Campuskrant 27 maart 2019

Page 1

27 MAART 2019

KULEUVEN.BE/CK

07

JG 30

“MANNELIJKHEID NOEM JE TOCH OOK GEEN ZIEKTE?” Filosoof Pieter R. Adriaens over de vraag wat ‘ziek’ vandaag betekent 7

Verschijnt maandelijks, uitgez. juli en aug.

Tijdschrift - toelating gesloten verpakking

Afgiftekantoor 2099 Antwerpen X

2099 Antwerpen X n° BC 6379

erkenning: p303221

PB-nr. B-4883

‘THE VOICE’ WINNEN? IK WIL NIET TE HARD VAN STAPEL LOPEN

“WACHT NIET TOT JE 40STE OM JE HART TE VOLGEN”

GROENE ONTBIJTGRANEN VOOR HET NIEUWE GEZIN

Filosoof, architect en sociaal investeerder Piet Colruyt

Campus Kulak Kortrijk toont vele gezichten

Studente Charline deed vier jurystoelen draaien

14

11

18

Toen vrouwen nog ‘wyven’ waren

De auteurs wilden een beeld schetsen van de gewone vrouw in de straat. Het ‘wyf ’, zoals ze in het Middelnederlands werd genoemd. “In de Lage Landen hadden vrouwen meer economische mogelijkheden en een sterkere maatschappelijke positie dan in veel andere Europese landen”, zegt professor Jelle Haemers. Het is dan ook een misvatting dat middeleeuwse vrouwen enkel bezig waren met het huishouden of de opvoeding van kinderen. “De meesten hadden een job”, zegt postdoctoraal onderzoeker Andrea Bardyn. “Ze werkten samen met hun man in het familiebedrijf, of gingen zelfstandig uit werken. Je had zelfs zakenvrouwen of ‘coopwyven’. ”

Veel huwelijken waren gearrangeerd en families vonden ‘een goede partij’ belangrijk, maar instemming van de vrouw was óók van tel. “Als ze niet akkoord ging, kon ze via het kerkelijk recht zelfs aan een huwelijk ontsnappen”, zegt doctoraatsonderzoeker Chanelle Delameillieure. Over seksualiteit deden uiteenlopende denkbeelden de ronde. “Sommige auteurs meenden dat wederzijds seksueel genot belangrijk was, zolang het plaatsvond tussen gehuwden. Er waren zelfs medische traktaten die stelden dat bevruchting niet mogelijk was zonder vrouwelijk orgasme.”

Radiostilte Michael Jackson vloog postuum tegen de lamp en verdween prompt uit tal van playlists. Er kunnen wel meer artiesten op het strafbankje, maar horen ze daar ook thuis? Houden we ons moralistisch vergrootglas niet beter op zak als we nog kunst willen overhouden? “Misschien is het niet het moment om stoer te doen”, zegt moraalfilosoof Benjamin De Mesel. “Maar we mogen onszelf ook niet overladen met schuldgevoelens”, vindt psychiater Dirk De Wachter. Lees meer op P.09

Lees meer op P.04

© KU Leuven | Rob Stevens

S.O.S. POP

Was er voor de vrouw in de middeleeuwen alleen een bijrol weggelegd? Dat cliché kan de prullenbak in: voor hun boek Wijvenwereld diepten drie historici verhalen op over werkende, scheldende en vrijende vrouwen.

Studenten geneeskunde oefenen vaardigheden in 10

INGENIEURS BEREKENEN WAAR MICROPLASTICS TERECHTKOMEN

Plasticsoep onder de loep

Treurige beelden van grote plekken plasticsoep in de oceanen en van vervuilde stranden zijn vandaag schering en inslag. Maar de aanpak van het probleem vertrekt vaak van een letterlijk ‘oppervlakkige’ kijk op de ingrediënten van die soep en hoe die zich gedragen, zegt waterbouwkundig ingenieur Erik Toorman. “Je vindt plastics ook terug op de oceaanbodem, en zelfs in veel grotere hoeveelheden dan aan het oppervlak.” Ilse Frederickx

V

ia rivieren en afvalwater komen enorme hoeveelheden minuscule plasticdeeltjes in onze zeeën en oceanen terecht. Die micro­plastics – deeltjes kleiner dan 5 millimeter – ontstaan uit verwering van grotere stukken plastic of ze zijn toegevoegd aan producten zoals douchegels. Hoeveel van dat plastic zo al in de zeeën en oceanen terecht is gekomen, en waar, weten we eigenlijk niet precies. “De hotspots waar plastic samendrijft of aanspoelt, geven een vertekend beeld. Eigenlijk is er nog veel meer plastic ‘vermist’: we vinden niet al het plastic terug dat we zouden verwachten als we schattingen maken van de plasticproductie en de vervuiling van aan de bron tot in de oceanen”, legt Erik Toorman uit. Samen met een aantal Leuvense collega’s – allemaal waterbouwkundig ingenieurs – werkt hij mee aan het Europese multidisciplinaire onderzoeksproject WHEATHER-MIC. Dat brengt in kaart hoe microplastics verweren en zich verspreiden in de Baltische Zee.

“Verweren houdt in dat de microplastics verkleuren, barsten en uiteindelijk uit elkaar vallen in nog kleinere sliertjes. We weten nog niet precies hoeveel tijd dat proces in beslag neemt.” Maar de resulta-

Erik Toorman:

De hotspots waar plastic samendrijft of aanspoelt, geven een vertekend beeld. Eigenlijk is er nog veel meer plastic ‘vermist’. ten van het onderzoeksproject doen vermoeden dat het zeer traag gaat: “We hebben al drie jaar experimenten lopen om te bestuderen hoe snel plastic verweert onder

invloed van verschillende factoren, zoals uv-licht, temperatuur of bacteriën. Na drie jaar blijkt het plastic amper veranderd te zijn qua grootte, dichtheid enzovoort. Enkel aan het oppervlak merk je kleine, structurele veranderingen. Er is nog werk aan de winkel om dat verweringsproces beter te begrijpen, zeker als je dat voor elk type plastic helder wilt krijgen. Maar plastic doet alleszins duidelijk waarvoor het gemaakt is: het is heel duurzaam.” Keutels en biofilms

Bij het woord ‘plasticsoep’ denken we aan plekken op het oppervlak van zeeën en oceanen. Dat beeld moeten we bijstellen, zegt Erik Toorman. “Je zou verwachten dat plastics met lage dichtheid aan het wateroppervlak drijven, omdat het licht materiaal is. Maar je vindt ze ook terug op de oceaanbodem, en zelfs in veel grotere hoeveelheden dan aan het oppervlak.” Lees verder op P.06


02

VOORAF

CAMPUSKRANT | 27 MAART 2019

MEGAFOON MET SNUGGERE LOGISTIEK OP WEG

Doosje

Er zijn zelfs nog steeds dokters die zo’n verkleving eigenhandig lostrekken. Hou dat manneke eens goed vast, zeggen ze dan. Barbaars.

komt zo

Elk jaar worden in België maar liefst 18.000 jongens onder de 15 jaar besneden. Een vernauwing of verkleving van de voorhuid is vaak de aanleiding. In het overgrote deel van die gevallen is opereren onnodig, zegt kinderuroloog Guy Bogaert. “Geduld en soms een crèmeke, meer is er echt niet nodig. Maar daarover is veel onwetendheid, ook bij huis- en kinderartsen.” (Het Nieuwsblad, 11/03/2019)

U staat er niet bij stil, maar uw aardappel, boek of van modieuze scheuren voorziene jeans komen niet vanzelf van de producent naar de buurtwinkel of uw voordeur. Daarvoor zorgt de logistiek. Dat kan nog veel sneller, goedkoper en duurzamer dan nu al gebeurt. Zo zeggen althans de mensen achter het nieuwe postgraduaat Smart Logistics.

Het lijkt me trouwens nog altijd leuker om wijnen te gaan degusteren en zo te bepalen wat je lekker vindt dan je DNA-profiel dat te laten bepalen.

TEKST: Ludo Meyvis | FOTO: Marco van Middelkoop - Hollandse Hoogte

Geneticus Maarten Larmuseau kijkt niet alleen met kritische blik naar online ancestry tests, maar ook naar recente ontwikkelingen als het dieet, de beautybehandeling, ja zelfs het wijnaanbod-op-maat gebaseerd op je DNA. “Die bedrijven selecteren leuke weetjes uit de literatuur, combineren die en maken daar een lekkere saus van, die ze vervolgens presenteren als wetenschappelijk bewezen.”

V

oor wie aan definitiedwang lijdt: logistiek bestaat uit alle handelingen vanaf het einde van de productie totdat de klant het product in handen houdt. Denk daarbij vooral aan transport, opslag en bevoorrading. Maar gebeurt dat wel optimaal? Niet echt, zo leert een voorbeeldje. U bent op de snelweg. De monsters op twintig wielen die uw Golfje bedreigen, zijn gemiddeld minder dan halfvol. Beeld u in: élke vrachtwagen, van hier tot Timboektoe, minder dan halfvol. Verspilling! En de CO2-uitstoot van het vrachtwagentransport neemt nog voortdurend toe. Vervuiling! Tegelijk willen de klanten hun producten sneller en goedkoper bezorgd zien. Onmogelijk? Dat niet, maar er is wel werk aan de winkel. Er zijn nieuwe logistiekdeskundigen nodig. Op 27 februari konden studenten en ondernemers in Zeebrugge een voorproefje krijgen van het postgraduaat Smart Logistics, dat vanaf volgend academiejaar door drie campussen van de KU Leuven in Oost- en West-Vlaanderen wordt aangeboden: Campus Kulak Kortrijk, Campus Brugge en Technologiecampus Gent. “De regionale inbedding is een backbone van de nieuwe opleiding. De universiteit moet

(Weekend Knack, 20/03/2019)

Wie geld wil verdienen met cocaïne, doet dat beter low profile en niet door granaten te laten ontploffen in het midden van de stad. Professor Letizia Paoli, experte op het vlak van de georganiseerde misdaad, vermoedt dat concurrentie tussen cocaïneclans mee de oorzaak is van de recente opstoot van geweld in Noord-Antwerpen. “Het kan erop wijzen dat de marktaandelen nog niet zijn verdeeld. Alleen is het voor mij onduidelijk of er nu conflicten zijn tussen lokale families onderling of tussen de Antwerpse en de Nederlandse organisaties.” (De Tijd, 23/03/2019)

JORIS

NIEUW MATERIAAL MET WAAIER AAN DUURZAME TOEPASSINGEN

© Joris Snaet

Een voetbalveld in een frisdrankblikje

Boek Wijvenwereld vertelt over carrièrevrouwen in de middeleeuwen.

Lees het artikel op P.04

Onderzoekers van KU Leuven en imec hebben samen een uniek nanomateriaal ontwikkeld dat een doorbraak kan betekenen voor een heel aantal duurzame toepassingen, van efficiëntere batterijen tot betere katalysatoren. Het materiaal is zo klein dat een oppervlakte ter grootte van een voetbalveld in een frisdrankblikje past. Ine Van Houdenhove

naar de mensen gaan, de regio in. Dat doen we met het nieuwe postgraduaat heel duidelijk”, aldus vicerector Piet Desmet. Hard en soft

Er beweegt veel in het land van de logistiek. Daardoor heeft de sector voortdurend nood aan nieuwe kennis en expertise, niet zelden gekoppeld aan nieuwe technologie. Je moet mee zijn. We vroegen aan twee deskundigen die van nabij bij het postgraduaat betrokken zijn, wat de sector vraagt en wat ze mag verwachten. “Er zijn talloze uitdagingen, soms best pittige. Toch is de oplossing vaak dichterbij dan we denken”, zegt professor Robert Boute (Onderzoeksgroep Productie en Logistiek, KU Leuven en Vlerick). “Met nieuwe hardware en nieuwe software kom je al heel ver. Nieuwe hardware kan bijvoorbeeld bestaan uit sensoren, die voortdurend nuttige data genereren voor wie een vloot vrachtwagens of containerschepen moet beheren. In het groeiende internet of things zijn die componenten met elkaar verbonden. Al die data – bijvoorbeeld rond locatie van je goederen, temperatuur, beschikbare ruimte – kunnen dienen om het transportproces te optimaliseren. Je moet die gegevens wel verwerkt krijgen,

Het nieuwe materiaal heet nanomesh, en zoals de naam aangeeft, is het superklein: 0,05 micrometer dik ofwel een duizendste van een haar. Het kwam tot stand binnen EnergyVille, een samenwerkingsverband rond onderzoek naar duurzame energie en intelligente energiesystemen, waar naast KU Leuven en imec ook VITO en UHasselt deel van uitmaken. Het gaat om een driedimensionaal metaalrooster op nanometerschaal, vertelt professor Philippe Vereecken, verbonden aan de Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen en wetenschappelijk directeur bij imec. “Een beetje zoals microscopisch kippengaas. Het bestaat uit miljoenen rechtopstaande nanodraad-


NIEUWS 03

© Belga Image

CAMPUSKRANT | 27 MAART 2019

Professor productie en logistiek Robert Boute:

Wat als je door van je eigen logistiek af te stappen, een nog groter voordeel genereert? Misschien moet je je eigen vrachtwagens elimineren en transportruimte huren via een soort Uber voor vrachtwagens.

bij voorkeur in realtime. Daarvoor heb je dan weer forse rekenkracht nodig.”

jes die met een uitzonderlijke regelmaat op verschillende hoogtes horizontaal met elkaar zijn verbonden. Op die manier ontstaat een materiaal dat zeer poreus is, en tegelijk een uitzonderlijk hoge oppervlakte-per-volume-ratio heeft – per micrometer dikte stijgt het beschikbare oppervlak met een factor van bijna dertig. Ter illustratie: een oppervlakte ter grootte van een voetbalveld past in een frisdrankblikje, terwijl dat blikje dan nog steeds voor 75% lucht bevat.” Het nieuwe materiaal kan eenvoudig gemaakt worden, en uit verschillende materialen. De afmetingen kunnen naar behoefte aangepast worden. “En om het helemaal mooi te maken, is het resultaat

Professor Greet Vanden Berghe (Technologiecluster Computerwetenschappen, Gent-Aalst): “De hardware groeit snel, maar de belangrijkste ontwikkelingen van de voorbije tijd zijn veel meer op algoritmisch vlak te vinden, in de software dus. De complexiteit van dingen die op het eerste gezicht relatief eenvoudig lijken – maak een rit via A, B en C, of stapel X dozen in ruimte Y – is zeer hoog. Vaak neemt die exponentieel toe naarmate er meer elementen in rekening gebracht worden.” Vlot het met de vloot?

We krijgen een korte demo. Hoe plaats je zoveel mogelijk dozen van een bepaalde maat op een gegeven pallet? Domweg dozen naast elkaar plaatsen suggereert dat de pallet 20 stuks kan bevatten. Maar wat als je de dozen eerst roteert? Dan kunnen er blijkbaar meer op. En wat als je sommige dozen wel en andere niet roteert? Dan blijkt er plots ruimte voor 23 dozen. Maar uitvissen hoe je 23 dozen precies moet roteren en plaatsen, kan je als mensenkind al niet meer aan. Wat dan met een container, waar duizenden dozen in moeten? En wat met een containerschip? En wat met een vloot containerschepen?

“Het stapelen is natuurlijk maar een fractie van de problematiek”, zegt Robert Boute. “Breng je ook producten van je bestemming mee terug? Op welk moment? Wat met andere factoren, de energieprijs, personeel … Je ziet meteen al dat er in de logistiek heel wat ruimte is voor een ‘snuggere’ aanpak en voor toepasbare kennis.” “Bedrijven ontwikkelen die kennis natuurlijk vaak zelf. Logistiek kan zo het concurrentiële verschil maken. Maar wat als zou blijken dat je juist door van je éigen logistiek af te stappen, een nog groter voordeel genereert? Misschien moet je je eigen vrachtwagens elimineren en transportruimte huren via een soort Uber voor vrachtwagens? Mogelijkheden zat om te verkennen, met veel groeipotentieel, maar ook veel onzekerheid.” Slimme steun voor de sector

Over die hele problematiek, tig keren complexer dan we hier kunnen aangeven, bestaat veel expertise aan de KU Leuven. Onderzoekers vinden elkaar wel via het Leuven Mobility Research Centre (L-Mob), maar toch bleef de expertise verspreid: bij economie, bij de

een flexibele en daardoor stevige folie, in tegenstelling tot concurrerende materialen zoals metaalschuimen en aerogels, die meer broos of onregelmatig zijn.”

© imec

aan een oppervlak moeten plaatsvinden.” “Dat is bijvoorbeeld het geval bij brandstofcellen, of bij de productie van waterstof. Of denk aan chemische katalysatoren, zoals die in een auto, waarbij schadelijke stoffen worden geneutrali-

ingenieurs, bij computerwetenschappen en elders. Met het nieuwe postgraduaat in smart logistics wordt die expertise gegroepeerd en ook in één pakket aangeboden, niet vanuit een bepaalde deeldiscipline. Waarom een postgraduaat? “Omdat we echt wel aansluiting zochten bij de bedrijfswereld, de arbeidswereld”, zegt programmacoördinator Lindsay Vandenameele. “Het mag geen louter theoretische oefening zijn. Een goede wetenschappelijke onderbouw is nodig, maar de nieuwe opleiding wil vooral een link met de praktijk. Daarom mikken we op een publiek dat al een aantal jaren praktische ervaring heeft en dat de noden en mogelijkheden van de sector kent.” “Interdisciplinair werken is de boodschap. De studenten maken en presenteren ook een afsluitende scriptie, waarin de instrumenten van smart logistics toegepast worden in de eigen organisatie. Het geheel wordt gecoördineerd door het Postuniversitair Centrum, dat opereert vanuit de campussen Kortrijk, Brugge en Gent.” “Onze economie heeft gezonde en vooral slimme logistiek nodig”, zegt vicerector Piet Desmet. “Om die te kunnen uitbouwen en te handhaven, hebben we goede, eigentijdse afgestudeerden nodig, die precies weten wat de problemen zijn en hoe we die kunnen aanpakken. Daar zorgt dit nieuwe postgraduaat voor. Tegelijk geeft het aan dat we telkens nieuwe inhoud willen geven aan ‘levenslang leren’, en kennis willen uitdragen naar de regio.” www.kuleuven.be/smartlogistics

Nanomesh lijkt nog het meest op microscopisch kippengaas

Poreus

Onderzoeker Stanislaw Zankowski heeft tijdens zijn doctoraatswerk de fabricatie van nanomesh verder geoptimaliseerd zodat de unieke eigenschappen ten volle benut kunnen worden. De onderzoekers verwachten dat het materiaal op grote schaal kan worden ingezet in de industrie: “Door de hoge oppervlakte-tot-volumeratio zou het heel interessant kunnen zijn voor industriële processen die gebaseerd zijn op chemische reacties die

Een binnenschip beladen met containers. Kiezen voor een ander vervoermiddel, een schip in plaats van vrachtwagens, kan al heel wat logistiek verschil maken.

seerd. Of de elektroden van batterijen, waarin bijvoorbeeld lithium zich omzet in lithiumionen. Hoe meer oppervlak er ter beschikking is, hoe meer reacties er gelijktijdig kunnen gebeuren en hoe sneller of efficiënter het resultaat is. Dat betekent batterijen die meer energie opslaan, en brandstofcellen en katalysatoren die meer schone energie opwekken.” Maar het is de poreuze structuur die de sterkste troef vormt van het nieuwe materiaal: “Daardoor kan je er heel snel een andere stof door laten lopen. Als je dat doet met elektriciteit en water, dan kan je water omzetten tot waterstof. Zo kan je veel sneller waterstof produceren dan normaal.” “We verwachten heel veel van dit nieuwe nanomateriaal”, besluit professor Vereecken. “En we verwelkomen alle bedrijven die het met ons verder willen ontwikkelen voor duurzame toepassingen.”


04

PUBLICATIE

CAMPUSKRANT | 27 MAART 2019

BOEK ‘WIJVENWERELD’ VEEGT DE VLOER AAN MET CLICHÉS

© KU Leuven | Rob Stevens

“ De middeleeuwse vrouw speelde méér dan een bijrol” Jelle Haemers, Andrea Bardyn en Chanelle Delameillieure in Museum M Leuven. Achter hen een ‘kalenderwijzerplaat’ van rond 1500, met taferelen die een idee geven van het dagelijks leven van de middeleeuwse vrouw.

Of de ‘donkere middeleeuwen’ écht zo duister waren, valt te betwijfelen. Wel zeker is dat de rol van de vrouw in die periode eeuwenlang onderbelicht bleef. Met hun boek Wijvenwereld schetsen historici Andrea Bardyn, Jelle Haemers en Chanelle Delameillieure een helder beeld van het middeleeuwse ‘wyf ’. TEKST: Pieter-Jan Borgelioen | FOTO: Rob Stevens

H

et heeft even geduurd voor iemand de eindeloos herkauwde verhalen over koningen of ridders uit de late middeleeuwen (1250-1550) aanvulde met een geschiedenis waarin ambachtsvrouwen of onderneemsters de hoofdrol spelen. Professor Jelle Haemers, postdoctoraal onderzoeker Andrea Bardyn en doctoraatsonderzoeker Chanelle Delameillieure gingen de rol na van de vrouw in middeleeuwse steden, en bundelden hun bevindingen in een vlot leesbaar boek. “We willen het brede publiek tonen dat de middeleeuwse maatschappij niet louter een mannenwereld was”, zegt pro-

fessor Haemers (Onderzoeksgroep Middeleeuwen). “En we wilden weg van de clichés over hongersnood, oorlog of de pest. De impact van dat alles op het dagelijkse leven in de Nederlanden wordt schromelijk overdreven. De middeleeuwen hebben meer raakvlakken met het heden dan we denken, en vrouwen speelden méér dan een bijrol.” Wat meteen opvalt, is het woord­ je ‘wijven’ in de titel. Een miso­ gyne oprisping van de auteurs?

Andrea Bardyn: “Tegenwoordig heeft ‘wijf ’ een negatieve connotatie, maar het is het gangbare Middelnederlandse

woord voor vrouw. ‘Vrouwe’ was enkel voorbehouden voor dames uit de hogere klassen. Wij wilden het leven beschrijven van de gewone vrouw in de straat.” Chanelle Delameillieure: “Door te focussen op vrouwen uit de middenklasse, schetsen we ook een omvattend beeld van de maatschappij: het gezinsleven, de economie, de normen en waarden ... Het leven van de ‘99 procent’. De vrouwen uit het boek kwamen we op het spoor via archiefonderzoek. In stadsarchieven vonden we kopieën van middeleeuwse contracten tussen burgers of verslagen van rechtszaken, waarin hun verhalen vaak letterlijk werden opgetekend.” Wat zijn de grootste misvat­ tingen over de middeleeuwse vrouw?

Bardyn: “Dat ze enkel de was en de plas deed, en kinderen opvoedde. De meeste vrouwen hadden een job. De hoeksteen van de middeleeuwse economie was het gezin. De man stond aan het hoofd, maar vrouw en kinderen werkten mee in het ‘familiebedrijf ’. De vrouw was vaak za-

kelijk partner. In het boek halen we het voorbeeld aan van Jakob van Deventer, een bekend cartograaf. Sinds kort weten we dat zijn vrouw mee het bedrijf leidde: ze onderhandelde met klanten, deed de

Andrea Bardyn:

Vrouwenrechten zijn niet steeds toegenomen, maar hebben pieken en dalen gekend. In de late middeleeuwen kregen vrouwen meer vrijheid, maar in de zestiende eeuw werd die weer ingeperkt.

Studeren? Werken? Koffiepauze? Bezoek aan de University Shop? Het kan in de Museumzaal, een ontmoetingsplaats voor studenten, personeel en bezoekers. Naamsestraat 22, 3000 Leuven maandag-vrijdag 8 - 18 u.


PUBLICATIE 05

CAMPUSKRANT | 27 MAART 2019

Coopwyf Met name in de Lage Landen had de middeleeuwse vrouw relatief veel rechten. Hoe kwam dat?

Jelle Haemers: “Dat heeft te maken met het principe van gelijk erfrecht, dat vaak de norm was in de steden. Zonen en dochters erfden na de dood van hun ouders een gelijk deel. Omdat vrouwen hier over eigen geld of bezittingen konden beschikken, hadden ze meer economische mogelijkheden en een sterkere positie in de maatschappij dan vrouwen uit pakweg Zuid-Europa, die moesten rekenen op een bruidsschat of de goodwill van hun familie. Veel vrouwen kregen een basisopleiding en waren geletterd, waardoor ze contracten konden afsluiten en hun kapitaal goed beheren.” Vertaalde die sterkere positie zich naar de arbeidsmarkt?

Haemers: “De echte topfuncties bekleedden ze natuurlijk niet. De universiteit was voorbehouden voor mannelijke geestelijken, en vrouwen mochten geen lid worden van de meeste gilden en ambachten. Een meesterstitel, de hoogste graad in een beroepssector, konden ze ook zelden behalen. Maar verder oefenden ze elk denkbaar beroep uit. De meesten werkten met hun man samen in de familiezaak, waar ze min of meer op gelijke voet stonden, en er waren enkele typische vrouwelijke beroepen zoals vroedvrouw of visverkoopster.” Bardyn: “In de middeleeuwse maatschappij had je ook zakenvrouwen of ‘coopwyven’. Ze hadden zelfs een specifiek juridisch statuut, waardoor ze hun handel konden blijven uitbaten als ze gehuwd waren. Kapitaalkrachtige vrouwen richtten zich op vastgoed- en kredietmarkten, en verstrekten leningen tegen interest. Die waren essentieel voor de economie, want er waren nog geen banken. Grote kredieten en de internationale markt bleven voorbehouden voor mannen, maar heel wat vrouwen hadden zo toch een behoorlijk inkomen.” Waren er toen al vrouwen die voor gelijke rechten ijverden? Feministen, zeg maar …

Delameillieure: “Christine de Pizan, een Franse schrijfster uit de veertiende en vijf-

tiende eeuw, reageerde in haar teksten op vrouwonvriendelijke ideeën van mannelijke collega-auteurs. Bijvoorbeeld de visie dat verkrachting nooit een misdrijf kon zijn, omdat vrouwen van nature pervers en lustziek zijn, en misbruik ‘uitlokken’. Tegen zulke denkbeelden trok zij hevig van leer.” Bardyn: “Toch kan je niet spreken over ‘feminisme’ in de middeleeuwen, dat zou een anachronisme zijn. Middeleeuwers hadden een duaal wereldbeeld: vrouw en man werden niet als gelijken gezien, maar als aparte wezens met aparte taken. Christine de Pizan ijverde niet voor gelijke rechten, maar voor gelijke waardering. Het domein van de vrouw moest de appreciatie krijgen die het verdiende.”

Middeleeuwse seks Hoe zat het met de waardering van de vrouw binnen het huwelijk?

Delameillieure: “Een ideaal huwelijk moest liefdevol zijn en partners moesten met respect voor elkaar samenleven. Als dat niet het geval was, kon dat leiden tot een ‘scheiding van tafel en bed’. Het huwelijk bleef geldig tot één van de partners stierf. Het kon niet verbroken worden, maar koppels mochten wel apart gaan

Chanelle Delameillieure:

Sommige auteurs stelden dat wederzijds seksueel genot belangrijk was, zolang het plaatsvond tussen gehuwden. Er zijn zelfs medische traktaten die zeggen dat bevruchting niet mogelijk was zonder vrouwelijk orgasme.

leven, eventueel zelfs met een minnaar of minnares. De bezittingen werden verdeeld en ook over een regeling voor de kinderen werd nagedacht.” Haemers: “Dikwijls zocht men ook liefde buiten het huwelijk, al was dat in de eerste plaats een mannelijk privilege. Overspel kwam vaak voor en er werden veel bastaardkinderen geboren. Er was ook prostitutie, in zogenaamde stoven of badhuizen. Vaak lagen die zelfs midden in de stad. In Leuven lag er eentje ter hoogte van de centrale bibliotheek van het Erasmushuis (lacht). De middeleeuwen waren minder preuts dan je zou denken.” Delameillieure: “Over seksualiteit deden uiteenlopende denkbeelden de ronde. Conservatieve geestelijken vonden dat seks enkel gericht mocht zijn op voortplanting, maar er waren ook auteurs die meenden dat wederzijds seksueel genot belangrijk was, zolang het plaatsvond tussen gehuwden. Er waren zelfs medische traktaten die stelden dat bevruchting niet mogelijk was zonder vrouwelijk orgasme.”

© RMN-Grand Palais (musée du Louvre) | Tony Querrec

boekhouding en hielp bij de afwerking van kaarten. Daarnaast had je ook vrouwen die zelfstandig uit werken gingen, los van die gezinscontext.” Delameillieure: “Ook het beeld van de vrouw als passief object klopt niet. Het was niet zo dat ze alleen maar onder het gezag van vaders en echtgenoten viel. Veel huwelijken waren gearrangeerd en families vonden ‘een goede partij’ belangrijk, maar instemming van de vrouw was óók van tel. Als ze niet akkoord ging, kon ze via het kerkelijk recht zelfs aan een huwelijk ontsnappen.” Bardyn: “Al gaan we niet ontkennen dat het een ongelijke en patriarchale samenleving was. Ik zou niet graag een vrouw zijn geweest in de middeleeuwen. Het is ook een misvatting dat vrouwenrechten doorheen de geschiedenis steevast zijn toegenomen. Het verloopt eerder met pieken en dalen. In de late middeleeuwen was er voor vrouwen meer ruimte dan in de eeuwen daarvoor, maar in de zestiende eeuw werd die vrijheid weer ingeperkt – onder meer door culturele en economische veranderingen.”

Dit bekende schilderij van Quinten Metsys uit 1514 toont een geldwisselaar en zijn vrouw. Vaak werkten echtparen nauw samen. De vrouw nam dan bijvoorbeeld het dagelijks beheer en de boekhouding van de zaak voor haar rekening.

Naast het preutse beeld van de middeleeuwen associëren we de periode ook met een brute behandeling van vrouwen. Waren verkrachtingen schering en inslag?

Delameillieure: “De wetgeving rond verkrachting was heel streng. Verkrachters moesten onthoofd worden – in de veertiende eeuw zelfs nog door het hoofd af te zagen met een houten plank. Alleen moest je zo’n verkrachting kunnen aantonen, en getuigen vinden was vaak een probleem. Veel verkrachtingen vonden plaats in de velden, op verlaten wegen of binnenshuis … De vrouw moest bovendien duidelijk om hulp geroepen hebben. Als er niet voldoende bewijs was, bleef de straf voor de verkrachter beperkt tot een fikse geldboete.” Bardyn: “Het ging toen niet zozeer om de lichamelijke integriteit van de vrouw, maar om een schending van haar eer en die van haar familie. Verkrachting van prostituees werd bijvoorbeeld milder bestraft, omdat het om ‘oneerbare’ vrouwen ging. Een middeleeuwse vorm van slutshaming.”

Vergeten straat Tot slot: jullie onderzoek heeft zo’n vier jaar in beslag genomen. Hebben jullie intussen een band met de vrouwen uit het boek?

Delameillieure: “Dat kan bijna niet anders. Ik kan niet meer in Leuven rondlopen zonder te denken aan de Leuvense vrouwen uit ons boek. Het brengt de geschiedenis heel dichtbij.” Bardyn: “Ik ben echt fan geworden van ‘coopwyf ’ Janne Schuts (zie kader), en ik wil haar een eerbetoon brengen. Voor Radio 1 en Canvas voert Sofie Lemaire een actie om meer straatnamen naar vergeten vrouwen te vernoemen. Ik zou het enorm fijn vinden mocht Janne haar eigen straat krijgen. En als het even kan: alle vrouwen uit ons boek (lacht).” In Hans Memlings enscenering van ‘David bespiedt Bethsabee’ (eind vijftiende eeuw) zien we het middeleeuwse schoonheidsideaal van de vrouw: een lichte huid, een smal bovenlichaam met kleine ronde borsten, lange benen, een smalle taille en een opbollende buik. © Stuttgart, Staatsgalerie

De drie ‘wijven’ Jelle Haemers, Andrea Bardyn & Chanelle Delameillieure (red.), ‘Wijvenwereld. Vrouwen in de middeleeuwse stad’, Uitgeverij Vrijdag, 271 p., 24,95 euro

Campuskrant mag vijf exemplaren van het boek weggeven. Stuur vóór 26 april een e-mail met onderwerp ‘boek Wijvenwereld’ en uw adresgegevens naar nieuws@ kuleuven.be. De winnaars worden persoonlijk op de hoogte gebracht.

Het boek Wijvenwereld bulkt van de anekdotes over straffe deernen in de late middeleeuwen. Wij vroegen elk van de auteurs naar hun absolute ‘topwijf ’.

Janne Schuts Andrea Bardyn: “Janne was een Antwerps ‘coopwyf ’ (zie artikel). Als alleenstaande moeder van een onwettig kind had ze het niet makkelijk, maar ze had een neus voor zaken. Ze werd een belangrijke kredietverstrekker en registreerde tijdens haar leven 160 contracten, wat uitzonderlijk veel was. Ze bleef haar leven lang ongetrouwd, en was naast geldschieter ook visverkoopster, begijn en onderwijzeres.”

Ydeke Roenvox Chanelle Delameillieure: “De Leuvense Ydeke verscheen voor de rechtbank nadat ze ‘geschaakt’ was door een man en tegen de wil van haar familie met hem trouwde. Ze gaf toe dat ze de schaking had geënsceneerd, omdat ze dolverliefd was op de jongen. Ydeke haalde haar slag thuis: haar schaker werd beboet, maar het huwelijk hield stand.”

Barbara Van Steynmolen Jelle Haemers: “Barbara werd door Keizer Karel veroordeeld omdat ze de Mechelse burgemeester openlijk had uitgescholden. Ze verweet de man een onrechtvaardig politiek beleid en arbitraire rechtspraak. Ze had een enorm rechtvaardigheidsgevoel en durfde het opnemen tegen machtige mannen. Haar idee dat bestuurders een transparant beleid moesten voeren, is uiteindelijk ook het onze geworden.”


06

NIEUWS

CAMPUSKRANT | 27 MAART 2019

© Shutterstock

Microplastics komen net als grotere stukken plastic op de zee- en oceaanbodems terecht: door de biofilms die hen ‘koloniseren’, worden ze zwaarder en zinken ze.

Plasticsoep onder de loep vervolg van P.01

“Dat is te wijten aan biofilms die ontstaan wanneer algen en bacteriën plastic gebrui­ ken als ondergrond om kolonies te bouwen, waarop weer andere levensvormen zich hech­ ten. Je kan het vergelijken met rotsen waarop mosselen zich zetten. Het leven op de biofilms produceert op zijn beurt kleverige biopolyme­ ren, waardoor de microplastics vlokken kun­ nen vormen met ander zwevend materiaal. Dat alles maakt microplastics zwaarder, en zo kunnen ze zinken.” Microplastics komen ook in de voedselke­ ten terecht: als individuele deeltjes worden ze door plankton opgegeten, als onderdeel van grotere vlokken door vissen. “Het merendeel daarvan wordt weer uitgescheiden. Ook die keuteltjes met microplastics komen uiteinde­ lijk op de zeebodem terecht.” Slimmer dankzij slib

Verrassend genoeg kunnen de waterbouw­ kundig ingenieurs hun kennis over het trans­ port van slib – een typisch probleem voor havens en vaargeulen – ook toepassen op microplastics. “De computermodellen waar­ mee we de bezinking van sediment kunnen berekenen hebben we aangepast voor micro­ plastics. De modellen kunnen rekening hou­ den met type, vorm en grootte van het stukje plastic, met de biofilms, en met het zoutgehal­ te en de temperatuur van het water. Sommige plastic deeltjes lijken neer te dwarrelen als een

herfstblad, maar ze volgen wel degelijk de al­ gemene valwet, en ze zinken. Met kennis van de vloeistofmechanica kan je goed voorspel­ len hoe dat verloopt.”

Erik Toorman:

Sommige plastic deeltjes lijken neer te dwarrelen als een herfstblad, maar ze volgen wel degelijk de algemene valwet, en ze zinken. Met kennis van de vloeistofmechanica kan je goed voorspellen hoe dat verloopt.

Al blijven de modellen altijd een benade­ ring van de werkelijkheid: “Flexibele vezels, zoals van kledij, voldoen niet zomaar aan de

Alumnireizen 2019

wetmatigheden, omdat ze hun vorm niet be­ houden, maar op- en afrollen tijdens het zin­ ken. Deze deeltjes worden vooral door tur­ bulentie meegesleurd. Hoe kleiner en lichter een partikel is, hoe belangrijker turbulente beweging is. Het is echter ook het moeilijkste te beschrijven proces. Modellen zijn altijd nog te verbeteren.” Ook de meetmethodes om het aantal micro­plastics in de oceaan te meten, zijn nog voor verbetering vatbaar. “Nu gaan onder­ zoekers op één van de hotspots een liter water opscheppen of een vierkante meter uitgraven en kijken wat erin zit. Dat is ontzettend tijd­ rovend: men registreert dan ook zelden over welk type plastic het gaat, en hoe zwaar en hoe groot al die stukjes zijn.” “De hoeveelheid plastic aan het oppervlak van het water hopen we in de toekomst snel te kunnen schatten met remote sensing-technie­ ken – in dit geval beelden vanuit de lucht. Er zit met name toekomstmuziek in drones met speciale sensoren die verschillende materialen kunnen onderscheiden.” Eenoogkreeftjes

Wat met de gezondheidsrisico’s van micro­ plastics die in de voedselketen terechtkomen? “Ecotoxicologische experimenten – van ons onderzoeksproject en van vele andere – tonen aan dat de plastic deeltjes op dat vlak hele­ maal niet zoveel schade veroorzaken als ver­ wacht: het percentage van sterfte door plastic bij dieren is klein ten opzichte van andere doodsoorzaken.”

“Een voorbeeld: als je eenoogkreeftjes – een soort van planktondiertjes – in een bak water met een onnatuurlijk hoge dosis micro­plastics zet, kan een ingeslikt plastic deeltje natuurlijk een obstakel in het verte­ ringsstelsel teweegbrengen. Maar het viel op dat de beestjes daar verder relatief weinig last van hebben. Ook bij andere dieren werden in eerder onderzoek gevallen van ‘mechanische’ hinder gevonden – verstoppingen in de kieu­ wen van vissen bijvoorbeeld – maar vergifti­ ging heeft men tot nog toe niet met zekerheid vastgesteld. We weten ook nog te weinig over de nog kleinere deeltjes: de nanoplastics en de mogelijk giftige toegevoegde stoffen die vrijkomen bij verwering.” Onlangs spoelde in de Filipijnen nog een dode dolfijn aan met liefst 40 kilo plastic in de maag. Dan is de doodsoorzaak toch dui­ delijk? “Dolfijnen en macroplastics kan je niet zomaar vergelijken met planktondiertjes en microplastics. Als een dolfijn in de buurt van plasticsoep jaagt, is het mogelijk dat hij denkt dat het een school vissen is en enkele happen neemt. Plankton zal nooit dergelij­ ke hoge concentraties micro­plastics tegen­ komen.” Zware metalen

Toorman wil niet minimaliseren, maar waar­ schuwt ook voor paniekvoetbal. “Uiteraard horen die microplastics niet thuis in mens en dier: we moeten ervoor zorgen dat plastic niet in de natuur terechtkomt en we moeten recycleren. Maar nu zie je dat regeringen on­ der druk staan om snel maatregelen te ne­ men, sneller dan de wetenschap antwoorden kan geven.” De ingenieur kijkt ook met lede ogen aan hoe de vervuiling door microplastics de aandacht voor andere vormen van vervui­ ling doet verslappen: “De concentraties van bijvoorbeeld zware metalen of pcb’s die je in slib kunt vinden, zijn veel zorgwekkender. We mogen de grotere problemen niet uit het oog verliezen.”

Meer info over het onderzoeksproject WHEATHER-MIC: www.jpi-oceans.eu/weather-mic/

EXCLUSIEVE BEGELEIDING DOOR KU LEUVEN-EXPERTEN

Het reisaanbod 2019 vindt u op alum.kuleuven.be/alumnireizen • Architectuurreis Kopenhagen: 31 juli - 4 augustus • Noord-Spanje: 21 - 29 mei • Frieze Art Fair in London: 3 - 6 oktober* • Dagreis naar de tentoonstelling • Moskou en de Gouden Ring van Rusland: 10 - 18 augustus • Ecuador: 20 november - 4 december • Vietnam: 23 november - 8 december van Ai Weiwei in Düsseldorf: 7 juli * • New York: 28 augustus - 04 september

KU Leuven Alumni. Gisteren heeft toekomst.

* in voorbereiding


MAATSCHAPPIJ

CAMPUSKRANT | 27 MAART 2019

FILOSOOF PIETER R. ADRIAENS OVER DE VRAAG: ‘HOE ZIEK IS ZIEK?’

“ De geneeskunde kan veel. Misschien is ze daardoor soms wat arrogant geworden.” “Je bent filosoof en toch niet doof ”, aldus het gedicht van zijn zoon op de deur van zijn kantoor. Wetenschapsfilosoof Pieter R. Adriaens (Hoger Instituut voor Wijsbegeerte) is inderdaad niet doof. Dat is handig, want hij luistert graag naar wat er leeft in het maatschappelijk debat, om daar dan wijsgerig mee aan de slag te gaan. Tijdens het Feest van de Filosofie buigt hij zich over de vraag wat ‘ziekte’ vandaag betekent. TEKST: Ludo Meyvis | CARTOON: Joris Snaet

“I

k ben geboeid door heel stellige uitspraken”, zegt professor Pieter Adriaens. “Denk bijvoorbeeld aan de Nederlandse neurowetenschapper Dick Swaab. Een paar jaar geleden publiceerde hij zijn boek Wij zijn ons brein. In die bestseller beweerde hij dat alles wat er aan interessants over ons te leren valt, neerkomt op een studie van onze hersenen. Ik wil dan weten waar die stelligheid vandaan komt en hoe terecht ze is. Of neem de huidige obsessie met wat zogezegd ‘natuurlijk’ is. Onlangs las ik in een Eurobarometer van de Europese Commissie dat biotechnologisch bewerkt voedsel fundamenteel ‘onnatuurlijk’ is. Dat soort verbale stoerheid intrigeert me.”

Pieter R. Adriaens:

Een man sterft gemiddeld vroeger dan een vrouw. Toch mag je mannelijkheid geen ziekte noemen, waarvoor het ziekenfonds je zou moeten terugbetalen.

Bestaan die ferme uitspraken ook met betrekking tot ziekte, het onderwerp waar u op het Feest van de Filosofie over spreekt?

Pieter Adriaens: “Er zijn heel wat opvattingen over wat iets tot ziekte maakt. Daar valt dan vaak wel iets voor te zeggen, maar het is wanneer een definitie absolute trekjes krijgt, dat er problemen komen. Zo heb je de idee dat ziektes gepaard gaan met leed en pijn. De meeste ziektes zijn natuurlijk geen pretje, maar lang niet elke aandoening gaat gepaard met pijn. En omgekeerd zijn er veel situaties die zeker geen ziekte zijn, hoewel ze vaak heel pijnlijk zijn. Denk aan rouw: ik hoop dat niemand dat als een ziekte zal omschrijven. Een andere zienswijze luidt dat een toestand behandelbaar moet zijn of gepaard moet gaan met controleverlies vooraleer je van een ziekte kunt spreken, maar ook die criteria zijn wankel.” “Sommigen vinden dat je pas over ziekte kunt spreken als er een verstoring is van een lichamelijke of psychologische functie – een disfunctie. Die verstoring kan je dan definiëren in statistische termen, een afwijking van het gemiddelde. Ook dat klopt vaak weer wel, maar niet absoluut. Het hebben van groene ogen is vanuit statistisch standpunt een afwijking, maar niemand noemt het een ziekte.” “Over ziekte denken in termen van een afwijking houdt bovendien gevaren in, omdat je je heel gauw normatief opstelt. Je hoorde – en hoort – weleens beweren dat homoseksualiteit afwijkt van de natuurlijke functie van seksualiteit, die gericht is

of therapieën. Mensen verliezen daardoor iets van hun vermogen om met tegenslag om te gaan.” “Bij dat ziekte-zaaien speelt de farmaceutische industrie ook een rol, zoals in het geval van de – in mijn ogen problematische – medicalisering van osteoporose. De vraag blijft of osteoporose meer is dan een risicofactor voor botbreuk. En risicofactoren zijn geen ziektes. Een man sterft gemiddeld vroeger dan een vrouw. Toch mag je mannelijkheid geen ziekte noemen, waarvoor het ziekenfonds je zou moeten terugbetalen. Misschien een risicofactor, maar meer niet.”

Vindt u het een rol van de filosofie om dergelijke thema’s aan te kaarten?

op voortplanting. De gevolgen van zo’n visie kunnen heel gevaarlijk zijn.” Voor welke visie voelt u zelf het meest?

Adriaens: “Moeilijke vraag. Blijkbaar is het erg lastig om een gemene deler te vinden in de talloze toestanden die we als ziektes beschouwen. Kunnen we die zoektocht dan niet beter staken en het concept van ziekte laten varen? Die houding kunnen we het eliminativisme noemen: praten over en omgaan met menselijke ongemakken en menselijk lijden zou op een nieuwe manier moeten gebeuren, omdat de oude tot verwarring geleid heeft. Daar voel ik wel wat voor. We zouden meteen verlost zijn van allerlei vermoeiende discussies over de vraag of toestand X of Y al dan niet een ziekte is.” In onze tijd worden nogal wat nieuwe ziektes aan het lijstje

toegevoegd. Hoe schat u die ontwikkeling in?

Adriaens: “We hebben het dan bijvoorbeeld over zwaarlijvigheid, ADHD, burn-out, osteoporose, misofonie (extreme afkeer van bepaalde geluiden – red.) ... Je moet die niet allemaal over dezelfde kam scheren. Het ene hoort ongetwijfeld meer thuis in de medische wereld dan het andere. Maar er is zeker wel sprake van een toenemende medicalisering.” “Dat kan een goede ontwikkeling zijn, wanneer iets wat mensen als een probleem ervaren, verantwoorde aandacht krijgt. Maar het blijft opletten. De geneeskunde kan veel. Misschien is ze daardoor soms ook wat arrogant geworden en eigent ze zich nieuwe werkterreinen toe. Sommigen noemen dat disease mongering, ziekte-zaaien, pathologisering. Wat vroeger een tegenslag heette, iets dat nu eenmaal bij het leven hoort, wordt nu een ziekte, iets dat behandeld moet worden, als het kan met pillen

Adriaens: “Filosofen waren vroeger van vele markten thuis. Tomeloze nieuwsgierigheid gaf ze belangstelling voor een heel breed scala aan onderwerpen. Ze werden daar ook voor gewaardeerd. Tegenwoordig is een filosoof in de eerste plaats iemand die in een academisch filosofisch milieu werkt. Filosofische ‘amateurs’ met enige uitstraling vind je praktisch niet meer buiten de muren van de universiteit. Daardoor is de maatschappelijke rol van de filosofie afgenomen. Dat is jammer.” “Ik vind het daarom zinvol om naar buiten te komen. Dat betekent misschien wel dat je toegevingen moet doen: je kunt bij Bart Schols niet zomaar een uurtje over de epistemologie van Plato zitten praten. Maar tegelijk illustreer je dat de filosofie wel degelijk iets te zeggen heeft. Daarom ben ik heel opgetogen over een initiatief als het Feest van de Filosofie. Dat is een heel toegankelijk forum, buiten de ivoren toren, iedereen welkom. Ik juich dat toe.” Het Feest van de Filosofie heeft dit jaar als thema ‘Met falen en opstaan’ en vindt plaats op zaterdag 6 april. Tickets en info: www.feestvandefilosofie.be

07


08

MAATSCHAPPIJ

CAMPUSKRANT | 27 MAART 2019

BURN-OUT BETER IN BEELD GEBRACHT

Eén op de zes werkende Vlamingen

kampt met burn-outklachten of loopt er risico op Ruim 7 procent van de werknemers in Vlaanderen heeft burn-outklachten; nog eens 9 procent zit in de gevarenzone. Dat blijkt uit een meting door de onderzoeksgroep Arbeids-, Organisatie- en Personeelspsychologie. Via een nieuw ontwikkelde vragenlijst , de ‘Burnout Assessment Tool’, hebben de onderzoekers het probleem voor het eerst op een betrouwbare manier in kaart kunnen brengen. Bregt Van Hoeyveld

D

e eerste wetenschappelijke studies over burn-out dateren al van de jaren 70. Toch is er tot op vandaag geen duidelijk beeld van de omvang van het probleem. Dat komt doordat de wetenschappelijke definitie van burn-out verouderd is, waardoor het moeilijk is om het probleem op een betrouwbare manier te meten. De onderzoeksgroep Arbeids-, Organisatie- en Personeelspsychologie heeft nu aan de hand van een nieuwe meting voor het eerst de prevalentie van burn-out in Vlaanderen vastgesteld. Een bevraging bij 1.500 werkende Vlamingen toont aan dat 17 procent, meer dan één op de zes, in de gevarenzone zit: 9,5 procent loopt risico op burn-out en 7,6 procent is meer dan waarschijnlijk ‘opgebrand’.

burn-out. Ook werknemers in het hogere middenkader lopen een iets groter risico. Verder blijkt burn-out vaker toe te slaan bij

Weinig hulpbronnen

mensen met een lager opleidingsniveau. Ook leeftijd speelt een rol: tussen 18 en 34 jaar is het risico het hoogst. Maar de oorzaak van het probleem ligt bij het werk zelf, zegt professor arbeidspsycho-

Het risico op burn-out blijkt te worden beïnvloed door het type beroep, het opleidingsniveau en de leeftijd. Zo hebben administratief bedienden en arbeiders meer te kampen met

Administratief bedienden en arbeiders hebben meer te kampen met burn-out. Ook leeftijd speelt een rol: tussen 18 en 34 jaar is het risico het hoogst.

logie Hans De Witte. “Mensen lopen kans op een burn-out wanneer de eisen op het werk te hoog liggen én er te weinig hulpbronnen zijn om met die belasting om te gaan.” Om tot deze resultaten te komen, moesten de onderzoekers eerst de definitie van burnout op punt stellen. “De wetenschappelijke basis van burn-out-onderzoek is de ‘Maslach Burnout Inventory’ (MBI), maar die methode is al dertig jaar oud en dus niet meer hanteerbaar”, zegt professor Wilmar Schaufeli. “De oorspronkelijke definitie beschouwt burnout als een syndroom van drie samenhangende verschijnselen: uitputting, cynisme en competentieverlies. Op basis van gesprekken met praktijkexperten hebben we een nieuwe definitie ontwikkeld die meer factoren in rekening brengt.” In de nieuwe definitie heeft burn-out vier kernsymptomen: uitputting, zowel fysiek als mentaal; een sterke weerstand tegen het werk; cognitieve ontregeling, zoals geheugenproblemen, aandachts- en concentratiestoornissen; en emotionele ontregeling. Daarnaast

worden er drie bijkomende dimensies onderscheiden: psychische spanningsklachten, bijvoorbeeld slaapproblemen, piekeren of paniekaanvallen; lichamelijke klachten van psychische oorsprong; en een depressieve stemming. Één oogopslag

Op basis van de vastgestelde symptomen hebben de onderzoekers vervolgens een nieuwe vragenlijst opgesteld, de zogenaamde ‘Burnout Assessment Tool’ (BAT). Die maakt het mogelijk om in één oogopslag het risico op burn-out in te schatten. “Bij veel zorgverleners leeft de frustratie dat er geen betrouwbaar instrument is om burnout vast te stellen”, zegt doctoraatsstudent Steffie Desart. “Onze tool biedt daar een antwoord op. De grote troef is dat er duidelijke grenswaarden zijn bepaald: als de score in de oranje zone zit, dan is er een reëel risico op burn-out. Wie in de rode zone zit, is meer dan waarschijnlijk opgebrand.” De BAT kan ook worden gebruikt voor preventie en begeleiding: “Hulpverleners kunnen de vragenlijst gebruiken om te zien of een behandeling aanslaat of om in te schatten of een patiënt klaar is om weer aan het werk te gaan. Bedrijven kunnen de tool gebruiken om een beter beeld te krijgen van het welzijn op de werkvloer en indien nodig maatregelen te treffen.” burnoutassessmenttool.be

IN BEELD

© KU Leuven | Rob Stevens

Kleurkorps Onder goedkeurend oog van het werk zelf leggen kunstenaars de laatste hand aan een muurschildering in de doorgang van Pangaea, het intercultureel ontmoetingscentrum van de KU Leuven op de campus Sociale Wetenschappen. Voor deze visuele vertaling van de sleutelwoorden ‘internationalisering’ en ‘diversiteit’ sloeg Pangaea de handen in elkaar met Treepack, een organisatie gespecialiseerd in street art die verschillende internationale artiesten in haar portfolio heeft. Op vijf dagen tijd toverde de Spaanse artieste Julieta dit kleurrijke werk op de muur. Het is het sluitstuk van een opfrisbeurt die Pangaea kreeg in het kader van het project ‘Living Campus’, dat levendige en aangename ontmoetingsplaatsen wil creëren voor studenten en personeel.

www.kuleuven.be/livingcampus


MAATSCHAPPIJ 09

CAMPUSKRANT | 27 MAART 2019

DUBBEL

CHECK

Fout kunstje

✓✓

Een actueel vraagstuk belicht vanuit 2 expertises

Mogen we de kunst van misbruikers, geweldplegers, antisemieten nog zomaar in de vitrine plaatsen? Hun werk blijft dan wel hetzelfde, maar de wereld eromheen wankelt toch stevig sinds #MeToo en de recente documentaire rond Michael Jackson. Dus voor we de plaat afzetten: verdient Jackson radiostilte? En moet de rest mee op het strafbankje? Is van elke foute kunstenaar ook de kunst verbrand? TEKST: Wouter Verbeylen | ILLUSTRATIE: Gudrun Makelberge

Dirk De Wachter psychiater en kunstliefhebber

Benjamin De Mesel Moraalfilosoof

“ Eén keer de triomf, één keer de val van Icarus”

“E

en kleine voorspelling: als we vanaf nu elke kunstenaar alleen maar door een streng-moralistisch vergrootglas gaan bekijken, dan zijn er binnenkort geen kunstwerken meer. Onder dat vergrootglas komt er altijd wel duisternis naar boven, dingen die het daglicht niet mogen zien.” “Ik ga me hier geen expert van het oeuvre van Michael Jackson noemen, maar ik begrijp dat hij iets betekend heeft in de popmuziek, dat hij een vernieuwer was. Voor mij blijft dat dan overeind. We moeten dat onderscheid maken: als ooit zou blijken dat Bach achter zijn orgel in Leipzig foute dingen heeft uitgespookt, dan nog zal ik zijn muziek geweldig vinden. Ik ben bijvoorbeeld

ook een fan van de films van Woody Allen (die door zijn adoptiedochter van misbruik wordt beschuldigd – red.), en dat zal niet veranderen.” “Neem nu de filosoof Heidegger, die ken ik wat beter dan Jackson. Wat Heidegger ooit gedaan heeft – Hitler verdedigen – dat was verschrikkelijk fout, en het is misschien nog fouter dat hij daar nooit publiekelijk op is teruggekomen, en dat hij na zijn dood in zijn ‘zwarte geschriften’ ook nog eens expliciet antisemitisch bleek. Maar zijn Sein und Zeit blijft wel een baanbrekend werk van de filosofie. En dat erkende ook de filosofe Hannah Arendt, die nota bene zelf joodse was.” “Werk gaan boycotten, of zelfs vernietigen, is vele stappen te ver, en het zou volgens mij ook contraproductief werken. Dat is, los van het principe, ook een pragmatisch standpunt: het zou een taboe creëren. Vorig jaar heeft men zelfs Hitlers Mein Kampf heruitgegeven, mooi geannoteerd. Zo kreeg het boek niet de kans om een relikwie te worden.” Voelt het niet ongemakkelijk om nu van Jacksons werk te ‘genieten’, zeker tegenover de slachtoffers? “Dat moet ieder voor zich uitmaken. Maar ik vind toch dat we echt moeten oppassen dat we ons niet met schuldgevoelens overladen. We mogen niet in een schuldcultuur terechtkomen, waarin we niet meer in staat zijn te genieten. We hebben

het vandaag zo moeilijk met de nuance, we denken zo makkelijk zwart-wit.

Dat is wat ik de borderline split noem: ofwel bewonderen we – pardonnez-moi – elke scheet van Michael Jackson, ofwel veroordelen we hem totaal. De media stimuleren dat, want voor hen is het twee keer prijs: ze brengen één keer de triomf van het genie, en één keer de val van Icarus.” “Natuurlijk moeten we de slachtoffers aan het woord laten. Zéker. Maar censureren? Nee. We moeten de discussie open voeren. We moeten alles op tafel durven leggen. Michael Jackson is hier nooit in mijn kantoor gepasseerd, maar hij zou in zijn jeugd zelf slachtoffer van misbruik zijn geweest. Daar moeten we ook over kunnen praten, de hele context van misbruik schetsen. Dat is ook wat ik op microniveau probeer te doen: nuance en complexiteit brengen in de simpele getwitterde wereld.” “Dat is dan eventueel nog het goede van het kwade: dat we er nu over spreken, dat we de discussie voeren. En dat we tegelijk iets leren over idolatrie. Kunstenaars zijn geen goden of halfgoden, het zijn – net als wij allemaal – spartelende, foefelende, ‘tekortige’ wezens. Ik ben altijd op mijn hoede voor

blinde bewondering. We moeten nooit zomaar aanlopen achter kunstenaars, goeroes, filosofen, psychiaters ...”

“Even stil zijn is geen censuur”

“I

s van elke foute kunstenaar de kunst verbrand? Als je de vraag zo stelt, zeg ik: nee. We moeten de esthetische kwaliteit van het kunstwerk niet gaan verwarren met de morele kwaliteit van de kunstenaar. Meestal kunnen we de twee scheiden. Natuurlijk zijn er altijd uitzonderingen: als een kunstenaar naakte meisjes schildert, en hij blijkt die ook misbruikt te hebben, ja, dan wordt het moeilijk.”

“Maar dat betekent nog niet dat we nu zomaar Michael Jackson op de radio moeten blijven draaien. Als je muziek in de openbare ruimte speelt, dan eer je de maker ervan toch op een bepaalde manier. Je hoort ook gewoon zijn stem: je luistert naar de persoon die misbruik pleegde.” “Ik begrijp dus dat sommigen om een tijdelijke pauze vragen. Dat is geen belachelijke vraag. Ik schreef daar voor VRT NWS ook een opiniestuk over, waarin ik benadruk dat het onderscheid tussen kunst en kunstenaar soms troebel is. De reacties daarop waren heel uiteenlopend: van ‘Ik wil geen noot meer horen’ tot ‘Gewoon draaien, er is niets bewezen.’ Dat laatste kan wel zo zijn, maar de buzz van dat misbruik hangt momenteel ontegensprekelijk rond die muziek. Zo’n tijdelijke pauze werkt als een minuut stilte. Daarmee zeg je als maatschappij: ‘Er is hier iets ernstigs gebeurd, we hebben dat over het hoofd gezien, en we gaan niet doen alsof dat niet zo is. We willen hier bij stilstaan.’ We zeggen dat we geen misbruik dulden, en niét dat dit slechte kunst is.” Dus geen heilig principe: nooit censuur, van kunst blijf je altijd af? “Met censuur heeft zo’n statement niets te maken. Dat hoor je nu ook vaak: ‘Als we daarmee beginnen, waar eindigt het dan?’ Maar het eindigt heel snel, het is een tijdelijke radiostilte, niemand

wil Jackson echt bannen of verbieden. Je kan zijn muziek nog volop kopen, je kan hem thuis draaien zoveel je wilt. Je moet oppassen dat een teveel aan principes niet tot ongevoeligheid leidt. Het is misschien niet het moment om stoer te doen.”

“Ik zie trouwens net zo goed een ongevoeligheid van de andere kant. Het zou fout zijn om de moraal altijd en overal op kunst te laten voorgaan. Wie obsessief bezig is met zijn kunst of met zijn sport, verwaarloost misschien tijdelijk zijn naasten. Maar dat maakt zijn of haar leven niet noodzakelijk minder waardevol. Het is belangrijk te beseffen dat er naast morele waarden ook andere waarden zijn in het leven.” Is enkel Jackson bannen geen selectieve verontwaardiging? “Omdat we het niet consequent voor alle andere misbruikers doen? Nee. De samenleving waarin dit misbruik plaatsvond, is de samenleving van vandaag, waarmee wij ons identificeren, waar wij deel van uitmaken. Vandaar ook die hevige reactie, die morele schok, die huivering door de samenleving. Veel rock-’n-roll­artiesten hebben dingen gedaan die vandaag niet meer door de beugel kunnen, zoals seks met baby-groupies van 13 of 14 jaar. Dat ontken ik niet, maar je moet nu niet de morele meetlat naast elk van die gevallen willen leggen. Zo werkt het ook niet. Bij Michael Jackson liep de maatschappelijke emmer over, en je neemt slachtoffers van andere misdrijven ook mee in het statement dat je daarover maakt. Het is zoals bij aanslagen: voor de ene aanslag is er nood aan een minuut stilte, voor de andere niet. Dat is niet per se hypocriet.”

“Ik zou dus nooit zo ver willen gaan om bij elke artiest alle wandaden uit het verleden te gaan oplijsten. Er moet echt niet bij elke Cara­vaggio een plaatje komen te hangen dat hij ooit een moord gepleegd heeft. Dat heeft weinig zin. Ik ben er groot voorstander van om onze gevoeligheid voor misbruik aan te scherpen, maar die gevoeligheid is eindig. Met statements moet je zuinig zijn. Ze zijn bedoeld om aan te geven dat er iets bijzonders gebeurd is, en ze verliezen die functie als ze alomtegenwoordig worden.”


10

CAMPUSKRANT | 27 MAART 2019

CAMPUS KULAK KORTRIJK

Stamboom De Campus Kulak Kortrijk is een buitenbeentje in deze reeks: ze kwam niet voort uit de integratie in 2013, maar werd al opgericht in 1965, en is intussen uitgegroeid tot een volwaardige bachelorcampus met een uitgesproken interdisciplinair onderzoeksprofiel en een sterke inbedding in de regio.

1.284

bachelorstudenten 613 jongens

671 meisjes

9.196

347

personeelsleden 249 academisch

98 administratief en technisch

studenten permanente vorming

Docent simulatieonderwijs Eva De Wasch:

Vandaag oefenen we op ‘Advanced Life Support’. Welke medicatie geef je bij een acute astma-aanval? Bij welk hartritme kan je een shock toedienen?

STUDENTEN GENEESKUNDE PROEVEN VAN DE PRAKTIJK OP CAMPUS KULAK KORTRIJK

Als de poppen aan het duizelen gaan Een acute astma-aanval, een septische shock, een hartinfarct … De poppen in het Vaardigheidscentrum van Campus Kulak Kortrijk krijgen het zwaar te verduren. Maar: voor de goede zaak. Simulatieonderwijs geeft studenten geneeskunde de kans om courante en cruciale handelingen in te oefenen. Én om fouten te maken die nog geen gevolgen hebben. TEKST: Reiner Van Hove | FOTO: Rob Stevens

E

én van de reanimatiepoppen heet vandaag Marc, is 68 jaar, en is op spoed beland met kortademigheid en pijn op de borst. Studente Riewke begint kordaat aan het onderzoek en loopt samen met assistenten Elisabeth en Kasper een lijstje parameters af: “Ademhaling oké, geen ribfracturen, normaal ademgeruis ...” Af en toe grijpt observator Eva De Wasch in. Hoe meet je ook weer de ademhalingsfrequentie? En moet er bij een vermoeden van longontsteking geen RX-thorax aangevraagd? Als Eva wat later via een tablet Marcs hartslag op de monitor de hoogte injaagt, met bijhorend zorgwekkend gepiep, gaan de zenuwen strakker staan. Een cardiogram leert dat Marc een infarct heeft. Er komt hartmassage aan te pas, en wat later ook elektroshocks. Dat verloopt niet helemáál foutloos – één van de studenten staat tegen het bed tijdens een (gelukkig virtuele) shock – maar

uiteindelijk horen we patiënt Marc kreunen, bij monde van de observator. “Hij is terug”, stellen de studenten opgelucht vast. Duizend vragen

“Vandaag oefenen we op ‘Advanced Life Support’ met de studenten van de tweede bachelor”, zegt dr. Eva De Wasch, drijvende kracht achter het simulatieonderwijs op de campus. “Wat doe je bij een extreem trage of snelle hartslag? Welke medicatie geef je bij een acute astma-aanval? Bij welk hartritme kan je een shock toedienen?” “De studenten vertrekken van de ABCDE­ methode die ze tijdens het vorige practicum hebben ingeoefend en waarbij je het meest levensbedreigende eerst bekijkt. Te beginnen met de A van airway: als de luchtwegen niet vrij zijn, treedt er binnen de vier minuten onherstelbare hersenschade op. Dan volgt de B van breathing, en verder heb je nog circulation, disability en

exposure / environment. Bij elke stap moet je adequaat reageren als er iets mis is én je moet de volgorde blijven respecteren. Niet evident, dat merken we ook vandaag.” “Het moeilijkste is inderdaad om de structuur niet uit het oog te verliezen, want er komen duizend vragen tegelijk op je af ”, zegt student Kasper. “Ik zou dit gerust om de twee weken willen doen: pas door herhaling krijg je iets echt onder de knie.” Enthousiast

“We kiezen er bewust voor om de studenten al tijdens hun bachelorjaren hier in Kortrijk simulatie-oefeningen aan te bieden. Dat is mogelijk door de kleinschaligheid van onze campus en het is zeker één van de sterktes die ons onderwijsconcept uniek maken”, zegt professor cardiovasculaire wetenschappen Carlo Missant, die net een scenario met een acute astma-aanval begeleid heeft. “Onze studenten voelen al vroeg de klinische relevantie van wat ze in de theoretische lessen zien. Zo nodigen we in het eerste jaar een simulant van het Rode Kruis uit, die opgeleid is om allerhande ziektebeelden en kwetsuren na te bootsen, van een hartinfarct tot diepe snijwonden.” “Er kruipt veel tijd en energie in de oefeningen die we vandaag doen, maar de studenten zijn enthousiast en dat werkt motiverend”, zegt verpleegkundige Kurt Planckaert, die vandaag enkele gevallen van extreem trage of snelle hart-

slag doorneemt. Zijn toelichting bij de scenario’s doorspekt hij met zijn eigen ervaringen op de spoeddienst van AZ Groeninge. De samenwerking met het ziekenhuis is een belangrijke troef voor het simulatieonderwijs op Campus Kulak Kortrijk, en wordt nog uitgebreid: binnenkort komt een andere verpleegkundige van AZ Groeninge het team halftijds versterken. Knipperlicht

De reanimatiepoppen kregen er enkele jaren geleden al een hoogtechnologische collega bij. De ‘High Fidelity Patient Simulator’ heeft onder meer verstelbare pupillen, een tong die kan zwellen, en luidsprekertjes ter hoogte van longen, hart en darmen. De docenten sturen de pop aan vanachter spiegelglas, en camera’s leggen alles vast, voor de debriefing achteraf. “Deze pop gebruiken we bij de interprofessionele dag die we al enkele jaren met hogeschool VIVES organiseren”, zegt Eva De Wasch. “Studenten verpleegkunde en maatschappelijk werk van VIVES oefenen dan cases met onze studenten geneeskunde. Daar gaat het vooral over hoe ze communiceren, met de patiënt, met een panikerend familielid, en met elkaar. Dit jaar loopt er ook een proefproject met deze hifi-pop bij onze derdejaars, die scenario’s voorgelegd krijgen waarin ze alles wat ze geleerd hebben in de praktijk brengen. De bedoeling is dat die ‘geïntegreerde casus’ vanaf volgend jaar in het curriculum zit.” De studenten die we vandaag aan het werk zien, brengen het er alvast goed vanaf. Ze ontdekken een zwaar ontstoken buikwonde bij de 82-jarige Georges en reageren adequaat en snel. Iets té snel, vindt student en teamleider van dienst Rutger (tweede van links op de foto) tijdens de debriefing. “We hebben de ABCDE niet keurig afgewerkt nadat we die wonde hadden gezien. Je mag je niet laten afleiden door zo’n rood knipperlicht.” Eva De Wasch knikt tevreden: ook kritische zelfreflectie is een onmisbare vaardigheid.


11

CAMPUSKRANT | 27 MAART 2019

Opleidingen: Campus Kulak Kortrijk biedt 20 opleidingen aan uit de drie wetenschapsgroepen: Humane Wetenschappen (Economie en Bedrijfswetenschappen; Letteren; Psychologie en Pedagogische Wetenschappen; en Rechtsgeleerdheid); Wetenschap en Technologie; en Biomedische Wetenschappen

Volledig overzicht op www.kuleuven-kulak.be/opleidingen

Het geheim van de groene granola

Een greep uit het onderzoek: Trombose en hemostase, voeding en lipiden, micro-economische analyse van consumptiegedrag, duurzame materialen, handels- en vennootschapsrecht, aquatische biologie, interculturaliteit, ondernemerschap, educatieve technologie, data-analyse en artificiële intelligentie, golven en signaalverwerking en niet-destructief testen, algebra, numerieke cognitie, …

Volledig overzicht op www.kuleuven-kulak.be/onderzoek

FAMILIERECHT GAAT MEE MET ZIJN TIJD

‘ En dit zijn mijn vier ouders ...’

Een voedingsbedrijf van binnenuit leren kennen en meedenken over de ontwikkeling van een product: het smaakt naar meer, vindt studente bio-ingenieurswetenschappen Astrid De Paepe. Voor haar projectwerk boog ze zich over de vraag hoe je krokante muesli en groene thee met elkaar verzoent. Studenten bio-ingenieur aan de Campus Kulak Kortrijk werken in de tweede bachelor, in groepjes van vier, aan een concreet probleem dat hen wordt voorgelegd door een bedrijf uit de regio, vertelt professor Imogen Foubert. “Zo kunnen ze al tijdens hun opleiding kennismaken met de praktijk. Het bedrijf kan een beroep doen op de labo’s, apparatuur en expertise van Kulak. En misschien levert het werk van de studenten wel dé sleutel tot een innovatie.” Het projectwerk bio-ingenieurswetenschappen is eigenlijk het Kulak-equivalent van het begeleid integrerend groepswerk – de ‘bachelorproef ’ – in Leuven, zegt campusvoorzitter W&T professor Koen Van Den Abeele. “Door het projectwerk al in de tweede bachelor te organiseren, nog vóór onze studenten bio-ingenieurswetenschappen naar Leuven gaan, versterken we de link van onze opleiding met de West-Vlaamse bedrijfswereld, wat zowel voor de regio als voor de studenten kansen biedt.” Astrid en haar medestudenten Feline Streuve, Justine Busschaert en Ward Heffinck gingen aan de slag met een project van Mulder Natural Foods uit Roeselare. “Als producent van ontbijtgranen doen wij voortdurend onderzoek naar nieuwe producten. Zo zijn we bezig met de ontwikkeling van granola – krokante muesli – met matcha”, zegt Charlotte Bruneel, R&D-specialist bij Mulder. “Dat is een Japanse groene thee waar verschillende gezondheidsvoordelen aan worden toegeschreven, en die vooral in Japan een echte hype is. We mikken met deze matcha-granola dan ook in de eerste plaats op de Aziatische markt.” Overtuigend voorproefje

Matcha combineren met granola is evenwel niet eenvoudig. “Onder invloed van licht verdwijnt de groene kleur van het product, wellicht omdat de chlorofyl degradeert”, zegt Bruneel. “Bovendien krijgen de ontbijtgranen een ranzige geur en smaak, mogelijks omdat de vetten oxideren. Daarom hebben we de hulp van de studenten ingeschakeld. Samen met Kulak hebben we een proefopzet opgesteld waarin de impact van verschillende factoren aan bod kwam en die door de studenten werd uitgevoerd.” “We zetten onder meer een bewaarexperiment op, waarbij we keken naar het effect van het toevoegen van verschillende combinaties van antioxidanten en van – natuurlijke – kleurextracten”, vertelt Astrid. “Daarnaast onderzochten we ook het effect van zowel lichtdoorlaatbare als gemetalliseerde verpakkingsfolies.” Dat laatste bleek cruciaal: “Een gemetalliseerde folie voorkomt dat de lipiden in de muesli gaan oxideren en een ranzige smaak en geur geven. Antioxidanten daarentegen bleken de oxidatie niet significant te beïnvloeden. Maar ze hadden wél een positief effect op de smaak. Om de groene kleur te behouden, bleek het dan weer noodzakelijk om kleurextracten toe te voegen.” De eerste echte kennismaking met de voedingsindustrie smaakte in ieder geval naar meer voor Astrid. “Ik heb de optie levensmiddelentechnologie gekozen, en ik ben er door ons projectwerk nog meer van overtuigd dat ik deze richting in wil gaan.” (ivh)

In een voortdurend veranderende maatschappij moet het familierecht bij de tijd blijven. “Dingen die twintig jaar geleden ondenkbaar waren, zijn nu aanvaard, mogelijk, of liggen ter discussie”, zegt professor Ingrid Boone over haar vakgebied. TEKST: Ludo Meyvis | CARTOON: Joris Snaet

P

rofessor Boone doceert familierecht, zowel in Kortrijk als in Leuven. “Ik ben in 2013 aan de KU Leuven begonnen, toen het familierecht zich in een tamelijk stormachtige periode bevond. De familierechtbank was net ingevoerd, zodat je voortaan met alle familierechtelijke zaken bij een gespecialiseerde rechtbank terecht kon. Er kwamen belangrijke nieuwigheden in het bewind- en het naamrecht. Maar nu, vijf jaar later, is daar alweer héél veel aan gesleuteld, door de rechtspraak én door de wetgever. Het staat niet stil.” Dat is niet onbegrijpelijk. Veranderde maatschappelijke opvattingen en praktijken leiden naar nieuwe juridische inzichten, aldus Ingrid Boone. “Zo heeft een heteroseksueel partnerschap via een huwelijk lang niet meer het dominante juridisch belang van vroeger. Ouderlijke banden kunnen ook op andere manieren ontstaan. Het recht volgt die gewijzigde maatschappelijke opvattingen. Voor een jurist is dit een dankbare periode. We bestuderen hoe recht en samenleving met elkaar kunnen sporen. We analyseren nieuwe wetgeving en ontwikkelingen in de rechtspraak. Soms worden we ook gevraagd om advies te geven met het oog op toekomstige wetgeving. Werk genoeg.” Mee-ouder

Het onderzoek van Ingrid Boone gaat onder meer over nieuwe vormen van ouderschap. “Ik heb bijvoorbeeld gewerkt rond meeroudergezinnen. Ons recht en onze rechtspraak kunnen

Professor familierecht Ingrid Boone:

Wat gebeurt er wanneer een lesbisch paar een kind krijgt via een niet-anonieme donor, die ook mee in de opvoeding betrokken wil worden?

omgaan met ouderschap voor één of voor twee personen, maar drie of meer schept juridische problemen. Nochtans kan er een vraag naar komen, bijvoorbeeld bij nieuw samengestelde gezinnen waarbij de gescheiden partners voor co-ouderschap geopteerd hebben en de nieuwe partner juridisch voluit mee-ouder wil zijn. En wat gebeurt er wanneer een lesbisch paar een kind krijgt via een niet-anonieme donor, die ook mee in de opvoeding betrokken wil worden?” “Kortom, mijn onderzoek gaat over de vraag hoe het recht omgaat met nieuwe vormen van ouderschap en nieuwe gezinsvormen die ontstaan als gevolg van maatschappelijke en medische ont-

wikkelingen. Een ander belangrijk thema zijn de juridische gevolgen van een scheiding tussen de ouders.” “Er is ook heel boeiend onderzoek te doen rond familierechtelijke verwikkelingen bij transgender-ouders. Vroeger kon je juridisch pas van geslacht veranderen als je in je oorspronkelijke geslacht geen kinderen meer kon krijgen. De chirurg moest dus zijn werk afgerond hebben. Dat hoeft tegenwoordig niet meer, wat tot heel complexe vragen kan leiden.” “Voor een goed begrip: dergelijke kwesties gaan altijd over kleine groepen betrokkenen. Maar het recht moet ook voor die groepen zorgen, misschien júist voor hen.” Schaalgrootte

Is het academisch werk in Kortrijk anders dan in Leuven? “Het voordeel van Kortrijk is dat je dichter bij elkaar leeft, en dus makkelijker interdisciplinair kunt samenwerken. Dat zou ik graag doen rond ouderschap, met collega’s van Economie of Psychologie. En op onderwijsvlak kan ik in Kortrijk dingen uitproberen zonder ze meteen in een Leuvense collegezaal van een paar honderd studenten te moeten ‘gooien’. Ik kan hier makkelijker experimenteren, vooral wat interactieve lesvormen betreft.” “Ik pleit voor een modernisering van het hoorcollege, met dialoogvormen, polls, praktijkmomenten. De aandachtsboog van de studenten is korter geworden, dus moet je alternatieven aanbieden. Maar gelukkig maken die het voor de docent ook leuker.”


12

UNIVERSITEIT

CAMPUSKRANT | 27 MAART 2019

ACADEMISCHE STICHTING LEUVEN GEEFT EIGENTIJDSE INVULLING AAN MISSIE VAN VOORGANGER

‘ Deze steen moge steeds wijzen op onze plicht …’

© KU Leuven | Rob Stevens

Sinds enkele maanden prijkt in de Universiteitshal een herdenkingssteen, afkomstig uit het in 2016 afgebroken Huis der Vlaamse Leergangen. De steen herinnert aan een succesvolle, voor de geschiedenis van de KU Leuven zeer belangrijke vereniging, en verwijst tegelijk naar haar opvolger, de Academische Stichting Leuven. TEKST: Ludo Meyvis | FOTO: Rob Stevens Secretaris Jean-Christophe Verstraete en voorzitter Mieke Verstuyf bij de herdenkingssteen uit 1959. “Misschien zouden we het opschrift wat vlotter verwoorden nu, maar de inhoud blijft wel overeind.”

D

e vernederlandsing van de Leuvense universiteit verliep te traag, vonden enkele leidinggevende Vlaamse professoren en intellectuelen in de jaren na de Eerste Wereldoorlog. In 1924 beslisten zij daarom een en ander te bespoedigen met morele en financiële steun, via de vzw Vlaamse Leergangen. Monseigneur Pieter Jozef Sencie, een classicus die als student en als prof actief was in de Vlaamse ontvoogding, werd de eerste voorzitter. Bekende medestichters waren figuren als Frans Van Cauwelaert en Joris Helleputte. De vereniging, met steuncomités over heel Vlaanderen, boekte relatief snel succes. In de jaren 30 liep het aantal Nederlandstalige colleges in de honderden, met belangrijke financiële steun van de Vlaamse Leergangen. Ook in latere jaren bleef de vereniging bijdragen tot de verdere groei van een eentalig Nederlandse universiteit. De Vlaamse Leergangen publiceerde vanaf 1947 ook een belangrijk politiek en later wetenschappelijk tijdschrift, Onze Alma Mater. In 1959 begon de bouw van het statige Huis der Vlaamse Leergangen, op de hoek van de Muntstraat en de Boekhandelstraat, met inkijk in het bureau van de burgemeester. Het gebouw werd opgetrokken in wat een ‘eclectische stijl’ heet. Op de eerste verdieping bevond zich een theater- en filmzaal, op de tweede verdieping konden pen-

delstudenten een kop koffie bemachtigen voor de middagboterham, en op de derde verdieping waren koten voor elf studenten. Ook uw dienaar beleefde er zijn wonderjaren, maar een verslag van die liederlijke periode valt buiten het opzet van dit artikel ... Uit de kelders

In de jaren 70 was Leuven goed en wel eentalig Nederlands geworden. Voor de Vlaamse Leergangen, die haar streefdoel gerealiseerd zag, leidde dit tot een periode van soul searching: waarom nog voortbestaan? Steun aan het wetenschappelijk leven in Vlaanderen bleek een zinvol alternatief, nu het taalpolitieke accent losgelaten kon worden. Maar was de hele organisatie dan nog wel nodig? En wat met het kapitale gebouw in het hart van Leuven? Pijnlijke maar eigenlijk logische stappen drongen zich op. In 2003 ging Vlaamse Leergangen naadloos over in de Academische Stichting Leuven vzw (ASL). Het tijdschrift Onze Alma Mater werd in datzelfde jaar Karakter. Het Huis der Vlaamse Leergangen werd overgedragen aan de Stad Leuven, die het in 2009 doorverkocht aan Cera. Het gebouw, dat niet als monument beschermd was, werd in 2016 vervangen door een moderne constructie, die de hoofdzetel van Cera Coöperatie huisvest. De eerste steen van het Huis had de afbraak overleefd en belandde in de kelders van Cera. Begin van dit jaar zag de steen

opnieuw het daglicht, toen hij verhuisde naar de ingang van de Universiteitshal, tegenover de gevelsteen uit het huis van de humanist Juan Luis Vives.

In de jaren 70 was Leuven goed en wel eentalig Nederlands geworden. Voor de Vlaamse Leergangen werd het een periode van soul searching: waarom nog voortbestaan?

Anders, maar niet helemaal

Professor Mieke Verstuyf, voorzitter van de ASL, is zeer verguld met het nieuwe onderkomen van de herdenkingssteen. “De boodschap van de Vlaamse Leergangen sluit wonderwel aan bij wat ASL vandaag wil doen. Letterlijk staat er: ‘Deze steen moge steeds wijzen op onze plicht blijvend te ijveren voor de bevordering van de wetenschap en de cultuur bij ons Vlaamse volk.’ Misschien zouden we het wat vlot-

ter verwoorden nu, maar de inhoud blijft wel overeind.” “De ASL streeft natuurlijk niet meer naar de taalpolitieke uitstraling van de Vlaamse Leergangen. Toch blijven we oog hebben voor het welzijn van de Nederlandse taal, bijvoorbeeld door mee te helpen aan het Nederlandstalig wetenschappelijk essay, via ons tijdschrift Karakter.” Reizen om te leren

Samen met professor Jean-Christophe Verstraete, secretaris van ASL, licht Mieke Verstuyf de activiteiten van de vereniging toe. “Jonge onderzoekers vinden de weg naar onze beurzen. Meestal gaat het om de financiering van congresbezoeken en onderzoeksverblijven”, zegt ze. “Een bijzonderheid is dat we een deel van onze beurzen voorbehouden voor startende doctorandi. Die zitten immers soms in een moeilijke situatie voor reizen in het kader van wetenschappelijk onderzoek. De gebruikelijke financiers willen meestal eerst bewijzen zien van het wetenschappelijk kunnen van een aanvrager – publicaties, dus. Maar die hebben beginnende doctorandi meestal niet. Wij hebben een deel van onze middelen voorzien voor deze doelgroep, vooral dan mensen die een goede wetenschappelijke motivatie kunnen voorleggen voor hun onderzoeksverblijf of congres.” “ASL beschikt natuurlijk niet over eindeloze middelen, en het aantal reisbeur-


UNIVERSITEIT

CAMPUSKRANT | 27 MAART 2019

zen is beperkt tot enkele tientallen per jaar. Dat belet niet dat de formule goed werkt, ook voor meer gevorderde doctorandi en postdocs, waar de gewone evaluatiecriteria gelden. Op onze website lees je verhalen over onderzoekers die, soms zelfs met heel beperkte ASL-steun, toch heel mooie dingen weten te realiseren.” Karakter van formaat

Daarnaast geeft ASL ook mee vorm aan het wetenschappelijk landschap door een aantal onderzoeksprijzen uit te reiken. “We bekronen beurtelings een doctoraat uit Wetenschap en Technologie, Biomedische Wetenschappen of Humane Wetenschappen”, zegt Jean-Christophe Verstraete. “Ook op specifieke vakgebieden kennen we prijzen toe, bijvoorbeeld voor de beste masterscripties in de genderstudies, met een prijs genoemd naar Marguerite Lefèvre, de eerste vrouwelijke hoogleraar aan de KU Leuven.” “Misschien is onze bekendste activiteit de publicatie van ons kwartaalblad, Karakter,

Voorzitter Mieke Verstuyf:

De Academische Stichting Leuven streeft natuurlijk niet meer naar de taalpolitieke uitstraling van de Vlaamse Leergangen. Toch blijven we oog hebben voor het welzijn van de Nederlandse taal.

met op dit moment de hoogleraar musicologie Pieter Bergé als hoofdredacteur. Karakter is sinds 2003 de geestelijke erfgenaam van Onze Alma Mater, al zijn er zowel visueel als inhoudelijk heel opvallende verschillen. Het is een tijdschrift op groot formaat, bijna A3. De artikels zijn korter, met veel aandacht voor recent werk, en met ruimte voor opinie. Jonge onderzoekers komen aan bod om hun onderzoek of onderzoeksgebied toe te lichten. En niet slecht: het hele tijdschrift staat online, van 2003 tot nu.”

Academische Stichting Leuven: www.kuleuven.be/asl Karakter: www.tijdschriftkarakter.be/

13

KU Leuven versterkt Europese banden met toetreding tot Europaeum Sinds kort maakt de KU Leuven als enige Belgische universiteit deel uit van het netwerk Europaeum. Daarin bundelen toonaangevende universiteiten in Europa de krachten, en kennis, om hedendaagse Europese uitdagingen aan te pakken. Als deel van dit netwerk vergroot de KU Leuven haar internationale mogelijkheden op het vlak van onderwijs en onderzoek. Bregt Van Hoeyveld

E

uropaeum zag het levenslicht in 1992, op initiatief van de universiteiten van Oxford, Leiden en Bologna. Sindsdien is het netwerk stelselmatig gegroeid: anno 2019 telt het vijftien leden, met naast de KU Leuven ook de universiteiten van Parijs (Panthéon-Sorbonne), Genève (Graduate Institute of International and Development Studies), Praag (Karlova), Madrid (Complutense), Helsinki, Krakau (Jagiellonski), Barcelona (Universitat Pompeu Fabra), München (Ludwig-Maximilians-Universität), St Andrews in Schotland, het Groothertogdom Luxemburg, en Lissabon (Catholic University of Portugal). Veranderde tijdsgeest

Sinds de oprichting van Europaeum is het politieke klimaat in en ten aanzien van Europa wel grondig veranderd. In de beginjaren, en in de nasleep van de val van de Berlijnse muur, was het Europese idealisme op zijn hoogtepunt. Ruim een kwarteeuw later heerst er een andere tijdsgeest: de opkomst van populisme en nationalisme drijft landen uit elkaar, en brexit dreigt een breuklijn te trekken door de Europese Unie. Europaeum wil zich afzetten tegen deze tendens en de banden tussen vooraanstaande Europese universiteiten versterken. “In het huidige politieke klimaat is er net nood aan meer internationale samenwerking”, zegt professor internationaal recht Jan Wouters. “Dat geldt zeker ook voor Europese universiteiten: zij moeten meer aansluiting zoeken bij wat er leeft in de samenleving en over de verschillende grenzen en disciplines heen samenwerken. Europa en zijn burgers moeten weer naar elkaar toe groeien en universiteiten hebben daar hun rol in te spelen.” Samenwerking en uitwisseling

Europaeum is gericht op studenten, on-

derzoekers en docenten in de humane en sociale wetenschappen die zich toeleggen op hedendaagse Europese uitdagingen. Via meer samenwerking en betere uitwisseling wil het netwerk een voedingsbodem creëren voor een sterker Europa. Daarom ontwikkelt Europaeum onderwijs- en onderzoeksprogramma’s in verband met Europese cultuur, geschiedenis en toekomst. Zo is er het Europaeum Scholars Programme: een tweejarig programma voor getalenteerde en geëngageerde doctorandi uit verschillende disciplines. In die twee jaar krijgen ze colleges van kopstukken uit de Europese politiek, eminente wetenschappers en topambtenaren. Ook gaan ze op bezoek bij EU-instituties. Daarnaast werken ze in kleinere projectgroepjes samen rond actuele maatschappelijke problemen, waaronder migratie, jeugdwerkloosheid en regionale onafhankelijkheidsbewegingen. Banden aanhalen vóór brexit

Door de toetreding tot Europaeum breidt de KU Leuven haar internationaal netwerk uit. Dat is strategisch van belang, maar ook studenten en personeel zullen er de vruchten van plukken, benadrukt Peter Lievens, vicerector voor Internationaal Beleid. “De programma’s van Europaeum bieden ons nieuwe kansen voor internationale samenwerking en uitwisseling. Als we ons onderzoek en onderwijs willen versterken, dan moeten we onze horizon verruimen. Dat mag je letterlijk opvatten, maar ook inhoudelijk. Studenten en onderzoekers moeten zich niet laten begrenzen door de discipline, universiteit of het land waarin ze werken.” “De missie van Europaeum strookt met de strategische visie van onze universiteit”, verduidelijkt rector Luc Sels. “Met doorgedreven samenwerking, over verschillende disciplines en landsgrenzen heen, kunnen Europese universiteiten een reële bijdra-

ge leveren aan een Europese identiteit. Dat is niet alleen de visie van Europaeum, maar ook één van de speerpunten van UNA Europa, een alliantie die de KU Leuven onlangs heeft gevormd met zes andere topuniversiteiten. Verder is het, met de onzekere uitkomst van brexit in het achterhoofd, van groot belang om de banden met Britse partners als Oxford en St Andrews nu al aan te halen.”

Benoemd of onderscheiden • Professor Nidesh Lawtoo (Hoger Instituut voor Wijsbegeerte) ontving de Adam Gillon Award voor zijn boek Conrad’s Shadow. Catastrophe, Mimesis, Theory. • Professor Minh Tho Nguyen (Afdeling Kwantumchemie en Fysicochemie) ontving een eredoctoraat van de universiteit van Quy Nhon (Vietnam). • Professor Marie-Claire Foblets (Onderzoekseenheid Publiekrecht), directeur van het Max Planck-instituut in Halle (Duitsland), ontving een eredoctoraat van de rechtsfaculteit van de universiteit van Uppsala (Zweden). • Academics for Companies (AFC), een organisatie – opgericht en geleid door studenten – die een brug wil slaan met de bedrijvenwereld, heeft de finale gewonnen van de JADE Excellence Awards en mag de titel dragen van Most Entrepreneurial Junior Enterprise of Europe.

INFOMOMENTEN CAMPUSSEN Maak kennis met alle KU Leuven-opleidingen in Brussel, Antwerpen, Geel, Sint-Katelijne-Waver, Gent, Aalst, Kortrijk, Brugge en Diepenbeek

www.kuleuven.be/infomomenten


14

ALUMNI

CAMPUSKRANT | 27 MAART 2019

LEVEN na LEUVEN

PIET COLRUYT, FILOSOOF, ARCHITECT EN SOCIAAL INVESTEERDER

“ Het domste wat je kunt doen, is

nooit van gedacht veranderen” Als je voor iedereen goed wil doen, heb je geen echte vrienden en word je niet gelukkig. Tot die conclusie kwam Piet Colruyt (49) na een half leven. Vandaag voelt hij zich wel helemaal in zijn sas: als sociaal investeerder en ambassadeur van Sign for My Future. “Geld geven voor het klimaat was misschien mijn beste investering ooit.” TEKST: Katrien Steyaert | FOTO’S: Rob Stevens

“P

iet! ’t Is maandag. Een mop!” Het was begin jaren 90 een traditie bij de Leuvense architectuurstudenten: tijdens die eerste les fysica fluisterde Piet Colruyt zijn buur een grap in, waarna die zich door de aula verspreidde. Colruyt lijkt nochtans geen gangmaker. “Het is maar een voorbeeld om aan te geven hoe goed ik me voelde bij mijn medestudenten”, zegt hij. “Dat was nog niet zo toen ik in Leuven begon. Bij filosofie waren we maar met elf, en twee daarvan wilden pastoor worden, dus je kunt je inbeelden dat de ambiance wat minder was”, glimlacht hij. “Ik had zelf even getwijfeld om naar het seminarie te gaan en was dus nen brave. Een einzelgänger ook, zonder boezemvrienden. Nu besef ik dat dat te maken had met altijd voor iedereen goed willen doen – dan word je eigenlijk geen echte vriend – en met mijn angst om voor rijke­luiskind versleten te worden.” Als kleinzoon van Franz Colruyt, de oprichter van het supermarktimperium, zit Piet er inderdaad warmpjes bij. Onlangs liet hij nog optekenen dat hij zich daar lang schuldig over heeft gevoeld en misschien daarom aan sociaal investeren ging doen. “Het was ook uit schaamte dat ik in de humaniora niet aan mijn vrienden vertelde dat we thuis een tennisveld hadden. Stom, ik heb toen echt te weinig van het leven geprofiteerd.”

“Gevoelens? Zever!”

“Toen ik op mijn 18de een richting moest kiezen, was dat de eerste keer in mijn leven dat ik echt een beslissing moest nemen. Gelukkig vertelde een vriend van mijn broer dat hij eerst filosofie had gestudeerd en ik besloot zijn voorbeeld te volgen. Ik was vooral geboeid door de geschiedenislessen waarin professor Jan Van der Veken vertelde hoe de grote filo­sofen – Heraclitus, Plato, Aristoteles – telkens op elkaars werk voortbouwden. Ik was daarbij op zoek naar antwoorden op één grote vraag: Hoe moet ik leven? Ik was een beetje indignado: ik zag hoeveel dingen er in de wereld fout liepen en wilde daar zelf iets aan doen.” “De studie werkte heel verbredend, zeker omdat ik uit een jongensschool in Halle kwam waar maar één waarheid was: de wetenschap. Gevoelens? Allemaal zever. Filosofie studeren deed me beseffen dat wetenschap maar één model is om de wereld hanteerbaarder te maken. Ook emoties en dromen zijn reëel. Dat inzicht kreeg ik pas in Leuven. Met sterke, rationele argumenten kun je vandaag nog altijd mijn mening beïnvloeden – het domste wat je kunt doen, vind ik, is nooit van gedacht veranderen – maar als het gaat om hoe je moet omgaan met dit onzekere bestaan, dan moet je ook je intuïtie volgen.” Precies dat buikgevoel mag hij aanspreken in een creatieve richting als bur-

gerlijk ingenieur-architect. “Ik tekende al sinds mijn zevende huisjes, dus na filosofie wilde ik voor architectuur gaan. Voor ik daarmee startte moest ik wel hard studeren op wiskunde, daar was ik in de humaniora zelfs op gebuisd. Het straffe is: na twee jaar van filosofische nuance zag ik plots de schoonheid in van heldere axioma’s en meetkundesystemen.” “In de opleiding genoot ik vooral van plannen maken, waarin je het esthetische, constructieve, economische en functionele moet verenigen. Complexe problemen ontleed ik vandaag nog altijd op die ontwerpmatige manier. Als ik bijvoorbeeld veel stakeholders moet verzoenen, maak ik eerst intuïtief schetsjes en werk ik die daarna systematisch uit om tot een oplossing te komen.” Coach

Hij vertelt het allemaal aan een gloednieuwe vergadertafel in Impact House, een pand vlakbij de Wetstraat waar hij sinds een jaar non-profit- en profit­ organisaties verenigt. “Ze willen allemaal maatschappelijke problemen aanpakken en helpen elkaar in hun zoektocht naar middelen, begeleiding, een netwerk. Als ik hier aan de koffiemachine goede initiatieven zie ontstaan, ben ik superfier.” De weg ernaartoe was wel lang. Na zijn studie leerde hij de stiel bij een klein architectenbureau, waarna hij bij een groter

kantoor ervaring opdeed met ambitieuzere projecten. “Ik wist immers dat ik ooit bij Colruyt in Halle wou gaan werken. In tegenstelling tot mijn neven had ik niet de druk van de oudste in het gezin te zijn. Mijn vader heeft me nooit gevraagd hem op te volgen als bestuurder bij Korys (de familiale holding boven Colruyt – red.), maar hij was duidelijk blij toen ik in 2000 besliste om dat toch te doen en tegelijk enthousiast begon op Colruyts architectenbureau. Nadien proefde ik, onder sti-

Filosofie studeren deed me beseffen dat wetenschap maar één model is om de wereld hanteerbaarder te maken. Ook emoties en dromen zijn reëel. Dat inzicht kreeg ik pas in Leuven.

mulans van Jef, de CEO, van het werk in de winkel en op de dienst financiën. Maar op mijn 40ste moest ik toegeven dat geen van die jobs echt mijn ding was.” “Ik belandde in een midlifecrisis. Toen een coach me vroeg wat ik echt wilde, ant-

MECENAATSDAG 25 mei 2019 Mecenaat stelt KU Leuven in staat om voorbij grenzen te kijken op zoek naar die ene doorbraak om mee de toekomst te bepalen. Op 25 mei willen wij alle schenkers, alumni en geïnteresseerden laten zien hoe we samen bouwen aan de toekomst van onze universiteit. We gunnen u een blik achter de schermen en laten u genieten van wetenschapscafés waarin toponderzoekers inzicht zullen bieden in hun levenswerk en de impact die uw schenkingen daarop hebben. Meer informatie kan u vinden via www.kuleuven.be/mecenaat/mecenaatsdag-kuleuven.


ALUMNI

CAMPUSKRANT | 27 MAART 2019

15

Wie is Piet Colruyt? °1969, Halle Gestudeerd

1987-1989: kandidaturen filosofie (KU Leuven) 1989-1994: burgerlijk ingenieur architect (KU Leuven) 2006-2007: corporate finance (HUB-EHSAL) Loopbaan

Sinds 1994: zelfstandig architect 1994-1997: stage bij architectenbureau Van Steenkiste (Oud-Heverlee) 1997-2000: werkzaam bij architectenbureau ar-te (Leuven) 2000-2010: werkzaam bij Colruyt in diverse functies (architectenbureau, verkoop, financiën) Sinds 2001: bestuurder bij Colruyt (tot 2017) en bij Korys 2010: richt Impact Capital op, zijn holding voor impactinvesteringen 2016: schrijft mee Allemaal sociaal 3.0 2018: opent Impact House, waar hij sociale ondernemingen verenigt Privé

Woont in Everberg met zijn partner Ze hebben drie kinderen, van 18, 15 en 10

woordde ik: Geapprecieerd worden. Bullshit, zei hij, zo maak je je geluk afhankelijk van buitenstaanders. Ik besefte dat ik onbewust altijd de keuzes van anderen had gevolgd, ook weer om goed te doen, en dat ik wellicht nooit bij Colruyt zou hebben gewerkt mocht het niet mijn familienaam geweest zijn.” “Die naam heeft zoveel bepaald, zelfs mijn vertrek uit Halle. Daar, in Colruyt city, bekijkt iedereen je als iemand van de familie. Niet zo in Everberg, waar ik nu woon, al voelt het soms nog alsof ik moet blijven bewijzen dat ik iets te zeggen heb los van mijn achternaam.” Het voordeel is natuurlijk dat zijn kapitaal hem in staat stelt antwoorden te zoeken op zijn oervraag: Hoe te leven? “Ik zie de zin

niet in van op een jacht gaan zitten. Dan bouw ik liever ecologische supermarkten, zoals ik een tijd bij Colruyt deed, of pleit ik om samen nog meer te doen dan in windmolens te investeren. Ik wil een positieve impact hebben op people én planet. Alle puzzelstukjes vielen in elkaar toen ik tijdens mijn midlifecrisis het boek How to Change the World van David Bornstein las, over sociale ondernemers. Eindelijk dacht ik: Dit wil ik doen!” Trage beslisser

Sindsdien heeft hij een potje apart gehouden om aan impact investing te kunnen doen. “Ik doe het uit eigen naam en met mijn eigen geld, via mijn holding Impact Capital. Dan kan ik

lagere rendementen aanvaarden of meer risico’s nemen. Mijn visie verschilt ook een beetje van andere impactinvesteerders zoals Korys, die hogere rendementen willen halen. Die geloven dat ze door heel rendabel te groeien het meest impact kunnen hebben. Ze kunnen weleens gelijk hebben en daarom blijf ik ook loyaal, als bestuurder bij Korys. Ik worstel intussen niet meer met mijn spreidstand. Beide rollen zijn nodig.” “Ik deed er jaren over om hiertoe te komen. Ik ben traag in al mijn beslissingen, soms een beetje te traag. Daarom adviseer ik jongeren: Wacht niet tot je veertigste om je hart te volgen. Sinds ik focus op sociaal investeren, zegt mijn vrouw dat ik met zoveel passie

praat over mijn werk. Dat was daarvoor nooit zo.” Hij is inderdaad niet te stoppen, en ook het lijstje van projecten die hij steunt lijkt eindeloos. Hij richtte mee Revive op, een duurzame projectontwikkelaar die stadskankers aanpakt. Met zijn sociale investeringsfonds SI²Fund steunde hij onder meer een Brits bedrijf dat

Toen ik als student vrijwilligerswerk deed bij de Wereldwinkel, zag ik dat we niet één van onze blikken palmharten verkochten. Tja, dan steun je ook de arme boeren niet. Wil je de wereld verbeteren, dan moet je inspelen op vraag en aanbod.

aan geheugentraining bij dementerenden doet. Hij stopte geld in de start-up Wattson, die energiebesparing in rusthuizen en scholen als dienst aanbiedt, en investeerde zopas 1 miljoen euro om 270 Antwerpse jongeren aan een job als informaticus te helpen. “Er zijn zoveel maatschappelijke uitdagingen dat ik er niet één wil uitkiezen. Mijn focus is gewoon: geld gebruiken als middel om goed te doen, want met idealisme alleen kom je er niet. Toen ik als student vrijwilligerswerk deed bij de Wereldwinkel, zag ik dat we niet één van onze blikken palmharten verkochten. Tja, dan steun je ook de arme boeren niet. Wil je de wereld verbeteren, dan moet je inspelen op vraag en aanbod. Het is belangrijk dat je die marktwerking sociaal en ecologisch corrigeert, maar ze blijft het principe waarmee je de wereld kunt sturen.” lees verder op P.16


16

PORTRET

CAMPUSKRANT | 27 MAART 2019

© KU Leuven | Rob Stevens

ONDERZOEKER WARD CARMELIET (89), TUSSEN SOLDEERBOUT EN PACEMAKER

vervolg van P.15 Leve de bosbrossers

“Ik heb altijd gezegd: ik ben geen filantroop”, gaat hij verder. “Klassieke investeerders noemen me wel zo omdat ik me tevreden stel met een lager rendement dan mogelijk is. Dat doe ik om nieuwe ideeën meer kans te geven, maar ik verdien nog altijd geld met mijn pro-

Wat Anuna De Wever nu moet slikken, dat is toch verschrikkelijk? We mogen die jonge mensen niet wegzetten als naïef. Ze zijn op zoek naar zingeving. jecten. Ik wil minstens de inflatie bijhouden. De laatste tijd werd ik echter wel filantroop, in het kader van het klimaat.” Hij was de eerste om in 2014 een donatie te doen voor de Klimaatzaak, de rechtszaak tegen de Belgische overheid omdat die te lang treuzelt om ons land koolstofarm te maken. “Na vier jaar discussiëren over de taal kwam pas onlangs de eerste reactie van de vier regeringen binnen. Ik ben ervan overtuigd dat onze rechters, net zoals in Nederland, zullen zeggen dat de wetenschap nogal helder is: we hebben maar twaalf jaar meer voor een echte system change. Daaraan bijdragen is hopelijk mijn beste investering ooit.” Hij gaf onlangs weer geld: voor de opstart van Sign My Future, de nationale petitie om van de klimaatverandering een politieke prioriteit te maken. “Sommigen beweren dat ik het alleen doe omdat mijn windmolens dan meer gaan opbrengen, maar zulke reacties komen van wantrouwige mensen die blijkbaar denken dat altruïsme niet bestaat. De sociale media staan er vol van.” Hij begint zich op te winden. “Soms denk ik: hoe kun je nu een fiere Vlaming zijn als je zulke respectloze commentaren van medeburgers leest? Wat Anuna De Wever nu moet slik-

ken, dat is toch verschrikkelijk? We mogen die jonge mensen niet wegzetten als naïef. Ze zijn op zoek naar zingeving. Wereldwijd zijn vakken over sociaal ondernemerschap bijna populairder dan die over venture capital. Onze universiteiten mogen dat zeker nog wat meer aanmoedigen.” “Kijk, het huis is aan het afbranden en intussen weten we dat er binnen mensen zijn. Dan kun je als politicus toch niet zeggen dat je niet wilt blussen omdat het water te duur is? De temperatuur blijft maar stijgen, het aantal vluchtelingen zal dat ook doen. Ik vind het onze verdomde plicht om daar iets aan te doen. We hebben een bepaald niveau van materiële welvaart bereikt waardoor we perfect tien miljard mensen kunnen voeden. Als je de zaken gelijker verdeelt, gaan mensen ook geen acht kinderen per gezin meer krijgen en zal het geboortecijfer ooit weer dalen. Adam Smith zei dat het in het algemeen belang is dat iedereen een beetje voor zijn eigen belang gaat, maar ik denk dat het vandaag in je eigen belang is om wat meer te investeren in het algemeen belang.” Oeganda

Hij eindigt met een treffend verhaal over zijn achttienjarige dochter, die hij twee jaar geleden meenam naar een van zijn projecten in Oeganda. “We bezochten dorpen en zagen gorilla’s en olifanten, maar toen ik mijn dochter vroeg ik wat ze zich zou herinneren, noemde ze niet die unieke dieren, maar de kindjes in de dorpen met hun big smile. Ze gaat nu op bouwkamp in Senegal en wil dokter worden. Mijn zoon daarentegen”, grinnikt hij. “Da’s een echte puber die het liefst veel geld wil verdienen. En mijn jongste dochter, het zonnetje in huis, wil voor iedereen goed doen. Dat moet ik haar nog afleren”, glimlacht hij. Met zijn gezin geniet hij van samen reizen, tentoonstellingen bezoeken, films bekijken, gaan wandelen. “Misschien doe ik binnenkort de GR20 (een wandelpad op Corsica – red.) met enkele studievrienden, voor onze vijftigste verjaardag. Mijn coach raadt me aan om ook een reflectiemoment alleen in te bouwen. Misschien ga ik wel op een berg zitten in Portugal, waar ik bij een mooi uitzicht kan nadenken over de tweede helft van mijn leven.”

“ Je eigen instrumenten maken, hoeveel collega’s kunnen dat nog?” Ward Carmeliet publiceerde zijn eerste wetenschappelijke bijdrage in 1955. Zijn meest recente vinden we in het januari­nummer van Physiological Reports. Na bijna 65 jaar is zijn interessegebied nog altijd hetzelfde: elektrofysiologie, de elektrische huishouding van ons lichaam, vooral het hart. De bijna negentigjarige auteur fietst dagelijks, onderhoudt een grote tuin, is gek op muziek, een familieman pur sang, en een plezier om mee te praten. Over alles, maar het liefst toch over onderzoek. TEKST: Ludo Meyvis | FOTO: Rob Stevens

P

rofessor Carmeliet – “Zeg maar Ward” – werd in 1930 geboren in Mollem, Pajottenland. Om de bommen te ontwijken, vonden zijn ouders het aangewezen dat hij in Mechelen op internaat zou gaan. “Het was oorlog. Dat voelde je in Mechelen nog beter dan in Mollem. Maar afgezien daarvan was mijn humaniora in het Klein Seminarie een geweldige tijd. Ik had goede leraren, en ik had alle ruimte om te groeien in wat een tweede krachtlijn van mijn leven zou worden: de muziek. Met mijn vrienden konden we heel wat concerten meepikken van Flor Peeters, een van de beroemdste muzikanten van ons land.” Het stond al vroeg vast dat Ward geneeskunde zou studeren. “Biologie was ook even een kanshebber, maar mensen helpen was toch echt mijn roeping. Ik vermoed dat ik dat met mijn opvoeding heb meegekregen. Hoe dan ook, ik genoot van mijn eerste jaar in Leuven, 1948-1949. Tijdens de examens riep professor Muller van Biologie me even apart. ‘Jij moet onderzoek gaan doen’, raadde hij me aan, ‘je moet eens bij Bouckaert aankloppen.’ Eerstejaars én onderzoek? Professor Jozef Bouckaert had een goed draaiend labo, waar ik ‘student-assistent’ kon worden en op die manier als 19-jarige al bij het onderzoek betrokken raakte. Zo kon je als student

ook iets nuttigs doen.” “Het was een mooie omgeving. Christian de Duve, de latere Nobelprijswinnaar, had er ook gewerkt, en was nu professor biochemie in de Franstalige sectie. Ik moest instrumenten leren maken, want in de naoorlogse jaren waren die er nauwelijks, en ik moest leren solderen. Hoeveel collega’s kunnen dat nog? Glazen buizen van één centimeter smolten we om tot buisjes van minder dan een haardikte. Die waren nodig voor ons werk met de eerste micro-elektroden, waarmee elektrische metingen in ons lichaam gedaan konden worden. Ik heb de hele ontwikkeling van die micro-elektrode meegemaakt. Boeiend.” Leven voor de wetenschap

Het was zijn eerste kennismaking met fundamenteel elektrofysiologisch onderzoek. “We leerden de werking van de ionenkanalen kennen, de moleculaire regeling van de elektrische signalen op celniveau. Heel fundamenteel allemaal. Maar later zouden daaruit erg belangrijke praktische toepassingen komen, met name de pacemaker, om storingen in het hartritme en dus in de elektrische huishouding van de hartspier op te vangen. De branche staat overigens niet stil. Momenteel wordt gewerkt aan een natuurlijke pacemaker, met genetisch materiaal.”


PORTRET

17

© KU Leuven | Rob Stevens

CAMPUSKRANT | 27 MAART 2019

“Ik voelde me van in het begin thuis in de wereld van het onderzoek, ook al heb ik mijn hele loopbaan graag lesgegeven, en ook al ging het niet altijd meteen heel vlot. Toen ik in 1955 afstudeerde, wilde ik wel het onderzoek in, maar er was geen mandaat. Dus geen

om geavanceerd onderzoek te blijven doen. Je hebt de expertise, je hebt de energie – maar je kunt geen financiering meer beheren. Dus moet je je richten op review-artikelen, overzichten van de literatuur, toch ook niet onbelangrijk.” Muzikaal en mobiel

Ward Carmeliet:

Op een bepaald moment was ik de op één na meest geciteerde onderzoeker van ons land. Niet dat zo’n cijfer me veel zegt, maar het illustreert toch dat ik de juiste keuze gemaakt had.

onderzoek. Bouckaert vond dat ik naar rector Van Waeyenbergh moest, ‘om eens te praten’. Een paar weken later had ik mijn job. Tja, dat ging toen soms zo.” “Het onderzoekswerk lag me goed. Op een bepaald moment was ik de op één na meest geciteerde onderzoeker van ons land. Niet dat zo’n cijfer me veel zegt, maar het illustreert toch dat ik de juiste keuze gemaakt had. Ook na mijn emeritaat, in 1995 was dat, ben ik wetenschappelijk heel actief gebleven. Ik heb doctoraten begeleid, hier en in het buitenland. Ik ben blijven schrijven, al werd dat gaandeweg noodgedwongen minder. Je beschikt immers niet meer over de middelen

Thuis, met zijn vier kinderen, gaat het gesprek tussendoor weleens over onderzoek, zegt vader Carmeliet. “Maar het domineert de sfeer zeker niet. Peter en Geertje zijn allebei prof bij Geneeskunde. Bart is jurist, en Jan is ingenieur-architect. Ik denk dat we eigenlijk meer over muziek praten dan over wetenschap. Peter is trouwens een begenadigd dwarsfluitist. En zijn zoon Dries heeft zijn hart verloren aan de piano en het orgel. Dat zal wel in de familie zitten, zeker? Toen ik nog student was, zong ik vaak bij een vocaal kwartet. We traden geregeld op bij Radio Hasselt. En we zijn in het begin van de jaren 50 zelfs gaan meewerken aan opnames in het kader van het ontstaan van het NIR, de latere VRT.” “Er zijn trouwens wel meer muzikale geneeskundigen. We hebben hier aan de faculteit ooit nog deelgenomen aan een aperitiefconcert, georganiseerd door de studenten samen met Jean-Jacques Cassiman – van het Trio Cassiman, die hoge ogen gooiden op het einde van de jaren 50. Ik hou me ook nu nog veel met muziek bezig. Ik bezoek veel concerten, grote, maar ook kleinere, zoals die voor de progeria-patiënten in het Hollands College. Of ik ga naar uiteenzettingen van Ignace Bossuyt (emeritus hoogleraar musicologie – red.). Wat die over een muziekstuk kan vertellen …” “Ik hou trouwens van allerlei causerieën – al maak ik me wat bezorgd over mijn gehoor. Dat hoort bij de leeftijd, zeker? Zolang mijn mobiliteit maar goed blijft, dat vind ik superbelangrijk. Ik fiets nog heel veel, elke dag. Van Blanden naar Leuven, naar Gasthuisberg, een mooi tochtje. Dat moet je doen, anders word je zo gauw stijf.”

Populaire paprika

De recente publicist vindt dat de mens een geheel van deelsystemen is, en het ene beïnvloedt het andere. Als je je geest traint, is dat goed voor je lichaam, en als je je lichaam traint, bevordert dat de kwaliteit van je geest. “Of dat wetenschappelijk ook zo is, weet ik niet, maar voor mij werkt het, en ik praat het mezelf dus telkens weer aan. Daarom blijf ik ook nu wetenschappelijk actief. Ik doe referee-werk. Ik beschik over enige ervaring,

als student-assistent, met succes, maar ik geloof niet dat ik zoiets als emeritus-assistent moet willen worden.” “Trouwens, echt dagvullende bezigheden zoek ik niet. Ik word 90 … En niet te vergeten: ik heb ook nog een vrij grote tuin. Ik lever aardappelen aan mijn kinderen, en ook mijn paprika is zeer gewild. Dat doet me eraan denken: ik moet weg, ik moet nog honderd paprikaplantjes onderhouden.” De fiets op, richting Blanden.

in

Memoriam

De universitaire gemeenschap neemt afscheid van:

Ik zou sommige wetenschappelijke taken in het labo nog wel aankunnen, maar je moet ook realistisch blijven. Ik vergeet weleens een naam.

zodat ik stilaan wel met wat betrouwbaarheid kan beoordelen of een ingediend artikel de moeite waard is of niet.” “Ik zou sommige wetenschappelijke taken in het labo nog wel aankunnen, maar je moet ook realistisch blijven. Ik vergeet weleens een naam. En onderzoekers solderen tegenwoordig niet meer, maar ze moeten wel met een computer overweg kunnen. Voor mijn recente artikels heb ik me laten helpen door mijn kinderen. Het vakgebied gaat zo ontzettend snel. De genetica hertekent het biowetenschappelijk domein. Dat houd ik nog wel bij, maar natuurlijk niet meer voldoende om zelf nog grenzen te verleggen. Ik ben begonnen

Professor Raoul Weiler Eredocent aan de Faculteit Bio-Ingenieurswetenschappen (20/10/1938 – 21/02/2019) Professor Guido Volckaert Emeritus gewoon hoogleraar aan de Faculteit Bio-Ingenieurswetenschappen (18/04/1948 – 26/02/2019) Professor Geeraard Boddez Voormalig decaan en emeritus gewoon hoogleraar aan de Faculteit Bio-Ingenieurswetenschappen (07/02/1928 – 07/03/2019) Professor Alfons Keuleers Erelector-werkleider aan de Faculteit Letteren (15/01/1927 – 07/03/2019) Kardinaal Godfried Danneels Voormalig grootkanselier en erevoorzitter van de Inrichtende Overheid Professor liturgie aan de Faculteit Theologie en Religiewetenschappen van 1969 tot 1977 (04/06/1933 – 14/03/2019)


18

STUDENTEN

CAMPUSKRANT | 27 MAART 2019

OP

KOT

01/

04/

02/

‘THE VOICE’-KANDIDATE CHARLINE D’HOORE, LIEFHEBBER VAN MUZIEK EN KOFFIE

“ Tijdens de blok kom ik aan vijftien kopjes per dag” Vandaag hebben we rendez-vous bij misschien wel een popster-in-wording. Charline D’hoore, studente geneeskunde, leverde onlangs tijdens haar blind audition in The Voice van Vlaanderen zo’n straffe prestatie af dat Koen Wauters, Bart Peeters, Natalia en Alex Callier haar allemaal in hun team wilden – de laatste won uiteindelijk het pleit.

03/

“Ik had wel gehoopt dat één jurylid zich zou omdraaien, maar toen ze dat alle vier deden, was dat toch wel een giga-shock”, lacht Charline D’hoore. “Na mijn optreden stond ik op en neer te wippen als een konijn, van de opwinding. Ik heb véél enthousiaste reacties gekregen, vooral via de sociale media. Ook van studiegenoten. Veel mensen zeggen me: ‘Je gaat The Voice winnen!’, maar die kans is toch klein. Ik wil niet te hard van stapel lopen.” Charline heeft niet alleen zangtalent. Ze speelt ook gitaar, saxofoon en piano. In haar gezin maken alle zes de kinderen muziek. Als jongste werd ze automatisch aangestoken. “Eigenlijk is het met mijn interesse voor geneeskunde net zo gegaan: ik kom uit een familie van dokters. Het voelt heel natuurlijk aan. Ik wil niet wegsteken dat het mijn ultieme droom is om later iets in de muziekindustrie te doen, maar ik wil absoluut mijn diploma halen en dan zien we wel.”

Is jouw kot ook een inkijkje waard? Laat het ons weten via nieuws@kuleuven.be

eraan dat ik soms een klik moet maken en me op mijn studie moet focussen.” 02/ Ukelele “Mijn gitaar is uiteraard ook bijzonder waardevol, maar de ukelele is net iets unieker. Ik vind de handeling ook zo schoon: als een reus speel je op dat compacte en schattige instrument waar hoge tonen uit komen. Als je er iets uptempo op speelt, klinkt het vanzelf vrolijker. En

Veel mensen zeggen me: ‘Je gaat The Voice winnen!’, maar die kans is toch klein. Ik wil niet te hard van stapel lopen. kies je voor een rustig deuntje, dan komt het meteen een pak ingetogener over. Je krijgt er ook een andere kijk op akkoorden door. Op de ukelele vind ik soms leuke, onverwachte overgangen die ik dan achteraf overzet op gitaar of piano. Veranderen van instrument voedt de creativiteit. Nog een pluspunt: je kunt de ukelele overal mee naartoe nemen, onlangs zelfs op ski-reis. ”

01/ Skelet Stevie

03/ Studio-setup

“Stevie de piraat, die een been en een arm kwijt is geraakt, stond al in dit kot voor ik hier arriveerde. We zijn intussen goede vrienden geworden (lacht). Dit skelet motiveert me om goed te blokken. Stevie doet me terugdenken aan hoe ik bij ons thuis al die mooie boeken over anatomie uit de boekenkast nam en het stof ervan afblies. Zo is mijn fascinatie voor het menselijk lichaam ontstaan. Nu ik veel met muziek bezig ben, herinnert alleen al de aanwezigheid van Stevie mij

“Hoewel alle kinderen al groot zijn, vieren we thuis nog altijd redelijk enthousiast Sinterklaas. Meestal zet ik op mijn verlanglijstje iets dat verband houdt met muziek. Vier jaar geleden kreeg ik een kleine studio-setup, met laptop en microfoon. Het heeft drie weken geduurd voor ik doorhad hoe het werkte, maar daarna was ik vertrokken. Tegenwoordig gebruik ik het bijna wekelijks. Onlangs heb ik hier samen met Iosine, een andere kandidaat van The Voice, iets

opgenomen, terwijl er een kotfeestje aan de gang was. Van het feestgedruis was niets te horen, nee. Voorlopig neem ik vooral covers op, maar hopelijk kan ik binnenkort ook naar buiten komen met eigen nummers.” 04/ Espressomachine “Ik kan niet zonder koffie. Als ik een dag zonder ben begonnen, voelt dat echt als een gemis aan. Het is een gebruik dat ik van mijn ouders heb overgenomen. Zij durven zelfs voor het slapengaan nog een koffietje te drinken. Zeker in de blokperiode kom ik aan vijftien kopjes per dag. Nooit heb ik last van mijn maag of darmen, nooit slaapproblemen. Een espressomachine op kot is dus een must. Goeie bonen erin en dan een cappuccino of latte maken. Het is me niet zozeer om de cafeïne an sich te doen, eerder om de smaak en de sfeer. It gets you going. Als je aan het werk moet, hoort een koffietje er gewoon bij. Het is een soort ritueel.”

Ligging

Dagobertstraat Prijs / opp.

350 euro / 16 m² Vrouw des kamers

Charline D’hoore (22) zit in haar vierde jaar geneeskunde. Plus

“Ik deel een kot met drie anderen. Het is gezellig om elkaar tegen te komen in de gemeenschappelijke ruimtes. Ik ben niet graag alleen.” Minus

“Het is vrij ver van de Gasthuisberg-campus, dat is soms wel een drempel.”

TEKST: Peter Van Dyck | FOTO’S: Rob Stevens

COLOFON Campuskrant, maandelijks tijdschrift van de KU Leuven voor alumni, personeel en studenten. Een realisatie van de Nieuwsdienst Hoofdredactie Sigrid Somers, Reiner Van Hove | Redactie Pieter-Jan Borgelioen, Ilse Frederickx, Ludo Meyvis, Rob Stevens, Ine Van Houdenhove, Wouter Verbeylen | Medewerkers Katrien Bollen, Tine Danschutter, Julia Nienaber, Anke Vander Elst, Bregt Van Hoeyveld, Inge Verbruggen | Freelancers Katrien Steyaert, Peter Van Dyck | Redactieadres Naamsestraat 22, bus 5002, 3000 Leuven, T 016 32 40 13, nieuws@kuleuven.be | Adreswijzigingen KU Leuven Dienst Alumni, Naamsestraat 22, bus 5601, 3000 Leuven, info@alum.kuleuven.be | Grafisch ontwerp Jansen & Janssen, Gent | Lay-out en zetwerk Wouter Verbeylen | Fotografie Rob Stevens | Cartoons Joris Snaet | Illustraties Gudrun Makelberge | Reclameregie Inge Verbruggen, T 016 32 40 15, inge.verbruggen@kuleuven.be | Oplage 27.000 ex. | Drukwerk Eco Print Center, Lokeren. Campuskrant wordt gedrukt met milieuvriendelijke waterloze druktechnologie. | Verantwoordelijke uitgever Bruno Lambrecht, Naamsestraat 22, bus 5000, 3000 Leuven Een abonnement (10 euro / jaar) nemen of stopzetten? Stuur een mailtje naar nieuws@ kuleuven.be Copyright artikels Artikels kunnen overgenomen worden mits toestemming. Het volgende nummer van Campuskrant verschijnt op 2 mei 2019.


PORTRET

CAMPUSKRANT | 27 MAART 2019

SPEED DATE

In 22 vragen naar hoofd en hart van Marc Gewillig

19

Marc Gewillig: “Ik heb weinig angsten. Maar ik kijk er niet naar uit om ooit afhankelijk te worden.”

Professor Marc Gewillig (60) is hoofd van Cardiovasculaire Ontwikkelingsfysiologie en bekend van het VIER-programma Topdokters. TEKST: Ine Van Houdenhove | FOTO: Rob Stevens

01/ Wat wilde u ‘later’ worden?

“Ik was zeer goed in wiskunde en eigenlijk voorbestemd om ingenieur te worden, zoals mijn vader. Maar net hij was het die me overtuigde om geneeskunde te gaan studeren – zoals hij trouwens zelf gedaan had, toen hij al aan het werk was. Ik heb er nooit spijt van gehad. Nog steeds kom ik minstens één keer per maand iets tegen wat ik nooit eerder in mijn carrière gezien heb. Soms zelfs iets wat niémand ooit gezien heeft.”

02/ Zou u vandaag dezelfde studiekeuze maken?

“Ja. Het hart is een heel interessant, complex orgaan terwijl het domein tegelijkertijd nog beheersbaar is. Als ik me ergens in verdiep, wil ik er alles over weten.” “Ik ben overgeschakeld van klassieke cardiologie op kindercardiologie toen ik het moeilijk kreeg om gemotiveerd te blijven. In die tijd was het hard werken om een patiënt met een hartinfarct erdoor te sleuren. Of iemand het haalde was letterlijk afhankelijk van hoe goed jij je best had gedaan. Als ik een patiënt dan niet veel later terugzag, vijf kilo zwaarder en met vingers geel van de nicotine, vroeg ik me af waar ik mee bezig was. Bij kinderen met een aangeboren hartaandoening gaat het niet om achteruitgang proberen af te remmen, maar om groeipotentieel te optimaliseren. Hen zien beter worden, dat motiveert me enorm.”

03/ Wat weten uw patiënten niet van u?

“Dat ik soms ook mijn twijfels heb. Maar als kapitein op het schip mag je niet panikeren.”

ten, zodat ik vroeger naar huis kan. Een minder tolerante vrouw had me al lang buitengegooid.” 06/ Hoe komt u bij na een lange dag werk?

“Ik woon op een halfuurtje rijden. Onderweg doe ik nog wat telefoontjes, maar tegen de tijd dat ik thuis ben, ben ik gedeconnecteerd. Ik kies bewust voor een route zonder al te veel bochten (lacht). Ik heb een tijdlang op zeshonderd meter van mijn werk gewoond, en dan neem je je problemen mee naar huis.”

Het lukt me maar niet om op tijd ‘nee’ te zeggen tegen mijn patiënten, zodat ik vroeger naar huis kan. Een minder tolerante vrouw had me al lang buitengegooid. 07/ Welk boek ligt er op uw nachtkastje?

“Geen, ik lees niet in bed. Ik lees sowieso weinig, helaas. Lezen vergt je volle aandacht en al te vaak gaat die bijvoorbeeld naar de 53.000 ongelezen berichten in mijn inbox. Ik ben bezig in Sapiens van Yuval Noah Harari. Erg interessant, maar aan dit tempo zal het twee jaar duren voor ik het uit heb.”

08/ Wat is uw grootste angst? 04/ Hebt u een motto?

“Zoals Newton zei: als we vandaag ver kunnen zien, is dat omdat we op de schouders staan van reuzen.”

05/ Welk goed voornemen kan u maar niet volhouden?

“Op tijd ‘nee’ zeggen tegen mijn patiën-

“Ik heb weinig angsten. Maar ik kijk er niet naar uit om ooit afhankelijk te worden.”

© KU Leuven | Rob Stevens

“ Als kapitein op het schip mag je niet panikeren” 10/ Naar welke muziek luistert u?

“Op mijn Spotify-lijst staan vooral nummers uit de jaren 70 en 80. De radio staat op Joe. Maar op zondag luister ik naar barok.”

11/ Welke hobby bewaart u voor uw pensioen?

“Italiaans leren. Ik versta er geen woord van, maar het klinkt prachtig. En ik denk dat het eten en de wijn eens zo lekker smaken als je de taal begrijpt.”

“Als ik echt een onhebbelijke karaktertrek had gehad, zou ik er al aan gewerkt hebben, denk ik.”

16/ Waarop bent u het meest trots?

“Op mijn familie, mijn drie zonen die het goed met elkaar kunnen vinden, ook al schelen de oudste en de jongste tien jaar. En ook op mijn academisch werk, waarin ik toch een mooie bijdrage heb kunnen leveren.”

17/ Wat houdt u wakker ’s nachts? 12/ Wat is uw beste eigenschap?

“Ik ben besluitvaardig. In mijn job kan te lang aarzelen gevaarlijk zijn. En ik heb zelfkritiek. De mentaliteit van de luchtvaart, waar ze ook een near miss als een crash behandelen, probeer ik hier en op Europees vlak door te drukken. Zelfs als het goed ging: wat kon beter, sneller, efficiënter? Het is de enige manier om vooruit te gaan. Als je een complicatie hebt weten op te lossen, heb je wellicht geluk gehad, en moet je niet zelfvoldaan zijn, maar je afvragen wat je had kunnen doen om die complicatie te voorkomen.”

13/ Wat is het dichtste dat u ooit bij de dood bent geweest?

“Ooit vlogen mijn vrouw en ik met een klein vliegtuigje van Las Vegas naar de Grand Canyon en terug. Hoewel het was beginnen sneeuwen, hebben we toen het even opklaarde toch de terugweg aangevat. Toen hij wilde landen kreeg de piloot het moeilijk, je zag hem zoeken naar de luchthaven. Als de controlelampjes in de cockpit dan oranje worden, en vervolgens rood, denk je toch wel even aan die drie kinderen thuis …”

14/ Hebt u een ‘guilty pleasure’? 09/ Wat is uw meest onhebbelijke karaktertrek?

“Ik ben amateurfotograaf en heb inmiddels zo’n twee terabyte aan foto’s. Al de rest is vervangbaar.”

“Pralines. Ik heb er nog, maar daar zwijgen we over.”

15/ Welk voorwerp koestert u voor het nageslacht?

“Ik ben gelukkig een goede slaper.”

18/ Wat was uw meest recente vakantiebestemming?

“Gaan skiën in Les Arcs, waar we een appartement hebben. Alle zoons en hun partners waren erbij.”

19/ Is er iets waar u al lang van droomt om te doen?

“De Mont Blanc beklimmen – ik kijk er op uit vanop mijn terras in de Alpen. Ik heb er nooit de tijd voor kunnen uittrekken. En nu is het te laat.”

20/ Wanneer bent u het bangst geweest?

“Bij de geboorte van mijn oudste zoon. De baby zat klaar om geboren te worden toen mijn vrouw plots stuipen kreeg. Dan heb je geen tijd om angst te voelen maar moet je snel handelen. De gynaecoloog en ik waren alleen, en terwijl hij zich concentreerde op het kind, ontfermde ik me over mijn vrouw.”

21/ Wat zou u graag beter kunnen?

“Muziekspelen. Ik heb ooit piano, viool en gitaar geleerd. Twee van mijn zonen spelen in een bandje en dat lijkt mij ook heel leuk.”

22/ Wat is de belangrijkste les die het leven u heeft geleerd?

“Niet opgeven. Voor bijna elk probleem bestaat een oplossing.”


20

CAMPUSKRANT | 27 MAART 2019

IN BEELD

Ta-da!

© KU Leuven | Rob Stevens

Bij ToekomstATELIERdelAvenir – kortweg TADA – maken honderden tieners drie jaar lang elke zaterdag kennis met allerlei beroepen, om zo de maatschappij én zichzelf te ontdekken. Op 16 maart kreeg de antenne van Molenbeek studenten en medewerkers van de opleiding archeologie van de KU Leuven over de vloer. Die legden de leerlingen uit wat archeologen precies doen, en ze zetten hen ook aan het werk. Als echte archeologen gingen de deelnemers op zoek naar ouderdom, herkomst en gebruik van prehistorische stenen werktuigen, Romeinse potscherven en middeleeuwse voedselresten. Ze onderzochten hoe hun eigen woonplaats, Molenbeek, door de tijd evolueerde, en leerden hun eigen naam schrijven in hiërogliefen.

IS COMPLOTDENKEN STILAAN MAINSTREAM?

MODERNE TIJDEN Gebruiksaanwijzing voor de hedendaagse mens

W

ie gelooft dat? Behoorlijk veel burgers, zegt Stef Aupers. Hij doet onderzoek naar complotdenkers aan het Instituut voor Mediastudies. “De helft van alle Amerikanen zou vandaag in minstens één complot geloven. En volgens een ander onderzoek zou tien tot dertig procent geloven in complotten achter de moord op Diana, de maanlanding of een nieuwe wereldorde – of die toch minstens plausibel achten.” Verrassend grote getallen dus. Maar Aupers maakt meteen een stevige kanttekening: “De stereotiepe complotdenker – met waanbeelden en met een aluminiumhoedje op – die is nog altijd een zeldzaamheid. Maar de twijfelaar, de kritische burger die de werkelijkheid met de nodige scepsis benadert, en die openstaat voor alternatieve theorieën, die is steeds talrijker. Daar zitten degenen die sommige theorieën ‘plausibel achten’. Het heeft geen zin om complotdenken in zijn geheel te demoniseren of pathologiseren. Want die open discussie, dat is ook juist wat we willen in een gezonde democratie – tenminste, zolang ze op basis van feiten gebeurt.”

Alternatieve feiten Piekt de paranoia? Zijn de believers in opmars? Dat de maanlanding nep was: klinkt behoorlijk exotisch. Maar dat de klimaatopwarming een hoax is, dat schaduwkrachten de macht bekleden: wie gelooft dat echt? Wat scheidt de kritische burger vandaag van de complotdenker? TEKST: Wouter Verbeylen | ILLUSTRATIE: Gudrun Makelberge Uiteraard zijn sociale media, en bij uitbreiding het internet, de gedroomde speeltuin voor handelaars in twijfel. Maar ook de traditionele media hebben volgens Aupers boter op het hoofd. “De medialogica van vandaag staat heel ver af van het wetenschappelijke debat. Op tv spelen kijkcijfers een enorme rol. Je wil als nieuwsprogramma debat hebben in de studio. En dan ga je niet alleen mensen uitnodigen die het voortdurend met elkaar eens zijn, maar ook figuren die spektakel uitlokken. Tegengeluiden zoals klimaatsceptici krijgen zo een podium, vaak regelrecht tegen de wetenschappelijke consensus in. Natuurlijk voedt dat de twijfel.” “Tel daarbij nog de aantrekkingskracht van complottheorieën in onze onttoverde wereld. Het mysterie trekt aan. Fox Mulder formuleerde het mooi in The X-files: ‘I want to believe’. Complotdenken heeft veel weg van geloof voor atheïsten.”

Geloof voor atheïsten

Het maatschappelijk klimaat van vandaag is een vruchtbare akker voor complottheorieën, zegt Aupers. “Hoe weten we nog wat waar is? Vroeger was dat een vraag voor filosofen, vandaag ligt ze gewoon op straat. Met Donald Trump zit er zelfs een complotdenker in het centrum van de macht. Trump ging openlijk mee in de complottheorie dat Barack Obama geen Amerikaans geboortecertificaat had. Hij voedt voortdurend geruchten, zoals het idee dat klimaatverandering een hoax is. Vaak dropt hij gewoon een vage verdachtmaking op Twitter, genre ‘Something’s going on …’ Maar soms gaat hij voluit, en suggereert hij dat global warming een constructie is, bedacht door de Chinezen.”

Cultuursocioloog Stef Aupers:

Een beetje complotdenker kan tegelijk geloven dat Bin Laden vandaag nog leeft, én dat hij al jaren dood was.

Levend én dood

Tot daar de analyse, wat is de remedie? “Een zware complotdenker is sowieso niet voor rede vatbaar. Die stoort zich niet aan inconsistenties. Een collega omschreef het als volgt: Osama bin Laden is dead ánd alive. Een beetje complotdenker kan tegelijk geloven dat Bin Laden vandaag nog steeds in leven is, én dat hij al lang dood was vóór de officiële bekendmaking door de Amerikaanse overheid. De échte believers, die hebben een totaal alternatief wereldbeeld. Dat onze wereldleiders shapeshifting aliens zijn. Dat de hele wereld geënsceneerd is, zoals in The Matrix. Dat één kleine groep alles aanstuurt. Vraag me niet hoe je dat praktisch georganiseerd krijgt.” Hoe dammen we de ‘mildere’ vorm in, het brede wantrouwen in instituties? “Wat alvast niét helpt, is wat de overheid vaak wél doet: burgers bombarderen met informatie. Wie vertrouwt, krijgt zo meer vertrouwen. Maar bij wie al wantrouwde, groeit het wantrouwen. Als wantrouwen de voedingsbodem van je denken is,

dan maakt het niet uit wát men je vertelt.” “We kunnen meer aandacht besteden aan mediageletterdheid van jongeren, zodat ze kritischer omgaan met kennis en waarheidsclaims. Het is zeker ook nuttig om naar boven te spitten wat precies de paranoia van complotdenkers voedt. Als iemand niet in vaccins gelooft omdat hij Big Pharma van een samenzwering verdenkt, dan moeten we toch eens kijken hoe de farma-industrie aan dat imago komt. Er zijn namelijk ook gewoon écht complotten: schandalen waarbij economische belangen voorrang kregen op de veiligheid of gezondheid van burgers.” “Bedrijven zullen moeten bewijzen dat winst niet hun enige drijfveer is. En politici dat de belangen van de elite niét doorslaggevend zijn in alles wat ze doen. En dat moet dan meer dan cosmetisch zijn, meer dan marketingtaal. Als Facebook steeds weer dat hippie-achtige verhaal ophangt rond ‘mensen verbinden’, terwijl het overduidelijk uit is op onze gegevens: dat mildert het wantrouwen niet.” “Complottheoretici zijn niet helemaal gek. Complotdenken is het zichtbaar maken van de onzichtbare macht. De vervreemding van onze voortdurend uitdijende wereld, waar we niet meer zien waar de macht ligt, wie onze leiders zijn: die is reëel. Onze collectieve verbeelding slaat dan al eens op hol. Het is dan zo gek nog niet dat die vervreemding, die alienation in sommige hoofden letterlijk een ‘alien nation’ wordt.” Conclusie: Onze tijd gaat onder paranoia gebukt. Maar niet élk complot is compleet van de pot gerukt.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.