Bilderdijkstraat 116 II 1053 KZ Amsterdam info@geeven.nl

Laundry is drying, the floor is freshly waxed Inkt, pen, folie op papier 240 x 298 cm 2008

Sidi el Karchi (1975) Soerabajaweg 1 6214 XS Maastricht sidielkarchi@hotmail.com

Paul Haworth (1982) Langkatstraat 57 1094 HT Amsterdam homelovinpaul@hotmail.com

I am a man who has faced death many times Olieverf op doek 200x 180 cm 2007

Flore de Koning (1977) Nieuwstraat 47 2312 KA Leiden floredekoning@hotmail.com

Hans Hoekstra (1983) Reinwardtstraat 79 B 1093 HB Amsterdam hanshoekstra83@hotmail.com

Jack William Holden (1979) Langkatstraat 63 1094 HT Amsterdam jackholden@hotmail.com

Prinsesje Gouache op doek 100 x 75 cm 2008

Civilian War Olieverf op doek 80 x 60 cm 2008

Gijs van Lith (1984) Bosschemeerplein 11 5223 GX Den Bosch glmvanlith@gmail.com

Emile Miedema (1980) Walnootstraat 8 3552 GT Utrecht info@emilemiedema.nl

Butchersshop Olieverf, alkydharslak, watergedragen lakken op katoen 108 x 192 cm 2007

Small world melancholy Olieverf op doek 195 x 150 cm 2007

Floorplan no. 15 Olieverf en acrylverf op doek 210 x 180 cm 2008

Geen titel Olieverf op doek 170 x 130 cm 2007


53

Exposanten 2008

Julia M체nstermann (1977) Vosmaerstraat 321 1054 TA Amsterdam julekm@hotmail.com

Zonder titel (Kyoto) Acrylverf op doek 185 x 250 cm 2006

Maarten Overdijk (1977) Zoeterwoudsesingel 86 2313 EM Leiden m.overdijk@uu.nl

Eva R채der (1978) Stadhouderskade 86 1073 AT Amsterdam evaraeder@gmx.de

Bonnie Severien (1978) Lien Gisolfland 40 1705 LJ Heerhugowaard mail@bonnieseverien.nl

Uitzicht Acrylverf op paneel 120 x 200 cm 2008

The Getaway Olieverf en acryl op doek 180 x 200 cm 2008 Lee Mixed media op doek 66 x 52 cm 2008

Sandro Setola (1976) Volmarijnstraat 86B 3021 XV Rotterdam ssetola@gmail.com

Ingrid Simons (1976) Lamastraat 4 5645 BM Eindhoven info@ingridsimons.com

Beachhouse (Night) Krijt, pastel, houtskool en schoolbordverf op hout 153 x 305 cm 2008

Jeroen Vrijsen (1975) Bloemfonteinstraat 50 5642 EH Eindhoven jvrijsen4@hotmail.com

City 7,3 Olieverf op doek 175 x 270 cm 2008

Silver Night II Olieverf op doek 200 x 130 cm 2008

Jan Wattjes (1981) Beeklaan 187 2562 AE Den Haag j.f.d.dendulk@hotmail.com

Zonder titel Olieverf op katoen 165 x 220 cm 2008


54

Winnaars 1947–2008

1947: Pieter Defesche, Jef Diederen, Chris van Geel, Jan Groenestein, Frans Wiegers, Nicolaas Wijnberg 1948: Herman Berserik, Jef Diederen, Theo Kroeze, Ger Lataster, Frans Wiegers 1949: Herman Berserik, Elisabeth de Boer, Jef Diederen, Ger Lataster, Frans Nols 1950: Elisabeth de Boer, Nora van der Flier, Cootje Horstvan Mourik Broekman, Frans Nols, Max Reneman, Dirk Trap 1951: Henk Bies, Dirk Breed, Mia Jongmans, Jacob Kuyper, Dirk Trap, Jan Jaap Vegter 1952: Rudi Bierman, Arie Kater, Harry op de Laak, Frans Nols, Pierre van Soest, Co Westerik 1953: Jaap Ploos van Amstel, Max Reneman, Pierre van Soest, Marijke StultiensThunnissen, Gerrit Veenhuizen, Co Westerik 1954: Geery de Bakker, Hans Engelman, Kees Franse, Jaap Ploos van Amstel, Wim Strijbosch, Marijke StultiensThunnissen 1955: Ko Oosterkerk, Lei Molin, Hans Truyen, Aat Velthoen, Louis Visser, Toon Wegener 1956: Jacques Frenken, Hens de Jong, Lei Molin, Jan Sierhuis, Marijke StultiensThunnissen 1957: Jaap Hillenius, Han Mes, Ko Oosterkerk, Ton Orth, Willem den Ouden, Aat Velthoen 1958: Gerard van den Eerenbeemt, Pieter Engels, Ton Frenken, Jaap Hillenius, Trees Suringh, Auke de Vries 1959: Gerard van den Eerenbeemt, Arie van Houwelingen, Steven Kwint, Guillaume Lo-A-Njoe, Annemiek Rutten, Lukas Smits 1960: Henk Dorré, Willem Kloppers, Han Mes, Ton Orth, Gerard Verdijk, Aat Verhoog 1961: Peter Jansen, Willem Kloppers, Han Mes, Jacques Slegers, Jan Willem Smeets 1962: Han Mes,

Wim Moerenhout, Ton Orth, Jan Roeland, Lukas Smits 1963: Pat Andrea, Gustave Asselbergs, Hans Hamers, Ton Klop, Joop van Meel 1964: Jan Dibbets, Jaap van der Pol, Jacques Slegers 1965: Peter Jansen, Ton Klop, Jaap van der Pol, Henk Westein 1966: Frits Calon, Ton Klop, Theo Schuurman, Henk Westein 1967: Mareike Geys, Henk Huig, Evert Maliangkay, Wim Moerenhout, R.W. van de Wint, Jacob Zekveld, Siet Zuyderland 1968: Mareike Geys, Age Klink, Jacob Zekveld 1969: Walter Nobbe, Kees Spermon, R.W. van de Wint, Wladimir Zwaagstra, Pieter Zwaanswijk, Siet Zuyderland 1970: Mareike Geys, Cécile Hessels, Kees Spermon, Jacob Zekveld, Pieter Zwaanswijk, Siet Zuyderland 1971: Pat Andrea, Peter Blokhuis, Gèr Boosten, Mareike Geys, R.W. van de Wint, Pieter Zwaanswijk 1972: Arie van Geest, Dick Gorter, Mareike Geys, Gerard van Zon 1973: Jules Bekker, Annemarie Fischer, Dick Gorter, Burgert Konijnendijk, Nelleke Montfoort, Flip Rutten 1974: Hans Boer, Arie van Geest, Dick Gorter, Burgert Konijnendijk, Peter Leeuwen, Johan van Oord 1975: Hans Boer, Hedy Gubbels, Burgert Konijnendijk, J.F.B. Stuurman, Peter Thijs 1976: Hans Boer, Hedy Gubbels, Burgert Konijnendijk, J.F.B. Stuurman, Peter Thijs, Hans de Wit 1977: Gerard Hendriks, John van ‘t Slot, Peter Thijs, Frans van Veen, Albert Verkade, Hans van Wingerden 1978: Nic Blans jr., Cees Bouw, Roland Sohier, Toon Teeken, Elizabeth de Vaal, Willem van Veldhuizen 1979: Alumet, Inge van Haastert, Sjef Henderickx,

Egidius Knops, Pieter Mol, Marc Volger 1980: Hedy Gubbels, Eugène Jongerius, Henk Metselaar, Sonia Rijnhout, Tiny van der Sar 1981: Ernst Blok, Ansuya Blom, Jan Commandeur, Peter Kenniphaas, Emo Verkerk, Henk van Woerden 1982: Arja van den Berg, Jos Boomkamp, Joris Geurts, Kees de Goede, Maarten Ploeg, Nies Vooijs 1983: Helma Pantus, F.F. Beckmans, Peter Klashorst, Jos van Merendonk, Marien Schouten, Han Schuil 1984: Bettie van Haaster, Frank Hutchison, Guus Koenraads, Erik Pott, Conrad van de Ven, Willem van Weelden 1985: Ellen van Eldik, Manuel Esparbé Gasca, Reggy Gunn, Berend Hoekstra, Lex van Lith, Kees Versloot 1986: Steven Aalders, Jan van den Dobbelsteen, Bart Domburg, Michiel Duvekot, Diederick van Kleef, Gerard Kodde 1987: Hans Ensink op Kemna, Hewald Jongenelis, Jacqueline Peeters, Lauran Schijvens, Marianne Theunissen, Klaasje Vroon 1988: Siert Dallinga, Nour-Eddine Jarram, Karenina de Jonge, Ton Kraayeveld, Bob Negrijn, Maaike Vonk 1989: Suzan Drummen, Mirjam Hagoort, Marja van der Heiden, Benoît Hermans, Hein Jacobs, Wim Konings 1990: Britta Huttenlocher, W.J.M. Kok, Jan van der Ploeg, F.G.Th. Ros, Paul Vos de Wael 1991: Tjong Ang, Ton Boelhouwer, Jacqueline Böse, Noëlle von Eugen, Kiki Lamers, Robert Suermondt 1992: Wim Bosch, Sarianne Breuker, Hans Broek, Allard Budding, Janpeter Muilwijk, Rinke Nijburg 1993: Richard Brouwer, Pierre Cops, Rens Janssen, Michael Raedecker, Wouter van Riessen, H.W. Werther 1994: Irina Balen, Hannah

van Bart, Koen Ebeling Koning, Gijs Frieling, Elsa Hartjesveld, Rob Verf 1995: Noud van Dun, Maarten Janssen, Carla Klein, Paul Nassenstein, Danne van Schoonhoven, Machiel van Soest 1996: Annemiek de Beer, Norbert Grunschel, Bas Meerman, Rik Meijers, Dino Ruissen, Ellen Zwarteveen 1997: Frank Lenferink, Paul Nassenstein, Dieuwke Spaans, Serge Verheugen 1998: Arthur den Boer, Mattijs van den Bosch, Natasja Kensmil, Dieuwke Spaans 1999: Robbert-Jan Gijzen, Frederika Hasselaar, Joris van der Horst, Gé-Karel van der Sterren 2000: Henk Jonker, Fahrettin Örenli, Bas Zoontjens, Ina van Zijl 2001: Peter Brenner, Sara van der Heide, Rezi van Lankveld, Marcelino Stuhmer 2002: Lise Haller Baggesen, Raaf van der Sman, Esther Tielemans, Chantal Veerman 2003: Antoine Adamowicz, Wafae Ahalouch el Keriasti, Sander van Deurzen, Thomas Raat 2004: Thomas Raat, Marjolein Rothman, Peter Vos, Barbara Wijnveld 2005: Mariëlle Buitendijk, Melissa Gordon, Aukje Koks, William Monk 2006: Antoine Berghs, Wouter Kalis, Lucy Stein, Anneke Wilbrink 2007: Pascal van der Graaf, Simon Hemmer, Malin Persson, Marjolijn de Wit 2008: Alex Jacobs, Sebastiaan Verhees, Helen Verhoeven, Bas de Wit


55

Colofon

Catalogus Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst 2008

Grafisch ontwerp: Veronica Ditting

Tentoonstelling GEM Museum voor Actuele Kunst, Den Haag, 11 oktober tot en met 7 december 2008

Fotografie: Studio Tom Haartsen, Ouderkerk aan de Amstel (schilderijen winnaars, pp. 20–37), Johannes Schwartz (cover, close-ups), Barbara Visser, (schilderijen exposanten, pp. 51–53)

Redactie: Marianna van der Zwaag

Druk: Drukkerij Calff & Meischke, Amsterdam Productie: Stichting Koninklijk Paleis Amsterdam ISBN: 978-90-72080-37-0

© Stichting Koninklijk Paleis te Amsterdam



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.