Campuskrant

Page 1

29 APRIL 2015

KULEUVEN.BE/CK

JG 26

08

25 JAAR

Verschijnt maandelijks, uitgez. juli en aug.

Tijdschrift - toelating gesloten verpakking

Afgiftekantoor 2099 Antwerpen X

2099 Antwerpen X n° BC 6379

erkenning: p303221

PB-nr. B-4883

FYSICUS BELEEFT SPROOKJE IN GENEVE

“WIJ BLIJVEN NIET IN ONZE COMFORT ZONE”

Rob Knoops doctoreert tussen de knappe koppen aan het CERN

Cultuurprijs KU Leuven beloont lef van Nadar Ensemble en Bert Dockx

2

6

“DE PROF STAAT OP EEN TE HOOG VOETSTUK”

WELKE APPEL SMAAKT UW GEWETEN HET BEST?

Opiniestuk: het ontzag voor hiërarchie is te groot aan de unief

Het energieverbruik van lokale en importappels in kaart gebracht

Politicus Theo Francken

4

9

14

LEVEN NA LEUVEN

Ik heb nog maar één keer gehuild.

Voelt u ook soms een plotse plasdrang als u met blote voeten op een koude vloer stapt? Onderzoekers heb­ ben de koudesensor ontdekt die voor die reflex verant­ woordelijk is. Bij muizen en ratten stelden ze vast dat warmte of een pijnlijke prik geen invloed hebben op een gevulde blaas, maar bij koudeprikkels trekt die vrijwel meteen samen. Aangezien de proefdieren volledig onder narcose waren, is er geen sprake van een Pavlov-reactie, maar eerder van een evolutionair bewaarde reflex.

De onderzoekers identificeerden ook de moleculaire koudesensor die voor de reflex verantwoordelijk is. Het stilleggen van die sensor kan de plasreflex voorkomen. Dat opent perspectieven voor mensen die last hebben van een overgevoelige blaas of incontinentie. Lees meer op P.08

© KU Leuven | Rob Stevens

Waarom koude ons doet plassen TOPDOKTER STOOMT VOLGENDE GENERATIE KLAAR 18

Twijfelen mag bij nieuw meerkeuze-examen De Faculteit Ingenieurswetenschappen sleutelt aan een ingrijpende vernieuwing in een systeem waarvan we dachten dat het onveranderlijk was: de giscorrectie bij meerkeuze-examens. In de nieuwe formule kunnen studenten bij twijfel verschillende antwoorden als ‘mogelijk’ aanduiden, wat hen een deel van het punt kan opleveren. Ludo Meyvis

E Big Brother aan de lijn? Zijn mystery calls de aangewezen manier om discriminatie op de arbeidsmarkt op te sporen of zwemen ze naar Stasipraktijken? “Het probleem verschuift gewoon: allochtonen worden uitgenodigd, maar krijgen een botter sollicitatiegesprek. Of ze worden toch aangenomen, maar komen in een Lees meer op P.13 vijandig klimaat terecht.”

en meerkeuze-examen wordt in de regel aangepakt met een zekere strategie”, zegt professor Tinne De Laet, verantwoordelijk voor de studentenbegeleiding bij Ingenieurswetenschappen. “Je elimineert wat niet mogelijk is. Als je het antwoord niet weet, laat je de vraag blanco, ofwel gok je. Is die gok fout, dan word je ‘bestraft’, je verliest dan punten. En daar knelde net het schoentje, vonden we. Ten eerste is het principieel niet erg kies dat je op een examen een goksituatie creëert. Gokken doe je in je latere beroep ook niet. Ik zou niet graag over een brug rijden als de ingenieur gegokt heeft dat ze stevig genoeg is.” “Ten tweede, zo leren we uit eigen onderzoek en een literatuurstudie, speelt op een meerkeuze-examen de persoonlijkheid van de student mee. De giscorrectie, de bestraffing die gokken moet ontmoedi-

gen, benadeelt voorzichtige studenten. Bij een objectief examen zouden de persoonlijkheidskenmerken van een student niet mogen meespelen.” “Dat was ook een bezorgdheid aan de UGent. Daar heeft men het aangepakt door de giscorrectie af te schaffen, maar tegelijk de lat hoger te leggen. Terwijl je vroeger om 10/20 te halen 20 van de 40 vragen juist moest hebben, is dat in het nieuwe systeem van UGent gestegen naar 25. Omdat er in dit systeem geen bestraffing is, zal een student de vraag beantwoorden, zelfs al weet hij het antwoord niet. Dat leek ons niet de juiste weg. Wij wilden de invloed van persoonlijkheidskenmerken elimineren, maar zonder studenten tot gokken aan te zetten.”

ze mogelijk of onmogelijk zijn. Afhankelijk van de combinaties die de student invult, kan de quotering verschillen. Er is nog altijd maar één juist antwoord. De student krijgt een punt als hij dat antwoord als ‘mogelijk’ en alle onjuiste antwoorden als ‘onmogelijk’ gemarkeerd heeft. Maar het kan ook zijn dat hij twijfelt: antwoord a zou mogelijk kunnen zijn, maar antwoord d ook. Als de juiste oplossing bij zijn antwoorden zit, krijgt hij een deel van een punt. Hij kan ook fout zitten, en het juiste antwoord als één van de ‘onmogelijke’ markeren. Dat leidt dan tot een ‘bestraffing’ met een deel van een punt. Of hij heeft geen idee en denkt dat alle antwoorden nog mogelijk zijn: hij laat de vraag dan eigenlijk blanco, wat nul oplevert.

(On)mogelijk

Het resultaat is een systeem waarin de student voor alle opties moet bepalen of

Lees verder op P.12


02

NIEUWS

CAMPUSKRANT | 29 APRIL 2015

COLUMN  Walter Pauli is redacteur voor Knack. Hij studeerde oude geschiedenis aan de KU Leuven.

Kapitaal

W

at heb jij weer gestudeerd?’ ‘Oude geschiedenis.’ ‘En mama?’ ‘Eerst verpleegkunde, dan nog sociologie.’ Een lachje. ‘Geschiedenis en sociologie? Dat schuift toch niet.’ Daar sta je dan voor je zoon van zeventien: een leerling in het laatste jaar Latijn-Wiskunde , klaar om straks zijn studies burgerlijk ingenieur aan te vatten (toch als hij een bevredigend resultaat haalt op de verplichte ijkingstoets). Bouwkunde draagt zijn voorkeur weg. Ik neem hem zijn uitspraak niet kwalijk, noch het wat aanmatigende lachje dat om zijn lippen speelt. Jongeren hebben zo hun technieken om een discussie uit te lokken over de waarden en de prioriteiten van hun ouders. Oude geschiedenis, sociologie: verantwoord je eigen beslissingen van vroeger maar als je nu nog een stem wil hebben bij de studiekeuze van je zoon.

Dat het doel van de universitaire studie een ferm betaalde job is: heeft mijn zoon eigenlijk ooit iets anders gehoord? Natuurlijk gebruikt een jongen van 17 daarbij het referentiekader van deze tijd. Dat het doel van de universitaire studie een ferm betaalde job is: heeft hij eigenlijk iets anders gehoord? Dat was toch de algemene teneur in het debat over de inschrijvingsgelden: met een universitair diploma stijgt de kans dat je later flink verdient. Daarom mag van studenten best een hogere financiële bijdrage gevraagd worden, zeker als hun ouders het zich kunnen veroorloven. Een student investeert in het hoger onderwijs

inderdaad in zijn toekomst. Maar mag dat begrip ook wat minder geldelijk ingevuld worden dan het voorbije jaar? Toen ik mij destijds inschreef voor ‘oude geschiedenis’, was een financieel veilige toekomst de laatste van mijn dromen en ambities. Universitaire studies waren vooral a once in a lifetime opportunity: een ongekende luxe om een paar jaren lang fulltime te mogen onderduiken en opgaan in een wereld van boeken en bibliotheken. Toen mijn vrouw voor verpleegkunde en nadien voor sociologie koos, dacht of droomde ze vooral van werk in de ontwikkelingslanden. Voor haar waren haar diploma’s een vorm van engagement. Uiteindelijk ben ik geen historicus geworden en is zij in België gebleven. Onze studentenjaren waren niet het echte begin van ons leven, maar ze hebben ons wel mee gemaakt tot wie we geworden zijn. In het hoger onderwijs hebben we onze interesses kunnen aanscherpen en uitdiepen. We hebben er inzichten opgedaan, fouten begaan, beperkingen aanvaard, kansen gegrepen en vrienden voor het leven gevonden – onder meer elkaar. Onze universitaire diploma’s hebben voor ons allebei de poort geopend naar een beroep dat wij waardevol vinden: zij in de palliatieve zorg, ik als journalist. Zeker, er zijn ook veel en uitstekende journalisten zonder universitair diploma. Maar de manier waarop ik schrijf en denk, hoe ik journalistieke keuzes maak en inhoudelijke prioriteiten leg: dat is toch zwaar bepaald door de vorming die ik kreeg en dus door de studie die ik volgde. In die zin kan ik ook de laatste twijfels wegnemen bij onze jonge ingenieur in spe: onze studies geschiedenis en sociologie hebben ons enorm verrijkt. En vervolgens heeft het ook aardig geschoven in de school van het echte leven. Op zijn zeventiende kan onze zoon er zich alvast op verheugen: op dat kapitaal aan kansen en geluk dat nog voor hem ligt.

KANTTEKENING

DOCTOREREN AAN HET CERN: EEN WETENSCHAPPERSDROOM? Rob Knoops doctoreert aan de KU Leuven, maar doet zijn onderzoek in het gerenommeerde CERN in Genève. Toch zal je hem daar niet snel over horen pochen: “Hoeveel ontzag mensen ook hebben voor de experimenten op het CERN, hier loopt niemand rond die zichzelf belangrijk vindt.” Peter Van Dyck

“ Ik heb hier de tijd van mijn leven”

E

r belanden wel meer Leuvense studenten (kern-) fysica in het CERN, maar slechts één man werkt er voltijds en woont dan ook in Genève. Rob Knoops (27) is deze gelukzak. Zijn sprookje begon toen hij in 2010 de laatste hand legde aan zijn masterproef en een vacature voor een doctoraatspositie bij het CERN in zijn inbox verzeilde. Doorgestuurd door zijn promotor, die dacht dat Rob wel een kans maakte. En jawel, aan het einde van de sollicitatierit kreeg hij een contract aangeboden. “Een goede dosis geluk gehad”, zo oordeelt hij nuchter. “En uiteraard moest ik die unieke kans met beide handen grijpen. Het is fijn om door al die knappe koppen omringd te zijn.” Een stimulerende omgeving dus?

“Jazeker. Maar als mensen het CERN met topwetenschappers associëren, moet ik toch altijd even lachen. De kern van het onderzoek wordt gedaan door pas afgestudeerde fysici. De experimenten draaien volledig op 25- tot 30-jarigen. Iedereen heeft zijn eigen kleine, welomlijnde opdracht. Pas in een latere fase komt de oude, slimme professor die alle verzamelde data combineert.” Als een leek je vraagt wat jouw deel van het werk precies inhoudt, wat antwoord je dan?

Topvoetbalster en doctoranda Imke Courtois haalt cliché’s over vrouwenvoetbal onderuit.

Lees meer op P.05

“Dat ik in feite hetzelfde doe als wat François Englert vijftig jaar geleden gedaan heeft. Alleen zal ik er nooit de Nobelprijs mee winnen (lacht). Het

huidige standaardmodel van de elementaire deeltjes is nog niet compleet. Zo zitten de zwaartekracht, donkere materie en donkere energie nog niet in de theorie. Ik maak daar de wiskundige modellen voor.”

Rob Knoops:

Als mensen het CERN met topwetenschappers associëren, moet ik toch altijd even lachen. De kern van het onderzoek wordt gedaan door pas afgestudeerde fysici.

Werk je ook zelf met de befaamde deeltjesversneller?

“Nee, al kan ik die soms wel bezoeken, onder strikte begeleiding. Als ik bijvoorbeeld een koffie drink met iemand die meewerkt aan het ATLAS-experiment, dan vraag ik of hij me niet eens kan meenemen. Dan smokkelt hij me op een afgesproken moment binnen en ga ik als een toerist een kijkje nemen in de deeltjesversneller. Het is een beetje een sport geworden om de detectoren te gaan bekijken als een experiment stilligt.”


NIEUWS 03

CAMPUSKRANT | 29 APRIL 2015

Een selfie bij de LHC-deeltjesversneller

Rob Knoops krijgt geregeld bezoek uit België, vorig jaar nog rector Torfs (foto) en koning Filip. “Ik was best onder de indruk van de koning. Je voelde dat hij over alles goed nagedacht had.”

Hoe is het daar toeven?

“Leuk. Er is een heel internationale sfeer, de mensen komen van overal. Het nadeel is natuurlijk dat alle jonge mensen die hier werken – maar ook de stagiairs van andere organisaties in Genève, zoals de VN, het Rode Kruis en de WHO – komen en gaan. Je vrienden van dit jaar zijn andere dan die van vorig jaar. Dat is wel vervelend. En wat de stad Genève betreft: die is mooi, maar er is niet zoveel te beleven als in Leuven.” Enkele jaren geleden stak je je schouders onder een comedyavond op het CERN. Hoe kwam dat idee tot stand?

“In die tijd organiseerde ik soms rondleidingen in het CERN, onder meer voor medewerkers van de VN die ik op stap in Genève had leren kennen. Best nuttig, want die VN-stagiairs zijn de diplomaten van morgen. Na verloop van tijd groeiden daar nieuwe initiatieven

Rob Knoops:

Ik doe in feite hetzelfde als wat François Englert vijftig jaar geleden gedaan heeft. Alleen zal ik er nooit de Nobelprijs mee winnen.

uit voort. Een nerdy comedyavond in het auditorium was daar één van, maar al snel liep het helemaal uit de hand. Lieven Scheire bevestigde zijn komst en nadat Helen Keen van BBC had toegezegd als presentator, kregen we plots financiële

steun van de British Council. Noodgedwongen, omdat het zo groot werd, moesten we verhuizen naar de Globe of Science and Innovation, een zaal bestemd voor vip-events. Er kwamen aankondigingen in alle grote bladen: The New York Times, Der Spiegel, The Guardian … Dat zorgde natuurlijk voor druk: het mocht absoluut niet mislopen. Gelukkig is alles reuze meegevallen.” Je hebt wel meer schoon volk over de vloer gekregen, zoals toenmalig premier Elio Di Rupo, koning Filip en rector Rik Torfs. Dan sta je als landgenoot klaar om handjes te schudden?

“Toen Di Rupo op bezoek kwam, werden alle 300 Belgen die hier werken op de receptie achteraf uitgenodigd. Als je astrant genoeg bent, kun je dan vragen om samen op de foto te gaan (lacht). Rector Torfs kwam vorig jaar met de ko-

ning mee. Op de receptie op het Belgische consulaat in Genève stond ik plots voor de koning. Ik wist niet goed wat te zeggen. Ik was best onder de indruk van hem. Je voelde dat hij over alles goed nagedacht had. Hij vertelde dat het hem opviel hoe bescheiden de fysici hier zijn. Dat moet ik beamen: hoeveel ontzag mensen ook hebben voor de experimenten aan het CERN, hier loopt niemand rond die zichzelf belangrijk vindt.” Komende zomer loopt je avontuur in het CERN af. Wat daarna?

“Dat weet ik totaal niet. Mijn grootste zorg nu is mijn doctoraatsthesis tot een goed einde brengen. Wat daarna komt, zien we wel. Maar dit staat vast: aan het CERN heb ik de beste tijd van mijn leven gehad.”

Het CERN

© 2014 CERN

Het CERN werd in 1954 opgericht als Conseil Européen pour la Recherche Nucléaire. Fysici en ingenieurs doen er onderzoek naar de fundamentele structuur van het heelal. Momenteel participeren 21 lidstaten in het centrum. De belangrijkste experimenten van het CERN gebeuren met deeltjesversnellers. De meest recente daarvan is de Large Hadron Collider (LHC), waarmee in 2012 het Brout-Englert-Higgs-deeltje gevonden werd. Dat leverde de Belgische natuurkundige François Englert en zijn Britse collega Peter Higgs – geestelijke vaders van het deeltje – in 2013 de Nobelprijs voor de Fysica op. Sporen van het minuscule deeltje, dat slechts een fractie van een fractie van een seconde bestaat, werden verwerkt door de ATLAS- en de CMS-detector. De ATLAS-detector (foto) is een machine ter grootte van een gemiddeld appartementsblok, 7.000 ton zwaar, 25 meter hoog, 40 meter lang. De CMS-detector weegt 12.500 ton, heeft een diameter van 15 meter en is 22 meter lang.


04

BELEID

CAMPUSKRANT | 29 APRIL 2015

OPINIE  © KU Leuven | Rob Stevens

Manuel Aalbers is hoofddocent sociale en economische geografie.

STEL HIËRARCHIE-OM-DE-HIËRARCHIE IN VRAAG!

Tijd voor een Vlaamse lente?

O

p 11 april kwam er na zes weken een einde aan de bezetting van het Maagdenhuis, het bestuurscentrum van de Universiteit van Amsterdam (UvA), door een groep studenten en een klein aantal universiteitsmedewerkers. De studenten protesteerden tegen de verschraling van de geesteswetenschappen en het verdwijnen van zogeheten ‘kleine studies’, maar ook tegen de universiteit die als een onderneming wordt bestuurd en waar gesproken wordt van profit centers, key performance indicators en rendement. Onder Vlaamse collega’s bespeur ik sympathie, maar ik hoor ook frasen als ‘dat zou bij ons niet gebeuren’. Noodzakelijk kwaad

Misschien worden de kleine studies in Leuven beter beschermd tegen het rendementsdenken en bestaan er bij de KU Leuven geen profit centers; key performance indicators in elk geval wel. Het grote verschil zit ‘m in de verhouding tussen de studenten en de proffen van beide instellingen. Toen ik twee jaar geleden de UvA inruilde voor de KU Leuven was dat even wennen: de gemiddelde Leuvense student was een stuk volgzamer en stelde alleen vragen als hij of zij daarom werd gevraagd. Zomaar kritiek leveren op Meneer de Professor (ja, met hoofdletters) was en is er nog steeds zelden bij. Gelukkig komen de masterstudenten, onder aanvoering van hun buitenlandse collega’s, langzaamaan los. Aan de UvA word je getutoyeerd en Amsterdamse studenten bestoken je met tal van kritische vragen. De UvA-studenten staan, ook in Nederland, bekend als een tikkeltje recalcitranter en sneller geneigd tot actie. De recente bezetting van het Maagdenhuis is ook niet de eerste. Terwijl UvA-studenten en -medewerkers anno 2015 samen protesteren tegen bestuurders die de universiteit als een commercieel bedrijf zien en niet begrijpen hoe kennisontwikkeling werkt, stonden tijdens het beroemde protest van 1969 de studenten tegenover de proffen. De studenten eisten inspraak en kregen die. In Amsterdam waren de proffen en docenten vanaf dat moment simpelweg mensen die een paar stappen verder stonden in de formele kennisverwerving, maar hun gezag niet konden ontlenen aan hun hiërarchische positie. Hiërarchie was een noodzakelijk kwaad dat altijd en overal in vraag gesteld kon worden.

Recht op discussie

Zo ver zijn we aan de KU Leuven nog niet. Ja, er is inspraak, maar de Professoren staan nog steeds op een enorm voetstuk en dienen alleen kritisch bevraagd te worden als ze de student daartoe uitnodigen. U wilt niet weten hoe vaak een doctoraatsstudent mij hier heeft verteld dat iets niet mag van zijn of haar Professor. Na een goede inhoudelijke discussie tussen een Prof en een postdoc heb ik ooit het argument ‘maar da’s wel een Prof, he?’ horen gebruiken om de argumenten van de postdoc teniet te doen. Zelfs als doctoraatsstudenten zelf een beurs hebben binnengehaald, hebben zij zelden inzicht in hun kredieten. Zo kan het dus zomaar gebeuren dat Meneer of Mevrouw de Professor zich de lunch goed laat smaken en er plots minder geld is voor de plannen van de doctoraatsstudent. Een van de doctoraatsstudenten die ik begeleid is een nogal ondernemend type dat graag dingen organiseert, lezingen bijwoont, met ‘verstopte’ data aan de slag gaat, etc. Dat betekent dat hij veel e-mails moet versturen, maar vaak krijgt

hij geen antwoord, een zeer laat antwoord of een negatief antwoord. Een academische variant van ‘Computer says no’ valt hem constant te beurt. In negen van de tien keer doet een e-mailtje van

De Professoren staan nog steeds op een enorm voetstuk en dienen alleen kritisch bevraagd te worden als ze de student daartoe uitnodigen. Meneer de Professor dan wonderen. Als prof krijg je zeker niet zomaar van alles gedaan aan de KU Leuven, maar de verzoeken waarmee de doctoraatsstudenten en postdocs over het algemeen moeite hebben, zijn vaak snel geregeld als

ze van mijn e-mailadres komen. Het hiërarchische systeem is dus geheel geïnstitutionaliseerd: studenten zijn volgzaam, sommige Proffen wenden hun macht te pas en te onpas aan, en ook het ondersteunende personeel voelt de gezagsverhoudingen prima aan. Aan een universiteit zouden we kritisch moeten staan tegenover hiërarchie-om-de-hiërarchie en studenten (bachelor, master en doctoraat) moeten aanmoedigen om nooit iets zomaar voor kennisgeving aan te nemen. Als een universiteit al iets moet ‘produceren’, dan zijn dat afgestudeerden en doctorandi met een kritisch-wetenschappelijke grondhouding. Dat vraagt om het in vraag stellen van macht en kennis. Dat wil niet zeggen dat de criticasters het altijd bij het juiste eind hebben, maar wel dat ze een fundamenteel recht hebben op dialoog, discussie en bevraging, en dat – nu komt het belangrijkste – ongeacht hun positie in de hiërarchie. Tijd voor een Vlaamse lente! Reageren? nieuws@kuleuven.be

© Joris Snaet

Geef om kennis Kom naar de mecenaatsbeurs en maak kennis met de diverse fondsen en begeesterende mecenaatsprojecten van de KU Leuven.

Maandag 18 mei 2015, Universiteitshal, Leuven, 18u Infosessie over schenken via testament vanaf 15 uur Meer info: www.kuleuven.be/geefomkennis


PORTRET 05

CAMPUSKRANT | 29 APRIL 2015

TOPVOETBALSTER EN DOCTORANDA IMKE COURTOIS

Een doorbraak forceren in haar gedachten vindt ze een even grote kick als een goede match spelen. Meet Imke Courtois, gezegend met sterke voetbalbenen én een stel nieuwsgierige hersenen. “Als een club me morgen een contract van 20.000 euro per maand aanbiedt, maar ik moet stoppen met mijn onderzoek, dan weiger ik.” Katrien Steyaert

© KU Leuven | Rob Stevens

“ Ik doe iets 100% of niet. Soms ten koste van mezelf” en kine miste ik wel eens een match omdat ik moest blokken. Ik had een topsportstatuut, maar maakte er nooit gebruik van. Aan voetballende tienermeisjes geef ik de raad om echt voor een diploma te gaan, niet alleen omdat wij vrouwen niet kunnen leven van voetbal; werken en studeren is gewoon fijn. Het geeft me een enorme kick als ik iets kan vatten of opeens een rode draad zie. Dat heb ik evenzeer nodig als mij fysiek uitleven op het veld.” Wat boeit je in je doctoraat?

N

ee, ze is geen familie van Thibaut. Imke Courtois (27) heeft los van genetische voorbestemming of nepotisme haar plaats veroverd. Ze is de snelle centrale verdediger en occasionele middenvelder bij de Red Flames, onze nationale damesploeg, en bij Standard Femina, dat op een zucht van de titel staat in de Belgisch-Nederlandse vrouwencompetitie. In 2006 haalde ze met de min-negentienjarigen het EK, een primeur in de Belgische geschiedenis. Ook commentaar leveren bij de recente Rode Duivels-wedstrijd België-Israël – in het goede gezelschap van Karl Vannieuwkerke, Jan Mulder en Geert De Vlieger – deed ze met klasse. Was je verrast door alle lof nadien?

“Toch wel. Mijn goede vrienden zeiden dat ze nooit gedacht hadden dat ik zo lang stil kon zitten (glimlacht). Ik vond de vele positieve reacties fijn, maar ik zat eigenlijk niet te wachten op wat mensen van mij vonden. Ik heb ook niet gesolliciteerd bij Sporza. Ik heb gewoon toegestemd in hun vraag omdat ik denk dat ik na twintig jaar spelen iets over voetbal kan vertellen. Ik moest geen schermtest doen en we hadden niets voorbereid, maar mede dankzij de steun van de routiniers ging het vlot. Mocht de vraag weer komen, ik zou opnieuw ‘ja’ zeggen. Pas vlak voor

de uitzending besefte ik de impact ervan en ging mijn hart tekeer. Maar toen ik eenmaal bezig was, vielen de zenuwen weg. In de kleedkamer ben ik ook nog altijd heel nerveus, maar na het fluitsignaal heb ik geen seconde stress.” Voel je je geroepen iets te doen aan de veel te beperkte aandacht voor voetbalsters?

“Ik vond dit een heel goed initiatief van de VRT, maar ik voel niet de nood om feministisch op te treden. Ik probeer indirect iets te veranderen door te tonen dat wij vrouwen ook iets van voetbal kennen. Net zoals ik in 2008 deelnam aan de wedstrijd Topmodel (op 2BE – red.) om de stereotypen over de mannelijke looks van voetbalsters onderuit te halen. Er is nog werk – meer investeringen in jeugdopleidingen en media-aandacht zijn zeker welkom – maar het gaat de goede kant op. Tien jaar geleden speelden we nog Champions League op de velden van Rapide Wezemaal …”

Adem en pijn

“Ik geniet het meest van het teamgevoel – wij tegen hen – en ik hou van de creativiteit die voetbal vraagt en de eigenheid van de spelers. Maar studeren en werken vond ik altijd nog belangrijker. Tijdens mijn opleiding ergotherapie

“Onderzoek heeft alles wat ik zoek in een job: afwisseling en uitdaging. Het thema, ‘respiration and pain’, sprak me onmiddellijk aan. Ademhaling speelt nu al een rol in verschillende therapieën, onder andere voor pijndemping. Als we

Aan voetballende tienermeisjes geef ik de raad om echt voor een diploma te gaan. Werken en studeren is gewoon fijn. trager en dieper ademhalen, lijkt ons parasympathisch zenuwstelsel (dat het lichaam in een toestand van rust brengt – red.) meer activiteit te vertonen. Maar we kennen het psychofysiologische mechanisme erachter nog niet. Dat hoop ik bloot te leggen.”

Zeker nu mijn mama me niet meer naar elke training brengt, zoals in het middelbaar, maar ik veel meer verantwoordelijkheden heb en mijn leven zelf moet organiseren. Dat leven bestaat tegenwoordig uit slapen, werken en voetballen, en dat vijf dagen op zeven.” Me-time is er nauwelijks?

“Inderdaad. Gewoon eens in mijn zetel liggen, kunnen koken of iets gaan drinken met vrienden: het lijkt me zalig. Maar ik heb bewust voor dit leven gekozen en als het eens te lastig wordt, wijzen mijn familie en vrienden me erop hoe fijn mijn doctoraat en mijn plaats bij Standard zijn. Ik heb hun bevestiging ook nodig als ik me afvraag of ik niet nalatig word door zoveel te combineren. Ja, ik ben streng. Ik engageer me voor 100 procent of niet, zelfs al gaat dat soms ten koste van mezelf. Gelukkig heb ik nog niet moeten kiezen tussen doctoreren en voetballen.” Wat is het geheim van je time management?

“Eerlijkheid en duidelijkheid, niet alleen tegenover mezelf – wanneer mijn lichaam me een waarschuwing stuurt dat het te veel wordt – maar ook tegenover mijn omgeving. Ik heb met Standard de duidelijke afspraak dat mijn werk voor gaat. De trainer is dan wel eens teleurgesteld, maar als je mij in je ploeg wilt, is dat de voorwaarde. Als een club me morgen een contract van 20.000 euro per maand aanbiedt, maar ik moet stoppen met mijn onderzoek, dan weiger ik.” Echt?

Komen je sportieve ervaringen van pas?

“Toch wel. Spelen in team zorgt ervoor dat ik me redelijk snel kan integreren, bijvoorbeeld in onze onderzoeksgroep. Ook mijn doorzettingsvermogen helpt. Tijdens een doctoraat kom je jezelf vaak tegen en dat is op het veld niet anders.

“Ja. Ik hoop dat ze mij dan genoeg respecteren om een oplossing te zoeken. Maar dat is hypothetisch. Misschien voetbal ik wel geen vijf jaar meer. Ik wil zeker nog het EK in 2017 meepikken, maar ik kijk ook uit naar nieuwe uitdagingen, een eigen huis en kinderen. Ook op dat vlak weet ik goed wat ik wil (glimlacht).”


06

CULTUUR

CAMPUSKRANT | 29 APRIL 2015

Cultuurprijs voor

muzikale vernieuwers

Het hedendaagse muziekensemble Nadar en Flying Horsemanfrontman Bert Dockx krijgen de Cultuurprijs 2015-2016 van de KU Leuven. Hoewel de muziek die ze maken weinig gelijkenissen vertoont, delen beide laureaten een drang naar vernieuwing en veelzijdigheid die de jury overtuigde om voor hen te kiezen.

NADAR ENSEMBLE

“ We doen mensen nadenken over de tijd waarin we leven” Het dertienkoppige Nadar Ensemble brengt multimediale voorstellingen waarin maatschappijkritiek en zelfbevraging nooit veraf zijn. Samen met meer dan dertig componisten maakte het voorstellingen die hoge ogen gooiden in binnen- en buitenland. “We halen onszelf voortdurend uit onze comfort zone.” Pieter-Jan Borgelioen

W

e zijn heel tevreden met deze Cultuurprijs”, zegt Pieter Matthynssens, cellist en artistiek leider van het ensemble. “Zeker als je bedenkt dat de voormalige laureaten stuk voor stuk interessante kunstenaars zijn. We zijn trots dat we een plaats krijgen in dat rijtje.” De jury looft onder meer de veelzijdigheid van het ensemble. Een eigenschap waarnaar hun naam al duidelijk verwijst. “Nadar is het pseudoniem van Gaspard-Félix Tournachon”, zegt Matthynssens. “Hij was een negentiende-eeuws fotograaf en ballonvaarder, maar stond ook bekend als karikaturist, spion en kunstcriticus. Daarnaast organiseerde hij geregeld bijeen-

© Rebecca Diependaele

Nadar Ensemble aan het werk in de muziektheatervoorstelling RECHT.

komsten waarop hij kunstenaars, schrijvers en wetenschappers uitnodigde voor een interdisciplinaire dialoog. Hij wilde koste wat kost grenzen doorbreken. Op onze eigen manier brengen we zijn filosofie in de praktijk.” De werken van Nadar Ensemble zijn inderdaad moeilijk in een hokje te plaatsen. Net zoals theaterstukken zijn ze voorzien van een uitgekiende scenografie en vaak houden ze het midden tussen muziekconcerten en performancekunst. “Die manier van werken vergt een enorme openheid van de muzikanten”, zegt Matthynssens. “Ze worden voortdurend uit hun comfort zone getrokken. Zo moeten ze soms acteren of experimenteren met instrumenten die niet vaak

voorkomen in eigentijdse klassieke muziekconcerten. Denk bijvoorbeeld aan ballonnen of een whammy pedal.” Bevreemdende mix

Matthynssens vindt dat elke generatie haar eigen klemtonen moet leggen binnen de kunst. Typerend aan de optredens van Nadar Ensemble is de verweving van beeld en muziek, en de confrontatie tussen realiteit en virtualiteit. “Alle muzikanten van het ensemble zijn opgegroeid in de jaren tachtig”, zegt hij. “Met de opkomst van MTV en de videoclip werd muziek onlosmakelijk verbonden met beeldcultuur. Tegelijkertijd hebben we de overgang meegemaakt van analoog naar digitaal. Die digitalisatie is ondertussen alomtegenwoordig. Op een kritische manier trachten we ze te verwerken in onze voorstellingen.” Dat komt misschien nog het best tot uiting in Generation Kill, een compositie van mede-artistiek leider Stefan Prins. In het werk worden vier muzikanten opgesteld achter transparante beeldschermen. Tegelijkertijd bewerken vier andere muzikanten de klank en het beeld van hun collega’s met game controllers. Het resultaat is een bevreemdende mix van geluid. “Op een be-

paald moment weet je als toehoorder niet meer wat live wordt gebracht en wat door de computer is vervormd”, zegt Matthynssens. “De grens tussen wat echt is en wat niet, wordt daardoor heel vaag. Dat stemt uiteraard tot nadenken over de tijd waarin we leven.” Honderd procent

Voor Matthynssens is het belangrijk dat een voorstelling diepgaand is en vragen oproept. Maar dat betekent niet dat ze daardoor hermetisch of moeilijk wordt, zegt hij. “Als gediplomeerd muzikant luister ik anders naar muziek dan iemand die er minder vertrouwd mee is. Maar iedereen kan er zijn eigen verhaal in vinden. Als ik naar een dansvoorstelling ga kijken, ken ik evenmin de finesses van het genre. Maar toch kan ik er de schoonheid en relevantie van inzien.” Als we hem tot slot vragen naar de grootste sterkte van het ensemble hoeft Matthynssens niet lang na te denken. “Dat is ongetwijfeld de inzet van de muzikanten”, zegt hij. “We geloven er voor de volle honderd procent in. Dat moet ook. Anders kom je er bij een publiek niet mee weg.”

Wat is Nadar Ensemble?

In 2006 opgericht door een aantal jonge muzikanten, afgestudeerd aan verschillende conservatoria in Vlaanderen. Is te gast bij festivals en concerthuizen in binnen- en buitenland. Speelt onder meer op de Internationale Ferienkurse für neue Musik Darmstadt (2010, 2012, 2014) en de Donaueschinger Musiktage (2012, 2015) in Duitsland. Richt in 2010 een Summer Academy voor jonge muzikanten op in samenwerking met het MATRIX Centrum voor Nieuwe Muziek. Speelt in 2014 de muziektheatervoorstelling RECHT en treedt op in Frankfurt, Berlijn, Zagreb en Mannheim. Werkte de voorbije tien jaar samen met meer dan 30 componisten.


CULTUUR

CAMPUSKRANT | 29 APRIL 2015

07

Bert Dockx: “Ik zou gerust wat meer humor in mijn nummers willen verwerken. Maar wat ik ook doe, ze blijven donker.”

ZANGER EN GITARIST BERT DOCKX

“ Mijn muziek ontstaat uit noodzaak” De voorbije vijf jaar verrijkte gitarist en zanger Bert Dockx onze contreien met een nieuw en eigenzinnig geluid. In zijn nummers verkent hij alle uithoeken van het muziek­­landschap. “De onderverdeling in genres is gecreëerd door de media en de muziekindustrie. Daar wil ik niet in meegaan.” TEKST: Pieter-Jan Borgelioen | FOTO: Rob Stevens

N

iet verwonderlijk dus, dat Bert Dockx voortdurend schippert tussen verschillende projecten. Hij is frontman van de groep Flying Horseman, speelt jazzrock bij het trio Dans Dans, en bracht met Strand onlangs een Nederlandstalige soloplaat uit. “Ik was aangenaam verrast door de toekenning van de Cultuurprijs”, zegt Dockx in

Cultuurprijs KU Leuven De tweejaarlijkse Cultuurprijs, goed voor 10.000 euro, gaat naar een vernieuwend Belgisch kunstenaar met verdiensten op het vlak van vorming en/of onderzoek in de kunsten. Op de laureatenlijst vinden we onder meer schilder Raoul De Keyser, fotograaf Dirk Braeckman, beeldend kunstenaar Hans Op de Beeck en muziektheatergezelschap Braakland/ZheBilding. De vorige Cultuurprijs (architectuur) ging naar ingenieursbureau Ney & Partners. De prijs 2015-2016 staat in het teken van muziek. Rector Rik Torfs overhandigt de prijs aan Bert Dockx en Nadar Ensemble tijdens een academische zitting op dinsdag 16 juni om 19u30, in de Soetezaal van STUK. Professor Hilde Heynen spreekt de laudatio uit. www.kuleuven.be/cultuur/prijs/ cultuurprijs

zijn flat in Berchem. “Ik vind het tof om erkenning te krijgen vanuit de academische wereld. En het sterkt me om te weten dat mijn werk wordt geapprecieerd.” Dockx wist als kind al dat hij muzikant wilde worden. “Mijn ouders bespeelden allebei een instrument, dus er was altijd muziek in huis”, zegt hij. “Al snel had ik zelf een gitaar in mijn handen. Waarschijnlijk had ik toen al de nood om me uit te drukken. Ook nu nog ontstaan mijn nummers uit noodzaak. Mijn inspiratie vind ik in het dagelijkse leven, maar ook in films of boeken. Daarnaast luister ik naar heel uiteenlopende soorten muziek, van postpunk en jazz tot elektro en Afrikaanse blues.” Keurslijf

Met zijn twee bands en soloproject heeft Dockx al een aardige weg afgelegd sinds zijn start in 2010. Inmiddels heeft hij zeven platen op zijn conto en elke nieuwe release kan rekenen op bijval van de critici. Toch heeft het even geduurd voor hij zijn eigen stem vond. “Toen ik met Flying Horseman begon, was ik al bijna dertig”, zegt hij. “Na mijn studie jazz aan het conservatorium had ik het moeilijk om mijn weg te vinden. Tegen wil en dank zat ik opgescheept met bepaalde dogma’s die je daar krijgt aangeleerd. Jazz werd er in een keurslijf gegoten en er was nogal weinig ruimte voor experiment. Pas toen ik mijn eigen ding kon doen met Flying Horseman en Dans Dans heb ik de vrijheid en het speelplezier teruggevonden.” Zijn afkeer voor structuren en hokjesdenken zorgt ervoor dat Dockx zijn muziek niet graag gelabeld ziet. “De mensen luisteren beter zelf naar de nummers”, zegt hij. “De onderverdeling in genres is gecreëerd door de media en de muziekindustrie. Daar wil ik niet in meegaan. Als je erover nadenkt is elk genre hybride. Jazz, blues en rock zijn bijvoorbeeld alle drie ontstaan uit een mix van andere muziekvormen. Het is maar logisch dat die evolutie zich verderzet.”

Demonen

Dockx’ werk mag dan wel grensoverschrijdend zijn, toch zijn er elementen die steeds terugkeren. Zo zijn de teksten doorspekt met beelden en spreekt uit heel wat nummers een dreigende, donkere sfeer. “In de nummers van Flying Horseman en Strand verwerk ik mijn demonen”, zegt hij. “Bovendien ben ik gefascineerd door wat verborgen blijft, door wat leeft in de schaduw. Ik geloof dat je daar meer waarheid vindt dan aan de oppervlakte. Zeker omdat we in een maatschappij leven die veel aandacht besteedt aan uiterlijkheden. Pas op, ik zou gerust wat meer humor in mijn nummers willen verwerken. Maar wat ik ook doe, ze blijven donker (lacht).” Het beeldende in zijn muziek verklaart Dockx door zijn liefde voor film, fotografie en schilderkunst. “Los daarvan staat een beeld dichter bij muziek dan tekst”, zegt hij. “Ik hou enorm van taal, maar ik heb er minder voeling mee. Ik denk altijd in beelden. Ook als ik met muzikanten overleg. Als ik mijn visie over een nummer wil uitdrukken, zeg ik niet welke noten ze moeten spelen, maar probeer ik een beeld op te roepen. Dan zeg ik bijvoorbeeld dat het benauwder moet zijn, zoals een tunnel. Of dat het net weidser mag. Ik tracht telkens een sfeer te scheppen.”

Wie is Bert Dockx? 35 jaar, Antwerpenaar Studeerde jazz aan het Koninklijk Conservatorium Brussel. In 2010 verschijnt de eerste Flying Horseman-plaat Wild Eyes. Al snel volgen Twist (2012) en City Same City (2013). In 2012 ziet het titelloze debuut van Dans Dans het levenslicht. I/II (2013) en 3 (2014) zijn de tweede en derde plaat van het jazzrock-trio. Met Strand (2014) waagt Bert Dockx zich aan een soloproject. Voor het eerst zingt hij in de moedertaal.

Metalheads en Klara-fans

Naast stemming zijn de intensiteit die op het podium ontstaat en de wisselwerking met het publiek onmisbaar voor Dockx. “Ik ben in de eerste plaats een live muzikant”, zegt hij. “Wat je hoort op mijn platen is een min of meer getrouwe weergave van wat ik live breng, maar in een opnamestudio bereik je nooit wat er gebeurt op een podium. Er bestaat niks mooiers dan iets creëren en dat op hetzelfde moment delen met het publiek.” Een groter publiek bereiken of meer geld verdienen, is het laatste waarmee Dockx bezig is. “Zo’n denkwijze gaat regelrecht in tegen alles waarvoor ik sta”, zegt hij. “Ik ben me er van be-

Maakt ook muziek voor theater, geeft improvisatie-optredens en speelt eigenzinnige covers.

wust dat ik niet snel een hit zal schrijven. Maar als er iets is waar ik trots op ben, dan is het dat we spelen voor een verscheiden publiek. Bij elk optreden zie je zowel metalheads als Klara-luisteraars. Dat vind ik heel bijzonder.”


08

ONDERZOEK

CAMPUSKRANT | 29 APRIL 2015

PRESCREENING EPILEPSIE IS WINST VOOR ZORGSECTOR

Scherp oog voor bewogen nachten De vergrijzing van de bevolking, de toename van welvaartsziekten en het tekort aan zorgpersoneel zetten onze gezondheidszorg sterk onder druk. Dat inspireerde industrieel ingenieur Bert Bonroy tot een doctoraat over de ontwikkeling van technologie die het werk in de chronische zorg kan verlichten en verbeteren. Zoals een systeem dat ’s nachts abnormale bewegingen registreert en zo kan helpen bij het vaststellen van epilepsie. Luc Vander Elst

W

e hebben een toepassing uitgedokterd waarmee we accuraat epileptische aanvallen en abnormale bewegingen bij kinderen kunnen detecteren in een thuissituatie”, vertelt Bonroy, onderzoeker bij Mobilab (Thomas More) op de Technologiecampus Geel. “Daarbij gebruiken we instrumenten die gewoon in de handel verkrijgbaar zijn: een camera, een bewegingsmelder en accelerometers – versnellingsmeters die bijvoorbeeld ook in smartphones en wagens verwerkt zitten. Ik heb daar een screeningtool voor ontwikkeld. Het systeem is bedoeld als prescreening, nog voor men de diagnose gesteld heeft. Voor een echte video-eeg-observatie zijn er lange wachttijden. Zo’n prescreening kan dus heel nuttig zijn om uit te maken of het om epilepsie gaat, of om de uitlokkende factor te bepalen.” Tijdwinst

Zorgverleners en ouders kunnen het systeem

makkelijk zelf plaatsen en verhuizen, zegt Bonroy: “Meestal wordt de apparatuur bevestigd op een paal in een hoek van de kamer. Ze staat in verbinding met een verdekt opgestelde laptop die alles registreert. De pols- en enkelbandjes zijn draadloos verbonden met het systeem via Bluetooth. De computer registreert alleen de bewegingen en neemt die op, zonder de rust van de patiënten te verstoren. De zorgverlener of ouder kan die data van de schijf halen en analyseren.” “We hebben het systeem in de praktijk getest. Bij epilepsiepatiënten namen we de hele nacht op en registreerden we elke beweging. Daar filterden we dan de abnormale bewegingen uit: heel hevige of langdurige bewegingen, bijvoorbeeld. De normale bewegingen tijdens het slaapproces elimineerden we.” Dat levert al een behoorlijke tijdswinst op, zegt Bonroy: “Als we een slaapproces van twaalf uur bij kinderen met epilepsie monitoren, kunnen we alle relevante bewegingen terugbrengen

tot zowat anderhalf uur. Maar ook dat is nog te lang om dagelijks te bekijken. Dus reduceren we die gegevens nog verder tot je alle abnormale bewegingen hebt samengebald. Zelfs dan kun je nog verder filteren tot bijvoorbeeld de vijf procent meest abnormale bewegingen. Zo kun je elke nacht relatief goed analyseren.” “Met het systeem kunnen ouders ook thuis het epilepsiegedrag van hun kinderen opvolgen. En ze kunnen nagaan of aangepaste medicatie beter werkt: zijn de kinderen vaker wakker, zijn er meer of minder aanvallen, enzovoort.” Mantelzorgers

Bonroy is ervan overtuigd dat er een markt is voor de toepassing: “Er bestaan al een aantal screeningtools, maar die zijn onvoldoende getest. Wij hebben wel aangetoond dat ons systeem resultaten oplevert. Doordat we courante instrumenten gebruiken, is het systeem ook niet zo duur. Om het nog efficiënter te maken, zouden we wel nog meer patiënten moeten kunnen monitoren en grotere en langere studies opzetten.” “Het belangrijkste is dat we hiermee de mantelzorgers ondersteunen en ontlasten. Ouders nemen hun kinderen met epilepsie vaak mee in hun eigen bed om beter over hen te kunnen waken. Dat gaat vaak ten koste van hun eigen gezondheid. Ons monitoringsysteem kan daarvoor een oplossing bieden. Bovendien kunnen we met een degelijke prescreening van epilepsiepatiënten dure observaties in video-eeg-lab beperkt houden. Dat bespaart de gezondheidszorg kosten en het kort de wachtlijsten in.”

‘Pijncamera’ en kniehoekmetingen Bert Bonroy is de allereerste doctor in de industriële ingenieurswetenschappen die zijn doctoraat mocht verdedigen op de Technologiecampus Geel. Naast de toepassing voor epilepsie werkte hij onder leiding van professoren Bart Vanrumste en Daniel Berckmans nog aan twee andere methodes om technologie in te zetten voor chronische zorg: “Veel dementerende bejaarden kunnen pijn niet verbaal signaleren en krijgen daardoor soms niet de beste behandeling. Daarom werkten we aan een methode om pijn te detecteren door hun gelaatsexpressies met een camerasysteem te monitoren.” “We ontwikkelden ook een toepassing om bij volwassenen door middel van kniehoekmetingen activiteiten als stappen, trappen doen en lopen te herkennen. Dat doen we door flexibele sensoren in kledij te verwerken – het zogenaamde ‘smart textile’. Daarmee kunnen we accurate metingen doen om een revalidatietraject aan te passen of preventief advies geven om sportletsels te voorkomen.”

Waarom koude ons doet plassen Onderzoekers van de KU Leuven hebben achterhaald waarom onze blaas samentrekt als we plots blootgesteld worden aan koudeprikkels. Ze ontdekten ook de moleculaire koudesensor die voor deze reflex verantwoordelijk is. Het stilleggen van die sensor kan de plasreflex voorkomen. Dat opent perspectieven voor mensen die last hebben van een overgevoelige blaas of incontinentie.

V

eel alledaagse koud aanvoelende prikkels – met blote voeten op een koude vloer stappen, een zwembad betreden, de koelafdeling van een supermarkt binnenstappen – kunnen aanleiding geven tot een plotse plasdrang. Dat is vooral onaangenaam voor patiënten met een overactieve blaas, bij wie zulke prikkels kunnen leiden tot ongewild urineverlies. Tot nu toe werd gedacht dat die plotse koude-geïnduceerde plasdrang een soort Pavlov-reactie is. Omdat naar het toilet gaan steeds gekoppeld is aan een koudeprikkel en het geluid van stromend water, zouden deze prikkels, via klassieke conditionering, een onbewuste blaascontractie kunnen uitlokken. Net zoals de hond

van Pavlov begon te kwijlen wanneer hij de bel hoorde rinkelen. Nieuw onderzoek van professor Thomas Voets en zijn collega’s van de Laboratoria voor Ionenkanaalonderzoek en Experimentele Urologie geeft echter een andere verklaring. Ze brachten proefdieren – muizen en ratten – in slaap, en gebruikten een dunne sonde om de vullingsgraad en de druk in de blaas van de dieren te controleren. Wanneer de blaas voor meer dan de helft gevuld was, dienden ze verschillende soorten prikkels toe. Warmte of een pijnlijke prik bleken geen invloed te hebben, maar bij allerhande koudeprikkels, zoals het blazen van koude lucht of het bevochtigen met aceton, trok de blaas vrijwel meteen samen. Aangezien de proefdie-

© Joris Snaet

ren volledig onder narcose waren, is hier geen sprake van een Pavlov-reactie, maar eerder van een evolutionair bewaarde reflex. Practical joke

Daarna gingen de onderzoekers op zoek naar de mechanismen van deze reactie. Daarbij spelen bepaalde ionenkanalen een rol. Een ionenkanaal is een microscopisch sluisje in de celwand, waarlangs geladen deeltjes de cel kunnen in- of uitstromen. Dat leidt tot het ontstaan van elektrische signalen, een belangrijke vorm van informatie-uitwisseling in ons lichaam. In dit geval gaat het om zogenaamde TRP-kanalen, die fungeren als moleculaire thermometers. De onderzoekers konden achterhalen dat

een specifiek TRP-kanaal, TRPM8, verantwoordelijk is voor de plasreflex. Uitschakeling van TRPM8, bijvoorbeeld door toediening van een experimenteel geneesmiddel, kon de koude-geïnduceerde plasreflex een halt toeroepen. In verder onderzoek zal worden nagegaan of stoffen die de werking van TRPM8 afremmen kunnen worden ingezet bij mensen met blaasproblemen. Naast deze medische perspectieven biedt het onderzoek ook een moleculaire verklaring voor een practical joke, een klassieker tijdens kampen van jeugdbewegingen. Als je de hand van een slapend iemand in een emmer lauw water dompelt, plast het slachtoffer vaak onmiddellijk in bed. We weten nu dat dit geen Pavlov-reactie is, maar dat TRPM8 de schuldige is.


ONDERZOEK 09

CAMPUSKRANT | 29 APRIL 2015

DUURZAAMHEID

De Belgische appels hebben het moeilijk. Niet alleen is er de Russische handelsboycot, waardoor de telers hun oogst moeilijker kwijtraken. Af en toe hoor je ook beweren dat een importappel lekkerder én energievriendelijker is dan een lokale appel. Over smaak valt niet te twisten, maar energieverbruik kunnen we berekenen, dachten onze bio-ingenieurs. Ilse Frederickx

A

ls u graag een appeltje lust, heeft u de keuze tussen appels van eigen bodem, of uit Frankrijk, Chili, Argentinië, Nieuw-Zeeland … Vooral in de periode van mei tot augustus zijn er importappels uit Nieuw-Zeeland te koop: de voorraden van lokale appels die geoogst werden in het najaar van het jaar ervoor, zijn dan geslonken – tenzij er een handelsboycot is. Wie een duurzame appel wil kopen, moet niet alleen de food miles tellen, vertelt professor Annemie Geeraerd van het Departement Bio-systemen en Ethics@ Arenberg: “Dat zegt enkel iets over de afstand tussen oogst en consumptie. Er wordt ook veel energie verbruikt bij de teelt, het transport met kleine vrachtwagens naar de koelcel, de inkoeling en bewaring in een gecontroleerde atmosfeer, de verpakking en het transport naar de winkels. Dat geldt voor lokale én ingevoerde appels.” “Maar laat ons de twee extremen eens vergelijken. Onze lokale appels worden soms tot een jaar na de oogst bewaard in een koelcel met een gecontroleerde atmosfeer met een verlaagd zuurstofgehalte. Ook Nieuw-Zeelandse appels worden zo bewaard. Of ze worden kort na de oogst in Nieuw-Zeeland in maart en april – zonder die bewaring maar wel gekoeld – met een containerschip over 22.000 kilometer in één maand naar Europa getransporteerd. Welke appel het beste scoort qua energieverbruik, kan je dus niet zomaar meteen zeggen.”

in de koelcel liggen en de nieuwe oogst uit Nieuw-Zeeland in ons land aankomt, is de appel van bij ons nog steeds 12 tot 20% energiezuiniger. Vlak na de oogst bij ons loopt het verschil op tot 65 % – er worden hier dan geen Nieuw-Zeelandse appels op de markt aangeboden.” Geeraerd voegt er wel aan toe dat energieverbruik maar één aspect is van ecologische duurzaamheid. “Er is ook de klimaatimpact via CO2-emissie en de aantasting van het oppervlaktewater door meststoffen, bijvoorbeeld. En dan heb je nog niks gezegd over sociale en economische duurzaamheid. We zijn er ons ook heel goed van bewust dat informatie leveren aan de consument weinig uithaalt als die zich niet om duurzaamheid bekommert.”

Een appel van bij ons is gemiddeld altijd energiezuiniger dan een importappel uit Nieuw-Zeeland.

BEELDIGE WETENSCHAP

Storm op blauwe zon? Woekerend plantje? Een stukje van het netvlies van een muis begint opnieuw te groeien op een petrischaaltje. We kijken mee onder de fluorescentiemicroscoop van bioloog Tom Buyens en bio-ingenieur Emiel Geeraerts. Zij werken in de Onderzoeksgroep Neurale Ontwikkeling en Regeneratie onder leiding van professor Lieve Moons. De pas gedoctoreerde Buyens legt uit waarover het onderzoek gaat: “Als je in je vinger snijdt en je raakt een zenuw, dan herstelt dat na een tijd. Je krijgt opnieuw gevoel in die vinger. Dat is anders bij schade in ons centraal zenuwstelsel, zoals je ruggemerg of je oogzenuw: daar treedt geen herstel op. Wij zijn nu net op zoek naar stoffen die dat herstel bewerkstelligen.” De onderzoekers experimenteren met peptiden, stukjes eiwit die zorgen voor de chemische communicatie tussen cellen in een levend organisme. “We nemen een stukje netvlies uit het oog van de muis en leggen dat op een voedingssubstraat. Bij een aantal van die weefselculturen voegen we peptiden toe. Na drie dagen bekijken we het resultaat, zoals hier op de foto. Het blauwe deel is een stuk van het oorspronkelijke weefsel, de groene slierten zijn nieuwe uitlopers die uitgegroeid zijn.”

“Aan de hand van de analyses van mijn collega Emiel Geeraerts berekenen we dan hoeveel uitlopers er gegroeid zijn, hoelang ze zijn en met welke peptiden we de beste resultaten zien. Sommige peptiden zorgen voor de start van de groei van de uitlopers, andere zorgen voor lange uitlopers. De meest interessante peptiden zetten beide processen in gang, want voor een goed herstel heb je zowel veel als lange uitlopers nodig.” Met de meest veelbelovende peptiden wordt verder onderzoek gedaan, al moeten we niet direct een toepassing in de kliniek verwachten: “Op lange termijn is het doel een stof te vinden die herstel van letsels aan het centraal zenuwstelsel kan stimuleren. Maar dit is fundamenteel onderzoek: we proberen nu te begrijpen hoe die peptiden werken. Er is nog zeker tien à vijftien jaar werk voor de boeg.” Ilse Frederickx

Bent u onderzoeker aan de KU Leuven en maakt u intrigerende wetenschapsfoto’s? Mail ze naar nieuws@kuleuven.be.

België - Nieuw-Zeeland: 1-0

Om het antwoord te vinden, verzamelde doctoraatsstudente Yanne Goossens cijfers over het energieverbruik in elke fase van de keten, gedurende het hele jaar. Zowel voor een Belgische appel als voor een geïmporteerde Nieuw-Zeelandse appel zijn de teelt en de bewaring de grote energievreters. Voor de Nieuw-Zee­ landse appel komt daar nog het overzeese transport bij: dat maakt bijna de helft uit van het energieverbruik. Het resultaat van het onderzoek is duidelijk, zegt professor Geeraerd: “Als we een representatieve keten nemen, is een appel van bij ons gemiddeld altijd energiezuiniger dan import uit Nieuw-Zee­ land. Zelfs in de lente en zomer, wanneer onze appels al pakweg een half jaar

Tot slot nog een tip: bewaar je appels thuis in de koelkast. “Een appel die bewaard wordt op kamertemperatuur, krijgt een meer vettig aanvoelende schil en het vlees wordt zacht. Koude remt het rijpingsproces af. Dus stop je voorraad in de koelkast en leg enkel appels in je fruitschaal als je ze de komende dagen gaat opeten. Om 100 ton appels te koop aan te bieden, worden er tot 128 ton appels geoogst – er gaan tijdens het hele aanvoerproces af en toe appels verloren. En voor die appel bij jou thuis is al heel wat energie verbruikt. Een weggegooide appel bij de consument is dus altijd erger dan een weggegooide appel bij de teler.”

COLOFON Campuskrant, maandelijks tijdschrift van de KU Leuven Een realisatie van de Nieuwsdienst Hoofdredactie Sigrid Somers, Reiner Van Hove | Redactie Pieter-Jan Borgelioen, Ilse Frederickx, Ludo Meyvis, Rob Stevens, Ine Van Houdenhove, Wouter Verbeylen | Medewerkers Katrien Bollen, Tine Danschutter, Julia Nienaber, Sarah Somers, Anke Vander Elst, Inge Verbruggen | Freelancers Katrien Steyaert, Luc Vander Elst, Peter Van Dyck | Redactieadres Naamsestraat 22, bus 5002, 3000 Leuven, T 016 32 40 13, nieuws@kuleuven.be | Adreswijzigingen Alumni Lovanienses, Naamsestraat 63, bus 5601, 3000 Leuven, info@ alum.kuleuven.be | Grafisch ontwerp Jansen & Janssen, Gent | Lay-out en zetwerk Wouter Verbeylen | Fotografie Rob Stevens | Cartoons Joris Snaet | Illustraties Gudrun Makelberge | Reclameregie Inge Verbruggen, T 016 32 40 15, inge.verbruggen@kuleuven.be | Oplage 28.800 ex. | Drukwerk Eco Print Center, Lokeren. Campuskrant wordt gedrukt met milieuvriendelijke waterloze druktechnologie. | Verantwoordelijke uitgever Jos Vaesen, Naamsestraat 22, bus 5000, 3000 Leuven Copyright artikels Artikels kunnen overgenomen worden mits toestemming. Het volgende nummer van Campuskrant verschijnt op 27 mei.

© Tom Buyens en Emiel Geeraerts

Hoeveel energie verbruikt je appel?


10

KULAK 50 JAAR

CAMPUSKRANT | 29 APRIL 2015

CAMPUSRECTOR MARC DEPAEPE OVER 50 JAAR KULAK “De sterkte van Kulak ligt in haar eigen karakter, dat we graag vergelijken met dat van een Angelsaksisch college: de interdisciplinaire contacten verlopen erg vlot. Dat is niet alleen een zegen voor het onderzoek, maar ook voor het werkklimaat.” Campusrector Marc Depaepe spreekt met trots over ‘zijn’ halfeeuweling. Ludo Meyvis

“ Kulak

moet haar eigenheid behouden”

K

ulak werd vijftig jaar geleden opgericht met heel duidelijke bedoelingen,” zegt Marc Depaepe. “De situatie is veranderd, zeker ideologisch. Toch blijven enkele sociaal-economische krachtlijnen uit 1965 ook nu nog bestaan.” In welke context moeten we die oprichting van de Kulak dan situeren?

“De West-Vlaamse participatie aan het universitair onderwijs moest op het niveau van de rest van Vlaanderen gebracht worden. Dus waren extra inspanningen voor de regio nodig. Gelijkaardige overwegingen hebben ook geleid tot het ontstaan van het RUCA (inmiddels opgegaan in de UA – red.) en Diepenbeek (nu UHasselt – red.). Ten tweede was de toegang tot de universiteit in 1965 nog te elitair. Als je ook de jeugd uit arbeiderskringen wilde bereiken, moesten de kandidaturen gespreid worden: hoger onderwijs dichtbij huis trekt aan. Die twee factoren speelden een hoofdrol in de oprichting van de Kulak, maar ze zijn ook nu nog relevant.” “De derde overweging was van ideologische aard. Met een eigen katholieke campus in Kortrijk kon er beter geconcurreerd worden met de universiteit van Gent, in haar eigen rekruteringsgebied nog wel. Gent was de oprichting van de Kulak dan ook niet goed gezind.”

Was Kulak van meet af aan ook gericht op onderzoek?

“Nee, dat kon niet, omdat de infrastructuur ontbrak. De eerste grote bouwprojecten dateren uit de jaren 70. In eerste instantie was het duidelijk de bedoeling een onderwijscampus te zijn op kandidatuurniveau, als opstap naar de licenties in Leuven. Onderzoek stond nauwelijks op de agenda. Dat is intussen natuurlijk grondig veranderd.” “Je zou de huidige Kulak kunnen tekenen als een soort zandloper. De basis is breed, met onze twintig bacheloropleidingen. Het middenstuk is smal, doordat we geen masteropleidingen hebben. En de top is dan weer breed, door onze relatief gesproken ruime aandacht voor onderzoek, vaak interdisciplinair van aard, met eigen postdocs. Op vijf jaar tijd hebben we ongeveer honderd doctoraten. Dat is prima te vergelijken met onderzoeksgroepen in Leuven met een gelijkaardige omvang. Dat geeft ook aan dat Kulak een echte universiteit is.” Moet de Kulak nog groeien?

“Zolang je per student gefinancierd wordt, is het studentenaantal een factor die we niet mogen vergeten. Maar er zijn natuurlijk grenzen aan de groei: we hebben de infrastructuur niet voor duizenden studenten. Ik zie wel nog mogelijkheden in niche-manama’s, programma’s die idealiter alleen in Kortrijk aangeboden zouden worden. Door regionaal te concentreren, word

je op die manier interregionaal juist aantrekkelijker. Maar in het huidige financiële klimaat is zo’n uitbreiding niet aan de orde.” Waarin ligt de sterkte van de Kulak?

“In haar eigen karakter, dat we graag vergelijken met dat van een Angelsaksisch college. Dat betekent dat de interdisciplinaire contacten erg vlot verlopen, bij studenten evengoed als bij de medewerkers. Dat beïnvloedt het werkklimaat, maar ook de onderzoeksmogelijkheden. Die eigenheid en de eigen sterkte van Kulak moeten behouden blijven, ook in de komende vijftig jaar.” “Wellicht de grootste troef van Kulak ligt in haar organische band met Leuven. Kulak heeft de KU Leuven nodig. Er zijn momenteel ongeveer 200 proffen uit Leuven die ook in Kortrijk doceren, en een veertigtal die vooral in Kortrijk actief zijn, maar die meestal ook wel een pied à terre in Leuven hebben.” “Men had er indertijd voor kunnen opteren om van de Kulak een zelfstandige instelling te maken, zoals dat met Diepenbeek gebeurd is, maar dat is gelukkig nooit een optie geweest. De backing van Leuven is, ook letterlijk, onbetaalbaar. Kortrijk heeft een eigen profiel, waardoor eigen mogelijkheden ontstaan zijn, maar de band met Leuven blijft bijzonder intens. En dat is goed.”

Met de klok mee: Residentie Studentendorp tussen de velden, begin jaren 90 Een les chemie in de jaren 80: de afstand tussen prof en student is klein aan de Kulak Bewoners van residentie Studentendorp tijdens de blok (2010) Campusrector Piet Vanden Abeele toont zich een ware flandrien tijdens de ‘24 uur’ in academiejaar 2002-2003


KULAK 50 JAAR

CAMPUSKRANT | 29 APRIL 2015

11

Van beenhouwer naar universiteit “Op 50 jaar tijd is Kulak uitgegroeid van een klein, regionaal gericht onderwijsinitiatief naar een volwaardige universiteitscampus met een mooie toekomst”, zegt Saartje Vanden Borre, als historica verbonden aan de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen van Kulak.

© Archief Kulak | KU Leuven

Ludo Meyvis

© Archief Kulak | KU Leuven

Architecturaal en vestimentair eigentijds in 1976

V

anden Borre legt de laatste hand aan een boek over de geschiedenis van de Kortrijkse campus, dat dit najaar verschijnt bij de Universitaire Pers Leuven. De aangewezen persoon dus, om de belangrijkste mijlpalen in 50 jaar Kulak te schetsen. “In het voorjaar van 1965 werd de wetgeving op de universitaire expansie uitgevaardigd. De Gentse universiteit was niet bepaald opgezet met de West-Vlaamse en Leuvense plannen om een campus te openen in Kortrijk – de Gentse rector Bouckaert dreigde zelfs even met aftreden. Ook de socialisten waren tegen, vooral omdat zij wel aan uitbreiding in Antwerpen dachten, maar niet in Kortrijk. Op 12 oktober werd het academiejaar 1965-1966 niettemin geopend. Alleen enkele kandidaturen van Letteren en Wijsbegeerte stonden op het programma. De kandidaturen rechten hoorden bij Letteren.” “De behuizing was letterlijk onbestaande. Er moest lesgegeven worden in het Vormingsinstituut voor Kleine en Middelgrote Ondernemingen. De oudere generatie hoor je daarom weleens zeggen dat Kulak begonnen is tussen de bakkers en de beenhouwers. De eerste drie jaren waren een experiment. In 1968 zou worden beslist of Kulak mocht blijven bestaan.” “In 1971 maakte een nieuwe wet op de universitaire expansie verdere stappen mogelijk. Kulak mocht voortaan kandidaturen in de wetenschappen en de geneeskunde aanbieden. Daarvoor was natuurlijk heel wat duurdere infrastructuur nodig. In dat jaar trad ook Mgr. Guido Maertens aan als campusrector. Tot dan toe was de zogenaamde prodecaan de hoogste bestuurder. Maertens bleef 20 jaar op post, en heeft de campus dan ook sterk beïnvloed.” Van noodlot naar kruissnelheid

“Permanente vorming stond al vroeg bovenaan op de Kortrijkse agenda. In

het midden van de jaren 70 werd het programma uitgetekend, en het is een sterkhouder van de campus gebleven, momenteel met vele duizenden deelnemers per jaar.” “Monseigneur Maertens werd in 1991 opgevolgd door Frans Van Cauwelaert. Alles was klaar om het academiejaar 1991-1992 met de nodige luister te openen. Er was zelfs belangrijk nieuws: eindelijk, na moeizame onderhandelingen, kon Kortrijk de opleiding toegepaste economische wetenschappen aanbieden, weliswaar in een wat eigenaardige constructie samen met Ufsia. Het noodlot sloeg echter toe: in de nacht na de opening van het academiejaar overleed de campusrector, volledig onverwacht.” “Zijn opvolgers, Vic Nachtergaele en Marcel Joniau, hebben de Kulak door de jaren 90 geloodst, in vrij moeilijke tijden. Het studentenaantal daalde, er heerste een klimaat van politieke onwil, en de toekomst van Kortrijk leek onzeker. De kleinere universiteiten, zeker ook Kulak, moesten zichzelf heruitvinden. Dat vond zijn voltooiing vanaf pakweg 2001, toen Piet Vanden Abeele campusrector werd. Kortrijk ging resoluut voor een modern imago, en positioneerde zich ook steeds duidelijker als centrum van interdisciplinair onderzoek, met internationale openheid. Ook Jan Beirlant werkte op basis van dat profiel.” “In 2007 veroverde de Kulak een aantal belangrijke eigen onderzoeksprojecten. Dat zette definitief het spoor uit naar een campus waar de drie klassieke taken van een universiteit, onderzoek, onderwijs en dienstverlening, op kruissnelheid gehouden konden worden. Op 50 jaar tijd is Kulak uitgegroeid van een klein, regionaal gericht onderwijsinitiatief naar een volwaardige universiteitscampus met een mooie toekomst.”


12

STUDENTEN

CAMPUSKRANT | 29 APRIL 2015

OP

© KU Leuven | Rob Stevens

KOT

Ligging

Geldenaaksebaan 23 in Heverlee Bewoners

10 Oppervlakte

3 studio’s: +/- 35 m² 6 kamers: 12-16 m² Huurprijs

studio’s: +/- 400 euro kamers: 250-285 euro

oon jij in het rommeligste, W grootste, meest multiculturele, hoogst gelegen of anderszins opmerkelijkste kot? Laat het ons weten via nieuws@kuleuven.be

HET MEEST GEËNGAGEERDE KOT

Van chocoladeproeverij tot wormenbak Ha, de studententijd: periode van feesten, drinken, oefenen op het hebben van een lief, feesten. Maar ook voor degenen die daar enig maatschappelijk engagement tussen willen weven, kent onze Alma Mater mogelijkheden, waarvan themahuizen er één is. In zo’n huis ontmoet ik Lize, Luca en Danica. Bewoners van Taorokende, een huis waarin studenten van verschillende achtergrond samenwonen en zich inzetten voor ontwikkelingssamenwerking en een duurzame samenleving.

“We wonen hier met tien mensen, waarvan ongeveer de helft hier ‘toevallig’ terecht is gekomen op zoek naar een kot”, vertelt Lize (foto midden). “Maar uiteindelijk werkt iedereen mee aan de initiatieven die we opzetten. Dat gaat

van lezingen via tentoonstellingen naar samenwerking met de Noord-Zuidstudenten.” “Vorige maand hebben we bijvoorbeeld samen met Pangaea een chocoladeproeverij in de Oxfamwinkel georganiseerd”, vult Luca aan. “Tijdens het nuttigen van lekkers worden de deelnemers op de hoogte gebracht van het verhaal achter Oxfam. Een goede combinatie.” Danica, een der ‘toevallige’ studenten, looft ook de kotsfeer: “Het is een zeer open huis waar iedereen samen eet en met elkaar praat, wat in mijn vorige koten niet altijd het geval was.” Lize besluit nog: “We zetten ook in op ecologie: we hebben een wormenbak in de tuin, halen ons eten bij de Wikke – een sociaal biologisch tuinbouwproject – en delen dat ook met elkaar in plaats van overschotten weg te gooien. En

daarstraks ben ik een plukboerderij (een samenwerking tussen boerderij en consument – red.) gaan bezoeken om daar eventueel mee in zee te gaan. Genoeg te doen dus.” Taorokende is een term uit het Moore, de taal van een etnische groep uit Burkina Fasso, en betekent letterlijk vooruitgaan, zo lees ik ergens. Dat geldt ook voor de bende jongeren hier, die volgend jaar bijna allemaal dit nest verlaten om aan het grote leven te beginnen. Daarom doen ze een warme oproep aan nieuwe kandidaat-bewoners voor wie samenwonen nét dat tikje meer mag zijn dan een gemeenschappelijk dak boven een hoop aan elkaar grenzende kamers. Lijkt je dat wat en wil je meer info: een mailtje naar lizepaesen@hotmail.com zal volledig volstaan. TEKST en FOTO’s: Rob Stevens

Twijfelen mag bij nieuw meerkeuze-examen De praktijk leert helaas dat het zeer gevaarlijk is partijen te laten beslissen over hoeveel geld er naar de politieke partijen moet gaan. Volgens politicoloog Marc Hooghe toont de ‘voorjaarscampagne’ van de N-VA aan dat de partij niet goed weet wat ze met al haar overheidsgeld moet aanvangen. En dat een onafhankelijke controle op de partijfinanciering geen overbodige luxe zou zijn. (De Standaard, 27/04/2015)

Vervolg van P.01

Tinne De Laet: “Het mooie van het systeem is dat het zich net ‘gedraagt’ zoals de giscorrectie. Als de student het juiste antwoord als enige mogelijke aanduidt, krijgt hij een volledig punt. Duidt hij het juiste antwoord als enige onmogelijke aan, dan krijgt hij een strafpunt. Maar als de student twijfelt, kan hij nu nog altijd punten verdienen als het juiste antwoord bij zijn selectie zit.” “Het is dus een systeem dat twijfel beloont. Vroeger moest je dan

wel gokken, en scoorde je ofwel een punt, ook al wist je het niet echt, ofwel kreeg je een bestraffing, ook al wist je een gedeelte. Nu kan je aangeven dat je twijfelt, of dat je een deel van de zaak kent. Dat is niet zo vreemd. Ook op een examen met open vragen kan je aangeven dat je twijfelt, of dat je een antwoord maar gedeeltelijk weet. Daar word je dan ook voor beloond, met een deel van de punten. Dat is nu bij meerkeuze ook mogelijk.”

in een experimentele situatie: “Je kunt niet zomaar zitten experimenteren op een echt examen.

Uitbreiding?

Die tests vielen goed mee, en ook de feedback van de studenten was heel positief. We hebben dan vorig

Bij Ingenieurswetenschappen werd het nieuwe systeem eerst uitgetest

De tests vielen goed mee, en ook de studenten waren heel positief.

jaar in juni en september het systeem voor het eerst gebruikt op een echt examen, Elektrische Netwerken. Ook dat viel heel goed mee, en onze studenten vragen om een bredere toepassing van het nieuwe systeem. Dit jaar zijn we een aanpassing aan het uittesten waarbij de student minder punten krijgt bij terechte twijfel.” “Ook bij Geneeskunde en Economie bestaat er trouwens interesse. Het is natuurlijk belangrijk om voorzichtig te werk te gaan en het nieuwe systeem in verschillende opleidingen en omstandigheden uit te testen.”


MAATSCHAPPIJ

CAMPUSKRANT | 29 APRIL 2015

DE

RAAD

13

Ze zijn vooralsnog niet op pad, de mystery callers: controleurs die onder valse naam solliciteren om discriminatie op de arbeidsmarkt op te sporen en te bestraffen. Maar wordt het niet eens tijd, nu werkloosheid onder allochtonen – ook hooggeschoolde – blijft pieken? Of zwemen

Een actueel vraagstuk belicht vanuit 3 expertises

* Beller onbekend*

mystery calls naar Stasi-praktijken? Wordt het een heksenjacht op werkgevers, die echt niet bewust discrimineren? TEKST: Wouter Verbeylen ILLUSTRATIE: Gudrun Makelberge

Discriminatie verschuift dan gewoon Karin Proost Human Relations Research Group

“Ik heb een heel dubbel gevoel bij mystery calls. Je wil er discriminatie mee opsporen en bestraffen, maar dé vraag is: los je er discriminatie ook echt mee op? Met zo’n instrument ga je werkgevers ook in vakjes stoppen, goed of slecht, en daar schiet je volgens mij niet veel mee op. Wat speelt er bijvoorbeeld echt als een uitzendkantoor de vraag krijgt: ‘Stuur mij een Belg’, en daarop ingaat: is dat dan klantvriendelijkheid of is het discriminatie? Wat als iemand specifiek om een Turk vraagt, is dat dan ook discriminatie, of zo goed mogelijk de klant tegemoet komen? Je kan met mystery calls wel iets vaststellen, maar het is toch moeilijk hard te maken dat dat altijd bewust vanuit kwaad opzet gebeurt.” “Ongetwijfeld zullen sommige werkgevers bij mystery calls uit angst voor represailles meer mensen uitnodigen. Maar verdwijnt daarmee au-

tomatisch elke vorm van discriminatie? Nee, volgens mij verschuift het probleem gewoon: allochtonen worden uitgenodigd, maar krijgen bijvoorbeeld een botter of korter sollicitatiegesprek. Of het verschuift naar de werkvloer zelf: meer allochtonen worden aangeworven omdat het moet, maar als ze daar in een vijandig klimaat terechtkomen, dan zullen ze toch snel weer weg zijn. Met andere woorden: wordt discriminatie met mystery calls niet net onzichtbaarder, en dus nog moeilijker op te lossen?” Wild idee

“Wat is dan wél een oplossing? Kijk hoe werkgevers bij selectieprocedures hun keuze maken, en pak dat dan aan. Veel bedrijven zijn immers van goede wil, ze hebben al een ‘code of conduct’ tegen discriminatie. We moeten zorgen dat die geen dode letter blijft, en dan moet

je in de praktijk kijken waar het misloopt. Je hebt een voorkeur voor wie op je lijkt, dat staat psychologisch vast. Die reflex moet je bij aanwervingen dus zien te vermijden. Het zal al helpen om telkens nog eens expliciet het diversiteitsbeleid in herinnering te brengen vlak voor je de knoop doorhakt wie je aanwerft.” “Je kan de aanwervingsprocedure ook strakker gestructureerd maken, zodat een sollicitant alleen nog beoordeeld wordt op die punten die er écht toe doen voor de job. Dan ga je veel minder je gevoel – en mogelijke vooroordelen – laten meespelen. Of misschien een wild idee: je gaat als bedrijf systematisch ook iedereen die je niét aanneemt, een afwijzingsbrief sturen die met argumenten onderbouwd is. Zo word je telkens weer verplicht om je eigen beweegredenen onder de loep te nemen, en te kijken of dat wel de juiste zijn.”

Met alleen wetten verander je niet veel

De ‘klik’ is zo vaak cultureel gekleurd

Koen Lemmens Instituut voor de Rechten van de Mens

Loes Meeussen Sociale psychologie

“Discriminatie is zó wijdverbreid, en tegelijk zó subtiel, zó moeilijk te bewijzen. Dan denk ik dat er nog weinig andere mogelijkheden zijn als we het effectief willen aanpakken. Ik snap het wel, hoor: mystery calls roepen bij sommigen het gevoel op van een Big Brother-samenleving, waarbij je altijd en overal op je tellen moet letten. Maar zelf zie ik weinig verschil tussen mystery calls en bijvoorbeeld de controles van de Nationale Loterij om te voorkomen dat handelaars krasloten aan minderjarigen verkopen.” “Zijn mystery calls een vorm van uitlokking? Dat zal zeker niet altijd het geval zijn, al ben ik geen strafrechtspecialist. Stel dat je een advertentie plaatst: ‘Gezocht: poetshulp’. Er dient zich een zwarte dame aan, en je zegt: ‘Ik moet geen zwarte hebben’, waarop de dame zich bekendmaakt als mystery caller. Waar zit de provocatie? De

term ‘uitlokking’ wordt dezer dagen nogal snel gebruikt, lijkt me. Toen tijdens de Pegida-betoging in Gent iemand een VRT-journaliste racistische beledigingen naar het hoofd slingerde, noemden sommigen dat ook al uitlokking door de VRT.” Verrassingseffect

“We zitten juridisch al op de grens: we hebben in België een hele strenge antidiscriminatiewetgeving: een hele waaier aan gedragingen zijn verboden. De tijd dat je als werkgever alles kon doen en laten, is allang voorbij. Er is gedeelde bewijslast: de tegenpartij moet soms bewijzen dat ze niét gediscrimineerd heeft. En toch worden allochtonen nog altijd gediscrimineerd, in discotheken, bij sollicitaties. Logisch, je verandert de samenleving niet per decreet. Met wat wetten is niet alles opgelost. We moeten ook iets doen op het terrein, en daar zie ik weinig bewegen. Dus ja,

dan kom je uiteindelijk terecht bij instrumenten als mystery calls, bij anonieme cv’s, eventueel zelfs bij quota.” “Pas op: juridisch vind ik mystery calls een zwaktebod. Ze zouden weleens een polariserend effect kunnen hebben. Ze lijken mij vooral nuttig voor individuele slachtoffers van discriminatie, om bewijslast te verzamelen. Voor ‘algemeen gebruik’ verwacht ik dan bijvoorbeeld meer van anonieme cv’s. De werkgever heeft daarbij nog altijd het idee dat hij uiteindelijk vrij kan kiezen wie hij aanwerft. En die anonieme cv’s spelen op het positief verrassingseffect: als de eerste op de lijst Mohammed blijkt, zullen sommige werkgevers zeggen: ‘Oei, ik was blijkbaar het slachtoffer van mijn vooroordelen’. Natuurlijk zullen sommigen dan alsnóg discrimineren, maar Mohammed wordt alvast niet vooraf weggefilterd.”

“Willen werkgevers echt discrimineren? In elk geval is de impact van discriminatie in onze samenleving heel groot, of die nu bewust of onbewust gebeurt. Bij twee identieke cv’s, één onder een vreemde naam en één onder een autochtone naam, heeft de tweede veel meer kans om uitgenodigd te worden. Dat soort onderzoek spreekt voor zich. En dan krijg je te horen dat je ‘als je echt wil werken, wel een job vindt.’ Dus ja, ik vind dat er iets moet gebeuren. Mystery calls zullen alvast een signaal geven, en soms zal bestraffing noodzakelijk zijn.” “Maar er is veel meer nodig. Discriminatie gebeurt vaak subtiel, soms zelfs onbedoeld. Voor de werkgever is de ‘klik’ met een kandidaat heel belangrijk, maar net die klik kan heel cultureel gekleurd zijn. Een simpel voorbeeld: als een sollicitant geen oogcontact maakt, kan dat als een gebrek

aan respect ervaren worden, maar in bepaalde culturen is oogcontact vermijden net een téken van respect. Cognitieve tests bevoordelen vaak subtiel bepaalde groepen, bepaalde bewoordingen zoals spreekwoorden maken het nodeloos ingewikkeld voor wie Nederlands niet als moedertaal heeft: dat soort zaken.” Group think

“Hoe krijg je die diversiteit – niet alleen etnische, ook van gender, leeftijd, enzoverder – echt verkocht? Je kan bedrijven wijzen op hun morele plicht om een afspiegeling te zijn van de samenleving. Je kan ook de positieve kanten ervan heel concreet maken: bedrijven hebben er zoveel bij te winnen. Ze kunnen bijvoorbeeld toegang krijgen tot nieuwe klanten en nieuwe markten – hoe kunnen exclusief mannelijke reclamebureaus goede campagnes bedenken voor

vrouwen? Diversiteit zorgt ervoor dat je als team innovatiever wordt omdat je van elkaar kan leren en elkaar uitdaagt. Het gaat fenomenen tegen als group think – waar je het te snel eens bent met elkaar, haast onvermijdelijk als zowat iedereen binnen het team hetzelfde profiel heeft.” “Let op: afwezigheid van discriminatie levert niet automatisch een succesvolle diverse werkvloer op. Als een bedrijf kiest voor een kleurenblinde aanpak, als het verschillen bewust negeert onder het motto ‘iedereen is gelijk’, dan kunnen minderheden juist een grote assimilatiedruk voelen. Een multiculturele benadering, waarbij de boodschap is: ‘je mag hier jezelf zijn, verschillen zijn een meerwaarde’, is veel vruchtbaarder. De werknemers zullen zich veel meer met hun team identificeren – en ze zullen ook beter presteren.”


14

ALUMNI

CAMPUSKRANT | 29 APRIL 2015

LEVEN na LEUVEN  THEO FRANCKEN, PEDAGOOG EN STAATSSECRETARIS VOOR N-VA

“Wij, hard? Ik vind van niet” Dromen van een eigen school oprichten en een rechtlijnig asiel- en migratiebeleid uittekenen: het is voor Theo Francken niet onverenigbaar. Een gesprek in twee stemmingen. “In de politiek heb ik nog maar één keer geweend.” TEKST: Katrien Steyaert | FOTO: Rob Stevens

D

ie maandagochtend op Franckens kabinet is de stemming rustig. De staatssecretaris haalt goede herinneringen op aan zijn studentenjaren, al kleurt hij die niet heel concreet in. “Vooral Erasmus, in Udine in Italië, was geweldig. Maar ook met mijn broer op kot in Leuven was het leuk. Iedereen kwam er goed overeen en we gingen samen naar de 24-uren-loop of andere activiteiten van grote studentenverenigingen. De pedagogische kring en fakbar stelden echt niets voor, dus ging ik bij Ekonomika in het sportcomité. Ik was het type dat veel cantussen en weinig lessen deed, maar op het einde van het jaar alles gaf. En dat lukte.” Pedagogie deed hij graag, zegt hij. “Op internaat in Rotselaar was ik hoofdleider van de KSA en ik was actief in de speelpleinwerking. Ik wou daarin verder. Waarom? Euh, waarom niet? Spelen, opvoeden, ik vond dat fijn. Tijdens mijn studie groeide mijn interesse voor het beleidsmatige en koos ik voor onderwijskunde. Toen ik bij de VU-ID-fractie in het Vlaams Parlement begon te werken, was dat in de Commissie voor Onderwijs. In wat ik gestudeerd heb dus, ook al weten mensen dat niet altijd.” Een inspiratie voor en tijdens zijn stageperiode was zijn KSA-leider Joris Vandenbroucke, nu Vlaams parlementslid voor sp.a, toen bestuurslid van de Volksuniejongeren. Dat is Francken nooit geweest. “Ik was wel geïnteresseerd, maar daar bleef het bij. Ik kom ook niet uit een po-

litieke familie.” Op papier is dat nest zelfs een contra-indicatie van zijn Vlaams-nationalisme, want vader – een dokter in de Dorpsstraat in Lubbeek – is wel een Vlaming, maar zijn moeder, een historica, is geboren en getogen in Frankrijk. “Ze kwam op haar achttiende aan de Franstalige letterenfaculteit van de KU Leuven studeren en leerde onze pa kennen. Ze waren een van de weinige gemengde koppels in die broeierige jaren van Leuven-Vlaams.” Tackle

Hij zegt als jonge kerel niet meteen voor de rechterkant van het politieke spectrum te hebben gekozen. “Ik was Vlaams-nationalistisch en nationalisme is niet links of rechts. Pas later volgde de maatschappelijke invulling. En dan nog. Sociaal-economisch ben ik misschien eerder rechts, maar over ethische thema’s ben ik helemaal niet zo conservatief.” Zijn keuze voor N-VA is wel glashelder. “En dat is voor pedagogen, met wie ik nog regelmatig praat, laten we zeggen …”, hij glimlacht, “… minder evident.” Intussen waaien protestgeluiden van op de kleine Ring de vergaderzaal binnen. Het zijn deze keer niet de sans-papiers die de afgelopen maanden al vaak betoogden voor Franckens kabinet. Zijn forse voornemen van duizend extra uitwijzingen per jaar maakte hem niet populair, net zomin als dat om gezinnen met kinderen zonder verblijfspapieren op te sluiten in Steenokkerzeel.

Velen verwijten hem een te kil cijferbeleid, waarin niet de mens centraal staat maar zijn al dan niet economische meerwaarde voor ons land. “De zaken worden gigantisch op een hoop gegooid”, reageert hij gelaten. Hij staat op en haalt in zijn kantoor een blad papier waarop hij zijn visie uittekent. We belanden in stemming twee. Daarin raakt hij op dreef en gebruikt hij herhalingen voor nadruk. Hij blikt nog maar zelden weg. Dit is bekend terrein. “Asiel en migratie zijn twee verschillende dingen. Het eerste gaat over de internationale bescherming van vluchtelingen (onlangs kondigde hij aan meer te willen doen voor Syrische vluchte-

Er is een reden waarom de meesten dit mandaat maar één keer opnemen. Maggie De Block was ook geen kandidaat om zichzelf op te volgen.

gin van zijn nieuwe ambt. Hij verspeelde toen meteen krediet door zijn aanwezigheid op het verjaardagsfeest van VMO-oprichter Bob Maes, door oude mails met een homofoob tintje en een oud Facebook-bericht over het gebrek aan economische meerwaarde van de Marokkaanse, Congolese en Algerijnse diaspora. PS en CdH eisten zijn ontslag. “De manier waarop sommige politici en media me met de voeten vooruit getackeld hebben en dingen uit hun context trokken, vond ik bijzonder laag. Veel mensen hebben er blijkbaar plezier in om de N-VA af te schilderen als een extreemrechtse, discriminerende of racistische partij.” Francken kreeg doodsbedreigingen, zijn kroost politiebewaking. “Het was niet evident. Maar of ik daardoor twijfelde aan mijn beleid? Nee.” Dikker vel

lingen – red.), het tweede over mensen die naar hier migreren voor hun werk, hun studie – twee vormen van actieve migratie – voor gezinshereniging of om hier om medische of humanitaire redenen geregulariseerd te worden – passieve migratie. Mijn model, en dat van de regering, wil de verhouding tussen actieve en passieve migratie naar fiftyfifty brengen in plaats van 20 versus 80 procent zoals nu. Brengen wij dan een hard verhaal? Ik vind van niet. Maar perceptie is alles in deze wereld. Op den duur wordt dat vermoeiend, maar bon, zo is het nu eenmaal.” Minder gelaten is hij over de hetzes bij het be-

Dat deed hij naar eigen zeggen ook niet na de dood van Oumar Dansoke, de 25-jarige Guineeër die zichzelf in brand stak in de toiletten van Fedasil. “Er heeft zich toen ook iemand opgehangen in het gesloten centrum. Het was een hele zwarte dag. Ik ben meteen degenen van mijn mensen die erbij betrokken waren een hart onder de riem gaan steken. Administratief is in deze twee dossiers absoluut geen enkele fout gemaakt, maar het is natuurlijk aangrijpend. Het gaat over mensen. Er is een reden waarom de meesten dit mandaat maar één keer opnemen. Maggie De Block was ook geen kandidaat om zichzelf op te volgen.” En toch moet hij zulke negatieve beslissingen blijven nemen als dat de wet is, vindt hij. “Rechtlijnigheid is voor mij het hoogste goed. Kijk naar onze partij. We zijn door de woestijn gegaan, maar we bleven consequent hetzelfde verhaal brengen. Ik ben ervan overtuigd dat dat is wat veel Vlamingen in de N-VA en in mij appreciëren.” Wat zijn persoonlijke verwezenlijkingen betreft, is hij vooral fier op de verstrenging van

TUSSEN MICROSCOOP EN DRUKPERS: GRAFISCH KUNSTENAAR ANJE CLAEYS

© KU Leuven | Rob Stevens

“Ik heb de deur van de wetenschap achter mij dichtgetrokken en de cirkel rondgemaakt, van de wetenschap terug naar de kunst”, zegt viroloog Anje Claeys. Met een doctoraat in de biomedische wetenschappen op zak zei ze de academische wereld vaarwel om zich volledig op de grafische kunst toe te leggen. Maar dat adieu is niet definitief, want de wetenschap blijft haar muze. Ilse Frederickx

A

Anje Claeys voor twee van haar werken: “Ik doe nog altijd experimenten, maar nu in een zwarte schort in plaats van een witte labojas.”

nje Claeys heeft net een expo achter de rug, met 28 etsen die ze maakte op vraag van tien wetenschappers van de KU Leuven. Je kan haar werk omschrijven als een kunstzinnige interpretatie van een microscoopbeeld: in kleurrijke en gelaagde prints van 30 op 30 centimeter zie je bijvoorbeeld hoe een virus een cel binnendringt, met daarbij gespiegelde of gekantelde flarden wetenschappelijke tekst. Het zijn werken op be-


ALUMNI

CAMPUSKRANT | 29 APRIL 2015

15

Wie is Theo Francken? ° 1978 in Lubbeek Gestudeerd Pedagogie (KU Leuven, 2001)

de wet op de gezinshereniging – “daar schreven we een mooi verhaal” – en op de afschaffing van de snel-Belgwet en de invoering van de belastingplicht voor de koninklijke familie. Maar er waren ook moments sans gloire. Terug naar stemming één. In 2006 greep de nieuwe N-VA-afdeling in Lubbeek, waarvan hij lijsttrekker was, nipt naast één van de 23 zetels. “Een ongelooflijk bittere pil, want we hadden met hart en ziel gewerkt. Het is de enige keer dat ik in de politiek heb geweend.” “Ondertussen heb ik een dikker vel. Dat moet ook, want in de Wetstraat is het elke dag een strijd, vooral tegen het cynisme. Ik betrap mezelf

Loopbaan 2001-2010 wetenschappelijk medewerker bij N-VA-fractie in Vlaams Parlement & adjunct-kabinetschef van minister Geert Bourgeois 2010-2014 volksvertegenwoordiger voor N-VA in de Kamer, specialisatie defensie, koningshuis en migratie 2013-nu burgemeester van Lubbeek 2014-nu staatssecretaris voor Asiel en Migratie en Administratieve Vereenvoudiging

Ik wil een school die solidair is, maar niet socialistisch. Elitair, maar niet blank. er soms ook op en dat vind ik verschrikkelijk. Het beste tegengif was burgemeester zijn omdat je dan dicht bij de mensen staat en die zijn niet cynisch. Mijn burgemeesterambt is vanwege mijn staatssecretarisschap opgeschort, maar ik blijf veel onder de mensen komen.” Rechtvaardige rechters

Hij zucht. Omdat het buiten zo gepolariseerd is. “Werkgevers en werknemers, moslims en christenen, N-VA en socialisten – nee nee, wij zijn ook niet vrij van schuld. Maar ik maak me er zorgen over en wil mee een goeie samenleving vormgeven.” Een eenduidige migratiewet maakt daar voor hem deel van uit. Terug naar stemming twee. “We moeten nu iets doen aan de poorten van Europa.* Puur in theorie kun je meegaan in

Privé Getrouwd, een zoon (1) en dochter (5) Woont in Linden

het idee van la libre circulation des êtres humains, zoals Ecolo het wil. Maar dan moet je wel voor een stuk onze sterke sociale zekerheid sluiten, want je kunt niet de hele wereld binnenlaten én ze allemaal quasi gratis gezondheidszorg geven. Ook over criminele illegalen ben ik realistisch. De cijfers zijn er en ik ga niet zoals de vorige regeringen doen alsof ik het niet gezien heb. Ik wil echt verandering brengen in dit departement.” Ook persoonlijk staat hem een droom voor ogen: een eigen school oprichten. “Er is grote vraag naar hoogstaand onderwijs, gestoeld op bepaalde principes. Streng maar rechtvaardig

bijvoorbeeld. Punten aftrekken voor dt-fouten, het gezag van de leerkracht herstellen. Ik wil een school die solidair is, maar niet socialistisch. Elitair, maar niet blank. Iedereen krijgt een kans, maar de ene zal de hoge standaarden aankunnen, de andere niet. Dat is dan maar zo.” Ook thuis geldt het motto van het televisieprogramma De rechtvaardige rechters. “Net zoals bij mijn ouders. Maar als je als papa alleen in het weekend thuis bent, is het niet plezant om altijd streng te zijn”, geeft hij toe. Het weekend betekent: thuis zijn, sporten, koken of naar de spionkop van OH Leuven, pint in de hand. “Al lukt het

niet altijd, want als je in de week al weinig thuis bent …” Hij grijnst veelbetekenend. Zijn vrouw, die hij leerde kennen in pedagogie, werkt nu voor de universitaire associatie. Rector Torfs was onlangs misnoegd over de 160 euro die Francken buitenlandse studenten wil laten betalen voor een visum. “Daarover loopt momenteel overleg”, sust hij. “Voor de KU Leuven sta ik altijd ter beschikking. Iedereen weet dat ik een hart heb voor de universitaire wereld.” * Het interview vond plaats vóór de bootvluchtelingencrisis volop in het nieuws kwam.

“ De schoonheid van ons lichaam intrigeert me” stelling: ter gelegenheid van het emeritaat van een prof of als coverbeeld bij een publicatie in een wetenschappelijk tijdschrift. In 2004 doctoreerde Anje Claes in het Laboratorium voor Moleculaire Virologie en Gentherapie onder leiding van professor Zeger Debyser. “Mijn doctoraat ging over lentivirale vectoren voor gentherapie. Die vectoren zijn afgeleid van hiv en zien er dus uit als virussen. Ze kunnen niet-delende cellen, zoals hersencellen, binnenraken. Zonder de ziekmakende eigenschappen van hiv en met therapeutische genen aan boord kunnen ze als transportvehikel gebruikt worden bij gentherapie. Dat onderzoek stond toen nog in de kinderschoenen in het labo van Debyser.” Creatief met zuur

Haar woorden klinken doordacht als ze haar zoektocht naar de juiste studie en de juiste job schetst: van geneeskunde naar biochemie, van

wetenschap naar kunst. Het werk in een labo vond ze te gespecialiseerd. “Ik wilde weer verbreden. En het hele fenomeen van publish or perish (de toenemende publicatiedruk in de academische wereld – red.) lag me niet echt.” Ze werkte nog een aantal jaren als wetenschapscommunicator aan de Katholieke Hogeschool Leuven, maar na een herstructurering trok ze de deur van de academische wereld achter zich dicht. Ondertussen was ze aan de kunstacademie in Leuven de opleiding vrije grafiek gestart. “Ik doe vooral diepdruk: je vertrekt van een koperen of zinken plaat met een beschermlaag. In die laag teken je en dan gaat de metalen plaat in het zuur. Dat vreet het metaal weg op de plaatsen waar je getekend hebt. Zo krijg je groeven die zich kunnen vullen met inkt en dan kan je de plaat afdrukken. Je kan dan met verschillende platen of delen van platen in verschillende lagen op hetzelfde papier drukken. Zo bouw ik een gelaagd

beeld op. Het is een techniek waarmee ik mijn creativiteit helemaal de vrije loop kan laten.” Van labojas naar schort

“Je kan in de kunst alle richtingen uit, dus heb ik me afgevraagd wat ik met mijn wetenschappelijke bagage zou doen. Die kon ik niet weggooien. Ik ging vroeger in het labo heel vaak naar cellen kijken, gewoon omdat ik ze mooi vond. Nu vertrek ik voor een kunstwerk ook vaak vanuit een detail uit een microscopisch beeld: de schoonheid van ons lichaam en van het leven is voor mij heel intrigerend en inspirerend.” Ze werkt als kunstenaar in opdracht van wetenschappers uit het biomedische domein. “Voor viroloog Marc Van Ranst maak ik bijvoorbeeld jaarlijks een reeks etsen; eentje daarvan wordt dan uitgekozen voor de nieuwjaarskaartjes van hun afdeling. Als het cover art is, stuurt de wetenschapper me de paper door en

ga ik langs voor een gesprek. Dan maak ik een voorontwerp en een aantal drukken. Elke ets is op maat en uniek. Dat is heel dankbaar werk, zeker als je kan zien dat je drukwerk resoneert met de mens voor wie het bedoeld is, zoals bij een cadeau voor een emeritus professor.” Claeys ziet veel parallellen tussen haar wetenschappelijk werk in het labo en haar grafisch werk in het atelier. “Ik denk dan vooral aan de scheikunde. Vroeger moest ik cellen op kweekplaten blootstellen aan moleculen, nu bewerk ik de drukplaat met zuren en inkten. En net zoals in het labo rinkelt de timer af en toe, en hou ik een logboek bij waarin ik mijn methodes beschrijf. Het gaat allebei om experimenteren. Mét handschoenen, alleen draag ik nu een zwarte schort in plaats van een witte labojas.” Info over het werk van Anje Claeys: www.bioart.eu/science


PERSONALIA

EMERITUS EVANGELIE

CAMPUSKRANT | 29 APRIL 2015

Een prille emeritus blikt terug op wat voorbij is en trekt lessen uit een loopbaan. © KU Leuven | Rob Stevens

16

“Doceren houdt je bij de les” Professor Luk Draye is nog geen 62. En hij wordt emeritus. Is hij de KU Leuven beu dan? Allerminst, zo blijkt. Hij wil juist meer tijd vrij voor waar het om te doen is. En voor zijn tuin. Ludo Meyvis

I

k ben bijna negen jaar decaan van Letteren. Ik heb dat altijd graag gedaan, en ik vind dat een bestuurstaak gewoon part of the job is, maar na zoveel jaren is het wel genoeg geweest. In mei treedt mijn opvolger aan, en hij is heel erg welkom. Met mijn emeritaat wil ik me wat barricaderen tegen administratieve opdrachten. Ik wil me bezighouden met onderwijs, en vooral ook weer met onderzoek. Dat laatste heeft tijdens mijn jaren op het decanaat noodgedwongen te weinig aandacht gekregen.”

andere tijden. Anderzijds: als de studenten voelen dat je wat te vertellen hebt, was je toén een goede docent, en dat ben je nu nog. De toevoeging van ICT, evaluaties enzovoort veranderen daar niet zo veel aan.” “Veel germanisten worden aangetrokken door hun liefde voor letterkunde, maar bij mij waren het de orde van een linguïstisch systeem en de variatie daarin die me boeiden. Ik heb ooit wel eens een dichtbundeltje gepubliceerd, en uiteraard houd ik van goede literatuur, maar ik ben toch in de eerste plaats taalkundige.”

Sigaartjes

Luk Draye is professor Duits van vader op zoon. “Al was mijn vader niet meteen opgezet met mijn plannen om Germaanse te gaan doen. Hij had liever gezien dat ik een wat meer lucratieve studie zou beginnen: ingenieur, geneeskunde, ... Landbouwingenieur – zo heette dat toen nog – heb ik ook overwogen, maar uiteindelijk is het toch Germaanse geworden. Ik heb wel nooit les van mijn vader gehad.” “De prof die mij het meeste is bijgebleven, is Odo Leys, die Duitse taalkunde gaf. Hij was bijzonder gedreven en gestructureerd in zijn colleges, twee eigenschappen die kenmerkend zijn voor de goeie docent. Ook dialectoloog Jan Goossens wist me erg te boeien, en natuurlijk Karel Roelandts, die zowat alle ‘vreemde’ taaltjes doceerde, Oudijslands, Oudsaksisch enzovoort. Soms waren dat lessen met twee of drie studenten, in zijn bureau, op een onchristelijk uur, terwijl hij rustig zijn sigaartjes rookte. Het waren

Geen eilandjes

“Mijn zwaarste bestuurlijke opdracht als decaan was ongetwijfeld de integratie (van de academische hogeschoolopleidingen in de universiteit – red). In onze faculteit was het enthousiasme daarvoor niet heel groot. Je had believers, maar je had ook tegenstanders. De faculteit is nu natuurlijk anders gestructureerd. Er zijn campussen bijgekomen, opleidingen, onderzoeksgroepen. Ik wou vooral voorkomen dat de campussen eilandjes zouden worden. Ik denk dat dat behoorlijk gelukt is. Letteren kon ook vroeger al wel goed omgaan met diversiteit: een musicoloog is geen arabist. Diezelfde gastvrije flexibiliteit is er nu ook ten aanzien van de geïntegreerde opleidingen. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat de ‘oude’ faculteit, haar sfeer en haar manier van werken, niet meer zouden bestaan.” “Belangrijkste wapenfeiten? Ach, ik gebruik die term niet zo graag. Ik heb altijd graag les-

Luk Draye

gegeven, en hoop dat ik dat goed gedaan heb. Ik heb in mijn jaren als decaan ook altijd bewust mijn lesopdracht aangehouden. Dat houdt je bij de les, letterlijk. Doceren heeft trouwens ook een heilzame invloed op je onderzoek. Nogal wat van de onderwerpen waarover ik later gepubliceerd heb, zijn eerst opgedoken in lesverband. Een paar publicaties zijn doorgedrongen tot in de Duitse handboeken, en dat voelt wel goed aan.”

Wijze

raad “Bewaar de diversiteit in de faculteit.” “Veradministreer niet. Word geen pure bestuurder en verlies het contact met de studenten niet.”

De oren open

“Ik heb het geluk gehad nog te kunnen werken zonder de grote publicatiedruk van nu. Je kon nieuwe gebieden verkennen, ook al had je daar een tijdrovende inwerkperiode voor nodig. Die luxe bestaat nu aan het begin van de loopbaan veel minder, waardoor je je focus moet versmallen.” “Ik heb de afgelopen jaren weleens jonge ZAP’ers in hun tenure track over de vloer gekregen die het even niet meer zagen zitten. De onzekerheid knaagt soms, zeker in een faculteit waarin de middelen niet reusachtig zijn. De huidige klemtoon op onderzoeksoutput houdt gevaren in. Maar in ons eentje veranderen we zoiets niet, niet als faculteit, niet als KU Leuven. Er is een omslag nodig op hoger niveau. Ik hoop dat die er ooit komt.” “Ik wens mijn opvolger toe dat hij niét met een besparingsronde of met grote financiële herschikkingen te maken krijgt. En een open oor voor de soms heel persoonlijke situaties die je als decaan te verwerken krijgt. Daar moet je gevoeligheid voor ontwikkelen.” Meer tuindagen

“Mezelf wens ik vooral wat meer tijd toe. Professioneel zal die heel welkom zijn om meer aandacht aan onderwijs en onderzoek te besteden. Misschien, al moet ik dat nog eens goed over-

“Geloof niet in wondermiddelen, maar in geleidelijkheid. Dat vermijdt kleerscheuren.”

wegen, waag ik mij aan een contrastieve grammatica van het Nederlands en het Duits, waarin de grammatica’s van beide talen tegen elkaar afgezet worden.” “Ook privé zal het wel prettige gevolgen hebben. De kinderen zijn het huis uit, waardoor mijn vrouw en ik hopelijk wat meer kunnen reizen. En er zijn de kleinkinderen, natuurlijk. Ook de tuin krijgt zeker wat meer tijd. Dat is een levenslange passie. We proberen min of meer zelfredzaam te zijn, en dat lukt wel, met een tuin van een halve hectare. Ik kweek veel groenten zelf, er zijn een aantal neerhofdieren enzovoort. Ik geniet enorm van werken in de aarde. Zaterdag is sowieso tuindag, maar dat kan voortaan wel wat vaker. Mentaal, en eigenlijk ook wel letterlijk, houdt het je met beide voeten op de grond. Dat is nodig.”

IN BEELD

© Rob Hoornaert

Withelmen De sfeer zat er goed in, tijdens de eerstesteenlegging voor de nieuwe KU Leuven-campus in Brugge, op 22 april. Minister Hilde Crevits maakt een selfie met rector Rik Torfs, minister-president Geert Bourgeois en burgemeester Renaat Landuyt. In september 2017 kunnen de eerste studenten college lopen op de nieuwe campus. De opleiding Revalidatiewetenschappen en Kinesitherapie – nu in de Brugse Xaverianenstraat – krijgt er onderdak, net als de opleiding Industriële Wetenschappen, die uit Oostende overkomt. Ook de professionele bacheloropleidingen in de industriële wetenschappen en technologie die VIVES nu aanbiedt in Oostende, verhuizen naar de nieuwe campus. Daar zal ook aan wetenschappelijk onderzoek gedaan worden binnen al deze domeinen. Het nieuwe gebouw aan de Spoorwegstraat, vlakbij het station, zal bestaan uit 16 labo’s, 26 leslokalen, 1 grote aula, een refter, een bibliotheek en een 20-tal kantoren. Het totale project kost zo’n 20 miljoen euro.


PERSONEEL

CAMPUSKRANT | 29 APRIL 2015

17

Even de beentjes strekken Vicerector Rik Gosselink houdt van een gezond tussendoortje in de middagpauze. Samen met de andere deelnemers van de Central Park Fitness waagde hij zich op 21 april aan een resem spieroefeningen in het stadspark.

gen – wordt georganiseerd door Unief­ Actief, een project dat personeelsleden meer wil doen bewegen en waaraan verschillende universiteitsdiensten meewerken. “We bieden zeer uiteenlopende sportactiviteiten aan”, zegt An Bogaerts van UniefActief. “Zo kan je joggen en zwemmen, of aan nordic walking en zumba doen. Het belangrijkste is dat mensen hun bureau verlaten. Als je een zittend beroep uitoefent en zelden beweegt, heb je een ongezonde levensstijl.”

© KU Leuven | Rob Stevens

Pieter-Jan Borgelioen

A

ls wij arriveren werkt Gosselink net een derde reeks sit-ups af. “Ik probeer zo actief mogelijk te zijn”, zegt hij. “Toen ik nog decaan was, fietste ik geregeld naar het werk. Maar nu ik voortdurend vergaderingen heb, lukt dat niet meer. Daarom ben ik blij met deze training. Hierna kan ik dubbel zo veel werk verzetten.” Central Park Fitness – 20 minuten joggen, gevolgd door krachtoefenin-

Bewegingscoach

Wie fitter wil worden en daarbij graag wat hulp krijgt, kan via UniefActief een bewegingscoach raadplegen: “Vooral in het begin hebben mensen nood aan een grondige begeleiding en opvolging. Een bewegingscoach komt langs op de werkvloer, test de conditie en stippelt voor elke werknemer een individueel traject uit. Uiteraard beslist ieder voor zich hoe intensief zo’n beweegplan wordt.” Voor de coaching kan UniefActief rekenen op de expertise van PortaAL, het kennis- en adviescentrum van de Faculteit Bewegings- en Revalidatiewetenschappen. Verschillende professoren doen er onderzoek naar gezondheid en fysieke activiteit. “Zo blijven we up-to-date en kunnen we de beste begeleiding voorzien”, zegt Bogaerts, die ook projectmanager is bij PortaAL. Het centrum stelt zijn expertise en dienstverlening overigens ook ter beschikking van bedrijven en andere externe partners. Door het sportaanbod voortdurend toegankelijker te maken, hoopt UniefActief nog meer personeelsleden aan te spreken. “We zorgen ervoor dat de activiteiten ’s middags of na de werkuren plaatsvinden, zodat iedereen kan deelnemen”, zegt ze. “Daarnaast kan je in heel wat universiteitsgebouwen douchen, zodat je niet zweterig weer aan het werk moet. In de toekomst willen we dat soort accommodaties nog uitbreiden.” Vicerector Gosselink, bevoegd voor sportbeleid, belooft alvast dat hij het project zal blijven steunen. “Ik neem het op in mijn beleidsplan”, zegt hij. “Het is een heel mooi initiatief dat niet verloren mag gaan.”

www.kuleuven.be/uniefactief

in Memoriam

Benoemd of onderscheiden

De universitaire gemeenschap neemt afscheid van: Professor (Hu)Bert Cardon Ere-hoogleraar aan de Faculteit Letteren (05/12/1946 – 25/03/2015)

Food Science, Technology and Nutrition (03/06/1992 (India) – 02/04/2015 (Portugal))

Chen Hsuan Chu Studente aan de Faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen, Technologiecampus Gent Erasmus Mundus Master of Food Science, Technology and Nutrition (28/05/1991 (Taiwan) – 02/04/2015 (Portugal))

Kanunnik Benjamin Willaert Ere-gewoon hoogleraar aan de Faculteit Theologie en Religiewetenschappen (24/10/1926 – 05/04/2015)

Aniket Sumedh Tembhare Student aan de Faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen, Technologiecampus Gent Erasmus Mundus Master of

Laurens Vranken Student Master in de Handelswetenschappen aan de Campus Brussel (24/11/1992 – 15/04/2015)

Professor Robrecht Lievens Ere-gewoon hoogleraar aan de Faculteit Letteren (02/01/1924 – 10/04/2015)

• Professor Jean-Pierre Kruth (Departement Werktuigkunde) ontving de Bower Award and Prize for Achievement in Science van het Franklin Institute, ter waarde van 250.000 dollar. • Professor Keith Roe (School voor Massacommunicatieresearch) ontving de Senior Career Award van de Netherlands-Flanders Communication Association (NeFCA). • Personeelsleden en studenten van de Faculteit Architectuur (Campussen Sint-Lucas Brussel en Gent) werkten mee aan Parckfarm, een tijdelijke stadsboerderij. Het project won de Prijs Publieke Ruimte 2015. • Presca Esseh Wanki Kang ontving de masterproefprijs 2014 van de Fethullah Gülen Chair voor haar thesis ‘The Edu-

cation-Migration Nexus: An Anthropological Study of Everyday Lives of Cameroonian Students in Leuven’ (promotor: professor Nadia Fadil). • Tom Renders (Centrum voor Oppervlaktechemie en Katalyse) ontving de Umicore Materials Technology MSc Award 2015 voor zijn masterproef ‘Synthese van onverzadigde ringstructuren uit polybutadieen met ruthenium metathese-katalysatoren’ (promotor: professor Bert Sels). • Doctoraatsstudent Lennert Coenen en professor Jan Van den Bulck (School voor Massacommunicatieresearch) hebben de Top Paper Award ontvangen van de International Communications Association (ICA) voor hun paper ‘The Bricklayer Effect: A primer on accounting for method variance in cultivation research’.

• Professor Geert Verheyden (Departement Revalidatiewetenschappen) werd benoemd tot hoofdredacteur van het tijdschrift Physiotherapy Research International. • Emeritus professor Alfons Vansteenwegen ontving de Abraham Maslow-Prijs 2015 van de Academie voor Integratieve en Humanistische Psychotherapie en de Belgisch-Nederlandse Vereniging Integratieve Psychologie. • Professor Jos Vander Sloten (Afdeling Biomechanica) werd verkozen tot Fellow van de International Academy of Medical and Biological Engineering.

Nieuws voor deze rubriek is welkom op nieuws@kuleuven.be


18

STUDENTEN

de

DROOMJOB

CAMPUSKRANT | 29 APRIL 2015

Student ontmoet alumnus voor reality check.

NINA, CASPER EN DE HANDCHIRURG

“ Ik verveel me geen minuut” “Maanden na de operatie een tevreden patiënt terugzien, dat geeft de meeste voldoening”, zegt chirurge Ilse Degreef (42). ​Tweedejaarsstudenten geneeskunde Nina en Casper dromen ervan om net als zij op een dag vaardig het scalpel te hanteren. En hamer, zaag en beitel.

Ine Van Houdenhove

N

ina Standaert (19) kreeg de smaak te pakken toen ze tijdens de verpleegstage afgelopen zomer een hartoperatie mocht bijwonen: “Die sfeer, ontspannen maar toch hypergeconcentreerd. Dat voelde als thuiskomen.” Als kind keek ze al graag naar operaties op tv: “Dan zat ik op het puntje van mijn stoel om toch maar elk detail te kunnen zien. Het lijkt me ook zo fijn om mensen te kunnen helpen, een verschil te kunnen maken.” Medestudent Casper Wittebrood (19) denkt er net zo over: “Ik wil graag iets doen waardoor je leven betekenis krijgt. Het moet geweldig veel voldoening geven als iemand door jouw toedoen gered is.” Wat hem ook aanspreekt: “In de operatiezaal is er weinig sprake van routine, denk ik. En ik ben graag met mijn handen bezig. Als chirurg kan je knutselen, terwijl je toch ook een intellectuele uitdaging hebt.” Pas over vier jaar zullen Casper en Nina weten of hun droom werkelijkheid kan worden: “Om een plaats te krijgen als assistent in opleiding moet je goede resultaten kunnen voorleggen, maar ook wordt er in een interview gepolst naar een heleboel andere kwaliteiten.” Wat die moeten zijn, vragen we aan professor Ilse Degreef, orthopedisch chirurg in het UZ Pellenberg. Flauwvallen

Bungelende handjes in haar oren verraden wat haar specialisatie is. En wie Ilse Degreef aan het werk ziet tijdens het Vier-programma Topdokters, kan alleen maar concluderen dat ze haar droomjob uitoefent. “Mijn poppen en Playmobil-mannetjes zaten inderdaad altijd in het gips (lacht). Maar aanvankelijk wilde ik piloot worden. Omdat ik niet meteen aan de opleiding kon beginnen, ging ik een paar maanden ge-

© KU Leuven | Rob Stevens

Chirurge Ilse Degreef tussen haar collega’s in spe Casper Wittebrood en Nina Standaert: “Een kast in elkaar zetten, een muur metselen, ik draai er mijn hand niet voor om. De meeste chirurgen zijn handige harry’s.”

neeskunde studeren. En ik ben blijven hangen.” Maar ze zag zichzelf pas echt arts worden toen ze als derdejaarsstudente op tv een osteosynthese van een enkel zag: “Zo werken, met platen en schroeven, dat leek me plezant.” Ze begon mee te lopen als vrijwillig assistent op de operatieafdeling van orthopedie: “En ik viel elke keer flauw (lacht). Niet dat ik niet tegen bloed kon; het was een combinatie van lang rechtstaan, een lage bloeddruk en de stress dat het wéér zou gebeuren. Nee, ze hebben me niet buitengezet, ze hadden nogal veel geduld (lacht). En ik bleef terugkomen, ik had gevonden wat ik wilde doen. Het mechanische aspect van orthopedische heelkunde spreekt me aan: het plezier van het knutselen, het bezig zijn met de harde en de weke delen.” Vloeken verboden

In één van de uitzendingen van Topdokters zie je Ilse een boom omzagen: “Een kast in elkaar zetten, een muur metselen, ik draai er mijn hand niet voor om. De meeste chirurgen zijn handige harry’s. Koelbloedigheid is uiteraard ook essentieel. Maar je moet in de eerste plaats een goede dokter zijn, en kunnen inschatten wanneer operatief ingrijpen aangewezen is. Als een patiënt geen pijn heeft en goed functioneert, hoeft niet alles te worden gerepareerd. Ik vind het heel belangrijk om dat zelf te kunnen beslissen, en niet enkel te mogen opereren. Ik zou geen hartchirurg willen zijn, die uitvoert wat de cardioloog beslist. Net het directe contact met patiënten maakt mijn werk afwisselend en boeiend. Als ik de OK binnenga, denk ik ‘Waw, ik mag opereren!’ Maar ik geniet evenzeer van consultaties, en van lesgeven.” Dat ze zich in hand-, pols- en elleboogchirur-

gie specialiseerde, werd deels bepaald door het toeval, maar ze heeft er nog geen spijt van gehad. “Het is een heel gevarieerd domein, ik doe zelden twee keer dezelfde ingreep op één dag. Een operatie aan de hand vereist vaak microchirurgie; opereer je een elleboog, dan komen daar hamer, beitel en zaag aan te pas. Ik zie mensen met problemen als gevolg van bijvoorbeeld artrose, maar kan ook worden opgeroepen voor een spoedgeval, zoals een afgesneden vinger – vooral tijdens voor- en najaar, als de haag gesnoeid of het hout gezaagd wordt (lacht).”

Chirurge Ilse Degreef:

Mijn poppen en Playmobil-mannetjes zaten altijd in het gips. Indrukwekkend was de rust waarmee ze tijdens één van de uitzendingen een microscopisch klein bloedvat herstelde en zo – onder grote tijdsdruk – de vinger van de patiënt redde: “In stresssituaties word ik extra kalm. Ik heb nog chirurgen gekend die vloekten of stampvoetten, maar dat wordt niet meer getolereerd. Je moet de leiding nemen in de operatiekamer, maar dat kan ook zonder lawaai te maken.” “De meeste stress geeft een operatie waarbij heel snel heel veel fout kan gaan terwijl je soms maar één kans hebt om het goed te doen. Of waarbij de gok groot is, een teen transplanteren naar een hand bijvoorbeeld. Als dat misloopt, is de patiënt een vinger én een teen kwijt.

Ik heb gewoonlijk een plan B en een plan C in mijn hoofd, maar er kan altijd iets gebeuren: een arm breekt als je een prothese plaatst of een pees scheurt. Daar moet je mee leren omgaan.” Zweten geblazen

In de dagkliniek voert ze ingrepen uit van tien minuten, maar grote operaties kunnen uren duren: “Die staan op vrijdag gepland. Donderdagavond zal ik dan ook op tijd gaan slapen, geen pintje drinken. Je zorgt dat je genoeg suikers binnen hebt, je vermijdt cafeïne ...” Het gebeurt dat ze op zo’n dag meer dan tien uur doorgaat zonder te eten of te drinken. “Ik verplicht mijn medewerkers in de OK om pauzes te nemen, maar zelf ben ik daar niet goed in.” Vrouwelijke studenten worden soms ontmoedigd om aan orthopedische heelkunde te denken. Terecht? “Protheses uitkloppen is zwaar werk, dat is letterlijk zweten. Maar dat geldt ook voor mannelijke chirurgen hoor. En je staat nooit alleen aan de operatietafel. Omdat je als chirurg bijna obsessief met je job bezig moet zijn, is de combinatie met een gezinsleven niet evident. Maar dat geldt anno 2015 even goed voor mannen als voor vrouwen.” Heeft ze nog tips voor Nina en Casper? “Zorg dat je een goed cv hebt. Maar ook een plan B, voor als de concurrentie te sterk is. Mijn wereld stortte ook even in toen ik niet meteen kon beginnen bij Sabena. Maar ik ben heel blij dat ik nu hier zit in plaats van in een 747 (lacht).”

Wat is jouw droomjob? Laat het ons weten via nieuws@kuleuven.be


PERSONALIA

CAMPUSKRANT | 29 APRIL 2015

HELDEN

19

Wie zijn de inspiratiebronnen voor onze wetenschappers?

“ Zijn oeuvre is één grote zoektocht” SINGER-SONGWRITER LEONARD COHEN

Zwarte sneeuw

In de eerste plaats bewondert Mus de literaire kwaliteiten van Cohen. “Zijn nummers zijn eigenlijk gedichten met muzikale begeleiding”, zegt hij. “Je merkt dat hij zijn huiswerk heeft gemaakt en zijn klassiekers kent. Voor hij zijn eerste plaat uitbracht, had hij een bloeiende carrière als romancier en dichter. Hier kennen we hem voornamelijk als muzikant, maar in Canada is hij een erkend auteur. Aan de uni-

versiteiten worden er zelfs colleges gegeven over zijn werk.” Mus vindt het bijzonder dat Cohen al die tijd dagelijks heeft geschreven. “Hoewel hij soms kampte met depressies en veel zwarte sneeuw heeft gezien, ging hij steevast aan zijn werktafel zitten en zette hij zinnen op papier. Dat doet hij al zestig jaar lang. Die volharding spreekt mij erg aan. Dichten is voor hem blijkbaar de enige manier om puurheid, schoonheid en menselijkheid te bereiken. Hij is ook een grote perfectionist. Als hij iets op plaat zet, moet het naar zijn gevoel perfect zijn. Aan Hallelujah heeft hij naar verluidt vijfentwintig jaar gewerkt.” Rebus

Zelf spendeerde Mus vijf jaar aan het schrijven van zijn boek. Hij analyseerde liedjesteksten, sprak met Cohens bandleden en intimi, en trok

Ik vroeg me af hoe een 81-jarige in een confectiepak Justin Bieber kan verslaan in de hitlijsten en telkens volle zalen trekt.​ naar Canada waar hij grasduinde in alle beschikbare archieven. Cohen zelf sprak hij maar kort. “Ik heb hem ontmoet tijdens een persconferentie in Londen”, zegt hij. “Langer dan vijf minuten heeft ons gesprekje niet geduurd. Maar dat doet niets af aan de waarde van het boek. Door hem

© KU Leuven | Rob Stevens

L

iteratuurwetenschapper Francis Mus werkte vijf jaar lang aan een boek over zijn held, de Canadese singer-songwriter Leonard Cohen. Het resultaat is geen biografie of wetenschappelijke analyse, maar een overzicht van de grote thema’s waarmee de mysterieuze bard al een leven lang worstelt. “Hoewel het niets te maken heeft met mijn vakgebied Franse literatuur, ben ik al heel lang gepassioneerd door het werk van Leonard Cohen”, zegt Francis Mus. “Aanvankelijk vroeg ik me af waarom zijn muziek mij en zovele anderen blijft aanspreken. Hoe een 81-jarige in een confectiepak Justin Bieber kan verslaan in de hitlijsten en telkens volle zalen trekt. In het boek probeer ik die vragen te beantwoorden en een omvattend beeld te schetsen van Cohen als kunstenaar.” In De demonen van Leonard Cohen gaat Mus ook op zoek naar de drijfveren en beslommeringen van de veelbesproken zanger. “Die verweeft hij voortdurend in zijn werk”, zegt Mus. “Je kan zijn oeuvre zien als een grote zoektocht. Hij zingt en schrijft steeds over dezelfde thema’s: religie, macht, verlangen … Sommigen beschouwen dat als een beperking, maar ik vind het net charmant. Het maakt hem heel menselijk.”

Francis Mus werkte vijf jaar aan zijn boek over Leonard Cohen. “Als hij iets op plaat zet, moet het naar zijn gevoel perfect zijn. Aan Hallelujah heeft hij naar verluidt vijfentwintig jaar gewerkt.”

niet te betrekken bij het project kon ik zijn werk vanop een afstand benaderen. In een van de brieven die ik vond in het archief schrijft Cohen dat de beste insider een outsider is. Dat geldt ook voor mij en mijn boek.” Hoewel hij het werk van Cohen grondig heeft doorploegd, heeft de muziek voor hem niks aan magie ingeboet, zegt Mus. “Integendeel, het heeft de luisterervaring alleen maar verdiept. Ik heb zijn werk geanalyseerd, maar ik heb het niet ontcijferd. Zijn nummers zijn geen rebussen of raadsels. Zelf zegt hij dat mensen niet moeten zoeken naar een ultieme betekenis in zijn oeuvre. Hij vergelijkt zijn werk met een weg die moet worden afgelegd. Aan zijn luisteraars vraagt Cohen om zich volledig over te geven aan de muziek.”

Pieter-Jan Borgelioen

Geen heilige

Mus mag dan wel een grote fan zijn van Cohen, toch blijft hij kritisch in zijn boek. “Ik zie hem niet als een heilige”, zegt hij. “Ik kan gerust toegeven dat hij ook slechte poëzie heeft geschreven

INFOBEURS OPLEIDINGEN & BEZOEKDAG RESIDENTIES Leer meer over onze bacheloropleidingen & studentenhuizen (ook bezoek).

9 mei 2015 (9-16 u.)

en dat zijn werk niet erg revolutionair is. Cohen weet zelf ook dat hij niet volmaakt is. Het is zelfs een belangrijk thema binnen zijn werk. Luister maar naar de tekst van Anthem. Daarin zingt hij: ‘There is a crack in everything. That’s how the light gets in.’ Voor hij dat nummer maakte, zag Cohen de onvolmaaktheid van de mens als een probleem of een gebrek. Intussen weet hij dat het juist een voorwaarde is om schoonheid te creëren of met andere dingen in contact te treden. Dat vind ik een mooie levensles, maar ik weet niet of ik ze helemaal omarm. Ik ben dan ook nog geen tachtig jaar (lacht).”

www.kuleuven.be/infobeurs

Francis Mus, ‘De demonen van Leonard Cohen’, Lannoo, 2015, 296 p. Op woensdag 13 mei is er een boekpresentatie in de Balzaal van Kunstencentrum Vooruit in Gent.


20

CAMPUSKRANT | 29 APRIL 2015

IN BEELD

Waterloop

© KU Leuven | Rob Stevens

Alvorens de studenten aan het intellectuele hindernissenparcours genaamd ‘de blok’ beginnen, kregen ze op woensdag 22 april de kans om zich uit te leven in een fysieke obstakelloop. LOKO Sport, Apolloon en het Universitair Sportcentrum organiseerden voor de eerste keer ‘Survival of the Student’. Aan het Sportcentrum en het kasteelpark Arenberg was een pittig parcours van 6 kilometer met 21 hindernissen aangelegd. Het weer mocht dan wel meezitten, voor de meer dan 900 deelnemers was het allerminst een walk in the park … Na deze succesvolle eerste editie willen de organisatoren van de obstakelloop een jaarlijkse traditie maken.

OP DE LETTER

Oud papier Papieren kranten verliezen lezers, uitgevers zetten in op hun digitale tegenhangers, die op hun beurt moeten opboksen tegen gratis online nieuws. Nee, ons aloude ontbijtmodel – koffietje, croissantje, krantje – staat stilaan onder druk. Moet de gedrukte krant weldra definitief bij het oud papier? TEKST: Wouter Verbeylen | ILLUSTRATIE : Gudrun Makelberge

Z

onder enige twijfel”, zegt Dirk De Grooff van het Instituut voor Media­ studies resoluut. “Over twintig jaar bestaat een krant op papier niet meer.” De voordelen van digitaal publiceren tegen­ over drukken zijn gewoon té groot, oordeelt De Grooff. “Kijk alleen al naar het financiële plaatje: als je de krant niet meer moet drukken en ver­ delen, spaar je zestig procent van de totale kost­ prijs uit.” “Tel daar alle voordelen van een digitaal me­ dium bij op: je kan mobiel lezen, je kan constant updaten, multimedia tonen, delen met vrienden, het archief is een klik verwijderd én neemt geen plaats in, enzoverder.” Wat met de gezelligheidsfactor van de pa­ pieren krant? Een digitale krant is – alweer – schermstaren, en een tablet ritselt tot nader or­ der niet tussen je vingers. “Ja, ik begrijp je wel hoor”, zegt De Grooff. “Maar zoiets dooft natuur­ lijk gewoon uit met gewenning en generaties. Ik heb onlangs een enquête gedaan bij duizend leerlingen uit het lager middelbaar onderwijs: geen vijf procent van hen heeft ooit een papieren krant in handen gehad. Digital natives kénnen dat soort nostalgie helemaal niet. Wie dat niet wil geloven, moet gewoon naar de invoering van de auto kijken: een paard is een leuk dier, maar niemand is zo gek om er vandaag nog mee naar

zijn werk te gaan.” “Nee, áls de krant in gedrukte vorm blijft bestaan, dan is dat hooguit als nicheproduct. Zoals er nu nog grammofoonplaten bestaan voor vinylfreaks. Een groot aantal krantenle­ zers zal weldra definitief overschakelen op de digitale krant, een beetje zoals men massaal is overgeschakeld naar de digitale televisie. Bo­

‘Ik ben geen nostalgicus naar het papier. Als het makkelijker is voor mensen om journalistiek tot zich te nemen op een iPad of op de binnenkant van een bril, laat het ons dan vooral doen.’ Peter Vandermeersch, hoofdredacteur NRC Handelsblad, in Alleen Elvis blijft bestaan, november 2014

vendien zullen de dragers steeds beter worden, er wordt zelfs gewerkt aan opvouwbare e-rea­ ders. Je kan de lettergrootte aanpassen, dus ide­ aal voor oudere lezers. Trouwens, voor wie écht zijn krant op papier wil, kan je bijvoorbeeld nog altijd de mogelijkheid aanbieden om die zelf uit te printen.”

Oké, we zijn overtuigd: papier verdwijnt. Maar blijft de krant als product wél bestaan, zij het dan op digitale drager? Wat als de krant volledig ten onder gaat in de tsunami van gratis ‘snack­ nieuws’? “Daar zit inderdaad een probleem”, geeft De Grooff toe. “De oplages van de gedruk­ te kranten gaan sterk achteruit, en hun digita­ le tegenhangers vangen dat momenteel nog niet voldoende op. Er is dus inderdaad een ontlezing van kranten aan de gang. Je vindt overal gratis nieuws. Er zijn ook online ‘kranten’ bijgekomen die geen kranten zijn, zoals deredactie.be van de VRT. Kranten zullen nieuwe businessmodellen moeten vinden om dat gratis nieuws te counte­ ren: nieuwe vormen van reclame zoals video-re­ clamespots, gesponsorde nieuwsrubrieken, een goed draaiende webwinkel, ga zo maar door.” “Ik geloof zelf ook heel sterk in nieuwsportalen zoals Blendle”, zegt Dirk De Grooff. “Daar betaal je niet meer voor één product, één krant, maar kan je kiezen uit het hele krantenaanbod en be­ taal je per artikel.” Dat voordeel kan je ook als een nadeel uitleggen: je moét ook kiezen. Een krant maakt voor jou de selectie uit de oceaan van nieuws, en is een dam tegen infobesitas. “Sorry, maar ook een fenomeen als infobesitas is vooral iets van de oudere generatie. Opnieuw: digital natives kennen dat gevoel veel minder. Zij checken elk moment op hun smartphone of er nieuws is.”

De Grooff wil gerust geloven dat zoveel veran­ dering schuurt, ook in de sector. “Voor journa­ listen zal het wennen zijn. Plots bestaat die vaste deadline niet meer, nu instant levering en con­ stant updaten mogelijk zijn.” Is de krantenwe­ reld té behoudend? “Dat denk ik niet. De eerste digitale kranten waren gewoon gedrukte kran­ ten die men online plaatste. Dat is natuurlijk een

‘Het is een vergissing van krantenbazen om de concurrentie aan te gaan met digitale media. Kranten worden een combinatie van website en fotomagazine en een samenvatting van Facebook en Twitter.’ Schrijver en essayist Christophe Van Gerrewey in De Morgen, april 2015

beetje belachelijk. Maar die fase ontgroeien we nu stilaan, en krantenmakers zelf weten hoe laat het is. Een tijdje geleden moest ik op de radio in debat gaan met Peter Vandermeersch, ex-De Standaard en nu bij het Nederlandse NRC. Wel, dat debat is er niet echt gekomen: op de meeste punten waren we het gewoon eens.”


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.