Campuskrant

Page 1

21 OKTOBER 2015

KULEUVEN.BE/CK

02

JG 27

EEN COCKTAIL VOOR LIJKHONDEN

“OP DE BOEKENBEURS SIGNEER IK NAAST RIK TORFS”

Onderzoekers analyseren ‘de geur van de dood’

Drie personeelsleden over hun pennenvruchten

4

10

Verschijnt maandelijks, uitgez. juli en aug.

Tijdschrift - toelating gesloten verpakking

Afgiftekantoor 2099 Antwerpen X

2099 Antwerpen X n° BC 6379

erkenning: p303221

PB-nr. B-4883

LEVEN NA LEUVEN Doe mij maar de filosofie van de straat.

“WE ZIJN KLAAR VOOR DE TOEKOMST”

“YES, DE PAUS DRAAGT ONZE KAZUIFEL!”

Twee nieuwe onderzoeksgebouwen op Arenbergcampus

Tweesprong: de burgemeester en de producent van priestergewaden

Comedian Bart Vanneste alias Freddy De Vadder

13

17

14

EEN BOEKJE DAT DOET WATERTANDEN Koken met de Jeroen Meus van de 17de eeuw 5

“ Rond de tumor leeft een mens”

“Tijdens de behandeling kunnen de patiënt en zijn omgeving terugvallen op tal van diensten. Na de behandeling, en zeker na de genezing, is dat veel minder evident, terwijl de bijverschijnselen juist dán ten volle voelbaar zijn”, zegt professor Karin Haustermans, diensthoofd Radiotherapie Oncologie aan UZ Leuven. “Als het ‘harde’ onderzoek ertoe leidt dat kanker geleidelijk aan een chronische ziekte wordt, is onderzoek naar de levens-

kwaliteit van steeds groter belang. Het Albertfonds wil bijdragen tot dat besef.” Ook professor Johan Swinnen, voorzitter van het Departement Oncologie, pleit ervoor om kanker niet uitsluitend als een medisch probleem te benaderen. Zijn zoon Pieter overwon een agressieve hersentumor, maar de zware behandeling had een blijvende impact. “Onze levens zijn onomkeerbaar veranderd.” Lees meer op P.02

© KU Leuven | Rob Stevens

Ondanks grote vooruitgang blijft een kankerbehandeling erg ingrijpend en gaat ze vaak gepaard met blijvende en invaliderende gevolgen. Het pas opgerichte Albertfonds wil onderzoek aanmoedigen dat de aantasting van de levenskwaliteit tijdens en na kanker bestrijdt.

LEUVENSE INSPIRATIE VOOR HERVORMINGEN AMERIKAANSE POLITIE

Faire chefs, minder politiegeweld? Om iets te doen aan het vaak extreem gewelddadig optreden van politieagenten, stelde president Obama eind vorig jaar een speciale Task Force aan. Die blijkt de mosterd onder meer te halen bij postdoctoraal onderzoeker Maarten Van Craen. Ine Van Houdenhove

E Gay march of the penguins? Heel wat mannelijke pinguïns voeren paringsdansjes uit met mannetjes. Ze kunnen vrouwtjes niet van mannetjes onderscheiden en vertonen dus ‘per abuis’ homoseksueel gedrag, dacht de wetenschap. Tot onlangs bleek dat voor een pinguïn zelf mannetjes helemaal niet op vrouwtjes gelijken. Per abuis of niet: waarom willen we dat überhaupt weten? Wat is ‘natuurlijk’, en is dat synoniem met ‘goed’? In het boek Born This Way fileren twee Leuvense filosofen de clichés over homoseksualiteit. Lees meer op P.06

en politieagent die een – veelal zwarte, en vaak ongewapende – burger doodt bij een interventie, het is de laatste jaren herhaaldelijk gebeurd in de VS. Een Presidential Task Force onderzocht hoe de Amerikaanse politiediensten hervormd kunnen worden om het vertrouwen van de burgers te herstellen. “Het eindrapport pleit voor een interne leiderschapsstijl die gebaseerd is op onder meer respect en inspraak. Daarbij verwijst het naar onderzoek van mezelf en mijn buitenlandse collega’s Nicole Haas en Wesley Skogan”, zegt Maarten Van Craen, postdoc bij het Leuvens Instituut voor Criminologie (LINC). “Dat komt tot het besluit dat politieorganisaties die willen dat agenten op een faire manier met burgers omgaan, hen kunnen stimuleren door intern het juiste voorbeeld te geven.” Luisterbereidheid

De voorbije twee jaar heeft Van Craen de leiderschapsstijlen in een aantal politie-

korpsen intensief onderzocht: “Na mijn doctoraat, over onder meer de verhouding tussen allochtone burgers en politie, kreeg ik de kans om met Wesley Skogan, topcriminoloog aan Northwestern University in Chicago, mee te werken aan een onderzoek onder agenten van het Chicago Police Department. Tegelijkertijd zetten we met Nicole Haas, een Nederlandse onderzoekster op uitwisseling in Argentinië, een gelijkaardig project op in Buenos Aires. Over dat laatste luik is inmiddels een paper verschenen in een internationaal tijdschrift en het is die paper waar het rapport van de Task Force naar verwijst.” Onderzoek naar gedrag van politieagenten richtte zich tot nog toe zelden op de leiderschapsstijl in de organisatie, zegt Van Craen: “Wellicht omdat agenten meestal zonder supervisie op pad zijn, en in onvoorziene situaties zelf moeten beslissen hoe ze handelen. Vaak wordt de verklaring voor buitensporig gewelddadig optreden gezocht in het geweld of onrespectvol ge-

drag waar agenten mee worden geconfronteerd, of in de cultuur die eigen is aan het politiewezen. Wij vroegen ons af of het gedrag van politieagenten niet ook te verklaren zou kunnen zijn met algemeen geldende mechanismen uit de organisatiepsychologie en de managementliteratuur. Leidt autoritair omgaan met je agenten ertoe dat ze burgers op straat harder aanpakken? Wat is de invloed van ‘fair’ leiderschap, dat wordt gekenmerkt door onder meer respect, neutraliteit, verantwoording en luisterbereidheid?” Observeren en imiteren

De onderzoekers bevroegen de agenten over de leiderschapsstijl van hun supervisors, en over hoe ze zelf vinden dat ze naar burgers toe moeten optreden. “Je kan moeilijk met hen meelopen om na te gaan hoe ze zich op straat gedragen, dat zou veel te gevaarlijk zijn. Maar we gaan ervan uit dat intenties zich weerspiegelen in gedrag.” Lees verder op P.06


02

NIEUWS

CAMPUSKRANT | 21 OKTOBER 2015

COLUMN  © KU Leuven | Rob Stevens

Mia Doornaert is ex-journaliste, nog steeds columniste van De Standaard, en onafhankelijk expert over buitenlandse politiek.

Eerst de mensen, en de feiten

H

oera voor de Nobelprijs Economie voor Angus Deaton. Ik geef het toe, ik kende voordien zijn naam niet. De eerste berichten in de sociale media over de prijs boezemden mij overigens enig wantrouwen in, omdat hij daar in het gezelschap van Thomas Piketty en de indignados gegooid werd. Gingen de prijzen voor wetenschap de weg van de politieke correctheid op? Het omgekeerde is het geval. Angus Deaton wordt bekroond omdat hij feiten vóór ideologie plaatst. De Brits-Amerikaanse economist besteedde zijn hele carrière aan het verbeteren en verfijnen van de data die aan de grondslag liggen van regeringsbeslissingen. En dat is essentieel. Hoeveel projecten voor ontwikkelingshulp, hoeveel hervormingen moesten niet ingetrokken

Verfrissend te lezen dat het gedrag van individuele mensen een verschil kan maken. worden omdat ze ingegeven waren door onvolledige of gemanipuleerde gegevens, ideologie of politieke druk, en daardoor averechts werkten? Essentieel in de wetenschappelijke aanpak van Deaton is dat inzameling van gegevens zeer breed, zeer genuanceerd en uiteraard rigoureus moet zijn. En essentieel daarin is óók dat de data van beleidsvoorbereiding naar mensen moeten kijken, niet louter naar sociologische categorieën die individuele verschillen uitvlakken. Hij benutte de snelheid van de nieuwste computers om de complexiteit van maatschappijen weer te geven, onder meer door een massa gegevens over individuele levens bijeen te brengen. Dat maakte het bijvoorbeeld mogelijk om de ver-

schillen in consumptie in kaart te brengen binnen sociologische groepen, en dus de impact van beleidsmaatregelen beter te begrijpen. De Zweedse Academie voor Wetenschappen loofde die strikt wetenschappelijke inzet voor armoedebestrijding: ‘Om een economische politiek te ontwerpen die welzijn bevordert en armoede terugdringt, moeten we eerst de individuele consumptiekeuzes begrijpen. Meer dan wie ook heeft Angus Deaton tot dat inzicht bijgedragen.’ Wat kan er ‘universitairder’ zijn – en dus heilzamer voor onze maatschappij – dan een dergelijke toewijding aan rigoureus onderzoek, dat alle gegevens zoekt te integreren, en niets wegmoffelt uit ideologie of gemakzucht? En wat is het verfrissend te lezen dat, ook in de grote uitdaging van de armoedebestrijding, het gedrag van individuele mensen, waar ook ter wereld, een verschil maakt. Dat is een verademing op een moment dat het ‘sociologisme’ onze maatschappijen dreigt te verstikken – de term is van de Franse linkse journalist Philippe Val, gewezen hoofdredacteur van Charlie Hebdo. In het gangbare sociologische discours, zoals dat via onze media verspreid wordt, verdwijnt de individuele mens in sociale klassen en ideologische categorieën. Wat er ook fout gaat, dat is eigenlijk de fout van het ‘systeem’. Dat ‘systeem’ brengt dan correcties aan, topdown, want we weten, sinds Jean-Jacques Rousseau en via de vreselijke Pierre Bourdieu, dat de gewone mens te dom is om over zijn eigen welzijn te waken. En dus wordt onze vrijheid steeds verder ingeperkt en ingepakt in een massa regels en wetten, die vaak meer op ideologie en gevoel dan op degelijk onderzoek berusten. Leve daarom Angus Deaton, die mensen niet als systeemvoorwerpen maar als actoren ziet. En die de feiten, alle feiten, vóór welke ideologie ook plaatst. Van die kwaliteit van wetenschap moeten de universiteiten de zorgzame promotoren en behoeders blijven.

KANTTEKENING

ALBERTFONDS WIL LEVENSKWALITEIT BIJ EN NA KANKER VERBETEREN

“ Rond de tumor leeft

een mens” Kanker wordt steeds vaker genezen, of omgevormd tot een chronische ziekte. Maar dat proces gaat vaak gepaard met blijvende en zeer invaliderende gevolgen. Het Albertfonds wil onderzoek aanmoedigen dat de aantasting van de levenskwaliteit tijdens en na kanker bestrijdt. TEKST: Ludo Meyvis | ILLUSTRATIE: Gudrun Makelberge

H

et Albertfonds werd opgericht op initiatief van Erik Schils, IT-medewerker aan de UZ Leuven. Hij verloor zijn vader Albert aan kanker, en heeft ervaren hoe niet alleen de ziekte zelf maar ook de behandeling een zware invloed heeft op de patiënt en zijn omgeving. Samen met medegebruikers van het softwarepakket VMware gaf hij de aanzet voor het nieuwe fonds. Professor Karin Haustermans (foto), diensthoofd Radiotherapie Oncologie, is zeer blij met de extra middelen. “Ondanks grote vooruitgang blijft een kankerbehandeling nog altijd ingrijpend. De zieke cellen moeten uitgeschakeld worden, met een operatie, chemo- en/of radiotherapie, maar in dat proces worden ook gezonde organen vaak zwaar belast of gekwetst. Dat kan leiden tot zeer ernstige

gevolgen, niet zelden levenslang. Maar in de meest bedreigende gevallen van kanker heb je geen keuze tussen een lichtere of een zwaardere behandeling: je moét ingrijpen, soms met drastische middelen. Dan red je hopelijk een leven, maar ten koste van een grote daling van de levenskwaliteit.” “Het ligt voor de hand dat er veel onderzoek nodig is en blijft om therapieën zo optimaal en gepersonaliseerd mogelijk te kunnen aanbieden. Ons nieuwe Protoncenter is in dat verband een grote stap voorwaarts, omdat protontherapie juist een veel kleinere aanslag op het omgevende gezonde weefsel betekent en de levenskwaliteit dus veel minder bedreigt. Maar daarnaast moeten we ook blijven

“ Onze levens zijn onomkeerbaar veranderd” “Het is belangrijk dat we kanker niet uitsluitend als een medisch probleem benaderen”, zegt professor Johan Swinnen, voorzitter van het Departement Oncologie. Zijn zoon Pieter overwon een agressieve hersentumor, maar de zware behandeling had een blijvende impact op zijn leven en dat van zijn naasten.

Universiteit legt de hand op het Koocboec van Magirus, de Jeroen Meus van de zeventiende eeuw. Lees het artikel op P.05

W

e waren met het gezin op uitstap in Barcelona. Pieter was dertien toen”, begint professor Swinnen zijn verhaal. “Hij werd wakker met heel zware hoofd-

pijn, moest braken, bleef de rest van de dag ziek en heel duizelig. De volgende dag opnieuw. Het was iets ernstigs, dat was evident. Toen we terug in Leuven waren, toonde de scan een medulloblas-


NIEUWS 03

CAMPUSKRANT | 21 OKTOBER 2015

zoeken naar manieren om de levenskwaliteit zelf te beschermen.” “Tijdens de behandeling kunnen de patiënt en zijn omgeving terugvallen op tal van diensten. Na de behandeling, en zeker na de genezing, is dat veel minder evident, terwijl de bijverschijnselen juist dán ten volle voelbaar zijn. Een kind overleeft kanker, maar wat als de lichaamsgroei stopt? Of wat als er bij een patiënt zware motorische of mentale handicaps volgen? Het Albertfonds wil onderzoek in die sfeer bevorderen.” “We filteren nu de eerste projectaanvragen die financiering via het fonds zoeken. Er zijn er heel veelbelovende bij. Zo is er een project dat patient reported outcome in kaart wil brengen. Via een systeem van elektronische vragenlijsten kunnen de inbreng van de patiënt en zijn aanvoelen van zijn situatie beter in rekening gebracht worden bij het uitstippelen van de gepaste behandeling. Een ander project wil nagaan of mindfulness gunstige effecten kan opleveren bij depressie na de behandeling.” “Het onderzoek rond kanker mag niet ophouden bij het einde van de behandeling. Dat besef moet nog groeien, en daar wil het Albertfonds toe bijdragen. Als het ‘harde’ onderzoek ertoe leidt dat kanker geleidelijk aan een chronische ziekte wordt, is onderzoek naar de levenskwaliteit immers juist van steeds groter belang.”

Meer informatie: www.albertfonds.be, info@albertfonds.be, (t) 016 34 17 17 Het Albertfonds steunen kan op het KU Leuven-rekeningnummer IBAN BE45 7340 1941 7789, met mededeling EPA/FOALB1/O2010. Giften vanaf 40 euro zijn fiscaal aftrekbaar.

toom, een zeer agressieve en snel groeiende hersentumor, met uitzaaiing in het ruggenmerg.” “De overlevingskansen werden op enkele procenten geschat. Meteen ingrijpen was de enige optie. Twee operaties, verscheidene chemotrajecten met wel acht verschillende chemische producten, en tweeënzeventig bestralingen. De tumor reageerde op de behandeling en Pieter overwon de kanker tot nog toe, wonder boven wonder. Maar je hoeft geen oncoloog te zijn om te weten dat zijn behandeling niet zonder gevolgen kon blijven.” “Pieter was een heel begaafde jongen, sportief, eerste van de klas, een glanzende toekomst. Maar nu zit hij al vier jaar in een rolstoel. Zijn leervermogen is erg aangetast. Hij kan niet meer naar school. We hebben een tijd lang geprobeerd dat gedeeltelijk op te vangen met de zieken-

huisschool of thuisonderwijs, maar dat kan een echte school niet vervangen – zeker niet de sociale omgeving die daarbij hoort.” Bewuster leven

Pieters leven is onomkeerbaar veranderd, en dat van zijn naasten ook: “Ik werk nu voor een groot deel thuis, ook al valt dat niet mee als je een departement met bijna 300 mensen moet leiden, plus een grote onderzoeksploeg”, zegt professor Swinnen. “Pieter moet bij alles geholpen worden. Dus hebben mijn vrouw en ik een ingewikkelde taakverdeling uitgewerkt, zodat ook zij kan blijven werken. En Stijn, onze oudste zoon, is heel snel volwassen moeten worden. Je moet er ook voor opletten dat de noodza-

Johan Swinnen:

We zijn zonder twijfel veel dichter bij elkaar gekomen. Onze zondagsbrunch is heilig, dan zitten we uren aan tafel.

kelijke zorg niet leidt tot te grote afhankelijkheid.” “Goede opvang voor zijn specifieke situatie is er nauwelijks. Er zijn dagcentra voor mensen met een mentale handicap, revalidatie-patiënten enzovoort, maar er zijn weinig voorzieningen voor jongeren met een niet-aangeboren hersenletsel zoals bij Pieter. Ergens waar hij bij leeftijdsgenoten kan zijn.” “Soms zijn er donkere momenten, angst voor herval, en de vraag: waarom wij? Maar je moet verder. Dat lukt wel. En, misschien eigenaardig, wat er met Pieter gebeurd is, heeft ons gezin ook gevoelig sterker gemaakt. We zijn zonder enige twijfel veel dichter bij elkaar gekomen, we leven bewuster. Een eenvoudig

voorbeeld: onze zondagsbrunch is heilig, niémand die dan iets buitenshuis afspreekt. Dan zitten we uren aan tafel.” “Ik ben kankeronderzoeker. Maar ten aanzien van mijn eigen zoon ben ik eerst en vooral vader, en ik ervaar dezelfde angsten als elke andere vader. En ik ben net als elke andere vader voortdurend op zoek naar hulp. Soms is het zo moeilijk om je weg te vinden in wat er aan mogelijkheden is. Een eenvoudig overzicht zou al veel helpen.” “Wat ik het belangrijkste vind, is dat je kanker niet uitsluitend als een medisch probleem benadert. Rond de tumor leeft een mens. Initiatieven als het Albertfonds kunnen dat besef doen groeien.”


04

NIEUWS

CAMPUSKRANT | 21 OKTOBER 2015

Maarten Ghequire en Eline Lebbe: “ De leerkrachten waren overtuigd toen ze merkten dat ook de allerzwaksten de toren konden bouwen.”

Deze bouwblokken vallen altijd goed © KU Leuven | Rob Stevens

Speelgoedblokjes op maat van kinderen met een motorische beperking zorgen ervoor dat ook zij zonder frustraties een toren kunnen bouwen. Eline Lebbe en Maarten Ghequire werkten het idee uit en werden beloond door de jury van de Cera Awards, die sociale projecten van technische studenten in de kijker zet. Tom Van de Weyer

E

en toren bouwen met speelgoedblokken is voor kleine kinderen een nuttige oefening in concentratie en ooghandcoördinatie. Voor kinderen met een minder ontwikkelde motoriek is het echter een frustrerend karwei. Spelen moet leuk blijven, vinden Eline en Maarten, en in het kader van hun postgraduaat biomedische ingenieurstechnieken gingen ze aan de slag. Op vraag van Windekind Leuven, een school voor leerlingen met een motorische beperking, ontwierpen ze simpel maar vernuftig speelgoed: vijf blokjes die ook met onvaste hand gestapeld kunnen worden op een voetstuk. De blokjes zijn niet volledig kubusvormig, maar hebben onder-

aan een afgeknotte kegel en bovenaan een kegelvormige uitsparing waarin een ander blokje past. Om ervoor te zorgen dat de kinderen de blokjes correct vasthouden, werden ze aan de onderkant verzwaard met ingeboorde schroeven. “Ze zijn gemaakt voor kinderen van zeven, acht jaar met de mentale leeftijd van negen maanden”, zegt Eline. “Voor hen is Duplo-blokken stapelen lastig, want die moeten perfect op elkaar passen. Ze worden dan kwaad of verdrietig. Met onze blokjes lukt het wel, en zie je blije gezichten.” “Het is niet eenvoudig om iets te bedenken dat werkt voor deze kinderen. Maar de leerkrachten waren overtuigd, zeker toen ze merkten dat ook de allerzwaksten de toren konden bouwen.”

Een cocktail voor lijkhonden De ‘geur van de dood’ intrigeert de wetenschappelijke wereld al lang. Onderzoekster Elien Rosier heeft nu enkele belangrijke componenten kunnen identificeren van de gassen die vrijkomen bij de ontbinding van het menselijk lichaam. Peter Van Dyck

H

oe kunnen we het inzetten van lijkhonden bij de zoektocht naar vermisten, na een natuurramp of een misdrijf, optimaliseren? Met die vraag stapten politie en parket vijf jaar geleden naar het Labo Toxicologie en Farmacologie. Rond die tijd was Elien Rosier – afgestudeerd als apotheker, maar geboeid door forensisch onderzoek – op zoek naar een onderwerp voor haar doctoraat. Misschien was dit wel een kolfje naar haar hand? Ze ging op zoek naar parameters om de ontbinding van een menselijk lichaam te onderscheiden van die van dierlijke kadavers. Daar-

www.luci.be

mee zou ze speurders en hun lijkhonden enorm vooruit kunnen helpen. “Ik heb Elien meteen gewaarschuwd dat dit onderzoek zeer innovatief zou zijn, maar tevens high risk”, vertelt haar promotor, professor Jan Tytgat. “Zo’n zoektocht naar vaak onbekende stoffen gaat gepaard met veel vallen en opstaan.” Mens en varken

Elien Rosier ging na welke vluchtige componenten vrijkomen tijdens de ontbinding van organen van een mens, maar ook van dieren als muizen, mollen, konijnen, schildpadden,

Maarten: “Sommige van de kinderen hebben een hersenverlamming. Spelen met de blokken stimuleert hen, het werkt therapeutisch.” Veerkracht

De bouwblokken trokken veel aandacht op de uitreiking van de Cera Awards, waar Eline en Maarten in de prijzen vielen. “Er zijn ook andere scholen die al interesse hebben getoond. We denken erover om de blokken te laten produceren en aan te bieden in verschillende centra”, zegt Maarten. “We bespreken ook of we een bouwpakket kunnen samenstellen”, zegt Eline. “Met varianten van de blokken kan je bijvoorbeeld huisjes

kikkers, steuren en vogels. Daarvoor liet ze gedurende zes maanden de resten rotten in glazen bokalen. Met een gaschromatograaf wist ze de stoffen in de gasfase van elkaar te scheiden, een massaspectrometer zorgde vervolgens voor de identificatie van de gassen. In totaal identificeerde Elien Rosier 452 verschillende componenten. Een specifieke combinatie van acht van die componenten kwam enkel bij mens en varken voor. “De overeenkomsten tussen mens en varken zijn niet zo verwonderlijk”, zegt de onderzoekster. “Het huidhaar, de vet- en spierratio, de organen en de bacteriën in de darmen zijn ook heel gelijkaardig.” Vervolgens slaagde Rosier erin om een kunstmatige cocktail te maken van de gevonden stoffen. Dat biedt perspectieven om kadaverhonden in de toekomst specifieker te trainen op het traceren van menselijke lijken. “Die honden hebben maar een beperkte tijd om te zoeken en raken snel uitgeput”, legt professor Tytgat uit. “Als we met een betere training het aantal vals positieven kunnen reduceren, optimaliseren we hun werk. Een andere mogelijke toepassing van het onderzoek is om de Federale Politie uit te rusten met draagbare instrumenten die voorzien zijn van sensoren. Als we die kunnen programmeren op de bewuste acht stoffen, dan wordt het mogelijk

bouwen. Zo wordt het ook een leuk spel voor peuters, niet alleen voor kinderen met een motorische beperking.” Samenwerken met Windekind is voor beide studenten een openbaring geweest. “Wij als bio-ingenieurs zijn niet opgeleid om met die kinderen te werken, maar ik was onder de indruk van de veerkracht die de ouders en leerkrachten tonen”, zegt Eline. “Dit soort opdrachten mag vaker in het curriculum van studenten ingenieur worden opgenomen”, vindt ook Maarten. “Ingenieurs houden het meestal bij denkwerk en tekeningen. Wij hebben echt iets gemaakt, voor een doelgroep die makkelijk vergeten wordt. En dat geeft veel voldoening.”

om met een sonde in de aarde te peilen naar de mogelijke aanwezigheid van lichamen.” Pioniersrol

De bevindingen van Elien Rosier wekten al internationale interesse, zowel van politie als van media. De volgende stap is om het onderzoek te herhalen in de open natuur en te bekijken welke invloed de vele omgevingsfactoren – klimaat, type grond, bacteriën – op het verrottingsproces hebben. “Omdat we met menselijk biologisch materiaal te maken hebben, moeten we met de nodige voorzichtigheid te werk gaan en volgen we een strikt draaiboek”, zegt professor Eva Cuypers, copromotor van het onderzoek. “Het spreekt voor zich dat de ethische commissie en diverse instanties ingelicht en geraadpleegd moesten worden. Vergeet ook niet dat Elien een beetje een pioniersrol vervult. We worden voor het eerst met bepaalde situaties geconfronteerd: hoe verwerf je de stalen, welke vergunningen hebben we nodig? Dat is allemaal nieuw voor ons.” Een laatste vraag, uit pure nieuwsgierigheid: hoe ruikt een mens in ontbinding nu eigenlijk? “Het gaat in de richting van zwavel”, zegt professor Tytgat. “Maar toch is het bouquet, als ik het zo mag uitdrukken, rijker dan dat van rotte eieren.”


NIEUWS 05

CAMPUSKRANT | 21 OKTOBER 2015

KOOKBOEK UIT 1612 KOMT TERUG NAAR LEUVEN

Dagelijkse kost uit de zeventiende eeuw

Eieren met salie, kweeperenmarmelade of kip met pesto. Het zijn enkele recepten uit het Koocboec oft familieren keukenboec dat de Vlaming Antonius Magirus in 1612 samenstelde. De universiteitsbibliotheek kon zopas de hand leggen op een zeldzame eerste druk. Ine Van Houdenhove

Het boekje is doorspekt met de nodige kwinkslagen – je zou Magirus de Jeroen Meus van de zeventiende eeuw kunnen noemen. Magirus is afgeleid van het Griekse woord voor ‘kok’, en een pseudoniem voor – vermoedelijk – een Leuvense professor. Zijn kookboek werd in 1612 gedrukt door Joannes Christophorus Flavius, tussen diens drukwerk voor de universiteit door. Het is het enige Nederlandstalige kookboek dat een eerste druk beleefde in de Zuidelijke Nederlanden in de eerste helft van de zeventiende eeuw, zegt Verhoeven. “Het was erg succesvol – onder meer Jacob Cats en Constantijn Huygens wisten het te waarderen – en werd in 1655 en in 1663 herdrukt in Antwerpen. Van de drie drukken zijn in totaal slechts een zevental boeken bewaard.” Eén daarvan, een onvolledig exemplaar van de derde druk, was al langer in het bezit van de bibliotheek: “Tot nu hebben we nooit een eerste druk kunnen bemachtigen. Dit exemplaar hebben we kunnen aankopen met het Jan Roegiersfonds, dat de voormalige hoofdbibliothecaris heeft nagelaten aan de Vrienden van de Universiteitsbibliotheek, samen met de boeken uit zijn eigen collectie. Als Roegiers dit boekje ooit zelf had kunnen verwerven, zou hij dat tegen elke prijs hebben gedaan. Het is een mooi eerbetoon aan zijn enorme verdiensten voor de Universiteitsbibliotheek om het te kunnen kopen uit het fonds dat hij heeft nagelaten.” Het exemplaar dat de Universiteitsbibliotheek nu in handen heeft, is beduimeld en versleten, wat er op wijst dat het erg veel is gebruikt. Verhoeven: “Het was een goedko-

pe uitgave, met een perkamenten omslag. Een echt gebruiksboek, geen bewaarboek. Daarom is het ook zo zeldzaam, ondanks de vermoedelijk hoge oplage.” Geen pasta

Magirus richtte zich op dames van de lagere adel en de gegoede burgerij die hij ‘met minder moeite, kosten en tijdverlies, een paar pottaggies, sauzen, saucijsjes en andere te bereiden spijzen’ wilde leren maken. Verhoeven: “Hij spoorde de ‘juffrouwen’ aan om te experimenteren in de keuken, om avontuurlijker en vooral lekkerder te koken. Magirus – die zelf een echte fijnproever was – onderscheidde zich daarmee van andere auteurs van kookboeken, die gericht waren op het evenwicht herstellen tussen de lichaamssappen, om gezond te blijven of een beter mens te worden. Hij introduceerde verse kruiden in de keuken, zoals venkelblad, en gebruikte – voor die tijd – ook vrij veel ‘groenten’, zoals artisjokken, kardoen, paddenstoelen, hopscheuten, fijne koolsoorten en zelfs truffels.” Magirus bevond zich op het kruispunt

© KU Leuven | Rob Stevens

W

e hebben het boekje – het is amper vijftien centimeter groot – voor een heel redelijke prijs kunnen kopen”, zegt Garrelt Verhoeven, hoofd Erfgoed & Cultuur van de Universiteitsbibliotheek. “Er zijn een aantal grote verzamelaars van historische kookboeken actief, maar ik denk dat iedereen vond dat dit boekje weer naar Leuven hoorde te komen, waar het begin zeventiende eeuw gedrukt werd.”

tussen de middeleeuwse keuken en de keuken uit de renaissance, zegt Verhoeven: “Hij haalde veel inspiratie uit de vuistdikke Opera dell’arte dell cucinare uit 1570 van Bartolomeo Scappi, de persoonlijke kok van paus Pius V. Zo gebruikt hij in zijn recepten vaak fijngeraspte mostacciolen, pittig gekruide Italiaanse harde koekjes, als smaakmaker en bindmiddel.” De vele pastarecepten uit Scappi’s werk ontbreken echter, want, zoals hij in de inleiding laat weten, van pasta houdt Magirus niet. Hij neemt ook maar een handvol visrecepten op – vis vindt hij over het algemeen te slijmerig. Wel laat hij zich inspireren tot het gebruik van kaas in warme gerechten – Hollandse kaas, maar ook parmesaan en ricotta (zie kader).” Zoet en hartig

Toerte van recotten, vetten kese, ende sap van appelen “ Maeckt sap van vier pont appelen, passeert het door den tempst (zeef), neempt dan anderhalf pont versse recotten (ricotta) van schapenmelck, geweyckt in geytenmelck, dry uren lanck, ende t’samen gestooten in eenen mortier (vijzel) met dry oncen pinghelen (pijnboompitten); ende het wit van ses eyeren cleyn geclopt, een pont suycker, ende anderhalf loot gember, mengelt dit t’samen met het sap van d’appelen, legt dit in deech. In plaetse van sap van appelen mach men sap van queden (kweeperen) nemen. Men dientse warm oft cout naer beliefte.”

Het kookboek telt 170 recepten voor alledag, met ‘conserven en confituren’, ‘pottaggiegerechten en saucen’, vlees- en gevogeltebereidingen, onder meer van pauw en wilde ganzen, en een hele resem zoete en hartige ‘taerten en toerten’. Het is een, voor die tijd, erg praktisch boekje: “Magirus legt elke bereiding omstandig uit, vermeldt nauwkeurig de hoeveelheden van de ingrediënten en de duur van de bereiding en geeft extra tips en suggesties.” “Opmerkelijk voor een verzameling keukenrecepten uit de zeventiende eeuw is ook de zeer persoonlijke toon, in ik-vorm, en doorspekt met de nodige kwinkslagen – je zou Magirus de Jeroen Meus van de zeventiende eeuw kunnen noemen (lacht). Hij hekelt vrijuit allerlei gewoonten uit zijn tijd, van het drankgebruik van de mannen tot de zuinige, behoudende mentaliteit van vrouwen in de keuken.” De meeste gerechten zijn vrij zwaar en er wordt kwistig gebruik gemaakt van specerijen. Verhoeven: “Opvallend daarbij is dat de scheidingslijn tussen zoete en hartige specerijen veel minder strikt is dan nu. Zo wordt er bijvoorbeeld nootmuskaat in appeltaart gebruikt.” Niet voor lijners

Het kookboek beschrijft veel oude technieken

om voedsel in te maken die nog steeds nuttig kunnen zijn. Ook de recepten zelf zijn ook vandaag nog bruikbaar, zegt Verhoeven: “Het toeval wil dat ik, toen ik nog hoofdconservator was van de universiteitsbibliotheek van Amsterdam, een tweede druk heb kunnen bemachtigen. We hebben toen met restaurant Fifteen in Amsterdam een ‘toerte van appelen’ uitgeprobeerd, met mostacciolen, ricotta en amandelen, en op smaak gebracht met rozenwater, kaneel, nootmuskaat, kruidnagel en peper. Erg lekker, maar wel behoorlijk zwaar. Magirus deed niet aan de lijn, zullen we maar zeggen.” “Voor de Nederlandse talkshow De wereld draait door heb ik toen ook nog olla podrida gemaakt met topchef Robert Kranenborg. Dat is een van oorsprong Spaanse stoofschotel die in de zeventiende eeuw in de lage landen hét feestgerecht was voor grote gezelschappen. Stel je een reusachtige ketel voor, waarin een enorme hoeveelheid verschillende soorten vlees en groenten urenlang wordt gestoofd. Tijdens de uitzending werd het korstdeeg van de stoofpot gebroken en verspreidde een geweldige geur zich door de studio. Echt een aanrader, dat gerecht (lacht).” “Wellicht kunnen we hier in Leuven ook leuke dingen doen. We beginnen in januari al met een fundraising diner in de Faculty Club, waar de gasten een vijfgangendiner voorgeschoteld zullen krijgen op basis van recepten van Magirus. Maar er is vast nog meer mogelijk.”

Tijdens het mecenaatsdiner in de Faculty Club zal de familie Roegiers het kookboekje overhandigen aan rector Rik Torfs. De opbrengst van het diner gaat naar de aankoop van nieuwe werken voor de Universiteitsbibliotheek. Meer info: els.scheers@bib.kuleuven.be Een transcriptie van het ‘Koocboek’ kan je downloaden op www.magirus.net


06

ONDERZOEK

CAMPUSKRANT | 21 OKTOBER 2015

‘BORN THIS WAY’: LEUVENSE FILOSOFEN DISSECTEREN CLICHÉS OVER HOMOSEKSUALITEIT

Aangeboren, natuurlijk? Moet volgens de evolutietheorie homoseksualiteit niet uitgestorven zijn, als het in de genen zit? Is het een ziekte, of is homofobie dat net? En kunnen dieren, net zoals mensen, écht homoseksueel zijn? TEKST: Wouter Verbeylen | CARTOON: Joris Snaet

Precies als mensen

Adriaens en De Block verzamelden tientallen cases van vermeend homoseksueel gedrag bij dieren. “Meestal observaties

© KU Leuven | Rob Stevens

N

eem nu pinguïns. Zij kunnen vrouwtjes niet van mannetjes onderscheiden, en daarom voeren heel wat mannelijke pinguïns paringsdansjes uit met mannetjes. Zij vertonen ‘per abuis’ homoseksueel gedrag, aldus de wetenschap. Tot onlangs bleek dat voor een pinguïn zelf mannetjes helemaal niet op vrouwtjes gelijken. Toch homoseksueel dus? Filosofen Pieter Adriaens en Andreas De Block schreven met Born This Way een boek waarin heel wat van onze denkbeelden over homoseksualiteit op losse schroeven worden gezet. Fascinerende lectuur, en bij momenten ronduit vermakelijk. Zo passeren in het eerste hoofdstuk naast pinguïns ook homoseksuele waterjuffers, ontaarde meikevers en bavianen die zich overgeven aan ‘diddling’ – voor meer duiding: lees het boek. “Een beetje anekdotiek mocht wel, als aanloop naar filosofischer vragen over homoseksualiteit bij de mens”, zegt Andreas De Block. “Waarom dit boek? We zijn geen van beiden zelf homoseksueel – ja, die vraag krijgen we wel vaker (lacht). Maar eenmaal je je erin begint te verdiepen – en dat doen we nu al ruim tien jaar – ben je verkocht. Het is bijzonder dankbare materie voor een wetenschapsfilosoof, waar vragen rond identiteit, natuurlijkheid, genetica en opvoeding samenkomen. De interesse bij het publiek is ook groot: verwijs je er op een lezing terloops naar, dan gaat het hele vragenrondje daarover.”

die het publiek duidelijk moest maken dat dat natuurlijk was, en dus zeker geen ‘misdaad tegen de natuur’. Heel problematisch, want wat bedoel je met natuurlijk? Dat het aangeboren is? Dat het in het hele dierenrijk voorkomt? En is het daarom automatisch goed? Kan niet evengoed het omgekeerde waar zijn? In het dierenrijk zijn immers ook verkrachting en incest schering en inslag. Denk dus twee keer na voor je het dierenrijk als toetssteen neemt voor de menselijke homoseksualiteit.”

Pieter Adriaens

Suikeroompjes

Andreas De Block

in de marge, want er gebeurt nog steeds nauwelijks gericht onderzoek naar. Men heeft om economische redenen wel eens een studie verricht naar homoseksuele rammen: boeren wilden die niet op hun erf, want bij het kweken schiet dat niet echt op. Veel leverde dat niet op”, zegt Pieter Adriaens. Maar de vraag was: kunnen dieren ook écht homoseksueel zijn? “Het is maar wat je daarmee bedoelt. Homoseksueel gedrág, zoals bij pinguïns, komt in elk geval in allerlei vormen en gradaties voor. En van bijvoorbeeld tuimelaars, een dolfijnsoort, zou je kunnen zeggen dat sommige dieren echt een homoseksuele oriëntatie hebben: een stabiele voorkeur voor hetzelfde geslacht.” Wat veel belangrijker is voor De Block en Adriaens: waarom willen we dat toch zo graag weten? Omdat dieren precies als mensen zijn, of dat willen we graag geloven. In vroeger tijden werd ‘fout’ gedrag daarom nogal snel weggerationaliseerd – zie de pinguïns. En tegenwoordig lijkt het andersom: dierlijke homoseksualiteit wordt een uithangbord voor de mens. “Een paar jaar geleden maakte het Natuurhistorisch Museum van Oslo een expo rond homoseksualiteit bij dieren,

Men heeft eens een studie verricht naar homoseksuele rammen: boeren wilden die niet op hun erf, want bij het kweken schiet dat niet echt op.

Faire chefs, minder politiegeweld? Vervolg van P.01 Zowel in Buenos Aires als in Chicago bleek er inderdaad een link te zijn tussen de interne leiderschapsstijl en de houding van agenten wat betreft gebruik van geweld naar burgers toe. “In Chicago hebben we ingezoomd op social learning: mensen leren hoe ze zich moeten gedragen door te observeren en te imiteren, en nemen vooral gedrag over van mensen met een hogere status. Werknemers kijken dus naar leidinggevenden om te weten wat ze in hun werkcontext moeten doen en nemen aan dat gelijkaardig gedrag beloond zal worden. Agenten die verbaal agressief worden bejegend door hun leidinggevende, gaan agressief optreden op straat,

omdat ze geleerd hebben dat dit een goede manier is om gehoorzaamheid af te dwingen.” “De politiediensten in de VS zijn vaak quasi-militaire organisaties, zeer hiërarchisch, met jonge agenten die meteen in de houding springen voor een overste, instructies die op een bepaalde toon worden gegeven ... Dat vertaalt zich in het gedrag naar de burgers toe. Als men wil dat agenten zich fair gedragen op straat, moet men hen intern ook zo behandelen. Belangrijk is dat politieke leiders en politiechefs in de VS deze inzichten nu oppikken. Eén van hen gaf ruiterlijk toe: “We can’t kick officers’ asses until they’re nice to people.” Voldoening

De onderzoekers konden aantonen dat, als lei-

In Born This Way wordt homoseksualiteit ‘een van de pronkstukken in het curiositeitenkabinet van de evolutietheorie’ genoemd. Als homo’s zich niet voortplanten, waarom is homoseksualiteit dan niet uitgestorven? “Dat leek ons een goede teaser, maar het ging ons vooral om de premissen, die men soms nogal snel voor waar aanneemt.” Want planten homoseksuelen zich écht niet voort? Kijken we dan niet heel erg door onze hedendaagse Westers-geëmancipeerde bril? “We kunnen met vrij grote zekerheid stellen dat het reproductief succes van de homoseksueel vandaag veel lager ligt dan dat van de hetero”, zegt Adriaens. “Maar voor veel homoseksuelen in het verleden was voortplanting gewoon compatibel met homoseksualiteit. De hedendaagse westerse homoseksueel is dus zéker niet in alle opzichten representatief.” Bijvoorbeeld. Misschien, zo suggereert een wetenschapper in het boek, beschermden homo’s hun verwanten vroeger wel onrechtstreeks. Waren het een soort ‘suikeroompjes’ die hun genetisch materiaal, hun neefjes en nichtjes, met extra zorg omringden. “Klinkt misschien plausibel, maar meteen zit je met een fundamenteler probleem: die wetenschapper schetst het cliché van de ‘vrouwelijke’, ‘passieve’ homoseksueel. Dat zie je bij veel onderzoekers: als buitenstaander neem je, wetenschapper of niet, al heel snel de clichés van je tijd en je omgeving voor waar aan.”

dinggevenden de vier principes van fair leiderschap toepassen, agenten geneigd zijn om ze ook in praktijk te brengen op straat. “De leiderschapsstijl aanpassen is één manier om de houding en het gedrag van agenten te veranderen. Een andere, complementaire, veranderingsstrategie is training. De afgelopen paar jaar hebben zowat alle twaalfduizend agenten in Chicago een training gevolgd rond respect, neutraliteit, luisterbereidheid en verantwoording. We stelden op korte zowel als lange termijn een positief effect vast op hun attitudes wat betreft omgaan met burgers.” Uit het onderzoek in Buenos Aires bleek dan weer dat, als leidinggevenden een faire leiderschapsstijl hanteren, agenten richtlijnen beter opvolgen, ook over het gebruik van geweld. Van Craen: “De leidinggevende wordt dan gezien als een legitieme autoriteit en agenten identificeren zich meer met de organisatie. Dat mechanisme was al aangetoond in de privésector, maar blijkt

Je bent trouwens beter op je hoede wanneer de media weer eens aankondigen dat wetenschappers het gay gene op het spoor zijn, zegt De Block. “We mogen niet verwachten dat dat ene homo-gen ooit ontdekt wordt. Het staat vast dat er bij homoseksualiteit veel meer genen betrokken zijn, en waarschijnlijk is het effect van al die genen veel beperkter dan de meesten onder ons denken. Bij bijna al het gedrag dat bestudeerd wordt, is maar de helft van de variatie te verklaren door genetica, en de helft door de omgeving.” “Wie dus een simpel ‘ja’ of ‘nee’ wil op de vraag of homoseksualiteit genetisch is, die heeft een naïef beeld van genetica. Ik weet het, de mensen willen graag een eenvoudig verhaal, maar eigenlijk is de vraag zelf een beetje idioot.” Politiek correct

Is homoseksualiteit een ziekte? Alleen al de vraag stellen klinkt vandaag onkies. Nochtans stond homoseksualiteit een halve eeuw geleden te boek als een stoornis, al dan niet ‘te genezen’. In het befaamde Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, kortweg DSM, stond het netjes opgelijst tussen pedofilie, exhibitionisme en sadisme. Na een hoog oplaaiende discussie van goed veertig jaar werd het in 1974 geschrapt. “Het ging overduidelijk om een politiek correcte verwijdering: het was grotendeels willekeur om homoseksualiteit uit het DSM te schrappen, en andere zaken zoals fetisjisme niet. Niemand kon een wetenschappelijk sluitend antwoord geven waarom het plots géén stoornis meer was. Pas op: we pleiten er absoluut niét voor om van homoseksualiteit opnieuw een ziekte te maken. Nee, laat dat begrip ‘ziekte’ gewoon vallen, als je er geen kant mee op kan.” “Vergelijk het met obesitas als een ziekte catalogiseren: is dat goed? De ene belangengroep is tégen omdat dat stigmatiserend is, en de andere is vóór, want het neemt de verantwoordelijkheid weg voor de gevolgen van obesitas. Toen homo-

nu ook te gelden voor politiediensten. Verwijzend naar ons onderzoek pleit de Presidential Task Force er dan ook voor om in politiediensten een leiderschapsstijl te hanteren die gebaseerd is op de principes ‘inspraak’, ‘verantwoording’, ‘respect’ en ‘neutraliteit/gelijkheid’. Dat onze resultaten tot een dergelijk hoog niveau zijn doorgedrongen, motiveert en geeft een bijzondere voldoening.” Na zijn terugkeer uit Chicago heeft Maarten Van Craen een FWO-project ingediend om het onderzoek uit te breiden naar andere culturele en politieke contexten: “Er lopen momenteel bijkomende studies in China, Taiwan en ook België. Immers: niet alleen in de VS is sprake van buitensporig politiegeweld. Bij ons was Jonathan Jacob één van de slachtoffers, in Nederland de Arubaanse toerist Mitch Henriquez. In die lopende studies vatten we een fair politieoptreden trouwens veel breder op dan een gepast gebruik van fysiek geweld. We kijken ook naar bijvoorbeeld communicatie en objectiviteit.”


ONDERZOEK

CAMPUSKRANT | 21 OKTOBER 2015

seksualiteit in de negentiende eeuw een ziekte werd, was dat voor homoseksuelen trouwens een stap vooruit: tot dan kon je ervoor in de gevangenis belanden.” De hele discussie bewijst nog maar eens hoe gevoelig identiteitspolitiek ligt, en hoe je je, zeker als wetenschapper, het best zo ver mogelijk uit de buurt houdt van onbedoelde, vaak onjuiste, vooronderstellingen. De Block: “Vandaag is het bijvoorbeeld algemeen aanvaard dat homoseksualiteit geen keuze is. Maar voor belangengroepen zoals Queer by Choice is net die opvatting weer homofoob. Want suggereert het niet dat je, áls je de keuze had, wel voor heteroseksualiteit zou kiezen? Tja, dat lijkt me een redelijk overtuigend argument.”

Homofobie is geen correcte benaming. Het heeft weinig te maken met angst, maar meer met walging en haat.

Homofobie bestaat niet

Van De Block en Adriaens mag de term ‘homofobie’ overigens ook in de prullenbak. “Het is gewoon geen correcte benaming. Het maakt van homofobie een ziekte, terwijl het eerder een sociaal dan een individueel probleem is, dat vraagt om een politieke oplossing en niet om een medische. Bovendien: zogenaamde homofobie

heeft weinig te maken met angst zoals andere fobieën, maar meer met walging en haat. Bovendien kunnen mensen perfect beredeneerde argumenten hebben om bijvoorbeeld tegen het homohuwelijk te zijn. Dus vervang je die term beter. Noem het homonegativiteit, zoals steeds meer wetenschappers en media al doen. En vooral: bestudeer de redenen van die negativiteit.” Kan je homofobie – homonegativiteit – ‘genezen’ met correcte feitenkennis? Ongetwijfeld niet, zegt De Block, daarover maken ze zich weinig illusies. “Ken je het fenomeen ‘attitude-polarisatie’? Als je heel stellig feiten poneert die ingaan tegen wat iemand gelooft, dan zal dat diens attitude niet veranderen, integendeel zelfs. Klimaatsceptici bijvoorbeeld, die zijn vaak veel beter geïnformeerd over klimaatonderzoek dan de gemiddelde believer. Aan de feiten ligt het dus niet, maar daarom geloven ze die nog niet.” “Attitudes schuiven niet met wetenschappelijke kennis, maar door veel grotere, ongrijpbaarder krachten in de samenleving. De houding tegenover het homohuwelijk bijvoorbeeld is de laatste tijd spectaculair ten goede verschoven, en

dat lijkt ons niet omdat er nu plots zoveel meer kennis over homoseksualiteit is.” Boemerang

Het is anders wel verleidelijk om strategisch te denken, zoals dat Natuurhistorisch Museum in Oslo, als het voor de samenleving winst oplevert. Wie bijvoorbeeld gelooft dat homoseksualiteit aangeboren is – of dat nu correct is of niet – blijkt er positiever tegenover te staan. “Maar zéker als wetenschapper moet je eerlijk zijn, wil je je wetenschappelijke en intellectuele integriteit behouden. Anders krijg je dat gegarandeerd als een boemerang in je gezicht. En moreel oordelen vanuit wetenschappelijke bevindingen, daar moet je niet zomaar aan beginnen. ‘Natuurlijk EN DUS goed’, daarin worden zoveel stappen genomen, dat mag je niet zeggen.” “Wij krijgen soms de kritiek: ‘Jullie doen alsof wetenschap waardenvrij kan zijn’. Nee, dat is niet ons punt. Uiteraard mag een wetenschapper vertrekken vanuit een verregaand engagement. En wie ons boek leest, zal ook niet twijfelen aan ons persoonlijk standpunt over homone-

KU Leuven maakt fikse sprong voorwaarts in ranking De KU Leuven is twintig plaatsen omhoog gespurt in de jaarlijkse Times Higher Education World University Rankings (THE). Deze wereldwijde rangschikking van universiteiten geldt als de meest gezaghebbende. Met haar 35ste plaats is de KU Leuven de eerste Belgische universiteit en neemt ze een overtuigende plaats in bij de Europese top.

“Het zou kinderachtig zijn om mijn blijdschap te verbergen: natúúrlijk is het schitterend om zoveel plaatsen te stijgen”, zegt rector Rik Torfs. “Tegelijk besef ik heel goed dat je rankings altijd

moet relativeren. Je probeert om de kwaliteit van een complex geheel als een universiteit in één cijfer te vatten. Dat valt niet mee. En je probeert wereldwijd te vergelijken wat nu eenmaal moeilijk te vergelijken is. Je kunt de resultaten van rankings dus altijd ter discussie stellen. Maar zelfs als je iets relativeert, mag je er nog altijd wel blij mee zijn, toch?” Jaarlijks verschijnen er wel meer rankings, maar de THE geldt als de meest genuanceerde en de meest robuuste. Genuanceerd, omdat ze het meest verscheiden gamma aan parameters in rekening brengt. En robuust, omdat één gewijzigde variabele het eindresultaat niet overdreven beïnvloedt.

Innovatief

Het eindcijfer van de THE is gebaseerd op vijf parameters, die meestal nog deelparameters hebben. Het gaat om industry income, citations, international outlook, research en teaching. De KU Leuven scoort op alle vijf parameters globaal beter dan in 2014. De belangrijkste factor, citations (meer exact de citation impact), bepaalt 30% van het eindresultaat. Hier scoorde de KU Leuven vorig jaar 72 op 100, in 2015 is dat 87,3. Dat illustreert de kwaliteit van Leuvense publicaties. Twee andere zwaar doorwegende factoren berusten op een bevraging van THE naar de reputatie van de instelling. De Leuvense research re-

07

gativiteit. Maar je mag, ook met de beste bedoelingen, methodologisch en conceptueel niet de mist ingaan. En dat doen veel van de voorbeelden in ons boek.” Zal Born This Way over twintig jaar ook gekleurd en vooringenomen lezen, zoals veel van het besproken onderzoek? “We hopen natuurlijk van niet. We geven ook bewust geen pasklare antwoorden, we stellen vooral relevante vragen, en roepen op tot conceptuele hygiëne. We hopen vooral dat er meer goéd onderzoek komt. Niet alleen homoseksualiteit, maar ook het onderzoek ernaar, moet uit de marge geraken.”

P ieter Adriaens & Andreas De Block, ‘Born This Way’, LannooCampus, Leuven, 2015, 264 p. Op 3 november om 18u30 interviewt Lieven Vandenhaute (VRT) de auteurs aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte. Info: hiw.kuleuven.be/bornthisway Op 5 november geven de auteurs een lezing op de Boekenbeurs.

putation, die 18 % van het eindcijfer uitmaakt, is gestegen van 40 naar 61,7 %. Eenvoudig gezegd: het Leuvense onderzoek wordt gevoelig hoger gewaardeerd – al blijft er zeker nog ruimte voor groei. Dat geldt ook voor de teaching reputation, goed voor 15 % van het eindcijfer. Die steeg van 36 naar 57,4 op 100: ook hier een mooie stijging, met groeikansen. Het eindcijfer wordt verder bepaald door een reeks kleinere factoren, waarvan sommige sterk opvallen. Voor de publicatie-output per onderzoeker, bijvoorbeeld, laat de KU Leuven 99,5 op 100 optekenen, wat de productiviteit van onze onderzoekers in de verf zet. Nog hoger, de volle 100%, scoort de KU Leuven op het vlak van de verhouding industry income to academic staff – net als in 2014. Dat spoort zeer goed met de recente lijst van Reuters, waarin de KU Leuven genoteerd staat als op één na meest innovatieve universiteit van Europa. Ludo Meyvis


08

ONDERZOEK

CAMPUSKRANT | 21 OKTOBER 2015

KENNISMAKERS (1): EPIDEMIOLOGIE

Cholera, obesitas en brandvertragers U weet dat roken longkanker kan veroorzaken en dat te veel vet slecht is voor uw hart en bloedvaten. En als u op uw lijn let, heeft u ongetwijfeld uw body mass index wel eens berekend. Vanzelfsprekend, maar nog onbekend voor onze grootouders. Die kennis danken we aan epidemiologen. Zij buigen zich over de vraag waarom en hoe mensen ziek worden. Dat gaat van cholera tot de effecten van brandvertragers, vertelt professor Adelheid Soubry van de Onderzoeksgroep Epidemiologie. TEKST: Ilse Frederickx | CARTOON: Joris Snaet

W

aar kwam de cholera-epidemie in het Londense Soho vandaan? Dat vroeg de Britse arts-wetenschapper John Snow zich af in de 19de eeuw. Hij geloofde niet in de toen gangbare theorie dat het inademen van slechte lucht de oorzaak was. Hij ging zelf op zoek en ontdekte dat de cholerapatiënten hun water allemaal haalden van een openbare waterpomp in Broad Street. Snow was nog niet in staat om onder zijn microscoop een cholera-

bacterie te isoleren. Maar hij nam de proef op de som en draaide de waterpomp dicht. Hij ging de geschiedenis in als één van de vaders van de epidemiologie. Inmiddels heeft deze wetenschapstak vele vaders en moeders. “Bij epidemiologie moet je niet alleen aan infectieziekten zoals ebola of SARS denken”, zegt moleculair epidemioloog Adelheid Soubry. “Het zijn vooral moderne ‘epidemies’ zoals obesitas en diabetes die nu volop op de onderzoeksagenda staan. Het

gaat dan niet alleen om medicatie, maar vooral ook om preventie. Je krijgt als wetenschapper geen applaus voor het feit dat je mensen kan behoeden voor een ziekte, maar het is wel belangrijk.” Vaderlijke stempel

Zelf doet Soubry onderzoek naar de risicofactoren waaraan vaders blootgesteld zijn, en of ze daarvan iets doorgeven aan hun kinderen. Dat een moeder de gezondheid van haar ongeboren kind kan beïnvloeden, bijvoorbeeld door alcohol te drinken tijdens de zwangerschap, staat buiten kijf. Maar tot nu toe was er weinig aandacht voor de vader. “Vaders kunnen blootgesteld worden aan chemicaliën, zoals pesticiden en verf. Ze kunnen roken of obees zijn. Om de mogelijke effecten daarvan na te gaan, hebben we onderzoek gedaan bij zwangere vrouwen, de toekomstige vaders en hun kinderen bij de geboorte. We stelden vast dat een vader met obesitas via het DNA als het ware een stempel meegeeft aan zijn kind.” Daarmee belanden we op het kruispunt tussen de genetica en onze omgeving: wat ligt er in onze genen vast voor

de rest van ons leven, en hoe beïnvloedt onze omgeving het gebruik van deze genen – en daarmee ook onze gezondheid? “Er zitten zogenaamde epigenetische merkers op de DNA-streng: die kunnen genen aan- of afzetten en hun activiteit regelen. Invloeden van buitenaf, zoals voeding of een vervuild milieu, kunnen een teveel of een tekort aan die merkers veroorzaken. Een vader met obesitas geeft zijn kind via de zaadcel ook zo’n epigenetische stempel mee. Wat dat op lange termijn betekent voor de gezondheid van het kind, vergt nog meer onderzoek. Het kan het risico op ziektes zoals kanker verhogen. Maar het is ook mogelijk dat de epigenetische stempel weer verdwijnt, bijvoorbeeld door een gezonde levensstijl.” Ongezonde pyjama’s

In een ander onderzoek kijkt Soubry naar de epigenetische effecten van nieuwe chemische stoffen in onze omgeving. Denk bijvoorbeeld aan de brandvertragers die onder meer worden gebruikt in matrassen, kinderzitjes en vliegtuigen. Of weekmakers, stoffen die plastic zacht of minder broos maken

BEELDIGE WETENSCHAP

© Ronny Keppens

Gesmolten goud? Sinistere alien? Geen foto, maar een nabootsing van wat er gebeurt binnen een zonnefilament. Filamenten of gaswolken op de zon zijn gebieden die koeler en zwaarder zijn dan de corona – de buitenste atmosfeer van de zon – eromheen. Filamenten kunnen tienduizenden kilometers omvatten en wel honderd tot duizend miljoen ton zwaar zijn. Soms eindigt hun leven met een spectaculaire uitbarsting. Andere, ‘rustige’ filamenten houden het maanden uit. Hoe die rustige filamenten zo lang overleven, is een vraagstuk voor wetenschappers, vertelt professor Rony Keppens van het Centrum voor Plasma-Astrofysica. “Dat ze het maandenlang uitzingen, gaat tegen de verwachtingen in: filamenten bestaan uit zware materie, dus zou je verwachten dat ze door de zwaartekracht van de zon naar beneden vallen en zich weer vermengen met het plasma van het zonsoppervlak. Maar dat gebeurt niet: magnetische velden leveren opwaartse krachten die maken dat

die filamenten kunnen blijven bestaan.” Om een betere kijk te krijgen op hun ingewikkelde levenscyclus, bouwden de Leuvense plasma-astrofysici een virtueel model van een filament van 30 miljoen meter breed, hoog en diep. Van dat 3D-model zien we hier een zijaanzicht. Stille waters hebben diepe gronden, zo blijkt: “Een ‘rustig’ filament is helemaal niet zo kalm: het lijkt meer op een kokend potje met op- en neerwaartse stromen. Koeler materiaal van lagere regionen uit de zonneatmosfeer wordt steeds naar boven geduwd en in het filament opgewarmd. Zo kan het kookproces maanden aan de gang blijven.” Door deze simulaties te vergelijken met satellietwaarnemingen kunnen wetenschappers nu verder de geheimen van de rustige filamenten ontsluieren. Ilse Frederickx

Bent u onderzoeker aan de KU Leuven en maakt u intrigerende wetenschapsfoto’s? Mail ze naar nieuws@kuleuven.be.


ONDERZOEK 09

CAMPUSKRANT | 21 OKTOBER 2015

Kort

en die je terugvindt in speelgoed of babymelkflesjes. “Brandvertragers en weekmakers komen langzaam vrij uit het product waarin ze verwerkt zijn. Via stof krijgen we ze binnen. Van sommige producten weten we dat ze kankerverwekkend en schadelijk voor het zenuwstelsel zijn. We kunnen een verhoogde blootstelling aan die stoffen meten in de urine en we zien ook epigenetische veranderingen, onder andere in de zaadcellen van mannen. De vraag is wat dat betekent voor hun kinderen later.” Als epidemioloog moet je veel

Je krijgt als wetenschapper geen applaus als je mensen behoedt voor een ziekte, maar het is wel belangrijk.

geduld kweken, verzucht Soubry. “Om conclusies te kunnen trekken over oorzaak en gevolg, moeten epidemiologen grote groepen mensen jarenlang volgen. Er is de wetgeving en reglementering die – goed bedoeld – stipuleert dat bijvoorbeeld het materiaal in een vliegtuig brandvertragers moet bevatten. In de VS bevatten zelfs kinderpyjama’s brandvertragers, tja … Als onderzoek uitwijst dat iets ongezond is, duurt het nog jaren vooraleer wetten en regels zijn aangepast. Ondertussen gebruiken producenten alweer nieuwe componenten in hun

Kleurnamen bepalen hoe we ons tinten herinneren Meidoornrood, tortelduifgrijs of zelfs Minion-geel: kleuren krijgen vaak tot de verbeelding sprekende namen. Uit de masterproef van studente bedrijfscommunicatie Sofie De Coker blijkt dat die kleurnamen een invloed kunnen uitoefenen op de manier waarop een kleur waargenomen en herinnerd wordt.

Omdat kleuren aan de basis van onze waarneming liggen, lijkt niets zo instinctief als kleurperceptie. Maar optische illusies lieten ons al eerder kennismaken met de beperkingen van het men-

selijke zicht. Hoewel het netvlies ervoor zorgt dat kleuren gezien kunnen worden, zijn het de hersenen die de perceptie van een kleur creëren. Om wijs te raken uit de vele signalen die het netvlies uitstuurt, doen de hersenen daarvoor een beroep op herinneringen. Op basis van ingebakken kennis geeft het brein dus betekenis aan wat het oog waarneemt. Het masterproefonderzoek van Sofie De Coker toont aan dat kleurnamen een erg belangrijke rol spelen bij het tot stand brengen van die kleurwaarnemingen. Daarvoor voerde ze een experiment uit. Ze toonde 70 proefpersonen de-

Kiezen? Aanscherpen? Doorbijten? www.kuleuven.be/openles

In september verzamelden 150 geïnteresseerden in Leuven voor een symposium over de gebruikte methodes in diverse takken van de epidemiologie. De KU Leuven wil epidemiologie verder uitbouwen als onderzoeksdomein en professor Adelheid Soubry werd een aantal jaren geleden aangetrokken om een onderzoeksgroep op te starten. Ze is momenteel druk bezig om een laboratoriumruimte in te richten. Het team onderzoekt de vraag hoe de blootstelling aan risicofactoren bij de vader – vlak voor de conceptie – de gezondheid van zijn kinderen beïnvloedt. Een ander onderzoekstopic zijn de effecten van voeding, levensstijl en nieuwe chemische stoffen in onze omgeving op onze gezondheid.

producten. Je holt dus steeds achter de feiten aan.” Soubry heeft zelf dan wel geen contact met patiënten, ze vindt het erg belangrijk dat haar werk rechtstreeks relevant is voor hen: “Ik ben moleculair bioloog van opleiding. In dat domein werk je op één klein ding, in een zeer gecontroleerde omgeving. Dat was me te ver weg van de mens. Onze gezondheid hangt van veel factoren af, waarvan we er een heleboel niet onder controle hebben. Dat maakt het complex, maar ook net interessant voor een epidemioloog.”

zelfde kleurstalen en benoemde de kleuren ook. Maar de naam van de kleuren liet ze variëren: ofwel een basiskleurnaam, ofwel een specifieke, fancy kleurnaam. Bij het lichtgroene kleurenstaal, bijvoorbeeld, kreeg de ene helft van de proefpersonen de neutrale term ‘groen’ te horen, en de andere helft de term ‘pistache’. Cactus of pistache?

Na blootstelling aan alle kleurstalen kregen de proefpersonen de opdracht om de tinten die ze eerder gezien hadden aan te duiden op een kleurenoverzicht. Uit die test bleek dat de herinnering van de proefpersonen vervormd was door de naam van de kleur die ze gehoord hadden. Naarmate de genoemde kleurnaam basaler of alledaagser was, schoof de keuze van de proefpersoon in de herkenningstest op in de richting van

de zogenaamde focale kleur. “Als we een groene tint zien, roepen onze hersenen automatisch het woord ‘groen’ op. Bovendien hangt aan die basiskleurnaam ook een typische voorbeeldkleur vast, de ‘focale kleur’, die mee geactiveerd wordt. Wanneer mensen een bepaalde kleurtint proberen op te roepen, schuiven ze vaak onbewust op in de richting van zo’n focale kleur”, aldus Sofie De Coker. Bij een basiskleurnaam als ‘groen’ is de neiging naar die typische voorbeeldkleur dus het sterkst. Die tendens is zwakker bij specifiekere kleurnamen zoals ‘pistache’. Het gebruik van een woord dat normaal gezien niets met kleur te maken heeft, zoals ‘cactus’, zal de kans op een automatische afwijking naar de focale kleur nog verkleinen. Je zal je eenzelfde kleur dus anders herinneren wanneer die een andere naam draagt.

Openlesdagen Volg les tussen KU Leuven-studenten op 10 locaties in Vlaanderen


BOEKEN

Boekenwurmen, beroepslezers en BV-spotters kunnen vanaf 31 oktober weer terecht op de Antwerpse Boekenbeurs. De grote variatie in het gepresenteerde boekenaanbod zie je ook weerspiegeld in de pennenvruchten van KU Leuven-professoren, -onderzoekers en -medewerkers. We lichten er drie uit, die inspiratie vonden in Congo, sprookjes en de eigen kroost. Door Pieter-Jan Borgelioen

DOMINIQUE DE METS SCHREEF EEN BOEK OVER VROUWELIJKE KOLONISTEN IN CONGO

“ Hun verhaal moést verteld worden” In Ik was jong en leefde in Congo schetst Dominique De Mets een portret van Belgische vrouwen in de voormalige kolonie. Ze sprak met getuigen die er een belangrijk deel van hun leven doorbrachten. “Ze hebben nog steeds heimwee.”

I

k ben geen historica, maar de koloniale periode heeft me altijd al geboeid”, zegt Dominique De Mets, secretaresse op het Departement Wiskunde. “Als kind luisterde ik gefascineerd naar de verhalen van mijn groottante en grootoom die in Congo hebben gewoond. Daar kon ik eindeloos bij wegdromen. Later heb ik zowat alle boeken verslonden die ik over het onderwerp kon vinden. Toch bleef ik op mijn honger zitten. De rol van de vrouw kwam nergens aan bod en net daar was ik benieuwd naar. Ik besloot dan maar om zelf getuigenissen te sprokkelen.” Zure Belgen

De Mets sprak met vijftien vrouwen die jarenlang in Belgisch-Congo hebben gewoond. “Ik ontdekte heel wat overeenkomsten tussen hen. De meesten waren rond de twintig jaar toen ze naar Congo vertrokken, en hadden net de donkere periode van WO II achter de rug. Leven in Congo opende heel wat perspectieven voor hen: ze leerden een nieuwe taal, werden een pak zelfstandiger en kregen meer ademruimte. Voor sommigen was het een vlucht voor hun strenge vaders in België.” “Ze hebben nog allemaal heimwee naar de kolonie”, zegt De Mets. “Eén van de vrouwen die ik interviewde, gaat nog wekelijks

© KU Leuven | Rob Stevens

PENNENVRUCHTEN VAN PERSONEEL

CAMPUSKRANT | 21 OKTOBER 2015

naar Brussel om te praten met de Congolezen daar. Ze vindt ze veel aangenamer dan de ‘zure Belgen’ (lacht). Die heimwee is natuurlijk normaal. De meeste vrouwen hebben er tien jaar of langer gewoond en gewerkt. Bovendien was het een heel hechte gemeenschap. Toen Congo onafhankelijk werd in 1960, moesten de blanken vluchten voor de rebellen. Ze zijn zonder bagage op het vliegtuig gesprongen, uit schrik voor moord of verkrachting. Dat is voor sommigen nog steeds een trauma.” “Veel ex-kolonialen vinden dat Congo erop achteruitgegaan is. Het was ooit een modelkolonie waar de Amerikanen jaloers op waren. Nu gaat het land gebukt onder corruptie. Ook het onderwijs en de gezondheidszorg zijn er slecht aan toe. Tijdens de koloniale periode werd dat geregeld door de missies. Alle Congolese kinderen gingen naar school. Nu is dat nog maar twintig procent. Misschien is de overgang naar onafhankelijkheid er te snel gekomen.”

Dominique De Mets, ‘Ik was jong en leefde in Congo. Belgische vrouwen in onze kolonie’, Van Halewyck, 2015, 192 p., 22,50 euro

Haarscherp geheugen

Als je haar boek om één reden moet lezen, dan wel om de openhartigheid van de getuigen, vindt De Mets. “Mijn focus lag op de kleine levens van de mensen daar. Ik kreeg heel wat grappige anekdotes te horen, maar ook de moeilijke onderwerpen kwamen aan

BALDWIN VAN GORP SCHREEF EEN BOEK VOOR ZIJN DOCHTERTJE

“ Ik wil een held zijn voor mijn kinderen”

bod. Zo vertelde één van de vrouwen hoe ze haar man voor haar ogen zag vermoord worden door de rebellen. Het spreekt voor zich dat er tranen zijn gevloeid. Ik was ook onder de indruk van hun sterke geheugen. Bijna allemaal zijn ze rond de tachtig jaar, maar de periode in Congo herinneren ze zich nog haarscherp.” De eerste druk van het boek is inmiddels volledig uitverkocht. “Ik ben blij dat het zo goed loopt”, zegt De Mets. “Dat komt deels omdat die gemeenschap van ex-kolonialen nog steeds goed samenhangt. Ook hun kinderen gaan erin mee en zijn geïnteresseerd in de geschiedenis van hun ouders. Zo genereer je veel mond-aan-mondreclame. Binnenkort komt de Franse vertaling uit en ik denk dat die nog beter zal verkopen. Tachtig procent van de kolonialen was Franstalig.” Wie graag een gesigneerd exemplaar van het boek wil, kan op 7 november afzakken naar de Boekenbeurs. “Ik ga signeren aan de stand van Uitgeverij Van Halewyck. Dat lijkt me spannend. Ik zit er trouwens samen met rector Rik Torfs, die er zijn boek met columns zal signeren. Ik ben misschien minder bekend dan de rector, maar ik weet alvast dat er bij mij meer ex-kolonialen zullen staan (lacht).”

Professor Baldwin Van Gorp schreef een kinderverhaal dat de naam draagt van zijn pasgeboren dochter: Kaluna. Het werd een doe-het-zelfproject van de eerste letter tot de laatste drukproef. “Ik heb zelfs de illustraties en de cover zelf gemaakt.”

H Baldwin Van Gorp: “Een vriend die ook vader wordt, was onder de indruk: ‘Hoe moet ik dit in godsnaam overtreffen?’”

© Jasmijn Van Gorp

10

et boek gaat over Kaluna, een popje dat tot leven wordt gewekt door Floris. De jongen draagt Kaluna mee in zijn binnenzak, tot dieven haar meenemen. Die laten haar achter op de middenberm van de autosnelweg, waarna ze op eigen kracht terug bij Floris moet zien te komen. “Floris en Kaluna zijn de namen van mijn zoon en dochter”, zegt professor journalistiek Baldwin Van Gorp. “Het boekje is in de eerste plaats een geschenk voor hen. De naam Kaluna is lang geleden bedacht door mijn vader. Ik heb drie zussen die elk zijn vernoemd naar een plantensoort: Viola, Marjolijn en Jasmijn.


BOEKEN

CAMPUSKRANT | 21 OKTOBER 2015

11

PIETER FANNES ILLUSTREERDE EEN SPROOKJESBOEK

“ Inktvlekken maken een tekening charmanter”

Improviseren

Fannes verwierf bekendheid binnen de tekenwereld met zijn schetsen van jazzmuzikanten. “Tijdens mijn studententijd begon ik naar jazz te luisteren. Tekenen deed ik al lang en ik wilde er graag mee naar buiten komen. Ik stuurde een mailtje naar een journalist van een jazztijdschrift en vroeg of hij me kon binnenloodsen bij concerten. We spraken af dat ik tekeningen zou maken van de muzikanten en in ruil daarvoor gratis binnen mocht. Het was de perfecte combinatie (lacht).” “Mijn werk vertrekt van snelheid en dynamiek”, zegt Fannes. “Zo heb ik gaandeweg mijn eigen stijl ontwikkeld. Tekeningen zijn eigenlijk oefeningen in kijken. Ik maak nooit potloodschetsen, maar begin

Kaluna was als vierde naam in de running en is afgeleid van het Latijnse ‘calluna’, wat ‘heide’ betekent. In die zin is het ook een eerbetoon aan mijn pa, die inmiddels is overleden.” Stelen met ogen

Van Gorp speelde al langer met het idee om een kinderboek te schrijven. “Een eerste, onvoltooide versie van het verhaal heeft tien jaar in een lade van mijn bureau gelegen. De geboorte van mijn dochtertje was de perfecte gelegenheid om het af te werken. Ik schrijf al jaren in mijn vrije tijd, dat ontspant me. Meestal gaat het om grappige verhalen of toneeltjes. Ik heb zelfs nog sketches geschreven voor de tv-reeks Meester, hij begint weer! en scenario’s voor animatiefilmpjes.” Ook de illustraties in het boek maakte Van Gorp zelf. Tekenen leerde hij van zijn ouders, die allebei kunstenaar waren. “Mijn vader gaf les aan de kunstacademie en zo nu en dan mocht ik als kind met hem mee. In die ateliers stal ik met mijn ogen. Thuis waren mijn ouders ook steeds bezig met schilderen of tekenen. Uiteindelijk heeft geen van de kinderen een kunstopleiding gevolgd. Dat vonden ze thuis misschien wat jammer. Met Kaluna heb ik het toch een beetje goedgemaakt.” Aanvankelijk wilde Van Gorp het boekje zelf in elkaar knutselen. “Maar uiteindelijk vond ik dat mijn

meteen met penseel en inkt. Net zoals improviserende jazzmuzikanten moet je verder bouwen op wat je ter plekke creëert. Er is geen weg terug als het misgaat. Ik heb geleerd om door te bijten en foutjes weg te werken. Een inktvlek op het blad kan trouwens heel mooi zijn. Dat maakt deel uit van de charme.” Boven: Pieter Fannes (achteraan) in actie tijdens het tekenfestival The Big Draw. Onder: Ook onze fotograaf dook op in zijn visueel verslag. “Tekeningen zijn eigenlijk oefeningen in kijken.”

Getekende stilte

Fannes combineert zijn werk als illustrator met een doctoraat aan de KU Leuven. Als historicus neemt hij de geschiedenis van creativiteit in het lager onderwijs onder de loep. “Die afwisseling is aangenaam en ik ben blij dat ik iets kan doen met mijn diploma. Maar twee jobs combineren is niet altijd even makkelijk. Ik zit momenteel in de eindfase van mijn doctoraat en het schrijven neemt veel tijd in beslag. Tegelijkertijd krijg ik meer en meer tekenopdrachten. Daar komt nog bij dat ik pas vader ben geworden, dus ook mijn nachten zijn drukker dan voordien (lacht).” Het academische en illustratieve komen samen in de essaybundel Stilte – essays over cultuur, macht en verandering. “Daarin beschrijven zeven KU Leuven-wetenschappers wat stilte betekent voor hun werk. Ik heb elk essay geïllustreerd. Geen gemakkelijke opdracht, want stilte laat zich niet makkelijk vangen in een tekening. Maar ik vond het leuk om de uitdaging aan te gaan en mijn grenzen te verleggen. Daarom speel ik ook met het idee om ooit een beeldreportage te maken over Brussel. Ik merk dat ik de situaties die ik zie of meemaak makkelijk kan vertalen naar een tekening. Het is mijn manier van vertellen.”

Dree Peeremans & Pieter Fannes, ‘Nog lang en gelukkig’, EPO, 2015, 240 p., 24,90 euro Pieter Verstraete & Josephine Hoegaerts (eds.), ‘Stilte – essays over cultuur, macht en verandering’, Academic Scientific Publishers, 2015, 160 p., 17,95 euro

uit te delen en de boekjes van persoonlijke tekeningen te voorzien. Zelf verzamel ik gesigneerde strips, dus ik sta elk jaar wel in een of andere rij aan te schuiven. Het lijkt me tof om het ook eens op een andere manier mee te maken.”

geleverde werk een mooier eindresultaat verdiende. Het moest een echt boek worden. Ik heb dus voor het eerst in mijn leven een cover ontworpen en mijn schoonouders hebben een kleine uitgeverij opgericht, waarbij ik heb geholpen. Het heeft me een zomervakantie gekost, maar ik ben tevreden met het eindresultaat. Ik wil zo dicht mogelijk bij mijn kinderen staan. Een vriend die ook vader wordt, was alleszins onder de indruk. ‘Hoe moet ik dit in godsnaam overtreffen?’, vroeg hij (lacht).”

COLOFON Campuskrant, maandelijks tijdschrift van de KU Leuven Een realisatie van de Nieuwsdienst

Zingende kippen

Het boek is bedoeld voor kinderen, maar Van Gorp denkt dat ook volwassenen ervan kunnen genieten. “Ik heb er hier en daar dingen in verwerkt die enkel zij zullen begrijpen. Zo speel ik voortdurend met intertekstualiteit. Er zitten verwijzingen in naar Star Wars, Frankenstein, de Bijbel … De verhaalstructuur heb ik geleend bij de Odyssee van Homeros. Af en toe komen zelfs soortgelijke personages voor. De sirenen zijn bij mij bijvoorbeeld zingende kippen (lacht).” Van Kaluna zijn momenteel vijfhonderd exemplaren in omloop. “Een klein deel daarvan is uitgedeeld aan vrienden en familie. De overige exemplaren zijn te koop in gespecialiseerde boekhandels. Binnenkort ligt het ook op de Boekenbeurs. Als de verkoop goed loopt, zou ik er wel willen zitten om handtekeningen

© Pieter Fannes

V

oor het boek Nog lang en gelukkig werkte Fannes samen met schrijver en voormalig Radio 1-presentator Dree Peremans. Die laatste verzamelde vijftig bestaande sprookjes voor volwassenen en schreef ze op zijn eigen manier neer. Fannes zorgde voor de illustraties. “Ik heb meer dan tachtig tekeningen gemaakt”, zegt hij. “Dat was een werk van lange adem. Hoe ik aan zo’n illustratie begon, hing af van verhaal tot verhaal. Vaak vertrok ik van het eerste beeld dat in me opkwam. Of ik baseerde me op de sfeer die zo’n sprookje oproept. Omdat het een boek is voor volwassenen moesten de tekeningen suggestief blijven. Je mag de lezers de pap niet in de mond geven. Dat was soms een evenwichtsoefening.”

© KU Leuven | Rob Stevens

Doctoraatsstudent Pieter Fannes illustreerde een sprookjesboek voor volwassenen, maakte tekeningen bij een essaybundel en staat bekend om zijn live-schetsen van jazzmuzikanten. “Tekenen is mijn manier van vertellen.”

Hoofdredactie Sigrid Somers, Reiner Van Hove | Redactie Pieter-Jan Borgelioen, Ilse Frederickx, Ludo Meyvis, Rob Stevens, Ine Van Houdenhove, Wouter Verbeylen | Medewerkers Katrien Bollen, Tine Danschutter, Julia Nienaber, Sofie Roux, Sarah Somers, Anke Vander Elst, Inge Verbruggen | Freelancers Peter Van Dyck | Tom Van de Weyer Redactieadres Naamsestraat 22, bus 5002, 3000 Leuven, T 016 32 40 13, nieuws@kuleuven.be | Adreswijzigingen Alumni Lovanienses, Naamsestraat 63, bus 5601, 3000 Leuven, info@alum. kuleuven.be | Grafisch ontwerp Jansen & Janssen, Gent | Lay-out en zetwerk Wouter Verbeylen | Fotografie Rob Stevens | Cartoons Joris Snaet | Illustraties Gudrun Makelberge | Reclameregie Inge Verbruggen, T 016 32 40 15, inge.verbruggen@kuleuven.be | Oplage 30.100 ex. | Drukwerk Eco Print Center, Lokeren. Campuskrant wordt gedrukt met milieuvriendelijke waterloze druktechnologie. | Verantwoordelijke uitgever Jos Vaesen, Naamsestraat 22, bus 5000, 3000 Leuven

Baldwin Van Gorp, ‘Kaluna’, Het Plan, 2015, 112 p., 12,95 euro

Copyright artikels Artikels kunnen overgenomen worden mits toestemming. Het volgende nummer van Campuskrant verschijnt op 18 november.


12

EXPO

CAMPUSKRANT | 21 OKTOBER 2015

Schoonheid in het

kwadraat W

© KU Leuven | Rob Stevens

iskunde is best moeilijk”, geven professoren Paul Igodt en Stefaan Vaes toe. “En vooral lastig om te communiceren. We hebben er begrip voor dat mensen niet altijd meteen snappen waar het over gaat. Maar waar we niét tegen kunnen, is dat sommigen koketteren met hun onwetendheid.” Paul Igodt

Stefaan Vaes

Wij begrijpen u. Maar kunnen ook die beklagenswaardige onwetenden op IMAGINARY terecht?

Stefaan Vaes: “Heel zeker. De tentoonstelling kan je ‘zomaar’ bekijken. Dan gaat het om schoonheid. Maar je kan ook dieper graven: dan vind je de wiskunde achter die schoonheid. De tentoonstelling mikt bewust op die twee sporen, als tentoonstelling en als didactisch platform. Ze wordt trouwens ook mee getrokken door de Vlaamse Wiskunde Olympiade, de jaarlijkse wiskundewedstrijd voor scholieren, die al aan zijn éénendertigste jaargang toe is.” Wat is er te zien?

Vaes: “Het gaat vooral om de visualisering van wiskundige concepten. Zelfs met verrassend eenvoudige vergelijkingen kan je tot heel indrukwekkende figuren komen. Die tonen we op posters, maar er zijn ook video’s, interactieve software, een merkwaardige puzzel en er zijn unieke voorwerpen in 3D – met dank aan Materialise, een spin-off van de KU Leuven. Je kunt trouwens ook een kopie van die voorwerpen bestellen.” “Op de expo kan je ook zelf vergelijkingen uitproberen en ermee spelen, en dan kijken wat er gebeurt. Waar het voor sommige van de getoonde afbeeldingen dagen rekenwerk vergde om ze te maken, kunnen heel wat algebraïsche oppervlakken ter plaatse in een mum van tijd getoond worden.” Paul Igodt: “De beelden van IMAGINARY kun je thematisch indelen in vijf gebieden.

Vergelijk wiskunde met muziek: daar iets van weten is goed voor iederéén, maar niet iedereen moet naar het conservatorium. Chaos is er daar eentje van. Dat lijkt een bekend begrip, maar wat betekent het wiskundig? En hoe breng je het in beeld? Overigens blijkt er meer structuur in chaos te zitten dan je zou verwachten. Een ander thema is De vierde dimensie. Van drie dimensies hebben we allemaal een beeld: het volstaat dat je even om je heen kijkt. Maar hoe je de vierde dimensie wiskundig toont, is een heel ander verhaal.” Waar komt IMAGINARY vandaan?

Igodt: “Uit het Mathematisches Forschungsinstitut in Oberwolfach. Eén van de vroegere directeurs, Professor Gert-Martin Greuel, lag mee aan de basis van IMAGINARY. Hij komt trouwens op 18 november naar Leuven voor een voordracht. Het project startte in 2008, is continu uitgebreid en aangevuld, en heeft sindsdien zowat de hele wereld afgereisd en al meer dan een miljoen bezoekers aangetrokken, verdeeld over vele tientallen steden en landen.”

Welk doel wilt u eigenlijk bereiken? Meer wiskundigen aantrekken?

Vaes: “Bij wiskundigen leeft de consensus dat ons domein veel te weinig bekend is. Dus moet je tonen wat je doet. Als je op die manier getalenteerde jongeren aanspreekt om erin door te gaan, is dat mooi, maar dat is niet de hoofdbedoeling. We mikken eigenlijk op iedereen. Vergelijk het met muziek: daar iets van weten is goed voor iederéén, maar niet iedereen moet naar het conservatorium.” Igodt: “Wiskundigen kunnen hun domein vaak illustreren met figuren waarvoor je wel moét vallen als esthetisch gevoelige mens – en dat zijn we toch allemaal. Het zijn figuren die je grijpen. Een andere manier om wiskunde te promoten is door haar cruciale rol in technologie te tonen. Als iemand je vertelt dat je gps zijn werk alleen doet door een flinke portie wiskunde, zal dat de mensen ook wel aanspreken. Maar het vraagt tijd om dat goed uit te leggen. De schoonheid van wiskundige beelden werkt daarentegen ogenblikkelijk: je ziet het gewoon.” Ook doorgewinterde wiskundigen als jullie worden dus nog wel eens gegrepen door die schoonheid?

Igodt: “Zeer zeker. Vaak krijg je een Aha-erlebnis als iets wat je erg moeilijk vond plots glashelder wordt omdat je het op een andere manier bekijkt. Zo kan je nieuwe inzichten krijgen in een algebravraagstuk als je het met meetkundige ogen bekijkt.”

IMAGINARY is van 7 t.e.m. 28 november te bezoeken in de Universiteitsbibliotheek op het Ladeuzeplein. Van 4 t.e.m. 22 januari 2016 staat de expo op de Campus Kulak Kortrijk. Daarna reist ze nog naar Antwerpen, Diepenbeek en Brussel. Info: www.imaginarymaths.be en www.imaginary.org

Welkom in Leuven, dé Stad van de Wetenschap! Op zondag 22 november 2015 transformeert Leuven weer tot dé Stad van de Wetenschap! Verleg je grenzen, daag je brein uit, experimenteer, zorg dat je mee bent en leg het vuur aan de schenen van onze wetenschappers! Programma voor jong én oud in Leuven

www.stadvandewetenschap.be

© Paul Igodt

U en wiskunde, de kans bestaat dat het niet botert. Een bezoek aan de IMAGINARYtentoonstelling kan een eerste stap in de richting van een verzoening betekenen. U komt er geen nerds tegen (want dat zijn wiskundigen niet), u krijgt er te maken met pure schoonheid (want die is er oneindig (!) veel), en u mag best zeggen dat u er geen barst van begrijpt (want daar zijn wiskundigen aan gewend). Ludo Meyvis

Een bijzondere zeepbel Op IMAGINARY kunt u ontdekken welke figuren en objecten het meest tot uw verbeelding spreken, maar wat is de favoriet van de wiskundigen zelf? “Op de tentoonstelling is een 3D-print te zien van de gyroïde. Dat is een oppervlak dat in 1970 ontdekt werd door Alan Schoen, die toen bij de NASA werkte.” En wat is daar dan wel zo merkwaardig aan? “Het is in drie onafhankelijke richtingen – de x-, y- en z-as van de ruimte – periodiek: wat je ziet, herhaalt zich. Wiskundigen noemen dat kristallografisch. Verder is het een minimaaloppervlak. Om te begrijpen wat dat is, kan je aan een zeepbel denken. Zo’n figuur neemt automatisch een vorm aan die het benodigde volume met een zo klein mogelijke oppervlakte ‘bedekt’. Je kunt het ook verwoorden als ‘een zo klein mogelijke kromming’.” En het houdt niet op: de gyroïde blijkt ook de driedimensionale ruimte in twee niet overlappende en precies even grote tunnelvormige gebieden te verdelen. Indrukwekkend. Maar zit er ook een formule achter? “Ja, natuurlijk. Maar die houden we beter voor ons. Vertel de lezers maar dat die bijzonder ingewikkeld is, met erg taaie integralen.” Ingewikkeld en taai, maar verdomd mooi. Misschien een idee voor een origineel kerstcadeau?


ONDERZOEK

CAMPUSKRANT | 21 OKTOBER 2015

13

Op de Arenbergcampus in Heverlee wordt op 28 oktober het tweespan Leuven Chem&Tech en Leuven NanoCentre plechtig geopend. Daarmee zijn twee van de drie gebouwen van de Core Facilities een feit, met hun state of the art structuur en uitrusting. “We zijn klaar voor de toekomst”, zegt vicerector Wetenschap & Technologie Georges Gielen.

Ludo Meyvis

Arenbergcampus heeft nieuw

kroonjuweel bouw. En verder niet vergeten: de gebouwen zijn toekomstgericht. We kunnen met de nieuwe omgeving het meest geavanceerde onderzoek aan, maar we moeten dat ook over twee of vijf jaar nog altijd kunnen. De gebouwen zijn daarop voorzien met ruimte voor nieuwe apparaten.” “De veiligheidsprocedures worden voortdurend verfijnd en alle gebruikers krijgen opleidingen hierover. Van elke VGM-melding (Veiligheid – Gezondheid – Milieu, red.) leren we, en echte ongelukken zijn uiterst zeldzaam. Als er mankementen aan de gebouwen zelf zijn, worden die uiteraard bijgewerkt. We roepen iedereen ook op om die meteen te signaleren. Kinderziekten zijn onvermijdelijk in zo’n groot project, en er komt ook steeds nieuwe apparatuur, met nieuwe eisen.” “Het enige waar je weinig aan kunt doen, is kwaad opzet. Daar werden we onlangs mee geconfronteerd (een poging tot brandstichting – red.), en dan voel je je deels machteloos, al hebben we de beveiliging wel opgedreven.”

Geen trillingen

© KU Leuven | Rob Stevens

Het gaat om grote investeringen. De bouw van Chem&Tech en NanoCentre samen kost ongeveer 50 miljoen euro, de uitrusting, vooral met middelen van Hercules (Vlaams agentschap voor financiering van onderzoeksinfrastructuur – red.), ongeveer 25 miljoen. “Dat prijskaartje heeft alles te maken met het karakter en de omvang van het beoogde onderzoek. Bij Chem&Tech hebben we 11.200 m2 nuttige onderzoeksruimte gemaakt, in het NanoCentre 6.800.” “Je kunt niet op nanoschaal werken zonder trillings- en stofvrije afdelingen. Een voorbijrijdende vrachtwagen veroorzaakt al te veel trillingen om dergelijk onderzoek betrouwbaar te kunnen doen. Dat kost véél. Of kijk naar Chem&Tech, waar gewerkt wordt met uiterst sterke magneten. Er is apparatuur voor onderzoek met x-stralen, er zijn bioreactoren, noem maar op. Die apparaten zelf, en hun beveiliging, zorgen voor een hoge prijs. Die veiligheid is natuurlijk van eminent belang.” “De aard van het gevoerde onderzoek stelt ook hoge eisen aan de lucht- en temperatuurregeling. Denk ook aan het ecologisch profiel van het ge-

Onderwijs 2.0

Onderzoekers in de chemie, chemische ingenieurstechnieken en nanotechnologie uit zeven departementen en verbonden aan drie faculteiten van W&T krijgen onderdak in de Core Facilities. “Maar wie ‘achterblijft’ in de oude gebouwen, blijft niet in de kou staan. Door de ruimte die daar vrijkomt, ontstaan immers nieuwe mogelijkheden. Daar vernieuwen en verbouwen we uiteraard ook.” “Over enkele jaren komt er nog een derde onderzoeksgebouw, een renovatie van het huidige chemiegebouw, waar de biologen onderdak zullen vinden. In die hoek van de Arenbergcampus komt ook een nieuw complex, het Trivium, volledig gericht op onderwijs. Het zal alle instrumenten bevatten voor de nieuwste, interactieve en collaboratieve onderwijsvormen. Daarmee brengen we geavanceerd onderzoek en toekomstgericht onderwijs op één plaats samen. Interdisciplinair werken en experimenteel onderzoek krijgen alle kansen, met optimaal beschikbaar materiaal, met alle expertise onder één dak. Klaar voor de toekomst, dankzij de inzet van honderden mensen.”

© KU Leuven | Rob Stevens

O

p de Arenbergcampus is er altijd wel ergens een nieuwbouw of een verbouwing aan de gang”, zegt professor Gielen. “Maar nu de Core Facilities realiteit worden, is het toch wel een feestelijk moment. De nieuwe gebouwen geven goed aan hoe we van de campus een nog meer geavanceerde onderzoeksomgeving willen maken.” “Chem&Tech en NanoCentre werden in 2009 geconcipieerd binnen het masterplan voor de hele Arenberg-omgeving. ‘Organisch groeien’ – aanpassen en herschikken binnen de bestaande gebouwen – werd te duur en te onveilig. Niet aangewezen dus als groeipad voor de meest ambitieuze onderzoekslijnen. De toenmalige beleidsploeg, met professor Karen Maex als vicerector W&T, opteerde voor een grote investering in iets volledig nieuws. De eerste spade ging in 2011 de grond in. Eind 2014 betrokken de eerste van de ongeveer vijfhonderd bewoners hun nieuwe gebouwen.”

Ilse Smets en Eric Breynaert: “In dit gebouw werken we met materialen waarvan een paar milligram een olifant buiten strijd brengt.”

“ Het is een vriendelijk gebouw” Een rondleiding door de vele laboratoria oogt zelfs voor een leek als uw dienaar ronduit indrukwekkend. Maar hoe is het om erin te wérken? “Zo’n verhuizing is natuurlijk niet te onderschatten”, zegt professor Ilse Smets (Chemische Ingenieurstechnieken). “Mijn collega’s en ik hebben veel te maken met gevoelige biologische en chemische processen, die vaak ook over een lange termijn lopen. De opstellingen en meetapparatuur daarvoor kan je niet zomaar aan een verhuisfirma toevertrouwen, doos in, doos uit. Je moet alles minutieus ontmantelen, en in het nieuwe gebouw weer opbouwen. Dat kan weken of maanden in beslag nemen.” “In de nieuwe omgeving heeft elke reactor zijn eigen kast. Alles is groter, nieuw, meer logisch. Wat vroeger gaandeweg in een bepaalde richting gegroeid was, soms met wat ad-hocaanpassingen, kan je nu opnieuw helemaal met de puntjes op de i uitbouwen. Er is ook veel gepraat over onderlinge afstemming, bijvoorbeeld wat veiligheidsrisico’s betreft. Het is ook een vriendelijk gebouw, ruim, met veel licht en lucht. En vroeger zag ik bij wijze van spreken alleen mijn eigen collega’s. Nu zie ik mensen van heel andere onderzoeksgebieden. Daarmee heb je nog geen interdisciplinaire samenwerking, maar het helpt natuurlijk wel.” “Het belangrijkste nadeel van het nieuwe gebouw vind ik tot nu toe dat het contact met de studenten anders verloopt. In mijn

vroegere omgeving aan de De Croylaan lag mijn kantoor bij de labo’s en de leslokalen. Mijn studenten liepen gewoon bij me binnen, ik kwam ze tegen in de gang. Dit is een onderzoeksgebouw, met hoge veiligheidsnormen. Zonder badge kom je nergens. Bachelorstudenten hebben hier niet veel te zoeken. Dus moeten afspraken met studenten meer gepland worden. Maar we zoeken wel andere manieren om de band met onze studenten sterk te houden.” Nieuwe sfeer

Eric Breynaert houdt zich bezig met NMR, Nuclear Magnetic Resonance, waarmee u te maken krijgt bij een MRI-scan. Als ik me na een tocht door tientallen labo’s wat te dicht bij een zeer sterke magneet waag, wijst hij me terecht. Gelukkig voor het vervolg van deze tekst draag ik geen pacemaker. “Prachtgebouw. Natuurlijk zullen er nog wel wat kinderziekten opduiken, maar als je even naar de complexiteit kijkt, al die leidingen, al die circuits die al dan niet met elkaar mogen interfereren, begrijp je meteen dat er niet over een nacht ijs gegaan is. Voor de Technische Diensten en tal van externe gespecialiseerde bedrijven was het een uitdaging, maar het resultaat mag er zijn.” “In dit gebouw werk je met materialen waarvan een paar milligram een olifant buiten strijd brengt. De veiligheid is dus een constante zorg. Toch moet het allemaal ook nog leef- en werkbaar blijven. Ik denk dat dat goed geslaagd is.” “Je ontmoet elkaar, je leert van elkaar. Het afstemmen van apparatuur wordt veel eenvoudiger. Je leert elkaars best practices kennen. Dat bevordert de kwaliteit van wat je doet. Voor mij is het belangrijkste gevoel op dit moment dat het je onderzoek in een volledig nieuwe sfeer brengt: je wil hier werken.”


14

ALUMNI

CAMPUSKRANT | 21 OKTOBER 2015

LEVEN na LEUVEN

BART VANNESTE, SOCIOLOOG EN STAND-UPCOMEDIAN

“Sociologie is de perfecte opleiding om komiek te worden” Met zijn personage Freddy De Vadder speelde stand-upcomedian Bart Vanneste zowat elk podium in Vlaanderen plat. Het kleine scherm palmt hij in met zijn fictiereeks Bevergem, die wekelijks meer dan een half miljoen kijkers trekt. Momenteel zit hij gebeiteld, maar het succes moest hij soms afdwingen. “Wie iets wil bereiken, moet af en toe lobbyen. Als artiest moet je zelf kansen creëren.” TEKST: Pieter-Jan Borgelioen | FOTO: Rob Stevens

H

et zijn drukke dagen voor Bart Vanneste (45). De fictiereeks Bevergem, die hij zelf bedacht en waarvoor hij meeschreef aan het scenario, is sinds enkele weken te zien op Canvas. De serie doet het goed en dat betekent dat Vanneste mag rekenen op heel wat mediabelangstelling. “Ik krijg elke dag wel een journalist over de vloer”, zegt hij. “Allemaal vragen ze me naar het succes

van de reeks. Er is zelfs iemand van Dag Allemaal langs geweest. Al was die eerder in andere dingen geïnteresseerd (lacht).” Bevergem draait voor een groot deel om Freddy De Vadder, het vuilbekkende, kettingrokende alter ego van de komiek. De eerste brainstorm voor de reeks vond zes jaar geleden plaats, aan de keukentafel waar we het interview beginnen. “Van meet af aan was het de bedoeling dat de ac-

teurs hun eigen personages zouden bedenken. Zodra die waren uitgewerkt, ben ik samen met drie medeschrijvers begonnen aan het scenario. We hebben het vijf keer herschreven omdat het echt goed moest zitten. We waren in de running voor subsidies en moesten concurreren met verschillende andere programma’s. We wilden de fictiecommissie echt omverblazen.” De eerste aflevering van de reeks lokte iets meer dan 600.000 kijkers. “Ik wist dat we een sterk product hadden gemaakt, maar dat we zoveel mensen zouden aanspreken, had ik niet durven dromen. Ik hoopte vooral dat men erover zou babbelen. Vlak voor de reeks begon, kopte De Morgen: ‘Bart Vanneste, de redder van Canvas’. Dat had ik effectief gezegd, maar het was bedoeld als grapje. Blij dat het dan toch is uitgekomen (lacht).” Duivenkot

Vanneste groeide op in het West-Vlaamse Rekkem, een dorp dichtbij Menen. “Ik kom uit een heel warm gezin met vijf kinderen”, zegt hij. “Het was een echt duivenkot. Er kwam constant volk over de vloer en ik had dus steeds ‘publiek’. Als

© KU Leuven | Rob Stevens

EUROPESE TOPFUNCTIE VOOR KOEN LENAERTS

Wie is Koen Lenaerts? ° 20/12/1954 gehuwd, zes kinderen Studies KU Leuven: licentiaat in de rechten in 1977 en doctor in de rechten in 1982 Harvard University: Master of Laws in 1978 en Master in Public Administration in 1979 Loopbaan Sinds 1983: hoogleraar Europees recht aan de KU Leuven 1990: oprichter van het Instituut voor Europees Recht (KU Leuven) 1989-2003: rechter bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen Vanaf 2003: rechter aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen 2012-2015: vicepresident van het Hof van Justitie van de Europese Unie 2015: president van het Hof van Justitie van de Europese Unie

Professor Koen Lenaerts (Instituut voor Europees Recht) is verkozen tot president van het Hof van Justitie van de Europese Unie in Luxemburg. Hij bekleedt daarmee één van de vier topfuncties in de EU, naast de voorzitters van de Europese Raad, de Europese Commissie en het Europees Parlement. Ine Van Houdenhove

“ Ik voel me klaar voor deze job”

S

inds hij op 8 oktober verkozen werd, heeft professor Lenaerts het ontzettend druk gehad: “De persaandacht, uit heel Europa, was enorm. En mijn mandaat als president ging onmiddellijk in, dus ik moest meteen aan de slag.” De afgelopen drie jaar was u al vicepresident. Was president de evidente volgende stap?

Koen Lenaerts: “Nee, zeker niet. Alle rechters bij het Hof kunnen zich kandidaat stellen. Vervolgens heeft er een geheime stemming plaats. Daarbij is een absolute meerderheid vereist.” “Maar inhoudelijk voel ik me zeker klaar voor deze opdracht. Ik heb zesentwintig jaar ervaring als rechter in dit huis. Ik ken de instelling door en door. Ik ben veertien jaar rechter geweest bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen – nu kortweg het Gerecht genoemd. Sinds 2003 ben ik verbonden aan het Hof van Justitie, eerst als rechter, en de laatste drie jaar als vicepresident. Het Hof van Justitie, het Gerecht en het Gerecht voor Ambtenarenzaken hebben elk een president en vormen samen

het Hof van Justitie van de Europese Unie. Als president van het Hof van Justitie ben ik meteen ook president van de hele instelling.” Wat voor zaken worden behandeld door het Hof van Justitie?

Lenaerts: “Het Hof ziet erop toe dat alle EU-landen de EU-regelgeving op dezelfde manier interpreteren. Daarnaast regelt het juridische geschillen tussen nationale regeringen en EU-instellingen. Ook particulieren, bedrijven en organisaties kunnen zaken bij het Hof aanhangig maken als ze vinden dat hun rechten door een EU-instelling zijn geschonden.” “Het Hof behandelt zo’n zevenhonderd zaken per jaar. Twee derde daarvan gaat over prejudiciële vragen: vragen over unierecht die rechters van lidstaten voorleggen voor ze zelf een uitspraak doen.” “Daarnaast kan men bij het Hof van Justitie in beroep gaan tegen uitspraken van het Gerecht. Het Hof zal de uitspraak dan bevestigen of vernietigen. Het draagt immers de eindverantwoordelijkheid voor het eerbiedigen, uitleggen en toepassen van het Europese Unierecht.”

kind stal ik al graag de show. Zodra ik kon praten, begon ik mopjes te vertellen. Omdat ik nog te klein was om die grappen te snappen, vertelde ik ze volledig verkeerd. Daar moesten de mensen altijd om lachen. Toen ik dat doorhad, begon ik die kluchtjes expres verkeerd te vertellen (lacht).”

Ik de redder van Canvas? Dat was een grapje, maar blij dat het toch is uitgekomen. “Ook op de middelbare school stond ik graag in de belangstelling. Er werden dikwijls optredens en vrije podia georganiseerd en daar wilde ik altijd bij zijn. In het zesde middelbaar heb ik samen met een bandje een act gebracht met muziek en comedy. Na dat optreden ging het publiek volledig uit het dak. Ik weet nog steeds wat een enorme kick dat gaf. Ik stond achter de cou-

“De laatste categorie zaken die bij het Hof aanhangig worden gemaakt, zijn de zogenaamde directe beroepen. Dat gaat om zaken van constitutionele aard. Geschillen tussen twee instellingen van de EU bijvoorbeeld, of van de Commissie tegen een lidstaat die zijn unierechtelijke verplichtingen niet nakomt.” Welke rol speelt u als president?

Lenaerts: “Ik ben voorzitter van de algemene vergadering van het Hof. Daarin komen alle rechters en advocaten-generaal wekelijks samen om te beslissen welke kamer over welke zaak zal oordelen – noem het een beetje oneerbiedig een dispatch center. Een uiterst belangrijk moment. De meest eenvoudige zaken worden verwezen naar een Kamer met drie rechters. Wat ingewikkelder zaken komen voor een Kamer met vijf rechters, en zelf zit ik de Grote Kamer van het Hof voor, waarin vijftien rechters zetelen. Daarin worden de allerbelangrijkste zaken behandeld.” “Deze instelling is een enorm apparaat, met meer dan 2.200 medewerkers – we hebben immers te maken met 24 officiële talen, en rechtssystemen uit de 28 lidstaten. Het is ook mijn taak, als hoofd van de instelling, om dat alles te managen. Ik word daarin bijgestaan door de griffier, die de functie vervult van een secretaris-generaal of algemeen beheerder.” “En ten slotte vertegenwoordig ik het Hof naar buiten toe. Dat betekent dat ik deelneem aan interinstitutioneel overleg en in dialoog treed met de rechters in de lidstaten. Ik zal dus heel regelmatig in het buitenland zijn.” Blijft u actief aan de universiteit?

Lenaerts: “Als vicepresident had ik nog een deeltijdse leeropdracht, als president is dat onmogelijk. Ik moet van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat beschikbaar zijn, als aanspreekpunt, en om het raderwerk te laten draaien. Ik woon al een hele tijd in Luxemburg, al kom ik geregeld naar België. Ik ben wel van plan om nog gastcolleges en lezingen te geven in Leuven.”


ALUMNI

CAMPUSKRANT | 21 OKTOBER 2015

lissen na te zinderen en dacht: ‘Godverdomme, dít is wat ik moet gaan doen!’” Twintig jaar later is Vanneste niet meer van het podium weg te slaan. Na de promotie rond Bevergem gaat hij weer de baan op met zijn zevende comedyshow, Freddy Twijfelt. “Ik ben constant met een of ander project bezig. Om de twee jaar maak ik een comedyshow. Dat moet ook, want het publiek wil telkens iets nieuws. De periode waarin je een voorstelling maakt, is heel arbeidsintensief. Zeker omdat je gebukt gaat onder stress. Het moet telkens goed zijn, en het moet koste wat kost klaar zijn tegen de deadline.”

Wie is Bart Vanneste? °1970 Rekkem Gestudeerd Sociologie (1994) Loopbaan 1994-’95 Studio Kafka (Studio Brussel) 1999 Microkosmos (Studio Brussel) 2001 Winnaar Humo’s Comedy Cup 2005-’15 Comedyshows Wa sta ‘k ik ier eigenlik te doen?, Goe Marchandizze!, Gearrangeerd, Icoon, Freddy gaat naar de bakker, In den beginne was er … Freddy en Freddy Twijfelt. 2015 Fictiereeks Bevergem (Canvas)

Gulzig

Als achttienjarige verruilde Vanneste zijn geboortedorp voor Leuven, waar hij pol&soc ging studeren. Deadlines waren toen het laatste waaraan hij dacht. “Ik stelde alles uit, met als gevolg dat ik elke keer tweede zit had en twee keer heb gebist. Ik had dan nog het voordeel dat ik op korte tijd veel leerstof kon verwerken en inhalen. Anders had het waarschijnlijk nog langer geduurd (lacht). Mijn thesis heb ik zelfs nooit ingediend, want op dat moment kreeg ik net succes als komiek.” Omdat hij al van jongs af aan gefascineerd is door de mens en de maatschappij, koos hij in het tweede jaar voor sociologie. Al trok hij de meeste lessen uit het leven buiten de aula. “Ik heb van mijn studententijd geprofiteerd en wilde jaren beleefd. Het is een vormende periode. Je maakt alles voor het eerst mee, komt mensen tegen uit alle windstreken … En ja, ik was gulzig. Ik zat soms liever op café dan in de les. Maar laat ons eerlijk zijn: vijftig procent van de proffen heeft niet bepaald iets interessants te vertellen. En als je in een aula moest gaan zitten om te horen hoe je cursus werd voorgelezen, bleef ik liever in mijn bed liggen.” “Naar de boeiende lessen ging ik wel. Vaak waren dat zelfs de moeilijkste vakken. In het vierde jaar volgde ik cultuursociologie. Het was het eerste jaar dat professor Rudi Laermans les gaf en van hem heb ik veel geleerd. Hij stuurde me onlangs trouwens een mailtje om te zeggen dat hij Bevergem wreed tof vond. Hij vond dat Freddy overkwam als een ‘postmoderne, psychoanalytische jezusfiguur’. Dat spreek ik niet tegen (lacht).” “Achteraf gezien was sociologie wel een goede opleiding om komiek te worden. Je leert er in contexten denken over de maatschappij. Eigenlijk doe je als komiek net hetzelfde: je presenteert context, waarbinnen je een mening kwijt kan. Dat helpt om problemen helder te analyseren en een goede invalshoek te kiezen.”

Privé Woont in Gent

en Gunter. ‘Als we dit niet doen, zijn we dikke losers’, zei ik. We besloten elk een cassette met sketches op te sturen, die we opnamen in de studio van Radio Scorpio. Mijn cassette werd geselecteerd en mocht naar de finale. Ik was zo slim geweest om naast mezelf ook Gunter en Piet op te voeren, terwijl zij alleen op hun cassette stonden. Het stuk waarmee we wonnen, heette ‘De avonturen van de Here Jezus’. Daarin leeft Je-

Comedy College Alumni Lovanienses en LOKO organiseren op dinsdag 10 november voor het eerst een Comedy College. Van 19u30 tot 22u wordt u in Aula Pieter De Somer getrakteerd op comedy-acts van KU Leuven-alumni en studenten:  Bert Kruismans (rechten, 1989)  Bert Gabriëls (rechten, 1997)  Freddy De Vadder

(sociologie, 1994) Zotte bende

Tijdens zijn tijd in Leuven leerde hij ook zijn latere collega’s Gunter Lamoot en Piet De Praitere kennen. “We merkten al snel dat er een enorme dynamiek was tussen ons drieën. We waren allemaal zot van comedy en praatten er voortdurend over op café of op ons kot. Ik was indertijd fan van de Nederlandse humorreeks Kreatief met Kurk. Ook Piet volgde de programma’s op VPRO en Gunter kende zowat alles van de Britse comedy. Al snel wilden we zelf iets in elkaar steken.” Die kans kwam toen radiozender Studio Brussel De Groote Prijs W.P Stutjes organiseerde, een van de eerste humorwedstrijden in Vlaanderen. “Ik zag dat direct zitten en stapte naar Piet

15

 J eroen Baert (ingenieurs­

weten­schappen, 2010) Prijzen: 7 euro voor KU Leuven-studenten die inschrijven en betalen vóór vrijdag 6 november; 8 euro voor studenten aan de kassa; 20 euro voor KU Leuven-alumni of vrienden van alumni; 15 euro voor alumni die in 2015 betalend lid zijn van een kring.

alum.kuleuven.be/ comedycollege

zus in deze tijd en is hij een soort van goedbedoelende mislukkeling die overal op zijn doos krijgt (lacht).” Hun zege leverde het trio een radioprogramma en een samenwerking met routinier Kamagurka op. “We hebben samen het programma Studio Kafka gepresenteerd, waarvoor we wekelijks sketches moesten bedenken. Met Kamagurka klikte het meteen. Net als wij is hij een

Mensen maken zich te vaak druk om banaliteiten. Zeker als je bedenkt wat voor smeerlapperij er elders in de wereld gaande is. West-Vlaamse anarchist. Zonder dat we het wisten, werden we op korte tijd immens bekend. Op speelplaatsen speelden ze onze sketches na, en na enkele weken hadden we onze luistercijfers verdubbeld. Het was wel een zotte bende. Piet en Kama zijn twee ADHD’ers, en ook bij Gunter zit er een serieuze kink in de kabel (lacht). Bij het maken van het programma kroop ik noodgedwongen in de rol van organisator, kwestie van die drie zotten wat in de hand te houden. Dat is iets wat nog steeds in mij zit.” Uitlaatklep

In die periode bedacht Vanneste ook zijn personage Freddy De Vadder. “Ik haalde mijn inspiratie bij de tooghangers die ik aantrof in de bruine kroegen in Menen. Ik ben altijd gefascineerd geweest door mensen die niet academisch onderricht zijn, maar wel de filosofie van de straat uitdragen. Aanvankelijk was het een heel eenzijdig personage. Meer dan iemand ijn ep zen muule

geven, deed hij niet (lacht). Maar gaandeweg heb ik hem laten evolueren. Nu is het iemand die eigenlijk heel slim is, maar in een verkeerd milieu is opgegroeid. Hij heeft geen gêne, is pragmatisch en zelfdestructief, maar tegelijkertijd heel vrij. Dat maakt hem zo fascinerend.” Met zijn eerste podiumprogramma Wa sta ‘k ik ier eigenlik te doen? won Vanneste Humo’s Comedy Cup. En hoewel het hem sindsdien voor de wind gaat, heeft hij ook donkere periodes gekend. “In de jaren na Studio Kafka bleef het succes uit. Ik was verhuisd naar Gent en moest plaat­jes gaan draaien in cafés om rond te komen. Op dat moment heb ik veel zwarte sneeuw gezien. Ik was bijna dertig en begon me af te vragen of het ooit zou lukken.” “Onder invloed van Gunter ben ik zelf weer sketches gaan schrijven rond Freddy De Vadder. Maar dat was in de beginperiode van de stand-upcomedy en er werd nogal op neergekeken. Wij mochten niet eens optreden in culturele centra. Ik was het beu om in achterzaaltjes te spelen, en ben gaan praten met het stadsbestuur. Als artiest moet je je eigen kansen creëren. Een goede show is het allerbelangrijkste, maar dat volstaat niet altijd. Soms moet je lobbyen. Ik ben altijd ondernemend geweest en dat heeft mij gebracht waar ik nu sta.” Als we hem vragen naar zijn toekomstplannen, zegt Vanneste dat hij eraan denkt ooit een film of een tweede fictiereeks te maken. Hij is ook nog lang niet uitgekeken op Freddy De Vadder. “Freddy is mijn uitlaatklep. Er zit veel in van mezelf. Net als hij filosofeer ik graag en ben ik een verteller. De statements die het personage maakt, gaan over dingen waar ik zelf mee bezig ben. Thema’s zoals racisme, hypocrisie, schaamte … Als Freddy probeer ik te relativeren. Mensen maken zich te vaak druk om banaliteiten. Ik maak er me ook schuldig aan, maar het zou eigenlijk niet mogen. Zeker als je bedenkt wat voor smeerlapperij er elders in de wereld gaande is. We moeten dringend gaan beseffen in wat voor een paradijs we leven.”


16

PERSONALIA

CAMPUSKRANT | 21 OKTOBER 2015

Bevorderingen, aanstellingen & benoemingen in het ZAP 2015-2016

Bevorderingen

Faculteit Theologie en Religiewetenschappen Hoogleraar Annemie Dillen Deeltijds hoogleraar Robertus Faesen Hoofddocent Wim François Hoger Instituut voor Wijsbegeerte Gewoon hoogleraar Jan Opsomer Hoogleraar Stefan Rummens Faculteit Rechtsgeleerdheid Gewoon hoogleraar Ivo Aertsen Geert Van Calster Hoofddocent Bert Demarsin Stefaan Pleysier Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen Gewoon hoogleraar Roel Leus Frederic Vermeulen Hoogleraar Anneleen Forrier Hoofddocent Erwin Ooghe Sandra Rousseau Faculteit Sociale Wetenschappen Gewoon hoogleraar Stephan Keukeleire Jan Van Bavel Hoogleraar Steven Eggermont Hoofddocent Arnim Langer Bart Meuleman Tim Smits Faculteit Letteren Gewoon hoogleraar Barbara Baert Jan Papy Philip Van Peer Deeltijds gewoon hoogleraar Mark Reybrouck Hoogleraar Anke Gilleir Koen Jaspaert Hoofddocent Sascha Bru Jelle Haemers David Martens

Brigitte Meijns Stefan Schorn Dorien Van De Mieroop

Monique Ramioul Sofie Vanassche

Instituut voor Levende Talen Hoofddocent Ann Bertels Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Gewoon hoogleraar Francis Tuerlinckx Hoogleraar Peter Kuppens Hoofddocent Guy Bosmans Nele De Cuyper Beatrijs De Fraine Bert De Smedt Saskia van der Oord Wolfgang Vanpaemel Faculteit Wetenschappen Gewoon hoogleraar Luc Brendonck Rony Keppens Manuel Sintubin Hoogleraar Enrico Carlon Koenraad Muylaert Riccardo Raabe Margriet Van Bael Deeltijds hoofddocent An Carbonez Faculteit Ingenieurs­ wetenschappen Gewoon hoogleraar Marie-Francine Moens Frank Piessens Johan Suykens Gerrit van Lenthe Hoogleraar Thomas Coomans de Brachène Hans Janssen Patrick Reynaert Ilse Smets Deeltijds hoogleraar Karel Van Acker Hoofddocent Jan Aerts Jesse Davis Bart Jacobs Chris Tampère Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen Gewoon hoogleraar Bert Sels Hoogleraar Jean-Marie Aerts

© Joris Snaet

Kevin Verstrepen Hoofddocent Liesbet Vranken Faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen Gewoon hoogleraar Peter Hanselaer Hoogleraar Luc De Cooman Jan Ivens Faculteit Architectuur Deeltijds gewoon hoogleraar Johan Verbeke Hoofddocent Sven Sterken Faculteit Geneeskunde Gewoon hoogleraar Philip Moons Deeltijds gewoon hoogleraar Sandra Nuyts Hoogleraar Aernout Luttun Deeltijds hoogleraar Diether Lambrechts Jean-Christophe Marine Jens-Uwe Voigt Rik Willems Carine Wouters Hoofddocent Tatiana Kouznetsova Philippe Lemey Christa Maes Nathalie Rommel Philippe Van den Steen Evie Vereecke Deeltijds hoofddocent Katelijne De Nys

Gert De Hertogh Roland Devlieger Isabelle Meyts Hans Prenen Steffen Rex Thomas Tousseyn

Grant Ramsey Docent Stefano Micali Deeltijds docent Pieter Adriaens Matthias Lievens

Faculteit Farmaceutische Wetenschappen Gewoon hoogleraar Ann Gils Hoogleraar Pieter Annaert Hoofddocent Isabelle Huys Deeltijds hoofddocent Isabel Spriet

Faculteit Rechtsgeleerdheid Hoofddocent Stefaan Voet Docent Kurt Willems

Faculteit Bewegings- en Revalidatieweten­ schappen Gewoon hoogleraar Sabine Verschueren Hoogleraar Gert Vande Broek Aanstellingen en benoemingen

Faculteit Theologie en Religiewetenschappen Docent Anthony Dupont Bijzondere Faculteit Kerkelijk Recht Deeltijds hoofddocent Hildegard Warnink Hoger Instituut voor Wijsbegeerte Hoofddocent

Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen Gewoon hoogleraar Jan De Loecker Deeltijds hoogleraar Massimo Riccaboni Hoofddocent Kathleen Cleeren Ferre De Graeve Heiner Schumacher Deeltijds hoofddocent Brecht Cardoen Veroniek Collewaert Docent Jun Huang Mike Mariathasan Nishant Mishra Deeltijds docent Katleen De Stobbeleir Kristof Stouthuysen Faculteit Sociale Wetenschappen Docent Sofie Marien Deeltijds docent Bruno Broucker Valérie Pattyn

Faculteit Letteren Hoofddocent Hendrik Kockaert Docent Abd Alrahman Alswlaiman Camilla Bork Anna Kisiel Maria Magaly Rodriguez Garcia Jan Schmidt Winibert Segers Heidi Verplaetse Reinhart Ceulemans Deeltijds docent Isabelle Delaere Sylvia Liseling-Nilsson Elke Van Steendam Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Docent Orhan Agirdag Céline Gillebert Bram Vervliet Jessie Dezutter Faculteit Wetenschappen Hoofddocent Eve Seuntjens Hugues Sana Docent Thomas Elias Cocolios David Dudal Jon Olof Sundqvist Liesbet Temmerman Peter Dedecker Faculteit Ingenieurs­ wetenschappen Hoogleraar Pedro Fardim Hoofddocent Daniel Weyns Docent Panagiotis Patrinos Adrian Ranga Filip Tavernier Matthew Blaschko Erik Delarue Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen Hoofddocent Gabrielle De Lannoy Docent Jan Paeshuyse Faculteit Industriële Ingenieurs­‑

weten­schappen Deeltijds hoogleraar Mark Versteyhe Hoofddocent Maarten Vergauwen Docent Pascal Lava Teodora-Emilia Motoasca Leen Thomassen Peter Van den Broeck Emmanuel Vander Poorten Tony Wauters Deeltijds docent Leni Van Campenhout Faculteit Architectuur Docent Anne-Françoise Morel Faculteit Geneeskunde Hoogleraar Inez Germeys Dietmar Rudolf Thal Hoofddocent Marc Dubois Jeroen Luyten Steven Verhelst Deeltijds hoofddocent Filip Stockmans Docent Isabelle Cleynen Greetje Vande Velde Bart Boets Lendert Gelens Jelle Matthijnssens Vincent Pasque Deeltijds docent Geert Goderis Kristof Baete Benoit Beuselinck Veerle Boecxstaens Ellen De Langhe Evelien Gielen Catherine Ingels Nicholas Marshall Ann Mertens Sebastian Munck Ines Nevelsteen An Sermon Nicolas Verhaert Faculteit Farmaceutische Wetenschappen Deeltijds docent Eva Cuypers

Faculteit Bewegingsen Revalidatiewetenschappen Hoofddocent Jos Vanrenterghem Dante Mantini Deeltijds docent Nele Devoogdt


ALUMNI

CAMPUSKRANT | 21 OKTOBER 2015

17

SPRONG Eén studie, twee wegen

Naam Hans Eyssen (49)

Naam Marc Schotte (54)

Gestudeerd 1984-1988: economie (KU Leuven) 1988-1989: Master of Arts in Economics (KU Leuven) 1986-90: politieke wetenschappen (KU Leuven)

Gestudeerd 1979-1984: TEW KU Leuven 1999-2001: Antiekhandelaar (Syntra) Job Sinds 1988: diverse functies bij Arte/Grossé Brugge; Sinds 2002: eigenaar en zaakvoerder

Job Sinds 2001: burgemeester van Holsbeek

Privé Woont in Zedelgem, getrouwd, drie kinderen

Privé Woont in Holsbeek, ongehuwd, geen kinderen

Een diploma economie bracht Marc aan het hoofd van een bedrijf in kazuifels en kerkelijke accessoires, en Hans aan het hoofd van de gemeenteraad van Holsbeek. “Toen de paus de sacristie uitkwam in onze kazuifel: dat was een topmoment.” “Kinderen zien fietsen op een fietspad dat je zelf hebt laten aanleggen: dat geeft voldoening.” TEKST: Ine Van Houdenhove | FOTO’s: Rob Stevens

“ Ze noemen me weleens de burgefeester”

I

k wou iets doen wat maatschappelijk relevant of nuttig was, liefst iets wat met politiek te maken had. Maar dat mocht ook als journalist zijn, ik heb nog aan Germaanse gedacht. In ieder geval wist ik van in het begin dat ik economie met pol en soc zou combineren.” “Eén jaar nadat ik lid was geworden van de CVP-jongeren, zat ik in de Holsbeekse gemeenteraad, in de oppositie. In ‘95 werd ik ook provincieraadslid. Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 2000 hebben we de toenmalige meerderheid kunnen breken. Ik had de meeste voorkeurstemmen die ooit behaald waren in Holsbeek en werd burgemeester. Intussen ben ik aan mijn derde ambtstermijn bezig.” “Holsbeek is misschien wel de allermooiste gemeente van Vlaanderen. Ik ben fier, ook op wat we gerealiseerd hebben de afgelopen jaren. Al is nog niet alles perfect.” “Ik ken niet álle inwoners bij naam, maar als burgemeester sta je dicht bij de mensen. Als ik ergens naartoe ga, weet ik dat ik extra tijd moet inplannen omdat ik onderweg zal worden aangesproken. Je werkt met een hele ploeg, maar als burgemeester ben je natuurlijk wel het gezicht. En feedback krijgen is belangrijk. Natuurlijk word je soms ook verantwoordelijk gesteld voor dingen waar je niets aan kan doen omdat het buiten je bevoegdheid of mogelijkheden ligt.” “Van jeugd en cultuur tot politie, milieu en brandweer: als burgemeester kom je in contact met zowat alle facetten van de samenleving en van het leven. Het is heel afwisselend: beleid uitdenken, vergaderen, wegenwerken inhuldigen, budgetten opstellen, evenementen bijwonen ... Als burgemeester moet je

ook ter plaatse gaan bij een dodelijk ongeval in je gemeente – dat is gelukkig nog niet vaak gebeurd.” “Mede dankzij de lange ambtstermijn kan je in de gemeentepolitiek echt iets realiseren. Je werk is heel concreet, en ook heel zichtbaar: kinderen zien fietsen op een fietspad dat je zelf hebt laten aanleggen bijvoorbeeld, dat geeft voldoening.” “Mijn sjerp draag ik enkel bij officiële gelegenheden. Ik heb er één voor over de buik en één voor over de schouder. Vroeger was de ene voor dames en de andere voor heren, maar in 2013 is de keuze genderneutraal gemaakt (lacht). Alleszins: ik kies meestal voor de buiksjerp.”

Als ik ergens naartoe ga, weet ik dat ik extra tijd moet inplannen omdat ik onderweg zal worden aangesproken. “Mijn twee diploma’s waren samen de ideale voorbereiding voor deze job. Mijn kennis van het administratief recht bijvoorbeeld, komt me goed van pas. Maar ook met economie ben ik nog veel bezig, als voorzitter van Interleuven, dat zich bezighoudt met de ontwikkeling van de regio, en als voorzitter van het burgemeesteroverleg Oost-Brabant.” “Het is bekend dat ik graag een stapje in de wereld zet. Enkele jongeren hebben me met een bijnaam bedacht en die is blijven hangen. Ze noemen me sindsdien weleens de burgefeester (lacht).”

“ Ik herken elke kazuifel op het eerste gezicht”

T

ot op het laatste moment heb ik getwijfeld of ik geen klassieke filologie zou studeren”, zegt Marc Schotte (54), CEO van Arte/Grossé. “Maar ik dacht dat een diploma economie me meer toekomstperspectieven zou bieden. Achteraf heb ik nog een antiekopleiding gevolgd. Die komt me ook van pas, wij vervaardigen en restaureren ook kerkelijk vaatwerk, meestal uit zilver of koper, en we restaureren kerkelijk textiel – wandtapijten en zo. Dat kunsthistorische aspect vind ik één van de leukste aspecten van deze job.” “Wij maken haute couture in onze niche. In Rome kan je een kazuifel op de kop tikken voor vijftig euro, in polyester en met een computertekeningetje erop. Wij werken op maat, met handgeweven stoffen, eigen ontwerpen en handborduurwerk. Nu we een zaak in Frankrijk hebben overgenomen, gaan we ons ook op het middensegment richten: je hebt nu eenmaal geestelijken met een duurdere of minder dure smaak.” “Mijn schoonvader leidde dit bedrijf, dat kan bogen op een traditie die teruggaat tot eind 18de eeuw. Geleidelijk aan heb ik het overgenomen. Maar als eigenaar en zaakvoerder ben ik gewoon lid van het team. Net als mijn vrouw, zij neemt alles voor haar rekening wat ik niet graag doe (lacht).” “Als ik een priester zie, let ik uiteraard op de kazuifel. Ik weet altijd meteen of het er eentje van ons is. Maar ook die van de concurrentie haal ik er zo uit (lacht). Er zijn een twintigtal grote spelers op wereldvlak en wij zitten, na de overname, in de middenmoot.” “Er zijn twee standaardmaten: lang en minder lang (lacht). Uiteraard wordt ook de

breedte aangepast. Klassieke kazuifels zijn van damast, moderne van wol of zijde. Sommige klanten nemen hun tijd, anderen kopen op vijf minuten een kazuifel van 1.500 euro. Je hebt priesters die elk jaar een nieuw gewaad komen kiezen, anderen kopen nooit iets nieuws.” “Maanden al waren we bezig met het gewaad dat de paus zou dragen tijdens zijn bezoek aan Washington vorige maand. Ik ben naar Rome geweest om het te laten goedkeuren. Maar of hij het op het moment suprême zal dragen, is altijd afwachten. Bij de zaligverklaring van Damiaan hadden we ook alle gewaden geleverd, maar heeft de paus uiteindelijk zijn eigen kazuifel gedragen.”

Er zijn twee standaardmaten: lang en minder lang. “Deze keer was de spanning enorm. Nadat we de kardinalen hadden geholpen met aankleden, stonden we met de hele familie in de gang te kijken toen de paus de sacristie uitkwam. In onze kazuifel. Dat was een topmoment. Het ging in totaal ook om onze grootste bestelling ooit, inclusief 350 mijters en 60 kazuifels voor de bisschoppen en de kardinalen.” “De Benelux is een stabiliserende markt, maar wij nemen een steeds groter deel daarvan in. En er is nog veel potentieel in export, vooral naar de VS. Daar gaan we toch uitpakken met onze kazuifel voor de paus, bijvoorbeeld in Priest magazine. En binnenkort gaan we ook van start met een webshop.”


18

STUDENTEN

CAMPUSKRANT | 21 OKTOBER 2015

JOB STUDENT Onze huisfotograaf gaat op werkbezoek

“ We kunnen nog wel wat mannen gebruiken” Naam

Joris Rummens (23) Richting

Psychologie (2e Ma) Job

Sportmonitor Duur

Het hele jaar, drie keer per week

Heb jij een leuke, ongewone of fotogenieke studentenjob? Laat het ons weten via nieuws@kuleuven.be

in Memoriam De universitaire gemeenschap neemt afscheid van: Professor Jan Valentyn van der Merwe Voormalig Gasthoogleraar aan de Faculteit Geneeskunde (19/12/1943 – 25/09/2015) Professor Eric Van den Bulck Hoogleraar aan de Faculteit Ingenieurswetenschappen (28/12/1956 – 09/10/2015)

Aah, de turnzaal … Waar kleurrijk geklede meisjes je op flik-flakse wijze tegemoetkomen en gespierde jongens in de lucht roterend elk gebrek aan zuurstof in de ruimte vlot doen vergeten. Dat mag ik allemaal meemaken in de Kleine Gymzaal van FaBeR of het Sportkot zo u wilt (maar niet meer mag). Vaste rots in die woelige branding is Joris, masterstudent psychologie en in de vrije tijd 23-jarige sportmonitor. “Deze groep bestaat al uit gevorderden, hen hoef ik niet zo intens te begeleiden”, legt hij uit. “Op dinsdag komen de beginners, dan is het een pak drukker.” “Ik heb vroeger zelf op clubniveau geturnd, dus ook al studeer ik psychologie, deze studentenjob is wel degelijk een lo-

gische keuze. Ik ben ook trainer in een turnclub in Mechelen, en een collega daar zat ook in het KU Leuven-gymteam. Hij vertelde me dat er hier een tekort aan trainers was en zo ben ik aan deze ideale job gekomen.” “Ik kan er geen exact getal op plakken, maar ik schat dat er alles bij elkaar zo’n 60 deelnemers zijn, verspreid over drie dagen in de week. Het begin van het jaar is sowieso de drukste periode, daar valt nog wel een deeltje van af. Maar er is altijd nog plaats voor nieuwe enthousiaste mensen, zeker ook mannen, om het evenwicht wat te herstellen (lachje).” “Het leukste aan deze job zijn uiteraard de vele sociale contacten. Na de sessie gaan we regelmatig nog wat drinken, er is al eens een barbecue en ook een jaarlijks kerstfeest

Benoemd of onderscheiden • Professor Didier Pollefeyt (Faculteit Theologie en Religiewetenschappen), vicerector Onderwijsbeleid, werd door de Australian Catholic University (ACU) voor drie jaar aangesteld tot honorary professor. • Professor Jef Teugels (KADOC en Departement Wetenschappen) ontving de President’s Award van de International Statistical Institute (ISI). • Doctorandus Stipe Odak (Faculteit Theologie) ontvangt een onderzoeksbeurs van de Stichting Auschwitz voor zijn project ‘Raising Arms/Raising Armies: An Interdisciplinary Research into the Role of Religion in the Generation and Transformation of Collective Memories of Conflict, the Case of Bosnia and Herzegovina’. • De paper ‘Analyse van de Power Redispatch Schemes voor HVDC Grid Secondary Voltage Control’

met het gymteam. En verder is het natuurlijk ideaal om een bezigheid te vinden in iets dat je echt graag doet, en daar nog voor betaald te worden ook.” Intussen voert de jeugd rondom me capriolen uit die bij het aanschouwen alleen al tot breukneiging leiden. Hoe vaak moet er iemand afgevoerd worden? “Dat valt behoorlijk mee, hoor. Iedereen die op dit niveau aan sport doet zal wel eens een blessure oplopen, maar dat zijn meestal maar tijdelijke ongemakken. Alleen op echt topniveau zal je bij turnen misschien wat meer kwetsuren zien dan bij een aantal andere sporten.” Dus iedereen die al lang met een verborgen turnwens zit: laat u niet weerhouden.

TEKST en FOTO’S: Rob Stevens

wuchspreis (5.000 euro) van de Fondazione Silvestro Marcucci en de Kant-Gesellschaft.

• Professor Steven Verhelst (Laboratorium voor Chemische Biologie) werd verkozen tot lid van van postdoctoraal onderzoeker Jef Beerten en de Young Academy of Europe. professor Dirk van Hertem (ESAT-ELECTA, Elektrische Energie en Computerarchitecturen) • Doctoraatsstudente An Beckers (Afdeling Dierenfysiologie en Neurobiologie) is één van werd tijdens de IEEE Power & Energy Society Gede drie laureaten van de L’Oréal Unesco Felneral meeting verkozen tot ‘Best of the Best’. lowships-prijs. Ze ontvangt 60.000 euro voor • Professor Christian Clasen en Wouter Mathues haar onderzoek naar het herstellen van schade (Afdeling Soft Matter Reologie en Technologie) aan het centrale zenuwstelsel bij zebravisjes. ontvingen de eerste publication award van Rheologica Acta, de journal van de European Society • Drie oud-studenten Industriële Ingenieursweof Rheology, voor hun paper ‘Microsecond retenschappen vielen in de prijzen bij de Engel laxation processes in shear and extensional flows Benelux Student Award 2015. Leendert Vandenof weakly elastic polymer solutions’. hove won de eerste prijs voor zijn masterproef ‘Optimization of the precision and accuracy of methods for the determination of chloroprene • Professor Johan Verbeke (Faculteit Architectuur) rubber (CR) in complex elastomer blends and werd verkozen als bestuurslid van de European Association for Architectural Education (EAAE). technical elastomeric materials’. Alexander Jordaens en Tim Steensels wonnen de derde prijs • Postdoctoraal onderzoeker Henny Blomme voor hun masterproef ‘Formation of defects in (HIW) ontving de vijfjaarlijkse Kant-Nachflat laminates during Automatic Tape Laying’.


PORTRET

CAMPUSKRANT | 21 OKTOBER 2015

SPEED DATE

19

In 30 vragen naar hoofd en hart van Jan Tytgat

Jan Tytgat (52) leidt het Labo voor Toxicologie en Farmacologie en is directeur van de divisie biofarmaceutische wetenschappen van KU Leuven Research & Development (LRD). Ine Van Houdenhove

“ Ik ken weinig verachtelijke

vrouwen “Piloot was een jongensdroom. En toen ik achttien was, leek auto’s ontwerpen me geweldig. Maar onder invloed van thuis heb ik toch een klassiekere studiekeuze gemaakt. En die heb ik me nooit beklaagd.”

09/ Welk principe is uw leidraad?

“Doe wel en zie niet om. Dat heb ik van mijn ouders meegekregen. Je mag gerust voor jezelf opkomen, maar nooit ten koste van iemand anders.”

© KU Leuven | Rob Stevens

01/ Wat wilde u ‘later’ worden?

10/ Naar wie kijkt u op? 02/ Wat is het grootste misverstand over uw vakgebied?

“Zoals Paracelsus vijfhonderd jaar geleden al stelde: dosis sola facit venenum, het is de dosis die maakt of een stof giftig is. Zelfs water is potentieel toxisch.”

03/ Hoe maakt uw werk de wereld beter?

“Ik probeer de waarheid te achterhalen. In mijn wetenschappelijk onderzoek, maar ook wanneer ik expertises doe voor het gerecht, of de toxiciteit test van een nieuw geneesmiddel.”

04/ Wat is uw belangrijkste karaktertrek?

“Volharding. Anders zou ik hier niet zitten. Een academische carrière gaat lang niet altijd over rozen ...”

05/ Wat is uw meest onhebbelijke kantje?

“Ik verwacht van anderen dezelfde gedrevenheid, en dat blijkt niet altijd terecht.”

06/ Zijn er voldoende vrouwen in uw vakgebied?

“Nee, maar er is beterschap in zicht. 95% van onze studenten zijn meisjes. De hele maatschappij zou er wel bij varen als vrouwen een meer prominente rol zouden spelen: omdat ze niet zo gestuurd worden door testosteron zijn ze minder geneigd aan zichzelf te denken. Ook bij wetenschappers is testosteron verantwoordelijk voor heel wat haantjesgedrag en conflicten.”

07/ Wat was het meest ontroerende moment van uw leven?

“De geboorte van mijn drie kinderen. Een gevoel van verwondering, en van onvoorwaardelijke liefde.”

“Naar mensen die anderen helpen zonder zelf op de voorgrond te treden, of die erin slagen het materiële aan zich voorbij te laten gaan.”

11/ Welk boek ligt er op uw nachtkastje?

“Een compilatie van uitspraken uit het tv-programma De rechtvaardige rechters. Ik lees er elke avond een stukje in.”

“De meeste voldoening ervaar ik bij onderzoeksresultaten die echt bijdragen tot de vooruitgang van de wetenschap. Daarvoor doe je het. Maar ik ben eigenlijk even fier op een artikel in Libelle als op één in Nature.”

18/ Hebt u een favoriete kunstenaar?

“Ik hou veel van de fauvistische schilders Maurice de Vlaminck en André Derain.”

19/ Wat is uw favoriete geur? 12/ Wie is uw favoriete auteur?

“Ik kom er verder enkel tijdens de vakanties aan toe om te lezen. Dan grijp ik graag naar een misdaadverhaal van Jef Geeraerts.”

13/ Voor welk tv-programma blijft u thuis?

“Alleen voor een match van de Rode Duivels tijdens de wereldbeker. Ik hou wel van een goede film, bijvoorbeeld met of van Clint Eastwood. Maar eigenlijk ga ik liever naar het theater.”

14/ Zit u op sociale media?

“Nee. Ik heb er geen nood aan privézaken te posten, meningen te ventileren, naar aandacht te hengelen ...”

15/ Aan welk project zou u meteen beginnen als geld geen factor was?

“Dan zou ik een sociale voetafdruk willen achterlaten. Iets belangeloos terugdoen voor de maatschappij.”

16/ Waar zou u het liefst wonen?

“In de Caraïben, voor het klimaat, de natuurpracht, de biodiversiteit ... Ik zou er graag de fauna en flora onderzoeken. Als ik daar zou kunnen wonen en werken ben ik meteen weg.”

17/ Wat is uw dierbaarste bezit? 08/ En het mooiste moment uit uw loopbaan?

Jan Tytgat: “Ik ben even fier op een artikel in Libelle als op één in Nature.”

“We hebben twintig jaar geleden een huis gebouwd. Heel modern, ik heb veel interesse in architectuur. Dat is een dagelijkse bron van geluk. Ik voel me bevoorrecht dat ik zo kan wonen: rustig, in het groen ... Dat is voor veel mensen steeds minder haalbaar.”

“De geur van de seringen in onze tuin.”

20/ Wat zit er in uw cd-speler?

“Bach, Vivaldi, Mozart of Mendelssohn, maar ook Coldplay, de Beatles, Queen, George Michael ... Ik heb zelf jarenlang gezongen in een barbershopkwartet – ontelbare trouwfeesten hebben we opgeluisterd.”

21/ Welk historisch personage vindt u het meest verachtelijk?

“Nero, Stalin ... Mensen die vanuit hun machtspositie een dogmatische visie opleggen. Over het algemeen mannen, ik ken veel minder verachtelijke vrouwen.”

22/ Welke eigenschap stoort u het meest bij anderen?

“Opnieuw: dogmatisme, of het nu politiek of religieus is. Of wetenschappelijk: soms wordt een paper geweigerd omdat iemand oordeelt dat er aan een bepaald inzicht niet getornd mag worden. Terwijl: er bestaat niet zoiets als de enige waarheid.”

23/ Wat maakt u gelukkig?

“Dat het goed gaat met mijn kinderen. Dan heb je toch een opdracht in het leven volbracht.”

24/ Wat is de ergste job die u ooit hebt gedaan?

“Voor de zaak Andras Pandy moest ik aantonen dat het mogelijk is om een lichaam op te lossen in ontstoppingsmiddel. Dat wil ik liever geen tweede keer doen. Aanvankelijk hadden we de test gedaan met een soepbeentje, maar volgens de onderzoeksrechter zou daar brandhout van worden gemaakt tijdens het proces.”

25/ Als u terug in de tijd zou kunnen reizen, waarheen zou u dan gaan?

“Eind jaren 50, begin jaren 60 ... the sky was the limit. Ik had vijftien jaar eerder geboren moeten zijn (lacht). Ik hou ook enorm van de auto’s uit die periode.”

26/ Wat houdt u wakker ’s nachts?

“Als de neuzen van mijn medewerkers niet in dezelfde richting staan, kan ik daar wel over liggen piekeren.”

27/ Wat doet u het liefst?

“Ik ben perfect gelukkig als ik met vrienden in een gîte in Frankrijk logeer: koersfiets mee, van een baguette met kaas en wijn genieten op een pleintje in de zon ...”

28/ Wanneer was u het bangst?

“In Zuid-Afrika ben ik eens bijna van de weg gemaaid. Ik zag plots twee vrachtwagens naast elkaar voor me opdoemen. Het heeft een haar gescheeld, ik ben het decor moeten inrijden om mijn hachje te redden – zo bruusk dat de motor stilviel.”

29/ Wat zou de kwaliteit van uw leven verbeteren?

“Meer tijd. Hoe ouder je wordt, hoe meer je beseft dat je tijd moet koesteren. Verloren tijd komt niet meer terug. Soms ben ik een hele dag bezig met administratieve zever en vraag ik me ’s avonds af: wat heb ik vandaag eigenlijk gedaan?”

30/ Hebt u een ‘guilty pleasure’?

“Af en toe kom ik naar het werk met mijn Alfa Romeo GT Junior uit 1973. Ik ben niet maniakaal, maar oppoetsen en sleutelen hoort er uiteraard bij. Die auto wordt gekoesterd. Er rijdt er ook maar één van rond in het Leuvense. Als je hem ziet, mag je er gif op innemen – om het als toxicoloog te zeggen – dat ik het ben …”


20

CAMPUSKRANT | 21 OKTOBER 2015

IN BEELD

Koers wissel

© Punch Powertrain Solar Team

Weidse landschappen, gestroomlijnde bolides en de zon: dat zijn de ingrediënten van de World Solar Challenge, het officieuze WK voor zonnewagens. Op zondag 18 oktober begonnen ook zestien KU Leuven-studenten aan een 3.000 kilometer lange tocht van het Australische Darwin naar Adelaide. Hun Punch One vangt weinig wind en is uitgerust met het beste zonnepaneel dat er momenteel op de markt is. Na een vlotte start reden de Belgen lange tijd op de tweede plaats. Door een lekke band – die op amper tien minuten tijd verwisseld werd (foto) – en een gecontesteerde straftijd zakten ze terug naar een vijfde plaats, maar ze gaven zich allerminst gewonnen. Bij het ter perse gaan hadden ze nog een kleine 1.000 kilometer om hun inhaalrace tot een goed einde te brengen.

MUSIC WAS MY

FIRST LOVE

De wetenschap achter de meezinger

‘ We moeten

rennen, springen,

vliegen, duiken, vallen, opstaan, en weer doorgaan’ (Herman van Veen, Opzij, 1979) Op de tonen van Herman van Veen fietsen we richting Sportkot. Zo hebben we meteen ons sportmomentje van de dag gehad. Of sluiten we ons toch beter aan bij die triatlonclub? Intensief sporten: levert dat wat op, behalve zweet? TEKST: Wouter Verbeylen | ILLUSTRATIE : Gudrun Makelberge

E

en marathon, een triatlon, een paar Alpencols: less is niet langer more voor de recreatiesporter. Maar wat is de sportieve ondergrens? “Dat hangt van je doel af ”, zegt professor Jan Seghers van de Onderzoeksgroep Fysieke Activiteit, Sport en Gezondheid. “Wil je gewoon gezond blijven, dan volstaan 150 minuten matige fysieke activiteit per week, dat is de beweegnorm. De fitnorm – om je conditie echt op te krikken – ligt op 75 minuten intensieve activiteit, écht sporten, per week.” Maar voor de haters: sporten is dus niet van moéten? Een halfuurtje wandelen per dag volstaat? “Als je bedoelt: zoals je door een winkelstraat kuiert, nee, dat volstaat niet. Het moet een zekere intensiteit hebben: stevig doorstappen, zodat je een licht verhoogde hartslag en ademhaling hebt, en wat begint te zweten. Een bekende norm zijn de 10.000 stappen per dag. Eigenlijk moet dat specifieker: 4.000 stappen daarvan moeten aan een stevig tempo gebeuren, en bij voorkeur aan één stuk. Met slenteren en af en toe de trap nemen kom je er niet.” “En daar stopt het niet, je hebt een nieuwe complicerende factor: ons sedentair gedrag. Wij

zitten met z’n allen zo’n 7 à 8 uren per dag. De laatste tien jaar wordt steeds duidelijker dat die vele uren onafgebroken op een bureaustoel nefast zijn voor onze gezondheid. Je hebt een verhoogde kans op diabetes type 2, op hart- en vaatziekten ...” Bovendien compenseer je die zituren niet automatisch als je elke dag braaf sport, waarschuwt Seghers: “Dan ben je een ‘active couch potato’: je haalt de beweegnorm, en toch ben je nog ongezond bezig. Dus onderbreek je dat zitten best elk half uur met een korte sta- of beweegpauze.” ‘We hebben maar een paar minuten tijd’

Zelfs een halfuurtje per dag kan er bij in schieten voor de tweeverdiener-met-kinderen. Geen nood, zegt Seghers, het hoeft niet in één ruk te gebeuren: “Elke activiteit die je langer dan tien minuten aan één stuk volhoudt, heeft effect. Is zelfs dat nog moeilijk? Bouw het in je dagelijkse routine, in je woon-werkverkeer in.” Voor een arbeider of een poetshulp is fysieke activiteit part of the job. Mogen zij na een vermoeiende dag wél onderuit zakken? “Eigenlijk niet, want in dat soort jobs belast je je lichaam

vaak te eenzijdig. Dan doe je juist beter wél aan sport om die belastbaarheid omhoog te brengen. Je bent te moe om te sporten? Door te sporten zal je net fitter worden, en wordt je job fysiek minder zwaar.” Bouw je ook reserve op als je voldoende beweegt? Mag je een luie oude dag hebben? “Je wint alvast gezonde levensjaren, dat blijkt uit alle onderzoeken. Je hart wordt sterker, je spierkracht gaat langer mee, je zal een aantal jaren later onder de kritische drempel voor osteoporose belanden. En dat zonder medicijnen. Maar ook op je oude dag haal je nog veel voordeel uit bewegen, en je traint het best een aantal keer per week specifiek op spierkracht en evenwicht.” ‘Zwemmen, fietsen, rennen’

Vlaanderen is al een sportieve regio, niet? Stadslopen trekken tienduizenden deelnemers, de ledenaantallen van sportclubs pieken. “De sportparticipatie is de laatste decennia gedemocratiseerd, dat klopt. Maar ik stel me toch de vraag of iedereen die lid is van een sportclub, ook daadwerkelijk de beweeg- of fitnorm haalt.” “De 20 km door Brussel is vandaag de dag in

een mum van tijd uitverkocht. Maar net zo goed zijn er een paar weken voor de start plots weer plaatsen beschikbaar: mensen schrijven impulsief in en haken weer af, hun doel was niet realistisch. Nee, je kan aan het aantal inschrijvers voor die eenmalige events echt niet afmeten of het goed gesteld is met bewegend Vlaanderen.” Is té intensief sporten niet sowieso dwaas voor een recreant, wegens ongezond? “Als je begeleiding hebt, goed traint en je hebt dat soort doelen nodig: waarom niet? Nogmaals: de voordelen van sporten zijn groot. Maar een marathon lopen mag niet de norm worden. Bij hypes wordt de sociale druk om mee te doen soms te hoog. En van helemaal niksdoen naar een marathon: zo krijg je overbelasting van de spieren en het hart. Dan bouw je beter geleidelijk op met start-to-run.” De nieuwste hype is triatlon, naar het schijnt. “Alweer: op zich niets mis mee”, vindt Seghers. “De afwisseling zit in die sport ingebakken: de kans op eenzijdige overbelasting is een stuk kleiner dan bij een marathon. En met ‘zwemmen, fietsen, rennen’ kom je aardig dicht in de buurt van je songtekst.” Maar er is geen wetenschappelijke reden om obsessief Herman van Veens advies te volgen? “Nee, dat ‘moeten’ levert alleen maar extra stress op, en je houdt het toch niet vol als je het niet echt wil. Met dat verhaal van die gezonde jaren aan het levenseind krijg je een twintigjarige niet aan het bewegen. Zoek vooral iets waar je je nu goed bij voelt. Vergelijk het met pensioensparen: een jongere begint daar ook mee omdat het meteen een mooi belastingvoordeel oplevert.”


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.