Campuskrant

Page 1

27 FEBRUARI 2019

KULEUVEN.BE/CK

06

JG 30

“IK HIELD METEEN VAN DE DETECTIVE-KANT VAN DE JOB” ‘Misdaaddokter’ Joke Wuestenbergs over haar heftige beroep 2

Oude sterren ‘leven’ niet altijd alleen, zo bevestigt een internationale studie van de KU Leuven. Twee zogenaamde rode reuzen bleken een partner te hebben. Rode reuzen zijn sterren op leeftijd die via een zogenaamde sterrenwind gassen en vaste-stofdeeltjes uitstoten. Sommige rode reuzen leken wel bijzonder veel massa te verliezen: het equivalent van 100 aardes per jaar en dat gedurende 100 à 2.000 jaar. Dankzij nieuwe waarnemingen van de ALMA-telescoop in Chili werd duidelijk wat er aan de hand was bij twee van deze rode reuzen. “Bij deze twee sterren vormt de sterrenwind een spiraal”, zegt sterrenkundige Leen Decin. “Dat is een indirecte aanwijzing dat de rode reus niet alleen is, maar deel uitmaakt van een dubbelster. Beide sterren beïnvloeden elkaar en hun omgeving door de zwaartekracht, op twee manieren: enerzijds wordt de sterren-

wind in de richting van de tweede ster getrokken en anderzijds wiebelt de rode reus zelf ook wat. Die bewegingen geven een spiraalvorm aan de sterrenwind.” “We dachten dat deze rode reuzen recordhouders in massaverlies waren, maar dat is niet het geval. Het léék alleen maar alsof ze veel massa verliezen, omdat je tussen de twee sterren een gebied hebt waar de sterrenwind veel meer geconcentreerd is vanwege de zwaartekracht van de tweede ster. Deze rode reuzen verliezen niet het equivalent van 100 aardes per jaar, maar slechts van 10 aardes – net zoals de gewone rode reuzen – en ze leven langer dan we dachten.” En niet alleen dus, maar mét een partnerster. Lees meer op P.17

In de mix

“Do you think Meghan Markle’s babies will come out dark-skinned?” In het Verenigd Koninkrijk wordt druk gespeculeerd over de tint van de aanstaande royal baby. Een ideale gelegenheid om die vraag even op te schalen: als de mens steeds vaker gemengde relaties aangaat, zullen we dan uiteindelijk allemaal ‘Braziliaans’ kleuren? Lees meer op P.20

Tijdschrift - toelating gesloten verpakking

Afgiftekantoor 2099 Antwerpen X

2099 Antwerpen X n° BC 6379

erkenning: p303221

PB-nr. B-4883

ADVIES GEVEN OVER KUNST IS IETS HEEL INTIEMS

“ER WERD TOEN OOK NOG VOLOP GEDUELLEERD”

DE KNIEZWENGEL NOG BETER IN KAART

De universiteit had tot eind 18de eeuw haar eigen gevangenis

Ingenieur sleutelt aan bewegingsanalyses

Leven na Leuven: kunstexpert Patrick van der Vorst

6

9

14

KENNERS OP DE KUST

Campus Brugge onderzoekt de grillen van zand en zee

© KU Leuven | Rob Stevens

Sterren hebben stiekem partner

Verschijnt maandelijks, uitgez. juli en aug.

8

ONDERZOEKERS ANALYSEREN HOE VOETBALLERS PRESTEREN ONDER DRUK

Stresskip of ijskonijn: Wie scoort tussen de oren? Profvoetballers moeten op belangrijke momenten het hoofd koel houden, maar de ene kan dat beter dan de andere. Cristiano Ronaldo lijkt wel immuun voor mentale druk, terwijl de prestaties van Neymar afnemen onder hoogspanning. Het is één van de opmerkelijke bevindingen van een studie uitgevoerd door de KU Leuven en het data-intelligentiebedrijf SciSports. Bregt Van Hoeyveld

E

r wordt weleens gezegd dat voetbal niet alleen tussen de lijnen, maar ook tussen de oren gespeeld wordt. Toegegeven, profvoetballers worden royaal vergoed voor hun talent, maar daar staat tegenover dat ze vaak moeten presteren onder hoogspanning. Een cruciale redding van de doelman, de beslissende penalty of de perfecte assist voor het winnende doelpunt: de juiste actie kan soms miljoenen waard zijn. In het voetbal gaat veel aandacht naar de fysieke, tactische en technische prestaties, maar het mentale aspect blijft vaak onderbelicht. Onderzoekers van het Departement Computerwetenschappen en SciSports brengen daar verandering in. Ze analyseerden bijna 7.000 wedstrijden verspreid over zeven competities om na te gaan hoe profvoetballers presteren onder grote druk. Onontgonnen terrein

“In sporten zoals honkbal en basketbal is mentale druk al uitvoerig bestudeerd,

maar in voetbal is dat nog onontgonnen terrein”, zegt professor Jesse Davis. “Daarom hebben we een model ontwikkeld dat op basis van machine learning een inschatting maakt van hoeveel mentale druk de speler in balbezit ervaart. Het model analyseert hoe die speler presteert onder druk: welke beslissing maakt hij, wordt de gekozen actie goed uitgevoerd en hoeveel impact heeft die actie op het resultaat van de wedstrijd?” Stel: bij een gelijke stand in de 89ste minuut kiest een speler ervoor om te schieten in plaats van te passen. Dan analyseert het model of dit schot een goede keuze was en goed uitgevoerd werd, maar ook wat de impact ervan is op het resultaat van de wedstrijd. Hoe groot de druk in een bepaalde wedstrijd is, hangt af van verschillende parameters. Is het een thuis- of uitwedstrijd? Speel je tegen een directe concurrent? Heeft de wedstrijd een grote impact op het verloop van het seizoen, bijvoorbeeld een match die over de titel beslist? Ook het ver-

loop van de wedstrijd speelt een rol: als de scores dicht bij elkaar liggen en de wedstrijd nadert zijn einde, dan neemt de druk toe. Als er daarentegen al een duidelijk verschil op het scorebord staat, dan is er minder spanning. “Ons model combineert deze verschillende parameters en berekent de druk van minuut tot minuut”, zegt doctorandus Pieter Robberechts. “Op deze manier is er, voor het eerst, een objectieve indicatie van de mentale druk in een specifieke wedstrijd.”

Het ideale scenario is dat voetballers een stabiel niveau hebben, ongeacht de druk. Lees verder op P.07


02

VOORAF

CAMPUSKRANT | 27 FEBRUARI 2019

MEGAFOON PORTRET JOKE WUESTENBERGS IS ÉÉN VAN DE ‘MISDAADDOKTERS’ OP CANVAS Er zou al een meteoriet moeten inslaan om de bevolking vóór 2100 te doen afnemen. Zelfs als er massaal aan geboortebeperking gedaan wordt, zal de wereldbevolking verder groeien, aldus demograaf Jan Van Bavel. De demografische groei in Afrika mag voor de Europeaan – met zijn veel grotere ecologische voetafdruk – hoe dan ook geen excuus zijn om niets te doen voor het klimaat, vindt hij. (De Morgen, 21/02/2019)

Ook als de irritatie oploopt, wijkt de standaardtaal. Dan wordt ‘zou je alsjeblief je broek willen aandoen?’ na drie keer herhalen ‘doet uw broek aan, verdomme’. Hoe jonger kinderen zijn, hoe meer hun ouders de standaardtaal hanteren, zegt professor taalkunde Eline Zenner. Naarmate hun kinderen ouder worden, gaan ouders over op dialect of tussentaal. Maar dat is geen probleem. “Je leert je kinderen dat je in het sociale verkeer schakelt tussen registers, dat je op café een andere taal spreekt dan op een examen. Je leert ze een taal, maar ook de variaties die binnen die taal bestaan, en hun sociale waarde.” (De Standaard, 23/02/2019)

Wie een slechte conditie heeft, maakt 75 procent meer kans om het volgende jaar een depressie te ontwikkelen. Steeds meer onderzoek wijst op het belang van lichaamsbeweging bij het voorkomen en beheersen van mentale problemen, weet psychomotorisch therapeut Davy Vancampfort. Dat hoeft geen aerobics te zijn: elke twintig minuten even rechtstaan heeft al een groot effect, zegt hij. (De Standaard, 12/02/2019)

© Joris Snaet

JORIS

“Het zijn geen doden maar deadlines die mij achtervolgen” Ze hebben dode en levende patiënten. Hun spannende job bestaat voor de helft uit administratie. Het beroep van wetsdokter zit vol paradoxen. Joke Wuestenbergs: “De tijdsdruk is enorm, maar de waarheid ontdekken geeft een kick.” TEKST: Barbara De Munnynck | FOTO: Rob Stevens

J

e kunt niet zomaar binnenwandelen op de dienst forensische geneeskunde op de tweede verdieping van UZ Leuven Campus Sint-Rafaël. Je moet er aanbellen en een bezoekersregister invullen. “Hier liggen – achter gesloten deuren – zowel bewijsstukken als dossiers van lopende zaken”, legt wetsdokter Joke Wuestenbergs uit. “Die moet je grondig beveiligen. In 2016 is er brand gesticht in het NICC (Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie – red.) in Neder-Over-Heembeek. Er zijn altijd mensen met slechte bedoelingen.” We zitten meteen in de sfeer van het Canvas-programma Misdaaddokters, waar Wuestenbergs – net als haar collega Wouter Van Den Bogaert, hun diensthoofd professor Wim Van de Voorde en gerechtspsychiater Rudy Verelst – aan meewerkt. “Ik heb even getwijfeld”, zegt Wuestenbergs. “Maar ik vind het belangrijk dat het publiek een juist beeld krijgt van ons beroep. Misdaaddokters is een mooi programma geworden, met een goede flow. In maart komt er ook een VTM-programma over wetsdokters en daar doe ik bewust niet aan mee. Ik zoek geen publiciteit.” Detective

Boek en expo vertellen het veelzijdige verhaal van de tractor.

Lees het artikel op P.12

Wetsartsen onderzoeken crime scenes en dus beschouwen veel mensen het als een ‘spannend’ beroep. Wuestenbergs doorprikt dat: “Ik ben ongeveer de helft van mijn tijd bezig met administratie en verslaggeving. Alles wat we doen, moet heel nauwkeurig op papier komen: de externe lijkschouwingen ter plaatse, de

interne lijkschouwingen of autopsies op onze dienst en de klinische onderzoeken van levende slachtoffers van partnerge-

Joke Wuestenbergs:

Ik hield meteen van het detectiveaspect van de job. Welke clous kunnen we afleiden uit wat we zien? Welke pistes zijn het onderzoeken waard?

weld, kindermishandeling of seksuele agressie … Ik schat dat ik hoogstens 30% van mijn tijd echt met lijken bezig ben.” Toch wordt ze in haar job fulltime geconfronteerd met de minder mooie kanten van de samenleving. Waarom kies je daarvoor? Wuestenbergs: “Toen ik in 2010 afstudeerde als basisarts, begon ik aan de specialisatie tot spoedarts. Wetsdokter was nog maar twee jaar een erkende specialisatie, ik dacht simpelweg niet aan die optie. Als co-assistent urgentie-arts kregen we de kans om een dag mee te draaien met het forensisch team.


NIEUWS 03

© KU Leuven | Rob Stevens

CAMPUSKRANT | 27 FEBRUARI 2019

Zo raakte ik geboeid. We moesten die dag naar het huis van een man van middelbare leeftijd. De bierblikjes rolden ons letterlijk tegemoet en het lichaam was al in staat van ontbinding. Best heftig, maar ik bleek de situatie aan te kunnen.” “Ik hield meteen van het detective-aspect van de job. Welke clous kunnen we afleiden uit wat we zien? Welke pistes zijn het onderzoeken waard? Niet veel later ben ik overgestapt naar de opleiding tot specialist in de gerechtelijke geneeskunde.” Delicaat

Er speelde nog een factor mee in die keuze. “Ik wist dat ik sowieso geen huisartsgeneeskunde wilde beoefenen”, zegt Wuestenbergs. “Daarin speelt psychologie een te grote rol. Ik denk liever analytisch, en onderzoek graag stukjes weefsel onder een microscoop: ‘Hoe oud zou de wonde zijn? Zijn er aanwijzingen voor een hartstilstand?’” Ironisch genoeg is Wuestenbergs vandaag binnen de forensische dienst gespecialiseerd in zowel post-mortem-beeldonderzoek als in het – psychologisch zeer delicate – klinisch onderzoek van mishandelde kinderen en vrouwen. Wuestenbergs: “Zij kwamen automatisch

bij mij terecht, als enige vrouwelijke staflid op de dienst. Voor kinderen of verkrachte vrouwen is het immers minder confronterend als ik hen onderzoek.” Ook wetsartsen moeten communicatief zijn en met patiënten kunnen omgaan. “Al blijft er een verschil met andere artsen”, nuanceert Wuestenbergs. “Ik stel vragen en doe vaststellingen, maar start geen behandeling op.” Dat maakt de arts-patiëntrelatie minder persoonlijk. “Als ik een zwaar mishandeld kindje bij mij krijg, doe ik mijn uiterste best om het via gerechtelijke weg in een veiligere situatie te krijgen. Ik focus op het vooruithelpen van het onderzoek en probeer niet te veel na te denken over wat het kind heeft meegemaakt.” Wuestenbergs gelooft niet dat factoren als gender, leeftijd of gezinssituatie bepalen of je een goede wetsarts bent. “Al is professor Van de Voorde de enige op onze dienst die kinderen heeft. Het is moeilijk om dit beroep met een jong gezin te combineren. Je bent vaak van wacht en moet op onvoorspelbare uren kunnen opdraven. Zo lang wij niet ter plaatse zijn geweest, moet de politie op ons wachten en blijft de familie zitten met een dood lichaam in huis. Ik kan bij een oproep ‘s avonds onmogelijk zeggen: ‘Ik

Soms wil een familie na afloop van een zaak het onderzoek nog eens bespreken. Dan voel ik altijd dat mijn werk nuttig is, dat onze antwoorden mensen helpen om een hoofdstuk af te sluiten.

ben er morgen om acht uur.’” Zelfs de doden kunnen niet wachten, zo blijkt. Hectiek

De krantenknipsels over zaken waaraan Wuestenbergs meewerkte liegen er niet

om. ‘24-jarige drugsverslaafde slaat 11 keer met koevoet op 84-jarige vrouw’. ‘Man doodt ex-partner met onnodig veel geweld.’ Hoe zet je zulke gruwelijkheden na het werk uit je hoofd? Wuestenbergs: “Tijdens een autopsie denk ik zuiver analytisch: ‘Hoeveel steekwonden zijn er? Welke organen zijn geraakt?’ Ik focus op zulke vragen, zonder mij in te leven in het slachtoffer.” Door de hoge werkdruk is er ook weinig gelegenheid om achteraf nog te reflecteren. “De tijdsdruk is enorm”, benadrukt Wuestenbergs. “Ik ben bezig aan een zaak en probeer die deadline te respecteren, maar krijg intussen telefoon van een onderzoeksrechter over drie andere verslagen waarop hij wacht. Op datzelfde moment komt alweer een nieuwe zaak binnen. Echt, die voortdurende hectiek vind ik lastiger dan welke autopsie ook. Als iets mij ’s nachts achtervolgt, dan zijn het de deadlines van verslagen, niet de doden.” Voldoening haalt Wuestenbergs uit gesprekken met nabestaanden: “Soms wil een familie na afloop van een zaak het onderzoek nog eens bespreken. Dan voel ik altijd dat mijn werk nuttig is, dat onze antwoorden mensen helpen om een hoofdstuk af te sluiten.” Verder geeft een moord oplossen ook gewoon een kick: “Ik kwam ter plaatse voor een overlijden in een zwembad. Verdrinking was een hypothese, maar ik ontdekte verdachte halsspierbloedingen. De vraag rees of er meer aan de hand was, dus deden we een autopsie. Op basis van die resultaten kwam er een bekentenis van wurgmoord. Dat was een onbeschrijfelijk moment.” ‘Misdaaddokters’ is op woensdagavond te zien op Canvas.

Faagtherapie Ontdek jezelf. Begin bij de wereld.


EXPO

CAMPUSKRANT | 27 FEBRUARI 2019

EXPO OVER COMPOSIETMATERIALEN IN DESIGN MUSEUM GENT

Oersterk en vederlicht Voorwerpen uit composietmateriaal zijn niet alleen erg robuust en licht, maar ook gewoonweg mooi om naar te kijken. Wie dat niet gelooft, kan zijn ogen de kost geven in het Gentse Design Museum. Daar loopt nog tot 21 april een tentoonstelling over composietmaterialen. Emeritus professor materiaalkunde Ignaas Verpoest is, samen met professor Lut Pil van LUCA School of Arts – Gent, de curator van de expositie. Het volgende anderhalf uur gidst hij ons enthousiast rond. TEKST: Dirk Blijweert | FOTO’S: Rob Stevens

“W

ist je dat de be­ roemde ontwer­ pers Charles en Ray Eames de eerste designers waren die met composietmaterialen aan de slag zijn gegaan?” begint professor Verpoest. “Al in 1948 ontwierpen ze een stoel uit glas­ vezelcomposiet. Kunstenaars zijn dol op composietmaterialen, omdat je ze zon­ der al te veel moeite om het even welke vorm kan geven. Composietmaterialen,

de naam verklapt het al, bestaan uit twee materialen: kunststof en vezels. Het leu­ ke van vezels is dat ze enerzijds heel stijf en sterk zijn, en dat je ze anderzijds naar hartenlust kan plooien, omdat ze zo fijn zijn. Maar als je ze aan elkaar kleeft met kunststof, dan gaat de intrinsieke stijf­ heid en sterkte van de vezels over op het gehele composietmateriaal. Fibre-Fixed, de naam van de expo, verwijst naar die bijzondere eigenschap.”

Met Fibre-Fixed is professor Verpoest niet aan zijn proefstuk toe. Al in 2003 bereidde hij samen met Lut Pil – docen­ te aan LUCA School of Arts in Gent en coördinator van de onderzoeksgroep Matter&Image – de tentoonstelling Van bakeliet tot composiet voor, over de ge­ schiedenis van het gebruik van vezel­ versterkte materialen door designers. Ondertussen is er veel veranderd. Com­ posietmaterialen zijn mainstream ge­ worden en de opkomst van natuurlijke vezels zoals hennep en vlas, lijkt niet te stuiten. “De teelt en verwerking van natuurlijke vezels vergt relatief weinig energie. Die beperkte ecologische im­ pact is een belangrijke troef ”, zegt pro­ fessor Verpoest. De toepassingen van composietma­ terialen zijn schier eindeloos, zo blijkt tijdens de rondleiding. We lopen langs kunstzinnige schoenen vervaardigd uit mycelium – het ondergrondse draden­ netwerk van champignons –, bewonde­ ren een replica van het zonnevliegtuig Solar Impulse en ontdekken zowaar een

mobiel bad, dat je kan opstellen waar je maar wil. Gewicht? Amper zeven kilo­ gram. Moeilijk om daar niet van onder

Ignaas Verpoest:

De teelt en verwerking van natuurlijke vezels vergt relatief weinig energie. Die beperkte ecologische impact is een belangrijke troef.

de indruk te zijn. En het wordt nog straf­ fer wanneer we stilstaan bij drie objecten met een Leuvense twist.

© KU Leuven | Rob Stevens

04


EXPO 05

CAMPUSKRANT | 27 FEBRUARI 2019

Origami-kano Een opvouwbare kano: je moet er maar op komen. Het geniale idee komt uit de koker van Otto Van De Steene, een Gentse ontwerper die in zijn vrije tijd graag kanotochtjes maakt maar liever niet zeult met loodzware boten. Hij bedacht de ONAK, een origami-kano van 17 kilo, 4,70 meter lang, die je op het droge vlotjes vervoert als een compacte doos op wieltjes. Aan de waterkant plooi je de box open tot een stevige en wendbare kano. “De buitenkant van de ONAK bestaat uit precies hetzelfde composietmateriaal als de koffer die de KU Leuven mee ontwikkeld heeft voor Samsonite”, legt professor Verpoest uit. “Het is niet alleen licht,

Elektrische racewagen met composietchassis Even verderop nodigt de groen-zwarte bolide van Formula Electric Belgium – een team ingenieursstudenten van de KU Leuven en Thomas More – uit tot een ritje. Professor Verpoest is vooral onder de indruk van de inventiviteit van de studenten mechanica en materiaalkunde. “Het knappe is dat ze deze wagen niet alleen van a tot z ontwikkeld, maar ook gebouwd hebben. Aerodynamica, aandrij-

Carbonfietsen Wat boven verboden is, mag in de kelderverdieping wel: objecten aanraken. Op een grote tafel liggen allerlei composietmaterialen uitgestald. De gebroken fietsvork uit carbon ziet er best eng uit. Het zal je maar overkomen wanneer je met een rotvaart de Mont Ventoux afdaalt … “Composietfietsen bestaan uit wel twintig verschillende laagjes carbonvezels”, zegt professor Verpoest. “Dat heeft twee grote nadelen. Om te beginnen zijn de fietsen erg duur. Je moet de koolstofvezels laagje per laagje aanbrengen en dat

waardoor het goed drijft, maar ook nog eens impactbestendig. Geen overbodige luxe als je op een rivier vaart met puntige rotsen en andere onzichtbare obstakels. De binnenste laag van de kano bestaat uit een honingraat, die we volledig zelf ontwikkeld hebben, en die nu geproduceerd wordt door onze spinoff EconCore, niet alleen in de eigen bedrijven in Leuven en Halle in Duitsland, maar ook onder licentie in een achttal bedrijven wereldwijd. EconCore in Leuven lamineert het composietmateriaal op de honingraat, ONAK zelf drukt er met een pers vouwlijnen in.” “Het geniale is dat je zelfs geen schroevendraaier nodig hebt om de kano open te plooien.” Eat that, Ikea!

ving, vering, batterijen, ze hebben alles zelf berekend en uitgetest.” “Het is een elektrische auto met een volledig zelfdragend koolstofcomposietchassis. Dit is een versie van drie jaar geleden. Ondertussen bestaat er een nieuw model met nog meer composietonderdelen. De studenten hebben er de prijs mee gewonnen voor het meest innovatieve ontwerp. Een knappe prestatie, zeker als je weet dat ze concurrentie hadden van wel dertig andere teams. Of je er ook mee kan rijden? Tuurlijk! Er bestaat zelfs een wedstrijd voor: de Formula Student-competitie.”

kon tot nu toe, voor complexe objecten zoals een fietsframe, alleen maar met de hand. Die werkwijze vertaalt zich in een hoge kostprijs, zelfs wanneer de productie in lage loonlanden gebeurt.” “Composietfietsen zijn ook bros: ze zijn weliswaar sterk, maar breken al bij een kleine vervorming, in tegenstelling tot de meeste metalen en kunststoffen, die pas breken na een voorafgaande vrij grote ‘plastische’ vervorming. Dat is vervelend voor fietsproducenten.” “Twee oud-studenten, Michaël Callens en Niels De Greef, hebben met hun bedrijf REIN4CED een oplossing uitgedokterd voor

De ONAK in uitgevouwen en opgevouwen toestand: “Het composietmateriaal is niet alleen licht, waardoor het goed drijft, maar ook nog eens impactbestendig. Geen overbodige luxe als je op een rivier met puntige rotsen vaart.”

“Het knappe is dat de studenten deze wagen niet alleen van a tot z ontwikkeld, maar ook gebouwd hebben. Aerodynamica, aandrijving, vering, batterijen, ze hebben alles zelf berekend en uitgetest.”

beide problemen. Om te beginnen hebben ze een geautomatiseerd proces ontwikkeld, waarbij een carbonfietsframe laag per laag met robots opgebouwd wordt. En verder hebben ze ontdekt dat je carbonfietsen kunt versterken met staalvezels. Na uitgloeien worden deze staalvezels plastisch vervormbaar. Ze vormen als het ware een kooi rond de carbon waardoor, zelfs als de koolstofvezels breken, de staalvezels plastisch uitrekken maar het fietsframe wél samenhouden. Zo wordt de kans op een plotse breuk tot een minimum beperkt.” Eind 2019 begint REIN4CED in Leuven met de productie van een prototype.

Benoemd of onderscheiden • Dr. Guido Claessen (Cardiologie) ontving de Jacqueline Bernheim Prijs, uitgereikt door het Fonds voor Hartchirurgie, voor zijn doctoraatsonderzoek naar de invloed van uithoudingssport op het hart. • CurieuzeNeuzen, het grootschalig burgerwetenschapsproject naar luchtkwaliteit, ontving een Gou-

den Erepenning van het Vlaams Parlement. HIVA stond mee aan de wieg van het project en zorgt voor het in kaart brengen van de maatschappelijke impact. • Professor Conny Aerts (Afdeling Sterrenkunde) werd aangesteld tot External Scientific Member van het Max Planck Institute for Astrono-

my (MPIA) in Heidelberg. • Professor Patrick Augustijns (Departement Farmaceutische en Farmacologische Wetenschappen) heeft een eredoctoraat van Uppsala University ontvangen. • Professor Diether Lambrechts (Laboratorium voor Translatione-

© Design Museum Gent

Foto links: Ignaas Verpoest toont de vork van de carbonfiets die versterkt werd met staalvezels. “Ze vormen als het ware een kooi rond de carbon. Zo wordt de kans op een plotse breuk tot een minimum beperkt.”

De tentoonstelling ‘Fibre-Fixed. Composites in Design’ loopt nog tot 21 april in Design Museum Gent. www.designmuseumgent.be

le Genetica (VIB-KU Leuven Center for Cancer Biology)) ontving de Thought Leader Award, uitgereikt door Agilent Technologies. • Rose Bruffaerts (Laboratorium voor Cognitieve Neurologie) en Beatrijs Vanacker (Onderzoeksgroep Franse, Italiaanse en Spaanse Literatuur) zijn verkozen tot lid van de Jonge Academie, voor de periode van 1 april 2019 tot 31 maart 2024. Professor Sylvia Wen­ mackers (Hoger Instituut voor

Wijsbegeerte) wordt één van de twee voorzitters. • Gert Meyers (Centrum voor Sociologisch Onderzoek) ontving de Prijs Derine voor zijn doctoraatsthesis Behaviour-based Personalisation in Health Insurance. A Sociology of a Not-yet Market. Nicolas Brando (Centrum voor Ethiek, Sociale en Politieke Filosofie), Hendrik Moeys en Eline De Becker kregen een eervolle vermelding.


06

NIEUWS

CAMPUSKRANT | 27 FEBRUARI 2019

© Universiteitsarchief KU Leuven | Topografisch-Historische Atlas

In 1797 ging de universiteits­ gevangenis voorgoed op slot. Mark Derez: “Dat gebeurde onder invloed van de Verlichting en het nieuwe Franse bewind: een aparte universitaire rechtspraak druiste compleet in tegen de principes van vrijheid en gelijkheid.”

UNIVERSITEIT HAD TOT EIND 18DE EEUW EIGEN GEVANGENIS

“Zó erg was het niet om achter slot en grendel te vliegen” Begin februari stootten archeologen in de Mechelsestraat op restanten van de Borchtpoort, een deel van de twaalfde-eeuwse stadsomwalling. Interessante ontdekking, te meer omdat daar ooit de universiteits­ gevangenis was ondergebracht. Het zette ons meteen aan het denken … Was de unief destijds een broeihaard voor witteboordencriminaliteit? Stonden te veel paarden dubbel geparkeerd? En verborgen proffen uit voorzorg een vijl onder hun toga? Pieter-Jan Borgelioen

© Stad Leuven

Archeologisch onderzoek ter voorbereiding van de heraanleg van de Mechelsestraat legde een stuk van de Borchtpoort bloot. Vanaf 1426 deed het gebouw dienst als universiteits­ gevangenis.

V

oor onze fantasie op hol slaat, snellen we naar het universiteits­archief, waar archivaris Mark Derez ons de échte geschiedenis uit de doeken doet. “In de universiteitsgevangenis werden weerspannige studenten opgesloten”, zegt hij. “Gemiddeld om de veertien dagen kwam er een nieuwe bajesklant binnen,

die zo’n tien dagen moest brommen. De meesten zaten er in voorlopige hechtenis, sommigen na een proces. De echte veroordeelden werden veelal opgesloten in kloosters, en moesten leven op water en brood. Zware gevallen die de kloosters niet wilden, kwamen in de universiteitsgevangenis terecht en werden in de boeien geslagen.”

Drank & duel

“Sinds haar oprichting in 1425 genoot de Leuvense universiteit een aantal privileges”, vertelt Derez. “Leden van de universitaire gemeenschap waren vrijgesteld van allerhande belastingen, en de universiteit organiseerde haar eigen rechtspraak. Wie in verdenking was gesteld, moest voor een rectorale rechtbank verschijnen. Om de orde te handhaven was er een universitair ‘politiekorps’ en wie het té bont maakte, vloog achter slot en grendel. Daarvoor werd in 1426 de universiteitsgevangenis opgericht.” Een belangrijke rol was weggelegd voor de promotor, die met sergeanten of dienders door de stad patrouilleerde, studenten kon oppakken en de voornaamste gevangenisbewaarder was. “In twee aanleunende gebouwen had hij zijn ambtswoning, waar ook enkele cellen waren. Zo kon hij toezicht houden op de opgesloten academici. Vaak ging het om erg jonge studenten uit de Artesfaculteit, de verplichte vooropleiding. Die jongens waren slechts 14 of 15 jaar oud en zaten er in afwachting van hun proces. Ook de rechtenstudenten waren talrijk aanwezig, maar dat was niet zo vreemd: samen met

de Artesstudenten vormden ze de grootste groep aan de universiteit.” De meest ‘succesvolle’ patrouilles gebeurden ’s avonds en ’s nachts, zegt Derez. “Dan vond de meeste heibel plaats, niet zelden na herbergbezoek. Vaak ging het om schelmenstreken. Zo zijn er verhalen over studenten die kanonnen van de stadswallen haalden en ze in de Dijle kieperden, of een bierkar stalen en ermee rondreden in de stad. Ook het negeren van de avondklok was strafbaar, maar het risico om betrapt te worden zeer klein. Studenten trokken naar herbergen buiten de stad, waar ze accijnsvrij bier konden drinken, óf naar één van de vele bordelen. Vaak met de welgestelde juristen op kop (lacht).” Af en toe bezondigden de studenten zich aan zware misdrijven of misdaden. “Om de paar jaar werd er wel iemand veroordeeld voor homicidium – doodslag of moord. Ook hier speelde overmatig drankgebruik een rol. De drankcultuur was toen een integraal onderdeel van het intellectuele leven; ook Erasmus klaagde daarover. De samenleving was ook veel gewelddadiger. Wapendracht was verboden, behalve voor edellieden, maar er liepen heel wat studenten met steekwapens rond. Daarbij komt nog dat er veel werd geduelleerd. Een uit de hand gelopen caféruzie kon zo al gauw resulteren in de dood van een student of gewone Leuvenaar.” Strenge huisvader

In de universiteitsgevangenis zelf kon het er ook hard aan toegaan, zegt Derez. “Op een strenge winterdag in februari 1773 werd een bijna doodgevroren student in de gevangenis aangetroffen, blijkt uit een regeringsrapport. Zijn twee medegevangenen liepen dagenlang in lakens gewikkeld rond om aan de vriesdood te ontkomen. Hun drinkwater was bevroren, dus moesten ze sneeuw eten om zich in leven te houden. Die haalden ze binnen langs het enige luchtgat in de kerker, wellicht een oud schietgat. De promotor was hen klaarblijkelijk ‘vergeten’ (lacht).” Dat verhaal is eerder een uitzondering. “De meeste studenten vonden het niet zó erg om in die gevangenis terecht te komen. Het was veel gunstiger om berecht te worden door de rectorale rechtbank dan te worden overgeleverd aan de gewone rechtspraak. De doodstraf bestond bijvoorbeeld niet aan de universiteit. Voor heel ernstige vergrijpen werd men uitgeleverd aan de wereldlijke rechtbank. De zwaarste straffen aan de universiteit waren geseling – wat zelden werd toegepast – en het consilium abeundi, wegzending. Maar veel vaker moesten studenten enkele dagen de gevangenis in of kregen ze een geldboete.” “De rectorale rechtbank was een vorm van corporatieve rechtspraak, waarbij je beoordeeld werd door gelijken of confraters”, zegt Derez. “Een beetje zoals je vandaag nog de Orde van Geneesheren hebt. Natuurlijk zal een gevangenisstraf naar hedendaagse normen niet fijn zijn geweest, maar het was ook geen hel. Studenten konden bijvoorbeeld eten kopen bij de promotor, of


NIEUWS

CAMPUSKRANT | 27 FEBRUARI 2019

07

Stresskip of ijskonijn: Wie scoort tussen de oren? ze konden het van buitenaf bestellen. Als de promotor ermee instemde, konden ze zelfs bier of wijn laten aanrukken.” De universitaire rechtspraak werd eerder als een vorm van bescherming dan als repressie beschouwd. “Studenten kwamen van heinde en verre, en waren vaak ver weg van het ouderlijk gezag. Zeker in de beginjaren,

Mark Derez:

Wapendracht was verboden, behalve voor edellieden, maar er liepen heel wat studenten met steekwapens rond. Daarbij komt nog dat er veel werd geduelleerd. toen de universiteit van Leuven de enige was in de Lage Landen. De universiteit wierp zich op als een strenge, maar rechtvaardige huisvader. De academische overheid had er ook alle belang bij om niet té hardvochtig op te treden, want ze moest haar instelling aantrekkelijk houden en voldoende nieuwe studenten aantrekken. Wel regende het klachten van de gewone Leuvense burgers, die vonden dat de baldadige studenten te mild werden berecht.”

vervolg van P.01 Niet zwart-wit

Met deze kennis kunnen de onderzoekers bekijken of de mentale spanning impact heeft op een speler, door zijn prestaties onder hoge druk te vergelijken met zijn prestaties onder normale omstandigheden. Is het eigenlijk een goede zaak wanneer spelers beter presteren als de druk hoog is? Het antwoord is niet zwart-wit, zegt Jan Van Haaren, onderzoeker van SciSports. “Het meest ideale scenario is dat profvoetballers een stabiel niveau hebben, ongeacht de druk. Zo zien we in onze analyses dat de Portugese ster Cristiano Ronaldo weinig last ondervindt van de druk: zijn prestaties blijven constant. De Braziliaan Neymar daarentegen lijkt wel gebukt te gaan onder de spanning. Als de druk hoog is, neemt hij minder goede beslissingen.” Sergio Agüero, de spits van de Engelse topclub Manchester City, lijkt te excelleren onder druk. De Argentijn neemt dan betere beslissingen in balbezit en voert die beter uit. Een andere topspits, Luis Suárez van FC Barcelona, blijkt minder goed bestand tegen de druk. Eden Hazard, de aanvoerder van de Rode Duivels, is ook niet immuun voor de spanning: hij voert zijn acties wel goed uit, maar de beslissingen die hij neemt, leveren weinig op. Tactiek en transfers

Voor coaches kan deze informatie om tacti-

sche redenen erg waardevol zijn. Als er bijvoorbeeld een cruciale wedstrijd op het programma staat, dan kan de coach de spelers opstellen die het best presteren onder druk. Of als blijkt dat een speler steeds dezelfde fouten maakt onder druk, dan kan daar op de training aan geschaafd worden.

dat de Engelse topclub Liverpool een doordacht transferbeleid heeft. Ze trekken spelers aan die beter presteren als de druk toeneemt. Of dat een bewuste strategie is, kunnen we niet met zekerheid zeggen, maar het is opmerkelijk.” Verlenging

SciSports-onderzoeker Lotte Bransen:

Als een club miljoenen neerlegt voor een nieuwe speler, dan is het belangrijk om te weten hoe stressbestendig de speler is.

Ook op de transfermarkt kan deze kennis de nodige voordelen opleveren, merkt SciSports-onderzoeker Lotte Bransen op. “Als een club miljoenen neerlegt voor een nieuwe speler, dan is het belangrijk om te weten hoe stressbestendig de speler is. In onze analyses merken we bijvoorbeeld op

De onderzoekers reizen op 1 maart naar Boston om hun onderzoek te presenteren op de MIT Sloan Sports Analytics Conference. De conferentie staat erg hoog aangeschreven in de sportwereld en het bedrijfsleven. Zo maakte Barack Obama er vorig jaar nog zijn opwachting als gastspreker. “We hebben al verschillende keren een paper ingediend, maar de conferentie heeft erg strenge selectiecriteria”, zegt professor Jesse Davis. “Dat we nu wel geselecteerd zijn, is een prestatie om trots op te zijn. Alle belangrijke spelers in het domein van sport en data-analyse zullen aanwezig zijn. Het is een buitenkans dat we ons onderzoek aan hen mogen presenteren.” De conferentie is hoe dan ook niet het slot­ akkoord van het onderzoek. “We hebben op basis van enkele seizoenen nu verschillende trends kunnen identificeren. Om deze resultaten te kunnen bevestigen en bruikbaar te maken voor voetbalclubs, is nog verder onderzoek nodig. Dit is nog maar een eerste stap om beter te begrijpen hoe mentale druk de prestaties van profvoetballers beïnvloedt.”

Studentenkerker

Voor dit artikel werd dankbaar gebruik gemaakt van de ‘De rectorale rechtbank van de oude Leuvense universiteit (1425-1797)’, van historicus Carl Vandenghoer.

© Joris Snaet

De universiteitsgevangenis werd een eerste keer vernield tijdens de opstand in de Nederlanden in de zestiende eeuw, en in 1617 opnieuw hersteld op verzoek van de aartshertogen Albrecht en Isabella. In 1797 ging ze voorgoed op slot. “De gevangenis verdween samen met de oude universiteit”, zegt Derez. “Dat gebeurde onder invloed van de Verlichting en het nieuwe Franse bewind: een aparte universitaire rechtspraak druiste compleet in tegen de principes van vrijheid en gelijkheid.” De poort met de gevangenis werd afgebroken, en er kwamen nieuwe gebouwen. “Ze is dus niet meer te bezichtigen. Wie wil weten hoe zo’n gevangenis eruit zag, kan vandaag wel nog terecht in de Duitse universiteitssteden Heidelberg en Göttingen, waar je nog de Studentenkarzer kan bezoeken.”


08

VIJF JAAR INTEGRATIE

CAMPUSKRANT | 27 FEBRUARI 2019

CAMPUS BRUGGE

430 jongens

Stamboom De opleidingen die de KU Leuven aanbiedt op de Campus Brugge maakten tot de integratie in 2013 als hogeschoolopleiding van het lange type deel uit van de Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende (KHBO), die met KATHO fuseerde tot VIVES. In 2017 nam de Campus Brugge zijn nieuwe onderzoeks- en onderwijsgebouw in gebruik.

142 meisjes

572

102

studenten

422 IIW

personeelsleden 150 FaBeR

94 academisch

8 administratief en technisch

Pieter Rauwoens:

De echte weg voorwaarts ligt in de natuurlijke aanpak. Wat dacht je van eilanden voor onze kust, vergelijkbaar met de Waddeneilanden in Nederland?

ONDERZOEKERS PLEITEN VOOR DOORDACHTE EN GEDURFDE KUSTWATERBOUW

Geen zee te hoog op Campus Brugge Het stijgende zeewaterpeil, zwaardere stormen en sterkere golven zijn op termijn pittige uitdagingen voor de leefbaarheid van onze kust. Hoe werp je – al dan niet letterlijk – een dam op tegen die dreiging? Op Campus Brugge zoeken kustwaterbouwkundigen naar oplossingen. TEKST: Ludo Meyvis | FOTO: Rob Stevens

“G

ewoon naar het strand gaan kan ik niet meer”, stelt professor Pieter Rauwoens vast. “Ik kijk nu eenmaal al jarenlang anders naar de zee en het strand dan een gewone toerist.” We kunnen er ons iets bij voorstellen: Rauwoens is hoofd van de onderzoeksgroep Kustwaterbouw en Grondmechanica op Campus Brugge. Het onderzoekswerk van het team, een kleine tien man sterk, is uniek binnen de KU Leuven. Door het dynamisch gedrag van grond en zand te bestuderen, dragen de onderzoekers bij tot een betere bescherming tegen de werking van de zee. Het tij keert

Stromingen van water en bewegingen van grond zijn zeer complex. Toen Hans Albert Einstein, zoon van, aan zijn vader vertelde dat hij sedimentdynamica wilde bestuderen – de studie van waterstromingen en de daaruit volgende beweging van zand – raadde de oude Albert het hem volgens de legende af: “Véél te moeilijk, Junge.” Noch de zoon, noch Pieter Rauwoens hebben zich door Einstein laten afschrikken. “Ik ben een burgie van Gent”, bekent Rauwoens. “Werktuigkunde en Elektrotechniek. Voor mijn doctoraat en eigenlijk tot nu toe heb ik

me gericht op numerieke simulaties, het nabootsen van stromingen op computer: hoe verlopen ze, hoe kan je ze beïnvloeden, wat als je nieuwe factoren introduceert, dat soort vragen. Eind 2014 kon ik aan de slag op de Campus Oostende van de KU Leuven. Daar kon ik tijdens de lunchpauze op het strand gaan kijken hoe het nou zat met een of ander aspect van het werk. Sloeg die berekening in de praktijk wel ergens op? Sinds onze verhuis naar het nieuwe campusgebouw in Brugge liggen zee en strand wat verder weg.” Maar zó erg is dat nu ook weer niet, legt Rauwoens uit. “Ik doe vooral onderzoek met simulatie-software, en ik maak ook gebruik van historische meetgegevens uit centrale databanken. Daarmee gaan we na hoe we op zo natuurlijk mogelijke wijze tot de beste kustbescherming komen. Dat is geen luxe. De te verwachten stijging van het zeewaterpeil, de hevigere stormen en de sterkere golven zullen over enkele decennia onze kust onleefbaar maken, als we niks doen. Wij adviseren de ingenieurs en architecten op de studiebureaus, die op hun beurt aan de constructeurs uitleggen wat de beste aanpak is.” Er zijn oplossingen, maar die zijn niet allemaal even praktisch of verkoopbaar. “Je zou de dijken hoger kunnen maken. Maar wat met de

bestaande gebouwen? Misschien moet je de eerste verdiepingen dan een andere bestemming geven. Nu is dat niet haalbaar, maar bij grote verbouwingswerken misschien geleidelijk aan wel. De echte weg voorwaarts ligt in de natuurlijke aanpak. Je zou duinen vóór de gebouwen op het strand moeten zetten. Of wat dacht je van eilanden voor onze kust, vergelijkbaar met de Waddeneilanden in Nederland? De Vlaamse overheid begint in elk geval stilaan in te zien dat een gedurfde langetermijnvisie op de strandproblematiek aan de orde is.” Aan de bak

De ontwikkeling van een duurzame, natuurlijke zeewering is één luik van het onderzoekswerk. Daarnaast gaat de aandacht ook naar de interactie tussen golven en bouwstructuren. “Dat is dan de wereld van de windmolenparken op zee, kunstmatige eilanden, … Bijvoorbeeld: onder welke omstandigheden kan je een paalfundering van een windturbine nog voldoende nauwkeurig plaatsen? Maar we houden ons ook bezig met de interactie tussen golven en heel grote schepen. Bij stormweer is het niet langer veilig werken aan boord van zo’n schip: waar trek je de grens?” “We bewegen ons voortdurend tussen computersimulaties, die we sneller en accurater willen maken, en veldmetingen, die de computerresultaten toetsen aan de praktijk. We doen ook simulaties in ons eigen labo, waar we een aantal stroomgoten hebben, bakken van enkele meters lang waarin we golfslag en stromingen op schaal kunnen bestuderen. Op basis van die resultaten stellen we eenvoudige ontwerpformules op voor constructies in zee. Met de data uit het labo vali-

deren we ook onze simulatiesoftware.” “We bouwen nu samen met de UGent en met het Waterbouwkundig Laboratorium uit Borgerhout – in onze discipline is samenwerking de boodschap – aan een nieuwe golfbak. Het gaat om een bak van 30 bij 30 meter, en 1m40 diep. Die komt in Oostende, zodat we in onze simulaties meteen de echte golven, wind en stroming in rekening kunnen brengen.” Lage Landen

“We zijn een onderzoeksgroep, maar we bouwen ook ons onderwijs stevig uit”, benadrukt Rauwoens. “Studenten industrieel ingenieur bouwkunde komen in onze colleges en onze projecten in aanraking met alle aspecten van het werk van een waterbouwkundig ingenieur. Vaak gebeurt dat in samenwerking met de grote bedrijven die je in onze sector vindt. Vergeet niet dat twee van de vier grootste baggerbedrijven ter wereld Belgisch van origine zijn. Het is een gebied dat de Lage Landen zich in de loop der jaren hebben toegeëigend.” “En we blijven groeien. Dat is een geweldig gevoel. Zo hebben we sinds 22 februari een nieuwe leerstoel. DEME, Jan De Nul, BESIX, Artes Depret, Tractebel Engineering en de Zeebrugse haven zijn de initiatiefnemers. Die leerstoel wil de contacten tussen de universiteit en de industrie versterken. De organisatie van gastcolleges, werfbezoeken, stages, industriegerichte masterproeven en projectwerk, waarin we échte cases uitwerken, wordt zo veel eenvoudiger. En op die manier trekken we wellicht ook meer onderzoeksprojecten en studenten aan, wat mooi meegenomen is.”


VIJF JAAR INTEGRATIE 09

CAMPUSKRANT | 27 FEBRUARI 2019

Een greep uit het onderzoek: Mechatronica, embedded software, industrie 4.0, slimme machines, neuromotorische revalidatie, musculoskeletale revalidatie, verwerking kunststofmaterialen, innovatieve materiaalcombinaties, duurzame materiaalkringlopen in de bouw, kustwaterbouw en grondmechanica, offshore energie

stofverwerking  Postgraduaat innoverend ondernemen voor ingenieurs  Postgraduaat Research Valorisation in Engineering Technology  Postgraduaat Smart Logistics (nieuw)  Postacademische opleiding offshore windenergie

Van Brugge naar de Andes

www.kuleuven.be/campusbrugge

INGENIEUR IN BEWEGING: IVE WEYGERS

“Ik daag mezelf graag uit” Een ingenieur bij revalidatiewetenschappen? In de interdisciplinaire filosofie van Campus Brugge is zo’n switch aan te moedigen. Technische wizard Ive Weygers onderzoekt hoe bewegingsanalyses beter, mobieler en gebruiksvriendelijker kunnen. Peter Van Dyck

Siebe Moeyaert houdt van originele trajecten. Terwijl de meeste ingenieursstudenten hun stage redelijk dicht bij huis doen, trok Siebe helemaal naar Ecuador. Niet naar een bedrijf, zoals de meeste van zijn collega’s, maar naar de aardappelboeren.

Nog zo’n opmerkelijke koers: de meeste studenten halen hun ingenieursdiploma na een wiskundige richting in het aso, maar Siebe Moeyaert uit Gistel deed industriële wetenschappen in het VTI in Torhout. Dus tso, en dan universiteit? “Misschien uitzonderlijk, maar industriële wetenschappen is net een heel goede voorbereiding op een wetenschappelijke master, zoals industrieel ingenieur. Toen ik naar Brugge kwam, vond ik hier trouwens mijn halve klas terug. En de overstap was ook niet lastig. Voor mijn klasvrienden en mezelf was de stof van het eerste jaar makkelijker dan voor mijn jaargenoten uit het aso.” In het VTI had Siebe meegewerkt aan een groepsproject voor de laatstejaars. Via Rotary en de Belgische afdeling van de internationale ngo-koepel Trias waren ze in contact geko­ men met de problematiek van de aardappelboeren in de Andes. “Met onze klas in het VTI hebben we toen een was- en sor­ teermachine voor aardappelen gemaakt. Die draait intussen al enkele jaren.” “Toen ik naar Brugge kwam, was dat afgerond, en stond ik er eigenlijk niet langer bij stil. Pas toen we een onderwerp voor een masterproef moesten vinden, schoot het me te binnen dat de boeren ook weleens nood zouden kunnen hebben aan een weeg- en verpakkingsmachine.” Nieuwe machine, nieuwe markt

In de zomer van 2018 trok Siebe voor twee maanden naar Ecuador, waar hij de plaatselijke situatie leerde kennen en aan­ voelen. Toen hij terugkwam, begon hij aan zijn masterproef, eerst met 3D-plannen, die voor constructie ter plaatse omge­ zet moeten worden naar 2D. Dat doen de huidige laatstejaars van het VTI. “Zelf focus ik me nu vooral op het prototype. Bij Deprez Construction in Kortemark helpen de mensen me heel enthousiast.” “Als het prototype klaar is, later dit voorjaar, ga ik weer naar Ecuador, om de constructeurs daar te helpen met de productie van de machine. Die wordt geïnstalleerd in de hangar van Con­ papa, een landbouwcoöperatieve van zo’n vierhonderd boeren. De aardappelen zullen in de hangar met mijn machine gewo­ gen en verpakt worden, snel en precies. Dan brengt Conpapa de aardappelen naar de markt. We kunnen ook kleine verpak­ kingen aan, klaar voor de winkel. Dat is een nieuwe markt voor de boeren, die trouwens een faire prijs krijgen.” “Ik zal ook de was- en sorteermachine een update geven. Mijn nieuwe machine wordt daar trouwens aan gekoppeld. Je stelt het gewicht in dat je in de bak of de zak wenst te krijgen. Eerst brengt een brede lopende band het grootste deel van het gewicht naar zijn bestemming. Een smallere band vult aan, exact tot het ingestelde gewicht. Klaar.” “De techniek is mooi, maar ik vind het vooral goed om te weten dat ik er de mensen echt mee hélp. Ik kom ook in con­ tact met heel wat hulpverleners, mensen uit de technische of transportsector. Ik zoek ook sponsoring, via de media, een paar maanden geleden ook via de Warmste Week. Een belangrijk deel van de financiering vond ik via de leden van Belgapom, dat de bedrijven in de Belgische aardappelbranche groepeert. En dat allemaal voor een masterproef! Zalige gedachte.” (lm)

T

Ive Weygers: “Als ingenieur wil je in detail nagaan hoe knieën, enkels en heupen écht bewegen en daar accurate getallen op plakken.”

oen Ive Weygers, een Kempenaar uit Hoog­ straten, nog ingenieurs­ wetenschappen studeerde aan de Campus Geel, vond hij het wel een aantrekkelijk idee om andere lucht te gaan snuiven voor zijn masterproef. Dat trof: bij het Departement Reva­ lidatiewetenschappen in Brugge was men net op zoek naar technische pro­ fielen. De aanwezigheid van een gloed­ nieuwe state-of-the-art-infrastructuur en goede ondersteuning trok hem over de streep. De inhoudelijke interes­ se was er eveneens, vanuit zijn eigen sport­activiteiten. “Op té jonge leeftijd ben ik té lange afstanden beginnen lo­ pen. Twee knieoperaties waren het ge­ volg. Ik weet wat revalidatie inhoudt. Ik leer nu elke dag bij over hoe een mens beweegt, dat is meegenomen.” Het snijpunt tussen bewegingsana­ lyse en technologie is boeiend, verze­ kert Ive Weygers ons. “Binnen revali­ datiewetenschappen zijn tot nog toe praktijken gangbaar die wij ingenieurs nattevingerwerk noemen. Stel dat een patiënt een oefening moet doen waar­ bij hij vanuit een zithouding moet rechtstaan. De kinesitherapeut let dan op de houding van het bekken en de beweging van de knieën, en geeft op

eenvoudige sensoren nodig hebben, zodat we de dag na de operatie al een knieprothesepatiënt in het ziekenhuis kunnen opvolgen. Helaas kampen de sensoren nu nog met te grote techni­ sche restricties om heel nauwkeurig data te verzamelen en te verwerken.” Berekende risico’s

basis van zijn observatie een score. Als ingenieur wil je in detail nagaan hoe de knieën, enkels en heupen écht be­ wegen en daar accurate getallen op plakken.” Kampen met restricties

Campus Brugge is de trotse bezitter van een innovatief bewegingslabo dat verstoorde bewegingspatronen bij verschillende patiëntengroepen eva­ lueert. “Bij een ganganalyse, bijvoor­ beeld, brengen we op het bekken en de onderste ledematen van de patiënt een 40-tal markers aan, zodat we van­ uit alle kanten kunnen bekijken welke hoeken zijn knie, heup en enkel maken tijdens het wandelen. Het nadeel is dat we zo’n analyse nu enkel in een met camera’s uitgeruste labo-omgeving kunnen uitvoeren.” Het ideaal is een vergelijkbaar mo­ biel en gebruiksvriendelijk systeem dat patiënten kan helpen om thuis oe­ feningen correct uit te voeren of atleten op het sportveld monitort. “Maar daar zijn we nog ver van verwijderd”, bekent Weygers. “Na mijn masterproef stelden we vast dat het nog veel meer onder­ zoek vergt. Wat we nu met mijn docto­ raat proberen, is een systeem te creëren waarvoor we slechts enkele bakjes met

Een andere grote uitdaging is het ver­ zoenen van de klinische en technische profielen. “Technisch geschoolde on­ derzoekers willen met zo weinig mo­ gelijk berekeningen een probleem ef­ ficiënt oplossen, maar verliezen soms de klinische relevantie uit het oog. Medisch geschoolde onderzoekers denken dan weer dat ze een meetin­ strument dat recht uit de fabriek komt meteen kunnen inzetten. Ze vergeten dat je de algoritmen aan de gewenste toepassing moet aanpassen. Met die verschillende visies op biomechanica moet je rekening houden als je de dia­ loog aangaat.” Vindt hij zelf nog tijd om te spor­ ten? “Ik woon nu in Oostende en rij zoveel mogelijk met de fiets naar de campus, toch een rit van een uurtje. Af en toe doe ik zotte dingen, met be­ rekende risico’s. Zo heb ik vorig jaar deelgenomen aan een transcontinen­ tale fietsrace door Europa: meer dan 4.000 kilometer en 46.000 hoogteme­ ters, in 16 dagen. Dat is afzien, maar als ik er van terugkeer, zijn mijn batterij­ en weer opgeladen. Duursport is mijn uitlaatklep. Het is ook wel te vergelij­ ken met onderzoek willen doen in de revalidatiewetenschappen zonder bio­ medische achtergrond. Blijkbaar daag ik mezelf graag uit.”

© KU Leuven | Rob Stevens

Opleidingen: Bachelor in de revalidatiewetenschappen en kinesitherapie  Bachelor in de industriële wetenschappen  Master in de industriële wetenschappen: bouwkunde; elektromechanica: elektromechanica, luchtvaarttechnologie; elektronica-ICT; energie; kunst


10

INTERNATIONAAL

CAMPUSKRANT | 27 FEBRUARI 2019

Wereldwijde samenwerking met vele gezichten Steeds meer proffen en onderzoekers kiezen ervoor om een bijdrage te leveren aan universitaire ontwikkelingssamenwerking (UOS). Sinds kort krijgt dit type engagement ook extra erkenning, door het op te nemen in het promotiedossier. En met professor Chris Van Geet heeft de universiteit voor het eerst een vicerector die het thema ontwikkelingssamenwerking in haar portefeuille heeft. Ine Van Houdenhove

H

ieronder vindt u een staalkaart van wat er zoal gebeurt aan en door de KU Leuven. Wat al deze programma’s en projecten gemeen hebben, is dat het er niet om gaat om kennis en technieken zomaar over te dragen. Een TEAM-project bijvoorbeeld is erg interessant voor beide partijen, zegt professor Arnim Langer, die zo’n project coördineert: “Wij kunnen profiteren van de lokale expertise van onze partnerinstelling in Indonesië. En die krijgt op haar beurt middelen om veld­onderzoek te doen.” Onderzoekers en professoren laten zich ook adviseren door alumni uit het Zuiden, die nu vaak belangrijke posities

innemen in hun thuisland. Dat geldt bijvoorbeeld voor de alumni van de Master of Science in Food Technology, gecoördineerd door professor Marc Hendrickx. Ook nierspecialist Pepe Mfutu Ekulu wil een verschil maken in zijn land: hij doctoreert in Leuven met een IRO-beurs en keert nadien terug naar Congo om er kinderen met een goedkope maar doeltreffende techniek te behandelen. Leuvense studenten en personeelsleden die naar het buitenland trekken, krijgen een ongefilterd beeld van de uitdagingen en kansen die er zijn. “Mijn wat naïeve beeld van ontwikkelingssamenwerking is bijgesteld”, zegt studente Hester Blommaert, die met een reisbeurs naar

Bolivia trok. “De problematiek is zoveel ingewikkelder dan je van hieruit denkt.” Het paradepaardje van universitaire samenwerking met ontwikkelingslanden is institutionele universitaire samenwerking (IUS). Daarbij werken een aantal Vlaamse universiteiten of hogescholen gedurende een tiental jaar zeer intensief samen met één partnerinstelling in het Zuiden. “De impact op die lokale instelling kan zeer groot zijn”, zegt professor Miet Maertens, die in het zuiden van Ethiopië zo’n project mee coördineert. www.kuleuven.be/english/international/ development-cooperation www.vliruos.be

UOS in cijfers De KU Leuven is momenteel in een twintigtal partnerlanden actief. Zo’n duizend professoren en onderzoekers zijn op de één of andere manier betrokken bij UOS, bijvoorbeeld met doctoraatsonderzoek. Aantal lopende VLIR-UOSprojecten met Zuid-partners in 2018: 57 Het budget van VLIR-UOS aan KU Leuven bedroeg in 2018 9.580.392 euro

BOLIVIA | HESTER BLOMMAERT

“ Ervaring die mijn wereldbeeld veranderde”

© ingezonden

Elk jaar zijn er zo’n 160 reisbeurzen voor het Zuiden beschikbaar met financiering van VLIR-UOS. Dit jaar investeert de KU Leuven daarnaast zelf in een veertigtal bijkomende beurzen. Ook groepsreizen georganiseerd door de opleiding kunnen cofinanciering krijgen.

DR CONGO | PEPE MFUTU EKULU

© ingezonden

Masterstudente bio-ingenieurswetenschappen Hester Blommaert (22) verbleef in 2017 twee maanden in Bolivia met een reisbeurs van VLIR-UOS. “Ik deed er stage in Oruro bij een project van Catapa, een Gentse ngo. Omdat het grond- en oppervlaktewater in de regio sterk vervuild is door mijnbouw, werken zij aan een alternatief waarbij hemelwater wordt opgevangen in grote tanken. Het was mijn taak om de kwaliteit van dat water te onderzoeken, met on the field-kits. Toen het water te veel arseen bleek te bevatten, moest ik daar een oplossing voor zoeken.” Dat bleek niet zo eenvoudig. “De problematiek is zoveel ingewikkelder dan je van hieruit denkt. Ik dacht dat een filter de oplossing zou zijn, maar het bleek dat de lokale boeren zo’n filter niet of verkeerd gebruikten. Zo heb ik ingezien dat het veel belangrijker is dat mensen vorming krijgen en het probleem begrijpen, zodat ze zelf een oplossing kunnen zoeken, in plaats van dat wij onze oplossing komen aandragen. Mijn wat naïeve beeld van ontwikkelingssamenwerking is bijgesteld. Ook fijn: op basis van het werk dat geleverd is door Catapa, verschijnt binnenkort een wetenschappelijk artikel. Zo kunnen anderen profiteren van mijn ervaring – het arseenprobleem is wijdverspreid.” “Deze ervaring heeft echt mijn wereldbeeld veranderd. Nu ik met eigen ogen gezien heb waar de zeldzame metalen die we hier nodig hebben voor milieuvriendelijke technologieën vandaan komen, besef ik dat een meer globale aanpak nodig is.”

“ Ik ga zo snel mogelijk terug” Pepe Mfutu Ekulu, kinderarts gespecialiseerd in nieraandoeningen, verliet in 2015 het universitair ziekenhuis van Kinshasa om in Leuven te doctoreren met een IRO-beurs. In zijn onderzoek richt hij zich op genetische kwetsbaarheid voor chronische nieraandoeningen bij mensen van Afrikaanse afkomst: “Er zijn een aantal genetische varianten die kwetsbaar maken voor een nierziekte zodra er een triggerfactor is, zoals een hiv-infectie of sikkelcelanemie. Ik heb de prevalentie van deze varianten en het verband met nierziekte bij Afrikaanse kinderen voor de eerste keer aangetoond.”

In de DR Congo is acuut nierletsel een belangrijke doodsoorzaak bij kinderen, vertelt hij: “Als complicatie van vaak voorkomende ziektes als malaria, of na een ‘behandeling’ met medicinale planten. Veel ouders zijn niet in staat om de behandeling met dialyse te betalen. Bovendien bestond er tot voor kort geen specifiek programma voor kinderen.” Samen met zijn supervisor, professor Elena Levtchenko, begon Ekulu in 2017 een TEAM-project met de steun van VLIR-UOS. Zo werd een eerste peritoneaal dialyseprogramma voor kinderen gestart in Kinshasa. Het gaat om een goedkope

methode, met lokaal geproduceerde vloeistoffen en waarbij de tussenkomst van een chirurg niet nodig is. In het verleden stierf meer dan 80% van de kinderen met acuut nierletsel in het ziekenhuis. Twaalf maanden na het begin van dit programma is dat gezakt tot minder dan twintig. Eind september vertrekt Pepe Ekulu weer naar DR Congo. “Ik moet mijn doctoraat zo snel mogelijk afronden. Er wacht me nog veel werk. Zo hopen we het project uit te breiden naar de rest van het land.” Er zijn verschillende types doctoraatsbeurzen voor studenten uit ontwikkelingslanden: beurzen met projectmiddelen van VLIR-UOS, beurzen binnen het Bijzonder Onderzoeksfonds, het Marc Vervenne Fonds, het Global Minds-fonds, …


INTERNATIONAAL

CAMPUSKRANT | 27 FEBRUARI 2019

11

BELGIË | MARC HENDRICKX

Professor Marc Hendrickx (Centrum voor Levensmiddelen- en Microbiële Technologie) coördineert de internationale Master of Science in Food Technology, in samenwerking met professor Koen Dewettinck (UGent). “Meer dan de helft van de hoofdzakelijk buitenlandse studenten komt uit het Zuiden. Via VLIRUOS zijn er voor hen twaalf beurzen beschikbaar. Daarbij gaan we gericht op zoek naar uitmuntende studenten uit landen waar voedselzekerheid een groot probleem vormt.” Een aantal opleidingsonderdelen van de master is specifiek gericht op de context van ontwikkelingslanden. “Zo geef ik zelf een workshop waarin studenten een case study uit hun

© KU Leuven | Rob Stevens

“ Onze alumni maken een verschil”

eigen omgeving uitwerken. Ze doen dat aan de hand van een methodologie die vaak wordt opgelegd door donoren in het kader van ontwikkelingssamenwerking.” Inmiddels telt het programma meer dan 600 alumni, overal ter wereld. “Onze studenten maken echt een verschil als ze naar huis terugkeren met hun diploma. De kennis die ze hier hebben opgedaan dragen ze daar weer uit. Ze komen

bijvoorbeeld terecht op academische posities – zo is er een universiteit in Vietnam waaraan een vijftiental van onze alumni verbonden zijn. Anderen zijn betrokken bij nutritionele programma’s van overheidsinstituten of projecten inzake voedselveiligheid. Met sommige alumni hebben we langlopende samenwerkingsprojecten, waaronder TEAM- en IUS-projecten. We hebben recent

ook een spiegelprogramma opgezet in Vietnam en het is de bedoeling om dat uit te breiden naar andere landen.” www.iupfood.be De KU Leuven heeft momenteel vijf onderwijsprogramma´s lopen die elk twaalf bursalen uit het Zuiden aantrekken, maar daarnaast openstaan voor andere studenten.

INDONESIË | ARNIM LANGER

“ De impact is groot”

© Miet Maertens

Twee jaar geleden ging een IUS-programma van start met de universiteit van Arba Minch in Ethiopië en verschillende Vlaamse universiteiten. De KU Leuven coördineert, en is daarnaast bij verschillende onderzoeksprojecten binnen dit programma betrokken, vertelt professor Miet Maertens (Bio-economie). Zelf coördineert ze een project rond hoe de lokale bevolking op een duurzame manier in haar levensonderhoud kan voorzien en hoe ze omgaat met allerlei risico’s. “De KU Leuven coördineert binnen dit programma ook een project rond

landdegradatie en rond biodiversiteit. In samenwerking met de verschillende partners wordt een antwoord gezocht op vragen zoals: wat zijn de oorzaken van erosie en landverschuivingen? Op welke manier kan bodemdegradatie tegengegaan worden? Wat zijn de gevolgen van de activiteiten van de lokale bevolking voor de biodiversiteit op het land en in het water?” De onderzoeksprojecten vertrekken vanuit de lokale noden en hebben dan ook een directe impact op de ontwikkeling ter plaatse, met focus op verhogen van de landbouwproductie, voedselzekerheid en bewaren van de biodiversiteit en bodemvruchtbaarheid. De impact van een IUS-project

kan heel groot zijn, zegt professor Maertens. “Zeker voor een universiteit als Arba Minch, waar de meeste docenten weinig of geen onderzoeksexpertise hebben. In totaal zullen er een dertigtal doctorandi worden opgeleid gedurende de tien jaar waarover het programma loopt. Een IUS-project geeft de lokale universiteit internationale uitstraling en verhoogt de kans op funding vanuit andere bronnen. Ook voor organisatorische capaciteitsopbouw is aandacht, zoals versterking van ICT en uitbreiding van de bibliotheek aan de partneruniversiteit.”

De KU Leuven heeft momenteel vijf IUS-programma´s lopen.

© Sari Oktafiana

ETHIOPIË | MIET MAERTENS

“ Een echte win-winsituatie” Professor Arnim Langer, directeur van het Centrum voor Vredesonderzoek en Ontwikkeling (CRPD), is promotor van vier TEAM-projecten, waarvan één in Indonesië. “Voor dat laatste project onderzoeken we hoe het onderwijs in Indonesië omgaat met de nalatenschap van lokale conflicten, en met bestaande etnische en religieuze spanningen. Vier jaar lang werk ik samen met onderzoekers van de Universitas Gadjah Mada in Yogyakarta.” Zo’n samenwerking is voor beide partijen interessant en kan een echte win-winsituatie opleveren, zegt professor Langer: “Samen doen we onderzoek naar een belangrijk maatschappelijk thema. Wij profiteren in deze samenwerking van de lokale expertise van de partnerinstelling. En die krijgt op haar beurt onder meer middelen om veldonderzoek te doen, middelen die meestal schaars zijn.” Een bijkomend doel van een TEAM-project is capaciteitsopbouw voor de lokale partnerinstelling. “Dat is ook hier het geval. Twee Indonesische doctoraatsstudenten zullen gedurende de looptijd van het project twee jaar in Leuven en twee jaar aan de partnerinstelling onderzoek doen.” Het project ging vorig jaar van start, dus voor conclusies is het nog wat vroeg: “Op dit moment zijn we surveys aan het opzetten om in kaart te brengen hoe leerkrachten aankijken tegen etnische en religieuze diversiteit en hoe ze hiermee omgaan in de klas. We merken wel dat het iets is wat leeft. Op termijn is het uiteraard de bedoeling om beleidsaanbevelingen te doen.” Momenteel lopen er aan de KU Leuven 24 TEAM-projecten, in 20 partnerlanden in Azië, Latijns-Amerika en Afrika.


PUBLICATIE

CAMPUSKRANT | 30 JANUARI 2019

VAN ROKENDE MASTODONT TOT ONBEMANDE VLOOT

© KU Leuven | Rob Stevens

De factor tractor Ook de KU Leuven beschikt over heel wat tractoren. Femke Paulussen en Yves Segers poseren met zichtbaar plezier op een exemplaar dat zich nuttig maakt op de proefvelden van TRANSfarm.

Tractoren vind je op het veld, maar ook in politiek geïnspireerde betogingen, in merkwaardige verzamelingen, en zelfs in de speelgoedkast. Het verhaal van deze veelzijdige machine staat beschreven in Tractor – Een geschiedenis. Verwacht geen saai, technisch repertorium, maar een boeiend, opvallend rijk geïllustreerd en onverwacht veelzijdig boekwerk. TEKST: Ludo Meyvis | FOTO: Rob Stevens

P

rofessor Yves Segers leidt het Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG vzw) en het Interfacultair Centrum voor Agrarische Geschiedenis (ICAG, KU Leuven). Femke Paulussen doet er onderzoekswerk. “Ons tractorboek is de vrucht van een tweejarenproject. Daar is mooi wetenschappelijk werk voor geleverd”, zegt Femke Paulussen, “maar we zijn ook het grote publiek niet vergeten. Dus moest het een heel fraai vormgegeven boek worden. Er is ook een rondreizende tentoonstelling aan gekoppeld.” Het boek is veel meer dan een beschrijving van de technische ontwikkeling van de tractor – al mag die uiteraard niet ontbreken. Yves Segers: “Wat technisch kon, bepaalde in grote mate hoe en wanneer de tractor succes boekte. Eigenlijk is die doorbraak van vrij recente datum. De eerste demonstratie in België van wat we de rechtstreekse voorloper van de tractor mogen noemen, dateert uit 1904. In de jaren daarvoor waren er al wel experimenten met stoomtractoren, vervaarlijk roken-

de mastodonten, veel te log voor onze landbouw.” De opmars van de eigenlijke tractor ging erg traag. “De Belgische velden waren meestal te klein, en de machines te onhandelbaar en te prijzig om echt door te breken”, zegt Segers. “Pas na de Tweede Wereldoorlog was de tijd rijp. De luchtband maakte de tractor veel handiger dan de oude ijzeren wielen, het vermogen van de dieselmotoren groeide, en de tractor kreeg de uitrusting om andere machines mee aan te drijven. Bovendien werden bediening

en besturing veel eenvoudiger. Dat alles maakte de tractor na de Tweede Wereldoorlog snel populair. In 1945 waren er een goeie 2.000 tractoren in ons land, in 1955 waren dat er al 24.500.” “Boeren werkten traditioneel met hun paarden, en ook toen de tractor aan zijn opmars begon, bleven die een belangrijke rol vervullen op de boerderijen. Het paard is lange tijd een economische noodzaak gebleven, omdat de tractor te duur was. In 1955 waren er nog altijd bijna tweehonderdduizend landbouwpaarden.” Betogende tractoren

Het zijn niet alleen de technische mogelijkheden geweest die het succes van de tractor bepaald hebben. “Ook de sociale ontwikkeling had een grote invloed”, zegt Yves Segers. “Na de Tweede Wereldoorlog werd manuele arbeid relatief duurder, parallel met de stijging van de arbeiderslonen in de industrie en dienstensector. De tractor kon dat opvangen. Landarbeiders waren een verdwijnende beroepsgroep.” “Ook de kleinere bedrijven konden zich, zeker vanaf de jaren 60, een tractor

veroorloven. Daardoor kon er verder van huis gewerkt worden. Dat had ook een impact op de structuur van de boerderij en de mogelijkheden tot sociaal contact.” Tractoren waren niet alleen op het veld te vinden, ze waagden zich ook weleens op het politieke toneel. Femke Paulussen: “Dat is het verhaal van de grote boerenbetogingen, die met enkele duizenden tractoren een groot deel van het land tot economische stilstand konden brengen, of die Brussel op niet altijd even zachtzinnige wijze konden bezetten. Wie al enige jaren meedraait, herinnert zich misschien nog de grootschalige, zeer agressieve betogingen tegen de hervormingsplannen van eurocommissaris Mansholt.” De landbouw kreeg de voorbije decennia zelf flink wat klappen: de sector is erg afgenomen in omvang. “Momenteel werkt minder dan twee procent van de actieve bevolking in de primaire sector, de landbouw dus, veel minder dan een halve eeuw geleden”, zegt Femke Paulussen. “Het tractorgebruik volgt die dalende trend. Het topjaar was 1990, met bijna 110.000 tractoren. In 2013, het laatste jaar waarin officiële tellingen uitgevoerd wer-

Femke Paulussen:

Voor heel wat stadskinderen is de speelgoedtractor dé manier om, gedeeltelijk dan toch, kennis te maken met de landbouw.

© Collectie Speelgoedmuseum

12


PUBLICATIE

CAMPUSKRANT | 30 JANUARI 2019

den, waren er zowat 80.000 tractoren. Voor de volledigheid: het aantal landbouwpaarden bedroeg toen bijna 4.500.” Matchbox en Playmobil

Ook de culturele rol van de tractor komt aan bod in het boek, zijn plaats in de speelgoedsector bijvoorbeeld. “Voor heel wat stadskinderen is de speelgoedtractor dé manier om, gedeeltelijk dan toch, kennis te maken met de landbouw”, zegt Paulussen. “Het gaat dan om schaalmodellen, genre Matchbox en Dinky Toys, om traptractoren en andere soorten speelgoed. Vergeet ook Lego en Playmobil niet.” De gevarieerde wereld van verzamelaars – collectioneurs van speelgoedtractoren, miniaturen of echte oldtimers – getuigt van de blijvende populariteit van de tractor. Meestal zijn ze zelf landbouwer geweest of hebben ze een band met het boerderijleven. “De grote verzamelaars zijn vaak ook deskundige restaurateurs. Hun collecties zijn niet zomaar toegankelijk. Soms lukt het op afspraak.”

Het topjaar was 1990, met bijna 110.000 tractoren. In 2013, het laatste jaar waarin officiële tellingen uitgevoerd werden, waren er nog zowat 80.000.

Tot slot: geschiedenis gaat ook over de toekomst, heeft de tractor die? Yves Segers: “Zoals je de jaren na de Tweede Wereldoorlog kunt beschouwen als een scharnier in de geschiedenis van de tractor, kan je dat misschien ook zeggen voor de periode die we nu meemaken. In het laatste hoofdstuk kijken we vooruit. De rol van de gps maakt automatische besturing en verfijnde bediening mogelijk. Dat kan aanzienlijke invloed hebben op de geautomatiseerde landbouw. Vandaag werken onderzoekers aan tractoren die volledig autonoom over het veld rijden, niet langer gehinderd door menselijke beperkingen zoals vermoeidheid en zicht. Verwacht wordt dat deze kleine, onbemande tractoren zullen werken in groep, als een vloot. Maar een enkele, bemande tractor zal het geheel van op afstand blijven opvolgen en coördineren.” De boer, hij ploegde voort, maar in de toekomst ongetwijfeld op een andere manier.

Boven: Op een grote tractordemonstratie in 1913 werd de motorploeg D.K. van de firma Doyen gepresenteerd, die zes ton woog en een zesscharige ploeg kon trekken.

Een sixpack paard In 1950 kostte een kleine, maar veel verkochte tractor (25pk) 70.000 tot 80.000 frank. Voor een goed opgeleid trekpaard van zes jaar oud werd ongeveer 12.000 frank betaald. Voor de prijs van een tractor kon de boer dus ongeveer zes trek­ paarden aanschaffen.

Gas geven Yves Segers, Femke Paulussen, Bert Woestenborghs (red.), ‘Tractor. Een geschiedenis’, 256 p., 29,99 euro. Te koop via www.aup.nl en in de boekhandel.

Campuskrant mag vijf exemplaren van het boek weggeven. Stuur vóór 22 maart een e-mail met onderwerp ‘boek tractor’ naar nieuws@kuleuven. be. De winnaars worden persoonlijk op de hoogte gebracht.

Vandaag rijden de tractoren hoofdzakelijk op diesel. Dieselmotoren worden steeds krachtiger en zuiniger. Tot in de jaren 1950 stond de die­ selmotor echter nog niet zo op punt. Tractoren reden dan evengoed op duurdere benzine, op goedkope, maar zeer vervuilende petroleum, of zelfs op kerosine. Vandaag wordt vooral geëxpe­ rimenteerd met motoren op gas, zoals waterstof of methaan. Dat laatste zou de boer rechtstreeks kunnen tanken uit de eigen biogasinstallatie.

Kleur bekend In tegenstelling tot bij auto’s of moto’s, waar de klant zijn favoriete kleur kiest, kozen tractor­ producenten van bij aanvang voor één kleur of kleurencombinatie. Daarmee wilden ze zich onderscheiden van de concurrentie én tegelijk de identiteit van het eigen merk versterken. Tot op vandaag behouden tractormerken hun ei­ gen kleuren. Wie voor een bepaald merkt kiest, bekent dan ook meteen kleur.

Sweet sixteen De interactieve expo ‘Tractor. Een ronkend verhaal’ trekt tijdens de zomermaanden door Vlaanderen. Data zijn binnenkort te vinden op www. hetvirtueleland.be. Daar vind je ook een rijk geïllustreerde geschiedenis van de tractor.

De wegcode van 1954 legde de minimumleeftijd voor bestuurders van alle motorvoertuigen op 18 jaar. Meteen klonk gemor. Landbouworga­ nisaties ijverden voor een verlaging van deze leeftijd en bereikten hun doel met de nieuwe wegcode van 1962. Voortaan mocht wie 16 jaar was een tractor besturen van de hoeve naar het veld en omgekeerd. Sinds 2006 werd het land­ bouwrijbewijs G ingevoerd en verplicht voor wie met een tractor wil rijden. Dat kan je beha­ len vanaf je 16de.

Van mijn erf! Hoewel ontwikkeld voor het veld, wordt de tractor vandaag steeds vaker ingezet voor transport op de weg. Rijsnelheden worden op­ gedreven tot 50 en zelfs 60 km/u. Wie met deze mastodonten de weg op wil, moet wel beschik­ ken over een aangepast rijbewijs en extra rem­ beveiliging.

Hiernaast van boven naar onder: De tractor haalt het paard in: een folder voor de Fendt 12PS-tractor (1952-1958) © Collectie E. Smetryns Zicht op het binnenerf van de vierkantshoeve Groot Scheisingen in Halle, met op de kasseien een tractor van het merk Fordson (1952) © Collectie Streekmuseum Den Ast Tractoren wagen zich ook weleens op het politieke toneel, zoals tijdens deze Europese boerenbetoging in Turnhout (1974) © KADOC

13


14

ALUMNI

CAMPUSKRANT | 27 FEBRUARI 2019

LEVEN na LEUVEN

PATRICK VAN DER VORST, JURIST EN KUNSTEXPERT

“ Ik besef hoe langer hoe meer:

Er is meer in het leven dan kunst.” Voor zijn plechtige communie kreeg hij een Karel Appel. Vandaag adviseert Patrick van der Vorst (47) in Londen de rich and famous bij hun kunstaankopen. “Maar op woensdagochtend maak ik ontbijt voor de daklozen. Kunst is plezant, maar er zijn belangrijkere dingen in het leven.” TEKST: Ine Van Houdenhove | FOTO: Rob Stevens

H

ier bij ons kennen we hem als één van de experts in Stukken van mensen op VIER, maar Patrick van der Vorsts biotoop is Londen, al bijna vijfentwintig jaar. We ontmoeten hem in de exclusieve Royal Automobile Club in Pall Mall, één van de vier private members’ clubs waar hij lid van is. Later op de dag heeft hij hier een afspraak met een cliënt die een Monet van de hand wil doen. “Ik geef mijn klanten advies over de stukken waarmee ze hun collectie zouden kunnen aanvullen, of over het juiste moment om iets te verkopen. Of ik organiseer een veiling voor hen.” Deden onder meer al een beroep op zijn diensten: Madonna, Elton John, Sean Connery, Rod Stewart en Robbie Williams. “Iemand adviseren over kunst is iets heel intiems, je leert mensen goed kennen. Sommigen willen stukken waar het prijskaartje bij wijze van spreken nog aanhangt, anderen willen vooral bijleren, of genieten van de jacht. Het meeste geniet ik zelf als ik klanten een beetje kan pushen om hun comfortzone te verlaten.”

Hommage

Als kleinzoon van Gaston Depré – stichter van Group Depre – groeide Patrick op in een familie die hield van mooie dingen: “Mijn grootouders en ouders namen mij mee naar veilingen. Veel leuker voor een kind dan tentoonstellingen of musea, want je mag overal aankomen. Voor mijn plechtige communie vroeg ik een litho van Appel, uit ‘71, mijn geboortejaar. Die heb ik nog altijd. Hij markeert voor mij een beetje het begin van een leven als kunstliefhebber.” Waarom is hij dan eigenlijk geen kunstgeschiedenis gaan studeren? “Mijn vader, die notaris was, raadde me aan om eerst twee jaar rechten te doen, als basis. Toen hij niet lang nadien onverwachts overleed, besloot ik als hommage aan hem voor de volledige studie te gaan. De kandidaturen deed ik in Namen – voor mijn Frans – en nadien kwam ik naar Leuven. Rechten is nooit een passie geworden, maar ik kon een aantal keuzevakken volgen bij kunstgeschiedenis – professor Delmarcel ben ik in mijn carrière nog een paar keer te-

gengekomen. Mijn eindwerk handelde over kunst en recht – vervalsingen, onder meer.” Manusje-van-alles

Al die tijd had hij één doel voor ogen gehad: naar Londen vertrekken. “Samen met New York is dat het mekka van de kunsthandel. Zodra ik mijn diploma in handen had, schreef ik me in voor een snelcursus kunstgeschiedenis bij Sotheby’s.” Elke dag belde hij een ander departement van het veilinghuis met de vraag of ze een stagiair konden gebruiken. Uiteindelijk kon hij op de tapijtenafdeling terecht als manusje-van-alles. “Ik moest er vooral veel stofzuigen en koffie en sigaretten halen. Mijn moeder had zich het begin van de carrière van haar zoon wellicht iets anders voorgesteld (lacht).” Maar algauw kreeg hij de kans om een opleidingstraject te volgen in een bijhuis van Sotheby’s aan de zuidkust van Engeland: “Als front desk manager – zeg maar receptionist – moest ik de klanten opvangen en een eerste inschatting maken van de objecten die ze wilden verkopen.

INFOMOMENTEN 2019 Maak kennis met alle KU Leuven-opleidingen op 10 locaties in Vlaanderen www.kuleuven.be/infomomenten

Het eerste wat ik onder mijn neus geschoven kreeg was een gesigneerde elpee van Samantha Fox (lacht). Maar het was een ideale leerschool. Om expert te worden moet je vooral héél veel objecten zien. The eye is a muscle. Ik kreeg tot dertig stukken per dag te beschrijven.

Mijn grootouders en ouders namen mij mee naar veilingen. Veel leuker voor een kind dan tentoonstellingen of musea, want je mag overal aankomen.

En de collega’s leerden me waar ik op moest letten. Als je bij een meubel de geur van perenhout opsnuift bijvoorbeeld, helpt dat om het stuk te dateren, want perenhout werd pas vanaf een bepaald moment gebruikt.”


ALUMNI

CAMPUSKRANT | 27 FEBRUARI 2019

15

voor Filips V, bijvoorbeeld. Het werd voor een miljoen euro aan het Prado verkocht. En ooit was ik in Brussel om er een bureau met een waarde van drieduizend euro te kopen. Op dat bureau stond een inktpot die de familie op een rommelmarkt had gevonden en die 240.000 euro waard bleek te zijn.” Vlooienmarkt

Wie is Patrick van der Vorst?

Hoe glamourous al dat reizen ook mag lijken, het werd vermoeiend en het begon te kriebelen om zélf iets te beginnen. Van der Vorst knutsel-

°1971, Brugge Gestudeerd

1990-1992: kandidaturen rechten (Université de Namur) 1992-1995: licentiaat in de rechten (KU Leuven) Loopbaan

Hij is niet verbaasd dat hij met zijn rechtendiploma een kans kreeg in het gerenommeerde veilinghuis. “De meeste sollicitanten zijn uiteraard kunsthistoricus. Maar dan heb je als jurist met jarenlange passie voor kunst net een streepje voor. After all: het blijft in de eerste plaats een business, en het helpt als je wat kaas gegeten hebt van contracten en over een analytische geest beschikt.” Marteltuigen en fallussen

Van der Vorst keerde terug naar Londen, waar hij op het hoofdkantoor van Sotheby’s in Bond Street in sneltempo opklom van junior expert naar expert en senior expert. Zo werd hij eropuit gestuurd om meubels te gaan schatten, vaak in oude country houses. Het leverde hem een schat aan anekdotes op, over verzamelaars van middeleeuwse marteltuigen of antieke fallussen bijvoorbeeld. En hij kwam over de vloer bij

families als de Agnelli’s – van Fiat – en de Bruni-Tedeschi’s – van Carla. Maar hij kreeg ook de mindere kanten van het leven als kunstexpert te zien: “Je dringt vaak op heel gevoelige momenten een mensenleven binnen. Mensen kunnen elkaar echt de duvel aandoen bij echtscheidingen en erfeniskwesties.” Op zijn dertigste werd hij de jongste company director in het veilinghuis ooit en datzelfde jaar kwam hij aan het hoofd van het Furniture Department Europe: “Een droom, want mijn grote liefde zijn meubelen, en dan vooral achttiende-eeuwse Franse stukken. Omdat daar zoveel verschillende ambachten in samenkomen. Bovendien, een schilderij is echt of niet echt. Een meubelstuk kan deels authentiek zijn en deels vervalst. Dat is een grotere uitdaging voor een expert. En waar de authenticiteit van een schilderij wereldwijd door één comité per schilder wordt vastgesteld, ligt die

verantwoordelijkheid voor een meubel bij jou als expert.” Vier jaar later werd hij head of the decorative arts division (lees: alles wat geen schilderij is), en één van de allereerste niet-Britse veilingmeesters in Bond Street. “Een geweldig vak! Een veiling leiden waarvoor veel enthousiasme is, kan iedereen, maar het is de kunst om bij een verkoop waarvoor niét zoveel interesse is, toch wat theater te spelen en een ambiance te creëren waarbij mensen de indruk hebben dat ze zich moeten haasten om te bieden. Het helpt als je dan ook wat Frans, Duits en Italiaans uit je mouw kan schudden (lacht). En de voldoening is groot als je een stoel die was ingesteld op 4.500 euro uiteindelijk voor 85.000 verkocht ziet worden.” Hij reisde heel Europa rond op zoek naar interessante stukken en denkt met plezier terug aan de schatten die hij ontdekte. “Een kabinet dat gemaakt werd

1996-2008: werkzaam bij Sotheby’s en klimt op tot deputy director (in 1999), company director en head of continental furniture (in 2001) en head of the decorative arts division (2005) 2009: richt ValueMyStuff op 2010: neemt met succes deel aan het BBC-programma Dragon’s Den 2011: gaat van start met St George Valuations 2016: eerste seizoen van Stukken van mensen (VIER) 2018: brengt zijn eerste boek uit, Wat is dit waard? Schrijft geregeld voor de Huffington Post Privé

Woont in Westminster, Londen met zijn hond Purdey Actief in de parochie van Westminster Cathedral en in daklozencentrum The Passage

Ooit was ik in Brussel om er een bureau met een waarde van drieduizend euro te kopen. Op dat bureau stond een inktpot die de familie op een rommelmarkt had gevonden en die 240.000 euro waard bleek te zijn.

de een website in elkaar en zette het eerste online schattingsbedrijf ter wereld op poten. “Het toeval wilde dat ik bij Sotheby’s net 34 experten had moeten ontslaan omdat men zich voortaan enkel wilde richten op het duurdere segment. Zowat de helft van die mensen haalde ik aan boord, en zo ging ValueMyStuff van start. Voor tien pond en binnen de 48 uur kon je een schatting aanvragen, op basis van een foto.” De allereerste dag al kwamen er 24 aanvragen. “Dat bewees dat we een gat in de markt gevonden hadden. Voor de meeste mensen is de drempel groot om een veilinghuis als Sotheby’s binnen te stappen. Ik zie het wel een beetje als mijn missie om de wereld van antiek en kunst toegankelijker te maken – en ook minder stoffig.” lees verder op P.16


PORTRET

CAMPUSKRANT | 27 FEBRUARI 2019

vervolg van P.15 In dat opzet lijkt hij goed te slagen. Om de aandacht te vestigen op ValueMyStuff deed hij mee aan het BBC-programma Dragon’s Den, waarin de kandidaten investeerders over de streep moeten trekken. Hij haalde twee grote investeringen binnen, kreeg een hoop interviewaanvragen – tot Al Jazeera toe – en twee miljoen clicks op zijn website. In de jaren die volgden steeg het aantal klanten per dag naar drie- à vijfhonderd: “De drukste dag was maandag, als mensen tijdens het weekend naar de vlooienmarkt waren geweest en hun vondsten wilden laten schatten.” De meest opvallende objecten? “Een zestiende-eeuwse kuisheidsgordel. Een negentiende-eeuws golfballetje dat voor 78.000 euro verkocht zou worden. Een paar oude meesters. Een Chinese kom, Kangxi, waarde 380.000 dollar, die tot dan altijd de favoriete slaapplek van de poes des huizes geweest was. Een Egyptische hamer van 4.500 jaar oud, aangeschaft voor twee pond, en 4.000 pond waard. En een gesigneerde Monet waarvan de eigenaars altijd hadden aangenomen dat die vals was.” Het schilderij zou later worden verkocht voor drie miljoen pond. Scoutskamp

Het was ook met de bedoeling om klandizie te winnen dat hij inging op het aanbod van VIER om mee te werken aan Stukken van mensen, waarin vier experts strijden om een deal te sluiten over een object dat wordt aangeboden door een – meestal – onbekende Vlaming. “Daar geniet ik geweldig van. Tijdens de opnames verblijven we een week of twee met de hele ploeg op hotel en dat voelt als een scoutskamp (lacht).” De afgelopen vier seizoenen sleepte Van der Vorst al verschillende interessante stukken in de wacht, heel recent nog een revolver die door Bobby Kennedy aan JFK werd geschonken ter gelegenheid van diens inauguratie. Waarde: zo’n 300.000 euro. “Ik ben er een deal over aan het sluiten met een klant in New York.” Als verjaardagscadeautje voor zijn broer kocht hij een mitraillette uit een James Bondfilm. De gouden schoenlepel, bezet met diamanten, die nog aan Frank Sinatra heeft toebehoord, houdt hij voor zichzelf: “En ik gebruik hem nog ook (lacht).”

Sinds een aantal jaar doen Van der Vorst en zijn team, onder de naam St George Valuations, ook inboedelschattingen. Ze sleepten opdrachten voor Downing Street 10 en de Houses of Parliament in de wacht, voor de neus van concurrenten als Sotheby’s en Christie’s. “Zo’n schatting gebeurt onder meer voor verzekeringsdoeleinden, of, in het geval

Stukken van mensen is voor mij echt genieten. We verblijven een week of twee met de hele ploeg op hotel en dat voelt als een scoutskamp.

van het parlementsgebouw, vanwege renovatiewerken. Die laatste opdracht heeft ons acht maanden gekost. De troon waarop de koningin jaarlijks haar parlementaire speech geeft, bleek in ieder geval nog in zeer goede staat.”

© KU Leuven | Rob Stevens

16

It’s just stuff

Zelf woont hij op een boogscheut van het parlementsgebouw in Westminster, in zijn appartement hangt nog een bel waarmee de parlementsleden vroeger werden opgeroepen om te gaan stemmen. Hij heeft het eclectisch ingericht, vertelt hij. Een achttiende-eeuws meesterwerk tussen twee werken van Banksy, een middeleeuwse kast, een renaissance-kandelaar … “Ik hou van dat contrast, die spanning. Ik koop graag kunst, op mijn achtentwintigste heb ik mijn volledige jaarsalaris besteed aan twee beeldhouwwerken van Anthony Gormley. Maar ik heb er ook geen moeite mee om iets weer van de hand te doen als de tijd rijp is. At the end of the day, it’s just stuff …”

Onze catalogus lente-zomer 2019 is er!

Patrick van der Vorst: “Om expert te worden moet je vooral héél veel objecten zien. The eye is a muscle.”

Afgelopen najaar heeft hij zelfs zijn bedrijf, inmiddels uitgegroeid tot het grootste online schattingsplatform ter wereld, verkocht. “Ik wil graag ruimte maken voor nieuwe projecten in de toekomst.” Welke dat zijn, daarover wil hij nog niet uitweiden. “Maar ik besef hoe langer hoe meer dat er meer in het leven is dan kunst.” Maar heeft hij dat niet altijd beseft? Al sinds hij in Londen aankwam, 23 jaar geleden, is hij actief in de parochie van Westminster Cathedral. “De katholieke kerk is hier een minderheidskerk en

in

dat geeft een hele bijzondere dynamiek. Ik voel me elke ochtend goed als ik na de mis naar buiten ga. Op woensdag draai ik mee in de daklozenwerking, en maak ik ontbijt. We helpen de mensen met solliciteren, we bieden een luisterend oor. Het houdt me met mijn beide voeten op de grond als ik later op de dag met iemand lunch wiens grootste zorg is van welk merk zijn nieuwe helikopter moet zijn.” ‘ Stukken van mensen’ is op maandagavond te zien op VIER.

Memoriam

De universitaire gemeenschap neemt afscheid van:

LEUVEN UNIVERSITY PRESS SPRING·SUMMER 2019 Professor Jan Blanpain Emeritus gewoon hoogleraar aan de Faculteit Geneeskunde Voormalig geneesheer-directeur Sint-Rafaël UZ Leuven Voormalig directeur Centrum voor Ziekenhuiswetenschappen UZ Leuven (24/02/1930 – 11/02/2019)

Surf naar www.upl.be en ontdek onze nieuwe titels.

www.upl.be info@upl.be +32 (0)16 32 53 45

Professor Michiel De Roo Emeritus hoogleraar aan de Faculteit Geneeskunde Gewezen diensthoofd Nucleaire Geneeskunde UZ Leuven (18/03/1931 – 13/02/2019) uplseizoenscatalogus2019-1.indd 1

31/01/19 13:44

Professor Ferdinand Geukens Emeritus gewoon hoogleraar aan de Faculteit Wetenschappen (20/07/1919 – 21/02/2019)


ONDERZOEK

CAMPUSKRANT | 27 FEBRUARI 2019

17

Illustratie van de rode reus die deel uitmaakt van een dubbelster. Artist impression gemaakt door Katrien Kolenberg.

NIEUWE KIJK OP ‘RODE REUZEN’

Spiraalwind van oude sterren verraadt bestaan van partner

De ALMAtelescoop in Chili, die de waarnemingen deed, bestaat uit liefst 66 antennes.

se bekijkt, duurt die intense sterrenwind niet lang genoeg om het vastgestelde massaverlies te verklaren. Het was ook statistisch onwaarschijnlijk dat we al twaalf van die rode reuzen ontdekten, als je weet dat het over een fase van amper enkele honderden of duizenden jaren in hun leven van miljarden jaren gaat. Dat is alsof je twaalf maal een naald in een hooiberg zou vinden.” Langer leven

Dankzij nieuwe waarnemingen van de ALMA-telescoop in Chili werd duidelijk wat er aan de hand was bij twee van deze rode reuzen. “Bij deze twee sterren vormt de sterrenwind een spiraal. Dat is een indirecte indicatie dat de rode reus niet alleen is, maar deel uitmaakt van een dubbelster. De rode reus is dan de hoofdster en een tweede ster draait errond. Beide sterren beïnvloeden elkaar en hun omgeving door de zwaartekracht, op twee manieren: enerzijds wordt de sterrenwind in de richting

van de tweede ster getrokken en anderzijds wiebelt de rode reus zelf ook wat. Die bewegingen geven een spiraalvorm aan de sterrenwind.”

Leen Decin:

We dachten dat veel oude sterren alleen leefden, maar vermoedelijk moeten we dat beeld bijstellen. Een ster met partner komt waarschijnlijk meer voor dan we denken.

Door de ontdekking van een partnerster vielen de puzzelstukjes in elkaar, zegt Decin: “We dachten dat deze rode reuzen recordhouders in massaverlies waren, maar dat is niet het geval. Het léék alleen maar alsof ze veel massa verliezen, omdat je tussen de twee sterren een gebied hebt waar de sterrenwind veel meer geconcentreerd is vanwege de zwaartekracht van de tweede ster. Deze rode reuzen verliezen niet het equivalent van 100 aardes per jaar, maar slechts van 10 aardes – net zoals de gewone rode reuzen – en ze sterven dus ook wat trager dan we eerst aannamen. Of om het positief te formuleren: deze oude sterren leven langer dan we dachten.” De sterrenkundigen onderzoeken nu verder of een systeem met een dubbelster ook de verklaring kan zijn voor andere speciale rode reuzen. “We dachten dat veel oude sterren alleen leefden, maar vermoedelijk moeten we dat beeld bijstellen. Een ster met partner komt waarschijnlijk meer voor dan we denken”, besluit Decin.

© ALMA (ESO/NAOJ/NRAO)

W

ij mensen leven zelf te kort om het te beseffen, maar ook sterren worden geboren, verouderen en sterven. Dat is een proces van miljarden jaren. In een later leeftijdsstadium wordt een ster groter, kouder en roder, vandaar de naam ‘rode reuzen’. Ook onze zon zal binnen vierenhalf miljard jaar een rode reus worden. In hun eindfase stoten rode reuzen hun massa – gassen en andere materie – uit via een sterrenwind. Waarnemingen bevestigden al eerder dat rode reuzen door de sterrenwind veel massa verliezen. Maar een twaalftal ‘recordhouders’ stellen sterrenkundigen al decennialang voor een raadsel. Deze rode reuzen zouden het equivalent van 100 aardes per jaar uitstoten en dat gedurende 100 à 2.000 jaar. In astronomische termen is dat kort en krachtig. Dat was moeilijk te verklaren, legt sterrenkundige Leen Decin uit: “Als je de massa van zo’n ster in de volgende levensfa-

© Katrien Kolenberg

Rode reuzen zijn sterren op leeftijd die via een sterrenwind gassen en vaste-stofdeeltjes uitstoten. Sommige rode reuzen leken via die sterrenwind bijzonder veel massa te verliezen. Maar nieuwe waarnemingen stellen dat bij. De sterrenwind is niet intenser dan normaal, maar wordt beïnvloed door een partner die tot nu toe onder de radar bleef: een tweede ster die rond de rode reus draait. Zo blijkt nu uit een internationale studie onder leiding van de KU Leuven. Ilse Frederickx


18

STUDENTEN

CAMPUSKRANT | 27 FEBRUARI 2019

OP

KOT

01/

04/

02/

MARIAM HARUTYUNYAN, STUDENT-ONDERNEMER MET EEN BOODSCHAP

“ We staan nog ver af van gelijkheid” 03/

We hebben de proef op de som genomen: als je Mariam Harutyunyan wil treffen, moet je goed met haar afspreken. Zo vaak is deze bezige bij niet in haar kot te vinden. Sinds vier maanden is de studente biomedische wetenschappen immers ook onderneemster en hopt ze van les naar vergadering. Zeker nu haar kledinglabel KinArmat begint aan te slaan, is haar agenda behoorlijk druk.

me met beide voeten op de grond. Toen ik met KinArmat de kranten en het VTM-nieuws haalde, realiseerde ik me direct dat ik er wel hard voor gewerkt had om dat te bereiken, maar dat ik nergens zou zijn zonder de mensen rondom mij. Toen ik vier was, kwam mijn gezin vanuit Armenië naar België. Zou ik nu even ver staan, mocht ik nog in Armenië wonen? Ik denk het niet.”

“Ja, de sweaters en T-shirts die mijn broer Edgar en ik ontwerpen spreken mensen blijkbaar aan”, lacht een tevreden Mariam. “Misschien omdat je niet enkel een kledingstuk, maar ook een boodschap koopt? Via de quotes op de stukken hoop ik iets in de maatschappij te veranderen. Mijn kledinglijn wil ook anders zijn. We gebruiken enkel organisch katoen en veganistische inkt; al onze kleren dragen het Fair Wear-label.” Anderhalf jaar heeft Mariam aan het concept en aan haar skills als ondernemer gesleuteld voor ze met KinArmat naar buiten kwam. In januari kreeg ze plots veel aandacht in de media. Knal in de examenperiode dus. “Gelukkig heb ik goed leren plannen toen ik ‘coördinator internationaal’ was bij studentenkoepel LOKO, een taak met veel verantwoordelijkheid. Dat combineren met mijn studie was ook al niet evident.”

“Aan de voet van Mount Aragats, het hoogste punt van Armenië, heb je een monument met de letters van het Armeense alfabet. Toen we dat bezochten, heb ik daar deze M gekocht, de eerste letter van mijn naam. Typisch Armeens zijn de krullen die erin zijn gegraveerd. Ik ben dan wel in België opgegroeid, ik blijf mijn Armeense roots heel belangrijk vinden. Mijn geboorteland heeft een mooie geschiedenis, waar de meeste mensen weinig over weten. Het was bijvoorbeeld de allereerste christelijke natie. Door oorlogen en de Armeense genocide zijn vele mensen gevlucht. Onze diaspora is groter dan het huidige aantal inwoners, maar ook al zijn we verspreid over heel de wereld, een groot community-gevoel verbindt ons.”

01/ Boek Outliers

Is jouw kot ook een inkijkje waard? Laat het ons weten via nieuws@kuleuven.be

“Voor kerst kreeg ik Outliers: The Story Of Success cadeau, een boek van Malcolm Gladwell. Een passend geschenk. Ik was net voordien, in oktober, met KinArmat gestart. Gladwell heeft het over het grote misverstand dat over succes bestaat. We denken dat het bepaald wordt door de intelligentie, ambitie en werkethos van een individu, terwijl het evengoed afhankelijk is van je familie en omgeving. Als je de top haalt, heb je dat nooit alleen gedaan. Dit boek houdt

02/ Armeense letter M

03/ KinArmat-collectie “KinArmat is Armeens voor ‘vrouwelijke wortels’. Via inspirerende quotes op onze T-shirts en sweaters wil ik het thema van de gelijkheid tussen vrouwen en mannen bespreekbaar maken. Dat we daar nog ver van af staan, merk je al snel als je gaat ondernemen. Als je vrouw én jong bent en ook nog eens een migratieachtergrond hebt, word je niet serieus genomen. Ik heb onlangs onderwijsminister Hilde Crevits ontmoet. Ze vertelde mij dat ze ooit een voorstel lanceerde tijdens een vergadering en dat niemand luisterde. Toen tegen het einde van de meeting een man hetzelfde

idee opperde, kwam er plots wél reactie. Als zelfs een minister zoiets meemaakt, weet je dat er op lagere niveaus zeker nog veel werk aan de winkel is.” 04/ Reisfoto’s “Ik reis heel graag omdat je zo niet alleen andere culturen, maar ook jezelf ontdekt. Je komt telkens terug als een ander persoon. Het verandert je mindset. Als je in contact komt met mensen met een totaal andere mentaliteit, pik je daar iets van mee. Reizen is ook de beste manier om anderen beter te leren kennen. Het is opvallend hoe slecht je elkaar doorgrondt in het gewone dagelijkse contact. Pas als je samen ergens in het buitenland vastzit, kom je te weten hoe je vrienden in elkaar zitten. Daarom zijn deze foto’s van reizen die ik met vrienden ondernam me zo dierbaar.”

Ligging

’s Meiersstraat Prijs / opp.

258 euro / 14 m² Vrouw des kamers

Mariam Harutyunyan (24) zit in het laatste jaar van haar master biomedische wetenschappen. Plus

“De ligging in hartje Leuven is ideaal en toch is het hier rustig. Geen last van feestvierders.” Minus

“Ik heb niet echt een uitzicht. Vanuit mijn kamer kijk ik op andere huizen. Daardoor valt er weinig licht binnen en voel je je ook een beetje ingesloten, met weinig privacy.”

TEKST: Peter Van Dyck | FOTO’S: Rob Stevens

COLOFON Campuskrant, maandelijks tijdschrift van de KU Leuven voor alumni, personeel en studenten. Een realisatie van de Nieuwsdienst Hoofdredactie Sigrid Somers, Reiner Van Hove | Redactie Pieter-Jan Borgelioen, Ilse Frederickx, Ludo Meyvis, Rob Stevens, Ine Van Houdenhove, Wouter Verbeylen | Medewerkers Katrien Bollen, Tine Danschutter, Iris Lambrigts, Julia Nienaber, Anke Vander Elst, Bregt Van Hoeyveld, Inge Verbruggen | Freelancers Dirk Blijweert, Barbara De Munnynck, Peter Van Dyck | Redactieadres Naamsestraat 22, bus 5002, 3000 Leuven, T 016 32 40 13, nieuws@kuleuven.be | Adreswijzigingen KU Leuven Dienst Alumni, Naamsestraat 22, bus 5601, 3000 Leuven, info@alum.kuleuven.be | Grafisch ontwerp Jansen & Janssen, Gent | Lay-out en zetwerk Wouter Verbeylen | Fotografie Rob Stevens | Cartoons Joris Snaet | Illustraties Gudrun Makelberge | Reclameregie Inge Verbruggen, T 016 32 40 15, inge.verbruggen@kuleuven.be | Oplage 28.700 ex. | Drukwerk Eco Print Center, Lokeren. Campuskrant wordt gedrukt met milieuvriendelijke waterloze druktechnologie. | Verantwoordelijke uitgever Bruno Lambrecht, Naamsestraat 22, bus 5000, 3000 Leuven Een abonnement (10 euro / jaar) nemen of stopzetten? Stuur een mailtje naar nieuws@ kuleuven.be Copyright artikels Artikels kunnen overgenomen worden mits toestemming. Het volgende nummer van Campuskrant verschijnt op 27 maart 2019.


PORTRET

CAMPUSKRANT | 27 FEBRUARI 2019

SPEED DATE

In 24 vragen naar hoofd en hart van Katrien Kolenberg

19

Katrien Kolenberg: “Ik kijk graag naar boven, ook al zie je in onze streken niet altijd zoveel. Als je naar boven kijkt, kijk je ook naar binnen en omgekeerd.”

Katrien Kolenberg (44) is sterrenkundige, STEM-coördinator van de KU Leuven, en gepassioneerd beoefenaar van kunst én wetenschap. TEKST: Ine Van Houdenhove | FOTO: Rob Stevens

01/ Wat wilde u ‘later’ worden?

“Wetenschapper en kunstenaar. Ik was altijd aan het tekenen of schilderen. Tegelijk was ik gefascineerd door het fenomeen tijd, en kende ik alle sterrenbeelden vanbuiten. Fysica leek een logische stap, en werd door mijn omgeving ook meer aangemoedigd dan kiezen voor een kunstrichting.”

02/ Zou u vandaag dezelfde studiekeuze maken?

“Ja. Ik heb soms wel gespeeld met de gedachte mijn studie op te geven om meer te kunnen gaan creëren, maar uiteindelijk ben ik toch op het academische pad gebleven – ik ben ook aan de UAntwerpen verbonden, als professor. Maar de kunst heb ik nooit laten vallen, zelfs niet tijdens mijn doctoraat.”

03/ Wat weten uw studenten niet van u?

“Dat ik ooit heb gewerkt als straatkunstenaar, in Dakar. Mijn geld was bijna op en ik wou nog langer blijven. In tien à vijftien minuten maakte ik een portret.”

04/ Hebt u een motto?

“Aduna benne bes la, een uitspraak in het Wolof, een West-Afrikaanse taal, die letterlijk betekent: ‘Het leven is één dag’. Dag na dag doorgrond ik de betekenis een beetje meer.”

05/ Welk boek ligt er op uw nachtkastje?

“Ik ben in meerdere boeken tegelijk bezig: een biografie van Marie Curie, Becoming van Michelle Obama en een boek over harmonieleer. En Opgeruimd! van Marie Kondo, met mondjesmaat (lacht).” “Maar op mijn nachtkastje ligt een sterrenkaart. Ik heb ook een home planetarium, dat de sterrenhemel op het plafond projecteert, en waarmee ik, samen met mijn zoontje, de dag afsluit.”

06/ Voor welk tv-programma blijft u thuis?

“Ik heb nooit een tv gehad.” 07/ Welk goed voornemen kan u maar niet volhouden?

“Genoeg slapen.”

08/ Wat is uw beste eigenschap?

“Gedrevenheid, en creativiteit.”

09/ Waaraan hebt u een hekel?

“Aan te snel oordelen. Ook bij mezelf.”

10/ Wat is uw meest onhebbelijke karaktertrek?

“Soms niet kunnen stoppen. En dan te laat komen, ondanks een pijnlijk scherp tijdsbesef.”

© KU Leuven | Rob Stevens

“ Er zit een hele kosmos in ons” “En ook: dat momenten van verbinding tussen mensen – of wezens – het allerwaardevolste zijn.” 14/ Wat was het meest pakkende moment van uw leven tot dusver?

“Die momenten waarop je soms geheel onverwachts omver wordt geblazen door perspectief. In een klein dorpje in Afrika omhoog kijken naar de sterrenhemel en tegelijk de geluiden horen van mensen rondom je, van tamtamgeroffel in de verte … Een zonsverduistering, een pasgeboren baby in de ogen kijken … Momenten waarop je verbinding voelt met de kosmos, met het grotere plaatje.”

15/ Hoe komt u bij na een lange dag werk?

Soms word je geheel onverwachts omver­ geblazen door perspectief. Een zonsverduistering, een pasgeboren baby in de ogen kijken …

“Door te bewegen. Er even aan herinnerd worden dat ik ook nog een lichaam heb. Ook tussen het werken door plan ik soms wat beweging in, al is het maar even stretchen. Ik blijf ook tijd vrijmaken voor kunst, ik kan niet anders.” “En ik kijk ook graag naar boven, ook al zie je in onze streken niet altijd zoveel. Als je naar boven kijkt, kijk je ook naar binnen en omgekeerd.”

11/ Welke persoonlijke bezitting bewaart u voor het nageslacht?

16/ Van welke gewoonte zou u af willen?

12/ Hebt u een ‘guilty pleasure’?

17/ Wat zit er in uw cd-speler?

“Ik koester een paar bezielde erfstukken, kunstwerken van vrienden, foto’s …”

“Ik kan nogal opgaan in het aanschaffen van mooi en duur teken- en schildermateriaal. Handgeschept papier, prachtige penselen, mooie pigmenten die ik vond in Marokko … Laden vol heb ik ervan!”

13/ Wat is de belangrijkste les die het leven u heeft geleerd?

“Go with the flow. En dat het universum binnenin even verkennenswaardig is als dat buiten ons.”

“Moeilijk nee kunnen zeggen leidt vaak tot nachtwerk.”

“In de cd-speler in de auto zitten verhaaltjes voor mijn zoontje van zes. Zelf luister ik graag naar de klanken van de kora, een snaarinstrument dat ook heel mooi klinkt met cello, wat ik zelf speel, als amateur.” “Verder hou ik van een breed spectrum als soundtrack van het leven, van jazz over pop tot tango en klassiek. En dan is er Bach, op eenzame hoogte, die muziek waarbij de hogere regionen worden verkend.”

18/ Wat is het dichtste dat u ooit bij de dood geweest bent?

“Tijdens een nachtelijke rit door de bergen in de Gobi-Altai-woestijn in Mongolië reed ons busje bijna de afgrond in. Zelf heb ik er niet zoveel van gemerkt, want ik was aan het indommelen, maar mijn medereizigers waren danig onder de indruk.”

19/ Wat houdt u wakker ’s nachts?

“De tijd, al sinds jaar en dag, in al zijn aspecten: de vraag naar de essentie ervan, de vergankelijkheid, maar ook gewoon wat er in mijn agenda staat. Maar soms val ik ook als een blok in slaap, hoor (lacht).”

20/ Wanneer was u het bangst?

“Opnieuw in een busje, op een steile kronkelweg in Bolivia, een plek waar chauffeurs zichzelf drogeren om hun zenuwen te bedwingen.”

21/ Waarop bent u het meest trots?

“Op mijn dierbaren en mijn nageslacht, materieel en geestelijk. En op het durven bewandelen van mijn pad.

22/ Wat zou u graag beter kunnen?

“Opruimen.”

23/ Welke hobby bewaart u voor uw pensioen?

“Voor mij is het soms moeilijk hobby van beroep te scheiden – op het papierwerk na dan. Ik hou van creëren, in eender welke vorm. Mijn passie is altijd geweest om een rode draad te zoeken tussen waarnemingen, gebeurtenissen, bezigheden. Kunst en wetenschap zijn daarbij essentieel.”

24/ Is er iets waar u al lang van droomt om te doen?

“Het kosmisch perspectief proberen te vatten in creatieve projecten. In kunst uitdrukken hoe we slechts passanten zijn … en hoe we onszelf in gevaar aan het brengen zijn. Onze planeet kan tegen een stootje, haar bewoners minder ...”


20

CAMPUSKRANT | 27 FEBRUARI 2019

IN BEELD

Mug shot

© KU Leuven | Rob Stevens

Wie weleens binnenspringt in Pangaea, het interculturele ontmoetingscentrum van de KU Leuven, weet dat de koffie daar gratis is voor wie lid is en dus een Pangaea-mok bezit. Maar hoe herken je jouw mug tussen al die andere? Tijdens een ‘drink and draw’ kan wie dat wil zijn of haar mok een persoonlijke toets geven met porseleinstiften. Van ‘Lovely day for a Westmalle’ tot een kunstige vogel, een charmant leeuwtje en een inspirerend ‘Serendipia’.

HEEFT DE MENSHEID WELDRA EEN BRAZILIAANS KLEURTJE? MODERNE TIJDEN Gebruiksaanwijzing voor de hedendaagse mens

Welke tint heeft toekomst? Prins Harry en Meghan Markle krijgen een baby. En dat maakt de tongen los, want de nieuwste royal zal een kleurtje hebben. De bleke prins en de donkere Meghan: hoe mengt dat? En hoe zit het eigenlijk op wereldschaal: is de toekomst van de mens café crème gekleurd? TEKST: Wouter Verbeylen | ILLUSTRATIE: Gudrun Makelberge

O

ns was het niet meteen opgevallen, maar Meghan Markle is een ‘person of color’ – haar vader heeft Noord-Europese roots en haar moeder is Afro-Amerikaanse. En dus vloeit er in het Verenigd Koninkrijk heel wat inkt over het tintje van de aanstaande royal baby. Gert Matthijs van het Centrum Menselijke Erfelijkheid legt voor ons de genetische puzzel van zwart, blank, en alles daartussen. “Huidskleur is niet ‘of-of ’: óf zwart óf blank. Bij veel andere eigenschappen is dat wel zo. Erf je het gen voor bruine ogen, dan heb je zelf ook bruine ogen. Het is een dominant kenmerk: als je het van minstens één van je ouders geërfd hebt, dan zie je het sowieso bij jou terugkeren. Je tong kunnen rollen is ook zo’n eigenschap. Het dient verder nergens voor, maar het is wel een heel mooie vaderschapstest. Want als jij van je tong een gootje kunt maken, en je moeder kan het niet, en je vader kan het ook niet, van wie heb je het dan?” Bij huidskleur ligt het ingewikkelder, zegt Matthijs. “Daar spelen verschillende genen een rol. Het belangrijkste is het gen dat de aanmaak van pigment in je huid regelt: als je veel pigment aanmaakt, heb je een donkere huid. Maar van dat gen zijn er meer dan twee varianten: voor veel pigment, gemiddeld, weinig ... Dat levert tal van mogelijke combinaties op, en je exacte huidtint hangt af van die ene combinatie die je erft van je moeder en je vader. Het kindje van Harry en Meghan zal dus een mengeling van hun huidskleur zijn, iets tussen de twee in. Hun volgende kindje kan weer een andere huidskleur hebben als het andere varianten mengt. Vergelijk het met eendjes vissen op de kermis: je vist evenveel eendjes uit dezelfde poel, maar met telkens een ander puntentotaal.” Bruine buik

Even opschalen nu. Als de mens steeds vaker

kleur gaat niet automatisch gepaard met andere genetische kenmerken. Harry en Meghan hoeven buiten dat kleurtje niet méér van elkaar te verschillen dan pakweg William en Kate. De genetische verschillen tussen personen binnen één bevolkingsgroep zijn trouwens groter dan de globale verschillen tussen bevolkingsgroepen. Mensen verschillen nooit veel van elkaar: het gaat om één duizendste van onze genen. Eigenlijk verschillen we ook nauwelijks van chimpansees – 1 procent, en zelfs niet zo gek veel van muizen: 15 procent.” Blond en blauw

gemengde relaties aangaat, en daar lijkt het dus sterk op, zullen we dan uiteindelijk allemaal Braziliaans kleuren? In de zin van: veel tinten middenbruin? “Ja, dat lijkt me dan een logische evolutie”, zegt Matthijs. “In theorie zou dat zelfs op enkele generaties kunnen, als we van nu af aan allemaal gemengde relaties beginnen. Dan zal de kleurverdeling onder de bevolking heel snel een klokvormige Gauss-curve zijn: in de buik van de curve zitten dan de meeste mensen met een mengkleurtje, en aan de uiteinden nog enkele uitzonderingen die heel donker of heel bleek zijn.” In ons taalgebruik wordt er nochtans niet zo ijverig gemengd. De baby van Harry en Meghan – met één donkere grootouder op vier– is ‘de eerste zwarte royal,’ net zoals Barack Obama – half blank, half zwart – gewoon ‘de eerste zwarte president’ was. Wat denkt Gert Matthijs daarvan? “Als geneticus kan ik daar weinig zinnigs over zeggen: dat is een maatschappelijke constructie.

Ik stel ook maar vast dat men soms heelder bevolkingsgroepen opdeelt op basis van één enkele fysieke eigenschap.” “We gebruiken zelf het woord ‘ras’ niet omdat het geen nut heeft. Het is veel te sterk. Huids-

Geneticus Gert Matthijs:

Ik snap wel dat huidskleur opvalt, maar het gaat om een paar genen op een totaal van twintigduizend.

“Ik snap wel dat huidskleur opvalt”, zegt Matthijs, “maar het gaat dus om een paar genen op een totaal van twintigduizend. We weten hoe gevaarlijk het kan zijn om daar verdere conclusies aan vast te knopen. Dan krijg je verhalen zoals dat van de albino’s in Afrika. Die worden in sommige streken met hekserij geassocieerd en verstoten of vermoord. De plaatselijke bevolking beweert er zelfs dat ze aan de huidskleur van zwarte mensen kan aflezen wie drager van het albinisme-gen is. Dat is je reinste wetenschappelijke onzin.” Een beetje basiskennis van erfelijkheid kan ons ook behoeden voor domheid. “Enkele jaren geleden werden op verschillende plaatsen in Europa blonde kinderen met blauwe ogen gespot bij Roma-zigeuners. Telkens werd de politie erbij gehaald, want dat kon niet kloppen. Men dacht dat er ontvoering in het spel was. Terwijl het genetisch natuurlijk perfect kan: de ouders kunnen, naast de donkere variant, ook de ‘zwakke’ varianten voor blond haar en blauwe ogen in zich dragen. Dat bleek hier ook het geval.” Conclusie: Zwart-witdenken is op huidskleur niet van toepassing.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.