Campuskrant

Page 1

24 FEBRUARI 2016

KULEUVEN.BE/CK

JG 27

06

Verschijnt maandelijks, uitgez. juli en aug.

Tijdschrift - toelating gesloten verpakking

Afgiftekantoor 2099 Antwerpen X

2099 Antwerpen X n° BC 6379

erkenning: p303221

PB-nr. B-4883

“EEN BABBELTJE KAN ZO’N DEUGD DOEN”

“STROMAE ZOU GOED STAAN MET MIJN STRIKJES”

‘Casa Cura’: inwonende studente houdt prof op rust gezelschap

Van violiste tot vlinderdasontwerper: de nieuwe Faculty STARs

4

10

OP VISITE BIJ SITTING BULL EN ABRAHAM LINCOLN

“DE UNIVERSITEIT MAG EEN TANDJE BIJSTEKEN”

Opereren is niet als een gokje wagen op de beurs.

Missionaris Pieter Jan De Smet nam het op voor de indianen

Leven na Leuven: juriste en Boerenbondbaas Sonja De Becker

Op speeddate met topchirurg Baki Topal

8

14

19

EEN STUDENTENJOB OM DUIMEN EN VINGERS BIJ AF TE LIKKEN 18

Monseigneur met moed

Net in een geseculariseerde wereld moet de Kerk een duidelijk profiel hebben, vindt een strijdvaardige De Kesel: “De Kerk moet zich tonen en antwoorden formuleren op de grote uitdagingen van onze tijd. De globalisering van de onverschilligheid, bijvoorbeeld. Het engagement dat ik ervaarde als student in de jaren 60, heeft steeds meer plaats gemaakt voor individualisme. Daar moeten we ons kritisch over durven uitlaten.” Ook voor de universi-

teit kan de Kerk nog veel betekenen, en vice versa: “De Kerk heeft uiteraard baat bij de inzichten van de wetenschap. En de studenten van nu zijn de decision makers van morgen. Die hebben niet alleen nood aan een uitstekende positiefwetenschappelijke bagage, maar ook aan de mentaliteitsvorming waarvoor de menswetenschappen kunnen zorgen, onder andere via de studie van religie en zingeving. ” Lees meer op P.06

De bal is rot Afrikaanse jongeren die door voetbalmakelaars aan hun lot overgelaten worden, wurgcontracten voor gastlanden van mega-events ... Ethiek en sport, het lijkt meer dan ooit een gewrongen huwelijk. “Maar sport kan ook écht dingen ten goede veranderen”, zegt sportpsycholoog Yves Vanden Auweele. “Denk aan de vluchtelingenkampen: sport kan er de kinderen even uit de miserie trekken en een moment van normaliteit creëren in een wereld van chaos.” Lees meer op P.12

© KU Leuven | Rob Stevens

“De Kerk is gekneusd, en we moeten een toontje lager durven zingen, maar we moeten wel blijven zingen”, zegt Jozef De Kesel, die begin dit jaar aartsbisschop werd en meteen ook de nieuwe grootkanselier van de universiteit.

Na de zika-steekvlam: aanpak moet anders “Slag om slinger duiken er nieuwe virussen op en ik voorspel een nog verdere toename. En daar zijn we niet klaar voor”, zegt viroloog Johan Neyts, die samen met zijn team zika op de hielen zit, het virus dat zich recent razendsnel begon te verspreiden. Hij klaagt het steekvlambeleid in de aanpak van virussen aan, en pleit ervoor om therapieën per virusfamilie uit te dokteren, zodat we ons er sneller tegen kunnen wapenen.

P

rofessor Neyts en zijn team werken al meer dan vijftien jaar op de zogenaamde flavivirussen. Eerder vonden ze al remmers tegen dengue of knokkelkoorts, en sinds meer dan een jaar zijn ze gericht op zoek naar manieren om zika te bestrijden. “Eigenlijk verbaast het me dat niet meer wetenschappers op die kar gesprongen zijn”, zegt professor Neyts. “Wij hadden snel door dat zika zich niet zou beperken tot eilanden in de Stille Zuidzee. Je moest geen genie zijn om te voorspellen dat op een dag geïnfecteerde personen het vliegtuig zouden nemen en het virus op andere plaatsen zouden introduceren, doordat een tijgermug daar hun bloed opzuigt. Daarom hebben we niet gedraald.” De expertise met dengue geeft professor

Neyts en zijn team een extra voorsprong: bepaalde moleculen die actief zijn tegen dat virus kunnen ze ook inzetten tegen zika. “Ideaal zou zijn dat we een middel vinden dat tegen beide virussen werkt, en ik geloof dat dit haalbaar is. We hebben ook als eersten een proefdiermodel ontwikkeld waarop we de werkzame stoffen kunnen testen.” Verwacht het onverwachte

Dat betekent niet dat een medicijn voor morgen is. Doorgaans zit er minstens tien jaar tussen de ontdekking van een actieve stof in het labo en de registratie van het geneesmiddel. De ontwikkeling in het lab duurt een paar jaar, maar vooral de klinische studies zijn complex en tijdrovend. “Eventueel kan men snellere procedures om

te testen op patiënten in gang zetten, zoals bij ebola is gebeurd”, aldus professor Neyts. Ondertussen kunnen we wel lessen trekken uit de recente uitbraak van zika, vindt hij, al had dat wat hem betreft veel vroeger kunnen en moeten gebeuren: “Wanneer er zich plots een ernstig probleem voordoet, zoals ook met SARS en ebola het geval was, dan reageert men met de gebruikelijke steekvlampolitiek. Ik pleit er al jaren voor om therapieën per familie uit te dokteren, zodat we ons er sneller tegen kunnen wapenen. We weten dat we de komende decennia met bepaalde virusfamilies zullen moeten afrekenen; wat belet ons om daarop te anticiperen? Mijn boodschap is: wees voorbereid op het verwachte onverwachte.” Lees het artikel op P.02


02

NIEUWS

CAMPUSKRANT | 24 FEBRUARI 2016

© KU Leuven | Rob Stevens

COLUMN

Luc van Doorslaer is directeur van CETRA, het Centre for Translation Studies van de KU Leuven. Hij werkt ook al vele jaren als tv-journalist.

Academisch thuisvoordeel

I

k ontmoette Oleksandr voor het eerst een jaar of zes geleden. Het was op een congres in Tallinn, Estland. De titel van zijn lezing was veelbelovend. Maar zijn presentatie ging helemaal de mist in. Oleksandr moet toen een rijpe vijftiger geweest zijn, allesbehalve onervaren als academicus, uitgedost in een stijlvol pak. Maar hij kreeg niet gezegd wat hij wilde zeggen, het zweet gutste van zijn voorhoofd, verwrongen gelaatstrekken. Want hij worstelde met zichzelf, en vooral met het Engels. De vloek van de onvermijdelijke lingua franca op congressen.

Presteren Gentse academici beter in de Sint-Pietersnieuwstraat, en Leuvense in de Naamsestraat? Nadien, bij de koffiepauze, stond ik toevallig in zijn buurt en raakten we in gesprek. Zelden zo’n innemende man ontmoet. Een ontwapenende en guitige lach, gezellig met de vingers trommelend op zijn ronde professorenbuikje. En vooral: buitengewoon spreekvaardig. Ook nu nochtans in moeizaam Engels, maar onder vier ogen lukte het hem al veel beter. Zonder al die vreemde blikken op hem gericht. Ons gezellige gesprek had als conclusie dat hij een jaar later absoluut naar een congres wilde komen dat we zouden organiseren op de Antwerpse campus. En Oleksandr was een man van zijn woord, hij was ook in Antwerpen. Dit keer ging ik niet naar zijn lezing. Maar de voorzitter van de sessie

VIROLOOG JOHAN NEYTS EN ZIJN TEAM ZITTEN ZIKAVIRUS OP DE HIELEN “Je moest geen genie zijn om te voorspellen dat geïnfecteerde personen op een dag het vliegtuig zouden nemen en het zikavirus op andere plaatsen zouden introduceren”, zegt viroloog Johan Neyts. Hij zag de dreiging van het virus vroeg in en doet samen met zijn team al meer dan een jaar onderzoek naar manieren om zika te bestrijden. “We hebben een aantal stoffen geïdentificeerd die de vermenigvuldiging van het virus kunnen tegenhouden, maar de weg naar een medicijn is nog lang.” TEKST: Peter Van Dyck | FOTO: Rob Stevens

kwam me nadien opzoeken. Dat het toch bijzonder jammer was, een lezing in zo’n verhakkeld Engels, nerveus, onverstaanbaar. Nog een jaar later kreeg ik een uitnodiging in de mailbox. Van Oleksandr. Of ik keynote speaker wilde zijn op een congres aan zijn universiteit. In Kharkiv, Oost-Oekraïne. Charkov in het Russisch, maar hij schreef Kharkiv. Na enige aarzeling en wat opzoekwerk over de universiteit, aanvaardde ik, in tempore nog min of meer non suspecto voor die regio. De openingslezing op het congres was van Oleksandr zelf. Het was de volmaakte metamorfose. Voor een volle aula met 150 deelnemers hield hij uiterst ontspannen, één hand in de broekzak, een fel gesmaakte causerie. Geen druppel zweet, geen grimas. Wel de bekende guitige, maar tegelijkertijd zelfverzekerde lach op het gezicht. En met perfect getimede humor, kon ik afleiden uit de reacties van het publiek. Want zelf ken ik geen Oekraïens, en mijn fluistertolk was er nog niet. Weer een koffiepauze nadien. Dit keer kwamen tientallen deelnemers hem feliciteren, ze behandelden professor Oleksandr met heel veel egards. Academisch thuisvoordeel, bestaat dat dan voor sommigen? Zoals in het voetbal, waar ploegen gemiddeld beter presteren thuis dan buitenshuis. Studies hebben dat ooit verklaard met de drang tot territoriumbescherming. Lekker primitieve hypothese voor ons academisch-universeel zelfwaardegevoel. Gent presteert beter in de Ghelamco Arena, Leuven aan Den Dreef. Dus Gentse academici beter in de Sint-Pietersnieuwstraat, Leuvense in de Naamsestraat? Of zouden we dat eerder geloven voor kleinere, regionalere universiteiten, al dan niet geassocieerd met meer taaleigen? Mooi uitgangspunt voor een onderzoekje. Oleksandr zal graag meewerken als ervaringsdeskundige.

KANTTEKENING

Expo vertelt het verhaal van missionaris Pieter Jan De Smet en ‘zijn’ indianen. Lees het artikel op P.08.

Verwacht

het onverwachte

T

ot voor kort hadden alleen virologen van zika gehoord, maar het virus begon de voorbije weken aan een veroveringstocht, onder meer in Brazilië, Colombia, El Salvador en Venezuela. Maar ook in de krantenkolommen en tv-journaals. Er deden al snel wilde verhalen en tegenstrijdige berichten de ronde. Op zoek naar meer nuance en duidelijkheid gaan we langs bij viroloog Johan Neyts, die samen met zijn team naar een geneesmiddel en vaccin tegen zika zoekt. “Zika is een nieuwe ziekteverwekker die we nog moeten leren kennen”, zegt professor Neyts. “Wat we weten is dat slechts ongeveer twintig procent van de mensen die besmet zijn met dit virus, ziek wordt. De meest voorkomende symptomen, die ongeveer een week duren, zijn koorts, vermoeidheid, gewrichtsen spierpijn, huiduitslag en rode ogen. Sommige mensen die zika oplopen, ontwikkelen nadien het Guillain-Barré-syndroom, dat gekenmerkt wordt door spierzwakte en tijdelijke verlamming. Maar het meest verontrustend is de mogelijke link met pasgeboren baby’s die lijden aan microcefalie, een aandoening van het centrale zenuwstelsel. In de meest ernstige gevallen groeien deze kinderen op met heel zware handicaps en een mentale achterstand.” “Het verband tussen zika en microcefalie is evenwel nog niet formeel bewezen. Een groep Braziliaanse artsen beweerde onlangs dat de opmerkelijke toename van microcefaliegevallen eerder te wijten is aan het chemische bestrijdingsmiddel dat aan het drinkwater is toegevoegd om te verhinderen dat muggenlarven zich verder ontwikkelen. Zowel de Braziliaanse overheid als de

Wereldgezondheidsorganisatie is met man en macht aan het werk om na te gaan of zika al dan niet verantwoordelijk is voor de sterke stijging van het aantal microcefaliegevallen.” De WHO heeft een internationale noodtoestand afgekondigd. Zorgt dat niet voor onnodige paniek? Zika is immers geen ebola, en zelfs de griep maakt meer dodelijke slachtoffers.

Neyts: “Klopt, maar de nood om de onduidelijkheden snel uit te klaren is groot. Hiervoor moeten researchteams internationaal samenwerken en daar zijn middelen voor nodig. Het uitroepen van de noodtoestand maakt het mogelijk noodfondsen vrij te maken.” Ook over de manieren waarop het zikavirus kan overgedragen worden, doen heel tegenstrijdige berichten de ronde: de tijgermug zou de boosdoener zijn, maar er is mogelijk ook seksuele overdracht?

“Simpel: het is de tijgermug. Zika behoort samen met onder andere gele koorts, knokkelkoorts of dengue, en West-Nijl tot de flavivirussen. Alle virussen binnen dit geslacht worden door muggen of teken overgedragen. Van zika, en ook van dengue, zijn uitzonderlijk ook weleens minieme sporen in het sperma of in de urine terug te vinden. Er zijn bij mijn weten nog maar drie gevallen van seksuele transmissie van het virus gerapporteerd. Je zou kunnen stellen dat het virus al eens een veldwegje neemt, maar de autostrade waarlangs het zich snel verspreidt, is ontegensprekelijk de tijgermug.”


NIEUWS 03

© KU Leuven | Rob Stevens

CAMPUSKRANT | 24 FEBRUARI 2016

Het virus neemt al eens een veldwegje – seksuele transmissie – maar de autostrade waarlangs het zich verspreidt, is ontegensprekelijk de tijgermug.

Dat je in twaalf uur van Hong Kong naar Brussel kan vliegen, is fantastisch, maar het heeft ook zijn nadelen.

VOORSPRONG DANKZIJ EXPERTISE

verdere ontwikkeling van de stoffen.”

Opmerkelijk: jullie onderzoek naar een geneesmiddel of vaccin tegen zika is al meer dan een jaar geleden gestart, lang voor het wereldnieuws was.

Hoe ver staat uw team nu met het zika-onderzoek?

“Eigenlijk verbaast het me dat niet meer wetenschappers op de kar gesprongen zijn. We zagen al een explosieve ontwikkeling van zika in 2007 op de eilanden van Micronesia, in 2013 in Frans-Polynesië, Tahiti en omgeving, en vanaf 2014 in Nieuw-Caledonië en de Paaseilanden. We wisten al lang dat het van de tijgermug kwam, die in alle tropische en subtropische gebieden voorkomt. Je moest geen genie zijn om te voorspellen dat op een dag geïnfecteerde personen het vliegtuig zouden nemen en het virus op andere plaatsen zouden introduceren, doordat een tijgermug daar hun bloed opzuigt. Sommigen beweren bijvoorbeeld dat supporters uit de Paaseilanden zika Brazilië hebben binnengebracht tijdens het WK voetbal.” “Wij hadden snel door dat zika zich niet zou beperken tot eilanden in de Stille Zuidzee. Daarom hebben we niet gedraald. We werken in mijn team al meer dan vijftien jaar op flavivirussen. Ze zijn bovendien verwant aan het hepatitis C-virus, waartegen we eerder al werkzame antivirale middelen ontwikkelden. Dankzij steun van het Britse Wellcome Trust en het Industrieel Onderzoeksfonds van de KU Leuven hebben we samen met het Leuvense CD3 ook al dengueremmers kunnen ontwikkelen: op dit moment werken we met Janssen Pharmaceutica aan de

“We hebben een aantal stoffen geïdentificeerd die de vermenigvuldiging van het virus kunnen tegenhouden, maar de weg naar een medicijn is nog lang. Normaal zit er minstens acht tot tien jaar tussen de ontdekking van een actieve stof in het labo en de registratie van het geneesmiddel. Ideaal zou zijn dat we een middel vinden dat tegen zowel zika als dengue werkt, en ik geloof dat dit haalbaar is. We hebben ook als eersten een proefdiermodel ontwikkeld, een muis, waarop we de werkzame stoffen kunnen testen.” “Voorts werken we aan een zikavaccin, via een nieuwe technologie die we eerder introduceerden om een gelekoortsvaccin te creëren dat geen koeltransport meer vereist. Je moet weten dat jaarlijks nog ongeveer dertigduizend mensen sterven aan gele koorts omdat het koel te houden vaccin niet tot in verafgelegen tropische gebieden geraakt. Onze volledig nieuwe DNA-vaccinatietechnologie maakt het mogelijk om heel goedkoop een vaccin te produceren dat zelfs bij 60 à 70 graden Celsius stabiel blijft. Wij werken voor het onderzoek trouwens samen met verschillende internationale laboratoria, zowel in Europa als in de VS en Latijns-Amerika. Zeker voor plots opduikende medische problemen is het belangrijk om snel heldere informatie uit te wisselen en efficiënt samen te werken.” Is er hoop dat het, dankzij jullie globale aanpak van

flavivirussen, minder dan tien jaar zal duren voor een geneesmiddel of vaccin tegen zika een feit zal zijn?

“Onze expertise met dengue zorgt er inderdaad voor dat we een paar jaar voor liggen op schema: bepaalde moleculen die actief zijn tegen dengue kunnen we ook inzetten tegen zika. Maar dan nog zal een therapie zeker niet voor morgen zijn. Eventueel kan men snellere procedures om te testen op patiënten in het leven roepen, zoals bij ebola is gebeurd. De ontwikkeling in het lab duurt een paar jaar, maar het meest complex zijn de klinische studies die in verschillende fases plaatsvinden.” WE ZIJN NIET KLAAR Door de grote mediabelangstelling voor zika zijn er al onderzoekers die meer aandacht vragen voor dengue. Moeten we nog andere virussen in de gaten houden?

“Een heleboel. Slag om slinger duiken er nieuwe op en ik voorspel nog een verdere toename. Een mooi voorbeeld is West-Nijl, een Afrikaans virus dat in 1999 plots in New York opdook en nu in alle staten van de VS voorkomt. Er zijn nog andere virusfamilies die potentieel gevaarlijk zijn, zoals de groep van de coronavirussen, waartoe SARS behoort. Vorig jaar zei Bill Gates tijdens een TED-lezing : ‘The next outbreak? We are not ready. If anything kills over 10 million people in the next few decades, it’s likely to be a highly infectious virus rather than a war.’ Ik beaam: we zijn niet klaar. Wanneer er zich plots een ernstig probleem voordoet, zoals ook met SARS en ebola het geval was,

dan reageert men met de gebruikelijke steekvlampolitiek. Ik pleit er al jaren voor om therapieën per familie uit te dokteren, zodat we ons er sneller tegen kunnen wapenen. We weten dat we de komende dertig jaar met bepaalde virusfamilies zullen moeten afrekenen; wat belet ons om daarop te anticiperen? Mijn boodschap is: wees voorbereid op het verwachte onverwachte.” Het lijkt wel of er steeds meer virussen bijkomen. Is daar een verklaring voor?

“We hebben alvast meer gevoelige methoden om ze te detecteren. De laatste twintig jaar is daarin een enorme vooruitgang geboekt. Wat zeker ook meespeelt, is de globalisering, gecombineerd met de ontbossing: dat vergroot de kans dat mensen in contact komen met nieuwe ziekteverwekkers die van dieren komen. Hiv is door overdracht van een apenvirus op de mens ontstaan in Afrikaanse wouden, maar bleef lang beperkt tot kleine dorpsgemeenschappen. Pas met de opkomst van de grote steden in Congo en de daarmee gepaard gaande prostitutie is het virus zich gaan verspreiden, om uiteindelijk overal te belanden. De wereld is een dorp geworden. Dat je in twaalf uur van Hong Kong naar Brussel kan vliegen, is fantastisch, maar het heeft ook zijn nadelen.”


04

NIEUWS

KORT NIEUWS Gezin verandert immuunsysteem Immuunsystemen van mensen die langdurig met elkaar samenleven, beginnen geleidelijk dezelfde kenmerken te vertonen. En die evolutie doet zich het sterkst voor bij mensen die een kind op de wereld zetten en het samen opvoeden. Dat blijkt uit onderzoek onder leiding van dr. Adrian Liston (VIB / KU Leuven). Het immuunsysteem beschermt ons lichaam tegen kwaadaardige cellen en bacteriën. Hoe sterker dat systeem, hoe minder vatbaar we zijn voor ziekten. Immuunsystemen kunnen sterk verschillen van persoon tot persoon, maar zijn over het algemeen vrij stabiel. De toediening van een griepvaccin kan het bijvoorbeeld tijdelijk uit balans brengen, maar het systeem keert vrij snel terug naar de oorspronkelijke staat. Het team van Adrian Liston wilde weten welke factoren de grootste impact hebben op die balans. In samenwerking met het Babraham Institute uit het Verenigd Koninkrijk namen ze de immuunsystemen van 670 mensen tussen 2 en 86 jaar oud drie jaar lang onder de loep. De onderzoekers stelden vast dat de immuunsyste-

CAMPUSKRANT | 24 FEBRUARI 2016

men van mensen die langdurig met elkaar samenleven geleidelijk dezelfde kenmerken beginnen te vertonen. “Terwijl voorheen de ene misschien zeer vatbaar was voor bacteriële ziektes en minder voor virale aandoeningen, kan hij van de ander de weerbaarheid tegen virussen overnemen. Hij is dan voortaan wel, net als zijn partner, kwetsbaar voor bacteriën. Het risico op bepaalde ziektes neemt dus door het samenleven toe, het risico op andere dan weer af ”, zei Adrian Liston in De Standaard. Dat effect is het sterkst bij mensen die een kind op de wereld zetten en het samen opvoeden: hun immuunsystemen vertonen onderling 50% minder variatie vergeleken met de variatie in de bredere bevolking. “Als twee volwassenen samen voor hun kindje zorgen, wisselen ze via het kindje bacteriën en virussen uit”, verklaart Adrian Liston. De onderzoekers stelden ook vast dat erfelijke eigenschappen een eerder beperkte rol spelen in het immuunsysteem. Leeftijd, geslacht en lichaamsgewicht hebben een grotere impact.

Betere kijk op ‘diamanten planeet’ Postdoc Olivia Venot (Instituut voor Sterren-

kunde) is er samen met Britse wetenschappers voor het eerst in geslaagd de atmosfeer van een superaarde te analyseren. Superaardes bevolken onze melkweg in groten getale en danken hun naam aan het feit dat ze zwaarder zijn dan de aarde. Net als bij de aarde is de atmosfeer zeer bepalend voor de omstandigheden aan het oppervlak en bevat ze informatie over hoe de planeet werd gevormd en evolueerde. Met de NASA/ESA Hubble Space Telescoop observeerden de wetenschappers superaarde 55 Cancri e. Die bevindt zich in een planetenstelsel rond 55 Cancri, een ster in het sterrenbeeld Kreeft op ongeveer veertig lichtjaren van de aarde. Een dag op 55 Cancri e duurt achttien uur en de temperatuur aan het oppervlak loopt op tot tweeduizend graden Celsius. De planeet is ongeveer twee keer zo groot en acht keer zo zwaar als de aarde. De bijnaam van 55 Cancri e is ‘de diamanten planeet’, omdat wetenschappers op basis van de massa en straal vermoedden dat er koolstof aanwezig is in haar atmosfeer. Toch was het een verrassing dat er grote hoeveelheden waterstofcyanide – een marker voor koolstofrijke atmosferen – werden aangetroffen. “Dat wijst erop dat er voor elk zuurstofatoom in de atmosfeer verschillende koolstofatomen aanwezig zijn”, zegt Olivia Venot.

De immuunsystemen van mensen die langdurig met elkaar samenleven, beginnen geleidelijk dezelfde kenmerken te vertonen.

© Matthias Vanmaercke

Klimaatverandering vergroot ravijnen

© Joris Snaet

Ravijnerosie – het uitschuren van kanalen door stromend water – kan grote schade aanrichten aan akkers, wegen en gebouwen. De plotselinge uitbreiding van ravijnen eist soms zelfs mensenlevens. Onderzoekers van de KU Leuven hebben nu voor het eerst een wereldwijd verband aangetoond tussen regenval en de snelheid waarmee ravijnen zich uitbreiden. Met de verwachte klimaatverandering kan deze uitbreidingssnelheid tot drie keer groter worden. Onderzoekers Matthias Vanmaercke en Jean Poesen van de Afdeling Geografie en Toerisme verzamelden en analyseerden met een internationaal team metingen uit 26 landen van over de hele wereld. Uit hun resultaten blijkt dat regenval een veel grotere invloed heeft op ravijnerosie dan gedacht. Matthias Vanmaercke: “We wisten al dat bestaande ravijnen tijdens hevige regenbuien plots sterk kunnen uitbreiden. In een tropiRavijn in de stad Mbuji-Mayi, D.R. Congo

“De nieuwe generatie infraroodtelescopen kan binnen enkele jaren bevestigen of deze planeet inderdaad rijk is aan koolstof ”, aldus professor Jonathan Tennyson van University College London. “Een ideale reisbestemming is deze planeet alleszins niet: waterstofcyanide is zeer giftig.”

Chips kunnen hoge straling aan De jonge spin-off MAGICS Instruments heeft technologie ontwikkeld waarmee elektronische apparaten onder uitzonderlijk sterke straling – zoals in de ruimte of in een nucleaire omgeving – toch kunnen blijven functioneren. De chips zijn bestand tegen radioactieve en elektromagnetische stralingen van meer dan 1 megagray of 1.000.000 gray – de eenheid van hoeveelheid geabsorbeerde ioniserende straling. De huidige state-of-the-art stralingsharde chips kunnen zowat 10.000 gray aan. Dankzij de nieuwe technologie kunnen apparaten in hoge stralingsomgevingen tot duizend keer langer betrouwbaar blijven functioneren. Dat maakt een hele waaier aan toepassingen in de nucleaire sector mogelijk, bijvoorbeeld voor de ontmanteling van kerncentrales en het beheer van kernafval. “Met onze chips kunnen robots en inspectietools worden ingezet om handelingen uit te voeren die voor mensen levensgevaarlijk zijn. Ook bij kernrampen kan onze technologie een grote meerwaarde bieden”, zegt CEO Jens Verbeeck, die zijn expertise net als medeoprichter Ying Cao opbouwde aan het Departement Elektrotechniek van de KU Leuven en aan het Studiecentrum voor Kernenergie (SCK•CEN). De oprichters, het SCK•CEN, de KU Leuven en het Gemma Frisius Fonds investeerden 350.000 euro in het bedrijf, dat momenteel twee medewerkers telt. Tegen 2020 mikt MAGICS Instruments, opgericht in oktober 2015, op een team van tien medewerkers en een omzet van 3.000.000 euro.

sche omgeving kan een ravijn soms door één bui tot honderd meter langer worden, wat ernstige gevolgen kan hebben in bewoonde gebieden. Uit een model dat we ontwikkelden blijkt nu dat zelfs een relatief beperkte toename in regenintensiteit grote gevolgen kan hebben, en dat ravijnen in sommige gebieden tot drie maal zo snel zullen uitbreiden.” Dat brengt uiteraard uitdagingen met zich mee. “Ook in ons land is dat het geval”, zegt Matthias Vanmaercke. “Een breed aanvaarde klimaatprojectie voorspelt dat de regenintensiteit in België tegen 2060 met 10 tot 15% zal toenemen. Volgens onze voorspellingen betekent dit dat het jaarlijkse bodemverlies door ravijnerosie kan verdubbelen.” Dat zou niet alleen nadelig zijn voor de landbouw, maar kan ook problemen als modderoverlast met zich meebrengen. Dat fenomeen doet zich nu vooral in de leemstreek voor, een erosiegevoelige regio. Dit onderzoek betekent een belangrijke stap vooruit in onze kennis over ravijnsystemen en kan de basis zijn voor efficiëntere maatregelen.


MAATSCHAPPIJ 05

CAMPUSKRANT | 24 FEBRUARI 2016

STUDENTE EN PROF OP RUST ONDER ÉÉN DAK

Zorgen voor de kotbaas Hij is een gepensioneerde professor die graag wat gezelschap wilde in zijn lege huis. Zij is een studente geneeskunde die op zoek was naar een betaalbaar kot. Het project Casa Cura bracht Piet en Marie aan het begin van dit academiejaar bij elkaar. “Het klikt goed tussen ons. Daar ben ik blij om, want zoiets weet je natuurlijk niet op voorhand.” TEKST: Lien Lammar | FOTO: Rob Stevens

H

et is niet de eerste keer dat de professor kinderpsychiatrie studenten in huis neemt. Toen hij nog verbonden was aan de KU Leuven en de UCL en zijn kinderen het huis uit waren, woonden er al studenten uit Italië, Griekenland en Peru bij hem in. Vandaag mag Piet Fontaine (91) zichzelf opnieuw kotbaas noemen. Sinds het begin van het academiejaar verhuurt hij een kamer aan Marie*, een studente geneeskunde die het moeilijk had om de eindjes aan elkaar te knopen. Piet en Marie stapten als eersten in het pilootproject Casa Cura. De Studentenhuisvestingsdienst, de dienst Thuiszorg van het OCMW Leuven en de stad Leuven sloegen de handen in elkaar om dit nieuwe concept van samenwonen te lanceren. Een win-winsituatie, noemt Marie het. “Ik heb al een diploma biomedische wetenschappen op zak, waardoor ik geen recht meer had op een studietoelage toen ik nog geneeskunde wilde studeren. De voorbije jaren heb ik altijd

gewerkt om alles te kunnen betalen, maar in combinatie met de intensieve stages dit jaar was dat niet meer haalbaar. Toen ik via het OCMW hoorde over Casa Cura, was ik meteen gewonnen voor het idee. Meneer Fontaine kan

Marie:

Ik neem Piet regelmatig mee voor een wandelingetje in de buurt. Alleen kan hij dat niet meer doen. een beroep doen op mijn hulp als dat nodig is, en voor mij is het financieel aantrekkelijk omdat ik een goedkopere kamer kan huren. De koten in Leuven zijn erg duur. Zonder Casa Cura

had ik mijn studies misschien moeten opgeven.” Geruststellend

Lagere huurprijzen in ruil voor engagement, minder eenzaamheid bij ouderen en een sterkere sociale cohesie tussen de verschillende generaties in de stad: dat is de gedachte achter Casa Cura. Geen slecht idee in Leuven, waar meer dan een derde van de eengezinswoningen bewoond is door alleenstaanden, zestigplussers of koppels die vaak nog wel een kamer te veel hebben. Ook Piet heeft niet lang getwijfeld toen zijn huisarts hem aansprak over het project. De professor op rust heeft al een gezegende leeftijd, maar woont nog steeds zelfstandig thuis. Minstens zes keer per dag doet hij de trappen naar boven, naar zijn computerkamer. De stappenteller die hij draagt, klokte vorige vrijdag nog af op vijfduizend stappen. “Ik probeer zoveel mogelijk in beweging te blijven”, lacht hij. Marie woont op de eerste verdieping, zelf slaapt hij beneden. “Mijn zoon heeft een bel op mijn kamer geïnstalleerd waarmee ik Marie kan roepen als dat nodig is. Ik heb de bel nog niet gebruikt, maar het is fijn om te weten dat Marie kan komen helpen als het moet. Ook voor mijn kinderen is het een geruststellende gedachte. Maar wat ik zelf nog kan, doe ik zelf.” Samen aan tafel

Bijna elke avond eten ze samen in het

Piet Fontaine (91): “Iemand die een praatje met je slaat, dat doet deugd. Ik denk dat ik veel minder telefoneer sinds Marie hier woont (lacht).”

keukentje van Marie. Zij doet boodschappen en kookt, Piet schuift mee aan tafel. Marie vindt het geen moeite om een extra bord voor hem klaar te maken. “Ik heb gekozen om me hiervoor in te zetten, dus ik doe dat met plezier. Tijdens het eten vertel ik Piet hoe mijn dag of mijn weekend geweest is. Vooral toen ik stage liep op de afdeling psychiatrie was hij altijd benieuwd naar mijn verhalen. Ik neem hem ook regelmatig mee voor een wandelingetje in de buurt, iets wat hij alleen niet meer kan doen. Het klikt goed tussen ons. Daar ben ik blij om, want zoiets weet je natuurlijk niet op voorhand.” Piet geniet vooral van het gezelschap. “Mijn vrouw is twee jaar geleden gestorven na een lange ziekte. Mijn kinderen en kleinkinderen komen regelmatig op bezoek, maar je voelt je toch snel eenzaam. Zonder Marie zou ik ’s middags en ’s avonds alleen moeten eten. Hoewel ze het erg druk heeft met haar studie, doet ze haar best om tijd te maken voor mij. Iemand die vraagt hoe het met je gaat, een praatje met je slaat … dat doet deugd. Ik denk dat ik veel minder telefoneer sinds Marie hier woont (lacht).” De initiatiefnemers zoeken nog studenten en ouderen die willen deelnemen aan het project. Meer info: OCMW Thuiszorg, Vera Nijs, (t) 016 24 83 75, Vera.nijs@ocmw-leuven.be (*) Om privacyredenen wordt een fictieve naam gebruikt.


06

INTERVIEW

CAMPUSKRANT | 24 FEBRUARI 2016

AARTSBISSCHOP JOZEF DE KESEL EN DE GEKNEUSDE KERK

“ We moeten blijven zingen, ook al is het een toontje lager” “De Kerk is voor sommigen aangeschoten wild, en de aartsbisschop staat dan vaak in de vuurlinie. Ik wens hem veel weerbaarheid”, zo luidt de boodschap van rector Torfs aan Jozef De Kesel, sinds 4 januari de aartsbisschop van ons land en de nieuwe grootkanselier van onze universiteit. Tijd voor een kennismaking met een strijdvaardig man: “Net nu mag de Kerk niet terugplooien op zichzelf. Je bent christen in je binnenste, maar ook in de buitenwereld. Dat moet je durven tonen.” TEKST: Ludo Meyvis | FOTO: Rob Stevens

D

e aartsbisschop holt dezer dagen van ontmoeting naar ontmoeting, maar trekt graag tijd uit voor ons. Hij ontvangt ons in de kantoren van de kerkelijke rechtbank – de andere vleugel van het statige bisschoppelijk paleis wordt

verbouwd, vandaar. “Ik moet ook zelf nog een beetje mijn weg zoeken, maar ik ben terechtgekomen in een omgeving die ik toch al vrij goed kende. Als bisschop van Brugge kwam ik maandelijks naar hier, voor overleg met de bisschoppen en de aartsbisschop. En in de ja-

RECTOR RIK TORFS:

“ Weerbaarheid gewenst” “Ik ken monseigneur De Kesel al heel wat jaren”, zegt rector Rik Torfs. “Hij is een uitstekend theoloog, met een groot talent om moeilijke materie uit te leggen aan een groter publiek – ik denk bijvoorbeeld aan zijn boek Hoe is Uw naam, Waar zijt Gij te vinden? Als hulpbisschop van Brussel en de voorbije jaren als bisschop van Brugge heb ik hem ervaren als een heel minzaam en toegan-

kelijk iemand, misschien wat directer dan zijn voorgangers. Kardinaal Danneels had soms iets van een sfinx, en mon­ seigneur Léonard was, op zijn manier, een homo ludens: conservatief, maar eigenlijk speels. Aartsbisschop De Kesel zal anders zijn, maar ik heb heel veel vertrouwen in hem.” “De universiteit heeft een uitstekende vertrouwensrelatie met de bisschoppen opge-

bouwd. Die zie ik niet substantieel veranderen.” “Monseigneur De Kesel zal wel moeten omgaan met de huidige plaats van de Kerk. Die is voor sommigen aangeschoten wild, waardoor je soms heel gemene kritiek krijgt. De aartsbisschop staat dan vaak in de vuurlinie. De Kesel beschikt over voldoende minzaamheid, maar ik wens hem toch ook aanzienlijke weerbaarheid toe.”

DECAAN MATHIJS LAMBERIGTS:

“ Moed en creativiteit” “Van een aartsbisschop verwacht ik een grote betrokkenheid bij het concrete leven van gelovige mensen”, zegt Mathijs Lamberigts, decaan van de Faculteit Theologie en Religiewetenschappen. “Voor vele gelovigen is het een tijd van zoeken. Een inspirerende tochtgenoot is dan schitterend.” “Ik heb Jozef De Kesel leren kennen in de jaren 80, toen we allebei beginnende docenten

waren. Ook later, in Brussel en Brugge, heb ik hem geregeld ontmoet. Hij is een realist, maar zeker geen defaitist. Hij kan niet overweg met intellectuele oneerlijkheid, al zal hij daar misschien wel mee te maken krijgen.” “Ik hoop dat hij in de wereldkerk de verzuchtingen van de lokale Kerk, de Vlaamse en de Belgische, een stem kan geven. Natuurlijk maken

we een crisis door, maar die kan haar eigen waarde hebben. De universele Kerk is nu eenmaal een veelkleurig mozaïek, waarin een crisis niet het einde betekent.” “Hij is een creatieve geest. Ik ga er dan ook van uit dat hij alle ruimte zal willen geven aan creativiteit binnen de universiteit en faculteit.” “Ik wens hem heel veel moed toe, maar die heeft hij.”

ren daarvoor had ik ook geregeld te maken met ‘Mechelen’, als hulpbisschop bevoegd voor het Brussels hoofdstedelijk gewest. Het is dus een beetje thuiskomen, maar anderzijds betekent het natuurlijk ook verhuizen: daar moet je als priester enig talent voor hebben.” MOEILIJK WERK Hoe kijkt u terug op uw aanstelling tot aartsbisschop?

“Toen monseigneur Léonard zijn vertrek aankondigde, was ik er eigenlijk vrij zeker van dat ik het niét zou worden. In Brugge was ik aangetreden in een erg moeilijke periode, en er was nog veel werk te doen. Dat verliep goed, en ik vermoedde dat er van mij verwacht zou worden dat ik dat werk zou voortzetten. Maar toen kreeg ik een telefoontje van de nuntius, zowat de ambassadeur van het Vaticaan. Of ik ermee kon leven dat mijn naam deel zou uitmaken van het lijstje van drie kandidaten dat aan de paus bij zo’n vacature voorgelegd wordt. Een aantal dagen later vernam ik dan de intussen bekende beslissing. Nee, wie de andere twee waren, weet ik niet.” “Geeft zo’n benoeming je voldoening? Ja, natuurlijk wel, omdat ze toch waardering uitdrukt. Anderzijds weet ik ook wel dat het moeilijk werk is. Je wordt meteen in het diepe gegooid, op een moment dat de Kerk haar weg zoekt in een seculariserende of geseculariseerde wereld. Dat plaatst je in een andere positie dan pakweg vijftig jaar geleden, toen de Kerk nog centraal in de maatschappij stond en eigenlijk overál mee te maken had. De uitdrukking ‘buiten de Kerk’ had weinig zin. De aartsbisschop bevond zich daardoor in een heel andere positie dan nu. Vijftig jaar geleden zou jij hier niet gezeten hebben voor een interview. Dat was toen not done. Nu wel, en je bent welkom.” Vindt u die veranderde positie jammer?

“Dat is niet het juiste woord. Elke tijd heeft zijn mogelijkheden, en zijn problemen. Je mag geen enkele periode idealiseren of ongenuanceerd afwijzen, niet het verleden, maar ook niet het heden. Je moet je verzoenen met je tijd, en niet nostalgisch naar het verleden terugkijken, of gefrustreerd zitten hongeren naar de toekomst. En uiteraard moet je kritisch staan tegenover het heden.” “Het bekleden van een gezagspositie is wel lastiger geworden, niet iedereen is zomaar je copain. We leven in een tijd waarin je vanzelfsprekendheden moet laten varen. Iemand in een gezagspositie moet daar rekening mee houden.” “Ook op het vlak van engagement zijn het andere tijden. Ik was student op het einde van de jaren 60, en ik kan me niet van de indruk ontdoen dat er toen meer

betrokkenheid was bij de maatschappij. Er is meer individualisme gekomen: we beleven een globalisering van de onverschilligheid. Daar moet je je kritisch over durven uitlaten.” GEEN TRIOMFALISME Wat beschouwt u als uw belangrijkste taken? Waar wil u met de Kerk naartoe?

“Even voor de duidelijkheid: het is niet aan mij om daarover te beslissen. Ik ben niet de baas van de Belgische Kerk, en evenmin van de bisschoppen. De plaatselijke kerken, dus de bisdommen, staan hiërarchisch onder de paus, niet onder de aartsbisschop. Ze zijn in hun werking redelijk onafhankelijk. Wel heb ik een rol in de collegiale band tussen de bisschoppen. Die cohesie wil ik versterken. Dat zou ook bijdragen tot een duidelijkere stem van de Kerk, op Vlaams niveau, of op Belgisch – de Kerk is nog altijd unitair, wat ik een rijkdom vind.” “Mijn rechtstreekse taak is die van bisschop van Mechelen-Brussel, op zich al behoorlijk complex. Ik werk samen met drie hulpbisschoppen, een voor Vlaams-Brabant, een voor Waals-Brabant en een voor Brussel.”

Toen mijn voorganger Léonard zijn vertrek aankondigde, was ik er eigenlijk vrij zeker van dat ik het niét zou worden. “Verder besef ik heel goed dat de Kerk leeft in een geseculariseerde en multiculturele wereld. We vertegenwoordigen niet meer het geheel van de bevolking, al gaat het zeker ook niet om een minderheid. We zijn een groep in de samenleving. Je terugplooien op jezelf, alleen binnen je vier muren je geloof uiten, vind ik verkeerd. Je bent christen in je binnenste, maar ook in de buitenwereld. Dat moet je dus durven tonen, je ervoor engageren, ervoor uitkomen. De Kerk moet een duidelijk profiel hebben.” “Dat is des te belangrijker wanneer de Kerk kleiner wordt. Ze mag zich niet te fel alleen focussen op haar interne werking en problemen. Die zijn er, ze zijn belangrijk, maar er is veel meer. Als de Kerk zich alleen op zichzelf zou richten, ontstaat het gevaar voor sectarische trekjes, en die zijn uiteraard nooit gezond.” “De Kerk moet durven meeleven met de grote uitdagingen van de tijd, om zo haar


INTERVIEW

CAMPUSKRANT | 24 FEBRUARI 2016

07

gen-de-rest. Extremisme is nooit gezond, niet politiek, niet cultureel, niet religieus. Ik heb er geen moeite mee dat iemand zijn geloof intensief beleeft en dat tot uiting brengt. Maar het mag geen integrisme worden, geen poging om de anderen je wil en je geloof op te leggen.” DE KERK IN HET MIDDEN U bent ook de nieuwe grootkanselier van de KU Leuven en de UCL. Hoe ervaart u dat?

© KU Leuven | Rob Stevens

“Dat is natuurlijk een ceremoniële functie, een symbool. Ik heb er geen voltijdse job aan. De bisschoppen hebben een adviserende taak in de inrichtende overheid, maar ze besturen de universiteit niet. Dat kan ook niet, door de complexiteit en de omvang van de organisatie.” “Maar symbolen zijn niet onbelangrijk. De universiteit wil de functie van grootkanselier behouden, wat voor mij betekent dat ze hecht aan een bepaalde traditie, dat ze een verbondenheid met de waarden van de katholieke Kerk tot uiting wil brengen. Symbolische evenementen als de misvieringen bij de opening van het academiejaar en bij het Patroonsfeest hebben hun belang als verwijzing naar die traditie en verbondenheid. Een heel reële en tastbare rol heeft natuurlijk de Universitaire Parochie, die de katholieke studenten een authentiek, niet-opdringerig platform geeft, en die projecten aanbiedt voor wie ervoor openstaat. Ik wil me daar graag nog wat meer in oriënteren, net als in de pastorale werking binnen de UZ.” “Rector Torfs ken ik al heel wat jaren, en ik waardeer hem zeer. Hij houdt de kerk in het midden, in alle betekenissen. In de huidige context is dat trouwens geen slechte plaats. Zijn stellingen zijn to the point, en hij verwoordt ze natuurlijk uitstekend. Maar zijn ironie belet niet dat hij geregeld zijn nek uitsteekt en dat hij ‘zijn gedacht zegt’. Dat juich ik toe.” geloof-waardigheid te verdienen. Natuurlijk is er voor het triomfalisme van vroeger geen plaats meer. We zijn gekneusd, en we moeten een toontje lager durven zingen, maar we moeten wel blijven zingen …” Zal de secularisering nog verder gaan?

“De mens is een zoeker, is zelfs een wandelende vraag. De zoektocht naar zin is van alle tijden, en zal dat ook blijven. Het christendom is een van de grote, historische antwoorden op die vraag. Dat antwoord is nooit definitief, maar de vraag zelf zal nooit verdwijnen. Dat mag ook niet, en we moeten

ons durven inspannen om dat tegen te gaan. Dat is geen defensieve reflex, alleen een waarschuwing tegen het gelaten aanvaarden van de leegte. Door een antwoord op de grote vragen te formuleren, voorkom je die leegte juist. Uiteraard zal niet iedereen zich in dat antwoord vinden, maar je garandeert alleszins de diversiteit, die voor mij een verrijking is.” “Die diversiteit heb ik in mijn Brusselse jaren heel erg leren waarderen. Het verbaasde me hoe groot de inbreng van christenen van vreemde origine kan zijn. Zij hebben een andere kijk op een aantal dingen, en dat werkt verfrissend. Nog een stapje verder: de

ontmoeting met de islam, op sommige momenten misschien lastig, zal zich volgens mij ook in goede zin ontwikkelen. Daar heb ik vertrouwen in. Op een bepaalde manier hebben zij trouwens hetzelfde probleem: ook de islam wordt geconfronteerd met de secularisering en zal naar een aangepaste houding toe moeten groeien, net als het christendom.” “Het katholicisme is per definitie universeel. De christelijke houding tegenover diversiteit en multiculturaliteit staat daarom haaks op overdreven nationalisme. Er is niks fout met een gezond nationaal gevoel, maar het mag geen extremisme worden, geen wij-te-

Vijftig jaar geleden zou jij hier niet gezeten hebben voor een interview. Dat was toen not done.

Kunnen de Kerk en de universiteit iets aan elkaar hebben?

“Daar ben ik zeker van. De Kerk heeft uiteraard baat bij de inzichten van de wetenschap. Maar het geldt ook omgekeerd. De studenten van nu zijn de decision makers van morgen. Die hebben niet alleen nood aan een uitstekende technische, positiefwetenschappelijke bagage, maar ook aan de mentaliteitsvorming waarvoor de menswetenschappen kunnen zorgen, onder meer via de studie van religie en zingeving. Die moeten dus ten volle hun plaats aan de universiteit blijven houden. Ik denk dat de universiteit dat ook wel voldoende beseft.”


08

EXPO

CAMPUSKRANT | 24 FEBRUARI 2016

VLAAMSE MISSIONARIS PIETER JAN DE SMET ONTMOETTE SITTING BULL EN ABRAHAM LINCOLN

De blanke die spreekt zonder gespleten tong © KADOC-KU Leuven, ASJ

Father Damian is in de Verenigde Staten een klinkende naam, maar je vindt er ook dorpen en een meer met de Vlaamse naam De Smet. Het zijn sporen van een jezuïet uit Dendermonde die als missionaris mee zijn stempel drukte op een turbulente episode in de ontstaansgeschiedenis van de VS. Pieter Jan De Smet trok zich het lot van de indianen aan, won het vertrouwen van de Amerikaanse overheid, en trad op als bemiddelaar tussen beide partijen. Een expo in het Gentse Caermersklooster brengt dat verhaal tot leven, en trekt het door tot de huidige situatie van de indianen. Ludo Meyvis

P

ieter Jan De Smet was de zoon van een reder en groeide op tussen de boten. Van kindsbeen af had hij het avontuur in het bloed. In 1821 trok hij als romantisch gedreven missionaris naar het land van de ‘nobele wilden’ – het beeld dat hij van de indianen had. “Natuurlijk had De Smet de bedoeling om hen te bekeren. Maar hij begreep ook dat ze in een stroomversnelling van de geschiedenis terechtgekomen waren, die hun voortbestaan bedreigde”, zegt historicus Luc Vints van KADOC, medecurator van de tentoonstelling. “Tegen het midden van de negentiende eeuw kwam de trek naar het Westen volop op gang, en de oorspronkelijke bevolking zag haar traditionele woongebieden en levenswijze in een mum van tijd verloren gaan.” Het gewicht van bloed

© KADOC-KU Leuven, ASJ

De jonge missionaris beheerste geen inheemse taal, maar met tolken en gebarentaal slaagde hij er geleidelijk aan in een vertrouwensman van de indianen te worden: “Ze noemden hem ‘de blanke die geen gespleten tong heeft’. De Smet kreeg hun vertrouwen, waardoor hij hun leefwereld van heel nabij kon leren kennen. Hij ontmoette ook hun leiders, tot en met de gevreesde Sitting Bull. In een brief uit 1868 beschrijft hij hoe het

Sioux-opperhoofd over de vele wreedheden van de blanken sprak, en over de harde weerwraak die hij genomen had: Zwartrok, ik kan me nauwelijks overeind houden onder het gewicht van het blanke bloed dat ik vergoten heb. Maar vandaag ben jij bij ons. Ik zal naar je goede woorden luisteren, en zo wreed als ik geweest ben jegens de blanken, zo bereid ben ik om goed met hen om te gaan.”

Pieter Jan De Smet:

Ik heb meer wilden gezien in de steden van Europa en Amerika dan in de vlakten en de bergen van het verre Westen. Steeds meer trad De Smet als pleitbezorger van de indianen op: “De overheden wisten dat hij het vertrouwen van de indiaanse bevolking genoot en schakelden hem in voor officiële onderhandelingen. De Smet raakte zo ook tot in de hoogste regeringskringen: hij had meerdere ontmoetingen met Ame-

rikaanse presidenten, onder wie Abraham Lincoln. Die beloofde hem dat hij zich zou inspannen om het lot van de indianen te verbeteren. De Smet was er ook echt van overtuigd dat hij als bemiddelaar een verschil kon maken, maar de verdragen werden keer op keer geschonden. Toen de goudkoorts vanaf 1848 oplaaide, en de race naar het Westen massaal werd, begreep De Smet dat het lot van de indianen bezegeld was.” “Een tijdlang zag hij nog heil in de reservaten, als ‘het minste kwaad’: het was dat of de vernietiging. Tegen beter weten in hoopte hij dat de indianen er hun levenswijze zouden kunnen behouden, maar telkens weer moest hij vaststellen hoe de regering de belangen van de kolonisten voorop plaatste.” “De Smet overleed in 1873 en maakte de echte ondergang van de indianen niet meer mee: het genadeloze afslachten van hun bizonkuddes, het inpalmen van hun gronden, de nederlaag bij Wounded Knee in 1890 … Maar hij voorvoelde op het eind van zijn leven natuurlijk wel dat hij de feiten achterna holde. Met lede ogen zag hij aan hoe de status van de trotse oorspronkelijke bevolking herleid werd tot die van bedelaars, en hoe ze moesten zien te overleven van de kruimels die de overheid hen toewierp. Dat deed hem pijn. Ik heb meer wilden gezien in de steden

Pieter Jan De Smet met de chiefs van het Plateaugebied, ten westen van de Rocky Mountains, naar aanleiding van het verdrag van Fort Vancouver, 1859.

van Europa en Amerika dan in de vlakten en de bergen van het verre Westen, schreef hij ooit …” Lake De Smet

Dat de Amerikanen De Smet niet vergeten zijn, kon Luc Vints er zelf vaststellen. “Toen enkele van zijn verwanten een aantal voorwerpen wilden schenken aan het Etnografisch Museum in Antwerpen – inmiddels opgegaan in het MAS – bracht dat museum hen ook met ons in contact. Samen hebben we deze tentoonstelling georganiseerd. De voorbereiding bestond onder meer uit een tocht in de voetsporen van De Smet: de Rocky Mountains, de vallei van de Boven-Missouri ... Pater Damiaan is bij ons en in de States ongetwijfeld bekender dan De Smet, maar vergeten is die laatste allerminst. In Idaho en Zuid-Dakota zijn er dorpjes die De Smet heten, er is een Lake De Smet, en er staan een aantal standbeelden. De belangrijkste erfenis vind je in zijn uitvalsbasis, Saint Louis, waar een fraaie collectie archiefmateriaal bewaard wordt.” Maar ook in Gent kan je nu dus kennismaken met de leefwereld van De Smet en zijn indianen. Naast kaarten, tekeningen en foto’s zie je er ook bizonhuiden, fraai versierde mantels en wapentuig. “Sommige van die voorwerpen zijn door De Smet zelf verzameld, maar hij was natuurlijk geen etnoloog. Het was hem eerst en vooral te doen om een beter leven voor zijn indianen. Dat betekende ook dat hij zijn pr goed moest verzorgen, want voor het grootste deel van de kosten van zijn missiewerk draaide hij zelf op. Hij publiceerde veel, schreef duizenden brieven, en onderhield contacten met de Amerikaanse en de Belgische beau-monde. Hij keerde trouwens ook vaak terug naar België om zijn ‘nobele wilden’ te promoten, tot aan het koninklijk hof toe – hij schonk koningin Marie-Henriette een mooie indiaanse jurk. Die is op de tentoonstelling te zien, net als de jas en de mocassins die hij aan haar echtgenoot Leopold II schonk.” “De tentoonstelling toont ook hoe het de indianen vergaan is na De Smet. Je ziet hoe ze geleidelijk aan proberen tot een soort reveil te komen, wat uitmondde in de bezetting van Wounded Knee in 1973 – exact een eeuw na het overlijden van De Smet. Ook de huidige situatie in de reservaten krijgt aandacht. Hoewel de levensomstandigheden verbeterd zijn, zou een hedendaagse De Smet nog heel veel werk hebben.” ‘The Call of the Rockies – Pieter Jan De Smet en de Indiaanse tragedie’, nog tot 1 mei in Provinciaal Cultuurcentrum Caermersklooster, Gent. Info: www.caermersklooster.be www.pjdesmet.be


UNIVERSITEIT 09

CAMPUSKRANT | 24 FEBRUARI 2016

Wat doet en deed een pedel?

© KU Leuven | Rob Stevens

Pedel Paul Meersman: “Op weg naar de Sint-Pieterskerk gaat het nog goed, maar bij de terugkeer naar de Universiteitshal begint zo’n scepter toch te wegen.”

“ De hele dag zo’n scepter dragen,

dat voel je ‘s avonds wel”

Paul Meersmans zwaaide jarenlang de scepter aan de KU Leuven. Letterlijk dan. Tijdens het voorbije Patroonsfeest, op 10 februari, mocht de pedel voor de allerlaatste keer de stoet der togati voorgaan. Goran Verluyten

S

inds begin dit jaar is Paul Meersmans met pensioen als pedel van de Faculteit Geneeskunde. De afgelopen zesentwintig jaar is hij ettelijke malen de stoet der togati voorgegaan: “Ik ben de tel kwijtgeraakt. De pedellen van de verschillende faculteiten wisselen elkaar af, want een pedel heeft uiteraard nog andere taken. Ervoor zorgen dat alles in goede banen verloopt bij promoties bijvoorbeeld. Ook het opmaken en afleveren van diploma’s was mijn taak, en het organiseren en bijhouden van de deliberaties en de punten. De erefunctie is dus maar bijkomstig.” De stoet voorgaan was wel altijd iets bijzon-

ders voor Paul: “Ik heb veel interessante eredoctors zien passeren: Jean-Luc Dehaene bijvoorbeeld, en ook prins Filip. Op hem hebben we tijdens het Patroonsfeest van 2002 nog tien minuten moeten wachten, terwijl hij met de helikopter landde op het platform in Gasthuisberg. De meest hilarische toestanden beleefden we een paar jaar later tijdens het eredoctoraat van Roberto Benigni. Hij gaf rector Vervenne als dank de grote pot bloemen die op het podium stond, en stormde vervolgens op de pedellen af om ons elk drie kussen te geven.” Verzuring

De scepter dragen is letterlijk een zware taak,

zegt Paul: “Op weg naar de Sint-Pieterskerk gaat het nog goed, maar bij de terugkeer naar de Universiteitshal begint het toch te wegen. Dan voel je je armspieren verzuren. Als ik dan niet af en toe van arm wissel, merk ik dat ‘s avonds wel.” Hij kijkt met een goed gemoed terug op zijn tijd aan de universiteit: “Het was een heel leuke en leerzame periode. Ik was enkel graag op nog wat meer diensten actief geweest, zodat ik nog meer had kunnen ontdekken.” Hij blijft in ieder geval nog even hangen, als vrijwilliger bij de Dienst Congres en Event: “Zolang de fysieke conditie het toelaat, blijf ik hier actief.” Hij kijkt een beetje geëmotioneerd terug op zijn pensioenviering. “Onverwacht verscheen rector Torfs op het feest om een heel persoonlijke speech te houden: hij kende zelfs mijn favoriete voetbalploeg! Dat zal me altijd bijblijven.” Lees het verslag van het Patroonsfeest op nieuws.kuleuven.be/patroonsfeest2016

Bij het oprichten van de eerste universiteiten in de dertiende eeuw ontstond, tegelijk met de functie van rector, de functie van pedel. De eerste Leuvense pedel werd na de stichting in 1425 weggekocht bij de universiteit van Keulen. Na een tijdje had elke faculteit haar eigen pedel. Aanvankelijk hadden de pedellen een zeer uitgebreid takenpakket: ze organiseerden vergaderingen, traden op als penningmeester en maakten de kalenders van de universiteit bekend. Ze zorgden ook mee voor de ordehandhaving onder de studenten, die ze, in opdracht van de rectorale rechtbank, konden dagvaarden of laten opsluiten. Daarnaast diende steeds minstens één pedel de rector in het openbaar te vergezellen, waarbij de scepter symbool stond voor de universitaire autonomie, belichaamd door de rector. De rinkelende belletjes op de scepter moesten zijn komst aankondigen. Vandaag maken pedellen deel uit van de studentenadministratie van een faculteit, en stellen ze onder meer examen- en lokalenroosters op. Nog steeds spelen ze een ceremoniële rol bij facultaire of universitaire evenementen. De rector in het openbaar vergezellen gebeurt enkel nog tijdens het Patroonsfeest en de opening van het academiejaar, wanneer de pedel de stoet der togati voorgaat. Vroeger was het steeds één pedel, meestal afkomstig uit de faculteit van de rector, die deze taak op zich nam. Nu volgen de pedellen een beurtrol en verschijnen ze telkens met twee.

BEELDIGE WETENSCHAP

© Rob Van den Broeck

Trosje bessen? Boeketje bloemen? Deze trosjes zijn kolonies klokdiertjes (Carchesium), eencellige waterdiertjes die bestaan uit een meestal klokvormige cel en een lange, samentrekbare steel. Ze leven onder andere van bacteriën – de andere vlokjes en sliertjes op de foto. Met hun trilhaartjes veroorzaken de klokdiertjes turbulentie in het water om de bacteriën en voedingstoffen in hun klokje te vangen. Dat komen we te weten van doctor Rob Van den Broeck. Hij is geen bioloog, maar een industrieel ingenieur die werkt in het Laboratorium voor Proces- en Milieutechnologie (PETLAB) van de Faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen. “Wij bestuderen het actief-slibproces: biologische technieken om afvalwater te zuiveren. In actief slib zitten allerlei micro-organismen. De bacteriën voeden zich met vervuilende stoffen en zuiveren zo gratis

ons water. Daarnaast heb je iets grotere organismen, zoals de klokdiertjes: die eten bacteriën en slibfragmentjes op en houden zo hun aantal onder controle. Dat is nodig om gezuiverd water te verkrijgen dat ook helder is.” “Om na het zuiveringsproces het actief slib opnieuw van het gezuiverde water te scheiden, is de vorm van dat slib heel belangrijk. Vandaar dat we onder de microscoop bestuderen wat er allemaal in het slib zit. In onze stalen zien we meestal solitaire klokdiertjes. Af en toe, zoals op deze foto van huishoudelijk afvalwater, zie je ze in kolonie, waarbij ze met hun steeltjes aan mekaar vasthangen en een mooi boeketje vormen.” Ilse Frederickx Bent u onderzoeker aan de KU Leuven en maakt u intrigerende wetenschapsfoto’s? Mail ze naar nieuws@kuleuven.be.


10

FACULTY STARS

DE NIEUWE HUISKUNSTENAARS VAN DE FACULTEITEN Strikjes ontwerpen voor Stromae, een concertzaal platspelen of imponeren met een fototentoonstelling … De nieuwe Faculty STARs hebben elk hun eigen droom, maar ze zijn allemaal even ambitieus. Naar goede gewoonte krijgen dertien Student Artists in Residence de kans om hun creativiteit te tonen en die verder te ontplooien als huiskunstenaars van hun faculteit. Wij begaven ons tussen de sterren en plukten er enkele uit. TEKST: Pieter-Jan Borgelioen FOTO’S: Rob Stevens

CAMPUSKRANT | 24 FEBRUARI 2016

AARON POLLET (ECONOMIE EN BEDRIJFSWETENSCHAPPEN / RECHTSGELEERDHEID):

“ Stromae zou goed staan met mijn strikjes” Het gebeurt niet vaak dat we een interview mogen vullen met strikvragen, maar in het geval van Aaron Pollet (21) kon het moeilijk anders. Hij legt zich immers toe op het ontwerpen van vlinderdasjes. “Het is de ideale combinatie van mode en kunst.”

D

e liefde voor het strikje overviel Aaron niet toevallig in Parijs, de wereldhoofdstad van de mode. “Zo’n vijf jaar geleden was ik er op citytrip met mijn moeder. In een van de winkelstraten viel mijn oog op de etalage van modehuis Lanvin. Ik zag er majestueus geklede etalagepoppen met grote strikken en was er meteen door gegrepen … Tot ik het prijskaartje zag. Zo’n strik kostte 200 euro en dat was toch een beetje veel voor mijn budget (lacht). Daarom kwam ik op het idee om mijn eigen vlinderdassen te maken.” Nadat hij zich liet informeren in een naburige bruidswinkel, ging Aaron aan de slag met enkele aangekochte stoffen en de dertig jaar oude naaimachine van zijn moeder. “Ik heb me zowat alles zelf aangeleerd. In het begin ging dat natuurlijk met vallen en opstaan. Zo waren de eerste strikken die ik maakte nogal groot, op het clowneske af (lacht). Intussen heb ik al heel wat ervaring opgedaan en weet ik beter waarmee ik bezig ben. Maar elke nieuwe strik is toch ook weer een experiment.” Naaimachine op kot

“De stoffen die ik gebruik, kies ik uit in gespecialiseerde winkels of op websites”, zegt Aaron. “Op sommige ervan kan ik echt verliefd worden, maar ik ben nuchter genoeg om te kijken of ik er ook iets mee kan doen. Hoe mijn ontwerpen eruit zien, hangt af van de inspiratie van het moment. Zelf heb ik het nogal voor extravagante strikjes met flashy prints, maar omdat niet iedereen daarvoor te vinden is, maak ik ook modellen die iets soberder zijn. Ik wil bovenal een meerwaarde bieden.

Dat doe ik door materialen te gebruiken die je niet vindt in de gewone winkels en door extra aandacht te besteden aan de afwerking.” Dat Aaron fier is op zijn creaties, blijkt uit zijn verschijning. Op straat of in de aula zal je hem maar zelden aantreffen zonder strik. “En ik heb ook een Facebookpagina en website waarop ik foto’s van mijn werk presenteer. Ik wil mensen tonen wat ik doe, maar ik maak mijn strikken in de eerste plaats voor mezelf. Af en toe verkoop ik er wel eens één aan een vriend of een kennis. Het geld dat ik daarmee verdien, gebruik ik om nieuwe stoffen te kopen. Dat is ook nodig, want ze zijn best duur. Voor één meter kwaliteitszijde betaal je al gauw honderd euro.” Naast geld kost ontwerpen ook tijd, zegt Aaron. “Daardoor valt het soms moeilijk te combineren met mijn master economie, recht en bedrijfskunde. Tijdens de blok had ik bijvoorbeeld absoluut geen tijd voor mijn strikjes. Tegelijk blijven de ideeën komen en heb ik het gevoel dat ik mijn ei kwijt moet. Ik heb sinds kort een naaimachine op mijn kot. Zo kan ik ook in Leuven werken aan mijn ontwerpen. Of ik er ooit mijn beroep van wil maken, weet ik niet. Misschien als bijverdienste. In dat geval zou ik me het liefst toeleggen op de supervisie: het ontwerpen en de stoffen uitkiezen. Het handwerk zelf is te tijdrovend.”

Di Rupo en Delvaux

Nu hij Faculty STAR is, hoopt Aaron te groeien als ontwerper. “Ik wil meer doen dan enkel strikjes maken. Omdat ik graag portefeuilles en aktetassen zou ontwerpen, heb ik al contact opgenomen met iemand die accessoires in leer maakt. En ik heb de enige nog levende meester-kleermaker in België gevraagd of hij mij hemden wil leren maken. Maar mijn grootste droom is een bezoek brengen aan de ateliers van Delvaux. Het lijkt me fantastisch om te zien hoe de ontwerpers van zo’n topmerk te werk gaan.” Wie hij graag zou strikken als uithangbord voor zijn vlinderdasjes? “Ik heb er ooit eentje opgestuurd naar Elio Di Rupo”, zegt hij. “Hij antwoordde me zeer beleefd dat hij het zeker zou dragen. Telkens als hij op het journaal verschijnt, kijk ik extra aandachtig. Maar voorlopig heb ik hem nog niet gezien met dat strikje. Verder lijkt Stromae me wel een goede keuze. Ook hij krijgt er eentje gratis! (lacht)”

ROOSMARIJ CLERCX (GENEESKUNDE):

“ Speelplezier kan een concert doen slagen”

Roosmarij Clercx: “Beroepsmuzikant worden? Het lijkt me een harde wereld, met veel concurrentie en een hoge werkdruk.”

Muziek is de rode draad in het leven van klassiek violiste Roosmarij Clercx (22). Op haar vierde kreeg ze haar eerste vioolles en als studente speelt ze al vijf jaar lang bij het Universitair Symfonisch Orkest. Haar grootste droom is solovoorstellingen geven. “De hele zaal voor mezelf? Dat lijkt me fantastisch.”

H

oewel ze ooit pianoles volgde en klarinet leerde spelen, heeft de viool bij Roosmarij Clercx altijd de gevoeligste snaar geraakt. “Het is een veelzijdig instrument met een

heel gevarieerde klankkleur”, zegt ze. “De viool leent zich voor veel verschillende muziekstukken en repertoires, en je kan er zowel solo als in een orkest mee aan de slag. Die variatie vind ik heel aangenaam.”


FACULTY STARS

CAMPUSKRANT | 24 FEBRUARI 2016

11

HATIMA MERZJO (FARMACEUTISCHE WETENSCHAPPEN):

“ Mijn werk zit vol melancholie, net als ik”

W

ie een blik werpt op mijn foto’s, kijkt ook een beetje in mijn ziel”, zegt Hatima Merzjo. “Ik heb me altijd beter kunnen uitdrukken in beelden dan met woorden. Dat had ik al van jongs af aan. Toen ik dertien was, gaven mijn ouders me een tweedehandsfotocamera en daar ben ik volop mee beginnen te experimenteren. Sowieso heb ik altijd de nood gevoeld om met kunst bezig te zijn. Ik heb ook nog geschilderd en poëzie geschreven, maar fotografie blijft mijn grote passie.” Hatima groeide op in Tsjetsjenië, maar vanwege de oorlog in haar thuisland emigreerde ze als achtjarige met haar ouders naar België. “Ik heb nog steeds een sterke band met Tsjetsjenië”, zegt ze. “Af en toe sluipt die mijn fotowerk binnen, maar het is niet zo dat het een groot of belangrijk thema is. Zo nu en dan ga ik er op bezoek bij familie en van die gelegenheden maak ik wel gebruik om foto’s te maken. Het Kaukasusgebergte leent zich daar bijvoorbeeld perfect voor, al is het maar omdat het zo massief en indrukwekkend is.” Fotomuur

“Ik vertrek altijd van een beeld dat me persoonlijk raakt”, zegt Hatima. “Door mijn foto’s te bewerken op de computer probeer ik ze een extra lading mee te geven, een weerspiegeling van wat ik op dat moment voel. Ik ben nogal melancholisch ingesteld en dat zie je ook in mijn werk. Vaak is het heel abstract. Ik maak gebruik van schaduwen, vage vormen en vreemde kleurschakeringen. Maar het gaat er soms ook luchtiger aan toe, hoor. Zo organiseer ik bijvoorbeeld fotoshoots met vrienden en vriendinnen. Dat is meer voor de fun (lacht).” Wat ze precies fotografeert, hangt vaak af van

Als violiste is Roosmarij niet aan haar proefstuk toe. Ze speelt al vijf jaar bij het Universitair Symfonisch Orkest en is er inmiddels vier jaar concertmeester. “Ik leid de eerste violen”, zegt ze. “En aan het begin van de repetitie moet ik ervoor zorgen dat de instrumenten zijn gestemd. Daarnaast neem ik de solopartijen voor viool voor mijn rekening. Ik hou ervan om met anderen te musiceren, maar droom er al lang van om concerten te geven als solovioliste. Het podium voor jezelf hebben en je eigen ding kunnen doen lijkt me heel uitdagend.” Suzuki

De passie voor noten en toonladders heeft Roosmarij met de paplepel meegekregen. “In mijn ouderlijk huis hoorde ik voortdurend klassieke muziek, en mijn moeder en drie broers bespelen ook een instrument. Vanaf mijn vier jaar heb ik vioolles gekregen. Normaal gezien kan dat pas

een inval van het moment. “Als ik ergens heen ga, heb ik altijd een camera of mijn iPhone bij me. Ik let heel hard op details in de omgeving. Die probeer ik in een beeld te vangen en zo een bredere context te schetsen. Eén van de foto’s uit mijn portfolio (zie hierboven) heb ik bijvoorbeeld gemaakt toen ik aan zee was. Het was een stormachtige dag en de zee was heel woelig. Dat greep me meteen. Ik wilde de kracht en diepte van de zee vangen in een beeld. Tijdens het bewerken heb ik er dan ook iets heel donkers en mysterieus van gemaakt.” “Het is niet zo dat ik enkel met digitale beelden aan de slag ga”, zegt Hatima. “Twee jaar geleden heb ik ook een analoge camera gekocht. Ik ben er nog niet erg goed in, maar het levert leuke experimenten op. Het helpt me ook om beter te leren fotograferen. Bij een analoge foto heb je immers maar één of twee kansen. Het moet meteen goed zitten. En omdat zo’n foto heel tastbaar is, heb ik ook meer het gevoel dat het iets van mezelf is. Nog een groot verschil: mijn digitale foto’s komen terecht op mijn Instagrampagina en de analoge hang ik op aan de muur van mijn kot (lacht).”

© Hatima Merzjo

Fotografe Hatima Merzjo (20) probeert haar gevoelens te vangen in beelden. Ze zoomt in op details, maar heeft ook oog voor het bredere plaatje. “Met een foto kan je een hele wereld oproepen.”

op te pikken.” “Ik heb nooit een echte foto-opleiding gevolgd, dus ik hoop dat ik via deze weg in contact kan komen met professionele fotografen die me het vak een beetje kunnen aanleren. Momenteel maak ik mijn foto’s vooral op het gevoel, maar

ik zou graag ook wat meer weten over de technische kant van de zaak. Daarnaast vind ik het best spannend dat mijn werk tentoongesteld zal worden. Welke foto’s het precies zullen worden of welke weg ik uit wil, weet ik echt nog niet. Ook de selectie maak ik op het gevoel (lacht).”

Zelfvertrouwen

Hatima had totaal niet verwacht dat ze Faculty STAR zou worden, zegt ze. “Ik vond de foto’s van de andere kandidaten eigenlijk beter. Dat de jury de mijne heeft gekozen, is dus best goed voor mijn zelfvertrouwen (lacht). Ik was vooral verrast omdat de mensen van Faculty STARs doorhadden wat ik met mijn foto’s wilde vertellen. Dat geeft toch aan dat ze ook toegankelijk zijn voor een breed publiek. De laatste tijd heb ik iets minder foto’s gemaakt, maar de benoeming tot Faculty STAR stimuleert me om mijn werk weer

op latere leeftijd, maar ik heb het geleerd via de Japanse Suzuki-methode, waarbij je een instrument leert beheersen door veel naar muziek te luisteren en te imiteren wat je ziet en hoort. Een beetje zoals kinderen een taal aanleren.” “Alleen al om mijn niveau op peil te houden moet ik continu oefenen, maar tijd vinden om te repeteren is niet altijd makkelijk. Momenteel volg ik een postgraduaat in de audiologie en loop ik stage in Nijmegen. Daar ben ik de hele dag zoet mee. Mijn vrije tijd gaat dus bijna uitsluitend naar mijn viool. Ik volg opnieuw muziekles en heb me hier in Nijmegen aangesloten bij een universitair orkest. Maar mijn vrienden moeten absoluut geen schrik hebben: de sfeer in Leuven is véél beter (lacht).” Roosmarij speelde al een tijdje met het idee om deel te nemen aan Faculty STARs. “Bij het orkest leeft die wedstrijd echt en ik had er al veel over gehoord. Omdat je als Faculty STAR een

Hatima Merzjo: “Ik vond de foto’s van de andere kandidaten eigenlijk beter. Dat de jury de mijne heeft gekozen, is dus best goed voor mijn zelfvertrouwen.”

persoonlijk traject aflegt, was ik benieuwd wat het voor mij zou kunnen betekenen. Het was mijn laatste kans, want volgend jaar studeer ik af. Ik ben er volop voor gegaan en mijn vrienden bij het orkest hebben massaal voor mij gestemd en reclame gemaakt. Daar ben ik hen dan ook dankbaar voor.” Routine vermijden

“Als Faculty STAR hoop ik nog beter te worden in vioolspelen”, zegt Roosmarij. “Mijn culturele peter is Edmond Saveniers, de dirigent van het Universitair Symfonisch Orkest. Ik hoop dat hij me met een aantal muzikanten in contact kan brengen. Daarnaast zou ik blij zijn als ik een masterclass kan volgen en professionele begeleiding krijg. Maar het voornaamste is natuurlijk dat ik de kans krijg om op te treden.” Of ze ooit voltijds aan de slag wil als violiste? “Het lijkt me een harde wereld. Er is heel veel

concurrentie en je moet toch voldoende werk hebben om de huur te kunnen betalen. Bovendien ligt de werkdruk heel hoog. Bij het studentenorkest repeteren we een semester lang voor één uitvoering, terwijl je als professioneel muzikant slechts drie repetities krijgt. Ik ben ook bang dat je op den duur vervalt in routine. Dat merk ik weleens als ik ga luisteren naar professionele uitvoeringen. De muzikanten spelen steengoed, maar ik hoor weinig speelplezier. Terwijl dat voor mij toch het belangrijkste is.”

Een overzicht van alle Faculty STARs en hun activiteiten vindt u op www.facultystars.be


12

MAATSCHAPPIJ

CAMPUSKRANT | 24 FEBRUARI 2016

DE TOEKOMST VAN SPORT IN TROEBELE TIJDEN Het was haast aandoenlijk, het motortje dat aangetroffen werd bij veldrijdster Femke Van den Driessche. Maar hoe aandoenlijk zijn de Afrikaanse jongeren die door voetbalmakelaars aan hun lot overgelaten worden? En wat te denken van de wurgcontracten voor gastlanden van mega-events? “Sport is als een medicijn: er zijn kwalijke bijwerkingen, maar je mag nooit vergeten dat er ook een krachtig werkzaam element in zit.” TEKST: Wouter Verbeylen | ILLUSTRATIE: Gudrun Makelberge

“ Sport maakt veel

slachtoffers”

E

thiek en sport, het blijft een gewrongen huwelijk. Het gesprek hieronder vond plaats in de week vóór het motortje van Femke Van den Driessche. Die week werd de matchfixing in het tennis bekend, waarbij zestien spelers uit de top vijftig betrokken waren. Een paar weken eerder kwam het WADA-rapport uit over georganiseerd dopinggebruik in de Russische atletiek. En wanneer u dit leest, kent u waarschijnlijk het lot van Sepp Blatter, voorzitter van de wereldvoetbalbond FIFA en al jaren onder vuur voor vermeende corruptie. Sportpsycholoog Yves Vanden Auweele, sinds 2006 met emeritaat, was het grootste deel van zijn carrière bezig met prestatiebevordering, en tien jaar geleden spraken we hem al eens over zijn onderzoek naar seksueel misbruik in de sport. Hij is ook al jaren actief binnen Panathlon, een organisatie die opkomt voor de ethische waarden in de sport. Voor Panathlon coördineerde Vanden Auweele nu het boek Ethics and Governance in Sport, waarin 28 internationale wetenschappers, onder wie zeven Leuvense collega’s, zich buigen over de toekomst van sport. “Zo’n boek was dringend nodig”, zegt Yves Vanden Auweele. “Geruime tijd al volgt het ene incident het andere op. Doping, agressie, matchfixing, corruptie: het

houdt maar niet op. Onze houding was: als wij wetenschappers onze mond niet opendoen, wie dan wel? Als we ooit iets willen veranderen, moeten we er nu over beginnen nadenken. Sommige oplossingen die worden aangereikt, kunnen vandaag idealistisch, naïef, of onrealistisch lijken. Maar de auteurs worden vandaag liever naïef genoemd, dan later van schuldig verzuim te worden beschuldigd.” Crimineel vs. slachtoffer

Voor het grote publiek is ‘onethisch gedrag’ in de eerste plaats synoniem met valsspelen en doping. De stroom dopingschandalen waaraan maar geen einde komt, is de slechtst mogelijke reclame voor de sport. Zit onethisch gedrag topsporters dan echt in het bloed? Vanden Auweele: “Atleten zijn een makkelijke prooi. Door hun streven naar excellentie is de stap naar doping sneller gezet. Sommige atleten nemen om het even wat, als het hen aan winst kan helpen. Desnoods zonder te weten wat erin zit: denk maar aan de beruchte pot Belge in de jaren 90 (een dopingcocktail voor wielrenners waarin zelfs heroïne en cocaïne gemengd werden – red.).” “Maar ik vind, in tegenstelling tot velen, niét dat dopingzondaars criminelen zijn. Het zijn eerder slachtoffers. Van hun drang om te winnen, maar vooral van de context. Het is altijd de atleet die gevi-

Yves Vanden Auweele:

Sport kan in vluchtelingen­ kampen een moment van normaliteit creëren in een wereld van chaos. Kinderen worden voor even uit de miserie van elke dag getrokken.

ADVERTENTIE

Onze lentecatalogus 2016 is er!

seerd wordt, en nooit zijn dokter, begeleider of verzorger. Ook in de media focussen sportjournalisten vooral op de individuele atleten. Als we écht iets aan doping willen doen, gaan we ook de omgeving van de atleet moeten aanpakken. Want vaak neemt de context het volledig over van de individuele sporter en staat die machteloos. Zoals nu weer in het Russische dopingschandaal, waar het nationaal belang boven de sport gaat.” In het boek twijfelen enkele auteurs hardop aan de strijd tegen doping zoals die nu gevoerd wordt. Vanden Auweele begrijpt dat. “Iedereen is het erover eens dat doping niet goed is, dat het ongezond en oneerlijk is. Maar we zitten strategisch op het verkeerde spoor. Is nultolerantie echt de beste strategie? En wat te denken van de whereabouts, waarbij atleten moeten doorgeven waar ze zich elk uur van de dag bevinden? Is dat niet op – of zelfs over – de grens van de privacy? Leidt de manier waarop de strijd tegen doping nu gevoerd wordt, echt tot een zuivere sport, en tot meer ethisch gedrag?” In het boek wordt de zaak Armstrong als voorbeeld genoemd. De cultuur van elkaar aan de galg praten, de druk die dopingjagers op teamgenoten uitoefenen, de beweegredenen van Armstrongs ‘verraders’: het heeft allemaal bitter weinig met ethiek te maken, en ze verzieken de sfeer in de hele sport. De gevolgen blijven ook niet uit, lijkt het. Professor sportmarketing Wim Lagae stelde onlangs vast dat het wielerpubliek bliksemsnel vergrijst. De jeugd haakt massaal af. Vanden Auweele twijfelt: “Goh, ligt dat alleen aan de schan-

dalen? Dat durf ik echt niet te zeggen. De jeugd van vandaag is bezig met heel andere dingen, met gamen. Ik kijk zelf bijvoorbeeld, ondanks alle schandalen, nog altijd met veel plezier naar een bergrit. Ik heb het voor die inspanning. Mijn bewondering voor duursporters als wielrenners en triatleten en voor hun levenswijze is nog altijd immens. Ik heb ze jarenlang van nabij gevolgd, ik wéét wat zo’n atleet ervoor over heeft, de discipline die nodig is om dat te kunnen. Daarmee vergeleken zijn voetballers verwende jongetjes.” Duur trouwfeest

Er is veel inkt over gevloeid, maar een motortje in een crossfiets heeft nog iets aandoenlijks. Het is nog net geen folklore. “Sport maakt jammer genoeg ook vaak grotere, échte slachtoffers”, zegt Vanden Auweele. “Het gaat lang niet altijd om victimless crimes. Een praktijk waar ik het persoonlijk enorm moeilijk mee heb, is die van de voetbalmakelaars. Die laten jonge voetballertjes massaal uit Afrika overkomen, vervolgens proberen ze die hier aan een ploeg te slijten, en als dat niet lukt, dan dumpen ze hen. Die voetbalmakelaars zijn werkelijk free floating, ze doen wat ze willen. In Europa lopen er ondertussen zo’n 20.000 gedumpte kinderen rond. En België is daar een draaischijf in. Pas nu begint men de omvang van dat probleem te beseffen, en trekt de Europese Unie zich dat stilaan aan.” “Of kijk naar het lot van landen waar het WK voetbal wordt georganiseerd.” Vanden Auweele onderzocht zelf met een aantal collega’s de neveneffecten van het WK voetbal in Zuid-Afrika, in

Leuven university Press Spring 2016

Surf naar www.upl.be en ontdek onze nieuwe en komende titels.

www.upl.be info@upl.be +32 (0)16 32 53 45

COLOFON Campuskrant, maandelijks tijdschrift van de KU Leuven Een realisatie van de Nieuwsdienst

uplseizoenscatalogus-bnnen.indd 1

2/15/16 12:20:46 PM

Hoofdredactie Sigrid Somers, Reiner Van Hove | Redactie Pieter-Jan Borgelioen, Ilse Frederickx, Ludo Meyvis, Rob Stevens, Ine Van Houdenhove, Wouter Verbeylen | Medewerkers Katrien Bollen, Tine Danschutter, Julia Nienaber, Sarah Somers, Anke Vander Elst, Inge Verbruggen | Freelancers Lien Lammar, Katrien Steyaert, Peter Van Dyck, Goran Verluyten Redactieadres Naamsestraat 22, bus 5002, 3000 Leuven, T 016 32 40 13, nieuws@kuleuven.be | Adreswijzigingen Alumni Lovanienses, Naamsestraat 63, bus 5601, 3000 Leuven, info@ alum.kuleuven.be | Grafisch ontwerp Jansen & Janssen, Gent | Lay-out en zetwerk Wouter Verbeylen | Fotografie Rob Stevens | Cartoons Joris Snaet | Illustraties Gudrun Makelberge | Reclameregie Inge Verbruggen, T 016 32 40 15, inge.verbruggen@kuleuven.be | Oplage 36.500 ex. | Drukwerk Eco Print Center, Lokeren. Campuskrant wordt gedrukt met milieuvriendelijke waterloze druktechnologie. | Verantwoordelijke uitgever Jos Vaesen, Naamsestraat 22, bus 5000, 3000 Leuven Copyright artikels Artikels kunnen overgenomen worden mits toestemming. Het volgende nummer van Campuskrant verschijnt op 23 maart.


MAATSCHAPPIJ

CAMPUSKRANT | 24 FEBRUARI 2016

2010. Die waren niet min voor het gastland, in ongunstige zin welteverstaan. “Duizenden mensen die gedwongen moesten verhuizen, de bouw van ‘witte olifanten’, dure stadions die nadien niet uit te baten zijn: is dat niet schrijnend? In totaal maakte de FIFA, alle kosten afgetrokken, 300 à 400 miljoen euro winst. Zuid-Afrika bleef achter met miljarden aan schulden. Of zoals een Zuid-Afrikaanse cartoonist Blatter het liet samenvatten: Mr. Mandela, it was good business doing pleasure with you.” “We hebben ons rapport daarover aan de FIFA overgemaakt, met de vraag of het geen tijd werd voor een rechtvaardiger contract met het gastland. De FIFA liet ons weten dat we niet wisten waarover we spraken. Hun redenering was: als je een trouwfeest geeft, mag het toch ook iets kosten, en je vraagt toch ook niets terug? In Brazilië zagen we weer hetzelfde gebeuren. Weer werden er witte olifanten gebouwd, weer werden mensen uit hun huizen gezet. Dat is ook één van de aanbevelingen in ons boek: zet in op middelgrote evenementen, want daarvan is aangetoond dat ze méér positieve effecten op een land hebben dan mega-events als het WK en de Olympische Spelen.”

Voetbalmakelaars doen wat ze willen. In Europa lopen er ondertussen zo’n 20.000 gedumpte kinderen rond. En België is daar een draaischijf in.

Hoe is het zo mis kunnen lopen, vragen we Vanden Auweele. “Door de commercialisering en de globalisering. Vroeger had men geld nodig om sport te organiseren, nu gebruikt men sport om geld te genereren. Zowat alle misbruiken hangen op een of andere manier samen met die commercialisering. Sport als entertainment zou resoluut gescheiden moeten worden van sport als recreatie. Dan kun je daar toch al de wetten van de commercie bannen. In het voetbal worden zelfs in vierde provinciale soms premies van een paar honderd euro uitgedeeld. Waar is dat voor nodig? De grote clubs, dat is puur casinokapitalisme. Zelfs voor CEO’s van grote bedrijven is men erin geslaagd om loonplafonds vast te leggen. Dan moet dat voor voetballers toch ook lukken?” “Een voorbeeld: FC Barcelona leent voor zijn miljoenentransfers geld van een Spaanse bank die zelf met staatssteun overeind gehouden wordt. Alsof er nooit een crisis geweest is. Dat is toch pervers? In geen enkel bedrijf wordt er nog zo gewerkt en bestuurd als in het voetbal. In bedrijven is er controle en transparantie, en doet elk zijn job. In het voetbal beslist de geldschieter vaak zelfs mee wie er opgesteld wordt op het veld.”

Moment van normaliteit

Na de stoet aan misstanden wordt het moeilijk om met een positieve noot te eindigen. “Nochtans is dat juist onze bedoeling: niet blijven lamenteren over wat er allemaal mis gaat, maar voorstellen doen voor de toekomst”, zegt Vanden Auweele. Onlangs lanceerde hij zelf nog zo’n voorstel in een opiniestuk op deredactie.be: vergeet sport alsjeblieft niet bij integratieprojecten. “Sport wordt door de Verenigde Naties nog altijd aangeprezen als een uniek middel om samenwerking en integratie te bevorderen. Terecht, volgens mij. Neem nu de vluchtelingencrisis. Sport kan in vluchtelingenkampen een moment van normaliteit creëren in een wereld van chaos. Kinderen worden voor even uit de miserie van elke dag getrokken.” “We moeten ook nog veel meer jongeren uit migrantenmilieus aan het sporten krijgen. Velen geraken nog altijd niet binnen in sportclubs wegens te hoge financiële en culturele drempels. Mijn kleinkinderen spelen voetbal bij FC Bierbeek en in hun club zitten ook enkele kinderen met een migratieachtergrond. Het zijn er niet veel, het is een plattelandsgemeente, maar toch: dat samenspelen, elkaar op die manier leren

INFOMOMENTEN 2016 Maak kennis met alle KU Leuven-opleidingen op 11 locaties in Vlaanderen www.kuleuven.be/infomomenten

13

kennen, dat is zo belangrijk. Dat kan je niet overschatten. Sport brengt samen, tot op het hoogste niveau: landen die zwaar met elkaar in conflict liggen, gaan op de Olympische Spelen toch de competitie met elkaar aan. Je moet daar niet te min over doen.” Zijn dat meer dan holle slogans? Het WK voetbal in Zuid-Afrika werd vooraf ook opgepoetst met mooie woorden: een feest van verzoening, hét signaal dat Afrika erbij hoort. We hoorden net hoe dat afliep. “Ik besef dat er veel cynici zijn”, zegt Vanden Auweele. “Ook onder mijn collega’s zeggen er veel: dat is allemaal maar mist spuien. Maar ik wil zover niet gaan: voor de bobo’s is het misschien een mistgordijn, maar sport kan écht dingen ten goede veranderen. Zie het als een medicijn: er zijn kwalijke bijwerkingen, maar je mag nooit vergeten dat er ook een krachtig werkzaam element in zit.”

‘Ethics and Governance in Sport. The future of sport imagined’, Yves Vanden Auweele, Elaine Cook, Jim Parry (red.), Routledge, 2015.


14

ALUMNI

CAMPUSKRANT | 24 FEBRUARI 2016

LEVEN na LEUVEN  SONJA DE BECKER, JURIST EN BOERENBONDVOORZITTER

“Ik spring en ik zwem” De nieuwe Boerenbondvoorzitter is resoluut: “De Vlaamse land- en tuinbouwer moet meer marktmacht krijgen, de natuurverenigingen moeten hun alleenrecht op het beheer van natuurgebieden lossen, en de universiteit mag een tandje bijsteken.” Even grif geeft Sonja De Becker toe dat haar nieuwe taak enkele van haar eigen gevoelige snaren doet trillen. TEKST: Katrien Steyaert | FOTO: Rob Stevens

W

eekhartigen en twijfelaars zijn bij Sonja De Becker aan het verkeerde adres. Zelf stond ze maar één keer serieus in dubio: in de nazomer van 1985. “Ik was in de Universiteitshal in Leuven. Mijn inschrijvingsformulier was ingevuld, maar één vakje bleef open: dat van de studierichting.” Ze glimlacht, vergevingsgezind voor haar achttienjarige zelf. “Ik bleef maar twijfelen tussen rechten en TEW omdat ze allebei interes-

sante beroepsuitwegen boden. Uiteindelijk koos ik voor rechten, en ik heb me dat nooit beklaagd. Ik ontwikkelde het vermogen om op korte tijd grote hoeveelheden stof te synthetiseren en pro’s en contra’s af te wegen, niet onbelangrijk in mijn job.” De Becker is het gezicht van ’s lands machtigste landbouworganisatie, maar dertig jaar geleden was ze de eerste in haar familie die hoger onderwijs volgde. Zij, het nakomertje. Bij haar

geboorte – thuis – hupten er al twee broers en twee zussen over het erf in Erps-Kwerps. “Ik woon nog altijd op dezelfde plek. Het geeft me een speciale vorm van houvast.” In de familiegrond groeide witlof en graan, in de stallen stonden zoogkoeien. “Het klinkt even aangenaam als het was. Wie opgroeit op een boerderij doet heel veel ervaringen op.” Hard labeur was er voor de kinderen niet bij. “Mijn ouders organiseerden hun bedrijf zo dat ze het konden managen met twee. Het belangrijkste voor ons vonden ze school.”

tikt kort en hard op haar handpalm. “… ik moest ervoor gaan. Eén jaar mocht ik het proberen.” Ze ervoer daardoor geen wurgende druk, zegt ze. Maakte gewoon van haar studie een prioriteit. “In Leuven proefde ik van het leven, maar ik bleef nooit met een houten kop in bed liggen. De thuisbasis maakte me sowieso wakker, want ik zat niet op kot. Met enkele collega-studenten die ook pendelden, kreeg ik een hechte band. Tijdens de springuren dronken we gezellig een pint, of we ontmoetten mekaar in de cosy corners van het nog nieuwe De Valk-gebouw.”

Geen groener gras

De Beckers ouders projecteerden hun eigen gemiste kansen niet op hun kroost, ook al waren ze allebei op hun twaalfde moeten stoppen met school. “In landbouwgezinnen zien we vandaag soms ouderlijke druk, bijvoorbeeld om het bedrijf over te nemen, of zelfs wat partnerkeuze betreft. Maar wij mochten doen wat we graag deden. Toen een van mijn leerkrachten universiteit suggereerde, gingen mijn ouders onmiddellijk akkoord. Ik kreeg een kans, maar …” Ze

Relationele en emotionele aspecten blijven in onze sector vaak buiten beeld, terwijl ze een grote rol spelen.

ADVERTENTIE

SAMEN NAAR EEN GEZONDERE TOEKOMST JE BENT IN GOEDE HANDEN

Neem deel aan de studie BE-80-1500908. Ben jij een gezonde vrouw, tussen 18 en 45 jaar, heb je een BMI tussen 18 en 30 kg/m², rook je niet en gebruik je een stabiele contraceptiemethode? Neem deel aan één van onze medische onderzoeken rond de behandeling van HIV. SGS life Sciences hanteert daarbij de strengste kwaliteits- en veiligheidsnormen. Dit onderzoek loopt over een periode van 2 maanden bestaande uit: vooronderzoek, 9 dagen en 7 nachten verblijf in onze unit en 1 retour. Je kan rekenen op een billijke vergoeding én we maken het je zo aangenaam mogelijk.

WWW.IKBENGEENPROEFKONIJN.BE/BE-80-1500908/

WWW.SGS.COM


ALUMNI

CAMPUSKRANT | 24 FEBRUARI 2016

15

© KU Leuven | Rob Stevens

Wie is Sonja De Becker? °1967 in Erps-Kwerps Gestudeerd Rechten (1990) Loopbaan 1990 - 1995 juridisch adviseur Boerenbond (BB) 1995 - 1999 jurist en diensthoofd milieuconsulting bij SBB, de accountancy- en adviesdochter van BB 1999 terugkeer naar BB, waar ze adjunct-secretarisgeneraal wordt (tot 2001), dan secretaris-generaal (tot 2013), ondervoorzitter (tot 1 december 2015) en nu voorzitter Privé Getrouwd met Luc Holemans Woont in Erps-Kwerps

De liefde had toen al haar pijlen afgeschoten, want De Becker had haar man leren kennen in het zesde middelbaar. Ze bouwden synchroon aan goedgevulde carrières, hij in de telecomsector, zij bij de Boerenbond. Voor kinderen leek het nooit het goede moment, en achteromkijken vindt ze even zinloos als quota voor vrouwen of vergaderen om te vergaderen. “Ik heb mijn hoofd nooit vol gestoken met verwachtingen, en ik denk niet voortdurend dat het gras groener is aan de overkant. Mijn privéleven maakt me heel gelukkig, dus mijn grootste droom is dat het zo mag verdergaan. Dat klinkt basic, maar daar komt het op neer: gewoon content zijn.” Ze heeft er evenmin spijt van dat ze een aanbod van Koen Geens afsloeg. “In mijn derde lic was hij pas professor en vroeg hij me als assistent in zijn nieuwe instituut voor vennootschapsrecht. Maar ik had net spontaan gesolliciteerd voor een job als bedrijfsjurist bij de Boerenbondgroep, en een academische carrière leek me minder aantrekkelijk dan kennis onmiddellijk vertalen naar de wereld daarbuiten.” “Bij de Boerenbond kon ik bovendien veel van mezelf in mijn werk leggen, waardoor ik nooit de behoefte voelde om te veranderen van werkgever. Mijn oversten merkten telkens mijn inspanningen op en lieten me stapjes verder zetten in mijn carrière.” Loslaten

“In sommige recente interviews kwam het een beetje raar over, alsof ik niet heb moeten vechten voor waar ik nu sta. Het klopt dat ik geen ellebogen heb gebruikt, dat is niet mijn manier van doen. Maar ik heb hard gewerkt om kansen te krijgen. Soms kreeg ik die bijna voortijdig, vond ik, bijvoorbeeld toen ik in 2001 gevraagd werd als algemeen secretaris, de CEO van de organisatie zeg maar. Maar ik dacht meteen: why not? Ik redeneer opportuniteiten niet dood. Ik spring en ik zwem.” Boerengezinnen springen ook, maar sommige dreigen te verzuipen. “Soms laten we ons als Boerenbond ook meeslepen in de doemscena-

rio’s: prijsdalingen, wurgcontracten, ... Maar we mogen niet vergeten dat onze land- en tuinbouwsector een sterke sector blijft.” “Ja, de veeteelt heeft het bijzonder moeilijk, maar onze pluimveehouders hadden dan weer een goed jaar. Veel hangt bovendien af van hoe boeren hun bedrijf managen. De Boerenbond helpt hen daarbij. Zo richtten we anderhalf jaar geleden een kenniscentrum bedrijfsopvolging op, waarbij niet enkel de zakelijke, maar ook de relationele en emotionele aspecten aan bod komen. Die blijven in onze sector vaak buiten the picture, terwijl ze een grote rol spelen. Wie zijn bedrijf overlaat, moet bijvoorbeeld durven loslaten. We willen dat bespreekbaar maken.” Eén van haar andere aandachtspunten heeft te maken met markt en macht. “De hoge productiekosten van tegenwoordig kunnen onvoldoende doorgerekend worden in de productprijzen, onder meer omdat de boer te klein is tegenover grote voedingsconcerns en retailers. De boeren moeten meer marktmacht verwerven. Dat kan door zich te verenigen in coöperaties en producentenorganisaties, maar ook via interprofessioneel overleg met de actoren verderop in de keten.” Puur natuur?

Ze ziet een rol weggelegd voor de universiteit. “Er wordt in maatschappelijke debatten heel veel met cijfers gegoocheld, en wetenschappers kunnen daar een objectieve invalshoek bieden. De KU Leuven doet dat al, maar mag nog een tandje bijsteken. Onderzoeksresultaten mogen ook sneller vertaald worden naar de praktijk.” Ze zegt het met zachte aandrang. Moeilijker is de relatie met de natuurverenigingen. “Die moeten beseffen dat wij landbouwers nooit zullen meegaan in een model waarin we onze economische bedrijfsvoering opgeven. Je kunt geen ecologisch paradijs bouwen op een economisch kerkhof.” De ongerustheid van natuurverenigingen is nochtans niet verwonderlijk. Waardevolle wilde natuur wordt opgeslokt door alsmaar zwaardere tractoren en gigastallen. België heeft van

alle Europese lidstaten het derde grootste pesticideverbruik per hectare. Weide- en roofvogels balanceerden al op de rand van uitsterven door boeren die hun habitats vernielden. “Ik ontken niet dat landbouw, zoals elke economische activiteit, een impact heeft op de natuur, maar ik weiger mee te gaan in ongenuanceerde uitspraken. Gigastallen bestaan niet in Vlaanderen en gewasbeschermingsmiddelen worden door land- en tuinbouw zeer selectief ingezet.”

Ja, landbouw heeft een impact op de natuur, maar ik weiger mee te gaan in ongenuanceerde uitspraken. Boeren zijn niet tegen natuur, ze leven met de natuur. “Boeren zijn niet tegen natuur, integendeel: ze leven met de natuur. Ze hebben er een pragmatische kijk op, maar dat wil niet zeggen dat ze geen vergroeningsmaatregelen respecteren. Velen van hen doen spontaan inspanningen voor het behoud van de diversiteit. Ik geloof dat we een én-én-verhaal kunnen schrijven.” “De natuurverenigingen moeten hun alleenrecht op het beheer van natuurgebieden lossen. Niet in de zogenaamde harde natuur; daar mogen ze van mij the leading position krijgen. Maar geef die positie in landbouwgebieden aan de boeren. Laat hen hun knowhow inzetten, in plaats van hen te straffen met bijkomende beperkingen. Want dan krijg je net het tegenovergestelde. In het verleden hebben mensen al dingen gedaan die niet goed waren voor de natuur, puur uit frustratie. Dat moeten we vermijden.”

Fier voor twee

De Becker is niet alleen voorzitter van de Boerenbond, maar ook van een rist bedrijven van de groep. Daarnaast is ze ook regent van de Nationale Bank, lid van het Vlaams Economisch en Sociaal Overlegcomité, bestuurslid van de Serv, van de Groep van Tien én voorzitter van de Landelijke Gilden. “Zo vaak van petje wisselen is voor mij de rijkdom van mijn job, maar het is veel”, bekent ze. “Ik moet er zeer goed voor waken dat het niet té veel wordt.” Leren ‘nee’ zeggen helpt, net als een assistente die wonderen doet met haar agenda. “Moeilijker vind ik het dat we als organisatie niet alle problemen voor onze boeren kunnen oplossen. Dat geeft mij en mijn medewerkers een gevoel van onmacht en frustratie. Ik ga ermee slapen, maar ik heb geleerd dat het voor onze leden soms al volstaat dat we een luisterend oor blijven bieden.” De last rust op vele schouders – de Boerenbond telt 280 medewerkers en duizenden vrijwilligers – maar De Becker staat alleen aan de top. “Ik moest even wennen aan die eenzame positie, maar stilaan zet ik me erin. Ik voel dat het een belangrijke troef is dat onze leden me al 25 jaar kennen en dus weten dat ik er 300 procent voor ga. Wat niet wil zeggen dat ze niet kritisch mogen zijn. Ik zeg ook altijd rechtuit mijn gedacht. Daardoor gaat het er soms hard aan toe, maar dat helpt om de lucht op te klaren.” Aan De Beckers firmament drijft maar één donkere wolk: het feit dat haar vader dit niet meer kan meemaken. Hij overleed in 2010. “Het was een man met veel doorzicht en levenswijsheid. Hij heeft altijd geloofd dat ik ooit Boerenbondvoorzitter zou worden, maar ik lachte dat weg. Step by step, dat was mijn filosofie. Maar hij kende me vermoedelijk beter dan ik mezelf toen.” Haar blik wordt troebeler. “Gelukkig maakt mijn moeder het wel mee”, glimlacht ze dapper. “Voor haar was mijn aanstelling een heel emotioneel moment. Ze is altijd fier geweest en nu is ze dat voor twee.”


16

ALUMNI

CAMPUSKRANT | 24 FEBRUARI 2016

ROBOTICA-EXPERT PIETER ABBEEL IN TOPTEAM VAN ELON MUSK

“ Over tien jaar doen robots misschien

het huishouden”

Alumnus ingenieurswetenschappen Pieter Abbeel is een autoriteit op het gebied van artificiële intelligentie. Als professor aan UC Berkeley bouwt hij grensverleggende robots en sinds kort is hij adviseur van Elon Musk, die met OpenAI een onderzoeksinstituut oprichtte dat nadenkt over de toekomst van slimme machines. “Bereid je voor op een maatschappelijke omwenteling.” Pieter-Jan Borgelioen

A

rtificiële intelligentie is een dank­ baar onderwerp voor science­ fiction, maar ook in het ware leven zijn slimme machines aan een opmars bezig. Denk maar aan de komst van zelfrijdende auto’s of de recente evoluties op het vlak van beeld- en spraakherkenning. Volgens professor compu­ terwetenschappen en robotica-expert Pieter Abbeel (38) is dat nog maar het topje van de ijs­ berg. “De laatste jaren gaan de ontwikkelingen razend snel”, zegt hij. “Dat zorgt voor heel wat belangstelling, maar doet ook vragen rijzen. Als de evolutie zich met dezelfde snelheid voortzet, zou het goed kunnen dat artificiële intelligentie ooit deel zal uitmaken van onze leefwereld. We moeten dus nadenken over de beste manier om ermee om te gaan.” Dat is ook het uitgangspunt van het pas opge­ richte OpenAI, een onderzoeksinstituut dat ar­ tificiële intelligentie wil verbeteren en gebruiken ten bate van de mensheid. Oprichter Elon Musk, bekend als CEO van Tesla Motors, wist ruim één miljard dollar aan sponsorgeld te verzamelen en stelde een klein team van topwetenschappers samen. Abbeel is één van hen. “Het is erg boei­ end om met een groep autoriteiten binnen het vakgebied na te denken over de toekomst van

artificiële intelligentie”, zegt hij. “In films zie je vaak dat grote doorbraken er komen dankzij het werk van één of twee wetenschappers, maar dat is onzin. Het helpt om verschillende standpun­ ten te verenigen.” Dat OpenAI niet uit is op winstbejag en al haar onderzoeksresultaten patentvrij op de we­ reld loslaat, maakt het plaatje volgens Abbeel nog mooier. “Je kan de werking van het instituut vergelijken met die van een universiteit. Voor­ uitgang en maatschappelijk belang zijn onze twee belangrijkste drijfveren. De samenwerking met de onderzoekers bij OpenAI verschilt overi­ gens niet erg van die met mijn eigen studenten of met die van professoren van andere onderwijs­ instellingen. Het grote verschil is dat een univer­ siteit moeilijk dezelfde groep van onderzoekers kan samenbrengen om te werken rond één spe­ cifiek onderwerp.”

machines in staat stelt patronen te herkennen in immense hoeveelheden data, zoals beelden en geluid. “Dat gebeurt via complexe algoritmen die veel weghebben van de neuronen in onze hersenen. Via deep learning kunnen robots zich­ zelf bepaalde taken aanleren met een minimum aan training.” Met zijn team slaagde Abbeel er zo al in een robot te bouwen die wasgoed kan opvouwen, een schroefdop op een fles draaien en bouwen met legoblokjes. “De robot start zonder enige voorkennis”, zegt Abbeel. “We tonen hem hoe hij een bepaalde taak moet uitvoeren en geven hem de precieze coördinaten. Daarna vragen we hem om dezelfde taak uit te voeren in een licht gewij­ zigde situatie, bijvoorbeeld door hem een ander soort legoblokje te geven of een stuk wasgoed dat er iets anders uit ziet. Via trial-and-error moet de robot zijn opdracht tot een goed einde bren­ gen. Je kan het vergelijken met de manier waarop een kind iets aanleert.” Momenteel probeert Abbeel de inbreng van mensen te verkleinen en het veralgemeningsver­ mogen van robots te verbeteren, zodat ze sneller doorhebben wat ze moeten doen. “De robot trai­ nen om een schroefdopje op een flesje te draaien duurt nu ongeveer twee uur. Maar hoe meer ta­ ken hij aanleert, hoe sneller hij zich iets nieuws eigen zal maken. De honderdste opdracht die hij leert zal dan hopelijk maar vijf minuten meer duren, omdat hij meer voorbeelden heeft. Dat is nu nog niet mogelijk, maar ik verwacht dat het er over een à twee jaar zit aan te komen. En dan wordt het pas interessant! (lacht)”

Wasgoed en legoblokjes

Na een studie burgerlijk ingenieur-elektronica aan de KU Leuven behaalde Abbeel een docto­ raat in de computerwetenschappen aan Stanford University. Acht jaar geleden ging hij aan de slag als professor aan UC Berkeley. Hij legt er zich on­ der meer toe op deep learning, een techniek die

Slimmer dan de mens

Wanneer mogen we de eerste huishoudrobot verwachten? “Als het vakgebied zich met deze snelheid blijft ontwikkelen, denk ik dat we over vijf à tien jaar een robot kunnen bouwen die een heleboel verschillende taken kan aanleren

en uitvoeren. Het grote pijnpunt is momenteel veralgemening. Er is een groot verschil tussen een laboratorium, waar alles gecontroleerd ge­ beurt, en een woning. Het is dus niet zeker of een robot die perfect werk levert in een labo, dat ook zal doen in jouw keuken. Momenteel is een robot bouwen ook enorm duur. Maar dat kan natuurlijk opgelost worden door ze in massa te produceren, waardoor de prijs zal dalen.” Een ander werkpunt is het beloningssysteem dat bij robots is ingebouwd. “Dat is een code die de robot laat weten dat hij ‘goed bezig is’. Het is erg complexe materie en je moet goed oppassen waarmee je ze beloont. Stel: je hebt een huis­ houdrobot die kan stofzuigen. Als je hem zo in­ stelt dat hij daarvoor een beloning krijgt, zou hij opzettelijk de vuilnis­emmer kunnen omkiepe­ ren zodat hij weer iets te stofzuigen heeft. Ook als je hem instelt om het huis proper te houden, kan er van alles misgaan. Als de robot doorheeft dat jouw vijfjarige zoontje geregeld met vuile voeten het huis binnenkomt, zal hij hem mis­ schien opsluiten in een kamer zodat het huis niet vuil wordt. Dat is natuurlijk niet de bedoeling (lacht). Als we een robot inschakelen bij men­ sen thuis, moet dat beloningssysteem zo veilig en omvattend mogelijk zijn ingesteld.” En zullen robots ooit slimmer worden dan wij? “Als we erin slagen iets te bouwen dat een sterkere redeneringskracht heeft dan de mens, is het goed mogelijk dat de robot het slimste ‘wezen’ op aar­ de wordt. Maar dat wil niet noodzakelijk zeggen dat robots de macht zullen overnemen. Machi­ nes doen waarvoor ze worden geprogrammeerd. Het is dus belangrijk dat we dat zo goed mogelijk doen, in dienst van de mens. Sommigen hebben het over wetten voor robots, maar dat lijkt me ge­ vaarlijk. In een wetgeving kan je steeds gaten vin­ den. Het lijkt me verstandiger ze een soort morele code mee te geven.” Werkloosheidsgolf?

© Dominic Verhulst

Abbeel denkt dat we robots in de nabije toekomst zullen inzetten om ons het leven makkelijker te maken en ervoor te zorgen dat we zo lang moge­ lijk zelfstandig kunnen blijven. “Een robot kan bijvoorbeeld dienstdoen als huishoudhulp voor bejaarden die moeilijk ter been zijn maar thuis willen blijven wonen. Of om ons gezelschap te houden, een beetje zoals een huisdier.” De komst van artificiële intelligentie zullen we voor het eerst echt voelen wanneer zelfrij­ dende auto’s op de snelwegen verschijnen of ro­ bots worden ingezet in helpdesks, zegt Abbeel. “Dat zal belangrijke maatschappelijke gevolgen hebben. Of het een grote werkloosheidsgolf zal veroorzaken, hou ik in het midden, maar jobs als trucker en taxichauffeur zullen sowieso ver­ dwijnen. We moeten dus bekijken hoe we die mensen kunnen omscholen. En we moeten be­ seffen dat artificiële intelligentie er sowieso zit aan te komen. De problemen pas oplossen als ze zich stellen is geen optie. Het is belangrijk dat iedereen nu al nadenkt over wat slimme machi­ nes zullen of kunnen veroorzaken, zodat we daar tijdig op kunnen anticiperen.”

Pieter Abbeel: “Sommigen pleiten voor wetten voor robots, maar dat lijkt me gevaarlijk. Het lijkt me verstandiger ze een soort morele code mee te geven.”


ALUMNI

CAMPUSKRANT | 24 FEBRUARI 2016

17

SPRONG Eén studie, twee wegen

Naam Karolien De Clippel (43)

Naam Elien Haentjens (32)

Gestudeerd Romaanse talen (1992-1994), kunstwetenschappen (1994-1997) en doctoraat (1998-2002) – KU Leuven

Gestudeerd Kunstwetenschappen – KU Leuven (2001-2005) en journalistiek – Vlekho (2005-2006)

Job Sinds 2015: conservator Modemuseum Hasselt

Job Sinds 2012: freelance journaliste en artistiek directeur

Privé Woont in Hasselt, gehuwd, twee kinderen

Privé Woont in Brussel, ongehuwd, geen kinderen

Behalve hun diploma kunstwetenschappen delen conservator Karolien De Clippel (43) en journaliste Elien Haentjens (32) een liefde voor mooie dingen. Zoals historische mode in Hasselt en Belgisch design in Brazilië. TEKST: Ine Van Houdenhove | FOTO’s: Rob Stevens

“ Mode verdient meer onderzoek”

M

ijn moeder is kunsthistorica, natuurlijk ging ik niet hetzelfde studeren. Dus werd het Romaanse. Nadien deed ik er nog een jaartje kunstgeschiedenis bij, en dat beviel zo goed dat ik uiteindelijk ook de licenties afgerond heb, en een doctoraat gemaakt. In totaal was ik achttien jaar aan de KU Leuven verbonden. Tien jaar daarvan was ik gedetacheerd naar het Rubenianum (Antwerps kenniscentrum over Rubens en de kunst van zijn tijd – red.), mijn tweede thuis. Rubens is een van mijn grote liefdes.” “Kleding in portretkunst vertelt vaak veel over de persoon die wordt afgebeeld, dat boeide me als studente al. Later deed ik onderzoek naar vrouwelijk naakt bij Rubens, ook daar zijn de weinige kledingstukken betekenisvol.” “Mijn overstap van professor aan de Universiteit Utrecht naar conservator van het Modemuseum Hasselt, vorig jaar, lijkt misschien wat vreemd, maar is dat geenszins. Ik geloof in kruisbestuiving tussen de museale en de academische wereld. Mode is in de lage landen nog veel te weinig voorwerp van onderzoek, het wordt nog vaak beschouwd als oppervlakkig. Onterecht, want mode is een wezenlijk socio-economisch fenomeen. Zo werd de mode van de jaren twintig, waar we een tentoonstelling over hebben lopen, sterk bepaald door de Eerste Wereldoorlog die net voorbij was. Vrouwen hadden ‘mannenwerk’ moeten doen en lieten daarom, na bijna vierhonderd jaar, hun corset achterwege.” “Achttienduizend stuks hebben we nu in onze collectie, westerse kleding en accessoires van 1750 tot nu. Die

leer ik nu stilaan kennen. We houden twee keer per jaar een grote tentoonstelling: één met thematische insteek, gebaseerd op de vaste collectie, en één met een populair thema, waarbij we grotendeels werken met stukken in bruikleen, zoals de expo Haute-à-Porter, die opent op 2 april.” “Textiel is te kwetsbaar om permanent tentoon te stellen. Eén van mijn grootste uitdagingen is de klimatologische omstandigheden onder controle houden, zodat de collectie optimaal bewaard blijft. Stukken uitlenen aan tv-producties doen we daarom nooit.”

Mode wordt nog vaak beschouwd als oppervlakkig. Onterecht, want het is een wezenlijk socioeconomisch fenomeen. “Ik doe ook onderzoek naar de stukken uit onze collectie. Wat mij bijzonder boeit, is de wisselwerking tussen kunst en kleding. Aan de Universiteit Utrecht kreeg ik de fantastische kans om daarover een mastercursus op te zetten. Een van mijn lievelingsstukken in de tentoonstelling die nu loopt, is een ensemble van Zimmerman – de stof is ontworpen door de Franse kunstenaar Raoul Dufy. Prachtig! Nee, ik heb het niet gepast, dat is uiteraard volledig uit den boze. Zelfs als we een recent stuk binnenkrijgen.”

“ Altijd binnen zitten is niks voor mij”

I

k wilde altijd al journalist worden. Mijn studierichting, moderne en hedendaagse kunst, koos ik met het oog daarop, ik wilde me in iets specialiseren. Ik heb lang gedacht aan rechten, maar kunstgeschiedenis is natuurlijk veel creatiever en kleurrijker. Ik ben grootgebracht met een voorliefde voor kunst, design en mooie dingen.” “Ik was de enige uit mijn jaar die in Leuven ging studeren – ik kom uit Lokeren. Ik koos heel bewust voor de KU Leuven omdat het programma traditioneler was, ik wilde een echte basisopleiding. Bovendien kon ik dan op kot (lacht).” “Je hebt bijna altijd te maken met creatieve mensen die hun boeiende verhaal maar wat graag met je willen delen, dat is het leuke aan journalist zijn. En je komt op plaatsen en hebt onmoetingen waar anderen de kans niet toe krijgen. Na mijn afstuderen ben ik begonnen als freelancer en zo geleidelijk aan in een vaste job bij Roularta gerold, waar ik voornamelijk werkte voor de website van Knack Weekend. Aanvankelijk schreef ik vrij ruim over cultuur: theater, dans, expo, zelfs reizen, maar geleidelijk aan is design mijn specialisatie geworden.” “Toch was opnieuw gaan freelancen een onvermijdelijke stap: online nieuws moest steeds sneller, er was geen tijd meer om op reportage te gaan – en van negen tot vijf aan een bureau zitten is echt niets voor mij. Bovendien moest iedereen op de redactie over alles kunnen schrijven terwijl ik het nu net belangrijk vind om me te kunnen specialiseren.” “Inmiddels heb ik een aantal vaste opdrachtgevers, zoals Ik ga bouwen, Trends en Kwintessens. Ik schrijf

hoofdzakelijk over design, maar ik doe voor bijvoorbeeld dS Avond ook meer algemene onderwerpen – zo heb ik vorige week nog jullie rector geïnterviewd, over vergiffenis.” “Soms heb je heel veel werk, dan weer wat minder, maar dat vind ik net fijn. Er zijn inderdaad minder vaste jobs in de sector, maar net daarom is er meer plaats voor freelancers.” “Ik vind het belangrijk om ook nog andere dingen te doen en andere talenten te ontwikkelen. Samen met mijn vriend organiseer ik sinds vier jaar tentoonstellingen rond Belgisch design in Brazilië.

Iedereen op de redactie moest over alles kunnen schrijven, terwijl ik me net wou specialiseren. Onze vzw heet Beleza, wat Portugees is voor schoonheid. Het is een leuke afwisseling voor mijn journalistiek werk: wij bepalen helemaal zelf het artistieke concept, en nemen ook de organisatie van a tot z voor onze rekening.” “Daarnaast zijn we ook bezig met de opstart van ons eigen designlabel, onder meer met een paar ontwerpers die we hebben leren kennen in Brazilië. Volgende week gaan we naar Italië om fabrieken te bezoeken, en vanaf september hopen we onze collectie in de winkels te hebben. Ars fabricandi zal ons label heten. Maar daarnaast wil ik zeker blijven werken als journalist.”


18

STUDENTEN

CAMPUSKRANT | 24 FEBRUARI 2016

JOB STUDENT Onze huisfotograaf gaat op werkbezoek

“ Een trouwring kost nu eenmaal geld” Naam

Christiaan Leenaers (26) Richting

Ingenieurswetenschappen - architectuur Job

Medewerker Würst Duur

Enkele dagen per week

Heb jij een leuke, ongewone of fotogenieke studentenjob? Laat het ons weten via nieuws@kuleuven.be

Ik mag het graag zien, mensen die met passie over hun werk spreken, of het nu een toponderzoeker of een jobstudent is. Aan Christiaan Leenaers, masterstudent ingenieur architectuur, zou elk bedrijf een kundige marketeer hebben, ware het niet dat hij binnenkort een succesvol architect zal zijn. “Tja, ik doe deze job nu eenmaal heel graag”, zegt hij, gewezen op zijn enthousiasme over het haute dog-restaurant van Jeroen Meus waar ik hem opzoek. “Je hebt eerst al de flexibele uren, die maken dat je zelf ongeveer kunt plannen wanneer en hoe vaak je werkt. Dat komt omdat Würst werkt via Flying Services, een events-uitzendbureau. Ik heb al snel aangegeven dat ik het liefst exclusief hier wou werken. We zijn nu met vier vaste medewerkers en

een dertigtal jobstudenten. Als je vaker werkt en de bazen zijn tevreden over je, krijg je wel ongeveer de uren die je wilt. En zo is er een min of meer vaste groep ontstaan, omgeven door komende en gaande collega’s.” “Ik heb al meer horecajobs gedaan, maar dit is veruit de leukste. Dat komt ook wel omdat je met allemaal studenten werkt en dus een beetje in dezelfde wereld zit, in tegenstelling tot andere plaatsen waar vaak meer vaste, en ook oudere werkkrachten zijn. Hier zijn we echt een groep vrienden, die ook na het werk met elkaar afspreken om uit te gaan.” “Er staat op piekuren geregeld een rij wachtenden in de zaak, maar dat heeft slechts in minieme mate te maken met het feit dat nieuwe jobisten zich nog wat moeten inwerken. Veel meer is dat het resultaat van de kwaliteit die je

Benoemd of onderscheiden • Professor An Goris (Departement Neurowethe Year. De jury prees haar voor het indrukwektenschappen) en professor Ghislain Opdenakkende parcours dat ze aan de KU Leuven heeft ker (Rega Instituut) ontvingen respectievelijk afgelegd. 47.490 en 54.000 euro van de Charcot Stichting voor hun onderzoek naar multiple sclerose. • Vincent Janssen, Raphaël Leysen, Jonathan Oostvogels en Andreas Schryvers (derde bachelor ingenieurswetenschappen) hebben met • Professor Christain Clasen (Afdeling Soft Matter Reologie en Technologie) ontving de Annual hun team Problem Solvay’n de BCG Strategy Cup Award van de British Society of Rheology, voor 2016 gewonnen. De wedstrijd – georganiseerd zijn bijdrage aan de experimentele reologie. door The Boston Consulting Group, dit jaar in samenwerking met Solvay – draaide rond creatieve ideeën voor de toekomst van duurzame • Vakblad Data News heeft ICTS-directeur Annemie Depuydt uitgeroepen tot ICT Woman of mobiliteit.

hier krijgt: elke bestelling wordt apart gemaakt op het moment van de vraag, met de beste ingrediënten, dus er is geen massaproductie zoals bij sommige fastfoodketens.” “Een andere reden is natuurlijk dat hier zoveel mooie mensen werken (lacht). Nee echt waar, op TripAdvisor werd de vraag gesteld of er daar op geselecteerd werd. Dat is uiteraard niet zo, maar het klopt wel dat wie een lief zoekt hier een mooie keuze heeft. Nee, ik hoor daar niet bij, ik heb al negen jaar een vaste vriendin. Om meteen te antwoorden op je vraag wat ik met de centen doe: behalve iets ruimer leven spaar ik ook wat. Een trouwring kost nu eenmaal geld.” Boem. Vriendin, bij deze bent u gewaarschuwd.

TEKST en FOTO’S: Rob Stevens

in Memoriam De universitaire gemeenschap neemt afscheid van: Kurt D’Hooge Student aan de Faculteit Rechtsgeleerdheid (05/04/1996 – 28/01/2016)

Professor Urbain Vermeulen Emeritus hoogleraar aan de Faculteit Letteren (28/12/1940 – 13/02/2016)

Etienne Ferron Student Master of European Studies: Transnational and Global Perspectives (14/12/1988 – 03/02/2016)

Professor Luc Lamberechts Emeritus gewoon hoogleraar aan de Faculteit Letteren (08/10/1944 – 14/02/2016)

Luc Desager Medewerker Faculteit Sociale Wetenschappen (05/09/1960 – 13/02/2016)

Professor Modest Goossens Emeritus gewoon hoogleraar aan de Faculteit Wetenschappen (30/11/1927 – 16/02/2016)


PORTRET

CAMPUSKRANT | 24 FEBRUARI 2016

SPEED DATE

In 22 vragen naar hoofd en hart van Baki Topal

19

Baki Topal: “Als chirurg moet je je grenzen verleggen, maar zonder risico’s te nemen. Opereren is niet zoals een gokje wagen op de beurs.”

“ Ik zou

bescheidener © KU Leuven | Rob Stevens

kunnen zijn”

Baki Topal (50) is hoofd van de dienst Abdominale Oncologische Heelkunde en bekend van het VIER-programma Topdokters. Ine Van Houdenhove

01/ Wat wilde u ‘later’ worden?

“F16-piloot. Maar daar moet je groot voor zijn. Dus werd het geneeskunde, omdat iedereen zei dat dat de moeilijkste richting was – ik wilde altijd al de lat zo hoog mogelijk leggen. Ook lever- en pancreaschirurgie horen bij de meest complexe disciplines.”

02/ Wat is het grootste misverstand over uw domein?

“Mensen beseffen vaak niet dat chirurgie nog steeds het voornaamste wapen is tegen vaste tumoren. En over de overlevingskansen van mijn patiënten wordt soms onzin geschreven. Slechts een paar procent van de patiënten met pancreaskanker geneest, maar dat komt omdat bij 90% de kanker al is uitgezaaid op het moment van de diagnose. Ik opereer enkel die andere tien procent. Dankzij een nieuwe operatietechniek, die ik als eerste uitgebreid bestudeerde, zijn hun kansen veel groter dan vroeger.”

03/ Op welke manier maakt uw werk de wereld beter?

“Patiënten met zeldzame en complexe kankers, zoals pancreas- en leverkanker, kunnen bij slechts een handvol gespecialiseerde artsen terecht voor kwalitatief hoogstaande chirurgie. Vaak gaat het om een verschil tussen leven en dood. Minstens zo belangrijk is het om menselijke warmte te bieden aan patiënten die zich in een uitzichtloze situatie bevinden. Je moet hen zeggen waar het op staat zonder alle hoop de grond in te boren: niémand weet wat de toekomst brengt.”

04/ Wat was het mooiste moment van uw loopbaan tot dusver?

“De tranen van geluk van mijn broers en zussen tijdens de verdediging van mijn proefschrift. Ik ben de negende uit een gezin van tien. Mijn vader was mijnarbeider, mijn moeder kon niet lezen of schrijven. Ze

hebben zich enorme inspanningen getroost om al hun kinderen te laten studeren.” 05/ En het mooiste moment uit uw leven?

“De geboorte van onze dochter, nu vijf. Ze is er gekomen toen we al wat ouder waren, heel bewust. We beleven het ouderschap heel intens.”

06/ Aan welk project zou u meteen beginnen als geld geen factor was?

“Ik droom ervan om mee een onderwijssysteem op poten te zetten dat minder de nadruk legt op presteren en meer is afgestemd op zelfontplooiing, menselijke waarden, de zin van het leven ...”

09/ Als uw huis in brand stond, wat zou u proberen te redden?

“Ik koester een zilveren zakhorloge dat van mijn vader is geweest. Mijn Ferrari? Dat is een kunstobject, een hebbeding. Ik rij ermee als het mooi weer is. Zeker nooit te hard.”

10/ Welk boek ligt er op uw nachtkastje?

“Antifragile van Nassim Nicholas Taleb. Zijn The Black Swan heb ik intussen uit, ik vond het briljant. En een vertaling van La Divina Commedia – ik probeer elke week een paar canti te lezen.”

11/ Hebt u een ‘guilty pleasure’?

“No guilt, only pleasure.”

17/ Wat doet u het liefst?

“Mijn dochter voorlezen voor het slapengaan, op dit moment uit De geluksvogels van Leo Bormans. Mijn vrouw is Italiaanse en aanvankelijk probeerden we onze dochter drietalig op te voeden, maar daar zijn we van afgestapt. Ik zeg wel zoveel mogelijk zowel in het Nederlands als in het Turks.”

18/ Leeft u gezond?

“Ik doe fitnessoefeningen en leef heel sober. Eten zegt me niets. Als het niet noodzakelijk was, zou ik het niet doen.”

19/ Wat is het dichtste dat u ooit bij de dood bent geweest?

“Ik heb ooit een noodlanding meegemaakt, maar kan me niet herinneren dat ik daar erg van onder de indruk was.”

12/ Waarop bent u trots?

Toen ons dochtertje na de geboorte kunstmatig beademd moest worden, heb ik gevoeld wat angst betekent. 07/ Wat als u rector was?

“Dan zou ik Rik Torfs vragen mij te vervangen.”

08/ Welke karaktertrek is onontbeerlijk voor uw job?

“Besluitvaardigheid en stressbestendigheid. Tijdens een operatie mag je geen fouten maken, de patiënt heeft zijn leven in je handen gelegd. Dat geeft enige stress. Het is heel belangrijk om als chirurg je grenzen te kennen. En ze af en toe te verleggen, maar zonder risico’s te nemen. Opereren is niet zoals een gokje wagen op de beurs.”

“Op knutselwerkjes van mijn dochtertje. Op mijn titel van commandeur in de kroonorde? Niet speciaal ...”

20/ Waar zou u graag beter in zijn?

“Ik zou bescheidener kunnen zijn.”

21/ Waar hebt u een hekel aan? 13/ Naar welke muziek luistert u?

“Klassieke muziek en jazz, maar ook 2Pac, Eminem, Kendrick Lamar … “

14/ Wanneer was u het bangst?

“Ons dochtertje is geboren met een spoedkeizersnede en moest even kunstmatig beademd worden. Op dat moment heb ik gevoeld wat angst betekent.”

15/ Zit u op sociale media?

“Ik ben afgekickt. In deze fase van mijn leven wil ik zoveel mogelijk tijd doorbrengen met mijn dochter en andere dierbaren.”

16/ Wat is de ergste job die u ooit hebt gedaan?

“Ik begin pas aan iets als ik zeker weet dat het me ligt. Ik heb bijvoorbeeld ook enkele huizen verbouwd, samen met mijn broers. Ik hou ervan met mijn handen te werken, iets te creëren.”

“Leugens en schijnheiligheid. Ik ben zelf een open boek en verwacht dat ook van anderen.”

22/ Zou u vandaag dezelfde beroepskeuze maken?

“Ik hou van mijn job, maar dit vergt heel veel van een mens. Als ik het zou moeten overdoen, zou ik wellicht voor de kunstwereld kiezen. Cartoontekenen, beeldhouwen ... Ik heb een tijdje met carbon geëxperimenteerd, maar voelde dat ik meer basis nodig had. Dat zijn plannen voor later. Na mijn pensioen? Nee, veel eerder!”


20

CAMPUSKRANT | 24 FEBRUARI 2016

IN BEELD

Stoet-selfie

© Michael De Lausnay

Voor het eerst vond het Patroonsfeest dit jaar niet plaats op Maria Lichtmis zelf, maar een week later, op 10 februari. Dat gaf de studenten – terug in Leuven na hun lesvrije week – de kans om mee te vieren. Ze werden ’s avonds getrakteerd op pannenkoeken, frieten en een feestje. Maar er waren ook traditionele elementen, zoals de uitreiking van de eredoctoraten en de stoet der togati. De Amerikaanse ingenieur Anantha Chandrakasan genoot zichtbaar met volle teugen van de ceremonie en maakte op weg van de Sint-Pieterskerk naar aula Pieter De Somer een selfie met collega-eredoctor Carrie Menkel-Meadow. Ook voor hen was het duidelijk “één van de mooiste woensdagen van mijn leven”, zoals de Italiaanse schrijver Alessandro Baricco, een andere eredoctor, het in zijn toespraak formuleerde.

Lees het verslag van het Patroonsfeest op nieuws.kuleuven.be/patroonsfeest2016

MUSIC WAS MY

De wetenschap achter de meezinger

FIRST LOVE

‘ No he can’t read my

poker face’ (Lady Gaga, Poker Face, 2008)

Ja, wij wisten zeker wie de mol was. Toch tot ze aan het einde van de aflevering afviel. Kun je de leugen van een gezicht aflezen? TEKST: Wouter Verbeylen | ILLUSTRATIE : Gudrun Makelberge

N

ee, een ‘leugenachtig gezicht’, dat bestaat niet”, zegt criminologe Emma Jaspaert. “Nochtans denken veel mensen – ook politiemensen – van wel: iemand met een expressief gezicht is een open boek, daar lees je zo een leugen vanaf. Maar dat klopt dus niet: Pinokkio’s neus bestaat helaas niet.” Hoger gaan spreken, met de ogen knipperen, jezelf verspreken: het vertelt allemaal niet zoveel. “Je kan geen leugens afleiden uit dat soort non-verbaal clichégedrag. Daar valt geen peil op te trekken, simpelweg omdat die gedragingen verschillen van mens tot mens. Ik maak zelf bijvoorbeeld altijd omstandig gebruik van mijn handen als ik iets uitleg. Iemand anders doet dat pas als hij zenuwachtig is. Je kan dus geen baseline, geen standaard vastleggen die voor alle mensen geldig is, en waaraan je vervolgens kan afmeten wie zich natuurlijk of juist verdacht gedraagt. Je zou dus kunnen zeggen dat iedereen op die manier een pokerface heeft. Signalen genoeg, maar er is niet één teken dat je met zekerheid als leugenaar ontmaskert.” Bovendien zorgen culturele verschillen soms voor verwarring, zegt Jaspaert. “Een bekend geval is een onderzoek waaruit bleek dat Antillianen in Nederland veel vaker voor verhoor werden meegepakt door de politie. Nu is het in de Antilliaanse cultuur een teken van respect als je iemand niet recht in de ogen kijkt. Maar dat wisten die agenten niet: ze interpreteerden dat

wegkijken als verdacht, leugenachtig gedrag, en daardoor namen ze hen sneller mee naar het bureau voor verder verhoor.” Fifty-fifty

Rechercheurs worden soms wel getraind in non-verbale leugendetectie, maar erg goed werkt dat niet. “Ze scoren niet echt beter dan jij en ik”, zegt Jaspaert. “Uit experimenten blijkt dat we allemaal rond het kans-niveau scoren: van

In de Antilliaanse cultuur is het een teken van respect als je iemand niet recht in de ogen kijkt. Dat wisten de agenten niet. de honderd keer hebben we het vijftig keer juist, vijftig keer fout. De politie zelf heeft kritiek op die experimenten, omdat daarin wordt gewerkt met mock-crimes, gespeelde misdaden. Bij échte misdadigers, beweren ze, dus als er echt iets op het spel staat, is de lichaamstaal veel beter te lezen. Maar daar is tot nu toe dus geen bewijs van.” Een vorm van zelfoverschatting die soms tot problemen leidt, zegt Jaspaert. “Vaak zijn politie-

mensen lie-biased: ze gaan eerder uit van schuld dan van onschuld. Als je dan bepaalde tekens fout interpreteert, ga je soms het hele verhoor door die gekleurde bril bekijken, en is de waarheid helemaal zoek. Gewone mensen hebben daar gelukkig minder last van: wij hebben over het algemeen een truth-bias, we zijn geneigd mensen te geloven. Als mijn lief me zegt: ik ga iets drinken, dan geloof ik dat eerder dan hem te wantrouwen. Dat is des mensen: we zouden er niet gelukkiger van worden als we de hele tijd dachten dat heel onze omgeving ons voorloog.” Waarheidsdetector

Biedt een leugendetector uitkomst? “Je bedoelt een polygraaf. ‘Leugendetector’ is een misleidende benaming. Je kan hem beter omdopen tot ‘waarheidsdetector’, want je stelt er vooral mee vast wanneer iemand waarschijnlijk de waarheid spreekt. Bij een polygraaftest legt men via neutrale controlevragen eerst vast wat de normale lichamelijke reacties van de verdachte zijn op het vlak van zweetgeleiding, bloeddruk, ademhaling en hartslag. Alles wat daar tijdens de ondervraging van afwijkt, kán wijzen op een leugen. Kán, want er is veel controverse rond de accuraatheid van zo’n polygraaf.” “Een iets betrouwbaarder manier om hem te gebruiken is de ‘guilty knowledge test’. Je toont de verdachte bijvoorbeeld vijf wapens, waarvan één het moordwapen is. Als de verdachte weet

welk wapen het moordwapen is, dan zal de polygraaf bij dat wapen verhoogde fysiologische reacties kunnen waarnemen. Opgelet: dat wil niet noodzakelijk zeggen dat de verdachte de dader van de moord is, enkel dat hij kennis heeft over de gebeurtenis.” Achterstevoren liegen

Zijn er toch trucs om een leugenaar te betrappen? “Je moet je alvast niet te hard laten afleiden door non-verbaal clichégedrag. Je kan beter naar impliciete aanwijzingen kijken, zoals de ‘cognitieve lading’: hoe hard moet de persoon tegenover je nadenken? Een bekende truc bij verhoren is de verdachte zijn verhaal achterstevoren laten vertellen. Dat is voor iedereen moeilijk, maar véél moeilijker voor iemand die het niet echt heeft meegemaakt. Je kan ook kijken naar de emoties: als iemand iets echt heeft beleefd, dan kleven daar meer emoties aan. Of je houdt bij hoeveel details en randinformatie iemand spontaan geeft. Dat blijkt uit onderzoek naar alibi’s: hoe meer iemand uit zichzelf feiten vertelt die te checken zijn, hoe groter de kans dat hij de waarheid spreekt.” Een mol kan zijn verhaal dus maar beter goed repeteren. “Ja, en als hij liegt, verandert hij het best alleen een paar details in een zee van waargebeurde feiten. Zo kan hij dicht bij zijn natuurlijk gedrag blijven, en verraadt hij zich niet door de hoge cognitieve lading.”


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.