De geschiedenis van de archeologie in Oosterhout

Page 1

De geschiedenis van de archeologie in Oosterhout

Korte samenvatting v an opgravingen en vondsten

Niko Dijk Mohammed Bahiaoui Stan Bol Cees Kop s Willem Veen Rinus Kuijpers


Inleiding Mammoetbeenderen, Romeinse munten en prehistorische artefacten werden in het verleden bij toeval in de bodem van Oosterhout gevonden. Van enige organisatie was nog geen sprake. Later probeerden amateurarcheologen, op hun manier, archeologische vondsten veilig te stellen. P. Kleij, stadsarcheoloog, gaf de situatie van de archeologie in Oosterhout in zijn jaarverslag van 1992 treffend weer: ‘De archeologie in Oosterhout staat nog in de kinderschoenen. Zelfs een doos voor

deze schoenen is begin 1992 nog niet aanwezig. Een eigen werkruimte en opslagplaats ontbreekt. De archeologische dienst beschikt slechts over een bureau met een stodl df dd ofddrstd la vaf ddf arceidfkast if edt stadelis’. Het zou een lange weg worden om te komen tot een professioneel georganiseerde archeologische dienst in Oosterhout. De eersten die daar de aanzet toe gaven waren Mohammed Bahiaoui en Jan Oomen. Eerst voor zichzelf en later door samen te werken namen zij het voortouw om de archeologie in Oosterhout onder de aandacht van het gemeentebestuur en de bevolking te brengen.


Door Mohammed Bahiaoui werd veel archeologisch materiaal, bijna letterlijk, uit de grijparmen van de graafmachines gered. Talloze krantenartikelen werden over hem gepubliceerd. Het gegeven dat hij geboren was in Marokko en hier in Oosterhout bijzondere archeologische vondsten deed, was reden genoeg voor een televisiezender om een programma aan hem te wijden. Hij zou de luis in de pels van het gemeentebestuur worden als het over archeologisch erfgoed ging. Mohammed Bahiaoui was in dienst van de gemeente Oosterhout en kreeg later een spreekverbod opgelegd om met de media te praten. Zijn artikelen over het slordig omgaan met het archeologische erfgoed door de gemeente Oosterhout deed te veel stof opwaaien.


Jan Oomen had een winkel in manufacturen op de Markt in Oosterhout en was secretaris van de heemkundekring Oosterhout. In 1970 was hij al actief als amateurarcheoloog. Zijn enthousiasme voor de historie en archeologie van Oosterhout kwam tot uiting in het publiceren van diverse historische boeken. Onvermoeibaar verzamelde hij alles wat met de geschiedenis van Oosterhout te maken had. In het archief van Tilburg is meer dan tien meter archief van Jan Oomen in te zien. Niko Dijk zou als stadsarcheoloog de archeologie door zijn kennis en enthousiasme een verdere impuls geven.


De pioniers van de archeologie Op 27 juni 1714 verzocht het dorpsbestuur van Oosterhout de Prins van Oranje, Johan Willdg Friso, og dd twdd tordfs did fog ovdrdifd stofddf bij dd rl誰fd vaf Strijdf td gogdf rdstalrdrdf. Mdf zag todf al dd eistorisced waardd vaf dd rl誰fd if. Oosterhout kreeg van de Prins van Oranje toestemming om de grote toren te restaureren. Dankzij de inspanning van het toenmalige dorpsbestuur is deze bewaard gebleven. In september 1842 werden door landbouwer Buijs tijdens het graven naar pottenbakkersaarde een grote hoeveelheid mammoetbeenderen en -tanden gevonden. De vindplaats lag aan de Slotboomstraat, vermoedelijk in de buurt van de Hoofseweg. De botten werden bewaard door het Geschiedkundig Genootschap Noord-Brabant. In 1935 werd het initiatief genomen om de fundamenten vaf dd rl誰fd vaf Strijdf oh te graven en op te metselen. Over het hele terrein werd in de vorm van een andreaskruis een sleuf gegraven, maar de fundamenten werden niet aangetroffen en het hele project werd afgeblazen. Wel werden twee grote kruiken en twee kanonskogels gevonden die nu nog in het bezit van de gemeente Oosterhout zijn.


Jaf Oogdf tdkdfdd df fotografddrdd if 1970 df1974 dd flfdagdftdf vaf dd rl誰fd vaf Strijdf did tijddfs dd aafldg vaf dd Bovdfstd wdg aaf dd wdstzijdd vaf dd rl誰fd vrij kwamen te liggen. Hij ontdekte dat de toren aan de noord- en westzijde in de gracht had gestaan. Jan Oomen en Jan Broeders, archivaris, bewezen tijdens de restauratie van de st. Jan in 1970 dat er voor de huidige kerk op dezelfde plaats al een kerkje had gestaan, opgetrokken in tufsteen en daterend uit de 11e eeuw. Drs. J. Verhagen was van beroep leraar Engels en had ook nog een aantal jaren prehistorie gestudeerd. In 1972 onderzocht hij, in opdracht van de provinciaal archeoloog, een zandafgraving op de Houtse Akkers. Een boer had gemeld dat hij een vuistbijl had gevonden. De bijl bleek gewoon een stuk vuursteen te zijn maar hij kwam daardoor op het spoor van


Paleolithische artefacten en een concentratie aardewerk uit de ijzertijd, bekend als de „colldctid Vdreagdf’ df if 2011 if beheer bij het Bredase archief. Dhr. Beex, provinciaal archeoloog in Noord-Brabant, was een van die stuwende krachten voor de archeologie in Oosterhout. Hij was aanwezig, samen met Verhagen, Moelands, Reijers en Jan Oomen, bij de opgraving in 1975 van de urn uit de ijzertijd aan de Herweg op de Houtse Akkers. Hij zorgde voor registratie en beschrijving van de vondsten en stond de amateurarcheologen met raad en daad bij. Later bleek dat de urn onderdeel uitmaakte van een grafheuvelveld uit de ijzertijd waar nu de wijk „Coftrdid’ zice bdvifd. Dhr. Verwers was de opvolger van Beex en was betrokken bij dd ohgravifgdf if dd Moldfbllrt df bij dd rlïfd vaf Strijen. L. Moelands, archeoloog, vond in een zandafgraving in 1975 op de Houtse Akkers een Abbeville biface uit het Paleolithicum. In 1979 werden door hem honderden artefacten op dezelfde


Mark Ackermans was een jonge enthousiaste amateurarcheoloog. In 1986 wist hij een aantal vondsten veilig te stellen die vrij kwamen tijdens bouwactiviteiten in de Prins Frederikstraat. Ook in de Molenbuurt vond hij Romeinse aardewerk. In 1986 werd op zijn school, het Mgr. Frenckencollege, een tentoonstelling met o.a. zijn vondsten georganiseerd. Een amateurarcheoloog uit Marokko Mohammed Bahiaoui werd geboren op 1 juli 1946 in Casablanca, Marokko. Hij werkte daar als laborant voor Vredestein. Mohammed besloot om in 1970 te emigreren naar Nederland en vond werk als lasser voor de conservenfabrikant Jonker Fris. Hij kreeg een ongeluk en werd arbeidsongeschikt verklaard. Zijn huisarts raadde hem aan om veel beweging te nemen, bijvoorbeeld door te gaan wandelen. Moeaggdd was al vafaf jdlgdigd lddftijd gd誰ftdrdsseerd in archeologie en het lag voor de hand dat, nu hij veel tijd kreeg, hij overal in Oosterhout te vinden was waar maar gegraven werd voor de woningbouw of aanleg van wegen.


De eerste vondst die hij deed was een gouden fibula, een Romeinse mantelspeld, in Dommelbergen. Het kon niet uitblijven dat Mohammed Bahiaoui en Jan Oomen elkaar vonden en vanaf 1981 werden gezamenlijk opgravingen uitgevoerd.

Mohammed was op een dag aan het zoeken in de Beemdenbuurt waar huizen werden gebouwd en zag dat vier personen op hem afkwamen. De mannen waren in burger. Mohammed had al direct door dat er iets niet klopte. Hij had een plastic tas met wat gevonden stenen en pakte die wat steviger vast om zich eventueel te kunnen verdedigen als hij werd aangevallen. Een van de mannen vroeg wat Mohammed daar deed. Artefacten en aardewerkscherven uit de oudheid zoeken antwoordde Mohammed. Hij zag dat een van de mannen onopvallend zijn jasje omhoog deed zodat het dienstpistool te zien was en het voor Mohammed duidelijk was dat het hier om politie ging. De politie was gebeld door iemand die dacht dat Mohammed met een plastic zak konijnen aan het stropen was.


Aan de noordkant van de st. Jan werd in 1983 een waterput uit de 17e eeuw leeg gehaald. De put bevatte afvalresten en aardewerkscherven van een pottenbakkerij. Het was nogal een diepe put en Mohammed haalde de een na de andere vondst naar boven en kon deze net op de rand van de put leggen. De omstanders hadden ook wel interesse in archeologie, tenminste in de voorwerpen, en namen alles mee naar huis. Alle moeite voor niets en waardevolle vondsten verdwenen en uit hun context gehaald. In 1983 sloot Cees Kops zich aan bij Jan Oomen en Mohammed Bahiaoui. Cees zou voor de toekomst van de archeologie een waardevolle kracht betekenen. Hij was van beroep technisch tekenaar en zonder hem zou er van de talloze tekeningen die van de archeologische sporen gemaakt moesten worden, weinig terechtkomen.


De Provinciaal archeoloog werd erbij gehaald maar die zei dat het recente drainagesporen waren. Koppig als Mohammed was bleef hij voet bij stuk houden en groef de sporen op tot hij hierin Romeins aardewerk, o.a. terra sigillata, vond. De Provinciaal archeoloog moest toegeven dat het om een Romeinse nederzetting ging De vondst van deze nederzetting gaf Mohammed de power die nodig zou zijn om Oosterhout archeologisch op de kaart te zetten. De werkzaamheden die hij tijdens de opgraving in de Molenbuurt verrichtte beviel de provinciaal archeoloog zo goed dat hij Mohammed toestemming gaf om in 1984 en 1985 opgravingen bij dd rl誰fd vaf Strijdf lit td vodrdf.

Het terrein werd door de gemeente gereconstrueerd en een archeologische opgraving om sporen veilig te stellen, lag toen voor de hand.


Groeiende belangstelling De gemeente Oosterhout had de NIBA (niet in beroep actief) opgericht, een instelling die cursussen gaf aan mensen die tijdelijk zonder werk zaten. Jan Oomen gaf in 1984 voor de NIBA cursussen archeologie in wijkhuis de Bunthoef in Oosterheide. Hij vroeg aan Mohammed of die de cursus over wilde nemen want het werd hem te veel. Gemiddeld waren er 20 cursisten die de lessen volgden. De theorie werd onder Mohammed uitgebreid met echte opgravingen bij dd rl誰fd vaf Strijdf waarvoor eij, zoals we konden lezen, van de provinciaal archeoloog toestemming had gekregen. geheel werd uitgewerkt, getekend door Cees Kops, en in kaart gebracht onder leiding van het R.O.B, de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek. De interesse voor archeologie begon geleidelijk aan te groeien.


Bij edt ohsceofdf vaf dd sifgdl rofdog dd rlïfd oftddktd Moeaggdd aaf dd zliden westzijde naast de singel muurresten. De muurresten bleken de dubbele buitengrachten en wallen van het kasteel van Strijen te zijn. Het Door W. Boermans werd, in 1985, met medewerking van enkele bekende inwoners uit Oosterhout de „Stichting Slotbosse Toren„ in het leven geroepen. De bedoeling van deze stichting was om de opgraving bij het kasteel Strijen op allerlei mogelijke manieren te ondersteunen en het zoeken naar een ruimte om vondsten permanent te kunnen exposeren. In juni 1986 werd in de bibliotheek bij de Bussel een tentoonstelling geopend door de provinciaal archeoloog Verwers met archeologische vondsten van Mohammed Bahiaoui. De belangstelling was zo groot dat de tentoonstelling een week verlengd werd. De steeds groeiende hoeveelheid vondsten van Bahiaoui maakte het noodzakelijk om een ruimte te zoeken om te kunnen exposeren. P. Schriek, wethouder in Oosterhout, zou zich sterk maken voor een permanente tentoonstellingsruimte. Ondanks de gerifgd fifafciëld gidddldf vaf dd gdmeente Oosterhout werd in 1987 het „Kijkelis’ oh dd Hdlvdl gdohdfd.


De „Sticetifg Slotbossd Tordf’ krddg dd bdsceikkifg ovdr ddf rligtd did gddddld moest worden met galerie Micro, de vereeniging van beeldende kunstenaars (VOBK) en de heemkundekring. Er ontstond een probleem toen wethouder Schriek ook nog een kinderdagverblijf in het Kijkhuis wilde vestigen. Het gevolg was dat voor een archeologische tentoonstelling de ruimte maar drie weken per jaar beschikbaar was. Bahiaoui ging daar niet mee akkoord en wilde elders in Oosterhout in een boerderijtje met behulp van de gemeente of het bedrijfsleven een permanente expositie opzetten. De gemeente Oosterhout ging daar niet op in en de waardevolle vondsten van Mohammed Bahiaoui verdwenen in dozen. Wel werden hier en daar exposities opgezet. In een torenkamer van de st. Jan bijvoorbeeld staan de vondsten van Jan Oomen uitgestald.


Mensen werden door de expositie in het Kijkhuis enthousiast gemaakt en op 23 juni 1987 werd Archos opgericht. Een archeologische vereniging voor Oosterhout en omgeving. Het bestuur hiervan bestond uit: Voorzitter: van der Rijk. Secretaris: A. van Groesen CoĂśrdifator: Mohammed Bahiaoui Bestuurslid: Marck Akkermans Bij de oprichting konden tien leden worden ingeschreven. Door gebrek aan financiĂŤf wdrd Arceos fidt lang na de oprichting weer opgeheven.


Geleidelijk professioneler In 1990 werd de Itho, instituut toegepast historisch onderwijs, uit Tilburg door de gegddftd Oostdreolt bdfaddrd og ddf coรถrdifdrdfdd rol td shdldf if dd arcedologid. De gemeente wilde geld in archeologie investeren maar stelde als voorwaarde dat de opgravingen op een professionele manier moesten worden uitgevoerd. In 1990 werd een bedrag van 65.000 gulden op de begroting gereserveerd voor uitvoering van archeologische werken. Voor de aanschaf van een mobiele schaftkeet en gereedschappen werd 21.000 gulden uitgetrokken. Er zouden tentoonstellingen van de vondsten gehouden moeten worden, lesbrieven voor de scholen worden uitgegeven en er zou een permanente vitrine met vondsten in het stadhuis worden geplaatst.


Er werd een „Bdldidsadvidsgrodh arcedologid’ ifgdstdld waarif zittifg eadddf:Hdt Itho wilde na verloop van tijd alles naar zich toetrekken en zelf de archeologische opgravingen gaan uitvoeren. In 1992 werden vrijwilligers in de krant opgeroepen zich aan te melden om mee te helpen met de opgravingen en er werd een stadsarcheoloog, Piet Kleij, in dienst van de Itho aangesteld. Margarinefabriek Verschuren, nu Torenkwadraft, if dd Tordfstraat wdrd edt ddrstd officiëld hrojdct. Ohvalldfd was dat dd vrijwilligers bijna allemaal van het vrouwelijke geslacht waren. Het enthousiasme onder de bevolking was zo groot dat er dagen waren dat de archeoloog over twintig vrijwilligers kon beschikken. Bij deze opgraving werden veel scherven uit de 19 e eeuw gevonden en deze scherven werden gebruikt om de vrijwilligers op te leiden in het bij elkaar zoeken, plakken en restaureren van aardewerk. twee vertegenwoordigers van de verschillende oudheidkundige verenigingen en stichtingen, een ambtenaar Bouwkunde,een archivaris, de directeur van de Itho, de ROB (Rijksdienst voor oudheidkundig bodemonderzoek) en tenslotte de stadsarcheoloog.


De eerste Archeologische werkruimte In de Trekbeemd, in Dommelbergen, stonden in 1992 enkele noodlokalen van een Montessorischool leeg en dit zou de vaste stek van de archeologische werkgroep in Oosterhout worden. Het werd bekend als de „Arcedologisced wdrkrligtd’ df gdslbsidieerd door de gemeente Oosterhout.

De werkruimte werd beheerd door Ruud Schneider, restaurateur van aardewerk. Achter een grote entree met dubbele deuren lag een grote hal. Links bevond zich een keukentje. Een deur gaf toegang tot


Het was een gebouw opgetrokken in hout. Rondom de tegen elkaar geschoven tafels in het lokaal waren looppaden vrijgelaten. De rest van de ruimte, ook onder de tafels, stond vol met dozen, kisten en zakken met opgegraven aardewerk, grondmonsters, natuurstenen fragmenten, vuurstenen artefacten en andere spullen. Het houten gebouw kraakte in al zijn voegen. De vloeren bezweken haast onder het grote gewicht. Op de tafels lag een grote verscheidenheid aan aardewerkscherven waarvan hele potten bij elkaar gezocht en gelijmd moesten worden. Ook was er een grote bibliotheek met boeken die handelden over archeologie en wat daar mee samen hing. Er was een kast met een aantal lades met daarin een vergelijkingscollectie aardewerk zoals Badorf, Andenne, Paffrath en Pingsdorf. Vanaf de ijzertijd tot de 20e eeuw.


In 1995 werd Niko Dijk, in dienst van de Itho, in Oosterhout als archeoloog aangesteld. Tegelijkertijd werd Mohammed Bahiaoui beheerder van de werkruimte aan de Trekbeemd en projectleider van de archeologische opgravingen. Op maandag werden de opgravingen uitgevoerd waaraan een groot aantal vrijwilligers deelnamen. Onder het bewind van Niko Dijk zijn er veel goede dingen in Oosterhout tot stand gekomen. Het was een bevlogen man die zijn kennis van de archeologie aan iedereen vol enthousiasme overbracht.

De vrijwilligers werden door hem opgeleid om aardewerk en vuurstenen werktuigen te kunnen determineren. Iedere eerste maandag van de maand werd door hem college gegeven over allerlei onderwerpen betreffende de archeologie.


In de archeologische werkruimte was een uitgebreide kaartencollectie van Oosterhout aanwezig, die gebruikt werd voor archeologisch vooronderzoek. De metaaldetectoramateurs hadden een hoekje voor zichzelf met een uitstalling van allerlei munten en metalen voorwerpen. Nauwkeurig werd op een wandkaart bijgehouden waar de vondsten vandaan kwamen. Regelmatig bracht men een jaarverslag uit met artikelen over interessante vondsten op metaaldetectie gebied.



Hij was de drijvende kracht achter de vele exposities die opgezet zouden worden. Scholen werden bezocht met een doos vol archeologische zaken waarover uitleg werd gegeven om zo de jeugd bij de archeologie te betrekken. Tentoonstellingen werden op de Heuvel, in het Kijkhuis, en later in de archeologische werkruimte gehouden en Brabant tv en tv AT5 kwamen opnames van historisch Oosterhout maken voorzien van deskundig commentaar door Niko Dijk. Om de betrokkenheid van de inwoners te vergroten werden mensen bij de diverse opgravingen uitgenodigd om met eigen ogen de archeologische sporen te komen bekijken en uitleg daarover te krijgen. Op het veld werd een kleine expositie ingericht met de vondsten die tot dan toe gedaan waren. De NJBG, de Nederlandse jeugdbond voor geschiedenis, deed tijdens hun zomerkamp in Oosterhout archeologisch werkervaring op onder leiding van Elco Oomen. Talrijke boekjes werden naar aanleiding van een expositie of opgraving uitgegeven. Een van die publicaties die vanaf 1995 regelmatig verschenen was „Arcedohraat’ waarin allerlei archeologische onderwerpen aan bod kwamen. De inhoud werd verzorgd door Niko Dijk en de vrijwilligers.


De Archeologische werkplek in de Trekbeemd en later ook elders fungeerde als een laagdrempelig punt voor mensen die bij toeval of als hobby archeologische zaken hadden gevonden en dit aan een deskundige wilden laten zien en melden. De werkgroep archeologie was een niet weg te denken onderdeel van het culturele leven in Oosterhout. In 2002 moesten de lokalen aan de Trekbeemd verlaten worden omdat er asbest was vrijgekomen. Als gemeentelijk bedrijfsonderdeel zocht men een ruimte binnen de gemeentelijke huisvesting die op dat moment niet beschikbaar was. Door de gemeente Oosterhout werd een tijdelijke ruimte gehuurd in de Nachtegaalsraat. Het was een voormalige bedrijfshal geweest waarvan de kantoorruimte werd ingericht voor het houden van exposities. Vergeleken met de Trekbeemd was dit een riante ruimte en alles kon overzichtelijk opgeborgen worden.

Als opbergplaats voor gereedschap en ruimte om te kunnen schuilen bij slecht weer werd bij iedere opgraving een zeecontainer neergezet.


Mohammed had de pasgeplaatste container net met een zwaar slot afgesloten toen op dat moment iemand van de douane langs kwam. De man moet gedacht hebben: hier is iets niet pluis. Een Marokkaan bij een container. Waarschijnlijk had hij visioenen van drugstransporten. Hij vroeg aan Mohammed wat er in de container zat. Deze vertelde waarheidsgetrouw dat er materialen in lagen, nodig om archeologische opgravingen te doen. Het ongeloof van de douaneman steeg met de minuut. In de hele omtrek was geen opgraving te bekennen en voor hem stond iemand, nog wel een Marokkaan, die beweerde dat hier een opgraving plaats vond. Hij vroeg Mohammed de container te openen. Beschaamd reed hij weer weg. In 2005 werd een nieuwe ruimte gevonden bij de milieudienst aan de Kanaalstraat. Het was een ruimte met voldoende opslagmogelijkheden en diverse kantoren, vergaderruimte, keukentje, toiletten en een spoelinrichting voor aardewerkscherven. Ook hier was een ruimte om te exposeren.


Het verdrag van Malta In 2002 werd de archeologische opgravingbevoegdheid van de gemeente Oosterhout als gevolg van het „Vdrdrag vaf Malta’ ifgdtrokkdf.

Het verdrag van Malta stelde een aantal eisen waaraan een archeologische dienst moest voldoen om opgravingen te mogen verrichten. Een van die eisen was dat de stadsarcheoloog minimaal drie dagen per week aanwezig moest zijn. Niko Dijk had een 0,3 fulltime baan als stadsarcheoloog en het was onmogelijk deze uren uit te breiden i.v.m. werkzaamheden elders. Men dacht een oplossing te vinden door met omliggende gemeenten op archeologisch gebied te gaan samenwerken om zo een opgravingbevoegdheid te krijgen. Helaas kwam hiervan niets terecht. Door de nieuwe archeologiewetgeving in 2007 en de daaruit voortkomende taken voor de gemeenten werd een regioarcheoloog aangesteld voor Oosterhout en omliggende plaatsen met als standplaats Breda. Deze regioarcheoloog adviseerde de gemeenten vooral beleidsmatig op archeologisch gebied. Gezien de geringe capaciteit in uren van de stadsarcheoloog, Niko Dijk, ging de gemeente Oosterhout voor grote projecten, zoals de „Coftrdid’, if zdd gdt dd rdgioarcedoloog.


Ongefundeerde kritiek Op 24 juli 2009 stelt Groen Links/D66 schriftelijke vragen aan burgemeester en wethouders van Oosterhout betreffende de archeologie. De volgende vragen en opmerkingen werden gesteld: ‘Waar zijn de verslagen van de opgravingen die door de archeologische dienst sinds

1993 in Oosterhout zijn uitgevoerd? De opgravingen zijn niet gemeld bij Archis (Archeologisch informatiesysteem). De resultaten van de opgravingen zijn niet gepubliceerd in de vakbladen. Met andere woorden, volgens de politieke partij zijn de opgravingen non-existent. De vondsten worden niet optimaal bewaard en tenslotte op de tekeningen die van de opgravingen zijn gemaakt worden op- en aanmerkingen bijgeschreven zodat niet gddr dliddlijk is wat aafvafkdlijk wdrd waargdfogdf if edt vdld.’

Het college van B&W kon in een brief van 4 augustus 2009 aan Groen Links/D66 alles weerleggen. De vondsten werden optimaal bewaard en de opgravingen waren gemeld bij Archis. Ook waren verslagen gemaakt van de opgravingen. Voor een wetenschappelijke uitwerking van de gegevens was op dit moment geen geld beschikbaar aldus B&W. Hoe kwam de politieke partij aan de informatie over het bijschrijven van op- en aanmerkingen op de tekeningen en de manier waarop de vondsten bewaard werden, uit eigen waarneming of van een rancuneus persoon?


Ondertussen ging het lobbyen voor een archeologische expositieruimte door Mohammed Bahiaoui onverminderd door. In de raadsvergadering van 21 oktober 2008 werd een voorstel gedaan om de opstallen van de Twins, een honkbalclub bij de Slotbossetoren, voor een archeologisch belevingsmuseum geschikt te maken. De Twins zouden gaan verhuizen naar de nieuw te bouwen wijk de Contreie. Dit plan ging niet door omdat de beschikbare ruimte daar onvoldoende was. In de raad van 20-1-2009 werd het plan besproken om in het nieuw op te richten Huis van Erfgoed in de Zandheuvelschool een ruimte in te richten voor archeologische tentoonstellingen. Het werden uiteindelijk drie vitrines in het horecagedeelte van het Erfgoedhuis aan de Zandheuvel gevuld met archeologische vondsten. Oosterhout ging steeds meer gebruik maken van de diensten van de regioarcheoloog en eind december 2010 kreeg de stadsarcheoloog, Niko Dijk , te horen dat zijn arbeidscontract niet werd verlengd. De opgravingen worden nu verricht door gespecialiseerde archeologische bedrijven die helemaal geen binding met Oosterhout hebben en niets afweten van zijn historie. Begin 2011 werd ter ere van Niko Dijk een afscheidsreceptie gehouden. Mohammed Bahiaoui ging per 1 juli 2011 met pensioen. De amateurarcheologen werden geluidloos, zonder bedankje, op straat gezet. De vondsten in de Archeologische werkruimte worden voor 2018 overgeheveld naar edt Provifciaal Ddhot voor Boddgvofdstdf if ’s Hdrtogdfbosce.

Zelfs een bureau met een stoel en de onderste la van een archiefkast in het stadhuis voor de archeologie ontbreken nu, eind 2011, geheel in Oosterhout.


De vrijwilligers Oosterhout verkeerde, in vergelijking met andere gemeenten, in een uitzonderlijke situatie men beschikte over een stadsarcheoloog en een grote groep enthousiaste vrijwilligers. Zonder hen zou er van het bedrijven van archeologie in Oosterhout geen sprake zijn. Hun inzet en kennis van de historie van de streek was een waardevolle aanvulling bij het vooronderzoek van een archeologische opgraving. Tijdrovende klussen zoals het opschaven van het vlak van een opgraving, couperen en tekenen van sporen en het wassen en plakken van scherven behoorden tot de taken van de vrijwilligers. Niet alleen tijdens een opgraving waren vrijwilligers actief , men liep ook de akkers af op zoek naar sporen uit het verleden waarvan de gevonden gegevens door de stadsarcheoloog op een Archeologische Waardekaart werden ingetekend. In Oosterhout kon men altijd beschikken over voldoende vrijwilligers die een doorsnee vormden van de Oosterhoutse bevolking zoals: een winkelier, vertegenwoordiger, technisch tekenaar, militair, kunstenaar, logistiek medewerker, bewaker, fabrikant en grimeur. Een ding hadden ze gemeen hun enthousiasme voor archeologie.


Willem Veen, geboren in Rotterdam, inwoner van Oosterhout en vrijwilliger bij de archeologische dienst zou de man zijn die Oosterhout op de prehistorische kaart zette. Hij toonde aan dat op de Houtse Akkers een steentijd nederzetting gelegen moest hebben. Ten zuiden van de Herstraat lag in de middensteentijd een donk van zes meter boven NAP. Het was een droge plaats in een nat en moerassig gebied met lage bospartijen ontstaan na de laatste ijstijd. Het was een prima gebied voor de jagers, vissers en verzamelaars. De donk is in het verleden voor zandwinning afgegraven behalve waar deze naar het noorden toe afloopt. Deze plaats is nog enigszins ongerept en men vind er veel vuursteen, keien, rolstenen en zand- en kleisteen. Hij liep in 2002 al geruime tijd, door weer en wind, in dit gebied op zoek naar sporen uit het verleden. Het was een doorzetter en op een dag vond hij wat vuursteen dat door mensen bewerkt was en deed daarna de ene na de andere spectaculaire vondst zoals schrabbers, klingetjes, pijlpunten en zeldzaam: zandsteen met inkervingen van tenten en geweien.


Na verloop van tijd had Willem een respectabele collectie bij elkaar gezocht die bekend werd onder de naam: „colldctid Willdg Vddf’.


Op deze Archeologische ruimte waren ook de vrijwilligers te vinden, die betrokken waren bij de veldwerkgroep, de tekenafdeling, de metaaldetectie- en aardewerkrestauratiegroep. Hier werden tentoonstellingen voorbereid en uitgewerkt, hier werden archeologische lessen gedoceerd door Niko Dijk en werd vaklitteratuur en de bibliotheek geraadpleegd. De Archeologische Ruimte aan de Trekbeemd 38 in Oosterhout was rond het jaar 2000 een trefpunt, waar Oosterhouts verleden weer tot leven kwam.


Het okergele vlak van de opgraving stak opvallend af tegen de zwarte bouwgrond die in het noorden begrensd werd door het Markkanaal met zijn eikenbomen en ruige onderbegroeiing. In het zuiden lag de Vrachelse heide met naaldbomen en zandverstuivingen en aan de westkant de uitgestrekte zandwinplas van Caron. In het oosten vormde de Hondstraat, een eeuwenoude weg, de begrenzing van een opgraving die een aantal jaren zou gaan duren.


De Vlinderbuurt. Bij een archeologische opgraving wordt de bovenste laag zwarte aarde afgegraven tot aan het okergele zand. Op dit vlak gekomen tekenen de archeologische en natuurlijke sporen, die doorgaans donker van kleur zijn, zich scherp af. De bovenste laag werd door loonbedrijf van Ginneken met een graafmachine afgegraven en vergde nogal wat behendigheid van de machinist om een zo vlak mogelijk geheel te krijgen. Mohammed Bahiaoui, projectleider, gaf hem aanwijzingen en kraste tegelijkertijd de sporen aan die zichtbaar werden. Door jarenlange oefening had hij zich de kunst eigen gemaakt om natuurlijke sporen en sporen veroorzaakt door mensen uit elkaar te kunnen houden. Cees Kops, de tekenaar, legde ondertussen de meetlijnen, haaks op elkaar, uit om de sporen op de juiste manier te kunnen tekenen. Dit moest zorgvuldig gebeuren. Alle getekende vlakken, totaal elf, moesten later naadloos aan elkaar pas-


Een bijzondere vondst in de Vlinderbuurt was een waterput die een halve deur als fundering had. De put was gemaakt van een uitgeholde boomstam en van boven tot onder omkleed met leem. Het was dus geen grond- maar een regenwaterput. De halve deur werd, gezien de vondsten die uit de vulling van de put kwamen, gebruikt rond 1200 en moet gezien worden als het oudste houten gebruiksvoorwerp ooit gevonden in Oosterhout. Gelukkig onderkende de gemeente Oosterhout dat en heeft de deur laten conserveren.

Nadat de sporen getekend waren, werden die door Janus van Beek, Wim Jacobs, Gerard Waterham en Stan Bol gecoupeerd. Couperen was het maken van een verticale doorsnede van een spoor om te kijken of daar informatie en materialen te vinden waren om het eventuele gebouw daarmee te kunnen determineren. Bij het bouwen van een boerderij of bijgebouw werden voor 1300 de palen die het bouwwerk droegen ingegraven en later bij een verhuizing weer uitgegraven zodat dit gat zich vulde met aarde en wat er op het erf rondom dat gat rondslingerde zoals aardewerk, spinklosjes en andere afgedankte materialen. Het gebeurde ook wel dat een gebouw was afgebrand zodat de brandresten teruggevonden werden in het paalgat. De doorsneden werden door Teun van Wijngaarden en Elco Oomen nagetekend en later gefotografeerd.


Harry Gankema filmde regelmatig de resultaten van de opgravingen. Willem Veen liep op de opgraving rond op zoek naar prehistorisch materiaal. In de Vlinderbuurt kwam de laag van Sterksel dicht aan het oppervlak. Deze laag bestond uit grof grint en was tussen 400.000 en 800.000 jaar geleden door de Maas en Rijn hier afgezet. Hij vond een vuurstenen vuistbijl die gemaakt was van het grove grint. John Kuijpers en Ad Pijnenburg liepen met een metaaldetector de stort af op zoek naar metalen voorwerpen. Aan Niko Dijk, archeoloog, de taak om uit een veelheid aan sporen gebouwstructuren te ontdekken en eventueel een voorlopige conclusie te trekken. Aan het eind van de dag werden de aardewerkscherven en andere materialen verzameld en in plastic zakjes gedaan waar dan een kaartje bijgevoegd werd met onder andere het spoornummer. Later werden de scherven bij elkaar gezocht en gelijmd door Annette Manders, Leni de Blok, Lenie van de Sanden, Jef van de Plas en Jolanda van den Berg. Als blijk van waardering werd door de gemeente Oosterhout iedere zomer een barbecue voor de vrijwilligers georganiseerd met aan het eind van het jaar voor ieder een kerstpakket.


De belangrijkste opgravingen Tussen haakjes de naam van de persoon onder wiens verantwoording de opgraving plaats vond. Romeinse potstal (Mohammed Bahiaoui) Naast wat aardewerk uit de late bronstijd en ijzertijd vond Mohammed Bahiaoui in de Molenbuurt in 1984 en 1985 de eerste Romeinse potstal in Noord-Brabant. Op het terrein van de Warande waren wat Romeinse munten gevonden maar deze opgraving toonde voor het eerst de Romeinse invloeden in Oosterhout aan. Pottenbakkerij van Loon aan de Koestraat (Niko Dijk) In 1995 werd een archeologisch onderzoek ingesteld in de voormalige pottenbakkerij van Loon nu de Schelleboom. Al in de 16e eeuw moet er een pottenbakkerij gestaan hebben gezien de gevonden aardewerkscherven die dateren van 1000-1500 AD. Men ontdekte vijf ovens die steeds op de resten van de oude oven werden gebouwd. De ovens werden steeds groter. In totaal werden vier draaiputten opgegraven. Onder de ovens ontdekte men een middeleeuwse akker.


Middenakker op den Hout (Niko Dijk) Uit verschillende periodes van de bronstijd is op de Middenakker in den Hout aardewerk gevonden. Het gaat om wikkeldraad, Hilversum, Drakenstein en aardewerk uit de late bronstijd. Het is afkomstig van verschillende locaties zoals een drinkpoel, een huisplattegrond en afvalkuilen (restanten van grafheuvels?). Een opgegraven gebouwplattegrond uit de late bronstijd of vroege ijzertijd heeft een taps toelopende vorm. Dergelijke plattegronden kwamen meer voor, bijvoorbeeld opgegraven bij St. Oedenrode. Een van de paalsporen had de resten van een hond. Kuilen op het erf hadden vele vondsten uit het huishouden. Weststad ( Niko Dijk) Bij het vooronderzoek van Weststad III kwam op verschillende plaatsen vuursteen te voorschijn zowel aan het oppervlak als in de boor. Het geeft aan dat dit gebied met laagtes en ook hoogtes zoals de Boedonk (“Slechte donk�) door jagers en verzame-


Vlinderbuurt ( Niko Dijk) Bij opgravingen voorafgaand aan de bouw van huizen van de Vlinderbuurt zijn verschillende gebouwstructuren uit de middenijzertijd gevonden waaronder een typisch Haps huis. Het sluit aan bij de latere vondsten van de Contreie langs de voormalige Herweg.

Archeologisch onderzoek in de Vlinderbuurt leverde verschillende vroeg middeleeuwse gebouwstructuren op. Deze liggen vooral in het westen van de wijk. Later werd de bewoning in verschillende stappen naar het oosten toe uitgebreid. Naast de plattegronden ook aardewerk en andere artefacten.


Middeleeuwse bebouwing die doorloopt onder het voormalige defensiebosje. Datering vooral 9e tot 12e eeuw. De bebouwing houdt op bij de wal langs de Pannenhuisstraat. De huizen fungeren als boerderijen met een gemengd bedrijf. Op de erven vele interessante vondsten zoals die van een tuintje bij een boerderij met put. Bij de bebouwing werden natte meer laag gelegen plekken gevonden. Middeleeuws gehucht dat zeker vanaf de 8e eeuw bestond en steeds verder verplaatst werd naar het oosten, in de richting van het beekdal van de Rul. Daar komt het uiteindelijk eind van de 12e en 13e eeuw aan als Hondstraat en Veekestraat. Aanvankelijk verspreide gebouwen op de akker later op een rij als lintbebouwing. Het lint schuift uiteindelijk ongeveer 200 m. op naar het oosten. Aan de noordzijde van de opgraving wisselden prehistorische en middeleeuwse sporen elkaar af. Van de middeleeuwse sporen lijken de oudste aan de westzijde vlakbij de surfplas te liggen, mogelijk aan de Herweg. Gedacht wordt dat de middeleeuwse moedernederzetting nog meer naar het westen gelegen moet hebben, ten noorden van het huidige Ter Aalst


Hondstraat aanleg 13e eeuw. Aanleg in de 12e en 13e eeuw als uitkomst van een proces waarbij gehuchten van de akker naar de rand worden verplaats en de vorm van een lintbebouwing krijgen. Aan de Hondstraat zijn enkele erven opgegraven die zich kenmerkten door het ontbreken van paalgaten. Aangenomen wordt dat de huizenbouw vanaf de 12 e en 13e eeuw geen ingegraven gebintpalen meer heeft zodat paalgaten ook ontbreken. De erven aan de Hondstraat kenmerkten zich door een grote grijze vlek (wel een 10 x 15 m.) met een diepte van soms wel een meter waarin alle vroege sporen waarschijnlijk verloren zijn gegaan.

Gemetselde poeren van natuursteen en later baksteen en waarop de staanders van het gebint stonden werden soms nog aangetroffen. De Hondstraat was omzoomd door een wal met flankerende sloten.


Markt ( Niko Dijk, AAC) Op de Markt in Oosterhout zijn tijdens een opgraving vroeg middeleeuwse vondsten gedaan op diverse plaatsen. Het duidt op vroege kerkbouw en bewoning en mogelijk een Karolingisch grafveld, wellicht bij de vroegste kerk. Mogelijk lag de nederzetting binnen een ringwalburcht. Diverse opgravingen (Niko Dijk) Leijsenhoek –residentie La Venezia, Heuvel 5 en 7, Klein Oosterhout, Arendshof -uitbreiding, Bouwlingplein, Slotjesveld - Obs de Kameleon, Liederkerkestraat- residentie Juliana, Muldersteeg- psychiatrisch centrum. Muldersteeg -Hans Bergerkliniek, Heerendam, Ter Aalst- Pannenhuis, Veekestraat, Torenkwartier, Veerseweg -kerkhof, Markant, Markt- kerkhof, Markt- Huis van Vertrouwen, Slotbosse toren, Benedictessen- vijver, Waterlooplein, Klappeijstraat, Rulstraat, Boschstraat, Leijsenhoek- Marie Curehof.


Nawoord Niko




Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.