23 SEPTEMBER 2015
KULEUVEN.BE/CK
01
JG 27
“EINDELIJK EEN ÉCHT LABO IN EEN FILM”
“HET TABOE ROND DWANG MOET DOORBROKEN”
Terug naar morgen haalt mosterd bij Leuvense onderzoekers
Psychologe Els Brunfaut behandelt ‘dwangers’ in Vier-programma
2
9
“ZIJN GROOTSTE TALENT KEERDE ZICH TEGEN HEM”
“HET ZAL NIET GAAN OVER DE IDEALE VIBRATOR”
Biografie over kardinaal-diplomaat Godfried Danneels
Nieuw universiteitsbreed keuzevak rond seksualiteit
7
12
Verschijnt maandelijks, uitgez. juli en aug.
Tijdschrift - toelating gesloten verpakking
Afgiftekantoor 2099 Antwerpen X
2099 Antwerpen X n° BC 6379
erkenning: p303221
PB-nr. B-4883
LEVEN NA LEUVEN
Mensen blijven steeds dezelfde fouten maken. Econoom Geert Noels
14
DE ENE DRONE IS DE ANDERE NIET 10
Van huidcel naar hersencel
In 2005 identificeerden onderzoekers van het Centrum Menselijke Erfelijkheid het gen dat leidt tot het MECP2-duplicatiesyndroom. Die aandoening treft de jongens in een familie, over generaties heen. Ze hebben een ernstige ontwikkelingsachterstand en sterven jong. Hersencellen van patiënten kan je moeilijk onderzoeken, maar nieuwe stamtechnologie biedt een uitweg. Door huidcellen te herprogrammeren tot her-
sencellen kregen de onderzoekers een beter beeld van wat er misloopt. “Het is alsof de hersencellen wanhopig contact met elkaar zoeken, maar daar niet in slagen.” De onderzoekers konden ook enkele kandidaat-geneesmiddelen uitproberen. Eén van de 43 geteste stoffen onderdrukte de afwijkingen van de cellen. “Een therapie vergt nog jaren onderzoek, maar dit is een belangrijke nieuwe piste.” Lees meer op P.08
© KU Leuven | Rob Stevens
Nieuwe stamceltechnologie maakt het mogelijk om huidcellen in kweekschaaltjes te herprogrammeren tot hersencellen. Dat betekent een beloftevolle stap in het onderzoek naar een syndroom dat bij jongens leidt tot een ernstige ontwikkelingsachterstand.
RECTOR OPENT ACADEMIEJAAR MET SLECHTS ÉÉN THEMA
“ Beledig vluchtelingen niet door hen heilig te verklaren” “Wie in nood verkeert, verdient onze solidariteit niet enkel als hij een goed mens is. Hij verdient ze altijd en overal.” Door zijn speech bij de start van het academiejaar volledig op de vluchtelingencrisis toe te spitsen, maakte rector Rik Torfs een duidelijk statement.
E K3 of Bach voor je kleuter? Music was my first love, zong John Miles in 1976. Maar geldt dat voor ons allemaal? En volstaat Heyah Mama voor je kleuter, of schotel je hem beter de Mattheuspassie voor? “Jonge kinderen hebben een enorme ‘open-earedness’ voor onconventionele muziek. Het zou zonde zijn om die niet te benutten”, zegt musicoloog Mark Reybrouck. Lees meer op P.20
en crisis van dit kaliber dwingt tot echte, ethisch gedragen solidariteit, betoogde Torfs. “De omstandigheden zijn buitengewoon, dus moet de reactie het ook zijn.” Dat klinkt vanzelfsprekend, maar is dat vooral zolang het over ‘aaibare’ vluchtelingen gaat. We zijn geneigd slachtoffers goedheid toe te dichten, terwijl het volstaat dat ze slachtoffers zijn, aldus de rector. “Echte solidariteit is er ook voor onaantrekkelijke, vervelende, egoïstische, baatzuchtige, gevaarlijke vluchtelingen.” De rector belichtte hoe de KU Leuven kan helpen. Door huisvesting aan te bieden, bijvoorbeeld, onder meer in het Kartuizerklooster. Vluchtelingen moeten ook toegang hebben tot bibliotheken en onder-
zoeksinstituten. Hun expertise kan waardevol zijn in projecten rond onderwerpen als vluchtelingenbeleid en vredesopbouw. “Solidariteit is een daad. Ze houdt niet op met retoriek”, aldus de rector. Publicatiedruk
In een interview met Campuskrant staat Torfs stil bij enkele andere pijnpunten die daadkracht vergen van de universiteit. Zo wil hij de publicatiedruk counteren door minder aandacht te besteden aan cijfers in het profiel van een academicus: “In de VS werken topuniversiteiten graag met een biosketch, een tekst van twee bladzijden waarin een kandidaat voor een benoeming uitlegt wie hij is, wat hij doet, en waar hij naartoe wil. Als je daarin overtui-
gend uit de hoek komt, zegt dat veel meer dan een lijst met tweehonderd publicaties. Het lijkt me een interessante piste.” Geen heilige
Met zijn pas verschenen columnbundel als leidraad graaft de rector ook in zijn eigen ziel: “Ik wil wel toegeven dat ik wat zondig op het vlak ijdelheid. En ik gebruik mijn vriendelijkheid weleens om mijn gelijk te halen. Dus nee, ik ben zeker geen heilige. Dat zijn per definitie mensen die dood zijn, wat vervelend is.” Een springlevende Torfs is duidelijk over zijn ambities voor de toekomst: “Ik hou van deze job en er is nog veel te doen. Vier jaar is te kort.” Lees het interview op P.04-05
02
NIEUWS
CAMPUSKRANT | 23 SEPTEMBER 2015
COLUMN © KU Leuven | Rob Stevens
Walter Pauli is redacteur voor Knack. Hij studeerde oude geschiedenis aan de KU Leuven.
Een Torfske plegen
Torfskes zijn een literaire vorm van judo: een schijnbeweging, een duwtje, en de tegenstander ligt op de grond. Torfskes bevatten een contradictie en/of een paradox: als het even kan, zetten ze de lezer op het verkeerde been. Torfskes zijn een literaire vorm van judo: een schijnbeweging, een duwtje, even voetje lichten en de tegenstander ligt op de grond – vooral door de traagheid van zijn eigen domme gewicht. Een klassiek Torfske ziet er als volgt uit: “Wie zich snel beledigd voelt, heeft weinig zelfvertrouwen. Doorgaans terecht.” Of: “Politici zijn zogezegd ‘zakkenvullers’. Voetballers niet. Geen enkele zak kan bevatten wat zij verdienen.” Toch is @torfsrik op zijn best als hij de maat neemt van wie hem irriteert. Vrijzinnige filosofen van de Gentse school, bijvoorbeeld: “Etienne Vermeersch raadt aan de koran correct te lezen.
Zouden de andere imams het met hem eens zijn?” Onlangs kreeg hij mijn beroepsgroep in zijn vizier. Tijdens de vluchtelingencrisis zag de rector een tegenstelling tussen de begripvolle mening van de meeste journalisten voor vluchtelingen en de huiver van de man in de straat. In De Standaard besloot hij dat journalisten stilaan “een groep op zichzelf ” zijn geworden, “die op een vrij gelijklopende manier naar maatschappelijke ontwikkelingen kijkt.” Alleen willen wij dat blijkbaar niet horen. Dus vulde hij op Twitter aan: “Als je schrijft dat journalisten doorgaans hetzelfde denken, zijn ze het daar allemaal mee oneens.” Om tegelijk het gelijk en het ongelijk van zijn stelling te onderstrepen: ik vind wél dat @torfsrik een punt heeft. Mijn Knack-collega’s komen van De Morgen, De Standaard, De Tijd, Het Volk, Humo, P-Magazine, Apache en zelfs van Knack. Op de andere redacties is het net zo. Natuurlijk zorgt dat verloop voor onbewust klassegedrag. We doen allemaal zo ons best om ons medium als ‘apart’ in de markt te zetten. Maar als koning Boudewijn overlijdt, ijsbeer Knut, de Charlie Hebdo-redactie of kleine Aylan, reageren we allemaal opvallend gelijk. Toch is het een sofisme om hieruit te besluiten dat ‘de journalistiek’ en ‘le pays réel’ uit elkaar drijven. Aan de universiteiten gebeurt toch hetzelfde? Ooit raakte je in Leuven enkel benoemd als je in Leuven had gestudeerd en gedoctoreerd. Vandaag richten de academische vacatures zich nadrukkelijk naar buitenstaanders. Sollicitanten hoeven zelfs geen Nederlands meer te kennen – eenmaal in Leuven moeten ze het alleen willen leren. Wat telt, is dat ze onder Leuvens logo publiceren in dezelfde toptijdschriften waarin ook die van de London School of Economics of l’Ecole Polytechnique een plaats hebben, of die van Gent. Alle universiteiten jagen vandaag op dezelfde mensen om hen in eigen huis te laten doen wat ze op een ander evengoed zouden kunnen. In de journalistiek is dat niet anders.
“ Het campusgevoel is nergens groter” Regisseur en burgerlijk ingenieur Lukas Bossuyt (foto) draaide zijn eerste langspeelfilm aan de KU Leuven. Terug naar morgen speelt zich af in een groene toekomst, maar is in de eerste plaats een liefdesverhaal. “Dit is zeker geen Vlaamse Star Wars.” Pieter-Jan Borgelioen
© KU Leuven | Rob Stevens
H
et is stilaan een staande uitdrukking bij Vlaamse journalisten: ‘Een Torfske plegen.’ Het genaamde Torfske verwijst niet naar de schoenenverkoper uit Lier maar naar de rector uit Leuven. ‘Torfskes’ zijn de tweets die @torfsrik met grote regelmaat aflevert, ter vermaak en ook ter lering van de Vlaamse meningenmakers. Torfskes zijn veelgelezen, want @torfsrik beheerst de kunst om op amper 140 tekens zijn vijftigduizend volgers te vermaken en in één moeite door ook tegen de haren in te strijken. De meeste
REGISSEUR LUKAS BOSSUYT OVER DEBUUTFILM MET LEUVENSE STEMPEL
I
n Terug naar morgen ontdekt wetenschapper Viktor een manier om e-mails te sturen naar het verleden. Hij hoopt zo het lot van zijn vriendin Lena te veranderen door een tragisch voorval uit haar jeugd te verhinderen. De hoofdrollen zijn voor Koen De Graeve, Robrecht Vanden Thoren en Matteo Simoni. De film ging in première op het Wereldfilmfestival van Montréal en kreeg
al heel wat lovende reacties. Een grote opluchting voor Bossuyt: “Aan het script heb ik ruim acht jaar gewerkt, al heb ik niet continu geschreven. Het duurde even voor we met de opnames konden beginnen. De filmcommissie overtuigen en de financiering regelen nam veel tijd in beslag. Nu besef ik dat dat goed is geweest voor de film. Ik kon het scenario af en toe in de kast laten liggen en het maanden later kritisch herwer-
KANTTEKENING
“ Ook in de toekomst zien labo’s er bric-à-brac uit” Voor Terug naar morgen werkte regisseur Lukas Bossuyt intensief samen met onderzoekers van de KU Leuven. “Eindelijk een film die labo’s en wetenschappers toont hoe ze écht zijn.”
Gedaan met pils die naar karton smaakt?
Lees het artikel op P.09
Terug naar morgen speelt zich af in en rond de universiteit en gaat over een befaamde fysicaprofessor. Om de wetenschappelijke kant van de film zo waarheidsgetrouw mogelijk te maken, schakelde regisseur Lukas Bossuyt de hulp in van een team onderzoekers. Professoren Kristiaan Temst en Margriet Van Bael van het Departement voor Natuurkunde en Sterrenkunde waren van bij het begin betrokken.
“Lukas wilde weten hoe een echt fysicalabo eruitziet”, zegt professor Temst. “Hij kwam enkele keren kijken op onze faculteit en was meteen gefascineerd door de apparaten en de opstellingen waarmee we werken. Omdat de echte labo’s niet geschikt waren als filmlocaties, bouwde de crew er één na. Samen met postdocs Stijn Vandezande en Koen Schouteden verzamelden wij de nodige apparatuur.” In de meeste films zien labo’s er heel steriel en netjes uit. Klopt dat beeld?
Van Bael: “Nee, helemaal niet (lacht). Wat de regisseur meteen opviel, was de chaos die heerst in fysicalabo’s. Zo zien
NIEUWS 03
CAMPUSKRANT | 23 SEPTEMBER 2015
dingen die ik ermee kan doen. Tegelijkertijd ben ik nooit gestopt met dromen, dan was de film er ook nooit gekomen (lacht).”
Rollercoaster
Bossuyt behaalde eind jaren negentig een diploma burgerlijk ingenieur aan de KU Leuven. Meteen daarna verhuisde hij naar Londen, waar hij zich inschreef aan de filmschool. “Dat vonden veel vrienden een vreemde keuze. Het was ook een sprong in het duister, maar dat vond ik niet erg. Ik stelde me het regisseursleven toen al voor als een rit op een rollercoaster, met pieken en dalen. Het onvoorspelbare van de job vind ik nog steeds spannend. Ook nu weet ik nog niet wat ik ga doen na de Belgische filmpremière.” Het vak van burgerlijk ingenieur heeft Bossuyt nooit beoefend, maar aan de studie dankt hij wel zijn analytisch denkvermogen. “In het filmwereldje is dat erg nuttig. Omdat ik de zaken pragmatisch benader, heb ik een beter zicht op wat kan en wat niet. Ik denk eerst aan de grootte van het budget en dan pas aan de
De toekomst is groen
de opstellingen er dikwijls bric-à-brac uit. Omdat zo’n onderzoeksomgeving organisch groeit, moeten we de opstellingen zelf monteren en aanpassen. Gesofisticeerde apparaten worden aan elkaar verbonden met plakband of afgedicht met zilverpapier. Dat strookt niet met het beeld dat de meeste mensen hebben van een labo. Net dat vond Lukas zo interessant voor de film.”
Als knipoog naar onszelf hebben we een poster gemaakt voor een wetenschapscongres in 2040 en onze namen erin verwerkt (lacht).”
Terug naar morgen speelt zich gedeeltelijk af in 2040. Jullie moesten dus ook voorspellen hoe labo’s er in de toekomst uitzien.
Temst: “Volgens ons zullen ze niet erg verschillen van de huidige labo’s. Alleen de randapparatuur zal er anders uitzien. Denk aan geavanceerde interfaces en monitors. In de film zijn de computerschermen groter en voorzien van reflecterende schermen die omgevingslicht absorberen. Eén van onze onderzoekers heeft futuristische grafieken, filmpjes en curves gemaakt die op de schermen worden afgespeeld.
Het verhaal speelt zich deels af in 2040. Om een geloofwaardig toekomstbeeld te schetsen, riep Bossuyt de hulp in van wetenschappers van de KU Leuven (zie onder). “Op basis van hun voorspellingen kon ik verschillende kanten op. Ik heb gekozen voor een ecologische visie op de toekomst. Iedereen maakt gebruik van hernieuwbare energie, de steden zijn groener en er rijden enkel nog elektrische wagens. Daarnaast zien kleren, smartphones en computerschermen er iets geavanceerder uit.” Toch is Terug naar morgen geen echte sciencefictionfilm, vindt Bossuyt. “Het is in de eerste plaats een liefdesverhaal. Ik wil mijn publiek verrassen en ontroeren. De film biedt een frisse kijk op relaties en hoe tijd erop inwerkt. Bovendien is de verhaallijn over het ‘tijdreizen’ wetenschappelijk onderbouwd.
De verhaallijn heeft ook een wetenschappelijke onderlaag. Hebben jullie geholpen bij het scenario?
Van Bael: “Hier en daar hebben we advies gegeven over de dialogen. In de film slaagt Viktor erin e-mails naar het verleden te sturen door gebruik te maken van de Casimir-kracht, een bestaand natuurkundig verschijnsel. Wij hebben Lukas meer verteld over de theoretische kant van het effect en de dialogen erover zo helder mogelijk gemaakt. De regisseur wilde ook graag weten hoe gesprekken tussen proffen en postdocs verlopen en hoe we reageren bij een doorbraak in ons onderzoek.” Hoe verliep de samenwerking met de acteurs en regisseur?
Temst: “Heel vlot. Ze waren oprecht geïnteres-
Als kapstok gebruik ik de Casimir-kracht, een bestaand natuurkundig verschijnsel waaruit wetenschappers afleiden dat elektronen terug kunnen reizen in de tijd. Daardoor is het een van de meest waarschijnlijke sciencefictionfilms ooit gemaakt. Het is dus zeker geen Vlaamse Star Wars (lacht).” De filmopnames vonden vrijwel volledig plaats in Leuven en op de universiteitscampussen. “Dat was een weloverwogen keuze”, zegt Bossuyt. “Toen ik voor de film op zoek moest naar een studentenstad, dacht ik meteen aan Leuven. Niet enkel omdat ik er zelf heb gestudeerd, maar ook omdat er een echt campusgevoel heerst dat doet denken aan Oxford of Cambridge. Dat heeft te maken met de natuurrijke omgeving van campus Heverlee, de fietsende studenten en de eeuwenoude gebouwen, zoals het Arenbergkasteel. Het was de gedroomde locatie voor de film.” ‘Terug naar morgen’ is vanaf 30 september te zien in de bioscoop.
seerd in wat we te vertellen hadden en stonden open voor onze suggesties en opmerkingen. Koen De Graeve heeft ons bijvoorbeeld heel wat vragen gesteld over fysica en de Casimir-kracht. Hij heeft zelfs een dagje meegedraaid op de faculteit om de sfeer op te snuiven. Daar zijn we heel blij om. Het lijkt ons fantastisch om eindelijk eens een film te zien waarin wetenschappers worden voorgesteld zoals ze echt zijn.” (pjb)
Vlnr: Robrecht Vanden Thoren, Hanne Heylen, Kelly Houben en Koen De Graeve .
Acteurs en onderzoekers op tijdreis Naar aanleiding van de première van de film en de honderdste verjaardag van Einsteins algemene relativiteitstheorie gingen acteurs Koen De Graeve en Robrecht Vanden Thoren op ‘tijdreis’ met onderzoeksters Kelly Houben en Hanne Heylen van het Departement voor Natuurkunde en Sterrenkunde. Half september gingen ze in het Mont Blanc-massief overnachten op 3.800 meter hoogte. De relativiteitstheorie toont aan dat de zwaartekracht een invloed heeft op tijd: op grote hoogte gaat de tijd een tikkeltje sneller en dus werden de reizigers ook sneller ouder. De wetenschappers gebruikten een gravimeter, een toestel dat de lokale valversnelling meet. Die laat zich vertalen in de grootte van de zwaartekracht op die bepaalde plaats, nodig om exact te weten hoeveel sneller de tijd op de berg gaat. De tocht kadert in een groter experiment, waarbij een extreem precieze atoomklok drie weken lang op de berg zal worden geplaatst. Achteraf worden de meetresultaten vergeleken met die van een gelijklopende atoomklok in het CERN in Zwitserland. De verwachting is dat de klok bovenaan de berg op het einde van het experiment een voorsprong zal hebben van zo’n 500 nanoseconden.
© Lukas Bossuyt
ken. Tijd is ongetwijfeld de beste vriend van een scenarist.”
© Jo Voets
Op de set van ‘Terug naar morgen’: een fysica-labo naar Leuvens voorbeeld gebouwd. KU Leuvenonderzoekers zorgden ook voor de apparatuur.
04
INTERVIEW
CAMPUSKRANT | 23 SEPTEMBER 2015
TWEE JAAR TORFS: EEN TUSSENSTAND
“ Ik ben
niet zo’n goed mens. Handig voor een rector.” Rector Rik Torfs zit nu twee jaar aan het stuur van de universiteit. Tijd voor een pitstop, met een gesprek dat vlindert van het bezemhok naar God. Ironie is his middle name, maar wie zich daar blind op staart, mist de kern. En in de uitspraken over zijn toekomstplannen is helemáál geen ironische zweem te bespeuren: “Ik hou van deze job en er is nog veel te doen. Vier jaar is te kort.”
graag met een soort biodocument, een tekst van twee bladzijden waarin een kandidaat voor een benoeming uitlegt wie hij is, wat hij doet, waar hij naartoe wil. Als je dat kunt, zegt dat veel meer dan een lijst met tweehonderd publicaties. Ik vind dat een interessante piste, mits we er genoeg draagvlak voor vinden. We mogen ook meer belang hechten aan hoe communicatief iemand is. Het mag natuurlijk niet ontaarden in subjectiviteit, maar een overschatting van wat zogenaamd objectief is, is per definitie ook maar subjectief.”
TEKST: Ludo Meyvis | FOTO: Rob Stevens
O
m maar eens met de moeder aller vragen van wal te steken:
hoe is ‘t?
Rik Torfs: “Altijd weer fantastisch als ik jou zie. Maar ook in het algemeen: ik voel me goed. Wel heel druk. De vakantie lijkt alweer erg lang geleden. En zelfs dan zijn er weinig dagen waarop je het je kunt veroorloven géén rector te zijn. De agenda loopt weer vol, sneller dan toen ik twee jaar geleden aantrad, heb ik het gevoel. Misschien is dat omdat je wat gerodeerd bent. Je durft meer dingen ter harte nemen, je zet wat meer in gang. En dan zijn er de vele representatie-opdrachten, en natuurlijk die ellendige interviews. Hoewel, soms ontaarden die zowaar in een goed gesprek.” U bent nu twee jaar rector. Bent u nog altijd enthousiast?
Torfs: “Ja, zonder enige twijfel. Het was een gewaagde stap, twee jaar geleden, maar ik ben er nog altijd dolbij om. Ik hou van deze job en ben er nog lang niet klaar mee. Er is nog veel werk, vier jaar is te kort.” “Je maakt ook al eens wat mee als rector. Een paar weken geleden belandde ik met Ban Ki-moon in het bezemhok van dit gebouw. Fout knopje gedrukt in de lift. Wie kan dat nog zeggen, dat hij de secretaris-generaal van de Verenigde Naties de lokale zeemvellen heeft getoond? Hij kon er overigens best om lachen. Dat is zeker een prachtig aspect van de job: je ontmoet merkwaardige mensen. De allermerkwaardigste zijn trouwens altijd degenen op wie je je niet voorbereid had.” “Er is me trouwens iets opgevallen. Ik denk dat ik nogal individualistisch ingesteld ben, of dat was toch zo in mijn vroegere bestaan. Ik ervaar nu hoe zalig het is om in team te kunnen werken, met de andere leden van het Gemeenschappelijk Bureau, de vicerectoren eerst en vooral. En met de medewerkers hier op het rectoraat. Ik besef dat mijn aantreden twee jaar geleden niet voor iedereen een evi-
dentie was. Maar iedereen trekt aan dezelfde kar, en dat is een prachtgevoel.” “En in het algemeen heb ik de finesses van de KU Leuven veel beter leren kennen, haar grote maar o zo subtiel werkende machinerie. Echt, dat verwondert me nog elke dag.” Het zal toch niet altijd zo geweldig zijn?
Torfs: “Ach, soms moet je discussiëren met mensen die je wat minder liggen. Ik ontmoet inderdaad weleens mensen met wie ik liever geen pint zou gaan drinken, maar dat hoort erbij. Ik blijf ook met hen op zo goed mogelijke voet, omdat ik ten volle besef dat er elke dag weer onderhandeld en gewerkt moet worden. Niets is ooit echt verworven, en altijd weer staat er veel op het spel.”
Welke kritiek hebt u meteen ter harte genomen? En welke vond u uit de lucht gegrepen?
Sociale barrières zijn uit den boze, maar een universiteit moét intellectuele drempels hebben.
Waarop bent u eigenlijk het meest trots?
Torfs: “Ik beperk me tot een paar dingen. We hebben een nieuwe onderwijsvisie verwoord, waarop een nieuwe aanpak van de kwaliteitszorg voor ons onderwijs gebaseerd is. Dat is het Cobra-initiatief (zie artikel op p. 6). We zijn meteen verlost van de gepensioneerde Hollanders in de opleidingsvisitaties, en van een log, uitgehold systeem. Ik verwacht veel van de opvolger, de instellingsvisitatie, die echt wel een stijlbreuk is.” “Op onderzoeksvlak hebben we gewerkt aan een meer klantgerichte aanpak, een vereenvoudiging van de administratie voor wie projectaanvragen indient. Ook de verhouding met UZ Leuven is veel harmonieuzer dan een paar jaar geleden.” “Dat betekent niet dat ik voortaan kan gaan rusten. Er zijn nog heel wat scherpe klippen. Ik denk bijvoorbeeld aan een verdere uittekening van het profiel van een academicus: wat voor mensen zoeken we eigenlijk, en hoe doen we dat? Dat mag wat minder op het kwantitatieve gericht zijn.” “In de VS werken topuniversiteiten
Torfs: “De problemen rond pestgedrag op het werk die studentenblad Veto aankaartte, heb ik onmiddellijk aangepakt. Ik heb de drie vakbonden uitgenodigd voor een gesprek, maar ook een aantal mensen met problemen die maar niet opgelost geraakten. Dat leidde in een flink aantal gevallen tot een positief resultaat. Onterecht vond ik de kritiek van Comac, de jongerenvereniging van de PvdA. Die beweert dat ik voor een elitaire universiteit pleit. Het tegendeel is waar: enkel door inhoudelijk hoge eisen te stellen, blijft een universitair diploma waardevol. De universiteit mag geen sociale barrières hebben, maar moét intellectuele drempels hebben.”
Twee jaar geleden keek u met veel interesse uit naar de integratie. Hoe ervaart u die nu?
Torfs: “Administratief is het allemaal erg vlot verlopen, al is het natuurlijk een proces van een zekere duur, eerder dan een ‘uitrol’ op datum x. De hamvraag is nu hoe we een groter thuisgevoel op de diverse campussen kunnen bevorderen, meer community tussen de ‘oude’ KU Leuven en de geïntegreerde opleidingen.” “Vertrouwen geven lijkt me de sleutelfactor. Het is voor iedereen een leerproces. Plots zijn we op elf plaatsen in Vlaanderen aanwezig. Maar wat betékent dat, aanwezig zijn in pakweg Antwerpen? We mogen dan al beseffen dat we een sterk merk zijn, in de regio zal het er zeker ook op aankomen te leren van onze partners, en op die manier meer voeling aan te kweken met de lokale politiek, bedrijfswereld enzovoort. Daar werken we aan. Een mooi voorbeeld zie ik in de polyfonie-tentoonstelling in de kathedraal in Antwerpen. Alamire (Internationaal Centrum voor de Studie van de Muziek in de Lage Landen – red.) draagt het project wetenschappelijk, maar de openingsreceptie werd op de Carolus-campus georganiseerd. In die samenwerking zie je dat mooie KU Leuven-gevoel.” Wat vreest u voor de nabije toekomst?
“ Machthebbers vind ik verdacht” Half september verscheen De vrijheid om te twijfelen, een selectie uit de columns die Rik Torfs schreef tussen 2011 en 2015. Een dankbare aanleiding voor enkele meer persoonlijke vragen, aan de hand van citaten uit het boek. ‘In de lente van 1970 biechtte ik voor het laatst. Niet dat ik daarna met zondigen ben gestopt.’ Over welke zonden hebben we het?
Rik Torfs, ‘De vrijheid om te twijfelen’, Van Halewyck, 309 p., 22,5 euro
Torfs: “Ik zal het hier niet hebben over de typisch mannelijke tekorten, die toch niemand interesseren. Ik wil wel toegeven dat ik wat zondig in de vorm van ijdelheid. Daar hoort prestatiedrang bij, wat er op zijn beurt toe leidt dat sommige van mijn geschreven wijsheden jammer genoeg alleen op papier overeind blijven. En nog in die lijn: ik denk dat ik mijn
vriendelijkheid soms gebruik om toch mijn gelijk te halen. Met wat retorische bagage bagatelliseer ik de argumenten van de tegenpartij wel eens, ook al zijn die niet altijd volstrekt onzinnig.” “Ik ben geen heilige. Dat zijn per definitie mensen die dood zijn, wat vervelend is. Volgens mij huist Piet De Somer (eerste rector van de autonome KU Leuven, 19681985) in de hemel. Ik bewonder hem, ook al was hij niet zo recht in de leer. Of misschien juist daarom. Erasmus zeker ook, en Montaigne, schrijvers met ideeën. Ik
INTERVIEW 05
CAMPUSKRANT | 23 SEPTEMBER 2015
Torfs: “Ach, vrezen… Als je je verstand bewaart, moet je niet zoveel vrezen, ook al komt er wel wat op ons af. Zo zijn er ongetwijfeld financiële beperkingen op til. Maar daar mag je je niet door laten verlammen. Of neem de digitale opmars. Ik wil bijvoorbeeld best geloven dat MOOC’s (massive open online courses – red.) hun belang zullen hebben, en daar willen we dus in investeren. Maar dat betekent niet dat we naar een virtuele unief toe moeten, willen of zullen gaan. Digitalisering heeft een plaats in de universiteit, niet omgekeerd. Dat is niet iets dat je moet vrezen, maar waar je verstandig mee moet omgaan. Je moet streven naar slimme digitalisering. En hier vind je toch alleen maar slimme mensen?” Uw toespraak tijdens de opening van het academiejaar stond volledig in het teken van de vluchtelingenproblematiek. Waarom?
Je mag vluchtelingen ook niet gaan beoordelen en verwelkomen naargelang hun aaibaarheid.
heb ook wel een boon voor de vroegere Nederlandse premier Dries van Agt, een mens in wie het perfide en het katholieke allebei naar voren komen, al treffen we die twee wel vaker samen aan. En hij is iemand die virtuoos met taal omgaat, altijd een aanloop naar de hemel.” ‘Jezus Christus veroordeelde niemand als mens, ook al verwierp hij het kwaad. Daarom werd hij zelf veroordeeld. De bron vond hij door tegen de stroom in te gaan.’ Op welke manier gaat u tegen de stroom in?
Torfs: “Ik schreef mijn licentiaatsverhandeling over de vrouw in het kerkelijk ambt. Dat was in 1981 not done. Het zat er dus al vroeg in. Ik reageer nogal allergisch op machthebbers. Ik ben lang persona non grata geweest in kerkelijke middens. Ik raakte indertijd gebrouilleerd met kardinaal Danneels, rond het boek van Rik Devillé, maar twee jaar geleden hebben we alles netjes kunnen uitpraten, en dat voelt oprecht erg goed.” “Ook universitaire machthebbers
vind ik verdacht, rectoren bijvoorbeeld. Die hebben macht, als ze tenminste ook over credibiliteit beschikken. Soms moet je in deze job tegen de stroom ingaan om de realiteit haar rechten te geven. Zo lijkt het misschien democratisch om alle vijf de Vlaamse universiteiten op gelijke voet te behandelen. Wel, ik ben het daar niet altijd mee eens. Aan de stem van grote universiteiten mag meer gewicht worden gegeven.” Over de politiek: ‘Vooreerst mis ik onbevangenheid, free speech, de durf van politici een eigen mening te hebben en te verwoorden. Partijen zijn noodzakelijk voor de democratie, maar intern werken ze niet democratisch.’ We zullen u niet snel weer op de kandidatenlijst van een partij zien staan?
Torfs: “Mijn loopbaan in de politiek heeft me geleerd dat daar veel onvrijheid bestaat. Je hebt de absolute top, hooguit drie of vier partijbonzen. Die bepalen
de koers, en het kiessysteem zorgt voor de rest: je moet van die bonzen immers een verkiesbare plaats krijgen, of je kunt het vergeten. Dat leidt tot een graad van infantilisering die ik niet waardeer: ‘Wat zal De Baas ervan vinden als ik dit of dat zeg?’ Er heerst een impliciete omerta, en de confrontatie daarmee was onverwacht en onwezenlijk.” “Nee, ik ga niet meer terug naar de politiek. Ik zou de vrijheid veel te sterk missen. Ik zou wel wat meer tijd willen hebben om te schrijven. Een roman, bijvoorbeeld. Maar daar zou álles een tijdlang voor moeten wijken, en dat is nu eenvoudigweg niet realistisch.” ‘Het wezenlijke weegt licht.’ Hoezo?
Torfs: “Als je het wezenlijke ervaart als iets zwaars, kan je nooit licht als een veertje door het bestaan dwarrelen, wat je nodig hebt om het leven aan te kunnen. Als je vindt dat je het laatste woord moét hebben, dat je keihard moet presteren, overal moet excelleren, zelfs in geluk, moet je een leven lang worstelen. Maar
Ik denk dat ik mijn vriendelijkheid soms gebruik om mijn gelijk te halen.
Torfs: “De vluchtelingencrisis is incontournable. Maar juist bij thema’s waar iedereen de mond van vol heeft, is een degelijke universitaire stem onmisbaar. Het gaat om een probleem waar onze samenleving genereus in moet zijn, maar niet naïef. Ik voel me bijvoorbeeld niet goed bij de demonisering van vluchtelingen. Maar anderzijds mag je ze ook niet gaan beoordelen en verwelkomen naargelang hun aaibaarheid.” “Ik heb het ook kort gehad over wat de KU Leuven zelf doet of gaat doen. We zullen onderdak geven aan een aantal Afghaanse vluchtelingen, onder andere in de Kartuizerij Ter Bank. Uiteraard zijn er nog meer verblijfsmogelijkheden. De huisvesting gebeurt in expliciete samenspraak met Fedasil, en met de stad Leuven. We hebben ook een taak buiten die heel zichtbare initiatieven. We moeten een lichtbaken zijn, via reflectie, dialoog in eigen midden en met de buitenwereld.
als je erop vertrouwt dat de dingen ten goede keren, en overtuigd bent van het feit dat je zelf voorbijgaat, voorkom je eindeloos tobben.” “Een gedragen lichtheid, ja, daarmee raak je wel heel dicht aan de kern van het leven. Wie mij draagt? Ik zou ‘God’ kunnen antwoorden, al is het een beetje lastig om te verduidelijken wie dat precies is. Maar als basisgevoel heeft dat gedragen zijn me nooit verlaten.” “Als je het religieuze als een doel op zichzelf ziet, ga je verkrampen en jezelf zitten kwellen, en dat is niet de bedoeling. Je kunt er prima over nadenken zonder vervelende bijverschijnselen. En je hoeft als religieuze mens al helemaal geen uitzonderlijk goed mens te zijn. Dat is wel handig, zeker voor een rector. Als je het zo bekijkt, heb ik dus wel de juiste job.” (lm) Campuskrant mag vijf exemplaren van het boek weggeven. Stuur vóór 16 oktober een e-mail met titel ‘columns Torfs’ en uw adresgegevens naar nieuws@kuleuven.be. De vijf winnaars worden persoonlijk op de hoogte gebracht.
06
ONDERWIJS
CAMPUSKRANT | 23 SEPTEMBER 2015
Cobra waakt over goed onderwijs Vertrouwen is het sleutelwoord in de nieuwe zorg voor onderwijskwaliteit. “Wie concreet met het onderwijs te maken heeft, is het best geplaatst om sterktes en zwaktes aan te geven en moet dus centraal staan in het hele proces.” Dat zegt vicerector Onderwijsbeleid Didier Pollefeyt, roerganger van Cobra, de Leuvense vertaling van wat de instellingsreview moet worden. TEKST: Ludo Meyvis | CARTOON: Joris Snaet
H
et enthousiasme voor het oude systeem was niet onverdeeld groot meer. Jarenlang namen zogenaamde visitatiecommissies opleidingen onder de loep, via strak geregelde bevragingen die uitmondden in rapporten, remediëring en opvolging. “Die visitaties hebben in de loop der jaren ongetwijfeld veel diensten bewezen, maar het systeem was gaandeweg wat uitgedroogd”, zegt vicerector Pollefeyt. “Wanneer de commissie vertrokken was, zag je de aandacht voor kwaliteitszorg vaak weer afnemen: ‘we zijn er weer voor acht jaar vanaf ’, zoiets. Dat is natuurlijk niet gezond. En misschien het belangrijkste: het systeem was gebaseerd op gering vertrouwen, met een hoofdrol voor een externe commissie, niet voor degenen die effectief voor het onderwijs zorgen.” “Hoog tijd voor iets nieuws, dus. De KU Leuven, onze rector voorop, heeft sterk geijverd voor wat uiteindelijk de instellingsvisitatie of instellingsreview geworden is. Die houdt niet op bij een beoordeling van de opleidingen zelf, maar bekijkt vooral de manier waarop de instelling de kwaliteit in haar opleidingen optimaal houdt. In overleg met de universitaire gemeenschap werd daartoe de Cobra-methode ontwikkeld.” “Uitgangspunt is vertrouwen in wie met het onderwijs te maken heeft: docenten en studenten. Zij weten immers beter dan wie ook wat de sterktes en zwaktes zijn. Hogere instanties en diensten zijn er in die visie om het onderwijs te ondersteunen en waar het fout gaat tussenbeide te komen.” “Net zoals de Cobra-kunstenaars naar de kern van de kunst wilden, wil onze Cobra weer alle aandacht geven aan waar het om gaat: kwaliteitsvol onderwijs faciliteren dat bijdraagt tot een zo
goed mogelijke vorming van studenten, met het oog op hun toekomst.” Regie in eigen handen
“We vinden de onafhankelijke inbreng van docenten, studenten en medewerkers belangrijk. Elk van die groepen staat stil bij goede praktijken en aandachtspunten. In de POC, de Permanente Onderwijscommissies, vinden deze groepen elkaar om hun ideeën met elkaar te delen en mogelijkheden tot verbetering te formuleren. Wat op lokaal niveau goed loopt en wat er verbeterd kan worden, is op die manier heel snel duidelijk. Uiteraard maken zij ook, maar niet uitsluitend, gebruik van kwantitatieve gegevens. Die zullen een rol spelen in het uittekenen van bepaalde actiepunten. Op die manier werken we planmatig aan kwaliteitsverbetering. Bovendien laten we ook internationale peers, het werkveld en alumni een blik werpen op de kwaliteit van het onderwijs.” “Belangrijk is dat dit proces weer deel uitmaakt van de kernopdracht van de POC’s. Zij
Schrijfcentrum zet student op weg naar sterkere tekst
© KU Leuven | Rob Stevens
Schrijven maakt onvermijdelijk deel uit van een studentenloopbaan, maar niet iedereen is even behendig met de pen. Aarzelende auteurs kunnen nu voor deskundig advies terecht bij het nieuwe Schrijfcentrum van het Instituut voor Levende Talen (ILT). Ludo Meyvis
Professor Lieve De Wachter (ILT): “In heel wat colleges komen schrijfvaardigheden vroeg of laat al aan bod, in de aanloop naar de scriptie bijvoorbeeld. Toch blijkt dat niet voor iedereen voldoende. De vertaling van wat je verneemt in zo’n college naar het concrete schrijfwerk is niet altijd optimaal. Daarom kan je in het Schrijfcentrum terecht voor geïndividualiseerd advies over die concrete tekst waar je mee bezig bent.” Ik schrijf dus in zeven haasten een draak van een tekst, en ik krijg een meesterwerk terug?
“Nee, dat is uitdrukkelijk niet de bedoeling. We herschrijven of corrigeren nooit, maar we coachen, we geven advies. Je krijgt dus geen tekst met rode aantekeningen terug. Het gaat hier ook niet over spellingsfouten of grammaticale problemen. Daar bestaan andere middelen voor.” “Een student die een paper schrijft, kan tijdens het schrijfproces moeilijkheden vaststellen. Hij vindt dat zijn verhaal niet loopt, komt niet tot een goede structuur, ervaart een gebrek aan samenhang, enzovoort. Dat kan de student aankaarten via een formulier op onze website. Daar kan hij ook maximum vijf bladzijden uploaden en een afspraak maken. Medewerkers van het Schrijfcentrum bekijken de tekst vooraf en coachen tijdens het gesprek.”
bezorgen hun waarnemingen, bedenkingen en plannen aan de faculteit. Die gaat op haar beurt na welke werkpunten bij verschillende opleidingen terugkomen en dus baat kunnen hebben bij een faculteitsbrede aanpak. Facultaire diensten kunnen bijvoorbeeld ondersteunend worden ingezet. De faculteit kan de randvoorwaarden bijstellen die buiten de actieradius van een afzonderlijke POC vallen – materiële voorzieningen, informatica-uitrusting, enzovoort.” “De faculteit rapporteert dan op haar beurt aan de Onderwijsraad. De bespreking op de Onderwijsraad en de inbreng van externe deskundigen liggen mee aan de basis van het beleid dat het universiteitsbestuur uitzet. Dat universiteitsbestuur rapporteert dan jaarlijks via een nieuwe website aan de overheid, die een mooi beeld krijgt van wat de universiteit doet aan de regie van haar eigen kwaliteitszorg.”
en rond de eigen opleiding, in de taal van de eigen opleiding, met de rechtstreeks betrokkenen. Dat is een verschil met vroeger: de externe visitatiecommissie hanteerde haar eigen taal en eigen manier van vraagstelling, en was duidelijk gericht op standaardisering. Onze onderwijsvisie krijgt net een rijke invulling door de specifieke aanpak in elke discipline, met de POC’s als essentieel forum. De waarde van die eenheid in diversiteit willen we tonen in de instellingsvisitatie.” “We werken nu verder aan de procedures, om klaar te zijn voor de eerste instellingsvisitatie, eind 2016. Op die manier wil de KU Leuven aan onze overheid en aan de gemeenschap duidelijk maken hoe we permanent en op alle niveaus met de kwaliteit van ons onderwijs bezig zijn. Nog belangrijker: ons onderwijs zal aantoonbaar baat ondervinden van het hele proces. En dáár is het uiteindelijk toch allemaal om te doen.”
Eenheid in diversiteit
“Cobra werkt met een cyclus van dialogen, in
“We concentreren ons op best practices, die we met de student bespreken. Waarom die bepaalde volgorde van ideeën? Kan je deze paragraaf niet verbinden met de vorige? Waarom is de tekst niet zo goed leesbaar? We gaan samen na wat beter kan, ook als de tekst al redelijk goed zit. We zullen meer vragen stellen dan hapklare oplossingen aanbieden. In eerste instantie willen we niet zozeer de tekst zelf, maar de schrijver beter maken.” Kunt u een student met een wat brokkelige scriptie over kwantummechanica eigenlijk wel coachen? Die tekst staat toch vol formules en technisch jargon?
“Dat klopt, maar we houden ons zo weinig mogelijk bezig met de inhoud op zich. Als je ervaring hebt met het schrijfproces en oog voor problemen die daarbij kunnen opduiken, hoef je de technische finesses van het onderwerp niet te doorgronden. Problemen rond structuur, samenhang en het juiste register komen evengoed voor bij een fysicus als bij een pedagoog. Ter illustratie: het boek Academisch Schrijven. Een praktische gids, heb ik onder meer samen
www.kuleuven.be/onderwijs/cobra/
met Carolien Van Soom van de Faculteit Wetenschappen geschreven, met voorbeelden die zowel uit exacte wetenschappen, sociale wetenschappen als letteren komen.” De kans bestaat dat u heel wat mensen over de vloer krijgt. Kunt u die allemaal opvangen?
“Dat zal de praktijk moeten uitwijzen. Voorlopig werken we wel alleen in het Nederlands, en alleen voor studenten. En we hoeven ook niet alles zelf te willen doen. Studenten uit de lerarenopleiding zouden bijvoorbeeld als tutor kunnen optreden in ruil voor een aantal credits. Dat gaan we dit jaar verder uitzoeken.” Eerlijk: kan je van een schrale kip een pauw maken?
“Met goede instructies en aandacht voor een aantal best practices kunnen zelfs heel slechte schrijvers toch heel acceptabele teksten maken. Niet iedereen moet een meesterwerk willen schrijven, maar een degelijke tekst moet kunnen.” ilt.kuleuven.be/schrijfcentrum schrijfcentrum@kuleuven.be
PUBLICATIE
CAMPUSKRANT | 23 SEPTEMBER 2015
07
‘GODFRIED DANNEELS’, BIOGRAFIE VAN EEN KARDINAAL-DIPLOMAAT
© KU Leuven | Rob Stevens
“ Hij was een succes, maar zijn instituut niet meer” Jürgen Mettepenningen (foto links) en Karim Schelkens hebben met Godfried Danneels – Biografie een turf geschreven. Veel minder kon ook niet: kardinaal Danneels heeft gedurende vele tientallen jaren aanzienlijke invloed uitgeoefend op de Kerk in Vlaanderen. En België. En Europa. En de wereld. Ludo Meyvis
H
et was tegelijk aangenaam en moeilijk,” zeggen de auteurs – ze spreken wel vaker letterlijk sámen. Ze kennen elkaar als religie-historicus, beiden verbonden aan de Faculteit Theologie en Religiewetenschappen, zeer goed, en hebben als een hecht team aan het boek gewerkt. “Aangenaam, omdat we alle toegang kregen die we wilden. We hebben de kardinaal zelf twintig keer geïnterviewd. Dat doet een band groeien. ‘Ha, de biografen,’ zei hij toen we voor het zoveelste gesprek samenkwamen. ‘Ha, het onderwerp’, konden we dan rustig repliceren. Dat waren intense gesprekken, over het verre verleden, maar ook over de recente en pijnlijke geschiedenis: het kindermisbruik in de Kerk en het gerechtelijk
delende rol in de moeilijke verhouding tussen kerk en staat. Het is merkwaardig hoe hij, terwijl hij zo vaak in de mediabelangstelling stond, toch nog een zo belangrijk deel van zijn werk onder de radar deed. Stille diplomatie was hem dan ook op het lijf geschreven. Hij was de man van ‘enerzijds-anderzijds’, de nuance.”
gebeuren was.” “Wat ons ook opviel, was dat hij aan de ene kant een duidelijk herkenbare West-Vlaming was – harde werker, ietwat terughoudend in de omgang – maar anderzijds ook het onmiskenbare boegbeeld van de hele Kerk in ons land. Internationaal was hij een kerkelijk zwaargewicht, op bepaalde momenten zelfs ronduit papabile.”
Succesauteur
onderzoek Operatie Kelk, met onder andere huiszoekingen bij het aartsbisdom en in de woning van Danneels.” “We hebben gebruik kunnen maken van de privé-archieven, ook uit die beklemmende periode, en moesten soms letterlijk de politietape opensnijden. We hebben heel wat andere kerkelijke leiders geïnterviewd, politici, intimi, opponenten ook. De kardinaal heeft het eindresultaat gezien, maar hij heeft op geen enkele plaats iets willen schrappen of wegnuanceren.” “We kenden ‘leven en werken’ van de kardinaal al vrij goed, maar we stonden toch nog te kijken van zijn rol als kerkelijk diplomaat in erg moeilijke omstandigheden, bijvoorbeeld in China. Daar speelde hij een belangrijke bemid-
Toch hanteerde hij in geloofszaken altijd duidelijke grenzen: “Vaticanum II heeft die voor hem gedefinieerd. De vernieuwingen van dat concilie heeft hij energiek verdedigd en loyaal toegepast. Hij was zelf niet de grote vernieuwer, maar hij wilde evenmin terug naar preconciliaire tijden. Zijn sterkte is dat hij zijn standpunten, ook als het over eerder gevoelige onderwerpen ging, altijd met veel talent heeft kunnen verwoorden. Vergeet ook niet dat hij een succesauteur was: hij heeft publicaties op zijn naam staan met een oplage van meer dan 100.000 exemplaren.” “Zijn communicatieve kracht maakte hem tot een aanvaardbaar gezicht van de kerk, juist in een periode van verregaande secularisering. Je kunt zeggen dat hijzelf een succes was, maar zijn instituut niet meer. Kijk naar het pausbezoek in 1985, met een stormloop aan belangstelling, en kijk naar het bezoek van 1995: nauwelijks een paar tienduizenden. Dat typeert wat er aan het
Passie
Danneels was geregeld betrokken bij uiterst gevoelige dossiers: “We verwijzen bijvoorbeeld naar de affaire-Gaillot, de sociaal en politiek zeer actieve maar kerkelijk bijzonder tegendraadse Franse bisschop die in 1995 uit zijn ambt ontzet werd. Of de heisa rond het geplande karmelietessenklooster in Auschwitz, dat door de internationale joodse gemeenschap beschouwd werd als een poging tot ‘christianisatie’ van de shoah. Danneels heeft in dergelijke dossiers al zijn diplomatieke talenten ingezet om sterk tegengestelde opvattingen met elkaar te verzoenen.” “Bij die en vele andere zaken, waar politiek en religie elkaar raakten, mogen we niet vergeten dat kardinaal Danneels eerst en vooral een bijzonder gelovig man is. Een groot deel van zijn werk was dan ook aan geloofszaken gewijd. Liturgie was zijn passie. Dat deel van zijn werk is relatief weinig bekend, maar het is wel van groot belang om zijn profiel te begrijpen.” De kelk ledigen
© KU Leuven | Rob Stevens
Het zag ernaar uit dat de kardinaal een misschien wel moeilijk maar al bij al vlekkeloos parcours zou rijden. “De nasleep van de affaire-Vangheluwe en Operatie Kelk hebben daar echter anders over beslist. Natuurlijk gaan we daar uitvoerig op in – wel met dien verstande dat er nog heel wat aspecten van die dossiers in behandeling zijn, en dat ook juridisch gesproken de laatste regels van die donkere bladzijden nog te schrijven zijn. Je kunt wellicht zeggen dat het grootste talent van Danneels, namelijk het verzoenen van wat onverzoenbaar lijkt, tijdens die crisis in 2010 niet meer werkte, en zich zelfs tegen hem gekeerd heeft. Dat heeft hem heel veel pijn gedaan. Maar hij heeft geleidelijk aan opnieuw kracht gevonden om verder te gaan. Zelf sprak hij over de pausverkiezing van Franciscus als ‘een persoonlijke verrijzeniservaring’. De nieuwe waardering voor zijn gedachtengoed in het huidige kerkelijke klimaat doet daar zeker ook goed aan.” “Het is een boek van meer dan 500 bladzijden geworden. Of we erin geslaagd zijn een zo veelzijdig figuur als Godfried Danneels te ‘vatten’, moet de lezer maar beoordelen. We hebben alleszins geprobeerd om die veelzijdigheid te verwoorden, een moeilijk maar erg verrijkend proces.”
Danneels en de KU Leuven Kardinaal Danneels heeft een lange band met Leuven. Hij studeerde er van 1951 tot 1954 filosofie en legde in het Leo XIII-seminarie de basis van een rijk intellectueel profiel. Na zijn doctoraat in Rome werd hij in 1969, in de nasleep van de universitaire splitsing, docent sacramentologie. In 1980 werd hij als aartsbisschop automatisch grootkanselier van onze universiteit – en van de UCL. In die functie heeft hij een belangrijk deel van onze universitaire
geschiedenis mee vormgegeven. Meestal gebeurde dat buiten de spotlights, maar soms kwam hij in aanvaring met bepaalde wetenschappelijke ontwikkelingen en wetenschappers. “Er zijn heel wat ethische discussies geweest, rond ivf, rond stamcellen. Maar dat belette nooit dat de universiteit ook in die ethisch gevoelige materies haar werk kon voortzetten”, zeggen Mettepenningen en Schelkens. “De intensiteit van Danneels’ contact met de rectoren varieerde van persoon tot persoon: met Roger Dillemans sprak hij bijvoorbeeld veel vaker dan met André Oosterlinck. Het moeilijkste moment voor de kardinaal was
ongetwijfeld de niet-verlenging van het rectoraat van Marc Vervenne (rechts op de foto, tijdens de opening van het academiejaar 2007-2008), die hij zeer waardeerde.” “Met rector Torfs zijn er in de jaren 1990 moeilijke momenten geweest, in het bijzonder rond de activiteiten van priester Rik Devillé, die onder meer met zijn boek De laatste dictatuur fel botste met het kerkelijk gezag. Maar de plooien zijn helemaal gladgestreken, blijkbaar na een toevallige ontmoeting op de luchthaven van Fiumicino. Het mooiste bewijs: de rector komt kardinaal Danneels over het nieuwe boek interviewen op de Boekenbeurs.” (lm)
Jürgen Mettepenningen & Karim Schelkens, ‘Godfried Danneels – Biografie’, Uitgeverij Polis, 2015, 592 p., 39,50 euro
Campuskrant mag drie exemplaren van het boek weggeven. Stuur vóór 16 oktober een e-mail met onderwerp ‘biografie Danneels’ en uw adresgegevens naar nieuws@kuleuven.be. De winnaars worden persoonlijk op de hoogte gebracht.
08
ONDERZOEK
CAMPUSKRANT | 23 SEPTEMBER 2015
BELOFTEVOLLE STAP IN ONDERZOEK ONTWIKKELINGSSTOORNIS
Van huidcel naar hersencel Met Finse genen identificeerden Leuvense onderzoekers in 2005 het gen dat leidt tot een zeldzame maar ernstige ontwikkelingsstoornis bij jongens. Stamceltechnologie maakt nu een eerste stap mogelijk in de lange weg naar een therapie: huidcellen van patiëntjes worden in kweekschaaltjes geherprogrammeerd tot hersencellen. En de genetici slagen erin de afwijkingen van die hersencellen te onderdrukken. Ilse Frederickx
H
et Centrum Menselijke Erfelijkheid beschikt over een databank met erfelijk materiaal van meer dan 300 families waarin X-gebonden verstandelijke beperking voorkomt. “X-gebonden betekent dat het gaat over genetische defecten op het X-chromosoom, waarvan mannen maar één exemplaar hebben. Bij vrouwen kunnen die foutjes meestal gecompenseerd worden door het tweede X-chromosoom”, vertelt klinisch geneticus Hilde Van Esch. Vanuit de hele wereld stuurt men DNA-stalen van families naar Leuven, en met zo’n genetische stamboom kon Van Esch in 2005 samen met professor Guy Froyen een aandoening ophelderen. “Een Finse arts had genetisch materiaal van een Finse familie naar Leuven gestuurd: over generaties heen hadden de jongens een ernstige ontwikkelingsachterstand en stierven ze jong. Met genoomhybridisatie hebben we de genen van de X-chromosomen van die familie onderzocht. Wat je eigenlijk doet, is kijken of er
bij de patiënt grote stukken in het DNA ontbreken of teveel zijn.”
MECP2-gen was al veel langer bekend van het Rett-syndroom bij meisjes, ook een syndroom met ernstige lichamelijke en mentale beperking. Maar bij Rett gaat het om een tekort aan MECP2, terwijl het bij MECP2-duplicatie bij jongens om een teveel gaat. Het was van belang om te beseffen dat zowel een tekort als een teveel een probleem kan geven. De dosis is cruciaal: dat was toen nog niet duidelijk, want van sommige genen kan je gerust wat teveel hebben.”
ken de ‘omgebouwde’ hersencellen zich afwijkend te gedragen: “We zagen een overproductie van eiwitten in de cellen. Ze hebben ook meer uitlopers en er is meer chaotische communicatie tussen de contactpunten. Het is alsof de hersencellen wanhopig contact met elkaar zoeken, maar daar niet in slagen. Bij hersencellen van Rett-patiënten stelde professor Alysson Muotri van University of California, San Diego het omgekeerde vast.”
Wanhopige cellen
Taboe
Hersencellen van patiënten kan je helaas moeilijk onderzoeken. Dus deed Van Esch het via een omweg: geïnduceerde pluripotente stamcellen, een nieuwe stamceltechnologie. “Daarbij zet je huidcellen om in stamcellen en kan je ze vervolgens herprogrammeren tot andere types cellen,
Dubbel gen
Op het X-chromosoom zitten ongeveer 900 genen, waarvan er een 150-tal te maken hebben met de ontwikkeling en het functioneren van de hersenen. Bij de Finse familie bleek één van die genen verdubbeld te zijn: “Het ging om het gen dat instaat voor de productie van het eiwit MECP2. Al gauw vonden we nog gevallen in onze databank van onopgeloste zaken, en ondertussen zijn er wereldwijd honderden jongens gediagnosticeerd. Kinderen met het MECP2-duplicatiesyndroom zijn verstandelijk ernstig beperkt en hebben zeer zwakke spieren. Ze leren nauwelijks praten of stappen en lijden vaak aan epilepsie en autisme. Ze krijgen levensbedreigende infecties en sterven jong.” Het MECP2-duplicatiesyndroom is geen vaak voorkomende aandoening, maar de opheldering ervan was wel een blikopener voor genetici. “Het
Het is alsof de hersencellen wanhopig contact met elkaar zoeken, maar daar niet in slagen. bijvoorbeeld levercellen. Professor Catherine Verfaillie van het Stamcelinstituut stelde de techniek op punt in haar onderzoek naar dementie bij volwassenen. In ons geval vertrokken we van huidcellen van een aantal jongens met een dubbel MECP2-gen. Die hebben we omgezet naar hersencellen van de hersenschors.” In vergelijking met normale hersencellen ble-
Samen met Muotri testte Van Esch molecules – kandidaat-geneesmiddelen – uit op de hersencellen: “Van de 43 actieve stoffen die we uitprobeerden, kan er eentje zowel de hoeveelheid eiwitten doen dalen als de vertakkingen en de chaotische communicatie onderdrukken.” Dat geeft uitzicht op een therapie, al blijft Van Esch voorzichtig: “We kunnen nu bij hersencellen in kweekschaaltjes afwijkingen onderdrukken, maar we weten nog niet wat deze actieve stof doet met andere cellen. De stof is nog niet gekend als geneesmiddel en is nog niet getest op mensen. Een therapie vergt nog jaren onderzoek. Maar het is een belangrijke onderzoekspiste.” Van Esch praat met grote bekommernis over haar patiënten: over de zorg die kinderen met een verstandelijke beperking nodig hebben en de belasting die dat legt op ouders en familie: “Ze schamen zich. Er wordt ten onrechte vanuit gegaan dat er verstandelijk ook bij hen iets scheelt. In de VS zie je ouders die zelfs liever hun kind als autistisch laten labelen dan als verstandelijk beperkt, omdat dat makkelijker aanvaard wordt. Hopelijk draagt dit onderzoek bij tot het doorbreken van het taboe.”
BEELDIGE WETENSCHAP
© Peter Baatsen (VIB | KU Leuven)
Honingraat met softijs? Bakplaat met suikerkoekjes? U kijkt mee onder de scanning elektronenmicroscoop naar het facetoog van een Drosophila, een fruitvlieg. Elk zeshoekje is een ommatidium, één van de 750 afzonderlijke ogen waaruit het samengestelde oog bestaat. In de hoeken waar drie oogjes samenkomen, staan witte haartjes: apparaatjes voor tastzin die wind registreren of vuiltjes wegvegen, net zoals onze wimpers. Professor Bassem Hassan leidt het Laboratorium voor Neurogenetica van het Centrum Menselijke Erfelijkheid en bestudeert fruitvliegjes voor zijn onderzoek naar de ontwikkeling van het zenuwstelstel: “Er bestaan tienduizenden verschillende types zenuwcellen. We vertrekken allemaal van één bevruchte eicel, dus hoe maken onze hersenen dat onderscheid? Dat heeft te maken met genen: andere combinaties en proporties van genen geven andere resultaten.” “Bij de fruitvlieg bestaat het net-
vlies uit acht types zenuwcellen, die elk een golflengte van het licht detecteren. Die acht zenuwcellen zijn in een mooi patroon geordend, dat zich 750 keer herhaalt. De volgorde van het ontwikkelingsproces van het oog wordt weerspiegeld in de uiterlijke structuur ervan. En als er zich een genetisch defect voordoet, zie je dat ook in elk van die 750 oogjes.” Hoe kan een facetoog van een fruitvlieg – toch helemaal anders dan een menselijk oog – ons iets leren? “De DNA-gereedschapskist waarmee dat oog gemaakt is, is dezelfde. Interessant, want zo kunnen we ontrafelen volgens welk basisprincipe de biologie met dezelfde genen verschillende zenuwcellen aanmaakt.” Ilse Frederickx
Bent u onderzoeker aan de KU Leuven en maakt u intrigerende wetenschapsfoto’s? Mail ze naar nieuws@kuleuven.be.
MAATSCHAPPIJ 09
CAMPUSKRANT | 23 SEPTEMBER 2015 Gedragstherapeute Els Brunfaut (rechts): “We krijgen meer patiënten over de vloer sinds het programma wordt uitgezonden, absoluut.”
© VIER
“ Taboe rond dwang moest doorbroken” Sinds 1 september weet Vlaanderen waar OCS voor staat. Poetsdwang, smetvrees, magische gedachten ... Zeven ‘dwangers’ laten zich in het gelijknamige programma op Vier behandelen door vier gedragstherapeuten. Psychologe Els Brunfaut is één van hen. Ine Van Houdenhove
met OCS zijn vaak volledig uitgeput door alles wat ze moeten, en het leidt ook tot allerhande vermijdingsgedrag.” Zo’n 2 à 3 procent van de bevolking zou aan één of andere vorm van OCS lijden, maar volgens Brunfaut ligt het werkelijke cijfer wellicht hoger: “Er blijft veel verborgen. Onlangs zagen we een patiënte die al dertig jaar aan dwanghandelingen leed zonder dat haar gezin het wist – ze is overigens met succes behandeld.” Aan OCS ligt vaak een perfectionistische, risico-vermijdende persoonlijkheid ten grondslag, zegt ze: “Ook vaak geconfronteerd worden met gevoelens van machteloosheid kan uitlokkend zijn. De dwanghandelingen geven dan een gevoel van controle. Patiënten met OCS proberen het onvoorspelbare van het leven voorspelbaar te maken. We spreken trouwens pas van OCS als het normaal functioneren wordt belemmerd: een ritueel of bijgeloof hebben komt vaak voor, en véél mensen bedekken de bril van een vreemd toilet met wc-papier. Maar als je liever een hele dag niet naar de wc gaat als je dat niet kan doen, zoals één van onze deelnemers, wordt het een probleem.” Ernstige gevallen van OCS kunnen worden behandeld met een inplantbare hersenstimulator. “Maar eerst moeten alle andere mogelijkheden zijn uitgeprobeerd. Zo kunnen antidepressiva helpen tegen obsessieve gedachten. Gedragstherapie laat de patiënt geleidelijk de confrontatie aangaan met situaties waarin hij de neiging heeft om te dwangen. Met veel oefenen kan dan worden geleerd om anders te reageren. Ons doel is om het leefbaar te maken voor de patiënt. Gemiddeld gaan daar toch een twintigtal sessies overheen.”
Comfortzone
Gedaan met pils die naar karton smaakt?
reactie in elke biersoort plaatsvindt, is pils er het meest gevoelig voor. In tegenstelling tot zware bieren heeft het een heel neutraal smakenpallet waardoor je sneller een verschil proeft.”
Smaakt uw net uitgeschonken pilsje niet zoals het hoort? Dan kan dat weleens te maken hebben met een ongewenste chemische reactie in het bier. Voor zijn doctoraat deed bio-ingenieur Jeroen Baert onderzoek naar deze reactie. Hij ontdekte een manier om de oorspronkelijke biersmaak langer te bewaren.
Langer houdbaar
Ze worden dus eigenlijk geneutraliseerd. Pas als het bier veroudert en er opnieuw een chemische reactie plaatsvindt, koppelen de aldehyden zich los en worden ze aparte componenten die een invloed uitoefenen op de smaak.” Met de resultaten van zijn onderzoek kunnen brouwers aan de slag om bier te produceren met een betere smaakstabiliteit. “Je kan de vrije aldehyden weg koken tijdens het brouwen, maar de makkelijkste manier om de oorspronkelijke biersmaak langer te bewaren, is cysteïne toevoegen. Dat mag zolang het binnen de wettelijke beperkingen blijft. Hoe hoger de concentratie van cysteïne, hoe langer de aldehyden gebonden blijven. Daardoor wordt de goede smaak langer bewaard en blijft het bier langer houdbaar.” (pjb)
Je hoeft geen tooghanger te zijn om te weten dat Belgen trots zijn op hun bieren. Toch kan ook het Belgische gerstenat al eens een vreemd of vies
wilden enkel de oefensessies laten filmen en niet de individuele gesprekstherapie. De deelnemers werden door ons ook grondig gescreend, en we gingen na of ze wel degelijk voorbereid waren op wat zo’n programma en op tv komen met hen zou kunnen doen.” Aanvankelijk stelden de therapeuten zich ook de vraag wat de meerwaarde was van naar Thailand reizen. “Maar afgezien van het feit dat de deelnemers niet in een opwelling naar huis konden vertrekken, bood Thailand een aantal uitdagingen waar mensen met OCS het moeilijk mee kunnen hebben: andere cultuur, ander voedsel, andere hygiënische normen ... Ook de inbreng van Jan Mulder was nuttig: zijn stijl helpt om de toon van het programma wat lichter te maken. We horen dat kijkers het allemaal best ‘heavy’ vinden.” Uitgeput
Obsessieve compulsieve stoornis is dan ook geen lachertje. Het wordt gekenmerkt door steeds terugkerende dwanggedachten (obsessies) en vaak ook dwanghandelingen (compulsies). “Vijftig keer per dag je handen wassen, de letters tellen van alle woorden die je leest, magisch denken: als ik dat niet doe, zal dat gebeuren ... Het tast de levenskwaliteit sterk aan. Mensen
smaakje hebben. Dat heeft te maken met bepaalde chemische reacties die ontstaan in bier, weet Jeroen Baert. “Als je bier op kamertemperatuur bewaart, kunnen er na enkele weken ongewenste smaken vrijkomen”, zegt hij. “Aan de oorsprong van die smaakverandering liggen aldehyden, vluchtige chemische verbindingen die in concentratie toenemen als het bier ouder wordt. Aldehyden maken het bier onaangenaam zoet of zorgen voor een kartonachtige smaak. Hoewel die chemische
Kiezen? Aanscherpen? Doorbijten? www.kuleuven.be/openles
Voor zijn doctoraat zocht Baert uit hoe die aldehyden precies vrijkomen. In het Laboratorium voor Enzym-, Fermentatie- en Brouwerijtechnologie (EFBT) nam hij het brouwproces onder de loep. Hij ontdekte dat het aminozuur cysteïne een cruciale rol speelt. “Cysteïne komt van nature voor in bier en bindt zich makkelijk met aldehyden, die ontstaan tijdens het brouwen. Daardoor vormen ze een aparte molecule en kunnen de aldehyden niet meer worden gedetecteerd.
‘Dwangers’, dinsdag, 21u op Vier Meer info: www.upckuleuven.be
© VIER
E
ls Brunfaut is verbonden aan het Universitair Centrum voor OCS van UPC KU Leuven, het enige centrum in Vlaanderen dat zich expliciet richt op de behandeling van obsessieve compulsieve stoornis. “We krijgen meer patiënten over de vloer sinds het programma wordt uitgezonden, absoluut. Het taboe doorbreken, zodat meer mensen hulp durven te vragen, daar was het ons ook om te doen. Want OCS gaat met veel schaamte gepaard. Gemiddeld komt het tot uiting rond het twintigste levensjaar en het duurt makkelijk tien jaar voor mensen hulp zoeken. Terwijl: hoe sneller je ingrijpt, hoe meer kans op succes. Hoe langer gedrag kan inslijten, hoe moeilijker het wordt om het aan te pakken.” Toch hebben haar collega’s en zijzelf na moeten denken voor ze ja zeiden tegen het productiehuis dat Dwangers zou maken. “Aanvankelijk hebben we geweigerd om mee te werken; het was toen de bedoeling dat we patiënten zouden aanreiken en dat kunnen we uiteraard niet doen. Maar toen maanden later bleek dat het programma hoe dan ook zou doorgaan, hebben we beslist om onze expertise toch aan te bieden. We hadden wel een paar voorwaarden: we wilden in een apart resort logeren, zodat de scheiding tussen therapie en vrijetijd duidelijk zou zijn, en we
Hoe het de deelnemers uit Dwangers is vergaan, mag ze nog niet verklappen: “Ze waren alleszins tevreden, en wijzelf toch ook. Twee weken is te kort om een probleem dat al jarenlang bestaat helemaal op te lossen, maar er is een aanzet gegeven. We volgen de deelnemers nog steeds nauw op. Ik vind het in ieder geval heel knap van hen dat ze dit hebben aangedurfd. Ook voor onszelf was het uit de comfortzone treden, gewoonlijk geef je therapie achter gesloten deuren (lacht).” “Met herkend worden op straat valt het nog wel mee, ik word er vooral hier in het centrum over aangesproken. Maar onlangs vroeg een patiënte me of ik dat nieuwe tv-programma kende over OCS. Zij had me duidelijk niét herkend (lacht). Dat illustreert wel mooi hoe het programma om de dwangers draait, en niet om de therapeuten.”
Openlesdagen Volg les tussen KU Leuven-studenten op 10 locaties in Vlaanderen
10
ONDERZOEK
CAMPUSKRANT | 23 SEPTEMBER 2015
EERSTE TESTVLUCHTEN OP TERREIN MODELBOUWCLUB Pakketjes afleveren, appels tellen in een boomgaard of een bergbeklimmer filmen: onderzoekers van de KU Leuven hebben uiteenlopende en veelbelovende ideeën voor drones. Om hun onbemande luchtvaarttuigjes te testen kunnen ze voortaan terecht op het terrein van een modelbouwclub in Lubbeek. Wij trokken er met een ouderwetse auto naartoe. TEKST: Ilse Frederickx | FOTO’S: Rob Stevens
Onderzoek met
drones
neemt hoge vlucht
S
preek in de academische wereld niet over drones, maar over Remotely Piloted Aircraft Systems (RPAS) of Unmanned Aerial Systems (UAS). De meesten onder ons kennen ze alleen als speelgoed of associëren ze met militaire operaties. Maar er wordt ook heel wat onderzoek verricht naar toepassingen voor de bedrijfswereld. Binnen de KU Leuven alleen al doen er momenteel zeven teams onderzoek naar drones. In Leuven zelf is het niet toegela-
ten om drones buitenshuis te testen, vanwege de nabijheid van de luchthaven van Zaventem. In de zoektocht naar een testterrein met een afgesloten luchtruim kwamen de onderzoekers uit bij het terrein van The Flying Moths in Lubbeek, net buiten Leuven. Daar laten de liefhebbers van modelbouwvliegtuigjes zelf al wel eens een drone in de lucht, bijvoorbeeld voor de jaarlijkse paaseierenworp. Maar nu kijken ze geboeid naar wat wetenschappers zoal kunnen met omgebouwde drones.
De pakjesdienst Google en Amazon experimenteren er al mee: een drone als vliegende koerier. “Wij ontwikkelen een drone die een pakketje tot vijf kilo kan vervoeren over afstanden tot dertig kilometer, bijvoorbeeld tussen twee bedrijven of ziekenhuizen. De huidige standaarddrones werken buitenshuis niet zo goed: vanwege de batterij vliegen ze niet erg snel en lang, en ze kunnen niet veel gewicht dragen”, vertelt robotica-ingenieur Bart Theys, die onder leiding van professor Joris De Schutter werkt op het Departement Werktuigkunde.
In het kader van zijn doctoraatsstudie hield hij een jaar geleden een nieuw type drone boven de doopvont: de VertiKUL. “Je hebt bij drones helicopters en multicopters – die laatste hebben meerdere rotoren: horizontale schroeven. De sterkte van heli- en multicopters is dat ze met veel precisie verticaal kunnen opstijgen en landen, en blijven hangen. Daarnaast heb je de fixed wings: onbemande vliegtuigjes met vleugel en staart. Die kunnen sneller en langer vliegen, maar ze hebben een landingsbaan nodig. De VertiKUL is een
hybride die de voordelen van de verschillende types combineert: hij stijgt en landt verticaal, maar kantelt dan om verder te vliegen als een vliegtuig. Hij haalt ook een hogere snelheid, tot 60 kilometer per uur, en gebruikt zijn batterij erg efficiënt.” “Het eerste prototype van de VertiKUL kon vliegen, maar had het moeilijk bij veel wind omdat de grote vleugel overeind komt bij het opstijgen en landen. Daarom is het ontwerp nu verbeterd: de VertiKUL2 heeft een kleinere, afgetopte vleugel, maar presteert even goed op het vlak van snelheid, afstand, en gewicht.” De testvlucht van de VertiKUL2 in Lubbeek verliep alvast vlot.
LEZERSBRIEF
Seksuele meerderjarigheid In Campuskrant van 24 juni wordt seksualiteit bij jongeren herleid tot een experimenteel hedonistisch gebeuren. Is opvoeding niet meer dan laten experimenteren zonder verboden, à la Rousseau? Uiteraard heeft de strafwet met moraal te maken. Het feit dat men pas op 18 jaar met de auto mag rijden, heeft te maken met een moreel oordeel van de wetgever, die vindt dat men op jongere leeftijd niet volwassen genoeg is om veilig te rijden. Dit is duidelijk. Als niet helder is wat seksuele handelingen zijn, moet de wetgever ze benoemen: penetratie. Verantwoord en vrij instemmen met penetratie en eventueel zwangerschap is onmogelijk vóór 16 jaar. Wetten hebben invloed op het gedrag. Als 7% van
de jongeren (vooral jongens)* de wet overtreden, moeten we dan 98% van de meisjes aan dat misbruik blootstellen? Groepsdruk creëert meer promiscu gedrag. Wie draagt de gevolgen? Vooreerst het kind, dat levenslang geschonden is; artsen, psychologen en maatschappelijk werkers mogen met belastinggeld ‘behandelen’: het abortusdrama van 14-jarigen, soa’s en steriliteit, echtscheidingen en suïcide… Daarom spoort de consensustekst in the Lancet van 2004 (The time has come for common ground on preventing sexual transmission of HIV) aan tot onthouding voor jongeren buiten een vaste levenslange relatie. Weten we nog steeds geen weg met seksualiteit? In 1960, ook aan de KU Leuven, werd seksualiteit van haar eerste functie losgekop-
Deze lezersbrief is een reactie op een artikel in de reeks De Raad waarin drie experts aan het woord kwamen over de discussie rond seksuele meerderjarigheid. Herlees het artikel op nieuws.kuleuven.be/veertienplus
peld. Dachten jongeren vroeger van een zoen zwanger te worden, nu geloven ze dat niet eens meer van seksuele gemeenschap, vaak beschouwd als ‘wat foefelen’ of ‘experimenteren’. Tegen die vorm van feitelijk misbruik moeten ze beschermd worden. Tot geëmancipeerde vrouwen opvoeden, betekent meisjes van hun vruchtbaarheidsanalfabetisme verlossen. Zij moeten zelf aan den lijve hun vruchtbaarheid leren ervaren én betrouwbaar herkennen. Wanneer ze volwassen genoeg zijn, zullen ze er hun verantwoordelijkheid in volwassen dialoog met hun partner voor opnemen, voor zichzelf en de (steeds) mogelijke derde. Elk kind heeft recht op een gezin. Dit vergt een verantwoorde volwassen keuze om het gezin te stichten en om dit
prachtige geschenk permanent te onderhouden. Waarom kan de universiteit studie en gezin niet verzoenen vanaf 18-19 jaar in plaats van de facto contraceptie aan te bevelen vanaf 14 jaar? Dr. Luc Kiebooms Alumnus geneeskunde KU Leuven (1964)
(*) Noot van de redactie: Het artikel in Campuskrant vermeldde dat uit de recente Sexpert-enquête blijkt “dat slechts zeven procent van de jongeren op veertien jaar al geslachtsgemeenschap heeft gehad.” Over het aandeel van jongens daarin werd geen uitspraak gedaan.
ONDERZOEK
CAMPUSKRANT | 23 SEPTEMBER 2015
11
Drie doctorandi met een drone: Bart Theys, Jon Verbeke en Dries Hulens.
© KU Leuven | Rob Stevens
De appelcopter
Doctorandus Dries Hulens van Technologiecampus De Nayer Sint-Katelijne-Waver test in Lubbeek een multicopter. “Onze onderzoeksgroep Embedded and Applied Vision Engineering (EAVISE) werkt aan snellere software op het vlak van artificiële intelligentie en beeldverwerking, voor vrachtwagens en draagbare systemen, maar ook voor drones. “Beeldverwerking kan veel toepassingen krijgen bij drones: nummerplaten van auto’s op een parking herkennen, de voorraad tellen in grote industriële magazijnen, 3D-kaarten maken van gebouwen voor landmeters of architecten ...” Zelf werkt Hulens onder leiding van professor Toon Goedemé aan een drone die als automatische cameraman kan fungeren. “Die zou je
Een beetje verderop staat een lange, smalle drone in de vorm van een skateboard. Het is een multicopter met zes rotoren: twee grote horizontale schroeven en vier kleintjes. “Ik ontwikkel een drone die de oogst in een fruitboomgaard kan schatten”, vertelt Jon Verbeke, ook doctoraatsstudent robotica. “Het toestel moet door de rijen bomen kunnen vliegen en zijwaarts foto’s kunnen maken: met beeldverwerkingssoftware kan je zo bijvoorbeeld de appels tellen. Als je bovendien ook de grootte van de appels kan berekenen, heb je meteen een goed idee van de omvang van de oogst. Er zijn ook andere toepassingen denkbaar, zoals het opsporen van zieke bomen.” Er worden nu al drones ingezet in boomgaarden: “Drones zijn sneller dan tractoren en hebben geen last van een steile of hobbelige ondergrond. Maar de drones die men nu gebruikt, fotograferen van bovenaf – en niet tussen de bomen – en zo missen ze veel informatie. De huidige schattingen zitten er soms tot 25 procent naast, terwijl een precies cijfer net belangrijk is voor de fruittelers.” Een hele uitdaging om een drone en bijhorende navigatiesoftware te ontwikkelen om tussen rijen bomen te manoeuvreren: “De twee grote rotoren zorgen voor stuwkracht en met de vier kleintjes bestuur je het toestel. De combinatie
maakt dat deze drone langer in de lucht kan blijven. Om ruwweg zijn weg te vinden gebruikt de drone gps. Botsingen vermijden we via een webcam vooraan en sensoren links, rechts en onderaan.” Binnenshuis heeft de drone al een paar succesvolle vluchten achter de rug. De testen buiten volgen nog. “Dat moet lukken, al zal het moeilijk blijven bij zware wind en in boomgaarden met zeer nauwe gangen. Een volgende stap is dan de beeldverwerkingssoftware om de oogst te schatten.”
De vliegende cameraman kunnen inzetten op plaatsen waar een menselijke cameraman moeilijk kan geraken, bijvoorbeeld om een bergbeklimmer of een rafter te filmen.” Het lijkt eenvoudig om een computer en camera aan een drone te hangen, maar dat is het niet. “De hardware moet zo klein mogelijk zijn, want de drone moet natuurlijk zo licht mogelijk blijven. De onderdelen bestaan allemaal al, maar moeten geminiaturiseerd worden.” Ook de software moet kunnen volgen: “Als je een wielrenner filmt met een drone, wil je die beelden in real time kunnen zien. Als de drone er een paar seconden over doet om één beeld te verwerken en door te sturen, heeft het geen
ADVERTENTIE
zin. Je hebt dus software nodig die real time beelden kan verwerken, en dat vanop kleinere hardware dan normaal.” Dat vergt nog wat werk. De bedoeling is dat de drone zonder de sturing van een piloot een mens kan vinden en volgen. “Dat kan op dit moment al, maar ook die software kan nog verbeterd en uitgebreid worden. Nu herkent de drone bijvoorbeeld contouren van mensen, geen specifieke gezichten. Je zou software voor gezichtsherkenning kunnen toevoegen, als je bijvoorbeeld één welbepaalde wielrenner wil volgen. En je kan nog verder gaan: drones die zelf beslissen tussen welke beelden van een sportwedstrijd ze wisselen. Zo evolueer je naar een geautomatiseerde regie.”
ADVERTENTIE Leuven , Schouwburg zondag 18 oktober 2015 Van 11u tot 18u www.festival2021.be
Gershwin Triple Sunday!!! Frank Braley, Daan Vandewalle, Flath Earth Society
Surf naar www.upl.be en ontdek onze nieuwe en komende titels.
www.upl.be info@upl.be +32 (0)16 32 53 45
Leuven University Press Fall 2015
st
Muziek van de 20e eeuw
fe
novecento
iv
a
l
Onze herfstcatalogus 2015 is er!
20
21
12
ONDERWIJS
CAMPUSKRANT | 23 SEPTEMBER 2015
Seks in cijfers Jongvolwassenen tussen 18 en 29 _ Bij mannen ligt de gemiddelde leeftijd voor de eerste keer seks op 16,9 jaar. Bij vrouwen ligt die op 16,7 jaar. _4 8,9 % van de
mannen en 52,8 % van de vrouwen vinden dat mensen zelf mogen kiezen vanaf welke leeftijd ze seks hebben, en dat er dus geen leeftijd moet worden vastgelegd door de wet.
_ 24,6 % van de mannen
UNIVERSITEITSBREED KEUZEVAK: SEKSUALITEIT VAN A TOT Z
“ Er zijn nog steeds taboes” Vanaf dit academiejaar kunnen studenten zich inschrijven voor het universiteitsbrede keuzevak ‘Seksualiteit in perspectief ’. Het is een kennismaking met het wetenschappelijke denken over seksualiteit en moet jongeren een zo breed mogelijk beeld geven. “Het is geen seksuele voorlichting en gaat niet over condooms of vibrators.” TEKST: Pieter-Jan Borgelioen | ILLUSTRATIE: Gudrun Makelberge
P
rofessoren Paul Enzlin en Erick Janssen zijn de drijvende krachten achter het nieuwe keuzevak en geven ook les binnen de tweejarige masteropleiding seksuologie. “We willen studenten kritisch leren reflecteren over seksualiteit en hen laten kennismaken met de wetenschappelijke feiten”, zegt Enzlin. “Daarmee hopen we hun visie en denken te verruimen.”
minder bekende aspecten van seksualiteit”, zegt professor Janssen. “Denk aan visies op seksualiteit in verschillende culturen, de rol van gender, de invloed van religie of ethiek op onze seksualiteit ... Maar er is ook aandacht voor meer algemene vragen: hoe ziet de seksuele levensloop eruit? Hoe zit het met de dynamiek binnen relaties? En welke processen zijn er aan het werk in ons lichaam?”
Meer dan seks
Waarheid of fictie
Enzlin en Janssen benadrukken dat het vak weinig te maken heeft met de lessen seksuele voorlichting die jongeren krijgen in het middelbaar. “Daar blijven we zoveel mogelijk van weg”, zegt Enzlin. “Seksuele voorlichting richt zich voornamelijk op technische aspecten. Hoe de menselijke anatomie eruit ziet of hoe je soa’s of zwangerschappen voorkomt. Dat is maar een miniem onderdeel van de seksuologie. Ook bij ons zal biologie aan bod komen, maar het gaat eerder om wat seksualiteit voor mensen kan betekenen.” “We willen studenten laten kennismaken met
Een betere en bredere kennis over seksualiteit kan bijdragen tot de persoonlijke ontwikkeling van jongeren, vindt Enzlin. “De periode tussen 18 en 23 jaar is erg belangrijk voor de identiteitsontwikkeling. Seksualiteit is daar een wezenlijk onderdeel van. Voor heel wat jongeren is die zoektocht niet vanzelfsprekend. Ze worstelen met zichzelf of zitten met tal van vragen. Die worden gevoed door een bepaald beeld van seksualiteit in de media. Door daar wat dieper op in te gaan, hopen we jongeren op een andere manier te inspireren en een nieuw licht te werpen
_7 ,4 % van de mannen
op hun persoonlijke zoektocht.” “Veel mensen denken dat de huidige generatie jongeren meer weet over seksualiteit dan de vorige, maar ik weet niet of dat klopt”, zegt Janssen. “Dat beeld ontstaat omdat er nu veel meer informatie over seks en seksualiteit beschikbaar is. Jongeren zoeken heel wat op via internet of lezen erover in bepaalde tijdschriften. Maar hoe accuraat zijn de dingen die ze lezen? En hoe goed kunnen ze zelf het onderscheid maken tussen waarheid en fictie? Ook hier is een bredere wetenschappelijke achtergrond nuttig.” Echte wetenschap
De media spelen volgens Enzlin een cruciale rol bij onze beeldvorming over seksualiteit. “Er wordt voortdurend gefocust op de twee uitersten van het spectrum”, zegt hij. “Enerzijds heeft men het over de mogelijke gevaren van seks, zoals soa’s of ongewenste zwangerschappen. Anderzijds hoor je seksuologen in tv-programma’s voortdurend praten over ‘meer en betere seks’. Wat zich daartussen bevindt, komt amper aan bod. Misschien omdat er nog steeds taboes over bestaan.” Volgens Janssen zorgt dat ook voor een deuk in het imago van de seksuoloog. “Als je seksexperts enkel hoort praten over hoe je seksueel plezier kan verhogen of de juiste vibrator kiest, krijg je automatisch een verkeerd beeld van ons vakgebied. Seksuologie is net zozeer een wetenschappelijke discipline als wiskunde of psychologie. Met dit vak willen we studenten daar een beter zicht op geven.”
Studentenwelkom Leuven WOENSDAG 30 SEPTEMBER • LADEUZEPLEIN
Zet het academiejaar feestelijk in! #Stu
#StuWel
en 12,1 % van de vrouwen geven aan dat ze bij hun laatste seksueel contact een condoom hebben gebruikt.
www.studentenwelkom.be www.studentenwelkom.be
en 3,3 % van de vrouwen vinden holebi’s abnormaal.
_ 43 % van de mannen en 55,6 % van de vrouwen vinden dat kinderen moeten leren dat het normaal is om holebi te zijn.
_ 4,8 % van de mannen heeft al eens een soa gehad (geen hiv). Bij de vrouwen gaat het om 6,7 %. _5 8,6 % van de vrouwen geeft aan de voorbije zes maanden niet naar porno te hebben gekeken. 21,5 % van de mannen kijkt meerdere keren per week naar porno, en 0 % van de vrouwen. Alle cijfers komen uit het ‘Sexpert’-onderzoek (2010) van KU Leuven, UZ Gent en UGent. De cijfers in dit lijstje betreffen jongvolwassenen van 18 tot 29 jaar oud.
L OKO
de Leuvense studentenkoepel
NIEUWS
CAMPUSKRANT | 23 SEPTEMBER 2015
Opening academiejaar 2015–2016
In een speech die volledig in het teken stond van de vluchtelingencrisis (zie p. 1) voerde rector Torfs de aula mee langs een reeks confronterende vragen. Maar ook de andere sprekers boden het publiek stof tot nadenken. Joris Gevaert pleitte in naam van de studenten voor een zinvolle studie-oriëntering. Die kan de vorm krijgen van een proef, verplicht maar niet bindend, maar nog liever zien de studenten een oriënteringstraject, dat al in het secundair onderwijs begint. Isabelle Benoit, vertegenwoordiger van het administratief en technisch personeel, wees erop dat het ATP in
een niet zo ver verleden weinig of niet betrokken werd bij het universitaire beleid. Dat is gelukkig veranderd, maar er is nog een hele weg af te leggen. Meer dan ooit bestaat de behoefte om gehoord te worden over thema’s als werkdruk, verloning en mobiliteit. Dat vermijdt frustraties en stress, en wakkert het gevoel aan dat we samen één gemeenschap vormen. Professor Christoffel Waelkens citeerde als woordvoerder van het academisch personeel de vroegere Franse premier Michel Rocard: Le plus urgent, c’est le long terme. Toch moet het werk
aan grote beleidsdoelen ook op korte termijn al voelbaar zijn. Hij noemde een aantal dossiers die op dat vlak voor verbetering vatbaar zijn: diversiteitsbeleid, rechtvaardige waardering, de werking van de beoordelingscommissies en de integratie. Professor Waelkens rondde af met een duidelijke vraag aan de minister van Onderwijs: “Onze korte-termijn-vraag zou zijn: geef ons meer middelen. De lange-termijn-versie is: investeer in hoger onderwijs.” Uitgebreid verslag op nieuws.kuleuven.be/opening2015
13
COLOFON Campuskrant, maandelijks tijdschrift van de KU Leuven Een realisatie van de Nieuwsdienst Hoofdredactie Sigrid Somers, Reiner Van Hove | Redactie Pieter-Jan Borgelioen, Ilse Frederickx, Ludo Meyvis, Rob Stevens, Ine Van Houdenhove, Wouter Verbeylen | Medewerkers Katrien Bollen, Tine Danschutter, Julia Nienaber, Sofie Roux, Sarah Somers, Anke Vander Elst, Inge Verbruggen | Freelancers Peter Van Dyck | Redactieadres Naamsestraat 22, bus 5002, 3000 Leuven, T 016 32 40 13, nieuws@kuleuven.be | Adreswijzigingen Alumni Lovanienses, Naamsestraat 63, bus 5601, 3000 Leuven, info@alum. kuleuven.be | Grafisch ontwerp Jansen & Janssen, Gent | Lay-out en zetwerk Wouter Verbeylen | Fotografie Rob Stevens | Cartoons Joris Snaet | Illustraties Gudrun Makelberge | Reclameregie Inge Verbruggen, T 016 32 40 15, inge.verbruggen@kuleuven.be | Oplage 30.000 ex. | Drukwerk Eco Print Center, Lokeren. Campuskrant wordt gedrukt met milieuvriendelijke waterloze druktechnologie. | Verantwoordelijke uitgever Jos Vaesen, Naamsestraat 22, bus 5000, 3000 Leuven Copyright artikels Artikels kunnen overgenomen worden mits toestemming. Het volgende nummer van Campuskrant verschijnt op 21 oktober.
14
ALUMNI
CAMPUSKRANT | 23 SEPTEMBER 2015
LEVEN na LEUVEN
GEERT NOELS, ECONOOM EN VERMOGENSBEHEERDER
“Tegen de massa in gaan is verdomd moeilijk” Geert Noels mag dan een uiterst bevlogen econoom zijn, soms twijfelt hij aan zijn studiekeuze. “Economen kunnen over alles meepraten en advies geven, maar we creëren niets.” Peter Van Dyck
H
et is goed je kind vrij te laten”, filosofeert Geert Noels. Zijn zoon zit op kot in Leuven, waar hij net informatica is beginnen te studeren. In zekere zin drukt de zoon de voetsporen van vaderlief. Meer dan twintig jaar geleden volgde die in Leuven een tweejarige MBA, na TEW gestudeerd te hebben aan de Universiteit Antwerpen. Tot die bijkomende opleiding werd hij aangepord door twee bevriende leuvenofielen, van wie één assistent was van professor Herman Daems. “Zij vonden dat ik absoluut van de Leuvense sfeer moest proeven”, legt Geert Noels uit. “Ik was op dat moment al aan de slag bij de studiedienst van het VEV en zij oordeelden dat
privilege om als eerste een keuze te maken. Het is enkel omdat Lier de schapenmarkt verkoos dat Leuven een universiteitsstad werd.” Groepsdruk
ik nog een lacune had op het vlak van management. Ze overtuigden mij om me in dat avontuur te storten. Want dat was het wel. Ik moest werk, familie én het behoorlijk zware leerprogramma zien te combineren.” Al snel moest hij erkennen dat de Leuvense sfeer echt apart is. “Leuven is een ecosysteem dat volledig rond de student is gebouwd. In Antwerpen draait het toch véél meer om economie en toerisme. In Leuven vind je alles binnen wandelafstand, het is een gezellige stad op mensenmaat.” Zelf woont hij nu in Lier. “Wist je dat tussen de twee steden een historische rivaliteit bestaat? Volgens de legende kreeg Lier lang geleden van de toenmalige hoofdstad Mechelen het
Vandaag staat Geert Noels erom bekend dat hij vrij ascetisch leeft. Hoe was zijn feestgedrag in zijn studententijd? “Ik zette weleens een stapje in de wereld, maar cantussen of studentenclubs hebben me nooit aangesproken. Weet je wat het is? Ik heb een hekel aan groepsdruk. Dat is trouwens een rode draad in mijn leven: vanaf het moment dat iets in groep moet gebeuren, zet ik een stap opzij.”
Zodra er iets in groep moet gebeuren, zet ik een stap opzij. Er zijn momenten waarop Noels twijfelt aan zijn studiekeuze. Als hij de klok zou kunnen te-
rugdraaien, dan zou zijn voorkeur misschien uitgaan naar een opleiding tot burgerlijk ingenieur. “Niet dat ik écht spijt heb van mijn vroegere keuze, maar dat ik niets maak, is wel een frustratie. Economen kunnen over heel wat meepraten en advies geven, maar we creëren niets. Wij blijven toeschouwers, terwijl een product in elkaar kunnen steken toch de ultieme bevrediging lijkt.” Alles welbeschouwd is hij niettemin blij met de brede bagage van twee jaar Leuven: handelswetenschappen, Europese politiek, marketing, financieel management… “Die mengeling van kennis kwam op het goede moment. Bij het VEV was ik gevormd als macro-econoom. Door de MBA kreeg ik een mix van macro en micro, wat inzicht verschaft in hoe een bedrijf werkt. Kort na de opleiding ben ik overgestapt naar beurshuis Petercam, waar een pure macro-econoom moeilijk zou hebben kunnen aarden.” iPaper
Het was bij Petercam dat het grote publiek Geert Noels leerde kennen. Naast klanten adviseren over hun vermogensbeheer, legde hij zich toe op het analyseren van de economie en de beurzen
ADVERTENTIE
How do you make a lithography system that goes to the limit of what is physically possible? At ASML we bring together the most creative minds in physics, electronics, mechatronics, software and precision engineering to develop lithography machines that are key to producing cheaper, faster, more energy-efficient microchips. Our machines need to image billions of structures in a few seconds with an accuracy of a few silicon atoms. So if you’re a team player who enjoys the company of brilliant minds, who is passionate about solving complex technological problems, you’ll find working at ASML a highly rewarding experience. Per employee we’re one of Europe’s largest private investors in R&D, giving you the freedom to experiment and a culture that will let you get things done. Join ASML’s expanding multidisciplinary teams and help us to continue pushing the boundaries of what’s possible.
www.asml.com/careers /ASML
/company/ASML
ALUMNI
CAMPUSKRANT | 23 SEPTEMBER 2015
15
Wie is Geert Noels? – zo voorspelde hij de crash van de technologieaandelen, in 2000. Hij kwam steeds nadrukkelijker in de schijnwerpers te staan, maar een bewuste strategie was dat niet. “Het toeval wilde dat ik mij, dankzij ervaringen met schooltoneel en vrije radio, goed kon uitdrukken én dat op het einde van de jaren 90, met de internetbubbel, de interesse in economie groeide. De media zochten specialisten die feiten bevattelijk konden duiden.” In 2008 goot hij zijn visie in een boek. Econoshock, een pleidooi voor een duurzaamheidsrevolutie, werd onverwacht een schot in de roos. “Niemand geloofde erin, ik heb serieus strijd moeten leveren met uitgevers. Een boek over economie lag al moeilijk. Dat ik er ook nog foto’s en grafieken in kleur in wou opnemen, wekte nog meer tegenstand op. Het achterliggende idee was: iedereen moet het kunnen lezen, om over economie te kunnen meespreken. Wat ik toen schreef, is nog altijd niet gedateerd. Ik voorzag bijvoorbeeld dat de gedrukte media het moeilijk zouden krijgen omdat mensen kranten en magazines zouden gaan lezen op wat ik iPaper noemde. Daar is heel hard om gelachen, maar enkele jaren later was er de iPad. Ook mijn stellingen over het groeiende belang van de ecologie en mijn kritische bemerkingen over de euro blijven overeind.” Gekkenwerk
Petercam verlaten en Econopolis oprichten, was na Econoshock de logische volgende stap. Met dat bedrijf blijft Noels actief als vermogensbeheerder, financieel adviseur en economisch expert, maar trekt hij resoluut de kaart van de duurzaamheid, met focus op de lange termijn. Econopolis is dus een logisch uitvloeisel van het ideeëngoed dat hij in zijn boek ontvouwde. Bovendien was het een keuze in functie van het gezin. “Mijn Petercam-tijd was slopend. Om vijf uur ’s ochtends vertrekken en pas rond middernacht weer thuiskomen: dat was gekkenwerk. Je zit op het moment zelf in zo’n flow dat je niet beseft hoe krankzinnig het is. Mijn echtgenote verzuchtte op een bepaald moment dat ze wilde dat die waanzin zou stoppen. Het hele gezin stond dan ook achter mijn keuze om een eigen bedrijf te beginnen.” Niet dat de econoom en vermogensbeheerder nu geen drukke agenda meer heeft, integendeel. Die mag evenwel niet meer met hem op de loop gaan. “Ik werk nu geregeld thuis. Dan is het minder erg als iets wat uitloopt. Een bedrijf opstarten is zeker intensief, maar ik probeer het zo te
°1967 Antwerpen Gestudeerd TEW (Universiteit Antwerpen, 1990) MBA (KU Leuven, 1994) Loopbaan 1990 auditeur bij Coopers and Lybrand (nu PWC) 1992 adviseur bij studiedienst Vlaams Economisch Verbond (nu Voka) 1994 econoom bij Petercam 1997 promotie tot hoofdeconoom en strateeg bij Petercam 2008 bestuurder bij de Koninklijke Schenking 2009 start van eigen vennootschap Econopolis Publicatie 2008 Econoshock (Houtekiet) Privé Getrouwd, twee kinderen Woont in Lier
© Dieter Telemans | Imagedesk.be
organiseren dat Econopolis niet rond mij draait. Alle beslissingen via jou laten passeren, is niet duurzaam. We spreiden heel bewust de verantwoordelijkheid. Sport speelt ook een cruciale rol. Fietsen is een automatische stabilisator. Tijd hebben voor jezelf, zonder continu lastig gevallen te worden door telefoons en mails, houdt je in balans.” Niet polariseren
Noels verwijt de vakbonden weleens te weinig naar langetermijnoplossingen te zoeken voor hun leden, maar schaart zich evengoed achter het idee van het basisinkomen en schrikt er ook niet voor terug om het Deurganckdok en het Oosterweelproject in Antwerpen vergissingen te noemen. Met zijn meningen strijkt de econoom beurtelings links en rechts tegen de haren in. Is het soms niet eenzaam om tot geen enkel kamp te behoren? “Ik houd rekening met goede argumenten, van welke kant ze ook komen. Polariseren helpt ons echt niet. We leven nogal dicht op elkaar in deze maatschappij. Om je plaatsje te vinden, ben je snel geneigd om
aansluiting te zoeken bij een kamp. De groep biedt beschutting, maar is verstikkend voor de zelfontplooiing. Dus ja, het is wat eenzaam, maar het grote voordeel is dat je als onafhankelijke altijd heel vrij kan spreken. Ik heb destijds
Mensen maken steeds dezelfde fouten, de gedocumenteerde geschiedenis ten spijt. bij het VEV ondervonden wat het betekent om eerst stelling in te nemen en je vervolgens enkel op die argumenten te concentreren die jouw standpunt onderbouwen. Ik begrijp dus hoe tunnelvisies bij drukkingsgroepen ontstaan. Ze zoeken bewust breekpunten en zullen niet makkelijk toegeven dat de tegenpartij ook een punt heeft. Zo zit het spel in elkaar, maar ik doe
Steek je licht op itb! ij de Kinderuniversite
Krijg les van echte proffen
ens tal van workshops én ga zelf aan de slag tijd
Ontdek het programma en schrijf je in voor een hele dag gratis plezier!
daar niet graag aan mee.” Vermogensbeheer vereist volgens Noels een zeer brede kijk. Psychologisch doorzicht helpt bijvoorbeeld om de financiële wereld te analyseren. Uiteraard kijkt hij ook met een vergrootglas naar de crisissen in Europa: na de financiële nu ook de vluchtelingencrisis. “Crisissen zijn veranderingsprocessen, en daar houdt de mens niet van. Econopolis vraagt zijn klanten om te anticiperen op de grote uitdagingen waar de samenleving en het milieu voor staan en pleit bijvoorbeeld voor een trager groeiritme. Consultants die enkel zeggen wat de klant wil horen, hebben het véél makkelijker. Een lans breken voor duurzame verandering is boeiend, maar vermoeiend. Mensen maken steeds dezelfde fouten, de gedocumenteerde geschiedenis ten spijt. Charles MacKay heeft een prachtig boek geschreven over hoe paniekgolven ontstaan: Extraordinary Popular Delusions and the Madness of Crowds. Hij legt daarin onder meer uit waar de heksenjachten vandaan komen. Massahysterie is van alle tijden. Tegen de massa in gaan is verdomd moeilijk.”
17 oktober: Leuven binnenstad 24 oktober: Campus Kulak Kortrijk 31 oktober: Heverlee
16
ALUMNI
CAMPUSKRANT | 23 SEPTEMBER 2015
SPRONG Eén studie, twee wegen
Naam
Naam
Katell De Groote
Hilde Sonck
Gestudeerd 1998-2003: Germaanse; EngelsNederlands (KU Leuven) 2003-2004: aanvullende studie geschiedenis – Middeleeuwen (KU Leuven) 2013-2015: bachelor kleuteronderwijs (VIVES)
Gestudeerd 1986-1990: Germaanse; Duits-Engels (KU Leuven) 1990-1991: Postgraduaat media- en informatiekunde (KU Leuven)
Loopbaan 2004-2013: jobs in IT-sector 2015: kleuterjuf
Loopbaan 1991-2001: leerkracht Duits (avondonderwijs) 1992-nu: beeldarchivaris / researcher VRT
Privé Woont in Hever; 3 kinderen
Privé Woont in Denderleeuw
“ Ik wil mijn job zijn, niet doen”
“ Ik ben altijd een tv-freak geweest”
Katell De Groote (34), sinds zes maanden kleuterjuf: “Als je me vier jaar geleden had gezegd dat ik vandaag voor de kleuterklas zou staan, dan had ik je voor gek verklaard.”
Hilde Sonck (47) is al 24 jaar beeldarchivaris bij de VRT. “Ook als ik thuis naar het nieuws kijk, ben ik trefwoorden aan het bedenken.”
“Ik speelde als kind altijd schooltje. Ik schreef me in voor Germaanse met het idee om nadien les te geven. Maar ik ben zelfs niet aan de lerarenopleiding begonnen. Een klas vol zestienjarigen, het boezemde me ineens angst in.” “Na mijn afstuderen ging mijn vriend – nu echtgenoot – werken in Schotland. Het bedrijf bood mij ook een job aan: bestellingen afhandelen voor buitenlandse bedrijven. Ik kon mijn talen goed gebruiken en ik genoot van de ervaring. Maar na twee jaar kreeg ik heimwee en zijn we teruggekeerd.” “Ik vond een nieuwe job in de IT-sector. Als account manager voor services had ik een mooi salaris, een bedrijfswagen, laptop, gsm ... maar na een tijdje begon ik de uren af te tellen. Sales is eigenlijk niets voor mij. En servicecontracten afsluiten, daar zit nu eens nul passie in (lacht).” “Op een gegeven moment raakten mijn batterijen niet meer opgeladen. Ik vroeg me af waar ik mee bezig was: cijfers en targets halen, geld verdienen voor de bazen van de bazen van mijn bazen ... Ik wou iets zinvols doen voor de maatschappij. En ik wilde met
kleine kinderen werken – tieners zag ik nog steeds niet zitten (lacht) – en met taal.” “Dan kom je al snel bij kleuteronderwijs uit – als kleuterjuf ben je de hele dag met taal bezig. Ik heb twee jaar tijdskrediet genomen om de opleiding te volgen. In februari, amper een halve week na mijn laatste stage, stond ik hier in de Lutgardisschool voor de klas, voor een vervanging. Ik had het gevoel dat alles op zijn plaats viel. Na de paasvakantie kreeg ik het onthaalklasje onder mijn hoede. En sinds 1 september heb ik mijn eigen tweede kleuterklas.” “De eerste week was ik mijn stem al kwijt (lacht). Natuurlijk is het vermoeiend. Maar op een goede manier. En het is een fijn gevoel om mee te mogen werken aan de ontwikkeling van kinderen, het bouwen van een persoonlijkheid. En nog: ik mag hier voorlezen zoveel ik wil (lacht).” “Ik loop met een grote smile rond, dit is zó wat ik moet zijn. Servicecontracten maak je, kleuterjuf ben je. Nooit wil ik terug naar een bureaujob. Ik ben zo blij dat ik hier kan rondlopen, zingen en dansen. Beeldmateriaal archiveren, zoals Hilde, zou dus niets voor mij zijn.” “Studeren aan de universiteit was geen tijdverspilling. Ik zou het zo opnieuw doen. Alleen zou ik er nu wel de lerarenopleiding bij volgen. Dat zou me vrijstellingen hebben opgeleverd (lacht).”
“Ik ben Germaanse gaan studeren om in het onderwijs te gaan. Ik ben altijd een tv-freak geweest, maar van een job bij de VRT durfde ik niet te dromen, ik dacht dat je een lange arm moest hebben om daar binnen te geraken.” “In 1991 was VTM jong en hip, en al mijn medestudenten media- en informatiekunde wilden dáár stage lopen. Ik kwam hier op het beeldarchief van de VRT terecht. De Golfoorlog was volop aan de gang en ze konden wel een extra kracht gebruiken. Ik moest toen vooral buitenlands materiaal archiveren, mijn talenkennis kwam dus goed van pas.” “Na mijn afstuderen deed ik een paar maanden interims in het onderwijs. En toen kreeg ik een telefoontje dat ik hier mocht beginnen als beeldarchivaris. Om een vast contract te krijgen heb ik later wel moeten meedoen aan een toelatingsexamen. Intussen werk ik nog steeds bij het beeldarchief. Ik ken trefwoorden en beschrijvingen toe aan het beeldmateriaal van de afdeling nieuws/duiding.” “Een gemiddelde Journaal-dag brengt anderhalve dag archiveerwerk met zich mee, dus uiteraard heb ik een aantal collega’s. We archiveren niet enkel de uitge-
Samen kom je op andere gedachten. Meer info op www.MindMates.be
zonden Journaals – elk item apart – maar ook al het ruwe materiaal. Dat betekent dat wij veel te zien krijgen wat als te gruwelijk wordt bestempeld voor de kijker. Soms is dat best moeilijk. En tijdens de aanslagen van 11/9 kwam het allemaal heel dichtbij toen ik live beelden binnenkreeg terwijl ik wist dat mijn broer toen in het luchtruim hing en vertrokken was vanuit Newark.” “Af en toe doe ik ook research naar oude beelden. Voor de Eén-reeks Vriendinnen bijvoorbeeld, of voor de tentoonstelling over de sixties in Bokrijk. Vroeger moesten we daarvoor letterlijk het archief induiken waar alle banden geklimatiseerd worden bewaard, maar intussen is al heel wat materiaal gedigitaliseerd.” “Als ik thuiskom zet ik meteen de tv aan. Ik zei het al, ik ben een beetje een freak (lacht). Als ik naar een quiz kijk, zijn de actualiteitsvragen wel een makkie voor me. Zeker de beeldfragmenten. En met trefwoorden geven heb ik ook weinig moeite.” “Of ik me mezelf in een kleuterklas zou kunnen voorstellen? Nee! Zoveel lawaai, ik moet er niet aan denken. Hoewel ik volgens de dokter het gehoor heb van een F16-piloot van in de vijftig. Zo goed is de hele dag met een hoofdtelefoon op zitten blijkbaar ook niet voor je oren (lacht).” TEKST: Ine Van Houdenhove FOTO’s: Rob Stevens
PERSONALIA
CAMPUSKRANT | 23 SEPTEMBER 2015
EMERITUS EVANGELIE
17
Een prille emeritus blikt terug op wat voorbij is en trekt lessen uit een loopbaan.
Een molenaarszoon uit Assent bij Diest heeft de monarchie gered, en het land. Zo luidde alleszins de mening van professor Jan De Meyer, promotor van constitutionalist André Alen. “Dat was in 1990. Koning Boudewijn weigerde op morele gronden de zogenaamde abortuswet te ondertekenen. We hebben toen een uitweg uit de impasse gevonden. Of ik zo het land heb gered, laat ik voor rekening van mijn promotor, maar ik ben hem wel dankbaar voor de erkenning van mijn aandeel in die oplossing.” Ludo Meyvis
k kom uit een milieu van middenstanders. Mijn vader was molenaar, en ik hielp mee. Zware zakken meel sjorren: hard werk, maar wel prima voor je latere levensinstelling. Ik studeerde goed, en mijn ouders begrepen wel dat mijn toekomst niet in de molen lag. Waarom rechten? Eigenlijk bij uitsluiting. Wiskunde zou het al zeker niet worden. Geschiedenis, klassieke talen misschien? ‘Doe maar rechten,’ zei mijn oudere broer. En dat bleek me heel goed te liggen. Eigenlijk had ik weken voor de examens altijd al gedaan met studeren. Ik pakte het ernstig aan, maar ging ook wel uit. Het was de periode van Leuven-Vlaams. Ik stond niet mee op de barricades, hoewel ik nog stenen heb helpen opbreken. Het was een mooie tijd, met veel tijd om te lezen, maar ook wel hard. Op maandag ging ik nooit naar de les. Dan bleef ik thuis om mee te helpen.”
I
Gezonde praktijk
“Toen ik in 1973 afstudeerde, was de oliecrisis in volle gang. Jobs waren er nauwelijks. Ik vond uiteindelijk iets bij een verzekeringsmaatschappij, maar dat lag me toch niet. Ik was dan ook dolblij toen een assistent van professor De Meyer besloot om naar het klooster te gaan. Daardoor kwam er een plaats vrij, en kon ik me toeleggen op het grondwettelijk recht.” “Ik heb wetenschappelijk en praktisch-juridisch werk vrij snel gecombineerd. Het begon op de studiedienst van de toenmalige CVP, het Cepess, dankzij professor Suetens, mijn juridische peetvader. Al gauw volgden mandaten op ministeriële kabinetten, en bij de eerste ministers Tindemans, Eyskens, Martens en Dehaene. Van 1985 tot 1992 was ik secretaris van de Ministerraad.”
in Memoriam De universitaire gemeenschap neemt afscheid van:
“Die lijn in mijn werk liep samen met mijn wetenschappelijke loopbaan – ik heb mijn doctoraat behaald in 1983. Een jaar later werd ik benoemd in Gent, en in 1986 in Leuven. Ik heb dus redelijk wat gecombineerd, later ook nog bij de Raad van State en het Grondwettelijk Hof. Ik vind dat gezond. Een jurist mag zich niet begraven in de theorie. Bovendien heeft die praktische ervaring me heel erg geholpen in mijn lessen.” Trouw aan het krijtje
Op een plank staat heel prominent een mooie collectie Valkjes, onderscheidingen toegekend door studenten aan de beste spreker, beste docent enzovoort. “Daar ben ik trots op, ja. Ik heb
of zelden. Ik schrijf op het bord, met een krijtje. Misschien is dat ouderwets, maar het houdt de aandacht van de studenten beter vast.”
© KU Leuven | Rob Stevens
“Gij hebt het land gered” André Alen
Tijdelijk onmogelijk
“Tja, die koningscrisis … April 1990 was het. Ik was de enige niet-politicus in spoedvergaderingen, eerst op de Lambermont en later op het kabinet-Dehaene. Alles was strikt geheim, in het begin was het zelfs verboden iets te noteren. De koning had te kennen gegeven dat hij het wetsontwerp over de versoepeling van de abortusregeling niet wilde tekenen. ‘Zelfs niet als we de paus erbij zouden halen’, zei Martens. Een grondwettelijke crisis dreigde. Het beroep op grondwetsartikel 93, het vroegere artikel 82, was de enige uitweg. Dat gaat over de tijdelijke onmogelijkheid van de koning om te regeren. Het was in de oorlogsjaren gebruikt, toen de koning krijgsgevangen was, en later, in de jaren van de Koningskwestie. Een beroep op dat artikel bleek het enig mogelijke om uit de impasse te geraken.” “De regering heeft toen van 3 tot 5 april 1990 de bevoegdheden van de koning overgenomen. Het was een eenmalige oplossing voor een eenmalig probleem, niet voor herhaling vatbaar dus. Het Hof begreep dat het probleem alleen zo aangepakt kon worden. De kabinetschef van de koning, Jacques van Yperseele, feliciteerde me namens de koning. Het was het begin van heel goede contacten met het Paleis. Ik kon privéles geven aan koning Filip en aan koningin Mathilde, toen ze nog prins en prinses waren. In 1993 is me de titel van baron verleend. Toch iets om trots op te zijn.” “Ik heb redelijk wat kunnen bijdragen tot de uitbouw van het grondwettelijk recht in ons land, eerst als kabinetschef en secretaris van de Ministerraad, en later via het Grondwettelijk Hof. Ik ben er nu de Nederlandstalige voorzitter van. Vanzelfsprekend blijf ik normaal tot mijn zeventigste op het Hof. Dat is te combineren met mijn beperkte lesopdracht in Leuven, die ik na mijn emeritaat nog even blijf houden.”
Wijze
raad “Hou rekening met de complexiteit van het vakgebied en volg het goed op.” “Durf synthetiseren in je les, en kader je vakgebied in het geheel van geschiedenis en filosofie.” “Bereid je lessen goed voor. Het maakt lesgeven aangenamer, en de studenten zullen je er dankbaar voor zijn.”
“Het leven van een prof is natuurlijk grondig veranderd in vergelijking met mijn beginjaren. Je staat veel minder op een voetstuk. Dat is niet erg, maar er zijn grenzen. Ik krijg van sommige studenten mailtjes die nog net niet beginnen met ‘Hoi André’, maar het scheelt niet veel. Ik antwoord dan op klassiek-formele wijze, beginnend met ‘Zeer geachte Heer’ of zo.” “De administratie is ook sterk toegenomen, al
heb ik het gevoel dat het ergste achter de rug is. De groepen zijn veel groter geworden, al deert dat me niet. Ik hou er wel van om voor zo’n grote groep les te geven en een tikkeltje show te geven.” “Het grondwettelijk recht is veel moeilijker geworden. Misschien is het daardoor dat mijn vak beschouwd wordt als een ‘buisvak’? België is door de opeenvolgende staatshervormingen veel complexer geworden: de hele sfeer van het regionale recht is erbij gekomen. En dan is er nog de sterke impact van het Europese recht. Daar tussenin moet de Belgische constitutionalist navigeren. Niet eenvoudig.” “Ik heb altijd met veel energie kunnen doen wat ik wou doen, en ik mag een deel daarvan blijven voortzetten na mijn emeritaat. Ik zal wel iets meer tijd hebben voor de familie. We hebben een kleindochter, en daar ben ik zo trots op. En verder hoop ik meer te kunnen lezen, biografieën en geschiedenis vooral. Je mag het letterlijk zo noteren: ik ben een gelukkig man.”
Professor Frank Delmartino Emeritus hoogleraar aan de Faculteit Sociale Wetenschappen (31/10/1939 – 21/06/2015)
Professor Leon Mooren Emeritus gewoon hoogleraar aan de Faculteit Letteren (19/06/1941 – 03/08/2015)
Pater Wim de Pater S.C.J. Ere-gewoon hoogleraar aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte (25/02/1930 – 03/09/2015)
Professor Walter Baron van Gerven Emeritus buitengewoon hoogleraar aan de Faculteit Rechtsgeleerdheid (11/05/1935 – 08/07/2015)
De heer Franciscus W.J.M. Brouwers Student Faculteit Letteren (06/01/1935 – 13/08/2015)
Mevrouw Josiane Ulburghs Praktijklector aan de SLO Frans van de Faculteit Letteren (10/01/1955 – 10/09/2015)
Als prof sta je nu veel minder op een voetstuk. Dat is niet erg, maar er zijn grenzen. altijd graag lesgegeven, en hoe groter de groep, hoe liever ik het had. Alleen leidde dat ertoe dat ik weleens zittijden van drieduizend examens meemaakte, in Gent en Leuven samen. Ik paste alle examenvormen toe, zelfs mondeling examen. Elke vorm heeft zijn voor- en nadelen.” “Ik bereidde mijn lessen altijd erg grondig voor, en dat blijf ik volhouden. Twee uur les op maandag betekent vier uur werken op zondag, ook na meer dan dertig jaar. Dat merken de studenten natuurlijk ook. Slides gebruik ik nooit
Professor Georges Deneffe Ere-gewoon hoogleraar aan de Faculteit Geneeskunde (10/02/1935 – 03/08/2015)
Hoi André
Professor Franz Vanheule Ere-buitengewoon docent aan de Faculteit Rechtsgeleerdheid (14/07/1923 – 19/08/2015)
18
STUDENTEN
CAMPUSKRANT | 23 SEPTEMBER 2015
JOB STUDENT Onze huisfotograaf gaat op werkbezoek
“ De verhalen kruipen echt onder je vel” Naam
Lore Vandendriessche (22) Richting
pedagogische wetenschappen – orthopedagogiek Job
patiëntenvervoer, UZ Leuven campus Gasthuisberg Duur
1 maand per jaar
De eerste stop op mijn reis door het boeiende landschap der studentenjobs en jobstudenten is Gasthuisberg, waar de all charming vijfdejaarsstudente orthopedagogiek Lore Vandendriessche zich inzet voor de (tijdelijk) minder mobiele medemens. “Patiëntenvervoer kan zich tussen ziekenhuizen of binnen één campus afspelen, ik doe dat laatste op Gasthuisberg. Ik heb net m’n derde jaar achter de rug. Het UZ houdt er bij de verdeling van het werk rekening mee als iemand de job al kent en duidelijk gemotiveerd is.” Omdat ik alziend doch verre van alwetend ben even de vraag wat orthopedagogiek precies inhoudt. “Een orthopedagoog
probeert een begeleidingsplan op te stellen voor mensen met een mentale en/of fysieke beperking of voor – vooral jongere – mensen die leer- en gedragsproblemen hebben. Dit werk sluit daar op het eerste gezicht niet meteen bij aan, maar het sociale aspect ervan draagt wel degelijk een hoop bij. Vaak kom je in contact met mensen op een heel intens moment in hun leven. Als je ze ophaalt van een onderzoek of van een gesprek met een specialist waar ze slecht nieuws hebben gekregen, vloeit er al weleens een traan, of willen ze hun hart luchten. En hoewel er natuurlijk ook vrolijkere momenten bij horen – zoals geboortes of patiënten die ziektevrij verklaard worden – kruipt het toch wel onder je vel: alle verhalen en ook raadgevingen van mensen
Benoemd of onderscheiden • Professoren Koenraad Debackere (algemeen beheerder KU Leuven) en Peter Carmeliet (Vesalius Research Center) mogen zich voortaan baron noemen. Ook twee leden van de Raad van Bestuur kregen een adellijke titel: professor Hilde Laga (barones) en Herman Van Rompuy (graaf). • Professoren Greet Van den Berghe (Departement Cellulaire en Moleculaire Geneeskunde) en Luc Van Gool (Departement Elektrotechniek) ontvingen de Excellentieprijs (100.000 euro) van het FWO, ter bekroning van hun onderzoekscarrière. • Professoren Jozef Konings (Onderzoeksgroep Monetaire en Informatie-economie), Johan Vlaeyen (Onderzoekseenheid Gezondheidspsychologie), Michiel Steyaert (Afdeling
ESAT - MICAS, Micro-elektronica en Sensoren) en Stefaan Vaes (Afdeling Analyse) kregen Methusalem-financiering van de Vlaamse overheid toegekend. • Professor Marc Depaepe, campusrector Kulak, ontving een eredoctoraat van de universiteit van Letland in Riga, voor zijn bijdrage tot de bevordering van de pedagogische wetenschappen in Letland. • Professor Paul Igodt (Departement Wiskunde) ontvangt de Loopbaanprijs Wetenschapscommunicatie van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten, voor zijn verdiensten als initiatiefnemer en voorzitter van de Vlaamse Wiskunde Olympiade. • Professor Jan Tack (Departement Klinische en
in zulke moeilijke omstandigheden neem je mee naar huis. Maar het is een geweldig boeiende job, met fijne collega’s en veel variatie, want je rijdt rond met mensen van jong tot oud, en van licht gewond tot in hun laatste momenten.” En wat gebeurt er met de centen? “Een reisje moet er nog wel inzitten, en voor de rest wat sparen voor volgend jaar, voor het geval er nog niet meteen een voltijdse baan aankomt.” TEKST en FOTO’S: Rob Stevens
Heb jij een leuke, ongewone of fotogenieke studentenjob? Laat het ons weten via nieuws@kuleuven.be
Experimentele Geneeskunde) ontving de UEG Research Prize 2015 (100.000 euro) ter ondersteuning van het onderzoeksproject ‘Role of nutrients and tastants in determining the gastric accommodation (GA) reflex and the control of meal volume tolerance in health and disease’. • Professor Erik Toorman (Departement Burgerlijke Bouwkunde) ontving de J.J. Mehta Award 2015 (3.000 dollar) ‘for outstanding contributions to the physics of cohesive sediment transport and service to Intercoh’. • Luk Bruyneel (Leuvens Instituut voor Gezondheidszorgbeleid) won de Karolinska Medical Management Centre/EHMA Research Award voor zijn studie ‘Organisation of hospital nursing, provision of nursing care, and patient assessments of care in Europe’. • Professor Jaak Billiet (Centrum voor Sociologisch Onderzoek) ontving de Outstanding Service Prize van de European Survey Research Association (ESRA).
• Delphine Dumortier (Dienst Onderwijsondersteuning en Studiebegeleiding) ontving de ETUDE-masterproefprijs van het Tulkens-Dehaeseleer Fonds (2.500 euro). Caroline Vancraeyveldt (Onderzoekseenheid Schoolpsychologie en Ontwikkelingspsychologie van Kind en Adolescent) won de ETUDE-doctoraatsprijs (5.000 euro). • Professor Gerd Van Riel (Hoger Instituut Wijsbegeerte) werd met ingang van 1 september aangesteld tot Francqui Onderzoekshoogleraar, voor een periode van drie jaar. • Professor Bart Nicolai (Departement Biosystemen) nam tijdens de twaalfde International Conference on Engineering and Food (ICEF) in Quebec City (Canada) een IAEF Lifetime Achievement Award in ontvangst. • Professor Maarten Naesens (Laboratorium Nefrologie) kreeg een onderzoeksbeurs (1 miljoen euro) van het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT).
PORTRET
CAMPUSKRANT | 23 SEPTEMBER 2015
SPEED DATE
19
In 30 vragen naar hoofd en hart van Lien Verpoest
Lien Verpoest (37) is docent Oost-Europakunde aan de Faculteit Letteren en een veelgevraagd expert inzake de actualiteit in Rusland en Oekraïne. Ine Van Houdenhove
“ Mijn kinderen die me om de hals vliegen,
01/ Wat wilde u ‘later’ worden?
“Toen ik tien was: reisjournalist. Toen ik achttien was: diplomaat.” 02/ Wat is het grootste misverstand over uw vakgebied?
“Dat slavistiek louter een taalstudie is. Het is een area study: naast Russisch en Pools bestuderen onze studenten ook geschiedenis, cultuur en politieke situatie van de regio.” 03/ Wat was het meest ontroerende moment van uw loopbaan?
“Toen ik solliciteerde voor een plaats als docent bij Slavistiek was ik nog maar pas bevallen en een wrak door slaapgebrek. Ik ben echt boven mezelf moeten uitstijgen om er op dat moment – het belangrijkste van mijn carrière – te staan. Toen ik mijn aanstelling kreeg, was dat erg emotioneel. Het gaf me energie om er de komende jaren helemaal voor te gaan.” 04/ Hoe maakt uw werk de wereld beter?
“We trachten de complexe maatschappelijke processen in Oost-Europa te begrijpen vanuit hun specifieke regionale setting. Daarnaast is het ook belangrijk om ze te duiden voor een breed publiek.” 05/ Welke karaktertrek is onontbeerlijk voor uw job?
“Nieuwsgierigheid.”
06/ Zijn er voldoende vrouwen in uw vakgebied?
“Qua genderevenwicht doet de Faculteit Letteren het minder slecht dan andere aan de KU Leuven. Maar ook hier is de postdocfase een bottleneck voor vrouwelijke academici. Ik ben trouwens een absoluut voorstander van quota, ook in de samenstelling van beoordelingscommissies. Met streefcijfers gaan we er niet geraken. Dan duurt het nog decennia voor er evenveel vrouwelijke als mannelijke proffen zijn.” 07/ Waar ziet u zichzelf over 25 jaar?
“Nog steeds op dezelfde plaats, maar hopelijk met meer ruimte en tijd voor onderzoek.” 08/ Welk principe is uw leidraad?
“Ik leef volgens wat me overkomt. Je kan
© KU Leuven | Rob Stevens
dat is geluk” de toekomst niet sturen. Ik heb geleerd dat loslaten beter is, en het leven aangenamer maakt.” 09/ Naar wie kijkt u op?
“Naar iedereen die actief is als hulpverlener.” 10/ Wat is de ergste job die u ooit hebt gedaan?
“Ik heb ooit een vakantiejob gehad als caissière. Nu nog toon ik altijd veel geduld en begrip voor wie achter de kassa zit.” 11/ Welk boek ligt er op uw nachtkastje?
“De republiek van Joost de Vries. En sinds gisteren The Silk Roads. A New History of the World van Peter Frankopan, een geschiedschrijving vanuit niet-Europees perspectief.” 12/ Wie zijn uw favoriete auteurs?
“Nabokov, Toergenjev, Kundera en Flaubert. Ook Marten Toonder, de geestelijke vader van heer Bommel. Amusant, mooie taal, en qua maatschappijkritiek zijn tijd ver vooruit. Ik maak er een spel van zijn citaten in opiniestukken binnen te smokkelen.” 13/ Voor welk tv-programma blijft u thuis?
“Ik heb genoten van Borgen. En ik hou van detectives, al zap ik tot ergernis van mijn man steeds weg tijdens de moordscène.” 14/ Zit u op sociale media?
“Privé zit ik op Facebook en Instagram. Professioneel gebruik ik Twitter waar het voor dient: om nieuws te volgen en door te geven. In mijn geval: nieuws uit Rusland en Polen.” 15/ Aan welk project zou u meteen beginnen als geld geen factor was?
“Een wereldreis met het gezin, naar alle continenten – behalve Antarctica misschien (lacht). Ik heb als kind veel kunnen reizen en die brede blik op de wereld zou ik mijn kinderen ook graag meegeven.” 16/ Wat is uw dierbaarste bezit?
“Ik ben nogal onthecht.”
17/ Waar zou u het liefst willen wonen?
“Waar we wonen, aan de rand van het bos.
Lien Verpoest: “Empathie maakt je het meest menselijk.”
We kwamen er vroeger vaak wandelen, en er wonen is een droom die uitgekomen is. Maar het zuiden spreekt me ook wel aan, Italië bijvoorbeeld.” 18/ Voor welke vrouwen van vroeger of nu koestert u bewondering?
“Voor vrouwen met een vrije geest, zeker in tijden waarin dat niet vanzelfsprekend was. Bijvoorbeeld Anaïs Nin, die intelligentie met artisticiteit combineerde en wars van alle conventies was. Onze oudste dochter heet niet toevallig Anaïs. Of Eleonore van Aquitanië, nog zo’n vrouw die onbetreden paden insloeg. Ze was in de 12de eeuw achtereenvolgens koningin van Frankrijk en Engeland. Zo drukte ze – lang vóór Angela Merkel (lacht) – haar stempel op de Europese politiek. Onze tweede dochter heet Eleonore. Ons zoontje heet Sebastiaan, gewoon omdat we dat mooi vonden (lacht).” 19/ Welke eigenschap stoort u het meest bij anderen?
“Intellectuele luiheid.”
20/ Welke eigenschap vindt u het mooist?
“Empathie maakt je het meest menselijk.” 21/ Als u terug in de tijd kon reizen, waarheen zou u dan gaan?
Een mateloos boeiende figuur, die zichzelf bovendien niet al te serieus nam.” 23/ Welk historisch personage vindt u het meest verachtelijk?
“Zonder twijfel Stalin. Ik vind de rehabilitatiebeweging die in Rusland aan de gang is onbegrijpelijk.” 24/ Wat maakt u gelukkig?
“Een mooi nieuw boek in handen krijgen. Mijn drie kinderen zien slapen. Het moment waarop ze me ‘s ochtends om de hals vliegen. De eerste koffie van de dag. Door het groen acht kilometer naar mijn werk fietsen. Onderweg zijn.” 25/ Wat is uw belangrijkste karaktertrek?
“Ik ben hardnekkig optimistisch.” 26/ Wat is uw meest onhebbelijke karaktertrek?
“Ik heb een ontzettend ochtendhumeur. En ik ben soms een beetje te relaxed, wat weleens tot een lichte chaos leidt.” 27/ Wat houdt u wakker ’s nachts?
“Werkelijk niets.”
28/ Wanneer bent u het bangst geweest?
“Naar het Europa van het einde van de achttiende eeuw. Of naar het Congres van Wenen (na de val van Napoleon, in 1814-1815 – red.), dat moet gezellig geweest zijn (lacht).”
“Op mijn zestiende, in een vliegtuig van Indonesië naar België. Ik had een tropisch virus opgelopen, was doodziek, en toen kwamen we ook nog eens in een zeer zware storm terecht. ”
22/ Wiens leven had u willen leiden?
29/ Wat zou de kwaliteit van uw leven verbeteren?
“Het fascinerende leven van prins Charles Joseph de Ligne, een diplomaat uit de late achttiende eeuw. Hij bezocht Marie Antoinette in Versailles, reisde met Catherina de Grote en Jozef II naar de Krim, had lange conversaties met Frederik II van Pruisen ...
“Een rijbewijs. Maar dat geldt vooral voor mijn man. En dat de fietspaden gestrooid zouden worden in de winter (lacht).” 30/ Wanneer was u het gelukkigst?
“Nu. Het leven gaat in stijgende lijn.”
20
CAMPUSKRANT | 23 SEPTEMBER 2015
IN BEELD
Rondje rectoren
© KU Leuven | Rob Stevens
Dertig jaar universiteitsgeschiedenis in één beeld. Zoek de vijf rectoren, dat is de opdracht bij dit ietwat ongewone groepsportret dat onze fotograaf maakte tijdens de opening van het academiejaar. Vooraan in beeld zien we huidig rector Rik Torfs in gesprek met Herman Daems, voorzitter van de Raad van Bestuur. Achter hen luistert UGent-rector Anne De Paepe geboeid naar André Oosterlinck (rector van 1995 tot 2005). Nog een rij verder herkennen we nog net het profiel van Marc Vervenne (2005-2009), die een blik uitwisselt met zijn opvolger Mark Waer (2009-2013). Helemaal links op de foto wordt de aandacht van Roger Dillemans (1985-1995) even afgeleid.
MUSIC WAS MY
FIRST LOVE
H
et is helemaal zo gek niet om voor je ongeboren kind de Mattheuspassie te spelen”, zegt musicoloog Mark Reybrouck als we hem de vraag voorleggen. “Een baby hoort in de baarmoeder al veel meer dan je denkt. De hartslag van zijn moeder, de geluiden van de ingewanden: daar is de mooie term ‘uterine symphony’ – baarmoedersymfonie – voor bedacht. Ook van buitenaf dringt er veel door: baby’s blijken voor de geboorte al de stem van hun moeder te herkennen, en ze reageren beter op hun moedertaal dan op andere talen. En ja, ze herkennen zelfs melodieën die ze in de maanden voor de geboorte te horen hebben gekregen.” “De ontwikkeling van het gehoor begint dus wel degelijk lang vóór de geboorte. Als bij de geboorte de symfonie van de baarmoeder dan plots uitsterft, is dat traumatisch voor een baby. Zeker als je kindje prematuur geboren wordt en plots in het lawaai van de neonatologie terechtkomt. Men tracht het rumoer van de machines soms te camoufleren door muziek te spelen, bij voorkeur op kinderen gerichte muziek en lullabies.” Die kinderliedjes of lullabies klinken overal ter wereld ongeveer hetzelfde, zegt Reybrouck. “Hoge tonen, een makkelijk ritme, veel herhaling, beperkte verschillen in toonhoogte: het zijn in veel opzichten doorslagjes van elkaar. Logisch eigenlijk, wij hebben die liedjes niet zomaar uitgevonden voor onze kinderen. Eerder omgekeerd: zíj hebben ze aan ons geschonken, door aan te geven wat ze leuk vinden. En wat vinden baby’s leuk? Hoge tonen, die minder akoestische wrijving geven, en een traag herhalend ritme, een voortzetting van de hartslag van de moeder.” Guilty pleasures
En die eerste liefde is blijkbaar bijzonder standvastig: kinderliedjes zullen ons heel ons verdere leven bekoren. “Denk aan smartlappen, aan levensliederen, maar bijvoorbeeld ook aan aria’s in opera’s. Dat is allemaal muziek die heel dicht aanschuurt tegen kinderliedjes, guilty pleasures waar we onwillekeurig rillingen van krijgen. Ze
De wetenschap achter de meezinger
‘ Music was
my first love’
Decadente beats
(John Miles, Music, 1976)
In deze eerste aflevering is de rubriektitel zelf ons vertrekpunt: is muziek onze eerste liefde? Heeft dat zin: Mozart aan de bolle buik? En volstaat het oeuvre van K3 voor je kleuter, of zet je hem toch beter met Bach op de sofa? TEKST: Wouter Verbeylen | ILLUSTRATIE : Gudrun Makelberge zitten ingebakken in ons lichaam.” Maar een muzikaal onderlegd persoon groeit daar uit? “Niet echt. Het is zelfs getest: professionele muzikanten die hun neus ophalen voor dat soort muziek wegens ‘te simpel’, reageren daar aan de monitor lichamelijk ook het best op.” Moeten we ons dan maar heel ons leven aan kinderliedjes laven? “Dat nu ook weer niet”, zegt Mark Reybrouck. “Ze zijn biologisch aangenaam, zoals fastfood aangenaam is: ze zijn weinig uitdagend, je hoeft er geen enkele moeite voor te doen. Maar jonge kinderen hebben ook een enorme ‘open-earedness’ voor onconventionele
rizon open te trekken, andere prikkels te geven, voorbij het bekende. Ja, schotel kinderen maar zo snel mogelijk echt ‘grote muziek’ voor, symfonisch geweld à la Prokofjev, Messiaen ... Dus Stravinsky voor een zesjarige: waarom niet?”
muziek. Ze hebben nog geen last van cultureel gekleurde waardeoordelen over klassiek, jazz of avant-garde. Vanaf hun tiende neemt die gevoe-
Stravinsky voor een zesjarige? Waarom niet? ligheid weer sterk af, dus het zou zonde zijn om die openheid niét te benutten om hun luisterho-
Doet zoveel symfonisch geweld – Stravinsky’s pauken bijvoorbeeld – dan niet letterlijk pijn aan kinderoren? “O, maar paukenslagen hebben een natuurlijke curve, ons oor kan dat aan. En klassieke muziek werkt met pieken en dalen: het ‘geweld’ is tijdelijk, je krijgt tijd om te ontspannen. Nee, voor jonge oren schuilt er meer gevaar in elektronische beats: die hebben die natuurlijke curve niet, en komen dus heel hard binnen. Veel popmuziek is bovendien enkel op ‘arousal’ gericht, opwinding en adrenaline. En een constante overprikkeling door beats, zónder rustmomenten, is wél schadelijk.” Dat de jeugd zich desondanks vrijwillig in luide beats onderdompelt, noemt Reybrouck een geval van ‘medische decadentie’: “Je maakt jezelf wijs dat je van iets houdt waar je lichaam niet van houdt, net zoals bij alcohol en drugs. Je hoort dat zelf niet meer, maar je lichaam nog wel. Je raakt er overstresst van. Het is echt geen toeval dat sommige dj’s na een optreden naar huis rijden met Klara op de autoradio.” Reybrouck is er een groot voorstander van om kinderen van jongs af die hele ‘ecologie van het luisteren’ bij te brengen. “Wat is schadelijk en wat niet? En wat bestaat er naast de muzikale fastfood? Dat zou op school moeten gebeuren, want op de radio kunnen ze er nauwelijks nog voor terecht. Qmusic, StuBru: steeds vaker hoor je daar dezelfde simpele beats in de maat van vier.” “Pas op, ik heb absoluut niets tegen het genre. Er bestáát veel goede popmuziek, maar je hoort die haast nergens. Het lijkt een algemene evolutie: ook op Klara schotelen ze hun luisteraars vandaag vooral voor wat ze al kennen. Je moet je publiek niet bruuskeren, maar laat ze toch minstens kennismaken met wat vlak buiten hun comfortzone ligt.”