27 APRIL 2016
KULEUVEN.BE/CK
08
JG 27
“TOCH MAAR EERST ONS DIPLOMA HALEN”
“LEUVEN WAS VOOR MIJ EEN SCHONE LEI”
Studenten blijven nuchter na zegetocht in Humo’s Rock Rally
Leven na Leuven: ‘sportkotter’ en coach Paul Van Den Bosch
6
14
Verschijnt maandelijks, uitgez. juli en aug.
Tijdschrift - toelating gesloten verpakking
Afgiftekantoor 2099 Antwerpen X
2099 Antwerpen X n° BC 6379
erkenning: p303221
PB-nr. B-4883
Liever vrolijke heiden dan benepen katholiek
PRINT EENS EEN APPEL MET “IK BESTUDEER POLITIEK ZOALS DE SMAAK VAN VLEES EEN ARTS HET LICHAAM” Ingenieur experimenteert met 3D-prints voor de voedselindustrie
In 23 vragen naar hoofd en hart van Amerika-kenner Bart Kerremans
7
19
Pastoor Rudi Mannaerts
12
Puber moet fitter: ‘Gooi dagschema om’ Misschien kunnen pubers zich beter eerst wat fysiek uitleven vooraleer ze hun huiswerk maken, zegt onderzoeker Stijn De Baere. Hij nam voor zijn doctoraat de activiteiten van 10- tot 14-jarigen onder de loep en pleit voor een slimmere dagindeling en een breder bewegingsaanbod. teiten, want die blijken nog de grootste invloed te hebben op de fitheid van jongeren. “Volgens mij kan je de meeste winst boeken als je hen stimuleert om minder te zitten en hen geregeld ook van hun stoel laat opstaan om tussendoor een beetje te bewegen.” Ook een slimmer dagschema kan een heel verschil maken: organiseer meer naschoolse beweging, het huiswerk kan later op de avond nog. Lees meer op P.02
18
GASTHUISBERG NA DE AANSLAGEN
“ Solidariteit is het beste antwoord” Een dikke maand na de aanslagen in Brussel worden in Campus Gasthuisberg van UZ Leuven nog tien slachtoffers verzorgd. Chirurgen en verpleegkundigen blikken ondertussen terug op turbulente weken, aangegrepen door wat ze hebben gezien, maar trots op het geleverde werk.
N Lust
in een luchtje Vuur liefde af, zong Liliane Saint-Pierre op het Eurovisiesongfestival van ‘87. Prima idee, vond het Amerikaans leger, dat even dacht aan een ‘seksbom’ met feromonen die de vechtlust van de vijand zou vervangen door een heel ander soort drift. Maar laten we ons echt zo simpel in de luren leggen door een luchtje? Lees meer op P.20
© KU Leuven | Rob Stevens
Regelmatig bewegen is essentieel voor de ontwikkeling van jongeren. Onderzoeker bewegings- en revalidatiewetenschappen Stijn De Baere onderzocht de fysieke activiteiten én het zittend gedrag van 241 pubers. De jongeren bleken gemiddeld maar liefst 7,4 uur per dag al zittend door te brengen. Sport promoten is volgens De Baere uiteraard een goed idee, maar hij houdt vooral een pleidooi voor lichte fysieke activi-
EEN JOBSTUDENT MET SCHIJFTALENT
a de aanslagen werden in Gasthuisberg vierentwintig slachtoffers opgevangen, waaronder vijftien zwaargewonden. Naast botbreuken, oog- en hersenletsels en brandwonden, vormden vooral de scherfletsels een uitdaging voor chirurgen en verpleegkundigen. “Dergelijke verwondingen had ik nog nooit gezien. Ze zijn niet te vergelijken met wat je doorgaans in een ziekenhuis tegenkomt, zelfs niet met schot- of steekwonden”, zegt professor Stefaan Nijs, chirurg en diensthoofd van de Afdeling Traumatologie. “Gelukkig waren we voorbereid. Na de aanslagen in Parijs hadden we ons rampenplan nog maar pas geanalyseerd en geüpdatet.” Zodra dat rampenplan was afgekondigd, werden alle geplande operaties uitgesteld of afgelast, en de vrijgekomen operatiezalen klaargemaakt voor gebruik. “Er schoot meteen een geoliede machine in gang”,
zegt hoofdverpleegkundige Sandra Meeus. “Bovendien werd er intern op een rustige, efficiënte manier gecommuniceerd. Er was ook een enorme solidariteit onder de
Chirurg Stefan Nijs:
Meer dan eens hoorde ik: ‘Verzorg mijn buurman maar eerst. Hij is er erger aan toe dan ik.’ personeelsleden. Heel wat mensen boden spontaan aan om te komen werken of kwamen naar het operatiekwartier, lang voordat hun shift zou starten. Ze wilden koste wat kost hun steentje bijdragen.”
Die solidariteit zag professor Nijs ook bij de slachtoffers: “Meer dan eens hoorde ik: ‘Verzorg mijn buurman maar eerst. Hij is er erger aan toe dan ik.’ Het klinkt misschien filosofisch, maar ik beschouw dat ook als een mooi antwoord op de terreur.” Naast levensreddende operaties vonden in Gasthuisberg ook identificaties plaats van overleden slachtoffers en van de daders. De afdelingen Forensische Pathologie en Forensische Genetica van de Dienst Forensische Geneeskunde werden daartoe door de onderzoeksrechter aangesteld. Grondig, maar ook snel werken was een must. “Enerzijds in het kader van het gerechtelijk onderzoek, anderzijds om de familieleden zo snel mogelijk op de hoogte te brengen. Elke dag dat een nabestaande in onzekerheid afwacht, is er één te veel.” Lees het artikel op P.04-05
02
NIEUWS
CAMPUSKRANT | 27 APRIL 2016
COLUMN © KU Leuven | Rob Stevens
Walter Pauli is redacteur voor Knack. Hij studeerde oude geschiedenis aan de KU Leuven.
Jan
D
e kwaliteit van een journalist hangt ook af van het niveau van zijn bronnen. Het was dus zéér slecht nieuws dat ik begin april mijn oudste en misschien wel beste contactpersoon verloor: Jan Grootaers, emeritus aan de Faculteit Theologie en Religiewetenschappen, werd 94 jaar oud. Er zijn weinig mensen aan wie ik zoveel kennis en inzichten te danken heb. Afspraken verliepen altijd volgens een vast stramien. Eerst namen we telefonisch contact – soms hij, soms ik. Dan zagen we elkaar op onze vaste ontmoetingsplaats: de cafetaria op de bovenste verdieping van de Koninklijke Bibliotheek in Brussel. Het eten is er beroerd, de koffie
Als Jan Grootaers uitlegde hoe weer eens een tekst bewust fout werd geïnterpreteerd, dan trilde zijn stem van woede. lauw, maar het gebouw zelf is best indrukwekkend, en het ruime zicht op de hoofdstad ronduit spectaculair. En vooral: je kan er relatief discreet spreken, zelfs als je – zoals bij Jan het geval was – luider praat als de zaken waarover je het hebt je recht naar het hart gaan. In het geval van Jan was dat de kerk, en vooral het Vaticaan. Weinig Vlamingen hadden zo’n fenomenale kennis van Rome als Jan Grootaers. Hij haalde die niet alleen uit boeken en documenten, maar vooral uit zijn eigen ervaring en zijn vele persoonlijke contacten. Grootaers was één van de laatste Belgische getuigen van het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965): sindsdien was hij Vaticaanse prelaten en functionarissen blijven zien, en had hij een wereldwijd netwerk uitge-
bouwd van academische en kerkelijke contacten. Jan Grootaers was ook bijzonder bedreven in het ‘ontcijferen’ van officiële Vaticaanse documenten. Dat was in de loop der jaren haast zijn tweede natuur was geworden: niet zomaar lezen wat er staat, maar vooral zien wat er niét geschreven werd. Jan Grootaers was geen man die zomaar voor goddelijk of onfeilbaar aannam wat het Vaticaan verordende of een paus zei of schreef. “Als in een document of een besluit staat dat dit nu eenmaal de wet van de kerk is, wil ik vooral weten welke man de pen heeft vastgehouden, en wie spreekt in naam van God”, zei hij altijd. Dat was zijn absolute specialiteit, en dat maakte hem voor een journalist ook zo waardevol als bron: zijn precieze kennis van de Vaticaanse decisionmakers, de netwerken, de scholen, de vriend- en vijandschappen. Vandaar ook – tot op zijn oude dag – zijn oprechte boosheid en zelfs woede als hij sprak over Joseph Ratzinger, nadien Benedictus XVI, en de kliek rond die man. Jan Grootaers nam het de Duitse kardinaal en latere paus vreselijk kwalijk dat hij in zijn ogen bewust de historische waarheid verdoezelde, moedwillig de kerkelijke traditie verdraaide, in een poging de zogenaamde ‘wil van God’ zelf in te vullen en naar zijn eigen hand te zetten. Als Jan Grootaers uitlegde hoe weer eens een tekst bewust fout werd geïnterpreteerd, dan trilde zijn stem van woede, zeker als hij vertelde waarom weer een theoloog werd gepest, vernederd en al dan niet veroordeeld – doorgaans omdat zo’n oude, erudiete man hartstochtelijk van de kerk hield, zij het op een andere manier dan de functionarissen in Rome. Dat was ook het geval met Jan Grootaers zelf: hij was een uitmuntend kerkhistoricus die vanuit zijn Leuvense traditie en zijn eigen geloof nooit zomaar heeft willen aannemen wat in naam van God wordt gezegd en geschreven. Zelfs een agnost als ik gaat hem missen, die dappere oude prof, die lieve pleitbezorger voor openheid en mededogen.
KANTTEKENING
De flamboyante pastoor Rudi Mannaerts laat hedendaagse beats weerklinken in zijn kerk.
Lees het interview op P.13
SLIMME DAGINDELING EN BREDER AANBOD ZIJN CRUCIAAL VOOR FITTERE JEUGD
Eerst bewegen, dan huiswerk
Meteen na school aan het huiswerk beginnen? Niet noodzakelijk een goed idee, vindt Stijn De Baere, onderzoeker bewegings- en revalidatiewetenschappen. Laat pubers zich eerst maar wat uitleven. In zijn doctoraat breekt hij een lans voor een efficiënt beweegbeleid dat jongeren vaker van hun stoel haalt. TEKST: Peter Van Dyck | ILLUSTRATIE : Gudrun Makelberge
R
egelmatig bewegen is essentieel voor de fysieke en mentale ontwikkeling van jongeren. De overgang van basis- naar secundair onderwijs is daarbij een cruciale periode: de fysieke activiteitsgraad van kinderen blijkt er in die fase sterk op achteruit te gaan. Stijn De Baere nam de activiteiten van 241 tien- tot veertienjarigen onder de loep. Om inzicht te krijgen in de patronen van hun fysieke activiteit én zittend gedrag combineerde hij een elektronisch activiteitendagboek met een multisensor-bewegingsmonitor: de SenseWear Mini Armband. “Het dagboek was bedoeld om na te gaan welke types van activiteit ze precies deden. Maar daarnaast wou ik hun bewegingen ook objectief kunnen meten. Pubers bewegen vooral tijdens heel korte en spontane activiteiten, die ze zich achteraf soms moeilijk accuraat kunnen herinneren.” Een significante vaststelling die meteen het belang van het onderzoek onderstreept: de jongeren bleken gemiddeld maar liefst 7,4 uur per dag zittend door te brengen. Daarnaast kwam Stijn De Baere tot nog een aantal andere frappante bevindingen.
1. Pubers bewegen meer op weekdagen dan in weekends.
Hoewel jongeren in het weekend meer vrije tijd hebben, vullen ze die blijkbaar niet in op een actieve manier: “Het vaste patroon van schooldagen blijkt een positief effect te hebben op het beweeggedrag. In de vrije uren lijkt het voor jongeren aanlokkelijker om te kiezen voor sedentaire bezigheden: een makkelijke optie, die bovendien om weinig toezicht door de ouders vraagt. Wat zeker ook een rol speelt, is de aantrekkingskracht van tablets en smartphones. Door de opmars van die toestellen is het aantal sedentaire activiteiten flink aangegroeid, terwijl het bewegingsaanbod vrijwel constant is gebleven.”
NIEUWS 03
CAMPUSKRANT | 27 APRIL 2016
2. In het middelbaar doen leerlingen meer zware fysieke activiteiten dan op de basisschool.
Leerlingen in het lager onderwijs zijn weliswaar actiever, maar het aantal matige en zware inspanningen ligt hoger in het middelbaar: “Dat komt onder meer omdat middelbare scholieren onafhankelijker zijn en bijvoorbeeld vaker met de fiets naar school mogen gaan. De afstand die ze dan moeten afleggen is meestal ook langer. We zien ook dat jongeren in het secundair onderwijs minder aan sport doen, maar wél met een hogere intensiteit: sport op de middelbare school is minder speels en meer gestructureerd.”
3. Meer actief betekent niet automatisch fitter.
Het verband tussen fysieke activiteit en fitheid is vrij beperkt: “Eén van de verklaringen daarvoor is dat ook andere factoren, zoals genetische aspecten en voeding, een effect hebben op de lichamelijke conditie. Lichte inspanningen en zitgedrag blijken nog de grootste invloed te hebben op fitheid. Logisch, want die nemen samen een groot deel van de dag in beslag. Maar om-
Door de opmars van tablets en smartphones is het aantal sedentaire activiteiten flink gegroeid, maar het bewegingsaanbod is vrijwel gelijk gebleven.
Ook eenvoudige ingrepen, zoals een sporthal openstellen tijdens de pauzes op school, kunnen al veel effect hebben.
dat lichte inspanningen moeilijker te bestuderen zijn, richtten vroegere onderzoeken zich vooral op de link tussen veeleer zware fysieke activiteiten en fitheid.” “De algemene richtlijn is dat jongeren minstens 60 minuten per dag minstens matig fysiek actief moeten zijn. Onder ‘matig’ verstaan we dan bijvoorbeeld stevig doorstappen of trappen nemen. Ik heb in mijn doctoraat bewust meer aandacht besteed aan lichte fysieke activiteiten, omdat ze alomtegenwoordig zijn in ons leven: dat gaat van rustig rondwandelen tot huishoudelijke taken, zoals opruimen of de afwas doen. Dalen de sedentaire activiteiten, dan gaat dat meestal ten voordele van die lichte fysieke bezigheden. Voor de gezondheid van de pubers kan je volgens mij dan ook de meeste winst boeken als je hen stimuleert om minder te zitten en hen geregeld ook van hun stoel laat opstaan om tussendoor een beetje te bewegen.”
4. Sport promoten is goed, maar een brede waaier aan activiteiten aanbieden is nog beter.
Stijn De Baere pleit voor een holistische aanpak. “Wat ik daarmee bedoel? We zouden de intensiteit waarmee jongeren bewegen, de types
van activiteiten die ze doen én de contexten waarbinnen die gebeuren zoveel mogelijk moeten laten variëren. Die afwisseling is onder meer belangrijk omdat een stijging in één bepaalde activiteit vaak teniet gedaan wordt door een daling in een andere. Concreet: een jongere die op school extra sport, zal in zijn vrije tijd mogelijk sneller geneigd zijn voor een schermactiviteit te kiezen. Door in het beweegbeleid verschillende vormen van bezigheden naar voor te schuiven, kan je die reflex tot compensatie voor een stuk tegengaan.” “Wat de verschillende contexten betreft: tot nog toe concentreerden beleidmakers zich vooral op de schoolomgeving, maar je mag ook de familie en de lokale gemeenschap niet uit het oog verliezen. Die spelen een cruciale rol in de vrije tijd van jongeren. Scholen, sportclubs en de lokale overheid zouden kunnen gaan samenwerken om de tijd net na de schooluren actiever in te vullen.”
5. Het dagschema omgooien kan jongeren al meer doen bewegen.
De Baeres onderzoek wijst uit dat jongeren de tijd net na school, als er nog voldoende daglicht is, doorgaans besteden aan hun huiswerk. “Ik begrijp dat ouders graag willen dat ze daar zo snel mogelijk aan beginnen. Maar het zou goed zijn om op zijn minst na te denken over de mogelijkheden die een andere dagindeling zou bieden. Als naschoolse bewegingsactiviteiten ingeburgerd zouden zijn, verschuif je het huiswerk naar de avond, het moment dat doorgaans opgesoupeerd wordt door schermgedrag. Via aanpassingen aan het dagschema kunnen we jongeren ertoe aanzetten om – onbewust – sneller te kiezen voor fysieke activiteiten.” “Het is aan beleidsmakers om de juiste omstandigheden te scheppen. Bijvoorbeeld door de dagindeling te veranderen, maar ook door te investeren in sportaccommodatie of in veiliger wegen om het fietsen te stimuleren. Elke jongere die we op de fiets krijgen, betekent minder ritjes in auto, tram of bus, en dus minder zitgedrag. Maar ook eenvoudige ingrepen, zoals een sporthal openstellen tijdens de pauzes op school, kunnen al veel effect hebben.”
04
NIEUWS
CAMPUSKRANT | 27 APRIL 2016
OPERATIETEAM GASTHUISBERG VING SLACHTOFFERS AANSLAGEN BRUSSEL OP Op de ochtend van dinsdag 22 maart hielden de personeelsleden van UZ Leuven Campus Gasthuisberg even hun adem in, om daarna urenlang op volle kracht te draaien. Na de aanslagen in Brussel werden 24 slachtoffers naar het ziekenhuis gebracht, waar ze opgevangen en verzorgd werden. “We hopen nooit meer zo’n dag mee te maken, maar zijn trots op wat we verwezenlijkt hebben.” TEKST: Pieter-Jan Borgelioen | FOTO: Rob Stevens
“ Solidariteit
is het beste antwoord op terreur”
O
© UZ Leuven | Stijn Knapen
p de dinsdag van de aanslagen was ik verantwoordelijk voor het operatiekwartier waar de slachtoffers binnengebracht werden”, vertelt hoofdverpleegkundige Sandra Meeus. “Toen we hoorden van de aanslag in Zaventem hebben we meteen onze voorzorgen genomen. Afgaand op de eerste beelden die we zagen op de nieuwssites, vermoedden we dat de situatie heel ernstig was en dat er heel wat zwaargewonden zouden binnenkomen. Nadat ik van de schok was bekomen, heb ik bekeken hoeveel slachtoffers we konden opvangen, welke zalen we konden vrijmaken en hoelang dat zou duren. Zodra het rampenplan werd afgekondigd hebben we de geplande operaties uitgesteld of afgelast, en de vrijgekomen operatiezalen klaargemaakt voor gebruik. Toen we hoorden van een tweede aanslag in Maalbeek hebben we ook extra personeel opgetrommeld.” Professor Stefaan Nijs, chirurg en diensthoofd van de Afdeling Traumatologie, was één van de artsen die werden opgeroepen. “Ik had de nacht ervoor geopereerd tot zeven uur ’s morgens,
maar was gelukkig nog in het ziekenhuis”, zegt hij. “Ik was aan het slapen in mijn kantoor en werd gewekt door collega’s die me opbelden en me van het nieuws op de hoogte brachten. Toen de noodtoestand werd afgekondigd, ben ik meteen naar de spoedgevallendienst gerend en heb daar poolshoogte genomen. Zodra de patiënten aankwamen heb ik de diagnoses gesteld, bekeken aan welke slachtoffers we prioriteit moesten geven, en bepaald wie welke operatie nodig had. Vervolgens heb ik de operatieteams begeleid.” Rust uitstralen
In totaal werden 24 slachtoffers opgevangen in Operatiekwartier (OKA) 1 van Gasthuisberg, waaronder 15 zwaargewonden. “De zwaargewonden hadden allemaal botbreuken”, zegt Nijs. “Sommige slachtoffers hadden een oogof hersenletsel opgelopen en de meesten waren zwaar verbrand. In hun lichamen waren ook scherven en stukjes metaal terechtgekomen, door de explosie van een spijkerbom. Zulke scherfletsels zijn zeer grote, lelijke wonden. Bij een aantal patiënten hebben de scherven ook
bloedvaten en zenuwen beschadigd.” “Dergelijke verwondingen had ik nog nooit gezien. Ze zijn niet te vergelijken met wat je doorgaans in een ziekenhuis tegenkomt, zelfs niet met schot- of steekwonden. Gelukkig waren we voorbereid. Na de aanslagen in Parijs hebben we ons rampenplan geanalyseerd en geüpdatet. Daarnaast hebben we medische verslagen bekeken van soortgelijke incidenten. We hebben hier ook een militair chirurg in dienst die deeltijds voor het leger werkt. Hij heeft er een aantal missies in Afghanistan opzitten, waardoor hij kon putten uit de daar opgedane ervaring. Verder hebben alle chirurgen hun expertise gebundeld en heel intens samengewerkt. Daardoor heb ik nooit het gevoel gehad dat er chaos heerste.” “Er schoot meteen een geoliede machine in gang”, zegt Meeus. “Bovendien werd er intern op een rustige, efficiënte manier gecommuniceerd. Het is heel belangrijk dat wie coördineert en instructies geeft, rust uitstraalt. Paniek helpt je niet vooruit. Er was ook een enorme solidariteit onder de personeelsleden. Heel wat mensen boden
Chirurg Stefan Nijs:
Op zo’n moment mag je niet emotioneel worden. Je ziet een patiënt tijdelijk niet als mens, maar als de som van zijn letsels.
zich spontaan aan om te komen werken of kwamen naar het OKA, lang voordat hun shift zou starten. Ze wilden koste wat kost hun steentje bijdragen. Natuurlijk moesten we dat binnen de perken houden. Je mag elkaar ook niet voor de voeten lopen, en de dagen erna zouden we ook nog veel hulp kunnen gebruiken.” “Die solidariteit zag je ook bij de slachtoffers”, zegt Nijs. “Meer dan eens hoorde ik: ‘Verzorg mijn buurman maar eerst. Hij is er erger aan toe dan ik.’ Dat maak je in een gewone situatie niet vaak mee. Het klinkt misschien filosofisch, maar ik beschouw het ook als een mooi antwoord op de terreur. Dat we niet in egocentrisme of angst vervallen, maar samenwerken en vechten voor de waarden van onze maatschappij.” Adrenaline
Koning Filip en koningin Mathilde brachten op 24 maart een bezoek aan Campus Gasthuisberg. Op de foto geeft Stefan Nijs (links van de koning) tekst en uitleg.
Alles verliep dan wel vlot en efficiënt, tijd om stil te staan bij de feiten was er niet. “Op zo’n moment werk je zuiver op adrenaline”, zegt Meeus. “Je wil de patiënt zo snel en goed mogelijk helpen en denkt niet aan wat er precies is voorgevallen. Op een bepaald moment hoorde ik de gsm van een slachtoffer rinkelen. Die persoon werd waarschijnlijk gebeld door iemand die ongerust was. Maar daar kan je dan natuurlijk geen gehoor aan geven.” “Het klinkt misschien een beetje cru, maar je denkt niet aan het brede plaatje”, zegt Nijs. “Je draait een knop om en ziet een patiënt tijdelijk niet als mens, maar als de som van zijn letsels. Op zo’n moment mag je niet emotioneel worden. Het belangrijkste is alle patiënten in leven zien te houden. Er is ook geen tijd voor uitgebreide chirurgische ingrepen, dus je moet prioriteiten stellen. In principe houdt dat in dat je soms moet kiezen tussen iemands ledemaat redden of het leven van een andere patiënt. Door de grote beschikbaarheid van operatiezalen en teams hebben we die keuze gelukkig niet moeten maken. Dat vind ik een van onze grootste verdiensten.” Op dit moment liggen er nog zes patiënten op de Afdeling Intensieve Zorgen. “Ik verwacht dat zij er nog twee weken zullen moeten blijven”, zegt Nijs. “Sommige patiënten moeten nog steeds operaties ondergaan. Slachtoffers met breuken zijn hele stukken bot verloren. Bij hen proberen we er voor te zorgen dat het bot weer aangroeit en herstelt. Maar de grootste uitdaging is het voorkomen van infecties. De slachtoffers zijn doorzeefd met tientallen stukjes metaal. Sommige stukjes zijn
NIEUWS 05
CAMPUSKRANT | 27 APRIL 2016
© KU Leuven | Rob Stevens
Stefan Nijs en Sandra Meeus in het operatiekwartier: “Veel van onze mensen kwamen hiernaartoe lang voordat hun shift zou starten. Ze wilden koste wat kost hun steentje bijdragen.”
zo klein dat we ze niet kunnen verwijderen of bevinden zich op plaatsen in het lichaam waar opereren meer schade zou berokkenen dan ze te laten zitten. Maar er kunnen wel nog infecties optreden, waardoor de kans bestaat dat we alsnog ledematen moeten amputeren. Daar zijn we erg beducht voor.” Trots
Bij de slachtoffers die hij na afloop sprak, ontwaarde Nijs een enorme fighting spirit. “De meeste patiënten zijn niet terneergeslagen, maar willen opnieuw aan de slag zodra hun verwondingen genezen zijn. Ze willen de draad van hun leven weer oppikken. Maar we weten dat velen nog een emotionele terugslag zullen meemaken. Er is dus zeker nood aan goede psychologische begeleiding. Bij ernstige ongevallen kan dat zelfs tot twee jaar duren. Heel wat slachtoffers zullen de gevolgen van de aanslag hun hele leven met zich meedragen, zowel op fysiek als mentaal vlak.” “Ook het ziekenhuispersoneel kan psychologische begeleiding krijgen”, zegt Meeus. “Maar ik merk dat het in de eerste plaats nuttig is om erover te spreken met de mensen die erbij waren op het moment zelf. Dat kan al een enorme steun betekenen. En dat we erin geslaagd zijn de slachtoffers zo goed en snel te verplegen, betekent natuurlijk ook heel veel.” “Achteraf gezien kijken we voldaan terug op wat we hier hebben verwezenlijkt”, zegt Nijs. “Natuurlijk hoop ik zo’n dag nooit meer mee te maken, maar we hebben bewezen dat we de situatie aankunnen als ze zich voordoet. Alle slachtoffers waren binnen het uur na de aanslag in het operatiekwartier. Gemiddeld moesten ze minder dan 35 minuten doorbrengen op de dienst spoedgevallen. Ter vergelijking: doorgaans werken we met minder personeel en hebben we moeite om die 35 minuten te halen. We zijn erin geslaagd de slachtoffers een zo goed mogelijke verzorging te bieden en hebben dat heel snel en efficiënt gedaan. Daar mogen we als universiteit en ziekenhuis best trots op zijn.”
“ Elke dag onzekerheid is er één te veel” Naast levensreddende operaties vonden in Gasthuisberg ook de identificaties plaats van de overleden slachtoffers en daders van de aanslagen. De afdelingen Forensische Pathologie en Forensische Genetica van de Dienst Forensische Geneeskunde werden daartoe door de onderzoeksrechter aangesteld. Grondig, maar ook snel werken was een must. “Na de aanslag in Zaventem zijn in het mortuarium van Gasthuisberg achttien lichamen binnengebracht die we hebben onderzocht en geïdentificeerd”, zegt professor Wim Van de Voorde, hoofd van de Dienst Forensische Geneeskunde. “Het ging om zestien slachtoffers en twee daders.” “We begonnen met uitwendige onderzoeken en beschreven de verwondingen en alle uiterlijke kenmerken, zoals tatoeages, littekens, kledij of sieraden. We hebben ook vingerafdrukken genomen, CT-scans gemaakt en tandheelkundige onderzoeken uitgevoerd. Daarvoor konden we rekenen op ondersteuning van het DVI (Disaster Victim Identification Team – red.), het gerechtelijk labo, collega-wetsartsen, de Dienst Radiologie en forensische tandartsen. Omdat de identificatie kaderde binnen een gerechtelijk onderzoek, zijn op alle lichamen ook autopsies uitgevoerd. De onderzoeksrechter wilde van iedereen de exacte doodsoorzaak weten en sporen verzamelen.” DNA-onderzoek
Daarnaast werkten twee artsen van de Dienst Forensische Geneeskunde drie dagen in de vertrekhal van Zaventem, waar ze de lichamen een eerste keer onderzochten en lichaamsfragmenten verzamelden en inventariseerden. “Naderhand hebben ze ook deelgenomen aan de formele identificatie. In het mortuarium hebben we vervolgens meer dan 700 lichaamsfragmenten onderzocht. Die
moesten we toewijzen aan de nog levende of overleden slachtoffers, en de daders.” “Identificatie kan op verschillende manieren gebeuren”, zegt Van de Voorde. “Eerst en vooral vergelijken we de gegevens die voortkomen uit het uitwendige onderzoek en de autopsie met de info die de nabestaanden verschaft hebben. Vingerafdrukken en tandheelkundig onderzoek bieden vaak een uitkomst. Als dat niet volstaat, schakelen we over op DNA-onderzoek.” Voor het DNA-onderzoek werd het Laboratorium voor Forensische Genetica van de Dienst Forensische Geneeskunde ingezet. “We zijn aangesteld voor het DNA-identificatie-onderzoek voor de aanslagen in Maalbeek
We hebben meer dan 700 lichaams fragmenten onderzocht. Die moesten we toewijzen aan de nog levende of overleden slachtoffers, en de daders.
en Zaventem”, zegt professor Ronny Decorte, hoofd van het laboratorium. “We hebben op alle lichamen onderzoek uitgevoerd, net als op alle aangetroffen fragmenten en stukjes weefsel. We moeten er immers zeker van zijn dat het DNA dat we aantreffen afkomstig is van de daders of slachtoffers, en dat we niemand over het hoofd zien. DNA-onderzoek is ook enorm belangrijk voor de identificatie
van de daders, die zichzelf hebben opgeblazen en waarbij de gangbare identificatiemethoden dus geen soelaas bieden.” Helse week
De teams van Decorte en Van de Voorde hebben dag en nacht gewerkt om de identificatie zo snel mogelijk rond te krijgen. “Dat was ook nodig”, zegt Van de Voorde. “Enerzijds in het kader van het gerechtelijk onderzoek, anderzijds om de familieleden zo snel mogelijk op de hoogte te brengen. Elke dag dat een nabestaande in onzekerheid afwacht, is er één te veel. De post mortem dossiers van de slachtoffers waren woensdag klaar. Na vergelijking met de ante mortem dossiers bij de DVI konden de meeste families vrijdagavond al afscheid nemen van hun dierbaren. De identiteit van de daders van de aanslagen in Zaventem was in het weekend formeel bevestigd. ” “We hebben honderden DNA-profielen opgesteld”, zegt Decorte. “Het onderzoek naar de daders en slachtoffers in Maalbeek is nu afgerond. Voor Zaventem, waar veel meer lichaamsfragmenten zijn aangetroffen, verwachten we voor het einde van de maand klaar te zijn en de resultaten over te kunnen maken aan de gerechtelijke instanties en DVI.” “Het was een helse week, maar we zijn fier op wat we op zo korte tijd hebben verwezenlijkt”, zeggen Decorte en Van de Voorde. “Dat kon alleen maar door de inzet van ons personeel, een goed voorbereid rampenplan en een uitgebreide ondersteuning van het ziekenhuis. Naast het onderzoek van de slachtoffers van Zaventem was er ook nog het dagelijkse werk en hebben we in dezelfde week een elftal andere gerechtelijke opdrachten uitgevoerd, waaronder twee moordzaken. Dat kan je alleen maar bolwerken als je beschikt over een professionele dienst en iedereen zich voor de volle honderd procent inzet.” (pjb)
06
STUDENTEN
CAMPUSKRANT | 27 APRIL 2016
STUDENTEN GRIJPEN GOUD IN HUMO’S ROCK RALLY
“ Dáárom waren we
© Bart Vander Sanden | Indiestyle
niet in de les, professor”
“Begeesterend.” “Inventief.” “Klaar voor de toekomst.” De commentaren logen er niet om. De band Whispering Sons palmde stormenderhand het podium van de Ancienne Belgique in tijdens de finale van Humo’s Rock Rally 2016. De jury was unaniem: de vijf Leuvense studenten mochten met het goud aan de haal. Maar ze houden het hoofd koel: “Laat ons nu maar eerst ons diploma halen. Als de deurwaarder komt aankloppen, wat ben je dan met die rock-‘n-roll?” TEKST: Peter Van Dyck | FOTO: Rob Stevens
A
ls we de vijf in het Leuvense kunstencentrum STUK ontmoeten, zijn we een beetje verrast. Oké, vestimentair lijken ze een voorliefde voor donkere tinten te hebben, maar voor de rest zien de leden van Whispering Sons er niet zo doemerig uit als je zou vermoeden op basis van hun muziek: postpunk die knipoogt naar de eighties. Dat geluid is sterk beïnvloed door de platenkast van hun ouders – denk The Sound, Joy Division, The Cure en Sisters Of Mercy. Als ze hun ziel niet binnenstebuiten aan het keren zijn op een podium, vind je de leden van Whispering Sons op de aulabanken. Zangeres Fenne Kuppens heeft haar masterdiploma (Westerse literatuur) al wel behaald, maar de anderen zijn nog aan een master bezig.
Bassist Lander Paesen doet sociologie, toetsenman Sander Hermans sociologie en statistiek, drummer Sander Pelsmaekers archeologie en journalistiek, en gitarist Kobe Lijnen geografie. Jullie studeren allemaal in Leuven. Is de groep hier ook opgericht?
Sander P.: “Lander, Kobe en ik komen uit Houthalen-Helchteren en we maken al jarenlang samen muziek. Fenne en Sander H. zijn van Heusden-Zolder, twee dorpen verder. We wisten al vaag wie ze waren, via gemeenschappelijke vrienden. Maar het was pas in het eerste jaar unief dat we elkaar beter leerden kennen. Het plan om samen Whispering Sons te beginnen, is dus effectief hier ontstaan, nu drie jaar geleden.”
Kobe: “Eerst kwam Sander H. bij de groep, maar toen misten we nog een goede stem. Fenne had op Soundcloud wat covers gezet. Zo wisten we dat zij ook met muziek bezig was.” Fenne: “En ik wou heel graag bij een groep zingen, dus dat was snel beklonken.” Jullie bleken ook nog eens een interesse voor postpunk uit de jaren 80 te delen.
Sander P.: “Dat is misschien nog het grootste toeval.” Kobe: “Maar het is zeker niet zo dat iedereen binnen de band even fanatiek met postpunk en new wave bezig is.” Sander P.: “Lander
heeft bijvoorbeeld niet zo gek veel met die genres, maar dat is niet erg. Het is net goed dat sommige groepsleden naar andere muziek luisteren en die invloeden mee binnen smokkelen. Dat maakt onze sound rijker.” Met welke verwachtingen schreven jullie je in voor de Rock Rally?
Sander H.: “Zónder verwachtingen.” Kobe: “We deden vooral mee in de hoop meer te kunnen optreden.” Sander P.: “We waren blij met elke stap verder. De preselecties halen, dan de halve finale en vervolgens de finale: de verrassing werd alsmaar groter.” Fenne: “Het viel wel op dat we telkens
Ik geloof dat amper vijf procent van de Belgische muzikanten van de muziek kan leven. Het zou dom zijn om nu alles overboord te gooien.
goede recensies kregen in Humo. We hadden verwacht dat ze ons niet vernieuwend genoeg zouden vinden.” Kobe: “Anderzijds: met ons jaren-80-geluid onderscheidden we ons wel. Een klassieke rockband heeft het moeilijker, omdat er daar al zoveel van zijn.” Hoe hebben jullie de overwinning gevierd?
Lander: “In de fakbar van Letteren, onze fans wachtten ons daar op. Ze waren rechtstreeks van Brussel naar daar afgezakt.” Sander H.: “Het was een stevig feestje. Ik herinner me toch dat we diep in de nacht een treintje gevormd hebben om de polonaise te dansen.” Kobe: “En op een gegeven moment werden we letterlijk op handen gedragen.” Hoe wordt er op de universiteit gereageerd op jullie Rock Rally-succes?
Kobe: “Ik betwijfel of iedereen doorheeft wat ons is overkomen.” Sander P.: “Ik heb wel een mail gehad van een prof om me proficiat te wensen, hij had me op tv gezien. ‘Daarom was je dus niet in de les’, voegde hij er nog fijntjes aan toe.” Sander H.: “Bij sociologie hebben ze een bericht opgehangen over onze overwinning.”
Whispering Sons: Kobe Lijnen, Sander Hermans, Fenne Kuppens, Lander Paesen en Sander Pelsmaeckers. “We hebben onze overwinning gevierd in de fakbar van Letteren. Op een gegeven moment werden we letterlijk op handen gedragen.”
ONDERZOEK
CAMPUSKRANT | 27 APRIL 2016
07
BINNENKORT 3D-PRINTS VAN PLANTENWEEFSEL OP ONS BORD?
Wat schaft de printer? Stel: u heeft honger. Dan kunt u een boerderij beginnen, wat tarwe telen, meel maken, deeg bereiden en in de oven stoppen, uw baksel laten afkoelen, en uw boterham is klaar. Dat doen we al duizenden jaren zo. Onderzoekster Valérie Vancauwenberghe toont ons op de Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen hoe het anders kan. Met een schattig octopussnoepje. TEKST: Ludo Meyvis | FOTO'S: Rob Stevens
B
Dit succes biedt jullie ongetwijfeld nieuwe kansen. Maakt dat de combinatie met studeren moeilijker?
Kobe: “Valt wel mee. We zitten allemaal in de eindsprint met onze studie. We gaan zeker op een aantal zomerfestivals spelen, maar tot dan houden we het bewust rustig. En volgend jaar moeten we nog even doorbijten.” Jij kan je wel al volledig op de muziek concentreren, Fenne?
Fenne: “Was het maar waar. Ik heb inderdaad mijn master literatuur al gehaald, maar na afloop kwam ik tot de conclusie dat ik nog niet wou gaan werken. Ik besloot nog communicatiewetenschappen te gaan studeren aan de VUB, ook om mijn kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. Achteraf bekeken, met de band in het achterhoofd, eigenlijk een domme beslissing. Ik heb er me een hoop stress mee op de hals gehaald. Zonder studies zou ik nu meer van Whispering Sons kunnen genieten. Ik wil die studie zeker nog afmaken, maar misschien doe ik het in een trager tempo.”
© KU Leuven | Rob Stevens
Sander P.: “Krijgen we die kans, dan grijpen we die uiteraard met beide handen. Voltijds met muziek bezig zijn is onze droom. Maar als het nodig blijkt er een job naast te nemen: geen probleem.” Kobe: “We willen niet te hard van stapel lopen. Ik geloof dat amper vijf procent van de Belgische muzikanten er echt van kan leven. Het zou dom zijn om nu alles overboord te gooien.” Sander P.: “Laat ons nu maar eerst ons diploma halen. Onze ouders verlangen dat van ons en geef hen eens ongelijk.”
Fenne: “We zijn ook niet rock-‘nroll.” Sander P.: “Wat betekent dat vandaag nog? Als de deurwaarder komt aankloppen, wat ben je dan met die rock-‘n-roll?”
beeld cellulaire structuren. Dat zou de mogelijkheden zo goed als eindeloos maken. Daar werk ik aan, in eerste instantie door plantencellen aan de inkt toe te voegen. De uiteindelijke bedoeling is dat je voedsel met willekeurige texturen en smaken kunt printen. Je zou dan bijvoorbeeld poreuze wortelen kunnen printen, of voedsel met de smaak van vlees en de textuur van een appel. Dat lijkt ver van de realiteit, maar de mogelijkheden zijn eigenlijk onbeperkt. Let wel: ik werk zelf eerder aan een proof of concept dan aan praktische toepassingen – al mag je daar natuurlijk altijd wel van dromen.”
Poreuze wortelen
Luchtbellen
Ook biomaterialen kan je gebruiken als ‘inkt’ voor 3D-prints. “Daar is al heel wat werk rond verzet, maar dat bleef tot nu toe beperkt tot poeders en vloeibare of gepureerde materialen. De waaier aan grondstoffen en aan beschikbare texturen is momenteel dus nogal klein, net als het aantal mogelijke eindproducten.” “Het zou mooi zijn als we een bredere waaier aan texturen konden printen, bijvoor-
Zijn jullie van plan om iets met jullie diploma te doen? Of willen jullie alles op de muziek zetten?
Braaf je diploma halen: echt rock-‘n-roll is het niet.
iotechnologisch onderzoek rond voedselproductie is tot nu toe vooral gericht op de verbetering van bestaande processen: meer opbrengst bij het oogsten, duurzamere kweekmethoden, enzovoort. Dat is mooi, maar wat als we ons voedsel ook op een volstrekt andere manier zouden kunnen maken? Met een printer bijvoorbeeld? Voor u hongerig postvat bij uw Canon in de hoop dat die een calzone bereidt: wacht misschien nog even op het doctoraat van Valérie Vancauwenberghe. Zij doet haar onderzoek aan het Departement Biosystemen, Afdeling Mechatronica, Biostatistiek en Sensoren (BIOSYST-MeBios), onder leiding van professoren Bart Nicolai en Jeroen Lammertyn. “Het gaat om een nieuwe toepassing van additive manufacturing, of 3D-printing. Dat is een booming sector die tal van productieprocessen grondig aan het hervormen is, van de auto-industrie tot het ziekenhuis. Je volgende versnellingsbak of je volgende implantaat kunnen uit de printer komen. Met emulsies op basis van plastic, metalen of andere grondstoffen kan je relatief snel en flexibel complexe voorwerpen maken. De productinformatie is digitaal en dus snel uitwisselbaar, en in combinatie met een 3D-scanner kan je heel snel nieuwe producten ontwikkelen. Bovendien houd je ook nog eens weinig afval over.”
Valérie Vancauwenberghe:
Je zou in principe zelfs voedsel met de smaak van vlees en de textuur van een appel kunnen printen.
Van die droom willen we wel eens proeven en Valérie geeft ons graag een demonstratie. Ze toont ons het 3D-model van een octopusje op haar computer en stopt een taai-vloeibare emulsie in een verdeler: een forse spuit die met een buisje verbonden is aan de printkop. Het hoofdbestanddeel van de inkt is pectine, een stof die maakt dat plantencellen aan elkaar klitten en die soms ook gebruikt wordt als verdikkingsmiddel,
bijvoorbeeld in yoghurt. De printkop gaat aan de slag en tekent de octopus in de ruimte. Na ongeveer vijf minuten is het octopussnoepje klaar, een centimeter of drie groot. Het voelt wat aan als een zacht gummibeertje. “In principe zou je het kunnen opeten, al zou het nog niet erg smakelijk zijn”, zegt Valérie. “Bovendien kan er in een labo altijd contaminatie optreden. Dus nee, een snoepje kan ik je nog niet aanbieden. Met deze experimenten wil ik vooral aantonen dat je ook poreus materiaal – luchtbellen in het snoepje – kunt printen, wat allerlei texturen mogelijk maakt.” Planteninkt
De volgende stap wordt de lastigste. Dan moet er gewerkt worden met heuse plantencellen. “Die zijn erg kwetsbaar en moeten gecontroleerd verzameld worden om de eigenschappen van het eindproduct – smaak, voedingswaarde, … – naar wens te kunnen beïnvloeden. De pectine van daarnet kunnen we gebruiken om de cellen als het ware een ophanging te geven, een verdeling in de ruimte. We moeten natuurlijk ook rekening houden met een heleboel omgevingsfactoren – concentratie, andere stoffen in de oplossing, noem maar op. De stap naar echt voedsel máken is nog niet voor morgen, maar we maken vorderingen.” “Met mijn doctoraat wil ik uiteindelijk aantonen dat je 3D-prints van plantenweefsel kunt maken, met inkt waarin zich plantencellen bevinden. Die kunnen vervolgens ingeschakeld worden in nieuwe voedselproductietechnieken, met nieuwe smaken, texturen enzovoort. Nog later zou je artificiële cellen met aangepaste eigenschappen kunnen ontwikkelen, bijvoorbeeld om de houdbaarheid te verlengen. Pas dan kan je aan massaproductie beginnen te denken. Maar dat is heus nog niet aan de orde. Gummibeertje?”
ONDERZOEK
KORT NIEUWS Tien procent koekoekskinderen is mythe Uit een vergelijking van studies uit verschillende landen blijkt dat elke generatie zo’n 1 à 2 procent onechte kinderen telt. Die vaststelling druist in tegen het gangbare idee dat dat cijfer op 10 procent zou liggen. In 2013 namen Leuvense genetici, biologen en sociologen het percentage koekoekskinderen in Vlaanderen onder de loep, aan de hand van het DNA en de stambomen van een duizendtal mannen. Slechts 1 procent per generatie bleek een andere biologische vader te hebben dan verondersteld, en dat cijfer is al vierhonderd jaar stabiel. Het lage percentage lokte heel wat reacties uit. “Sommigen schreven het toe aan de katholieke achtergrond van onze regio. Of men opperde dat de cijfers hoger moesten liggen, omdat er vroeger nog geen voorbehoedsmiddelen
CAMPUSKRANT | 27 APRIL 2016
bestonden. Maar bewijzen voor die beweringen waren er niet”, zegt evolutionair geneticus Maarten Larmuseau. De onderzoekers besloten daarom studies naar vaderschap wereldwijd naast elkaar te leggen: “Uit onderzoeken in Vlaanderen, Italië, Spanje, Mali en Zuid-Afrika komt steeds naar voren dat de koekoeksgraad tussen 1 à 2 procent ligt, al honderden jaren lang. De mythe van 10 procent onechte kinderen per generatie klopt dus niet: het cijfer is overal laag en contraceptiva hebben niet voor een breuklijn gezorgd.”
Betere opleiding voor taptolken nodig In België kan in principe iedereen optreden als tolk bij het vertalen van afgeluisterde telefoongesprekken. Er bestaat geen certificering van het beroep ‘taptolk’ of controle op de kwaliteit van de vertaling. In het licht van de recente gebeurtenissen in ons land is dit een bijzonder zwakke schakel in het politieonderzoek. Tolkwetenschappers van de KU Leuven, Campus Sint-Andries Ant-
werpen, willen daar verandering in brengen. Telefoontaps zijn een belangrijk wapen in de strijd tegen criminaliteit. De afgeluisterde telefoongesprekken worden vaak niet in het Nederlands gevoerd. In dat geval schakelen speurders een taptolk in om het gesprek te vertalen en neer te schrijven. De kwaliteit van deze vertaling is uiteraard van groot belang. “Nu kan het gebeuren dat ze in tijden van nood iemand naar de tapkamer sturen die toevallig de taal spreekt en kan vertalen naar het Nederlands. Deze mensen worden wel gescreend door de Staatsveiligheid, maar dat zegt niets over hun competenties”, zegt Heidi Salaets, hoofd van de Onderzoeksgroep Tolkwetenschap. Naast het vertalen moeten de taptolken het gesprek ook nog eens zo goed mogelijk op papier zetten. “Hoe schrijf je bijvoorbeeld op dat iemand aan de telefoon roept of twijfelt? Op dit moment zijn daar geen regels voor. Van taptolken wordt ook verwacht dat ze kunnen inschatten wat al dan niet gemeend is tijdens een telefoongesprek. Een tolk is niet noodzakelijk getraind om dat te beoordelen.” Bovendien is de software die taptolken ge-
© Joris Snaet
bruiken op dit moment enkel beschikbaar bij de politie. “Momenteel leiden taptolken elkaar een beetje op. Ze leren het programma ‘on the job’ en geven elkaar al doende tips en tricks. Dat moet absoluut beter kunnen”, aldus Katalin Balogh, hoofd van de opleiding Gerechtsvertalen-en tolken. De tolkwetenschappers pleiten er dan ook voor om het profiel van de taptolk duidelijk af te bakenen en een goede opleiding te voorzien.
Karen Maex wordt rector Universiteit Amsterdam Professor Karen Maex – van 2005 tot 2013 vicerector Wetenschap & Technologie van de KU Leuven – wordt rector magnificus van de Universiteit van Amsterdam (UvA). Ze werd unaniem voorgedragen door de benoemingsadviescommissies. Aan de UvA wordt de rector niet verkozen, maar benoemd op basis van een profiel en na inspraak en advies van een aantal bestuursorganen. Als rector van de UvA zal professor Maex bevoegdheid hebben over onderwijs, onderzoek en internationalisering. Ze wordt ook vicevoorzitter van het College van Bestuur. Karen Maex studeerde voor burgerlijk ingenieur en legde zich toe op de micro-elektronica. In 1997 werd ze docent aan de KU Leuven, in 2003 gewoon hoogleraar. Ze legde in haar onderwijs en onderzoek de focus vooral op nanotechnologie. Van 2005 tot 2013 was professor Maex vicerector Wetenschap & Technologie. In 2013 nam ze deel aan de rectorverkiezing, en moest in de tweede ronde de duimen leggen tegen huidig rector Rik Torfs. Begin 2014 werd ze decaan van de Faculteit Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica van de UvA en van de faculteiten Exacte Wetenschappen en Aard- en Levenswetenschappen van de VU, de Vrije Universiteit van Amsterdam. Op 1 juni van dit jaar gaat ze aan de slag als rector van de UvA.
© KU Leuven | Rob Stevens
08
BEELDIGE WETENSCHAP
© Stef Kerkhofs
Dakpannetjes in vrije val? Ingestorte boekenkast? We kijken op microscopische schaal naar de structuur van zeolieten. Dat zijn poreuze materialen die bijvoorbeeld worden gebruikt in wasmiddelen om water te ontharden, of als katalysatoren in de industrie. “Bij dit zeoliet – UTL genaamd – zie je heel dunne plaatjes. Die liggen soms mooi evenwijdig op elkaar, maar ze kunnen ook weleens een bloempje vormen of een stapel leitjes, zoals hier”, legt postdoctoraal onderzoeker Elke Verheyen van het Centrum voor Oppervlaktechemie en Katalyse uit. De leitjes liggen niet toevallig zo: “De gouden vingers van mijn collega Gina Vanbutsele hebben ervoor gezorgd dat de plaatjes op die manier gestapeld zijn, met veel ruimte ertussen. Hoe meer gaten tussen de blokjes, hoe beter voor toepassingen. Het zeoliet heeft dan een groter intern oppervlak om te reageren met andere stoffen.” Een zeoliet met een bepaalde
structuur uittekenen en aanmaken is moeilijk. In haar doctoraat onder begeleiding van professor Johan Martens bekeek Elke Verheyen of je een nieuw zeoliet kan maken via knip- en plakwerk met een bestaand zeoliet. “UTL is nogal onstabiel in de buurt van water en van die eigenschap maken we gebruik. Je kan de dunne plaatjes van UTL laten uiteenvallen in bouwblokjes, en die weer aaneenschakelen tot een andere structuur.” Zo ontwikkelde Verheyen een nieuw zeoliet: OKO, voluit Oppervlaktechemie en Katalyse One – naar haar labo genoemd. “Dit zeoliet is wel stabiel in de buurt van water en is bijvoorbeeld geschikt om ruwe aard olie te verwerken.” Ilse Frederickx Bent u onderzoeker aan de KU Leuven en maakt u intrigerende wetenschapsfoto’s? Mail ze naar nieuws@kuleuven.be.
ONDERZOEK 09
CAMPUSKRANT | 27 APRIL 2016
WEEKMAKERS IN PLASTIC GELINKT AAN AANDACHTSPROBLEMEN
De erfenis
van intensieve zorgen Een kind dat in het ziekenhuis op intensieve zorgen terechtkomt, krijgt later vaak aandachtsstoornissen. En dat heeft niet alleen te maken met zijn of haar medische toestand, maar ook met de chemische stoffen in het materiaal waaruit de infuusslangetjes gemaakt zijn. Ilse Fredericxkx
B
Dubbele pech © Shutterstock
Sören Verstraete: “Ziekenhuismateriaal dat volledig vrij is van ftalaten, bestaat doodeenvoudig nog niet. En je wil uiteraard niet het ene toxische product door het andere vervangen.”
ij de patiëntjes op de dienst intensieve zorgen zien we dat ze later naast een groeiachterstand ook een flinke achterstand hebben op het vlak van intelligentie, gedrag en geheugen. Zo hebben ze een gemiddeld IQ van 88, terwijl dat bij gezonde kinderen op 103 ligt. Houdt die blijvende tol alleen verband met de medische oorzaak van hun kritieke toestand? Of gebeurt er op intensive care iets wat gevolgen heeft op lange termijn?” vraagt arts en assistent-anesthesist Sören Verstraete zich af. In zijn doctoraat onder leiding van professor Greet Van den Berghe, professor Ilse Vanhorebeek en doctor Fabian Güiza, gaat Verstraete op zoek naar antwoorden. Hij onderzoekt daarbij een component van plastic. Heel wat ziekenhuismateriaal is immers van pvc gemaakt: katheters, bloedzakjes, sondes, handschoenen, enzovoort. Om het plastic zacht en week te maken, worden ftalaten toegevoegd. Die chemische stoffen zijn trouwens overal in te vinden: van voedselverpakkingen en cosmetica tot meubels en schoonmaakproducten. “U en ik worden dan ook chronisch blootgesteld aan een lage concentratie ftalaten: we ademen ze in of krijgen ze binnen via onze voeding”, zegt Sören Verstraete. “Maar als je in het ziekenhuis terechtkomt, krijg je op een korte periode een hele hoge dosis te verwerken: zeker bij intensieve zorgen, waarbij er tot twaalf buisjes ingebracht kunnen worden. Door de lichaamstemperatuur en het contact met bloed komen de ftalaten vrij makkelijk los uit het plastic. Ze gaan dan circuleren in het lichaam.”
Ftalaten zijn ongezond, zo bleek al eerder uit wetenschappelijk onderzoek. Doordat ze hormonen verstoren en hersencellen be-
schadigen, kunnen ze ook leiden tot vruchtbaarheidsproblemen en ontwikkelingsstoornissen. In de Europese Unie werden om die redenen een aantal ftalaten verboden in babyspeelgoed en kinderverzorgingsmateriaal, zoals fopspenen. Momenteel hebben ziekenhuizen geen alternatief, vertelt Verstraete: “Ziekenhuismateriaal dat volledig vrij is van ftalaten, bestaat
Onze patiëntjes reageren bij een opdracht op de computer 20 à 30 procent trager dan de gezonde kinderen die we ook testten.
doodeenvoudig nog niet. Het is ook nog niet duidelijk of andere producten beter zouden zijn. En je wil uiteraard niet het ene toxische product door het andere vervangen.” Op dit moment kan men bij een behandeling op intensieve zorgen dus niet om ftalaten heen. Dat is dubbel zo erg voor een kind op intensieve zorgen: “Niet alleen zijn de hersenen nog in volle ontwikkeling, de buisjes die ingebracht worden zijn proportioneel ook groter dan bij volwassenen: zo’n kind krijgt dus een hogere concentratie ftalaten te verwerken. Kinderen met lever- en nierproblemen hebben het nog eens extra moeilijk om al die gevaarlijke stoffen uit hun lichaam af te voeren.” Trager reageren
De onderzoekers gingen na hoe
hoog de concentratie van ftalaten bij kinderen op de dienst intensieve zorgen precies was. “We hebben eerst bij een kleine groep patiëntjes afbraakproducten van DEHP, één van de meest gebruikte ftalaten, in het bloed gemeten. Dat deden we op verschillende tijdstippen: van hun aankomst op de dienst intensieve zorgen tot hun vertrek. Bij gezonde kinderen zijn de waarden zo laag dat ze quasi onmeetbaar zijn. Bij onze patiënten liggen de waarden 150 tot 1000 maal hoger. Die dalen wel naarmate de kinderen minder buisjes nodig hebben. Maar zelfs bij het ontslag uit intensieve zorgen zijn de cijfers nog ontzettend hoog, nog altijd 18 keer hoger dan bij gezonde kinderen.” Om te onderzoeken wat dat op lange termijn kan betekenen, werkten de wetenschappers samen met het Toxicologisch Centrum van de UAntwerpen onder leiding van professor Adrian Covaci en professor Philippe Jorens. “We bestudeerden gegevens van 449 patiënten – van pasgeborenen tot 16-jarigen: de meesten herstelden van een hartoperatie, maar een aantal had een ernstige infectie of had een ongeval gehad. Vier jaar na hun verblijf op intensieve zorgen werden de kinderen uitgebreid getest: op onder meer IQ, geheugen, aandacht en motoriek.” “Als we alle andere mogelijke oorzaken uitfilteren, zien we een duidelijke correlatie tussen de ftalaatwaarden in het bloed tijdens de intensieve zorgen en aandachtsstoornissen op latere leef-
RECHTZETTING
tijd. Met aandacht bedoelen wij hier reactietijden: onze patiëntjes reageren bij een opdracht op de computer 20 à 30 procent trager dan de gezonde kinderen die we ook testten. Met ftalaten kunnen we de helft van het effect van de vertraagde reactietijden verklaren; er spelen dus nog andere, onbekende factoren een rol.” Alternatieven
Om de wetenschappelijke puntjes op de i te zetten, waarschuwt Verstraete nog dat het in dit onderzoek niet over ADHD gaat. “ADHD is een veel bredere diagnose dan alleen reactietijden. En we stellen hier ook enkel een associatie vast, geen oorzakelijk verband. Om te bewijzen dat ftalaten aandachtsstoornissen zouden veroorzaken, moeten we een groep patiënten mét ftalaten in de behandeling vergelijken met een groep patiënten zonder ftalaten in de behandeling – dat kan uiteraard niet. Voor andere mentale problemen, zoals een lager IQ, vonden we overigens geen verband.” “Dit zijn kinderen met grote gezondheidsproblemen. Maar dat die problemen nog verergerd worden door bepaalde aspecten van de behandeling, daar hebben ze natuurlijk niet om gevraagd. Het is dan ook belangrijk dat we dit onderzoek voortzetten en dat we ook de alternatieven voor ftalaten testen. Want zonder plastic buisjes kan er op dit moment geen levensnoodzakelijke intensieve zorg gegeven worden.”
Seltsjoeken In het artikel over Sagalassos in het vorige nummer van Campuskrant (23 maart 2016) is helaas een fout geslopen. De tekst vermeldt dat “de stad aan het begin van de 13de eeuw veroverd werd door de Arabische Seltsjoeken.” De Seltsjoeken waren echter geen Arabisch volk, maar Oghuz-Turken.
10
CULTUUR
KUNSTENATELIER VOOR STUDENTEN EN PERSONEEL Met het BAC Atelier wil de universiteit jonge kunstenaars onder haar studenten en personeelsleden een ruimte bieden waar ze hun talent ten volle kunnen ontplooien. Het voormalig Instituut voor Bacteriologie werd omgebouwd tot een plek waar experiment en kruisbestuiving tussen de verschillende kunsttakken centraal staan. Wij gingen kennismaken met twee kunstenaars die een plekje in het atelier wisten te bemachtigen. TEKST: Pieter-Jan Borgelioen FOTO’S: Rob Stevens
www.kuleuven.be/ cultuur/bacatelier
CAMPUSKRANT | 27 APRIL 2016
MARCIA LIU IS FILOSOFIESTUDENTE EN DANSERES
“ Danskunst over dieren en Nietzsche, interessant toch?” Marcia Liu volgde les aan de dansschool van Anne Teresa De Keersmaeker en speelde dansvoorstellingen in binnen- en buitenland. Momenteel studeert ze filosofie en tracht ze de inzichten die ze tijdens haar opleiding opdoet te verwerken in een solovoorstelling. “Iets van jezelf delen met een publiek geeft enorm veel voldoening.”
M
arcia Liu heeft de voorbije jaren amper stilgezeten. En dat mag je gerust letterlijk nemen: ze doet er alles aan om een carrière als professionele danseres uit de grond te stampen. Haar eerste passen zette ze aan de Academy for Performing Arts in haar thuisbasis Hong Kong, waar ze na vier jaar haar diploma haalde. “Aan de academie heb ik veel geleerd, maar tijdens het laatste jaar kreeg ik toch het gevoel dat ik nog geen volwaardige danseres was”, zegt ze. “Misschien omdat men in Hong Kong nogal veel aandacht besteedde aan het esthetische aspect van dans, aan ‘mooi dansen’, terwijl ik eerder naar manieren zocht om mijn emoties uit te drukken en die om te zetten in beweging. Ik wist dat er iets meer was, maar had geen idee waar ik moest beginnen zoeken ...” Het antwoord kwam toen een lerares haar videobeelden toonde van Rosas danst Rosas, de bekende voorstelling van Anne Teresa De Keersmaeker. “Die blies me echt omver. Ik was enorm gegrepen door de intensiteit ervan en het maakte me tegelijk erg benieuwd. Op een bepaald moment hoorde ik dat P.A.R.T.S., de dansschool
van De Keersmaeker, studenten wilde rekruteren in Azië. Ik deed mee aan de preselecties in Tokio, slaagde en mocht auditie doen in België. Toen ik hoorde dat ik het jaar erop mocht beginnen, sprong ik een gat in de lucht! (lacht)” Eén van de jongens
“Naar België komen heeft enorm bijgedragen aan mijn groei als artieste”, zegt ze. “Bovendien voelde het aan als een bevrijding. Mijn familie was niet erg blij dat ik dans studeerde en omdat ik nog thuis woonde, werd ik daar telkens mee geconfronteerd. Het is sowieso goed om uit je comfortzone te treden, dat maakt je sterker als persoon. Natuurlijk waren er ook moeilijke momenten: aanvankelijk sprak ik maar moeizaam Engels. Ik had soms moeite om me uit te drukken en mijn lesgevers duidelijk te maken wat ik zocht in de danskunst. Ik heb me letterlijk én figuurlijk onbegrepen gevoeld. Ik werd beschouwd als het exotische, schattige danseresje, terwijl ik soms gewoon ‘één van de jongens’ wilde zijn.” Nadat ze twee jaar had schoolgelopen aan P.A.R.T.S., volgde een creatieve dip. “Ik heb een
jaar lang amper gedanst”, zegt ze. “Het lukte me maar niet om mijn eigen stem te vinden, en op den duur begon ik sterk te twijfelen of het allemaal wel zin had. Die zoektocht naar zingeving is één van de redenen waarom ik filosofie ben gaan studeren aan de KU Leuven: ik wilde nieuwe inzichten en zienswijzen ontdekken. Omdat ik mijn studie nog steeds combineer met dansoptredens, is het een erg intensieve periode. Maar ik ben blij dat ik eraan begonnen ben. De twee vullen elkaar ook aan. Zo probeer ik bepaalde filosofische concepten te verwerken in mijn werk als danseres.” “Eén van de thema’s waarrond ik graag werk is existentialisme. Omdat ik altijd gefascineerd ben geweest door de dierenwereld, combineer ik de filosofische ideeën errond met de manier waarop wij als mensen naar het dierenrijk kijken. Het viel me al snel op dat wij het gedrag van dieren steeds willen verklaren en er zin aan geven. We noemen ze ‘agressief ’ of ‘schattig’ en dichten ze eigenschappen toe die eerder eigen zijn aan de mens en zijn gevoelswereld. Het is leuk om daarmee te spelen in een dansvoorstelling. Ik tracht het gedrag van dieren te verwerken in mijn dansbewegingen en het publiek zo iets te vertellen over de manier waarop mensen die bewegingen opvatten. Mijn boodschap is: nee, wij zullen dieren nooit begrijpen (lacht).” Solo
Als danseres werkte Marcia de voorbije jaren samen met choreografen, opera- en theaterregisseurs en trad ze op in binnen- en buiten-
JOHAN GOVAERTS IS OPERATIEVERPLEEGKUNDIGE EN FOTOKUNSTENAAR
“ Ook tijdens operaties maak ik altijd de foto’s” Johan Govaerts combineert zijn passie voor fotografie met een job als operatieverpleger in Gasthuisberg. Voor zijn foto’s en video’s vindt hij inspiratie in het ziekenhuis, en bij de beschrijving ervan blijft hij even nuchter als de patiënten op de operatietafel. “Aan mijn werk ken ik geen zweverige betekenissen toe. Kunst moet vooral mooi zijn.”
© KU Leuven | Rob Stevens
I Johan Govaerts: “Ik denk eraan om een huis te bouwen met VHSvideocassettes.”
k ben pas laat met kunstfotografie begonnen”, zegt Johan Govaerts. “Al ben ik er wel altijd in geïnteresseerd geweest. Ik bezoek al jarenlang geregeld fototentoonstellingen en musea, en had al wat avondlessen fotografie en cursussen Photoshop gevolgd. Maar ik bleef eigenlijk wat op mijn honger zitten en wilde creatievere dingen maken.” Zeven jaar geleden schreef hij zich in voor de richting digitale kunst aan SLAC / Academie voor Beeldende Kunst in Leuven. “Daar is een nieuwe wereld voor me opengegaan. Ik heb er enorm veel geleerd en heb mijn interessegebied kunnen uitbreiden. Aanvankelijk maakte ik voor de opleiding enkel foto’s, maar na een tijdje raakte ik ook geïnteresseerd in installaties en videokunst. Op een bepaald moment begon ik te experimenteren
met one minute films, korte kunstfilmpjes waarin je in één minuut iets tracht weer te geven. Ik deed mee aan een wedstrijd in Gent en won meteen de eerste prijs (lacht). Inmiddels heb ik veel van die films getoond in binnen- en buitenland, met als hoogtepunt een groepstentoonstelling in de APT Gallery in Londen.” Ook zijn foto’s werden meermaals tentoongesteld en in 2012 deed Govaerts mee aan de Canvascollectie, waar hij met drie ingezonden werken de finale selectie haalde. “Ik heb lang getwijfeld of ik zou meedoen. Ik vroeg me af of dat wel iets voor mij was, op tv komen ... Maar uiteindelijk ben ik heel blij dat ik die stap heb gezet. Mijn werken zijn tentoongesteld in Bozar in Brussel en ik heb er veel mooie commentaren over gekregen, onder meer van de museumdi-
CULTUUR
11
© KU Leuven | Rob Stevens
CAMPUSKRANT | 27 APRIL 2016
Marcia Liu: “In Hong Kong ging het vooral over ‘mooi dansen’, terwijl ik veeleer naar manieren zocht om mijn emoties uit te drukken.”
land. “Vorig jaar heb ik in een opera gedanst in De Munt in Brussel, en momenteel ben ik op Europese tournee met een Portugese choreograaf. Ik werk graag samen met mensen uit verschillende kunsttakken. Performancedanseres is wel een hard bestaan. Je werkt eigenlijk voornamelijk als freelancer en weet nooit of je
volgende maand nog een job zal hebben. Omdat je bepaalde stukken maar voor een korte periode speelt, is het ook moeilijker om je er volledig aan over te geven.” In het BAC Atelier wil ze dan ook graag werken aan een soloperformance. “Daar kijk ik erg naar uit”, zegt ze. “Het is een luxe om een jaar lang
zeker te zijn van een ruimte waarin ik kan oefenen en zelf iets in elkaar kan boksen. Elke jonge kunstenaar wil graag zijn eigen werk brengen. In zo’n performance kan ik mijn gevoelens de vrije loop laten. Ik wil niet de beste danseres zijn, maar mijn inzichten delen met een publiek. Als zoiets lukt, haal ik er enorm veel voldoening uit.”
recteurs. De erkenning van topmensen in het vak was uiteraard aangenaam. Zelfs nu word ik er nog af en toe op aangesproken. Wat die mensen willen weten? Meestal de prijs van mijn werken (lacht).”
traag voortbeweegt en weet je als toeschouwer niet meteen wat er precies gebeurt. Dat schiep een bijzondere, bevreemdende sfeer. Door met zulke dingen te experimenteren, onderscheid ik me van andere kunstenaars.”
Hospitaalinspiratie
(G)een idee
anderen er ook de schoonheid van inzien. Daarnaast probeer ik mensen te verrassen, me te verdiepen in verschillende fototechnieken en zoveel mogelijk te experimenteren.” Dat laatste wil Govaerts ook doen in het BAC Atelier. “Momenteel volg ik een cursus collodiumfotografie. Dat is een techniek waarbij je foto’s afdrukt op een glasplaat, zoals in de begindagen van de fotografie. De combinatie van oud aandoende beelden en een hedendaagse setting lijkt me erg interessant.” “Daarnaast hoop ik met een aantal andere kunstenaars samen te werken. Ik heb veel bewondering voor de enorm mooie constructies
van architecten Pieterjan Gijs en Arnout Van Vaerenbergh (die de komende vier jaar residents zijn in het BAC Atelier – red.). Ik denk eraan om met hun hulp een huis te bouwen met VHS-videocassettes – die ben ik al een tijdje aan het verzamelen. Het lijkt me ook leuk om digitale fotografie te combineren met technieken uit de donkere kamer. En daarnaast heb ik nog tal van andere ideeën. Of ik ooit zonder kom te zitten? Nee, dat valt maar zelden voor (lacht).”
Als hij niet in de weer is met filmrolletjes of montageprogramma’s, werkt Govaerts als operatieverpleegkundige op de Campus Gasthuisberg van UZ Leuven, waar hij de artsen assisteert tijdens operaties. “Eigenlijk speelt fotografie ook in die job een rol”, lacht hij. “Tijdens operaties maak ik altijd de foto’s. Voor medische dossiers is het bijvoorbeeld belangrijk om beelden te hebben van hoe een open wonde evolueert na een operatie. Ik vind het aangenaam dat ik ook in die job creatief kan zijn. En de combinatie met kunstfotografie werkt uitstekend.” “Mijn inspiratie vind ik vaak in het ziekenhuis”, zegt hij. “Ik experimenteer graag met de machines en technische procedés die ik hier aantref. Zo heb ik eens het printertje van een gynaecoloog geleend en fotootjes afgedrukt op het soort papier dat doorgaans gebruikt wordt voor echografieën. Ik koop ook veel afgedankte toestellen over van het ziekenhuis, zoals lichtbakken of oude monitoren. Daarnaast maak ik geregeld foto’s van lege operatiezalen, die ik daarna bewerk met de computer.” “Een andere keer heb ik een korte film gemaakt van een chirurgische insnijding bij een patiënt, uiteraard met toestemming van de betrokkenen. Daarbij heb ik het beeld vrijwel volledig ingezoomd op de scalpel. Omdat de beelden in zwart-wit zijn gefilmd en in slow motion worden afgespeeld, zie je enkel het mes dat tergend
Hoewel originaliteit zijn handelsmerk is, zit er naar eigen zeggen maar zelden een ‘diepere betekenis’ in zijn werken. “Daarin ben ik niet geïnteresseerd. Ik hou er niet van om eindeloos te palaveren over mijn foto’s of video’s. Naar mijn mening wordt daaraan te veel aandacht besteed. Ik wil vooral mooie dingen maken en hoop dat
Meer info over het werk van Johan Govaerts: http://users.telenet.be/jgovaerts
Benoemd of onderscheiden • Jirki Thibaut (Onderzoeksgroep Middeleeuwen) ontving de scriptieprijs van de Vereniging voor Nederlandse Kerkgeschiedenis voor haar masterproef ‘Hervorming en identiteit, monastieke idealen in 10de-eeuws Lotharingen’ (promotor: professor Brigitte Meijns). • Emeritus professor Jacques Duysens (Departement Kinesiologie) ontving een Honorary Membership Award van de International Society of Posture & Gait Research (ISPGR). • Ruth Dassonneville, docent aan de Université de Montréal (Canada) en vrijwillig medewerker aan het Centrum voor Politicologie, is genomi-
neerd voor de Jaarprijs Politicologie, die de beste • Emeritus professor Jacques Gruwez heeft de prijdoctoraatsverhandeling politieke wetenschapzen uitgereikt van het Professor Jacques Gruwez pen in de Lage Landen bekroont en wordt uitFonds. Die gingen naar Tom Verbelen (Departegereikt door de Vereniging voor politieke wetenment Cardiale Heelkunde) (1.500 euro), Céline schappen (VPW) en de Nederlandse Kring voor Clement (Departement Traumatologie) (1.000 Wetenschap der Politiek (NKWP). euro) en Marie Cappelle (Departement Abdominale Transplantatieheelkunde) (500 euro). • Postdoctoraal onderzoeker Jennifer Vandooren (Laboratorium Immunobiologie Rega • Postdoctoraal onderzoeker Koenraad Van Instituut) won de top award voor beste monMeerbeek (Departement Aard- en Omgevingsdelinge presentatie tijdens de Winter School on wetenschappen) won de Rudi Verheyen Prijs (8.000 euro) voor zijn doctoraatsonderzoek Proteinases and Inhibitors van de Universiteit van Salzburg, voor haar presentatie ‘Novel innaar de omzetting van biomassa in bio-energie. sights in matrix metalloproteinase-9 trimerizaDe prijs werd uitgereikt door Vlaams minister tion and its functional implications’. van Natuur Joke Schauvliege en de UAntwerpen.
12
MAATSCHAPPIJ
CAMPUSKRANT | 27 APRIL 2016
SCHOLIEREN TREKKEN DAGJE LABOJAS AAN
machine. De vorm van de kroontjeswipper bepalen en de namen van het duo erin graveren gebeurt met een computergestuurd exemplaar. “We hebben het ontwerp gemaakt met een speciaal computerprogramma”, zegt Dries. “Via de computer worden de juiste coördinaten doorgestuurd zodat de machine weet wat ze precies moet uitsnijden.” Nadat de freesmachine het werk heeft gedaan, tonen de twee trots hun kroontjeswipper aan onze fotograaf. “Echt een leuk cadeautje”, vindt Nigel. “En een pak nuttiger dan notities die je maakt tijdens de les (lacht).” Nuttig werk
Body language
© KU Leuven | Rob Stevens
“ Als ik geen profvoetballer word,
kom ik hier werken”
Het technisch personeel van het Departement Natuurkunde en Sterrenkunde kreeg onlangs een stevige verjongingskuur. Middelbare scholieren Dilan (14) en Nigel (14) draaiden er een dagje mee en waren dolenthousiast: “Zo’n deeltjesversneller wil ik thuis ook wel!” Pieter-Jan Borgelioen
D
ilan en Nigel volgen les aan het Sint-Jozefinstituut in Kessel-Lo en zitten in het tweede jaar Office en Retail, een richting uit het beroepsonderwijs. Ze verruilden de schoolbanken een namiddag lang voor het Departement Natuurkunde en Sterrenkunde, waar ze aan den lijve ondervonden wat een job als technisch medewerker aan de unief inhoudt. Dat gebeurde in het kader van Jobspotters, een initiatief van de stad Leuven dat jongeren wil laten proeven van verschillende beroepen. Handen uit de mouwen
De ‘werkdag’ begint met een rondleiding door enkele onderzoekslabo’s van het departement, waar de twee hun ogen uitkijken. “We werken hier met hoogtechnologische apparatuur”, zegt professor Kristiaan Temst, terwijl hij Nigel en Dilan een tunnelmicroscoop laat zien. “Bepaalde onderdelen van die opstellingen kan je niet zomaar kopen in de winkel. Ze worden voor een groot deel ontworpen door onze technici. Die moeten de wensen van de onderzoekers vertalen naar concrete toepassingen.” Even later vergapen Dilan en Nigel zich aan een toestel om nanodeeltjes te maken en twee futuristisch aandoende deeltjesversnellers. “Die vind ik echt in-
drukwekkend”, zegt Nigel. “Zo wil ik er thuis ook wel één (lacht).” Na de rondleiding steken Nigel en Dilan de handen uit de mouwen in de mechanische werkplaats, waar ze aan de slag gaan met een freesmachine. Daarbij krijgen ze hulp van technisch medewerkers Bart en Dries. “Met een freesmachine kunnen we een vorm of profiel snijden
Nigel (14):
Die kroontjeswipper is een pak nuttiger dan notities die je maakt tijdens de les. uit verschillende materialen, aluminium bijvoorbeeld”, legt Bart uit. “Omdat je voor bepaalde opstellingen of machines heel specifieke onderdelen nodig hebt, moeten we die echt op maat maken. Voor deze gelegenheid maken we een gepersonaliseerde kroontjeswipper – een soort flesopener – uit aluminium.” Voorzien van een laboratoriumjas, een paar handschoenen en een veiligheidsbril snijden Dilan en Nigel een klein stuk aluminium uit met een klassieke frees-
R
udi Mannaerts kan er nog niet over uit: toen hij in 2000 pastoor werd van de kerk van Sint-Andries in hartje Antwerpen, bleek de mis in de parochiezaal te worden gehouden: “Met een doodgewone eettafel, en vast tapijt!” Typerend voor de tapisplanisering van de Kerk, noemt hij het. Hij haalde resoluut beelden en ornamenten van zolder, knapte ze op, richtte themahoekjes in en maakte de kerk een stuk kleurrijker. “Dan heeft ze toch meer kracht?” De kunsthistoricus en toeristische gids in hem vallen niet te loochenen: hij wijst een Rubens aan, en de doopvont waarboven Hendrik Conscience en Lode Zielens gedoopt zijn. En uiteraard het barokke preekgestoelte van waarop hij op hoogdagen zijn preek houdt. Een fonteintje bij het monument voor de overledenen, een reeks heiligenportretten met daarnaast een spiegel met het opschrift ‘Ik?’, het bekende Mariabeeld gekleed in een ontwerp van Ann Demeulemeester, een restant van de rode confetti die met Pinksteren vanaf de gewelven naar beneden dwarrelt ... En de bokszak, waarop gelovigen hun frustraties met God kunnen uitleven: “Nee, dat heb ik nog niemand zien doen. Maar die bokszak doet veel, ook zonder dat er op wordt gebokst.”
Dilan en Nigel tonen hun zelfgefreesde naam op een kroontjes wipper. "Echt een leuk cadeautje."
De twee scholieren kijken tevreden terug op hun namiddag als technisch medewerker. Of ze er ooit hun job van willen maken? “Ik wil in de eerste plaats profvoetballer worden”, zegt Nigel. “Je gelooft me niet? Ik voetbal nu al bij Anderlecht, dus die kans zit er dik in. Maar werken aan de universiteit is een goede tweede keuze (lacht).” “Mij lijkt het ook wel wat”, zegt Dilan. “Maar het is nog een beetje vroeg om daar nu al aan te denken. We hebben nog wat schooljaren voor de boeg. Al is het wel tof om eens te zien hoe het er hier aan toe gaat. Volgende week komen we nog eens terug naar het departement en dan gaan we aan de slag in het elektronica-atelier. Daar gaan we een elektronische schakeling maken. Lijkt me ook wel boeiend!” Ook professor Temst is blij met het verloop van de dag. “Het is de eerste keer dat we deelnemen aan Jobspotters en het is zeker voor herhaling vatbaar”, besluit hij. “Naast professoren en onderzoekers beschikt ons departement over een uitgebreide technische staf, die uniek en cruciaal werk verricht. Ik vind het belangrijk dat jongeren ook dat aspect van de universiteit leren kennen.”
Mannaerts werd vorige maand tijdens de nacht van de KMO verkozen tot figuur van het jaar. De Standaard noemde hem ‘de marketeer van God’. Vier tot vijf keer zoveel kerkgangers vinden de weg naar Sint-Andries sinds hij er pastoor is. Hoe doet hij dat? “Met decor, met klank en woord. De kerk is te steriel en te saai geworden. De mystiek is verdwenen. Er is geen body language meer, er wordt niet meer geknield bijvoorbeeld. We hebben meer leven in de brouwerij nodig, meer spektakel. Naar de kerk gaan moet een belevenis zijn.” En voor die belevenis trekt Mannaerts alle registers open. Hij preekt bewust in spreektaal, en een paar keer per jaar zelfs in het Antwerps – de laatste preek was getiteld ‘Amai menne frak’, te bekijken op YouTube uiteraard. Van ‘siroopliederen’ moet hij niets hebben, geen De wereld is een toverbal voor hem. Liever zingt hij voor in het gregoriaans of laat hij flamencomuziek – inclusief danseressen – of hedendaagse beats weerklinken in zijn kerk: “Er is zulke prachtige muziek tegenwoordig. Al is het een beetje moeilijk om er te vinden met teksten die religieus geïnspireerd zijn.
ALUMNI
13
© KU Leuven | Rob Stevens
CAMPUSKRANT | 27 APRIL 2016
SPEELS EN STOUT: PASTOOR RUDI MANNAERTS TREKT ALLE REGISTERS OPEN
“This is my church” “Naar de mis gaan moet een belevenis zijn”, vindt Rudi Mannaerts, oud-student kunstwetenschappen en met stip de meest flamboyante pastoor van het land. Om zich heen ziet hij de interesse verdampen, maar zijn eigen kerk zit stampvol: “Er is meer leven nodig in de brouwerij. Ik zou nog liever een vrolijke heiden zijn dan een benepen katholiek.” TEKST: Ine Van Houdenhove | FOTO: Rob Stevens Maar ik heb al filmmuziek gebruikt, Pink Floyd ... Af en toe, als ik alleen ben, laat ik God is a DJ weerklinken door de kerk: This is my church, this is where I heal my hurts.” De gelijknamige kerstviering voor het goede doel, in 2004, haalde de nationale pers: drie dj’s, house- en dancemuziek, priesters geflankeerd door schaars geklede danseressen: “Aanvankelijk zouden ze als engelen gekleed gaan. Laat dat maar en doe maar gewoon, zei ik. Dat had ik misschien beter niet gezegd ...” Kerk en Leven ontving vierhonderd boze lezersbrieven en Mannaerts kreeg van hogerhand het verzoek om zulke dingen voortaan toch liever even vooraf te bespreken. Tropical night
Het was een bevlogen priester-leraar die de dertienjarige Rudi deed voelen: ‘dat wil ik ook’: “Ook al was dat in de jaren zeventig al niet doorsnee meer, de idee heeft me nooit meer losgelaten. De kerkelijke rituelen die ik zag als ik zong in het kathedraalkoor, maakten grote indruk. Ik voelde er de mystiek van het
Veel pastoors zijn blijven steken in wat eind jaren zestig modern was. Dat is misschien goed voor oma’s en opa’s, maar Kevin en Kelly gaan niet volgen hoor!
leven in. Omdat ik wilde weten waar die priesters de mosterd vandaan haalden, lag er op mijn nachtkastje een bijbel, ik las elke avond een hoofdstuk uit het evangelie.” Vijf jaar later raadde het seminarie de jonge Rudi aan om toch eerst iets anders te gaan studeren vooraleer de priesterstudies aan te vatten. Om iets te hebben om op terug te vallen, voor het geval dát. Dus trok hij naar Leuven. Op kot in het Heilige Geestcollege werd hij barverantwoordelijke. “Als Antwerpse snob toverde ik die bruine kroeg om in een bar met blue light. Eén keer zijn we ’s nachts riet gaan kappen in de tuin van Letteren, om die vervolgens door Leuven naar onze bar te slepen, waar we een tropical night wilden houden. Ik ga nog altijd graag uit, naar het schoolbal – ik geef halftijds godsdienst –, of naar de fuiven van de zeescouts, waar ik aalmoezenier ben.” Maar als student was hij ook een strever: “Zeker in het eerste jaar. Ik was zo geboeid door de stof, ik zat altijd op de eerste rij, al was het soms met slaapoogjes.” Op het seminarie nadien waren zijn
punten minder schitterend. “Ik heb een halfjaar langer stage moeten doen, men vroeg zich af of ik wel het juiste profiel had. En Sint-Andries – lang de parochie van miserie genoemd – was duidelijk niet als Jeruzalem bedoeld maar als Bethlehem ... Het botste regelmatig. Ik werd vaak als conservatief beschouwd, onder meer omdat ik zoveel waarde hecht aan decor en rituelen. Veel pastoors zijn blijven steken in wat eind jaren zestig modern was. Dat is misschien goed voor oma’s en opa’s, maar Kevin en Kelly gaan niet volgen hoor!” Knarsestanden
Onder zijn leren jekker draagt hij altijd wat hij zijn uniform noemt: een zwart hemd met priesterboordje. “Natuurlijk heb ik jeansbroeken, en kleren om in te fitnessen, maar in het openbaar is dit een getuigenis.” Niet overbodig, vindt hij: “Jongeren die op zoek zijn naar zin in onze plat-commerciële westerse samenleving denken op den duur dat de islam of het boeddhisme de enige alternatieven zijn. Waar blijven de christenen? Een meisje vertelde me onlangs over
de prachtige tekst over de liefde die ze in Thailand had gelezen in een tempel. Bleek het om de eerste brief van Paulus aan de Korinthiërs te gaan. En recent nodigden mijn leerlingen me uit voor het hamburgerfestijn van de school. Georganiseerd in de afgedankte kapel. Op zondag. In de vastentijd. Ik dacht het niet ...” Hij is ontgoocheld in de Kerk omdat een strategische aanpak om de ontkerkelijking tegen te gaan achterwege blijft, zegt hij. En hij stelt tegelijk met spijt vast dat een kleine kern zich terugplooit op een hardere en meer bekrompen versie van het katholicisme: “Als ik moet kiezen tussen een vrolijke heiden zijn of een benepen katholiek, dan weet ik het wel.” Hij blijft zichzelf, speels en stout, een pastoor die droomt van een bedevaart met step en een rapmis met Slongs Dievanongs. En die, zoals hij onlangs aan Cathérine Moerkerke toevertrouwde, nu een stuk van zijn Saturday Night Fever opgeeft, in de hoop dat in het hiernamaals een grotere party is: “Het celibaat is af en toe knarsetanden. Maar ik wil de beperkte tijd die we hier mogen doorbrengen niet verspillen. En ik mag dan soms al eens reden hebben om de benepenheid van het kerkbestuur te hekelen, tegelijk ben ik heel dankbaar om de kansen die ik krijg binnen het instituut. Aan het einde van de dag zeg ik deo gratias.”
14
ALUMNI
CAMPUSKRANT | 27 APRIL 2016
LEVEN na LEUVEN PAUL VAN DEN BOSCH, ‘SPORTKOTTER’ EN COACH
“ Ik heb veel vaker dan gewonnen”
verloren
“Wat is de maatschappelijke relevantie van mannen die achter een bal aan lopen? Van een veldrijder die een uur lang rondjes draait?” Na 27 jaar als coach van toppers als Sven Nys en Marc Herremans stelt Paul Van Den Bosch (59) zich wezenlijke vragen. Maar hij geeft ook een aanzet tot antwoorden, bijvoorbeeld in zijn gloednieuwe functie als adviseur van Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits. TEKST: Katrien Steyaert | FOTO: Rob Stevens
H
ij gebaart dat ik mag binnenkomen. Zijn ‘welkom’ moet hij lippen, want hij zit middenin een telefoongesprek over een workshop die hij binnenkort geeft. Hij mag dan net het hoofdstuk Sven Nys afgesloten hebben en gestopt zijn als leerkracht lichamelijke opvoeding – 31 maart was zijn laatste dag op school – Paul Van Den Bosch’ agenda kent nog altijd nauwelijks leegtes. “Waar iets wegvalt, komt iets nieuws in de plaats”, zegt hij zonder hoorbare heimwee. Hij viel zijn poulain na diens laatste cross snikkend in de armen, maar de grote emoties zijn intussen gaan liggen. “Ik ga de trainingen met Sven en de kick van de prestaties missen, maar niets is voor eeuwig. Voor mijn vrouw was het trouwens de mooiste dag van haar leven. Ze is een enorme fan, maar het bezorgde haar ook kopzorgen. Als Sven verloor, zag ze dat ook als mijn verlies.” Plus: in het seizoen moest ze haar echtgenoot vaak missen, minstens elk weekend – koers – en woensdagvoormiddag – vaste crosstraining met Nys in de Lichtaartse bossen. “Als coach ben ik er van dag één voluit voor gegaan. In 1988 sprak ik triatleet Kris Mariën aan: ‘Gij hebt geen coach, ik heb geen atleet, zullen we samenwerken? Ge gaat me nooit moeten betalen. Ge moet alleen doen wat ik u zeg.’ Vanaf dat moment stond ik drie, vier keer per week om halfzes op om in het zwembad van Mol te kunnen trainen met Kris. Hij was mijn proefkonijn.”
ik graag doe: het geeft me het gevoel een zondagskind te zijn. Tegelijk: als ik niet zo hard had gewerkt, me niet zo continu had bijgespijkerd, dan was er nu van Energy Lab geen sprake. Ik ben er zó fier op”, zucht hij. Propere lei
Zondag anatomie
Gulzige nieuwsgierigheid dreef hem altijd verder. “Ik deed zelf aan triatlon, maar het wetenschappelijke passioneerde me op den duur veel meer dan de sport zelf. Melkzuur, hartslag, zuurstofopname, het was nieuw en ik wilde er alles over weten.” Hij toont een onbestemd, grijs bakje. “Mijn tweede melkzuurtoestelletje.” Hij glimlacht. “Voorhistorisch, maar 25 jaar geleden een fantastisch ding. Vanaf toen ging al mijn geld naar de beste toestellen en boeken, naar de ontwikkeling van mijn eigen software. Ik ging ermee de boer op, maar
Dat heb ik geleerd door met veel mensen te werken: zodra het cement weg is, valt de muur in elkaar.
Het begon allemaal waar we zitten: in zijn voormalige garage. De plek waar nu de Lounge Chair van Eames staat en een strak boekenrek hangt. Congo van David van Reybrouck, Zuiverheid van Jonathan Franzen – “onwezenlijk goed” – een biografie van ex-voetbaltrainer Alex Ferguson, de gids Spreek als TED. In zijn studententijd koesterde hij vooral elpees: van Zjef Vanuytsel, Chuck Berry, Queen. “Ik was zeventien toen ik in Leuven arriveerde, want mijn ouders hadden mij om God weet welke reden al op mijn vijf jaar laten beginnen in het eerste studiejaar. Daardoor liep ik, zeker in het college, continu achter de feiten aan. Later heb ik mijn zoon nooit boven zijn level gezet op school omdat ik weet hoe belangrijk het is dat een kind zich goed voelt. Als je altijd moet krabbelen, kun je jezelf minder ontwikkelen. Dat geldt ook voor atleten. Goalsetting heet dat.” “In die zin was Leuven een verlossing: ik kon met een schone lei beginnen. Ik heb keihard gewerkt. Falen was gewoon geen optie. Elke zondag studeerde ik acht tot tien uur anatomie, het buisvak. Alleen van halfvijf tot zes zag ik mijn huidige vrouw. Ja, ik ben met mijn eerste lief getrouwd. En voor anatomie haalde ik uiteindelijk twintig op twintig.” Bij Cécile
de geesten van de sportartsen waren nog niet rijp. Ik volhardde. Ik wist waar ik mee bezig was. Dat zei ik ook tegen mijn vrouw.” Ze stond achter hem, net als Bob Verbeeck, ex-topatleet en CEO van sportmediabedrijf Golazo, die Van Den Bosch uitnodigde om trainings- en begeleidingscentrum Energy Lab op te richten. “Zulke mensen ontmoeten, mogen doen wat
Op het einde van het gesprek zal hij zijn bezorgdheid uiten. “Dit mag niet klinken als: ‘kijk eens wat ik allemaal verwezenlijkt heb en hoe geweldig het allemaal was’.” Maar in de gloed van vervlogen tijden is hij niet te stoppen. “Ik had nog een echte kotmadam die mijn bed kwam opmaken, en hele goeie medestudenten. ’s Avonds werkten we eerst nog, en tegen een uur of negen troffen we mekaar in ’t Gulden
INFOBEURS Leer meer over onze bacheloropleidingen. 30 april 2016 (10-16 u.)
www.kuleuven.be/infobeurs
Hof, een straathoek verder, bij Cécile. Haar man was ervandoor gegaan en wij, die daar elke avond een pint dronken en pietjesbak speelden, beschermden haar. We hebben een paar keer brutale mannen buiten gezet.” Het vriendenclubje is intussen weggedeemsterd. “Dat heb ik geleerd door met veel mensen te werken: zodra het cement weg is, valt de muur in elkaar.” Off the record volgt het pijnlijke relaas van een te abrupt afscheid, maar hij haast zich om te zeggen dat hij met de meeste van zijn atleten de goeie band behield. “Er was veel dankbaarheid. Alleen mag je het daarvoor niet doen als coach.” Die les kreeg hij al van Mon Van Den Eynde, de iconische trainer van Ivo Van Damme en Miel Puttemans, die destijds op de sportkotpiste voorbij draafden. “Mon vertelde ons onder andere hoe De Gaulle, zodra hij president was, zich afzette tegen de Amerikanen die Frankrijk bevrijd hadden. Mensen die te lang moeten ontvangen en dankbaar zijn, voelen zich op den duur ondergeschikt en krijgen negatieve gevoelens ten opzichte van hun gevers. Kris Mariën zei het me achteraf ook: Hoe vaak ik u van de kant van dat zwembad heb willen sleuren ... Mon zag één remedie: je als coach laten betalen. Dan ben je in evenwicht. En toch blijft coachen geven, continu geven.” Ironman
Hij kon ermee leven, maar er waren moeilijke dagen. “Dat er problemen waren, dat het te veel werd.” Ook vandaag staan zijn ogen vermoeid. “Maar goed, overwinningen geven natuurlijk veel energie.” Met zijn sporters haalde hij vijf Europese en tien wereldtitels in vijf verschillende disciplines. Aan de muur hangt een lijst met de gouden medaille die Dirk van Gossum in 2000 won op de Ironman in Lanzarote. Twee jaar later stond Van Den Bosch aan het ziekbed van een andere Ironman: Marc Herremans. “Maar ik was er ook bij toen Marc minder dan twee jaar later als handbiker finishte in Hawaii. Dat was onwaarschijnlijk intens.”
ALUMNI
CAMPUSKRANT | 27 APRIL 2016
Al bij al blijven het eenzame uitschieters. “De vijf renners die ik nu persoonlijk coach bij Lotto Soudal hebben van de pakweg 120 gereden koersen er vijf gewonnen. Mooie zeges, maar in totaal gaat het dus over vier procent. Dat moet je als coach inzien. Ik heb al veel vaker verloren dan gewonnen.”
Meer sporten zal de bommen niet doen verdwijnen, maar als we met z’n allen veerkrachtiger worden, dan wordt de wereld toch alleen maar mooier?
ter een bal aan lopen, van een veldrijder die een uur lang rondjes draait? Die vraag heb ik me de laatste tijd dikwijls gesteld: waar ben ik mijn hele leven mee bezig geweest? Mijn vrouw zegt dan hoe cruciaal mijn ondersteuning is voor de atleet en diens talent. En als ik de blik zie in de ogen van de supporters – als ze me komen vragen: Zit ‘m goed? – dan weet ik dat het iets betekent.” “En toch. Misschien is het door het ouder worden, maar er kwam een klik. Onze wereld verandert zo snel en is zo disruptief. Mensen hebben geen zekerheid meer en dus hebben ze mentale ondersteuning nodig. Daar wil ik bij helpen. Ik maak me in die zin ook zorgen om mijn kinderen. We zijn net met hen en de kleinkinderen op vakantie geweest en daar spraken we onder meer over de terreur. Ik probeer hun visie open te trekken, net zoals ik dat doe bij alle mensen die ik begeleid. Mijn boek heet niet toevallig Coach voor het leven.” Predikant
Voor het leven
Het scherpte zijn zin voor relativering én zijn goesting om andere wegen te bewandelen. Hij coacht tegenwoordig CEO’s en richtte samen met Sven Nys en ex-Telindus-CEO Jan De Schepper Sport2Business op, om de opgedane inzichten vanuit de sport wortel te doen schieten in bedrijven. En met Energy Lab probeert hij mensen op de werkvloer in beweging te krijgen. “Mijn werk wordt nu niet meer continu geëvalueerd op basis van winst en verlies, van centimeters en seconden. Dat was op den duur slopend.” Zijn nieuwe engagement is groot, vindt hij. Hij wrijft over z’n stoppelbaard. Bekent al eens aan twijfel ten prooi te vallen. “Wat is de maatschappelijke relevantie van mannen die ach-
“Coachen had voor mij altijd een psychologische component.” Daarmee doelt hij niet alleen op zijn atleten aanvoelen en stressbestendiger maken, maar ook op de tegenstand bespelen. Van Den Bosch kreeg openlijk kritiek op zijn tweets over Nys die weer eens een fenomenaal vermogen had getrapt op training. Het zou de anderen destabiliseren. “Dat was exact de bedoeling. Op dat vlak ben ik sluw.” Dat het zijn imago tekent, deert hem niet. “Ik heb me nooit iets aangetrokken van populariteit, maar ik ben altijd correct gebleven. Ik werd nooit persoonlijk of denigrerend.” Hij geeft toe in zijn beginjaren al eens op de grens te hebben gebalanceerd, nogal heftig zijn eigen atleten te hebben aangemoedigd in hun strijd tegen ‘de vijanden’. “Maar
Wie is Paul Van Den Bosch? ° 1957 in Herentals
dat is topsport: mekaar afmaken. Het is een en al emotie.” Buiten de arena is sporten zijn uitlaatklep. Hij is vanochtend vroeg al gaan mountainbiken. “Daar geef ik niet op toe. Ik heb het nodig om te kunnen denken en ademen. Ik heb de fysieke fitheid van iemand van dertig, mede dankzij de genen van mijn ouders.” Zijn vader is een huisarts die van geen ophouden weet. “Hij is 85, fietst met mij nog de Ballon d’Alsace op en gaat nog naar alle bijscholingen. Ook
Gestudeerd Lichamelijke opvoeding (1978) Loopbaan 1978 - 2016 leerkracht in Rozenberg S.O. in Mol 1987 - nu schrijft zeventien sportboeken 1988 - nu coach van Eric Geboers, Marc Herremans, Luc van Lierde, Tim Wellens en vele anderen 2003 begint Sven Nys te begeleiden
voor mij is pensioen een schrikbeeld.” Hij is recent wel gestopt met nieuwe atleten aannemen en met lesgeven, zijn tweede roeping. “Die gasten van zestien, zeventien jaar iets bijbrengen: ik deed dat doodgraag.” Maar hij lost het onderwijs niet helemaal: sinds kort is hij kabinetsadviseur voor Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits, die hem vroeg om mee na te denken over welke rol scholen kunnen spelen in het halen van gezondheids- en bewegingsdoelstellingen. “Studies bewij-
15
en richt met Marc Herremans het post-revalidatiecentrum To Walk Again op 2009 start Energy Lab, een trainingen begeleidingscentrum voor recreanten en topsporters 2016 publiceert Coach voor het leven Privé Heeft een echtgenote, zoon, dochter en vier kleinkinderen Woont in Lichtaart
zen dat de concentratie van mensen slechts veertig minuten kan aanhouden maar verbetert als ze tussendoor mogen bewegen. Waarom past ons onderwijs dat dan nog niet toe?” “Ik wil niet pretentieus klinken, maar ik hoop toch een beetje op de toekomst te kunnen wegen. Meer sporten zal de bommen niet doen verdwijnen, maar als we met z’n allen veerkrachtiger worden, dan wordt de wereld toch alleen maar mooier? Of klink ik nu als een predikant?”
COLOFON Campuskrant, maandelijks tijdschrift van de KU Leuven Een realisatie van de Nieuwsdienst Hoofdredactie Sigrid Somers, Reiner Van Hove | Redactie Pieter-Jan Borgelioen, Ilse Frederickx, Ludo Meyvis, Rob Stevens, Ine Van Houdenhove, Wouter Verbeylen | Medewerkers Katrien Bollen, Tine Danschutter, Julia Nienaber, Sarah Somers, Anke Vander Elst, Inge Verbruggen | Freelancers Lien Lammar, Katrien Steyaert, Peter Van Dyck | Redactieadres Naamsestraat 22, bus 5002, 3000 Leuven, T 016 32 40 13, nieuws@kuleuven.be | Adreswijzigingen Alumni Lovanienses, Naamsestraat 22, bus 5601, 3000 Leuven, info@alum.kuleuven.be | Grafisch ontwerp Jansen & Janssen, Gent | Lay-out en zetwerk Wouter Verbeylen | Fotografie Rob Stevens | Cartoons Joris Snaet | Illustraties Gudrun Makelberge | Reclameregie Inge Verbruggen, T 016 32 40 15, inge.verbruggen@kuleuven.be | Oplage 28.200 ex. | Drukwerk Eco Print Center, Lokeren. Campuskrant wordt gedrukt met milieuvriendelijke waterloze druktechnologie. | Verantwoordelijke uitgever Jos Vaesen, Naamsestraat 22, bus 5000, 3000 Leuven Copyright artikels Artikels kunnen overgenomen worden mits toestemming. Het volgende nummer van Campuskrant verschijnt op 25 mei.
16
ALUMNI
CAMPUSKRANT | 27 APRIL 2016
VEERTIG JAAR LESSEN VOOR DE DERDE LEEFTIJD
De senioren van De Somer Senioren die zich nog niet te oud voelen om bij te leren, vinden al veertig jaar hun gading bij de Universiteit Derde Leeftijd Leuven (UDLL). Van filosofie en economie tot politiek en geneeskunde: alles komt aan bod. “Elk onderwerp is interessant, zolang het maar goed gebracht wordt.” Lien Lammar
N
a zijn pensioen wilde hij blijven bewegen, zegt hij. Niet alleen lichamelijk – hij heeft zich aangesloten bij een wandelclub – maar ook geestelijk. Dáárvoor komt hij wekelijks naar hier. Roger (78) is één van de honderden leergierige senioren die elke dinsdagnamiddag de Pieter De Somer-aula bezetten. De grootste aula van Leuven, maar dat is geen overbodige luxe. “We hebben een heel gemengd en heel trouw publiek. Naast veel alumni, proffen en oud-personeelsleden zien we ook gepensioneerden zonder universitair diploma maar mét een grote honger naar kennis”, zegt emeritus professor Willy Geysen, voorzitter van UDLL. “We richten ons op een groeiende markt. Dat merk je ook aan de opkomst. Bij lezingen rond muziek, medische of theologische thema’s zit de aula stampvol. Vorig jaar hadden we meer dan 1.500 leden. Toen moesten er tijdens de lezingen zelfs mensen op de trappen van de aula zitten. Dit jaar hebben we het aantal leden beperkt tot 1.250. Daarvan komen er elke week 750 tot 800 naar de les.” Geen brossers
© KU Leuven | Rob Stevens
Marc en Lutgarde, een koppel zeventigers, zijn al twaalf jaar lid van de UDLL. Ze hebben vroeger zelf aan de KU Leuven gestudeerd: zij rech-
ten, hij handelsingenieur. “We komen zoveel mogelijk”, zegt Lutgarde. “Thuis discussiëren we regelmatig verder over wat we hier gehoord hebben. Sommige mensen gaan naar huis voor de vragenronde begint, maar die vinden wij net interessant. We leren hier elke week iets bij.” De UDLL moet weinig moeite doen om nieuwe leden aan te trekken. Mond-tot-mondreclame bewijst haar kracht, weet ook Lutgarde. “Vrienden en kennissen vertellen het aan elkaar door. Als er iemand met pensioen gaat, is er altijd wel iemand die de UDLL als interessante tijdsbesteding aanbeveelt.” Hilde (68) is nog maar sinds dit academiejaar lid, maar meteen met volle overtuiging. “Ik plan mijn agenda in functie van de lezingen van de
Marc en Lutgarde:
Sommige mensen gaan naar huis voor de vragenronde begint, maar die vinden wij net interessant.
UDLL. Ik wil geen enkele keer overslaan. Vandaag ging het over ruimtelijke planning op zee. Een thema dat me niet meteen zou aanspreken, en toch was het ontzettend boeiend. Elk onderwerp is interessant als het goed gebracht wordt.” Ook voor Roger zijn de sprekers de grootste troef van de UDLL. “Niet iedereen in de zaal heeft evenveel achtergrondkennis, of is vertrouwd met moeilijke terminologie. De mensen die hier komen spreken, weten hoe ze iets op een verstaanbare manier moeten uitleggen. Daarom kom ik elke week zo graag naar hier. Ik bros zelden (lacht).” Dorst
“We hebben een goede naam”, zegt professor Geysen. “Onlangs is een topman van Engie – een oud-student van de KU Leuven – speciaal uit Londen naar hier gekomen om te spreken over de toekomst van energie. We doen echt inspanningen om kwaliteit te bieden.” Aan interessante onderwerpen alvast geen gebrek. “Elke wetenschapper die iets te vertellen heeft, wil dat graag voor ons publiek doen. Voor volgend academiejaar hebben we een lijst met 160 voorstellen, waar we er 28 moeten uitkiezen. Een luxeprobleem.” Na de lezing stroomt de volle aula in snel tempo leeg. Kleinkinderen moeten opgehaald worden, koffies en pintjes staan te wachten op café. Want deze zestigplussers hebben niet enkel dorst naar nieuwe inzichten. “Voor veel deelnemers is het ook een sociaal gebeuren”, zegt Hilde. “Je ziet vaak mensen die nog voor de vragenronde vertrekken omdat ze afgesproken hebben om iets te gaan drinken. De Leuvense horeca heeft er dus ook baat bij (lacht).”
Kersvers fonds De Universiteit Derde Leeftijd werd in 1976 boven de doopvont gehouden. Vandaag, veertig jaar later, is er ook een fonds opgericht. Het Universiteit Derde Leeftijd Leuven Fonds voor Gerontologie wil educatieve projecten ondersteunen in het domein van de wetenschap die zich bezighoudt met alle aspecten van ‘ouder worden’. De UDLL heeft voor het startkapitaal gezorgd, en zal het fonds jaarlijks spijzen. “De UDLL draait volledig op vrijwilligers”, zegt Geysen. “We zijn kunnen groeien dankzij de steun die we altijd van de universiteit gekregen hebben. De samenwerking is heel fijn, het universiteitsbestuur heeft altijd veel interesse getoond in onze activiteiten. Met het fonds kunnen we iets teruggeven.” Het fonds steunen kan op het KU Leuven-rekeningnummer BE45 7340 1941 7789, met gestructureerde mededeling 400/0013/07014. Giften vanaf 40 euro leveren een fiscaal voordeel op.
alum.kuleuven.be/udll, (t) 016 32 40 01
UDLL-voorzitter Willy Geysen (uiterst rechts) met, van links naar rechts, cursisten Lutgarde, Marc, Hilde en Roger: “Elke wetenschapper die iets te vertellen heeft, wil dat graag voor ons publiek doen. Een luxeprobleem.”
ALUMNI
CAMPUSKRANT | 27 APRIL 2016
17
SPRONG Eén studie, twee wegen
Naam Ellen De Keyser (30)
Naam Frank Jennen (56)
Gestudeerd Rechten (KU Leuven) Master in Migration, Mobility and Development (University of London)
Gestudeerd Rechten (KU Leuven) Job Sinds 1991 gerechtsdeurwaarder met kantoren in Hasselt, Maaseik en Sint-Truiden
Job Sinds 2012 freelance social & resettlement consultant
Privé Getrouwd met Linda Slegers, ook werkzaam op het kantoor, twee kinderen
Privé Getrouwd, woont in Kessel-Lo
“Mensen kijken soms negatief naar deurwaarders, maar wij zijn slechts uitvoerders, het is de rechtbank die beslist”, zegt gerechtsdeurwaarder Frank Jennen (56). Ellen De Keyser (30) studeerde net als hij rechten, maar bemiddelt in Afrika tussen ontginningsbedrijven en de lokale bevolking. TEKST: Ine Van Houdenhove | FOTO’s: Rob Stevens
“ Vergaderen onder de mangoboom”
I
k zag mezelf niet in een typische juristenjob. Als freelance social & resettlement consultant werk ik voor verschillende projecten in de sector van de natuurlijke rijkdommen. Bijvoorbeeld: ijzerertswinning in Guinee, een goudmijn in Burkina Faso, een kopermijn in Congo. Als de lokale bevolking moet verhuizen voor de aanleg van een mijn, een haven, een spoorlijn ... is het mijn taak om hen te begeleiden in dat proces. Dat kan tot twee jaar duren. Het vergt tijd om vertrouwen te winnen, en we gaan steeds op zoek naar oplossingen waar alle partijen zich in kunnen vinden: het ontginningsbedrijf, de regering, en uiteraard de lokale bevolking.” “We zorgen ervoor dat de plaatselijke bevolking een stem krijgt, we maken hen bewust van hun rechten en mogelijkheden. Meestal wonen ze al generaties lang op dezelfde plek. Om de relocatie zo goed mogelijk te laten verlopen, gaan we na hoe ze in hun levensonderhoud voorzien en wat hun belangen zijn. Neem bijvoorbeeld die goudmijn: bleek dat de lokale bevolking zelf afhankelijk was van artisanale goudwinning. We hebben ervoor gezorgd dat ze dat in bepaalde zones konden blijven doen. Soms is er minder landbouwgrond op de plaats waar we de bevolking naartoe verhuizen: dan zorgen we dat de landbouw wordt geïntensifieerd.” “Een deel van mijn werk kan ik van huis uit doen, maar ik reis uiteraard regelmatig naar Afrika. Als we met de dorpshoofden vergaderen is dat onder een mangoboom, in een trager ritme. Vaak krijgt de hele gemeenschap een stem in het proces. Soms proberen mensen van buiten het gebied ook een graantje mee te pikken. Dan worden er van de ene dag op de andere vijftig huizen gebouwd, om aanspraak te kunnen maken op compensatie. Of een onbe-
bouwd veld staat opeens vol met mais. Met satellietfoto’s en door samen te werken met de lokale bevolking kunnen we de rechthebbenden onderscheiden van de speculanten.” “Projecten worden ontwikkeld in het algemeen belang van een land, maar vaak profiteert de lokale bevolking daar weinig van. Op kleine schaal kunnen we wel een wezenlijk verschil maken voor de mensen die moeten verhuizen. Hun huisvesting gaat er op vooruit en vaak krijgen ze door het project ook andere mogelijkheden om in hun levensonderhoud te voorzien. Dat geeft voldoening. Ik hoop ook nog te kunnen bij-
Geregeld krijg ik een huwelijksaanzoek van een dorpshoofd – om de zesde of zevende vrouw te worden weliswaar. dragen aan de verdere ontwikkeling van internationale standaarden rond resettlement. De laatste jaren is de praktijk verbeterd, maar nog lang niet altijd worden mensen op de juiste manier betrokken en gecompenseerd.” “Als een project is afgerond, wordt er altijd een ceremonie gehouden, volgens de lokale rituelen. Er wordt gedanst en muziek gemaakt, er wordt samen gegeten. Dat is een teken van respect en het toont dat ze tevreden zijn met het verloop van het project. En geregeld krijg ik een huwelijksaanzoek van een dorpshoofd – om de zesde of zevende vrouw te worden weliswaar (lacht).”
“ Ik heb nooit slaag gekregen, al scheelde het soms niet veel”
I
k ben rechten gaan studeren zonder specifiek toekomstperspectief voor ogen. Het enige wat ik zeker wist, was dat ik geen advocaat wilde worden. Een zomer lang was ik chauffeur voor een vriendin die haar stage gerechtsdeurwaarder deed. Toen wist ik dat dit het was voor mij. Deurwaarder is een vrij beroep, maar tegelijk ben je ambtenaar en moet je benoemd worden – lange tijd een kwestie van politieke kleur.” “Als deurwaarder worden we ingezet om schulden en dwangsommen te innen. We kunnen ook een proces-verbaal van een vaststelling opmaken – denk aan een plaatsbeschrijving van een woning, of een wereldrecordpoging. En dan zijn er de gerechtelijke procedures: dagvaardingen maar ook inbeslagnames, opladingen met het oog op een gerechtelijke verkoop en huisuitzettingen.” “Betrappen op overspel was in de jaren negentig nog schering en inslag omdat zo kon worden bepaald wie de schuldige partij was bij een echtscheiding. Bij het krieken van de dag – voor vijf uur ’s ochtends mocht niet – stonden we vergezeld van politie en slotenmaker op de stoep om tot in de slaapkamer op zoek te gaan naar bewijs. Meestal was de ontvangst gelaten, maar een paar keer ben ik toch met een wapen geconfronteerd. Soms ook had iemand zich verstopt, zo stond er eens een totaal verkleumde vrouw voor mijn neus. Ze was bij tien graden vorst in haar nachtkleed door het raam op het dak gekropen.” “In die tijd moest je als deurwaarder ook nog kinderen gaan ophalen van wie één van de ouders het bezoekrecht niet naleefde, en ze persoonlijk naar de andere ouder brengen. Daarover deden indianenverhalen de ronde, maar meestal kwam het erop neer de ou-
der te overtuigen en het kind gerust te stellen. En heel soms werd er weleens een telefoontje vooraf gepleegd.” “Mensen op straat moeten zetten is natuurlijk pijnlijk. Dat proberen alle partijen ook zoveel mogelijk te vermijden. Er zijn ook wel huurders die echt te kwader trouw zijn. Opladingen komen steeds minder vaak voor. Het is altijd makkelijker om zaken in der minne te regelen. Ooit vertelde mijn zoon dat de deurwaarder dat weekend bij één van zijn vrienden langs zou komen. Ik hoopte toch maar dat ik het niet zou moeten doen.”
We worden vaak scheef bekeken, maar wat als iemand jou geld schuldig is? “Bij een uitzetting of oplading draag ik bewust altijd een jeans en een T-shirt, ook in de tijd dat een maatpak nog gebruikelijk was. Daarmee vergroot je de barrière maar. Ik heb nog nooit klappen gekregen, al scheelde het soms niet veel – ik herinner me een voorhamer en de uitspraak ‘nog één stap en ik sla’. Tot nu toe is het altijd gelukt om mensen door te praten tot rede te brengen.” “Deurwaarders worden vaak scheef bekeken, maar wat als iemand jou geld schuldig zou zijn? En het is uiteindelijk de rechtbank die beslist. Wij zijn slechts uitvoerders.”
18
STUDENTEN
CAMPUSKRANT | 27 APRIL 2016
JOB STUDENT Onze huisfotograaf gaat op werkbezoek
“ Leiding geven aan dertig mensen, het was even wennen” Naam
Mathias Deslypere (21) Richting
3de bachelor bio-ingenieur – levensmiddelentechnologie Job
sportmonitor ultimate frisbee Duur
2 uur per week
Heb jij een leuke, ongewone of fotogenieke studentenjob? Laat het ons weten via nieuws@kuleuven.be
in Memoriam De universitaire gemeenschap neemt afscheid van:
Passie komt in verschillende gradaties, zo merk ik. Sommige mensen zijn gewoon enthousiast over hun tijdsbestedingen, anderen brengen je zover dat je op ongepaste leeftijd de overweging maakt je aan te sluiten bij een frisbeeclub. Eén van die laatsten is toekomstig bio-ingenieur Mathias Deslypere, jongeman van goed postuur en lichte baard, en momenteel vrijgezel – ik vermeld slechts.
“Ik ben sportmonitor ultimate frisbee, de meest bekende vorm van frisbee. Het concept is vrij simpel, een beetje analoog met American football: er zijn twee eindzones, met daar tussenin een speelzone. Bedoeling is die eindzone te bereiken door de schijf te passen naar teamgenoten. Je mag niet lopen met de frisbee en hinderend fysiek contact is verboden. Als de frisbee de grond raakt of iemand een fout maakt, krijgt de tegenpartij de beurt.” “Wat frisbee zo’n fijne sport maakt, is de toffe sfeer op het veld: we spelen zonder scheidsrechters. Elke ‘call’ wordt op het veld zelf besproken: als die succesvol aan-
gevochten wordt, gaat de schijf terug naar de vorige speler; als hij erkend wordt, mag de tegenpartij voortspelen. Een discussie duurt max 30 seconden, dan gaat de frisbee terug naar de vorige speler. Zo lossen we dat op. En na de wedstijd komen de teams samen en bespreken ze de match, met de coaches als woordvoerders. Fouten en fair play worden bekeken en er worden punten gegeven, met op het eind een trofee voor the most spirited team.” “Ik speel zelf sinds 2010, in Brugge. Een vriend raadde me de sport ooit aan en ik was meteen verkocht. Toen ik naar de unief ging, wou ik frisbee niet opgeven en zo ben ik hier op het sportcentrum terechtgekomen. Ik heb eerst een jaar meegedraaid, gewoon om wat te trainen. Maar het niveau bleek best goed, er komen wel meer studerende clubspelers op af. Het jaar daarna ben ik als monitor begonnen.” “Het was wel even wennen: plots moet je leiding geven aan dertig gasten die even oud of ouder zijn, maar na een half jaar was ik er wel aan gewend. Dat is nog een leuk aspect aan deze job: ik zie een leidinggevende functie binnen een voedingsbedrijf
wel zitten, en door dit werk zijn mijn social skills stevig verbeterd. Ik moet alleen mijn tijd wat in de gaten houden, want ik train hier ook mee met de Leuvense club JetSet, en moet natuurlijk eerst mijn studie afmaken voordat die job mogelijk wordt (lachje).” Daarna gaat hij even enthousiast verder over hoe boeiend de richting bio-ingenieur is, maar mijn plaats hier is beperkt, dus rond ik af met: Toekomstige sportieve student, u heeft er bij dezen een (dubbele) reuzentip bij. TEKST en FOTO’S: Rob Stevens
Op zoek naar een studentenjob of naar een jobstudent? www.kuleuven.be/jobdienst
De heer Mathieu Schottey Student aan de Faculteit Geneeskunde (18/12/1990 – 20/03/2016)
Professor Gerard Buyse Emeritus gewoon hoogleraar aan de Faculteit Geneeskunde (28/04/1924 – 25/03/2016)
Professor Pater Bertrand Juliaan De Clercq Emeritus gewoon hoogleraar aan de Faculteit Sociale Wetenschappen (14/02/1932 – 06/04/2016)
Professor Vaast Leysen Emeritus hoogleraar aan de Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen (01/06/1921 – 22/03/2016)
Professor Jan Lodewijk Scharpé Emeritus hoogleraar aan de Faculteit Letteren (25/04/1940 – 01/04/2016)
Professor Jan Grootaers Ere-docent aan de Faculteit Theologie en Religiewetenschappen (18/11/1921 – 06/04/2016)
PORTRET
CAMPUSKRANT | 27 APRIL 2016
SPEED DATE
In 23 vragen naar hoofd en hart van Bart Kerremans
19
Bart Kerremans: “Ik vind mezelf geen snelle denker. Vaak kom ik pas op de juiste argumenten na afloop van het debat of de vergadering.”
“ Mijn
pennenzak © KU Leuven | Rob Stevens
stond al vol politieke partijen”
Bart Kerremans (52) is politicoloog, Amerika-kenner en decaan van de Faculteit Sociale Wetenschappen. Ine Van Houdenhove
01/ Wat wilde u ‘later’ worden?
“Ik was van jongs af gefascineerd door po litiek – toen ik zes was, stond mijn pennen zak al volgekribbeld met afkortingen van politieke partijen. Zodra mijn vijf broers en drie zussen in bed lagen, greep ik mijn kans om op tv de debatten in de Tweede Kamer of de Bundestag te volgen. En op mijn twaalfde vulde ik ‘professor’ in op de vragenlijst van het PMS (voorganger van het CLB – red.), al wist ik niet méér dan dat een professor les gaf aan heel verstandige men sen. Maar van huis uit werd ik richting tech nisch onderwijs geduwd – waar ze me in het laatste jaar hebben moeten delibereren voor praktijk: nooit gezien (lacht).”
02/ Op welke job bent u jaloers?
“Chief of Staff in het Witte Huis. Maar ik mag niet klagen, mijn passie is mijn job ge worden en is mijn passie gebleven.”
06/ Wat is de ergste job die u ooit hebt gedaan?
“Ik ben mijn carrière begonnen als arbei der bij Atlas Copco. Op zich geen vreselij ke job, maar ik wilde iets heel anders doen met mijn leven. Daarom ben ik alsnog gaan studeren. In het weekend ging ik afwassen in een ziekenhuis om mezelf te kunnen be druipen. Ik had een heel strakke planning. Ik ben nog steeds trots dat het me gelukt is.”
04/ Wat was het mooiste moment uit uw loopbaan tot dusver?
“Na mijn doctoraat aan de UA solliciteerde ik hier in ‘96 voor een plaats bij het ZAP (Zelfstandig Academisch Personeel – red.). Ik was ervan overtuigd dat ik niet goed ge noeg was. Maar ik wist ook dat ik het mezelf nooit zou vergeven als ik niet zou sollicite ren. Toen ik te horen kreeg dat ik was aan genomen, moest ik mezelf even in de arm knijpen om me ervan te vergewissen dat ik niet aan het dromen was.”
05/ Wat weten uw studenten niet van u?
“Dat ik een heel verlegen kant heb. In mijn vrije tijd heb ik behoefte om me af te zonde ren. Dan ben ik een andere persoon dan die gene die met veel passie en plezier les geeft of een voordracht houdt. Na een voordracht moet ik ook alleen zijn, ik blijf nooit hangen.”
11/ Wat zullen we over vijftig jaar onbegrijpelijk vinden?
“Dat we zo laat beseft hebben hoe ernstig de klimaatsverandering is. Op korte en mid dellange termijn denken is helaas inherent aan ons politieke systeem.”
07/ Wat doet u het liefst?
“Mijn job, zonder twijfel. Ik ben een vak idioot, een workaholic. Niets leukers dan op zondag bezig zijn met Amerikaanse poli tiek: lezen, data bijeen zoeken, cijfers bestu deren ... Hobby’s? Op zaterdagochtend ga ik tennissen, met mijn partner en een extreem geduldige leraar.”
03/ Zou u ooit zelf de politiek in willen gaan?
“Nooit. Ik bestudeer politiek zoals een arts het menselijk lichaam. Maar ik heb geen uitgesproken politieke overtuigingen.”
Purple, Coldplay, Adele, Lana Del Rey, Selah Sue. Ik leer ook nieuwe dingen kennen door mijn kinderen, zoals IAMX. En ik ga graag naar de opera, zonder een kenner te zijn.”
Ik heb een heel verlegen kant. In mijn vrije tijd heb ik echt behoefte om me af te zonderen.
08/ Als uw huis in brand zou staan, wat zou u proberen te redden?
“Ik heb een paar handschoenen dat van mijn zus is geweest; ze overleed 28 jaar geleden in een verkeersongeval. Voor die handschoe nen zou ik dat brandende huis ingaan.”
09/ Welk boek ligt er op uw nachtkastje?
“The Lost Continent: Travels in Small-Town America van Bill Bryson. Tranen van het lachen ...”
10/ Van welke muziek houdt u?
“Tsjaikovski, Moessorgski, maar ook Deep
12/ Wat is uw meest onhebbelijke karaktertrek?
“Ik heb veel nood aan voorspelbaarheid, afwijkingen maken me nerveus.”
13/ Waar kan u absoluut niet tegen?
“Asociaal of onhoffelijk gedrag. Voorkrui pen in de rij, de trein ingaan terwijl er nog mensen moeten afstappen ... ik erger me er verschrikkelijk aan.”
14/ Als u terug in de tijd kon reizen, waarheen zou u gaan?
“Ik zou verschillende sleutelmomenten uit de geschiedenis willen bijwonen, als vlieg aan de wand. Het Congres van Wenen, Quai d’Orsay na Wereldoorlog I, de Bretton Woods-conferentie in 1944 ...”
15/ Hoe ziet uw perfecte dag eruit?
“Een dag die verloopt volgens plan en waar op ik om negen uur ’s ochtends al enorm veel heb kunnen doen. Ik sta altijd ten laat ste om vijf uur op, heerlijk om vrijwel alleen in de trein te zitten. De vroege ochtend heeft iets heel intiems.”
hand van de prijzen van rijsttaartjes in Leu ven. Vooral het aanbod tussen het station en de faculteit is mij goed bekend.” 18/ Wanneer bent u het bangst geweest?
“Een jaar of tien geleden probeerden een paar mannen me te overvallen aan het sta tion van Berchem. Op het moment zelf rea geerde ik koelbloedig en ben ik erin geslaagd weg te lopen, maar achteraf overviel me wel een enorme angst. Ik ben nog elke dag erg op mijn hoede als ik daar voorbij kom.”
19/ Wat is het dichtste dat u ooit bij de dood bent geweest?
“In 1996 was ik als verkiezingswaarnemer in Hebron. Terwijl we aanschoven aan een controlepost, als derde of vierde wagen in de rij, opende het Israëlische leger plots het vuur omdat ze met stenen bekogeld werden. Toen was ik heel bang: je hoort schieten, maar je weet niet waar de kogels heen gaan.”
20/ Voor welk tv-programma blijft u thuis?
“Ik kijk graag naar De noodcentrale, waarin de Antwerpse 100 en 101 worden gevolgd. Allerlei kleine en grote rampen in een mensenleven komen voorbij, elke afleve ring raakt je. Dat zal wellicht de socioloog in mij zijn.”
21/ Waar zou u het liefst wonen?
“Ik woon erg graag in Antwerpen, in een hele leuke buurt met herenhuizen, niet ver van waar ik ben opgegroeid.”
22/ Wat had u beter anders gedaan? 16/ Wat zou u graag beter kunnen?
“Ik zou graag iets verstandiger zijn, ik vind mezelf geen snelle denker. Vaak kom ik pas op de juiste argumenten na afloop van het debat of de vergadering.”
17/ Hebt u een ‘guilty pleasure’?
“Gebak. Ik ben vooral dol op rijsttaartjes. Ik leg mijn studenten het effect van individu eel gedrag op het marktgebeuren uit aan de
“Ik vind het jammer dat ik pas laat ontdekt heb hoe zinvol wiskunde is. Inmiddels ben ik er heel graag mee bezig, ook in mijn on derzoek. Maar veel te lang zag ik er de zin niet van in en ging ik het uit de weg.”
23/ Wat zou de kwaliteit van uw leven verbeteren?
“Het geheim vinden om sneller te ont spannen.”
20
CAMPUSKRANT | 27 APRIL 2016
IN BEELD
Episch!
© KU Leuven | Rob Stevens
Een put met mul zand doorwroeten, een verraderlijk touwenparcours overwinnen, door de ijskoude Dijle waden … De Survival of the Student is bepaald geen onbekommerde zondagswandeling, maar de voldoening bij de 1.500 deelnemers die de beproeving tot een goed einde brachten, was dan ook groot. Deze obstakelloop georganiseerd door LOKO Sport, studentenvereniging Apolloon en het Universitair Sportcentrum was op woensdag 13 april toe aan zijn tweede editie. Het Arenbergpark en het Sportcentrum werden omgetoverd in een hindernissenparcours van zes kilometer met maar liefst 23 obstakels. “Episch!”, zoals één van de deelnemers het achteraf gebald samenvatte op Facebook.
MUSIC WAS MY
FIRST LOVE
De wetenschap achter de meezinger
‘ Soldiers of love,
vuur liefde af’ (Liliane Saint-Pierre, Soldiers of love, 1987)
Make love, not war: dat was ongeveer het idee van het Pentagon. Zet de vijand aan het copuleren in plaats van aan het vechten. Een seksbom, letterlijk, kan dat? TEKST: Wouter Verbeylen | ILLUSTRATIE : Gudrun Makelberge
I
n de jaren 1990 speelt het Amerikaans leger even met het idee voor een opmerkelijk chemisch wapen. De ‘seksbom’ – of gay bomb – sproeit vrouwelijke feromonen over de – overwegend mannelijke – vijandelijke troepen, die voelen zich onweerstaanbaar tot elkaar aangetrokken, en slaan aan het copuleren. Uiteindelijk haalt de bom de tekentafel niet, maar zoveel geconcentreerde menslievendheid levert in 2007 wel een IgNobelprijs voor de Vrede op. Endocrinologe Veerle Darras fronst de wenkbrauwen bij onze vraag. “Een chemisch wapen dat soldaten tot seks aanzet? Nee, dat lijkt me absurd. Waarom zou je dat ook willen? Er zijn stoffen genoeg bekend om mensen gek te krijgen zonder ze te doden. Als je de vijand echt op zo’n manier wilt ontregelen, maak ze dan happy met een gas dat euforie opwekt, of schiet ze in slaap.”
middellijk een stereotiepe respons opwekken, bij sommige dieren dan toch. Een bronstige zeug gaat ogenblikkelijk in een ‘vlotte’ houding voor paring staan, als ze aan feromonen uit het speeksel van mannelijke varkens wordt blootgesteld. Of denk aan zijderupsen: vrouwtjes verspreiden een lokstof, en de mannetjes komen er meteen, tegen de wind in, op afgevlogen.”
In paarhouding
Werd ook aangetoond: mensen nemen seksuele feromonen waar. “Bij een experiment ging men na hoe hard bepaalde hersengebieden geactiveerd werden. Hetero-vrouwen reageerden daarbij sterker op mannelijke feromonen, en omgekeerd. Ook homoseksuele mannen reageerden trouwens op de mannelijke feromonen, en lesbische vrouwen, in mindere mate, op de vrouwelijke.” En uit een test met bezwete T-shirts bleek: heteromannen vinden de zweetgeur van
Maar áls we zo’n wapen zouden willen, zou het dan kunnen? Want feromonen bestaan wel degelijk, bij mens en dier: we ‘vuren’ die stoffen op elkaar af via zweet en andere lichaamsvochten. Sommige feromonen signaleren angst of gevaar, andere – en daar dachten de bommenmakers aan – wekken lust op. “Ze zitten in okselzweet, maar ook in vrouwentranen bijvoorbeeld”, zegt Darras. “En ja, er zijn zelfs feromonen die on-
Er bestaan geen feromonen die voor ons mensen onweerstaanbaar zijn. Wij zijn geen varkens.
vrouwen ‘aantrekkelijker’ dan die van mannen, en omgekeerd. We herkennen ook duidelijk het soort feromoon. “Een testpubliek kreeg in een bioscoopzaaltje een thriller of een romantische film te zien. Vervolgens werd het zaaltje gevuld met een nieuwe groep mensen, en zij konden aangeven welk soort film er net vertoond was.” De romantiek, of de spanning, hing er nog letterlijk in de lucht, legt Darras uit. Welke pinguïn?
Maar om met die kennis een feromonenbom te maken, waardoor mensen tot de daad overgaan, is volgens Veerle Darras vele bruggen te ver. “Het grote verschil met dieren zijn onze hersenen: onze hersenschors is veel te dominant. De werking van feromonen is complex, en we beslissen zelf wat we ermee doen. Bij dieren is dat ook vaak zo. Een leeuw bakent zijn territorium af door plasjes met feromonen, andere leeuwen ruiken die, maar vervolgens beslissen ze zelf: negeren of niet.” “Bij mensen is bij mijn weten maar één spontane respons op feromonen echt aangetoond: bij jonge baby’s. Als een zuigeling de geur van zijn moeder ruikt, draait hij zich onmiddellijk naar haar borst toe.”
Er bestaan nochtans shampoos met synthetische feromonen, en op internet kan je pure feromonenparfums bestellen, met de belofte van ‘date-magneet’. “Die werken niet”, zegt Darras. “Veel te simpel. Je moet al exact weten welk stofje wat doet – wie weet heeft te veel van een bepaald stofje zelfs een averechts effect.” “Wij mensen verdoezelen onze lichaamseigen feromonen door onze doorgedreven hygiëne. We leren ze te negeren, want we leren dat zweet vies ruikt.” Is dat geen verlies? “Niet echt, we hebben ze ook niet nodig om te overleven, zoals die leeuwen. Ik toon in de les altijd een foto van een enorme groep broedende keizerspinguïns: de mannetjes kunnen wel wat extra signaalstof gebruiken om na de jacht hun partner en jong terug te vinden. Maar wat is voor ons mensen nog het nut van die paar actieve feromonen in ons zweet, als we afknappen op de stank?” Laatste poging: de roman Het parfum, waarbij een ‘seksbom’ in de vorm van een parfum tot een orgie leidt, is dus ook complete fictie? “Ik zou zeggen: één procent waarheid en 99 procent overdrijving. Er bestaan geen feromonen die voor ons mensen onweerstaanbaar zijn. Wij zijn geen varkens. De impact van ons intellect is simpelweg te groot.”