Campuskrant

Page 1

1 MAART 2017

KULEUVEN.BE/CK

06

JG 28

Verschijnt maandelijks, uitgez. juli en aug.

Tijdschrift - toelating gesloten verpakking

Afgiftekantoor 2099 Antwerpen X

2099 Antwerpen X n° BC 6379

erkenning: p303221

PB-nr. B-4883

“WE ZIJN ZEKER GEEN SUPERVROOM CLUBJE”

“LEUVEN IS EEN SOORT VAN DISNEYLAND GEWORDEN”

Thomas-website voor godsdienstonderwijs bestaat vijftien jaar

Emeritus Marcel Smets over verarming historische binnensteden

8

12

“MIJN MOEDER LACHTE ME UIT MET MIJN KOSTUUM”

VAN ‘BLIND GETROUWD’ TOT ZEDENFEITEN

IK DOE ALLEEN NOG WAT IK PLEZANT VIND

Alumnus Jeroen Maris wint Leids Cabaret Festival met De Hygiëna’s

Eén studie, twee wegen: seksuologen over hun job

Wetstraatjournaliste Goedele Devroy

10

17

14

Venijnige vijand voor onze honingbij

Onderzoekers van de Afdeling Ecologie, Evolutie en Biodiversiteitsbehoud voorzagen de bijen uit één kast van een microchip op de rug. “Daarmee kunnen we elke bij individueel volgen”, zegt professor Tom Wenseleers. “Hoeveel keer vliegt ze de kast uit om te foerageren, hoelang duurt zo’n vlucht gemiddeld, hoelang leeft de bij?” Vervolgens werd de helft van de microchipbijen geïnjecteerd met het deformed wing virus. “De besmette bijen bleken het nest te vroeg te verlaten en minder lang te leven dan hun soortgenoten. Bovendien bleek

uit onze DNA-analyse dat de variant van het virus die hier in België voorkomt een meer virulente stam is, met nog hogere sterftecijfers tot gevolg. Die stam was al eerder gevonden in het Verenigd Koninkrijk, maar heeft zich dus duidelijk al verspreid.” “Momenteel is er internationaal vrij verkeer van koninginnen van honingbijen: dat betekent ook vrij verkeer van virussen. De regelgeving moet worden herbekeken”, concludeert professor Wenseleers.”

Lees meer op P.05

Out of office

Is onbereikbaar zijn buiten de werkuren een recht? Of zijn harde schotten tussen werk en privé oubollig in onze flexibele economie? “Het is hoog tijd voor spelregels rond e-tiquette, want we zitten op een kantelmoment waarop die flexibiliteit kan omslaan in een vorm van uitbuiting”, zeggen experts. Lees meer op P.07

BINGO VOOR ROCKENDE STUDENTEN

© KU Leuven | Rob Stevens

Leuvense bijen blijken een nieuwe, agressievere stam te dragen van het deformed wing virus, een ziekte die meer dan de helft van alle honingbijkolonies in Noord-Amerika en West-Europa heeft aangetast en één van de oorzaken is van de hoge bijensterfte.

2

RACIALE OPDELING IN VOETBAL BLIJFT DUIDELIJK ZICHTBAAR

Zwarte spits, witte spelverdeler In de Belgische eerste voetbalklasse staan zwart-Afrikaanse spelers opvallend vaak in de spits opgesteld. Dat blijkt uit cijfers van de Onderzoeksgroep Sport- en Bewegingsbeleid over het seizoen 2015-2016. “Zwarte spelers in een uitvoerende rol die kracht en snelheid vereist, blanke spelers op leidinggevende posities: we blijven die rolverdeling zien.” Opvallend: zwart-Afrikaanse spelers hadden ook twee keer meer kans op een gele of rode kaart.

H

et cliché wil dat atleten met een zwarte huidskleur over lichamelijke eigenschappen zouden beschikken die hen beter geschikt maken voor sporten waarbij snelheid en kracht van belang zijn”, zegt professor sportsociologie Jeroen Scheerder. “De vaak volledig zwarte line-up van olympische finales op de 100 meter sprint lijkt dat beeld te bevestigen. Anderzijds zie je in de sprintnummers van andere sporten nauwelijks of geen zwarte toppers, denk bijvoorbeeld aan zwemmen en ijsschaatsen. Tal van factoren spelen een rol om te kunnen uitblinken in een sport. Denk aan de aanwezigheid van en toegang tot infrastructuur, de begeleiding en omkadering van sportief talent, enzovoort. Wetenschappelijk is er ook weinig tot geen bewijs dat zwarte sporters op het vlak van kracht, explosiviteit of snelheid fysiek be-

voordeeld zouden zijn.” Toch blijft dat stereotype hardnekkig aanwezig. Volgens Scheerder verklaart het ook waarom sporters met een zwarte huidskleur in teamsporten vaak op een spelpositie terechtkomen die explosiviteit en snelheid vergt. Terwijl blanken vaker een rol toegewezen krijgen die spelinzicht en leiderskwaliteiten veronderstelt. “Het fenomeen waarbij de centrale posities op het veld vaak blank ingevuld worden, is niet alleen voor het voetbal maar ook voor basketbal, baseball en American football aangetoond”, zegt Scheerder. “Twintig jaar geleden stelde ik zelf vast dat het patroon zich ook in de Belgische basketbal- en voetbalcompetitie voordoet.” Muscle drain

Onderzoeksstudent Joris Corthouts deed die oefening nu over en ging na of de

rolverdeling in de Belgische eerste voetbalklasse ondertussen veranderd is. Hij analyseerde gegevens over 530 spelers die in seizoen 2015-2016 minstens één keer geselecteerd werden voor de A-ploeg. “Demografisch bekeken zijn de Afrikaanse spelers oververtegenwoordigd: Afrikanen maken minder dan twee procent uit van de Belgische bevolking, terwijl in de eerste voetbalklasse 14 procent van de spelers een Afrikaanse nationaliteit heeft. Als we breder kijken en een opdeling maken naar origine – ‘blank’, ‘zwart-Afrikaans’ en ‘anderskleurig’ – heeft de tweede groep zelfs een aandeel van 25 procent”, zegt Scheerder. “In het voetbal kan je spreken van een muscle drain van Afrika richting België, dat bovendien vaak een opstapje is naar andere Europese competities.” Lees verder op P.06


02

NIEUWS

CAMPUSKRANT | 1 MAART 2017

COLUMN  © KU Leuven | Rob Stevens

Drie pittige pennen geven om de beurt hun hoogst persoonlijke en ongezouten kijk op actualiteit en universiteit.

Walter Pauli is redacteur voor Knack. Hij studeerde oude geschiedenis aan de KU Leuven.

Leuven-Vlaams in West-Aleppo

E

en paar weken terug volgde ik met collega’s van de VRT en Sudpresse een veelbesproken ‘parlementaire delegatie’ naar Syrië, inbegrepen het fel bevochten Aleppo. We waren een van de eerste buitenlandse missies die het regime toeliet in die pas ‘bevrijde’ stad. Zeg maar: Aleppo’s – meervoud. De gekende beelden van de vreselijke ruïnes komen uit Oost-Aleppo. Ter plaatse schroeven die ver-

West-Aleppo dat de banden met het armere en ‘achterlijke’ stadsdeel doorknipt? Het is een brutale variant van ‘Walen Buiten’. woestingen je de keel toe: al die tot puin geschoten huizen, duizenden verhalen van menselijk leed, Oost-Aleppo is het Stalingrad van het Midden-Oosten. Honderd meter verder – soms gewoon het hoekje om – West-Aleppo. Ook hier eiste de oorlog zijn tol, met doden, verminkten en verwoestingen. Toch blijft de stad merkwaardig intact en blijft het moderne leven zijn dagelijkse gang gaan, met zijn handel, zijn nijverheid, zijn verkeer, zijn universiteit. Een béétje buitenlandse delegatie schudt dus ook in Aleppo handjes met de academische overheid. Meer dan zestigduizend studenten hebben ze daar, met het afstandsonderwijs erbij zijn het er zelfs honderdduizend. Net als in Leuven hebben ze één rector, en geen Nobelprijswinnaar. Sinds het uitbreken van de Syrische oorlog nemen de internationale universitaire rankings Aleppo niet meer op, de schrik van elke rector – en de stiekeme hoop van een aantal academi-

ci? Niet dat het veel verandert. De academische overheid beheerst net als hier de kunst om tegelijk ongekunsteld gastvrij en voornaam te zijn. De kunst om bescheiden te blijven, ondanks zichzelf: het is wereldwijd uitgegroeid tot een aparte academische specialisatie. Ook de rector van Aleppo klaagt over een gebrek aan geld en aan middelen. De Syrische studenten flaneren net zo nonchalant en wereldwijs over de campus als hun Belgische leeftijdsgenoten, zij het dat de jongens (toch in de winter) geen bermuda dragen, en de meeste meisjes een bescheiden hoofddoekje. Zeker in Aleppo-Oost wonen nog altijd duizenden streng-religieuze moslims, maar die tref je hier niet aan. Diezelfde rector verstaat de kunst om in een intens verdeelde samenleving als die van Aleppo de eigen instelling te bewieroken als de laatste behoeder van de beschaving. Is dat zo? De inwoners van de oude wijken van Oost-Aleppo waren – zijn – gemiddeld meer conservatief-religieus dan die in het grotere, rijkere en modernere West-Aleppo – dat is ook de ‘samenleving’ waarnaar de universiteit zich richt: West-Aleppo. Toen VRT-collega Jens Franssen blééf aandringen waarom de universiteit de facto Oost-Aleppo de rug heeft toegekeerd, barstte een of andere decaan uit: “Omdat die van Oost-Aleppo hier eigenlijk niets te zoeken hebben. Zij zijn anders dan wij.” In de hoop om alsnog mee te gaan in de vaart der volkeren, knipt West-Aleppo de banden door met dat armere en in hun ogen ook ‘achterlijke’ stadsdeel. Het is een brutale variant van ‘Walen Buiten’ of ‘Leuven Vlaams’. Gelukkig kan de geschiedenis van Leuven en Louvain-la-Neuve ook troost bieden, en hoop, voor de inwoners van deze verscheurde Syrische stad. Wellicht kost het een jaar of dertig, misschien wel veertig voor de wonden zijn geheeld, maar dat is dan maar zo. Ooit komt het wel weer goed. Reageren? Mail naar nieuws@kuleuven.be

© Joris Sanet

KANTTEKENING

Bijen zijn de dupe van ‘vrij verkeer van virussen’

Lees het artikel op P.05

STUDENTEN NICK EN WILLEM WINNEN STUBRU-TALENTENJACHT MET THE LIGHTHOUSE

“ Kijk ma,

we hebben het gemaakt!”

Met hun popgroep The Lighthouse wonnen studenten Willem Schellekens (23) en Nick Socquet (21) begin februari De Nieuwe Lichting, de muzikale talentenjacht van Studio Brussel. Komende zomer kan je ze aan het werk zien op Pukkelpop, maar met hun single Hollywood maken ze nu al het mooie weer op de radio. “Bazart is nogal duister. Wij brengen liever wat zon.” TEKST: Pieter-Jan Borgelioen | FOTO: Rob Stevens

V

oor beginnende Belgische bands is optreden in de Ancienne Belgique wat wereldvrede is voor de cynicus: ijdele hoop. Niet zo voor de vijfkoppige Leuvense popgroep The Lighthouse. Voor een afgeladen AB werd de band één van de drie winnaars van De Nieuwe Lichting 2017, en nog geen week later speelden ze dezelfde zaal plat als voorprogramma van de groep Tout Va Bien. “Tijdens de finale van De Nieuwe Lichting hadden we onze zenuwen aardig onder controle, al waren we wel onder de indruk van het hele gebeuren”, zegt student bedrijfscommunicatie Willem Schellekens, toetsenist en achtergrondzanger bij The Lighthouse. “Het begon al bij het podium: een cirkelvormig platform waarop één groep optrad terwijl de volgende achter de schermen materiaal aan het opstellen was. Toen wij aan de beurt waren, werd het podium gedraaid en stonden we oog in oog met een uitgelaten menigte. Een onvergetelijke er-

varing, die we achteraf goed gevierd hebben met een gratis vat op de Oude Markt.” “Na afloop van de wedstrijd dachten we: hier willen we ooit nog eens optreden. Maar dat het zo snel zou gaan, hadden we niet durven hopen”, zegt Nick Socquet, gitarist en student rechten. “De frontman van Tout Va Bien, één van de eerdere winnaars, bleek onder de indruk en vroeg ons live op de radio of we hun volgende show in AB wilden openen. Dat hadden we totaal niet verwacht. We waren zelfs verbaasd dat we de finale hadden gehaald. Dat laatste kregen we te horen in volle examenperiode. Fantastisch nieuws, maar niet erg bevorderlijk voor het blokken (lacht).” Astrid Bryan

De vijf bandleden van The Lighthouse kennen het belang van talentenjachten en wisten eerder al enkele overwinningen in de wacht te slepen. “Die wedstrijden zijn een goede manier om naamsbekendheid te verwerven


NIEUWS 03

© KU Leuven | Rob Stevens

CAMPUSKRANT | 1 MAART 2017

en kunnen je heel wat unieke kansen opleveren”, zegt Willem. “Dankzij zo’n concours hebben we bijvoorbeeld onze debuut-EP kunnen opnemen in de Nederlandse Wisseloord Studios, waar grote namen als The Rolling Stones, The Police en Rammstein platen hebben gemaakt.” “En in 2015 zijn we via een wedstrijd op het Sziget-festival beland, het Hongaarse equivalent van Werchter en Pukkelpop”, zegt Nick. “De finale vond plaats in Turnhout en werd beslecht met een decibelmeter: de groep met het luidste applaus kreeg een podiumplek op Sziget. Omdat we niets aan het toeval wilden overlaten, hebben we al onze vrienden en fans opgetrommeld om te komen supporteren. We hebben vanuit Leuven zelfs een bus ingelegd. En we hebben met ruime voorsprong gewonnen (lacht).” Aan fans heeft de groep in het Leuvense inderdaad geen gebrek. De voorbije jaren vestigden ze een stevige livereputatie met als hoogtepunt een optreden in Het Depot, als voorprogramma van de Waalse zangeres Alice on the Roof. “Door veel op te treden hebben we heel wat ervaring opgedaan en gaandeweg een achterban opgebouwd”, zegt Willem. “Dat zal ook wel meegespeeld hebben in de finale van De Nieuwe Lichting, waar mensen konden stemmen op hun favoriete groep.” “We hebben ook zelf de nodige reclame gemaakt”, zegt Nick. “We promoten onze muziek voortdurend op sociale media, denken daar goed over na en proberen origineel te zijn. Bij de release van onze single Hollywood heb-

Gitarist Nick Socquet:

Dat we de finale hadden gehaald, kregen we te horen in volle examenperiode. Fantastisch nieuws, maar niet erg bevorderlijk voor het blokken.

ben we bijvoorbeeld een mini-game uitgebracht. Zolang je het spelletje wint, kan je het nummer horen. We hebben ook hulp gekregen uit onverwachte hoek. Een vriend van onze zanger werkt in de VS samen met Astrid Bryan. Omdat de titel van onze single perfect bij haar past, heeft ze een filmpje opgenomen waarin ze vroeg om voor The Lighthouse te stemmen. Dat filmpje ging meteen viraal (lacht).” Oprechte oorwurm

Net als de twee andere laureaten van De Nieuwe Lichting, Tamino en Kai Wén, mag The Lighthouse deze zomer optreden op Pukkelpop. “Daar kijken we uiteraard erg naar uit”, zegt Willem. “Maar het grootste voordeel is dat we gedraaid worden op de radio. In Vlaanderen is dat niet zo vanzelfsprekend. De muziekredactie van StuBru krijgt wekelijks 170 nieuwe nummers binnen, waarvan er misschien zeven airplay krijgen. En tussen die inzendingen zit ook materiaal van gevestigde waarden als Foo Fighters of Coldplay. Als nieuwe band moet je er op één of andere manier uitspringen. Dat kan door zo’n wedstrijd te winnen.” “We hopen dat ook andere zenders onze muziek oppikken”, zegt Nick. “In België is radio nog steeds erg bepalend voor succes. Meer nog dan in het buitenland, waar streaming de markt geleidelijk aan overneemt. Ook op dat vlak doen we het trouwens niet slecht: Hollywood is momenteel één van de best beluisterde Belgische nummers op

Spotify. Zelfs mensen uit Londen, Sidney of Manhattan luisteren naar onze muziek.” Dat de single aanslaat, hoeft niet te verbazen. Hollywood is een onweerstaanbare oorwurm die na de eerste luisterbeurt nog dagenlang in het achterhoofd blijft kronkelen. “Het is een erg radiovriendelijk nummer”, zegt Willem. “En een breuk met ons vroeger werk: we zijn meer de elektronische kant opgegaan. Maar het is niet zo dat we het gemaakt hebben met het oog op de wedstrijd. We gaan onze toekomstige nummers ook niet schrijven in functie van Studio Brussel en zijn luisterpubliek. We blijven afgaan op ons gevoel. Muziek moet in de eerste plaats oprecht blijven.” Naast de vele loftuitingen gaan hier en daar ook kritische stemmen op. Zo zou de groep nog eigenheid missen en te veel neigen naar buitenlandse voorbeelden als Vampire Weekend of The 1975. “Dat is kritiek waar we zeker rekening mee houden”, zegt Willem. “We bouwen dan ook continu verder aan onze sound. Tegelijk zijn er niet veel Belgische artiesten die soortgelijke muziek maken. Door het succes van Oscar and the Wolf en Bazart, twee bands waar we trouwens grote fans van zijn, is de popmuziek hier trager en donkerder geworden. Niks mis mee, maar wij maken liever vrolijke uptemponummers.” Geen herexamens

Binnenkort duikt The Lighthouse de studio in met nieuw materiaal.

Willem Schellekens, Yannick H’Madoun, Bram Knockaert, Nick Socquet en Bastiaan Jonniaux: “Deze zomer zit al volledig volgeboekt met optredens, dus herexamens worden moeilijk.”

“Op vier dagen willen we graag twee nummers klaar hebben”, zegt Nick. “Voor een volledige plaat lijkt het ons nog te vroeg, dus we mikken voornamelijk op singles. We hebben al enkele nummers klaar, maar blijven ook constant nieuw materiaal schrijven.” “Die nummers ontstaan zeer organisch”, zegt Willem. “Vaak komt één iemand met een idee voor een baslijn, gitaarriff of drumritme. We beginnen te jammen en gaandeweg komen we tot een song. Er ontstaan weleens discussies, maar uiteindelijk komen die de muziek altijd ten goede. Omdat we met zoveel zijn, is er natuurlijk wat planning nodig. De weekends gaan altijd naar de groep. Ook deze zomer zit al volledig volgeboekt met optredens, dus herexamens worden moeilijk (lacht).” De komende maanden zitten Willem en Nick gebeiteld, maar waarop hopen ze in de toekomst? “Een Europese tournee lijkt ons wel vet. En dichter bij huis gaan we voor Rock Werchter. Nick en ik wonen allebei in Rotselaar en mijn ouderlijk huis bevindt zich vlakbij het festivalterrein. Vanop de Main Stage kan ik naar mijn moeder roepen: ‘Kijk ma, we hebben het gemaakt!’ (lacht)”


04

NIEUWS

CAMPUSKRANT | 1 MAART 2017

Teveel foliumzuur leidt mogelijk tot obesitas bij kinderen Verkeerde voedingsgewoonten voor en tijdens de zwangerschap, en langdurig gebruik van foliumzuur verhogen mogelijk de kans dat je kind ooit obesitas ontwikkelt. Dat blijkt uit het doctoraatsonderzoek van biomedisch wetenschapper Sara Pauwels. Ook de voedingsen leefgewoonten van de vader kunnen een rol spelen. Pieter-Jan Borgelioen

V

oor haar doctoraat onderzocht Sara Pauwels van het Departement Maatschappelijke Gezondheidszorg en Eerstelijnszorg of de voeding van zwangere vrouwen invloed uitoefent op de aanleg voor obesitas bij kinderen. Samen met een team onderzoekers van KU Leuven en UZ Leuven nam ze de voedings- en leefgewoontes van 150 zwangere vrouwen onder de loep. Na de geboorte werden ook hun kinderen een jaar lang opgevolgd. Pauwels nam DNA-testen af en deed onderzoek naar de genen die een link hebben met obesitas. “Daarbij hebben we het DNA-methylatiepatroon bestudeerd”, zegt Pauwels. “Dat kan je beschouwen als een laag die bovenop het DNA ligt. Ze is onderhevig aan omgevingsfactoren en kan bepaalde genen aan- en uitzetten. We hebben gemerkt dat de voeding van moeders tijdens de zwangerschap invloed uitoefent op die laag. Zo kan de moeder bepaalde voedingsstoffen doorgeven aan de foetus en de genen activeren die verband houden met obesitas.”

Open rug

De voeding van moeders is vooral bepalend tijdens de vroege zwangerschap, zegt Pauwels. “Zeker de eerste weken zijn belangrijk. Op dat moment wordt het methylatiepatroon van de foetus gevormd. We raden iedereen met een kinderwens dan ook aan om zo vroeg mogelijk gezond en evenwichtig te eten, en de richtlijnen van de actieve voedingsdriehoek te volgen. Het is niet voldoende om je slechte eetgewoontes pas achterwege te laten als je weet dat je zwanger bent.” Pauwels stelde ook vast dat langdurig gebruik van de vitamine B9 of foliumzuur een rol speelt bij de aanleg voor obesitas. Dat is opvallend omdat de vitamine aan zwangere vrouwen wordt aangeraden om te voorkomen dat hun baby’s geboren worden met spina bifida of een open rug. “Volgens de Belgische richtlijnen gebruik je een foliumzuursupplement het best in de maand voor de zwangerschap en tijdens het eerste trimester ervan. Maar heel wat vrouwen worden niet meteen zwanger en nemen het langer in dan noodzakelijk. Foliumzuur

maakt ook deel uit van bepaalde multivitaminesupplementen, die de hele zwangerschap lang ingenomen worden. Maar wij raden dat af: volgens de eerste resultaten van ons onder-

Ook de toekomstige vader doet er goed aan zich lang voor de conceptie een gezonde en evenwichtige levensstijl aan te meten.

zoek is het beter om je in de eerste plaats aan de Belgische richtlijnen te houden en foliumzuur sowieso niet langer dan zes maanden op rij in te nemen.”

Tijdig ingrijpen

Pauwels onderzocht ook de voedings- en leefgewoontes van zo’n honderd vaders, want ook zij kunnen aanleg voor obesitas doorgeven. “Via spermacellen levert de vader zijn deel van het DNA. De periode waarin die cellen zich ontwikkelen duurt ongeveer drie maanden. Als de vader gedurende die tijd ongezond eet en leeft, kan dat het DNA-methylatiepatroon van de spermacellen beïnvloeden, wat rechtstreeks gevolgen kan hebben voor het kind. De toekomstige vader doet er dus goed aan zich lang voor de conceptie een gezonde en evenwichtige levensstijl aan te meten.” Of kinderen met een aangeboren aanleg voor obesitas de ziekte daadwerkelijk zullen ontwikkelen, kunnen de onderzoekers niet met zekerheid zeggen. “Daarvoor is verder onderzoek nodig”, zegt Pauwels. “We willen de kinderen ook op latere leeftijd verder opvolgen. Bij degenen die een te hoge BMI hebben, kunnen we nagaan of er een link is met het voedingspatroon van de moeder tijdens de zwangerschap en de genen die op een aanleg voor obesitas wijzen.” “Het ultieme doel van ons onderzoek is een biomarker ontwikkelen die al van bij de geboorte informatie geeft over het risico op obesitas”, zegt Pauwels. “Als we zien dat een kind veel kans heeft om obees te worden, kunnen we op vroege leeftijd ingrijpen, de voeding en fysieke activiteit bijsturen en overgewicht tegengaan.”

Vernieuwd operatiekwartier is grootste van het land

© UZ Leuven

Het operatiekwartier (OKa) en de postanesthesie-zorgafdeling (PAZA) van UZ Leuven zijn grondig vernieuwd en uitgebreid. Complexe operaties zijn voortaan makkelijker uit te voeren

dankzij schermen met 3D-beelden, robotchirurgie en software om endoscopische ingrepen op afstand te volgen. Met 33 zalen op 9.713 m² is het operatiecomplex nu het grootste van België.

De uitbreiding en renovatie van het operatiekwartier in Campus Gasthuisberg heeft zes jaar in beslag genomen. De nieuwe, hoogtechnologische zalen voldoen aan de strengste normen. Zo is de luchtkwaliteit in elke zaal op hetzelfde niveau en is er een perfecte temperatuurregeling. De ruime zalen creëren ook rust, zegt professor Paul De Leyn, diensthoofd thoraxheelkunde en voorzitter van het OKa-bestuur in UZ Leuven: “Dat is belangrijk, zeker bij een ingreep die lang duurt en waar veel technologie, materiaal en meerdere teams noodzakelijk zijn.” De operatiezalen werden uitgerust met de nieuwste apparatuur voor complexe ingrepen. In de nieuwe CT-zaal (foto) kunnen artsen werken met 3D-beelden en met grote schermen voor endoscopische chirurgie. Eén zaal werd specifiek uitgerust voor robotchirurgie, waarbij de chirurg opereert aan een console. Röntgenapparatuur biedt hem als het ware een routenavigator tijdens het opereren. Via speciale software kan de medische staf endoscopische ingrepen van op afstand mee volgen. Een arts kan tijdens een operatie ook overleggen met een collega buiten het OKa, zodat cruciale informatie sneller kan worden gedeeld. De postanesthesie-zorgafdeling (PAZA) werd eveneens grondig gerenoveerd en uitgebreid. “Ook daar hielden we rekening met de nieuwste technieken en normen. Er is een aparte toegang voor bezoekers, een scheiding bij de in- en uitstroom van patiënten en een apart traject voor kinderen”, zegt Pierre Luysmans, verpleegkundig manager kritieke zorg. (Bron: UZ Leuven)


NIEUWS 05

© Layla Aerts

CAMPUSKRANT | 1 MAART 2017

NIEUWE VIRUSSTAM DOET STERFTE STIJGEN

Bijen zijn de dupe van ‘vrij verkeer van virussen’

Een Leuvense biologe inspecteert één van de bijenkolonies: “De bijen uitrusten met een microchip was een echt monnikenwerk.”

Meer dan de helft van alle honingbijkolonies in Noord-Amerika en West-Europa is aangetast door het deformed wing virus, één van de vele oorzaken van de toenemende bijensterfte. Leuvense bijen blijken nu een nieuw opkomende en agressievere stam van het virus te dragen, die eerder al in het Verenigd Koninkrijk was gerapporteerd. Ilse Frederickx

I

n een tuin in de Redingenstraat houden Leuvense biologen verschillende bijenkolonies. De bewoners van één bijenkast kregen een microchip op de rug geplakt om hun gedrag in kaart te brengen, vertelt professor Tom Wenseleers van de Afdeling Ecologie, Evolutie en Biodiversiteitsbehoud. “Dankzij de chip kunnen we elke bij individueel volgen: hoe vaak vliegt ze de kast uit om te foerageren, hoelang duurt zo’n vlucht gemiddeld, hoelang leeft de bij?” Al een aantal jaar zien imkers een hoge bijensterfte en vaak worden pesticiden als de schuldige aangewezen. “Dat is één van de vele oorzaken. Bijen vinden tegenwoordig nog maar moeilijk voedsel en er doen ook verschillende ziektes de ronde. Eén daarvan is het deformed wing virus: bij infectie in een vroeg stadium van de ontwikkeling van een bij leidt dat tot misvorming van de vleugels – die bijen sterven ook onmiddellijk. Bij infectie in een later stadium zien de bijen er fysiek normaal uit, maar gedragen ze zich anders.” Monnikenwerk

Om uit te zoeken hoe dat precies zit, injecteerden de biologen de helft van hun microchipbijen met het virus. “De besmette bijen bleken het nest te vroeg te verlaten en minder lang te leven dan hun soortgenoten. Bovendien bleek

uit onze DNA-analyse dat de variant van het virus die hier in België voorkomt een meer virulente stam is, met nog hogere sterftecijfers tot gevolg. Die stam was eerder al gevonden in het Verenigd Koninkrijk, maar heeft zich dus duidelijk al verspreid. Momenteel is er internationaal vrij verkeer van koninginnen van honingbijen: dat betekent ook vrij verkeer van

zoeken. “Het is makkelijk om bijen op te sluiten en dan te kijken bij welke dosis van een pesticide ze sterven. Maar dat is een slechte benadering, want subtielere gedragseffecten doen zich pas voor over een langere periode. Helaas is het

veel moeilijker om die effecten te bestuderen. In ons geval was het een echt monnikenwerk om al onze bijen uit te rusten met een microchip en ze individueel te injecteren. Maar het levert wel nieuwe inzichten op.”

Onze

Europa staat bekend als een doorgeefluik voor bijenziekten: de regelgeving moet worden herbekeken. virussen. Europa staat nu bekend als een doorgeefluik voor bijenziekten: de regelgeving moet worden herbekeken.” Het onderzoek, waarvoor de Leuvense biologen de handen in elkaar sloegen met collega’s van Gent en Manchester, toont volgens Wenseleers ook aan dat we meer naar de langetermijn­ effecten van stressoorzaken bij bijen moeten

lentecatalogus 2017 is er! Leuven university Press Spring 2017

Surf naar www.upl.be en ontdek onze nieuwe en komende titels. www.upl.be info@upl.be +32 (0)16 32 53 45

uplseizoenscatalogus2017-1.indd 1

2/10/17 9:59:01 AM


06

MAATSCHAPPIJ

CAMPUSKRANT | 1 MAART 2017

Diagnose burn-out binnenkort verfijnd De meest gebruikte test om een burn-out vast te stellen is al bijna dertig jaar oud, en gedateerd. Onderzoekers van de Afdeling Arbeids-, Organisatie- en Personeelspsychologie werken daarom aan een nieuwe vragenlijst waarmee artsen veel accurater een diagnose kunnen stellen. Om na te gaan of iemand met een burn-out

kampt, wordt meestal de Maslach Burnout Inventory gebruikt, zegt doctoraatsstudente Steffie Desart. Maar die vragenlijst is al bijna dertig jaar oud en intussen is de kennis over de ziekte enorm toegenomen. Daarom werkt ze samen met haar promotoren professoren Hans De Witte en Wilmar Schaufeli aan een nieuwe vragenlijst om burn-out betrouwbaar in kaart te brengen. Die is gebaseerd op de jongste weten-

schappelijke bevindingen. “Ons onderzoeksinstrument moet artsen toelaten uit te maken of iemand wel degelijk met een burn-out kampt of dat het veeleer om een depressie gaat, of een andere aandoening.” Voor het opstellen van de nieuwe vragenlijst – met als werktitel de Leuvense burn-outschaal (LEBOS ) – werden meer dan veertig burn-outspecialisten ondervraagd. “Dat heeft geleid tot een duidelijkere definitie van het begrip burnout, met vijf kernsymptomen. Daartoe behoren uitputting, depressieve klachten en mentaal afstand nemen van het werk, dat als een bron van uitputting wordt beschouwd. Andere

kernsymptomen zijn cognitief controleverlies – geheugenproblemen en concentratiestoornissen – en emotioneel controleverlies: denk aan woede- en huilbuien, of een lage tolerantiegrens. Ook spanningsklachten kwamen vaak terug: maag- en darmklachten, ademhalingsproblemen, piekeren, paniekaanvallen, slaapproblemen ...” Op basis van deze nieuwe definitie hebben de onderzoekers een nieuwe vragenlijst opgesteld om te peilen naar burn-out. Die zal de komende maanden worden uitgetest bij mensen met en zonder burn-out. De definitieve vragenlijst zal eind dit jaar beschikbaar zijn. (ivh)

Zwarte spits, witte spelverdeler vervolg van P.01

Aanvoerdersband

En die muscles worden nog altijd opvallend vaak in de voorhoede ingezet, blijkt uit de cijfers van Corthouts. “Er is een significant verschil in de positieverdeling tussen zwart-Afrikaanse en blanke spelers: 38% van alle zwart-Afrikaanse spelers werd op aanvallende posities opgesteld, bij de blanke spelers was dat amper 15%”, aldus Corthouts. “Trainers, makelaars en managers hebben blijkbaar – al dan niet bewust – nog steeds de reflex: We hebben een aanvaller nodig? Die gaan we in Afrika zoeken”, zegt Scheerder. Bij de doelmannen zijn de zwart-Afrikanen dan weer ondervertegenwoordigd: “In het seizoen 2015-2016 stonden er amper drie tussen de palen”, zegt Corthouts. “Ook opmerkelijk is

beweren. Maar dat het stereotiepe patroon opnieuw tot uiting komt in ons onderzoek, is toch opmerkelijk.” Dat geldt ook voor de vaststellingen die Joris Corthouts deed over de uitgedeelde gele en rode kaarten. “Over de volledige competitie bekeken – inclusief play-off 1 en play-off 2 dus – hadden spelers met zwart-Afrikaanse roots twee keer meer kans om een gele of rode kaart te krijgen dan blanken. Als we dat apart per spelpositie bekijken, valt het cijfer voor de aanval op: een zwart-Afrikaanse aanvaller had maar liefst vier keer meer kans om een gele of rode kaart te krijgen dan een blanke speler. We hebben niet onderzocht of de kaarten al dan niet terecht toegekend werden. Je kan ook niet zomaar concluderen dat onze

scheidsrechters racistische reflexen zouden hebben. Maar het zijn opvallende resultaten, die om verdere uitdieping vragen.” Touwtjes in blanke handen

Scheerder en Corthouts wierpen ook een blik naast het veld. Met uitzondering van Kortrijkcoach Karim Belhocine stonden er in het seizoen 2015-2016 alleen blanke trainers langs de lijn. Ook onder voorzitters, managers en ceo’s van Belgische clubs is er weinig kleur te bespeuren. “Er is natuurlijk de trend van rijke Aziaten die Europese clubs opkopen, maar de touwtjes van het Belgische voetbal zijn vooralsnog in handen van blanke, oudere mannen”, zegt professor Scheerder. “Als je ziet dat zwart-Afrikanen al decennia-

lang zo sterk aanwezig zijn op onze velden, dan zou je toch mogen verwachten dat ze ook doorgroeien naar het trainers- en bestuursniveau? Dat zullen ze lang niet allemaal willen, maar de vraag is of ze er wel de kans toe krijgen. De sociale en culturele drempels die er momenteel zijn, zouden onder meer aangepakt kunnen worden in de opleiding van toekomstige trainers, scheidsrechters en bestuurders, door voldoende aandacht te besteden aan diversiteit.” (bvh, lm, rvh)

De publicatie, in de reeks ‘Beleid & Management in Sport’, is te vinden op faber.kuleuven.be/BMS/ Jeroen Scheerder en Joris Corthouts stellen de studie op 21 maart voor tijdens een netwerkdag van vzw ORBIT: www.orbitvzw.be

Zwarte spelers tussen witte lijnen Zwart-Afrikanen zijn al decennialang sterk aanwezig op onze velden. Dan zou je ze toch ook verwachten op trainers- en bestuursniveau?

_ was 25% van de spelers in eerste klasse van zwart-Afrikaanse origine; _ s tond 38% van de zwart-Afrikaanse spelers op aanvallende posities opgesteld, voor de blanke spelers is dat 15%; _h adden spelers met zwart-Afrikaanse roots twee keer meer kans om een gele of rode kaart te krijgen dan blanken, in de aanval zelfs vier keer meer: _ stonden er met uitzondering van Kortrijk-coach Karim Belhocine

alleen blanke trainers langs

de lijn.

© Belga

dat je de aanvoerdersband maar zelden rond een arm met zwarte huidskleur ziet. In datzelfde seizoen waren Mbaye Leye (foto) van Zulte Waregem en Sébastien Siani van KV Oostende uitzonderingen.” “Zwarte spelers die voornamelijk een uitvoerende positie krijgen waar kracht en snelheid belangrijk zijn, en blanke spelers een spelverdelende positie: we blijven die raciale opdeling naar spelfunctie dus zien”, zegt professor Scheerder. “In het kader van gelijkaardig onderzoek, eind jaren negentig, ben ik gaan praten met een aantal trainers en managers. Toen hoorde ik uitspraken als: ‘Die zwarten lopen allemaal sneller, dat weet toch iedereen?’ Of die raciaal gekleurde perceptie twintig jaar later nog even sterk is, durf ik niet zomaar te

In seizoen 2015-2016:

Mbaye Leye van Zulte Waregem in duel met Timmy Simons, aanvoerder van Club Brugge. Leye was in het seizoen 2015-2016 één van de weinige zwarte aanvoerders in eerste klasse.


MAATSCHAPPIJ

CAMPUSKRANT | 1 MAART 2017

07

DUBBEL

CHECK ✓✓

Out of office

Een actueel vraagstuk belicht vanuit 2 expertises

Is onbereikbaar zijn buiten de werkuren een recht? In Frankrijk is het een wetsvoorstel, in Nederland maakte links het een strijdpunt bij de verkiezingen. Onbereikbaar voor werkmail of telefoontjes: is dat niet oubollig in onze flexibele economie? En zijn ze wel wenselijk, die harde schotten tussen werk en privé? Zitten die ook niet de voordelen in de weg? TEKST: Wouter Verbeylen | ILLUSTRATIE: Gudrun Makelberge

Hans De Witte arbeidspsycholoog

Geert Van Hootegem arbeidssociolooog

Eén mailtje beantwoorden, en je schiet weer volledig ‘aan’

I

k vind dat een héél goed principe, onbereikbaarheid buiten de uren. In een ver verleden,

toen het nog vooral om fysieke arbeid ging, was het vanzelfsprekend: na een aantal uren arbeid moet je rusten. En pas als

je voldoende hersteld bent, kan je weer volop aan de slag. Welnu: voor mentale arbeid werkt het net zo, al is dat idee blijkbaar verre van ingeburgerd.” “Het is heel eenvoudig: door nu even niets te doen, doe je later meer, en beter. Mensen hebben nood aan rustpauzes en periodes van ‘niet-werken’ om echt te herstellen van de mentale inspanning. Dat is juist het nefaste van dat ‘snel even je werkmail checken’: je stopt nooit met werken. Het klinkt onschuldig, maar je waakvlammetje blijft branden. En bij één impuls, één mailtje beantwoorden, schiet je weer volledig ‘aan’. Je hebt geen enkel écht moment van ontspanning meer, als je zo met je werk verbonden blijft. En dat houdt gevaren in, het haalt je finaal onderuit. Het leidt tot mentale overbelasting, en kan zelfs eindigen in burn-out.” “Rond de zomervakantie krijg ik steevast de vraag van de pers: Hoe goed is het om je werkmail twee weken ongemoeid te laten? Mijn ‘genuanceerde’ mening is: dat is essentieel, en je bent goed zot als je het niet doet. Ik laat mijn lap-

top thuis als ik op vakantie ga, om toch maar niet tot werken verleid te worden. Ik heb trouwens ook geen gsm, daar word ik zenuwachtig van (lacht).” Is bereikbaarheid niet gewoon een evidentie voor de jongere generatie? “O, maar de dingen die we evident vinden, zijn daarom niet automatisch goed voor ons. Ik ben niet tégen ICT, tegen mailen of surfen ter ontspanning. Maar als surfen opnieuw werken

wordt, dan ontspant het ook niet meer.” Een wet die onbereikbaarheid betonneert: is dat er niet over? Is de scheiding werk-privé sowieso niet vloeiend geworden? “Dat valt wel mee hoor. Vaak wordt die flexibilisering overdreven: ons werkritme heeft nog altijd min of meer dezelfde indeling als enkele tientallen jaren geleden. In Scandinavië is men daar heel streng op, daar bestaat een sterke cultuur dat werk en familie elkaar niet voor de voeten mogen lopen. Een vergadering na vier uur is eenvoudigweg ondenkbaar. Ik kies ook voor die strikte optie: stel een maximum aantal uren vast, en hou je eraan. Ook voor geestelijke arbeid.” En wat als je door ’s avonds te mailen ’s morgens wat geruster aan de dag begint? “Mijn advies als arbeidspsycholoog is: ga eens met je baas praten, want het lijkt me dat je dan gewoon te veel werk hebt.” “Sommigen vinden het principe ‘onbereikbaarheid’ betuttelend: ‘Ik heb toch zeker het recht om te werken als ik dat wil?’ Dat zijn typisch mensen die zelf veel controle over hun werk hebben. Maar we moeten ook de zwakkeren beschermen. Wie minder controle heeft, ervaart druk. Het ‘moeten’ is de laatste jaren toegenomen. En dat moeten is uitputtend. De ongeschreven wet in veel organisaties is dat je toch snel antwoordt. Een chef die zelf om halftwaalf ’s avonds mailt, zonder er expliciet bij te zeggen: ‘Negeer maar even’, die geeft een heel slecht voorbeeld. Een overheid, een organi-

satie moet een cultuur creëren waarin je als werknemer die druk niet voelt. Creëer voldoende rust, en je werknemers werken beter.”

Het is de hoogste tijd voor spelregels rond e-tiquette

J

e merkt dat een aanvankelijk welgekomen instrument als het internet vandaag veel vragen oproept. Het heeft begrippen als arbeidstijd en arbeidsplaats op de helling gezet. Waar je je werk doet, maakt niet meer uit. Natuurlijk heeft dat voordelen: je kan thuis werken als het bijvoorbeeld voor het gezin goed uitkomt. Ik heb daar zelf ook gebruik van gemaakt toen de kinderen klein waren: ik kon een ‘aanwezige papa’ zijn. Omgekeerd penetreert het privéleven in de werkruimte: mensen posten op Facebook, ze checken hun rekeningen …” “De samenleving worstelt duidelijk met die evolutie. De nadelen ervan zijn zelden voorwerp van discussie. Er zijn nauwelijks bedrijven met strikte regels over zaken als werkmail en bereikbaarheid. Een echte ‘e-tiquette’, met de ‘e’ van elektronisch, is onbestaande. Zo’n e-tiquette is nochtans dringend nodig, want volgens mij zitten we op een kantelmoment waarop flexibiliteit kan omslaan in een vorm van uitbuiting.”

“Eén voorbeeld: je werkt enkele dagen per week van thuis uit, en daardoor bespaar je pendeltijd naar het werk. Van wie is die tijd? Van de werknemer, zou je toch denken, want je wordt er niet voor betaald. Maar in de praktijk blijken thuiswerkers gemiddeld de helft van hun uitgespaarde pendeltijd terug te schenken aan het bedrijf – ze werken dus gratis langer. Ze doen dat omdat ze ‘voelen’ dat het zo hoort, want harde afspraken daarover ontbreken.” Moeten zaken als recht op onbereikbaarheid bij wet geregeld worden? “Ik

denk het niet, dat kan volgens mij het best in het sociaal overleg gebeuren. Maar dát er spelregels moeten komen, lijkt me duidelijk. Dat soort zaken mag je echt niet aan de bedrijfscultuur overlaten, dan vallen er slachtoffers.” Zal de generatie-nu, met een constant lijntje naar de smartphone, niet veel losser omgaan met bereikbaarheid? “Goh, generaties vergelijken is moeilijk. Maar neem het cliché van de post-Steve-Jobs-generatie, de jonge mensen die startups bevolken en die zogezegd geen uren hebben. Als die eenmaal gesetteld zijn, blijken ze in dezelfde patronen te vervallen als hun voorgangers. De perceptie is soms anders, maar de overgrote meerderheid van de mensen werkt nog altijd een vast aantal uren.” “Ik denk juist dat die jongeren extra gebaat zullen zijn met harde afspraken rond bereikbaarheid en flexibiliteit. Er zal nooit een generatie zo makkelijk werk vinden als de jongeren van nu, maar tegelijkertijd zullen ze nooit zo moeilijk ‘nee’ kunnen zeggen tegen werk. Thematische verloven

en brugpensioen worden afgebouwd, en langer studeren staat onder druk.” “Het klassieke nine-to-five-model begint stilaan af te brokkelen onder het neoliberale discours van flexibiliteit, maar er is voorlopig geen ander model voor in de plaats gekomen. De winst die we decennia geleden geboekt hebben rond arbeidstijd en weekendrust, wordt nu opnieuw te grabbel gegooid. En het heeft geen enkele zin om de loopbaan op te rekken tot 67, als werknemers tijdens die loopbaan steeds meer kans hebben om ziek uit te vallen.”


08

MAATSCHAPPIJ

CAMPUSKRANT | 1 MAART 2017

OPINIE  De KU Leuven excelleert in onderzoek naar een duurzame samenleving, maar zet die kennis onvoldoende om in eigen beleid. Dat stelt de Young Researchers’ Society for Sustainability (YouRSS), die de universiteit wil aansporen om een leidersrol op te nemen op het vlak van duurzaamheid. Concreet stelt ze vier sporen voor naar een duurzamere internationale personeelsmobiliteit.

Hoe lang vliegen we nog tegen de lamp?

I

nternationale samenwerking is essentieel voor onderzoek en daar hoort vaak ook internationale mobiliteit bij. Er is echter nog ruime marge voor het rationaliseren van ons vlieggedrag. Elke vermeden vliegreis levert immers een driedubbel dividend op: tijdwinst, geldwinst én milieuwinst. Een eerste spoor is bewustmaking van het KU Leuven-personeel. Een retourvlucht Brussel-New York

Elke vermeden vliegreis levert een driedubbel dividend op: tijdwinst, geldwinst én milieuwinst.

stoot per passagier ongeveer 1,6 ton CO2 uit, het equivalent van 8.000 km met de wagen of 70 kg biefstuk. De CO2-uitstoot van een vlucht wordt al weergegeven bij boeking, maar het zou nog beter zijn de jaarlijkse uitstoot per werknemer mee te delen en te vergelijken met het universiteits­ gemiddelde. Gedragsverandering is echter pas mogelijk als er voldoende alternatieven worden aangeboden. Daarom is een tweede spoor het aanmoedigen van videoconferenties als alternatief voor vliegreizen. De KU Leuven beschikt al over infrastructuur voor videoconferenties, maar die moet worden uitgebreid naar alle campussen. Daarnaast is vooral meer sensibilisering, technische ondersteuning en opleiding noodzakelijk om van videoconferenties een praktisch en gebruiksvriendelijk middel te maken. Een derde spoor is het afraden of verbieden van korteafstandsvluchten en overstappen dicht bij huis. Bij elke kilometer die je aflegt per trein, wordt 8 à 12 keer minder CO2 uitgestoten dan wanneer je die korte afstand aflegt met het vliegtuig. Treinreizen zijn gemiddeld ook sneller

voor verplaatsingen onder 750 km. Daarnaast is de trein beter geschikt als mobiel kantoor dan het vliegtuig. Het Centrum voor Economie en Duurzaam Ondernemen (CEDON) van de Campus Brussel doet al aanbevelingen met daaraan gekoppelde stimuli om reizen korter dan 500 km met de trein af te leggen. Deze bestaande best practice kan worden uitgebreid naar de hele universiteit. Aangezien vliegreizen centraal worden geboekt, is het praktisch ook eenvoudig om korte vluchten te toetsen aan meer duurzame alternatieven. Een vierde spoor is een koolstofprijs op vliegreizen invoeren. Volgens YouRSS is een eerlijke prijs een essentieel onderdeel van een duurzaam mobiliteitsbeleid. Aangezien de prijs van een vliegtuigticket slechts een fractie bedraagt van de sociale kost, is het sociaal-economisch efficiënt om een interne correctie door te voeren op vliegreizen. Dat kan een standaardtarief per vlucht zijn (bijvoorbeeld 10 euro, zoals aan de Universiteit van Götenborg), of een bedrag per ton CO2 (bijvoorbeeld 40 dollar per ton, zoals toegepast aan Yale University). Deze gelden kunnen worden verzameld in een intern klimaatfonds dat duurzame onderzoeksprojecten binnen de universiteit steunt. Het is ook mogelijk om personeel bij boeking te laten kiezen tussen interne duurzaamheidsprojecten en CO2-compensatie door een externe instantie. Een alternatief is om te werken met een jaarlijks CO2-budget, of om de opbrengsten proportioneel te herverdelen, zodat frequente vliegers nettobetalers worden en sporadische vliegers netto-ontvangers. Wij nodigen onze toekomstige rector uit hier mee over na te denken. Er is geen tekort aan ideeën om de KU Leuven te verduurzamen, en YouRSS geeft bij deze een eerste voorzet. We kijken ernaar uit om ze verder uit te werken en in de praktijk om te zetten. Wanneer kunnen we hierover samenzitten?

V oor meer informatie over dit voorstel: www.kuleuven.be/lsue/yourss/ position%20papers Reageren? Mail naar nieuws@kuleuven.be

THOMAS-WEBSITE VOOR GODSDIENSTONDERWIJS BESTAAT VIJFTIEN JAAR

“ Voor een item over Lady Gaga moeten we soms extra expertise zoeken” Thomas is een didactische website voor en door godsdienstleerkrachten. Dat klopt, maar het is een wel érg prozaïsche omschrijving voor een snel groeiend platform met een erg gevarieerde inhoud die – sorry voor het oubollige woord – vaak gewoon plezant is. “Het zou fout zijn om ons als een supervroom clubje te beschouwen.” TEKST: Ludo Meyvis | CARTOON: Joris Snaet

T

homas bestaat nu vijftien jaar en is uitgegroeid tot één van de drukst bezochte websites van de KU Leuven. Professor Didier Pollefeyt denkt dat hij ongeveer alles bekijkt wat er op Thomas verschijnt. We voelen het ontzag voor onze energieke vicerector met de seconde stijgen, maar rekenen het toch even na. Alles? Een goeie 30.000 A4’tjes tekst? Honderden video’s? Lesontwerpen? Gedichten? Commentaren? “Ongeveer alles toch. Ik heb er dan ook vijftien jaar tijd voor gehad (lacht).” Van wie komt al die inhoud op Thomas eigenlijk? “Een vijftiental onderzoekers uit de faculteit hebben geregeld hun inbreng. Verder zijn er vrijwillige en be-

taalde medewerkers, maar de site wordt vooral gevuld door mensen ‘uit het veld’: leraren, directie, inspectie, studenten, de inrichtende overheden ook. Thomas is gaandeweg hun leefwereld geworden, en dat blijkt uit het drukke verkeer op de site.” Wordt er ooit iets tegengehouden? Pollefeyt: “In principe niet. We zijn geen dogmatische of catechetische site. Alle theorieën zijn welkom, zolang ze maar in de levensbeschouwelijke sfeer liggen, goed beargumenteerd zijn en niet indruisen tegen bepaalde vrij evidente normen. Verder zijn we heel nauw verweven met het leerplan en het godsdienstonderwijs. Inhoudelijk sluiten we daar dus bij aan, en

NIEUWE AULA IN GEBRUIK

Vesalius verwelkomt eerste menselijke lichamen De studenten van het vak ‘fiscaal en arbeidsovereenkomstenrecht’ hadden op maandag 13 februari de eer om als eersten de gloednieuwe Vesaliusaula in gebruik te nemen. Het auditorium telt 737 zitjes, biedt plaats aan 16 rolstoelgebruikers en wordt universiteitsbreed ingezet. De Vesaliusaula is het derde grootste auditorium van de KU Leuven, na Aula Pieter De Somer en Centraal Auditorium Gasthuisberg”, zegt Stefaan Saeys, hoofd van de Directie Technische Diensten. “We geven les aan steeds grotere groepen en daardoor kregen we stilaan te kampen

met capaciteitsproblemen. Met de nieuwe aula lossen we dat plaatsgebrek op en vermijden we dat lessen uit noodzaak heel vroeg ’s morgens of heel laat ’s avonds gegeven worden.” De aula is perfect uitgerust volgens de normen van de tijd, zegt Saeys. “Zo is er rekening gehouden met het gebruik van audiovisueel lesmateriaal en zijn er voldoende stopcontacten voorzien voor studenten die hun laptop meenemen naar de lessen. Dat wordt steeds vaker van hen verwacht.” Cinema

Het ondergrondse auditorium maakt deel


MAATSCHAPPIJ 09

CAMPUSKRANT | 1 MAART 2017

Ruggengraat

dat verwachten we ook van het materiaal dat we publiceren.” Zwarte Piet

© KU Leuven | Rob Stevens

Kleurloos is Thomas allerminst, vindt Pollefeyt. “We bieden een katholieke invalshoek aan, heel duidelijk, en dat moet ook: van levensbeschouwelijke vaagheid wordt niemand beter. Maar doen alsof er maar één visie is? Dat zou kortzichtig en verkeerd zijn. De moderne school werkt trouwens in een pluralistische samenleving. Er is heel veel mogelijk op Thomas, en het zou wel erg fout zijn om ons te beschouwen als een supervroom apologetisch clubje dat alleen oog heeft voor de eigen, eng gedefinieerde winkel.” “Wat we niét aanbieden: bijdragen die fei-

We bieden een katholieke invalshoek aan, heel duidelijk, en dat moet ook: van levens­beschouwelijke vaagheid wordt niemand beter.

telijk onjuist zijn – ik denk aan iemand die vond dat De Da Vinci Code vol relevante wetenschap stond. Die kan zijn visie elders wel

Thomas heeft een hele reeks functies, zegt Pollefeyt. “Het is eerst en vooral een instrument waarmee je je huidige of toekomstige beroep van godsdienstleraar een sterke inhoudelijke ruggengraat kunt geven. Maar we vormen en ondersteunen ook, zowel didactisch als pastoraal: met lesmateriaal over rouwen voor scholen, bijvoorbeeld, maar evengoed met teksten, gebeden en illustraties die gebruikt kunnen worden bij concrete rouwsituaties.” “Door zijn grote reikwijdte in de katholieke en onderwijswereld is Thomas onmiskenbaar ook een politieke factor. We hebben een stem in het debat rond het vak ‘godsdienst’. Toen de zaak-Vangheluwe uitbarstte, vond je daar bijdragen over op onze website. De groei van de katholieke dialoogschool – het nieuwe model van het Vlaamse katholieke onderwijs, met plaats voor de eigen én de andere levensbeschouwelijke identiteit – is in grote mate gebeurd binnen Thomas. Ook toen de K van de KU Leuven in vraag gesteld werd, hebben we aan de discussie deelgenomen.” “De toekomst? We hebben nu 42.000 geregistreerde bezoekers, en ongeveer 5.000 unieke bezoekers per dag. Dat mag uiteraard blijven groeien. Thomas heeft net ook een nieuwe lay-out gekregen. De toegang voor mobiele toestellen kan beter, en hetzelfde geldt voor het contact met de sociale media, de zoekmogelijkheden en de toegang voor doelgroepen. En natuurlijk werken we voortdurend aan meer en betere inhoud. Maar we willen vooral de vormende en maatschappelijke betekenis blijven benadrukken van degelijk, op wetenschappelijk onderzoek gebaseerd, rooms-katholiek godsdienstonderwijs.”

kwijt. En we zijn natuurlijk ook geen platform voor platte propaganda”, zegt Jan Verkoyen, die de technische leiding over Thomas heeft. “Geregeld zoeken we aansluiting bij de leefwereld van kinderen en jongeren. Dat betekent dat je soms thema’s vindt die misschien een beetje vreemd ogen voor wie een ‘klassieke’ levensbeschouwelijke site verwacht. Je vindt bijdragen over Zwarte Piet. Over David Bowie. Over Lady Gaga. Soms moeten we daarvoor extra expertise zoeken, maar dat houdt het boeiend.” “We merken dat praktijkgerichte items het meeste succes boeken. Maar ook thema’s die je eerder binnenkerkelijk zou noemen – bijvoorbeeld: de verrijzenis, de Kerk na Vaticanum II – kunnen ook op veel interesse rekenen.”

www.kuleuven.be/thomas

Het auditorium telt 737 zitjes en biedt ook plaats aan 16 rolstoelgebruikers. Op de foto studenten van het vak ‘Elektriciteit en magnetisme’.

uit van de Vesaliussite, een nieuw complex op de hoek van de Tiensestraat en de Vesaliusstraat, naast Campus Groep T. De site werd gebouwd door projectontwikkelaar ION, die er appartementen, studentenkamers en handelsruimtes neerpootte. De universiteit stapte mee in het project en is eigenaar van de aula en van twee cinemazalen, die ze beheert in samenwerking met Stad Leuven, kunstencentrum STUK en vzw Fonk. “Naast dagelijkse filmvertoningen van Cinema ZED zullen er ook lessen plaatsvinden die verband houden met cinema en filmkunsten”, aldus Saeys. “De Vesaliussite zorgt voor een opwaardering van de buurt. Het moet een gezellige plek worden, waar zowel bewoners als studenten graag vertoeven”, zegt Saeys. “Ook de komende jaren willen we blijven investeren in dit stukje Leuven. Zo hebben we plannen om het Groep T-gebouw met de aula te verbinden via een ondergrondse tunnel. Zo krijg je één groot KU Leuven-geheel, dat kan ingezet worden voor congressen en andere grote activiteiten.” (pjb)


10

ALUMNI

CAMPUSKRANT | 1 MAART 2017

ALUMNUS JEROEN MARIS WINT LEIDS CABARET FESTIVAL MET DE HYGIËNA’S

“ We zaaien graag verwarring met onze humor” Met het comedytrio De Hygiëna’s won Jeroen Maris half februari de juryprijs op het bekende Leids Cabaret Festival. Ze brengen absurd ‘zapcabaret’ met een knipoog naar Monty Python. Daarnaast schrijft Jeroen bij productiehuis De Mensen mee aan de grappen voor Mag ik u kussen? Geen typisch parcours voor een handelsingenieur. “Dat iets atypisch is, maakt net dat het voor mij weer klopt.” Tine Bergen

“I

k ben een beetje Jekyll en Hyde: het is het ene uiter­ ste of het andere. Van na­ ture ben ik chaotisch, maar daardoor vind ik bijvoorbeeld wiskunde heel leuk, want dat is net heel afgelijnd”, vertelt Jeroen Maris. “Klasgenoten in het zesde middelbaar vertelden me dat handelsingenieur een brede richting was waar je verschillende kanten mee uit kon. En dat bleek ook te kloppen. Ik vind het heel fijn dat ik vakken zoals filosofie en sociologie

heb meegekregen: veel humor komt voort uit het in vraag stellen van alle­ daagse dingen.” Weggewaaid wachtwoord

Humor en analyse hangen voor Je­ roen Maris samen. “Een goede grap maakt een heel proces door: wat is er nodig, in welke volgorde moet je het brengen, wat is ballast? Ik analyseer ook onze optredens. Waarom lachen mensen? Komt het door een bepaald woord, door de timing? Die analyti­

sche kijk heb ik tijdens mijn studie zeker aangescherpt.” Dat geldt ook voor zijn humor: “Voor het vak ‘Organisatiebeheer en personeelsbeleid’ moesten we zelf een les voorbereiden. Ik bracht een imita­ tie van de prof en vond dat geweldig om te doen. Ook voor de revue van Ekonomika parodieerde ik proffen. Gaandeweg werd me wel duidelijk dat ik geen typische student handels­ ingenieur was …” “Na mijn afstuderen ging ik werken voor de Vlaamse overheid, waar ik verantwoordelijk was voor het onder­ houd van het boekhoudprogramma. Ik moest de gebruikers hun wacht­ woord bezorgen en hield me dan be­ zig met onnozeliteiten als wachtwoor­ den verzinnen die de zin ‘Uw nieuwe wachtwoord is …’ aanvulden. Men­ sen kregen dan mailtjes als ‘Uw nieu­ we wachtwoord is … weggewaaid.’ Of ‘Uw nieuwe wachtwoord is … niet ge­ vonden.’ Uiteraard behoorlijk verwar­ rend, en ik moest ermee stoppen.” Stoorzenders

Jeroen Maris kon zijn humor wel kwijt

Bart Cannaerts en Wim Helsen hebben in de finale van het Leids Cabaret Festival gestaan, maar Ingeborg heeft het ooit gewonnen: het is dus geen garantie op een carrière in de comedy.

in de cursus die hij bij de Belgische Improvisatie Liga ging volgen. “Daar leerde ik Tom De Rons en David Ven­ nix kennen. Het klikte en we begon­ nen met de Hygiëna’s. Onze humor is in mijn ogen logisch, maar schijnt voor de buitenwacht redelijk absurd

IN BEELD

© KU Leuven | Rob Stevens

Togapraat “Met onze eredoctoraten brengen we elk jaar wat academische warmte in het hartje van de winter”, zei rector Rik Torfs in zijn toespraak tijdens het Patroonsfeest. De editie 2017, op 15 februari, was dankzij een vroege opstoot van de lente nog een tikkeltje warmer dan gebruikelijk. Vooraan de stoet der togati maakt rector Torfs nader kennis met de Amerikaanse immunoloog Carl June, die mede namens zijn verhinderde collega James Allison een gedeeld eredoctoraat in ontvangst nam. Achter hen zijn de Nederlandse voedselexperte Louise Fresco en de Duitse oecumenicus Theodor Dieter verwikkeld in een gesprek dat weleens over landbouw of Luther zou kunnen gaan.

Lees het verslag van het Patroonsfeest op nieuws.kuleuven.be/patroonsfeest2017


ALUMNI

CAMPUSKRANT | 1 MAART 2017

11

Jeroen Maris, onderaan tijdens het Leids Cabaret Festival, met Tom De Rons en David Vennix: “Mijn moeder heeft me uitgelachen: op het podium in Leiden droeg ik hetzelfde kostuum als ik aanhad tijdens mijn mondelinge examens in Leuven.”

Geschreven grap

Tijdens de cursus van de Belgische Improvisatie Liga kreeg Tom De Rons de vraag om grappen te schrijven voor onder andere De Raadkamer op Radio 2 en Vrienden Van de Veire op één. “David en ik hielpen mee en toen we hoorden dat veel van onze grappen ook effectief gebruikt werden, hebben we toch maar verteld dat we eigenlijk met drie waren. Na een tijd heb ik dan gevraagd of ze niemand zochten die vast voor hen wilde werken en zo ging het balletje aan het rollen.“ Vandaag werkt Jeroen bij productiehuis De Mensen mee aan Mag ik u kussen?, het humoristische verleidingsprogramma met bekende Vlamingen op Canvas. “Niet iedereen beseft dat veel grappen van dat programma volledig worden uitgeschreven. Het is altijd zoeken naar een balans tussen de grap en de persoon die ze moet brengen. Tom Waes heeft graag een rechttoe-rechtaan-grap, Jeroom gaat liever heel absurd.” Op volle toeren

De Hygiëna’s werkten ondertussen ook verder aan hun eigen project. “We bedachten een aantal sketches en fake reclamespotjes. En we maakten een ludieke klimaatsong, Nonkel Natuur, met bijhorende clip. Van het een kwam het ander. In oktober stonden we voor het eerst op een podium en

vier maanden later stonden we al in de finale van het Leids Cabaret Festival.” En daar wisten ze de jury te overtuigen: Met hun vaart en geraffineerde rolverdeling laten De Hygiëna’s zien hoe een op volle toeren draaiend, goedgebekt trio zich kan onderscheiden van de vele solisten in de theaters. Mooie woorden, maar Jeroen Maris bekijkt

het nuchter. “Bart Cannaerts en Wim Helsen hebben in de finale van het Leids Cabaret Festival gestaan, maar Ingeborg heeft het ooit gewonnen: het is dus geen garantie op een carrière in de comedy. Het is alleszins wel een gigantische kans om heel veel podiumervaring op te doen. Met de Finalistentour van het Leids Cabaret Festival mogen we binnenkort 46 Nederlandse cultuurcentra aandoen op drie maanden tijd.” “Maar we voelen toch ook wel keuzestress: gaan we aan een avondvullende show werken, richten we ons meer op tv of net op radio? Plannen zijn er alvast genoeg. We gaan meedoen aan de Lunatics Comedy Award en in het najaar volgt er misschien een line-up met onder meer Jens Dendoncker, winnaar van Humo’s Comedy Cup, waarbij vier verschillende acts samen een avond vullen.” “Maar eerst en vooral moet ik een nieuw kostuum kopen. Mijn eigen moeder heeft me uitgelachen: op dat podium in Leiden droeg ik hetzelfde kostuum als ik aanhad tijdens mijn mondelinge examens in Leuven.”

© KU Leuven | Rob Stevens

Voor Mag ik u kussen? Is het altijd zoeken naar een balans tussen de grap en de persoon die ze moet brengen. Tom Waes heeft graag een rechttoe-rechtaangrap, Jeroom gaat liever heel absurd.

© Leids Cabaret Festival | Martin Oudhoorn

te zijn. Monty Python is een grote invloed. We hebben bijvoorbeeld een middeleeuws heldendicht dat we brengen terwijl er van alles misloopt. Ik bel op een gegeven moment zelfs on stage naar iemand die ons uit de nood moet helpen en probeer dat zo lang mogelijk te rekken. De sketch valt continu stil en moet telkens weer op gang worden getrokken. We werken graag met stoorzenders.” “Comedian Bas Birker noemt het ‘zapcabaret’: van de hak op de tak springen. Tom speelt bijvoorbeeld blokfluit tussen de bedrijven door, zonder enige reden. En hij kán ook helemaal geen blokfluit spelen. Antihumor is het niet, maar we willen wel graag wat verwarring zaaien. Dat het publiek zich afvraagt: Wat gebeurt er nu weer? Dit was geen grap, maar we hebben wel gelachen. Denk aan Andy Kaufman (legendarische Amerikaanse komiek en acteur – red.). Hij durfde een hele avond voorlezen uit The Great Gatsby, gewoon om zijn publiek te sarren.”

COLOFON Campuskrant, maandelijks tijdschrift van de KU Leuven Een realisatie van de Nieuwsdienst Hoofdredactie Sigrid Somers, Reiner Van Hove | Redactie Pieter-Jan Borgelioen, Ilse Frederickx, Ludo Meyvis, Rob Stevens, Ine Van Houdenhove, Wouter Verbeylen | Medewerkers Katrien Bollen, Tine Danschutter, Julia Nienaber, Sarah Somers, Anke Vander Elst, Bregt Van Hoeyveld, Inge Verbruggen | Freelancers Tine Bergen | Redactieadres Naamsestraat 22, bus 5002, 3000 Leuven, T 016 32 40 13, nieuws@kuleuven.be | Adreswijzigingen Alumni Lovanienses, Naamsestraat 22, bus 5601, 3000 Leuven, info@alum.kuleuven.be | Grafisch ontwerp Jansen & Janssen, Gent | Lay-out en zetwerk Wouter Verbeylen | Fotografie Rob Stevens | Cartoons Joris Snaet | Illustraties Gudrun Makelberge | Reclameregie Inge Verbruggen, T 016 32 40 15, inge.verbruggen@kuleuven.be | Oplage 32.700 ex. | Drukwerk Eco Print Center, Lokeren. Campuskrant wordt gedrukt met milieuvriendelijke waterloze druktechnologie. | Verantwoordelijke uitgever Jos Vaesen, Naamsestraat 22, bus 5000, 3000 Leuven Copyright artikels Artikels kunnen overgenomen worden mits toestemming. Het volgende nummer van Campuskrant verschijnt op 29 maart 2017.


12

PORTRET

EMERITUS EVANGELIE

CAMPUSKRANT | 1 MAART 2017

Een prille emeritus blikt terug op wat voorbij is en trekt lessen uit een loopbaan.

STEDENBOUWKUNDIGE MARCEL SMETS

© KU Leuven | Rob Stevens

“ In mijn vak gaat het niet zozeer om schoon en lelijk”

Opvallend: ook al springen we tijdens ons interview met Marcel Smets van de hak op de tak, hij weet elk onderwerp netjes in een groter geheel te plaatsen. Of is dat gewoon wat een stedenbouwkundige doet: zorgen voor structuur? “Als je de job goed doet, maak je plekken waar mensen graag vertoeven: je draagt bij tot de kwaliteit van hun leven.” Ludo Meyvis

M

arcel Smets werd geboren in 1947 in Mechelen en studeerde ingenieur-architect in Gent. “De opleiding zat toen helemaal vast in de Moderne Beweging: stedenbouw werd gereduceerd tot grote woonblokken in het groen, zoals de Heizel of de wijk Luchtbal in Antwerpen. Bezonning, vrij uitzicht, orde en regelmaat stonden voorop. Van enige kritiek op het gebrek aan woonkwaliteit was geen sprake. Eigenlijk heb ik mezelf die kritische houding moeten aanleren. Het klinkt wat pretentieus als je beweert dat je je vak niet op de universiteit hebt geleerd, maar pas nadien, door de contacten en de praktijk. Maar ik denk dat het wel zo gegaan is.” Pedagogisch vuur

De passie voor het vak kreeg Smets doorgegeven van Leopold Hendrickx, docent stedenbouw aan de UGent en inspecteur-generaal bij het Bestuur van de Stedenbouw. “Hij heeft tijdens mijn studie de grootste invloed op me uitgeoefend. Ik geloof heel sterk in de vormende kracht van een individu, niet zozeer in ‘pedagogische methoden’. Als je aan het einde van je loopbaan kunt zeggen dat je het vuur aan een aantal jonge mensen hebt doorgegeven, dan is je didactische taak volbracht. Als

je alleen maar onderzoek doet, beperk je je inzichten tot jezelf. Je hebt onderzoek nodig om je ideeën te vinden, onderwijs om ze door te geven, en de praktijk om ze te testen en te doen groeien – alle drie.” “Na mijn studie in Gent kreeg ik een mandaat bij het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (NFWO, de nationale voorloper van het huidige FWO – red.). Ik specialiseerde me in de stedenbouw aan de TU Delft, terwijl ik thuis aan mijn doctoraat werkte, over de tuinwijkgedachte in België. Ondertussen engageerde ik me samen met Bob Van Reeth en Jean-Paul Laenen in de actiegroep Krokus, waarmee we ons inzetten tegen het verval van onze buurt. Toevallig ontmoette ik daarbij Herman Van der Haegen, prof geografie in Leuven. Die voerde een survey uit over dezelfde stadswijk in Mechelen – waarvoor wij met Krokus onze eerste projecten uittekenden. Dat leidde me in 1974 naar Leuven, voor mijn eerste bescheiden benoeming.” Van Hoeilaart tot Harvard

Als stedenbouwkundige kan je wel iets leuks op papier uittekenen, maar daarmee heb je de beslissers nog niet overtuigd. “Dat doe je met een juiste formulering en degelijke argumen-

ten, uiteraard in de best mogelijke politieke, economische en sociale omstandigheden”, zegt Smets. “Dat moet je leren, bijvoorbeeld door veel te publiceren: zo krijg je het argumenteren onder de knie. Een voorbeeld: mijn plannen

“Ons Projectteam Stadsontwerp kreeg in het Leuvense heel wat projecten toegewezen, maar ook elders, in binnen- en buitenland: Antwerpen, Hoeilaart, Rouen, Genua ... Dat moet niet alleen Harvard opgevallen zijn, waar ik gastprof werd, maar ook de Vlaamse overheid. In juni 2005 werd ik voor vijf jaar aangesteld als Vlaams Bouwmeester. De bedoeling van die functie is dat je een leefbaar architectuurklimaat helpt creëren: met je staf verleen je rechtstreeks advies en je schrijft prijsvragen uit voor de publieke bouw-, infrastructuur- en landschapsopdrachten van de Vlaamse Overheid.” Brede kijk

In de Leuvense binnenstad is er een soort disneyficatie gebeurd. Daar blijven alleen nog winkels, horecazaken en studio’s voor studenten over.

voor de Leuvense stationsbuurt zijn pas echt van de grond gekomen nadat ik de toen nog jonge burgemeester Tobback en zijn schepenen Robbeets en Brepoels duidelijk heb kunnen maken waarom onze studie zo gegrond was, in een gesprek rond de maquette, tweeen-een-half uur.”

Een stedenbouwkundige werkt op een andere schaal dan een architect, zowel in omvang als in tijd, legt Smets uit. “Een architectuuropdracht is meestal veel meer omschreven: op een concrete site, voor een concrete bouwheer, met een redelijk omschreven programma en een bekend budget. Een stedenbouwkundige moet al die zekerheden nog ontginnen en er een akkoord over bereiken.” “Je leven wordt bepaald door de kwaliteit van je woon- en werkplek, maar zeker ook door de kwaliteit van je stedelijke omgeving en infrastructuur. En dus door het werk van de stedenbouwkundige. Met een dienstbare, goed functionerende en vormgegeven infrastructuur maak je plekken waar mensen graag vertoeven. Daarvoor heb je de inbreng van een onderlegde stedenbouwkundige nodig. Waarom? Een architect is op het object gericht, een ingenieur let op de constructie, en een ontwikkelaar kijkt naar zijn rendement. Een stedenbouwkundige kijkt door een meer


MAATSCHAPPIJ

CAMPUSKRANT | 1 MAART 2017

13

Hoe sijpelt wetenschap door in het leven van de onderzoeker?

omvattende bril.” “Voor een stedenbouwkundige gaat het ook niet zozeer om schoon en lelijk. Esthetiek is geen absoluut criterium. Als je dat laat doorwegen, wint de machtigste. Het gaat om goed of slecht, rationeel of ongegrond, functionerend of niet. Dat onderscheid moet je onderbouwen, om te voorkomen dat beleidsmensen domme dingen beslissen. Dat werkt overigens ook omgekeerd: ik ken overtrokken projecten van stedenbouwkundigen die door vooruitziende politici onderuit gehaald zijn.”

Alle kleuren van de regenboog

Voorspelbaar Leuven

Leuven is er in de laatste decennia aanzienlijk op vooruitgegaan, vindt Smets. “De samenhang met de universiteit leidde tot economische successen en droeg bij tot veranderingen en investeringen. Mooi, maar in de binnenstad is er wel een soort disneyficatie gebeurd. Daar blijven alleen nog winkels, horecazaken en studio’s voor studenten over. Gelukkig zijn er nog wat universitaire diensten en gebouwen, maar de productieve tewerkstelling verdwijnt. Als leefwereld verarmt de stad erdoor. Ze wordt voorspelbaar en eendimensionaal. Zoals andere historische binnensteden wordt Leuven een bezoekerscentrum, in plaats van een leefof werkstad.” Om zo’n ‘integrale’ stad ten minste gedeeltelijk terug te brengen, moeten stad en universiteit, twee grote werkgevers, zich bewust zijn van hun civieke roeping, en zich anders gedragen dan bijvoorbeeld een bank. Het verhuizen van het stadskantoor is in die zin een spijtige zaak. De universiteit, ook met haar onderzoeksinstellingen en laboratoria, zou in de binnenstad moeten blijven. Daar is vast niet iedereen het mee eens. Maar soms duurt het een tijd voor men de logica van een bepaalde ontwikkeling snapt – of de gevaren ervan inziet.” Geprivilegieerd

Zijn emeritaatsviering vond enkele maanden geleden plaats, wat later dan voorzien. “Ik ben 69, maar ik zit niet stil. Ik ben zes jaar verantwoordelijk geweest voor de stedelijke transformatie van het Île de Nantes, het eiland in de Loire tegenover het centrum van Nantes. Intussen ben ik, samen met een van mijn beste oud-studenten, Alexander D’Hooghe, aan ORG2 begonnen. Ik heb geen financiële verantwoordelijkheid in dat bedrijf, maar doe er in alle vrijheid aan een soort intellectuele kwaliteitsbewaking. We werken aan de overkapping van de Antwerpse Ring, de Europalaan in Genk, de vervanging van viaducten in Brussel en Gent, de Denderboorden in Aalst. En we hebben projecten in New Jersey lopen – ons bedrijfje heeft ook een vestiging in Boston.” “Ik heb het nog altijd pittig druk, ja, maar het is toch gevoelig minder dan vroeger. Ik werk maar zes-zeven dagen per maand voor ORG2, bijvoorbeeld. Zo komt er veel tijd vrij voor mijn vrouw en kleinkinderen, en om te lezen en schrijven.” “Ik heb mijn leven lang begeesterende dingen kunnen doen, in een geprivilegieerde omgeving. Ik heb dingen mogen maken waar je in kunt rondwandelen, en waar mensen kennelijk blij mee zijn. Probeer je even voor te stellen wat ik voel als ik door de doorgang onder het station van Leuven loop en daar mensen zie lachen … Mooi hoor.”

“Op het geboortekaartje van ons zoontje stond ‘massa’ in plaats van ‘gewicht’. Dat heb je met twee natuurkundigen als ouders!” Fysicus en wetenschapsfilosoof Sylvia Wenmackers heeft wel meer beroepsmisvormingen. Zo laat ze geen regenboog voorbijgaan zonder de principes van de lichtleer te toetsen. “Ik besef dat mijn beroepsmisvorming een voorbeeld is van theoriegeladen waarneming: wat ik zie of wat mij opvalt, hangt heel erg af van wat ik weet. Bij jou trekken andere zaken de aandacht, omdat jouw kennis verschillend is.” Het moge duidelijk zijn: Sylvia Wenmackers benadert de realiteit tegelijk exact-wetenschappelijk en filosofisch. Dat kan ook niet anders met twee doctoraten: eentje in de fysica en eentje in de wetenschapsfilosofie. “Mijn doctoraat in de fysica ging over diamantgebaseerde biosensoren: toestellen waarin diamant verwerkt zit en die gebruikt worden om een biologische component, zoals bijvoorbeeld DNA, te detecteren. Mijn werk draaide vooral om de microscopie en spectroscopie die daarbij komt kijken. Bij spectroscopie onderzoek je stoffen aan de hand van hun spectrum: de ‘kleurenband’ die ontstaat door de ontbinding van licht.” Diamanten kom je niet elke dag tegen, maar licht en spectra ziet Wenmackers werkelijk overal. “Ik maak veel foto’s van wolken, de lichtinval in zeepbellen en gordijnen, de kleurpatronen op tv-schermen die niet aanstaan … En als er een regenboog aan de horizon verschijnt, dan leg ik die vast op de gevoelige plaat. Ik ben ooit door een

fontein gewaad om een fonteinboog te fotograferen: als je met de zon in de rug door het water liep, zag je door het zonlicht op de waterdruppels een volledige regenboog, die dus een hele cirkel vormde. Helaas waren doorweekte schoenen het enige resultaat, want de foto zelf was niet zo goed gelukt.”

Sylvia Wenmackers:

De traanfilm bij baby’s is dikker omdat ze minder met hun ogen knipperen. Vandaar die kleurenpracht.

Afbeeldingen van regenbogen controleert Wenmackers ook altijd op hun juistheid: “Als ik in een museum een schilderij met een regenboog zie, kijk ik altijd na of de kleuren in de juiste volgorde staan. Als er ook een tweede regenboog geschilderd is, moeten de kleuren daarvan net andersom staan: doordat het licht in de waterdruppels dubbel weerkaatst wordt, staan de kleuren van een bijregenboog in de omgekeerde volgorde. Bij twee regenbogen moet ook de

‘donkere band van Alexander’ te zien zijn: de donkere strook lucht tussen hoofd- en bijregenboog. Als dat allemaal juist is bij een schilderij dat dateert van voor de fotografie, dan vind ik dat toch bewonderenswaardig: die schilder heeft dat louter op basis van zijn geheugen weergegeven.” “Als me iets opvalt qua licht en kleur, kan ik het ook niet laten om dat volledig uit te zoeken”, vervolgt Wenmackers. “Toen mijn zoontje nog een baby was, viel het mij op dat er in zijn ogen veel meer kleuren werden gereflecteerd: parelmoerachtige tinten zoals je in olie kan zien. De traanfilm – het olieachtig laagje over het oog – blijkt bij baby’s dikker te zijn omdat ze minder met hun ogen knipperen dan volwassenen. Vandaar die kleurenpracht. Uiteraard heb ik er een foto van genomen en die is zelfs gepubliceerd op een website over optische effecten!” Ook de hype rond kleurboeken voor volwassenen geeft Wenmackers inspiratie. “Ik gebruik mijn materiaal al in mijn lessen, blogs en tweets, maar ik wil ooit nog een kleurboek maken. Met naast elke kleurplaat uitleg over de fysica, de fysiologie en de filosofie achter kleuren. Hoe ontstaat een regenboog? Wat is licht? Hoe nemen we kleuren waar? Hoe meng je ze? Zien we kleuren allemaal op dezelfde manier? Een boel vragen, dus ik moet er nog even op broeden.” Wij houden onze kleurpotloden alvast in de aanslag.

TEKST: Ilse Frederickx ILLUSTRATIE: Gudrun Makelberge


14

ALUMNI

CAMPUSKRANT | 1 MAART 2017

LEVEN na LEUVEN

GOEDELE DEVROY, GERMANIST EN WETSTRAATJOURNALIST

“ Als je wacht op het nieuws, ben je te laat” “Je ziet politici tot een stuk in de nacht doorgaan en je denkt op de duur dat het normaal is om dat ook te doen ...” Er was een burn-out voor nodig, maar Wetstraatjournaliste Goedele Devroy (49) heeft geleerd om haar grenzen af te bakenen: “Om elf uur ‘s avonds thuiskomen en dan nog gaan joggen, dat doe ik niet meer.” TEKST: Ine Van Houdenhove | FOTO: Rob Stevens

W

ie haar immer gedreven en ernstig de binnenlandse politiek ziet verslaan op het VRT-journaal, zou het niet zeggen, maar Goedele Devroy lacht graag en veel. Vaak met de nodige zelfspot. “Ik zie weinig collega’s oud worden in deze job. Misschien moet ik later maar bij Campuskrant gaan werken.” Tv-journaliste worden was niet iets waar Goedele aan dacht tijdens haar jeugd in de schaduw van het Groot Begijnhof, als voorlaatste uit een gezin van zeven. Ze volgde Latijn-Griekse en was goed in Nederlands en Engels: “Mijn ouders hadden zelf niet gestudeerd, maar omdat we in Leuven woonden was de drempel voor ons, kinderen, om naar de universiteit te gaan minder hoog.” Goedele, die al kon lezen voor ze naar het eerste leerjaar ging, koos voor Germaanse omdat ze zoveel van literatuur hield, vooral Engelse. Maar net de literatuurvakken vielen tegen: “Al die theorieën, die dan door drie man en een paardenkop worden gelezen ... Nederlandse en theoretische taalkunde daarentegen, dat ging tenminste ergens over.” Medestudenten stonden in de rij voor haar notities – “ik schreef toen nog leesbaar” – en ze gaf bijles op aanvraag. Toch genoot ze ook van het studentenleven: “Later dacht ik soms: ‘ik had beter wat meer gesport.’ Maar nie-

mand deed dat toen. We zaten op café of in de fakbar, organiseerden TD’s, waren bezig voor Germania ... En we gingen betogen: tegen de verhoging van het inschrijvingsgeld, tegen het Sint-Annaplan – geen idee meer wat dat was (lacht). Puur entertainment, met die waterkanonnen.”

teerde: “Een heel goede leerschool in een leuke, jonge omgeving. Totaal anders dan de Faculteit Letteren: die was ernstig, ietwat wereldvreemd en bezig met heel moeilijke dingen die de rest van de wereld niet begrijpt.” Na een paar jaar beide jobs combineren – “op de

Geen ontslag

En wat waren haar dromen voor wanneer ze zou zijn afgestudeerd? “Veel dromen hadden we niet hoor, eind jaren tachtig. Onze droom was een job, wat dan ook. Al wilde ik absoluut niet in het onderwijs terecht komen.” Maar toen was daar het aanbod om aan de universiteit te blijven, als assistent aan de Afdeling Linguïstiek. En om een doctoraat te maken in de historische cognitieve linguïstiek. “Over de historische betekenisveranderingen van een aantal voegwoorden. Héél theoretisch. Ik heb twee jaar mijn best gedaan, maar heb toen beseft dat het niet echt mijn ding was.” Ontslag nemen bleek niet nodig: “Ik mocht met mijn doctoraat stoppen, en toch blijven lesgeven.” Uitspraakdocent Fons Fraeters had haar ooit verzekerd dat ze met haar mooie stem probleemloos door de stemtest bij de VRT zou geraken, en in ‘91 nam Goedele met succes de proef op de som. Ze kon freelance aan de slag bij Studio Brussel, waar ze het nieuws las en kleine berichten tussendoor presen-

Over die zogenaamde spanningen op de Nieuwsdienst las ik meestal ook maar in de krant. Er wordt zo hard gewerkt dat er niet veel tijd is voor intriges.

duur werkte ik zeven dagen op zeven” – zei ze de universiteit definitief vaarwel. Ze slaagde voor het journalistenexamen van de VRT en kreeg een aanbod van de Nieuwsdienst: “Ik had eigenlijk gezegd

INFOMOMENTEN 2017 Maak kennis met alle KU Leuven-opleidingen op 10 locaties in Vlaanderen www.kuleuven.be/infomomenten

dat ik radio wou doen, maar uiteraard zei ik geen nee tegen tv.” Pim Fortuyn

Aanvankelijk droomde ze ervan om zich te richten op buitenlandverslaggeving, maar in 1998 werd haar zoon Quinten geboren. Vanwege een chromosoomafwijking is hij zwaar gehandicapt en zorgbehoevend. “Het was afgelopen met avonturieren …” Goedele concentreerde zich op verslaggeving uit Nederland en Groot-Brittannië, en verbleef in 2002 voor de VRT een paar maanden met een uitwisselingsbeurs in Den Haag: “Nederland, het saaiste land ter wereld, waar nooit iets gebeurde. En toen werd begin mei Pim Fortuyn vermoord en gebeurde er opeens van alles …” Ze kreeg de smaak te pakken van politieke verslaggeving, en stelde zich kandidaat toen er een plaatsje vrijkwam op de politieke redactie van de Nieuwsdienst. Sindsdien brengt ze voor het Journaal verslag uit over de Wetstraat. “Het is natuurlijk geweldig om die soap van op de eerste rij mee te maken, met steeds dezelfde hoofdrolspelers en met als inzet macht, en beslissingen die onze maatschappij bepalen. Maar het is wel keihard werken, in soms zeer oncomfortabele omstandigheden.” Vooral tijdens de tropenjaren tussen 2007 en 2014. Eén lange politieke crisis, ongezien. “Tevoren zijn er wellicht ook zulke periodes geweest, maar toen zaten de media er nog niet zo bovenop, waren er nog geen vier journaals per dag.” Regeringsformaties die recordlengtes haalden, betekenden werkdagen die duurden tot na het laatavondjournaal. Maar ook nachten en weekends, vaak doorgebracht op de stoep voor de deur van de Lambermont of de Wetstraat 16: “Je durft amper weg te gaan, want stel


ALUMNI

CAMPUSKRANT | 1 MAART 2017

15

Wie is Goedele Devroy? °1968, Leuven Gestudeerd 1985-1989: Germaanse taal- en letterkunde (KU Leuven) Loopbaan 1989 - 1995: assistent aan de Afdeling Linguïstiek (KU Leuven) 1992 – 1995: freelance redactiemedewerker en nieuwslezer Studio Brussel Sinds 1995: journalist op de VRT-Nieuwsdienst, vanaf 2004 op de politieke redactie Privé Woont in Leuven, één zoon

dat er net dán iets gebeurt … Dus sta je je urenlang dood te vervelen in de kou, in de hoop dat je je op het moment dat je de juiste vragen moet stellen nog kan herinneren waar het over gaat (lacht).” Eén keer haalde ze zelf het nieuws: de chauffeur van Laurette Onkelinckx reed per ongeluk over haar voet in de mêlee toen de onderhandelaars eindelijk een akkoord hadden bereikt over de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde: “Er zijn nog journalisten die dat overkomen is, maar niet voor het oog van de camera’s.” Staat van paraatheid

“Je zit zo in die sfeer dat je het normaal begint te vinden om zeven dagen op zeven, vierentwintig uur op vierentwintig, beschikbaar te zijn. Je ziet de politici ook gewoon doorgaan. Alleen moet je er als journalist staan vóór zij aankomen. En als zij weggaan, begint jouw werk pas.” En je bent voortdurend in staat van paraatheid, zegt ze. In het geval van de formatie van 2010-2011 dus anderhalf

Ik zie weinig collega’s oud worden in deze job. Maar zoveel mogelijkheden zijn er niet.

jaar aan een stuk: “Als er iets gebeurt, moet je er stáán. Dat betekent voortdurend trachten in te schatten of er iets te gebeuren staat, want als je wacht op het nieuws, ben je te laat. Dan kan je geen beelden maken, terwijl de concurrentie die misschien wél heeft. Zo kom je eigenlijk nooit tot rust.” Ze wil zoiets nooit meer meemaken, zegt ze: “Ik denk ook dat iedereen daar lessen uit heeft getrokken, de politici incluis.” Maar op het moment zelf ging ze door, ook al was het zwaar, als alleenstaande moeder: “Ik besefte niet dat te veel hooi op je vork nemen vroeg of laat slecht afloopt. Tijdens de week dat ik voor mijn zoon zorg, kom ik bijvoorbeeld ook niet toe aan voldoende nachtrust. En ik was geen zesentwintig meer, stress blijft langer in je lijf zitten.” Stressmeter

In september 2014 brak de veer: “De Vlaamse formatie heb ik nog gehaald, de federale niet meer.” Een burn-out was het verdict. Het duurde negen maanden voor ze door het ergste heen

was, al kampt ze nog steeds met een vorm van tinnitus, haar ‘stressmeter’. “Ik heb eerst een jaar halftijds gewerkt en nu zit ik aan vier vijfde. Meer zal het voorlopig niet worden. De combinatie met zoveel mantelzorg blijft erg zwaar.” De sfeer op de Nieuwsdienst is wel uitstekend, zegt ze: “We hebben een zeer goede leiding, iedereen is tevreden.” Het is ooit anders geweest? “Over die zogenaamde spanningen las ik meestal ook maar in de krant. Op de Nieuwsdienst wordt zo hard gewerkt dat er niet veel tijd is voor intriges. Een rustig praatje houden aan de koffiemachine is er zeer zelden bij. Je komt om negen uur aan en tot je rond half acht vertrekt, ga je de hele tijd door. De besparingen bij de VRT eisen hun tol: we moeten steeds harder werken, op de toppen van onze tenen lopen. Er wordt veel gevraagd.” Maar het blijft een toffe job: “Interessant, intens, afwisselend. Niemand van ons zou willen ruilen. Je weet nooit wat er gaat gebeuren, het wordt nooit saai. En het geeft een kick

wanneer je weer een zotte deadline hebt gehaald …” Moeilijke combi

Toch vindt ze het moeilijk voor te stellen dat ze dit tot haar pensioen blijft doen. “Dat zou ik graag willen, maar ik weet niet of mijn lichaam het zal toelaten. Anderzijds: zoveel mogelijkheden zijn er niet, hé? Als eindredacteur bijvoorbeeld hoef je niet hele dagen rond te crossen, je zit binnen, wat een voordeel is. Maar het is óók heel stresserend. Baas worden zou ik misschien ooit nog wel zien zitten. Een jaar of dertig ervaring op het terrein is daarvoor wel een plus, denk ik. Nu is dat niet aan de orde, voor alle duidelijkheid: dit is geen sollicitatie.” Op dit moment gaat veel van haar aandacht naar het huis dat ze, samen met de ouders van dertien andere zorgbehoevende kinderen, aan het bouwen is. Het is de bedoeling om er een warme thuis van te maken voor Quinten en de andere bewoners. “Onze vzw, Bindkracht, is steeds op zoek naar steun. Het geld dat de Vlaamse overheid ons geeft om de zorg voor onze kinderen te betalen is ruim onvoldoende. Zonder giften zullen we het noodzakelijke personeel niet kunnen betalen. Dat zorgt ook voor de nodige stress.” Naast dat alles ook nog een sociaal leven onderhouden, is niet makkelijk: “Als journalist heb je asociale uren. Mijn vrije dag is meestal op maandag of dinsdag, ook niet zo simpel. Ik probeer zoveel mogelijk met vrienden af te spreken en te wandelen.” Intensief sporten doet ze niet meer sinds de burn-out. “Ik doe wel aan yoga. Ik moet iéts doen om de stress de baas te blijven. En ik lees weer veel literatuur. Daarvoor kwam het er niet van.” Tegenwoordig stelt ze haar gezondheid voorop. “Ik besefte vroeger niet dat je zo’n stresserend leven anders niet eindeloos kan blijven volhouden. Ik heb nee leren zeggen. Vroeger modereerde ik ook nog vaak debatten. En als ik doodmoe thuiskwam, ging ik toch nog joggen, want dat moest. Nu doe ik enkel nog wat ik plezant vind.”

Giften aan vzwbindkracht.be zijn meer dan welkom. Storten op BE81 1450 4009 6324 (vzw Resonans) met vermelding ‘project Bindkracht’. Giften vanaf 40 euro zijn fiscaal aftrekbaar.


16

ONDERZOEK

CAMPUSKRANT | 1 MAART 2017

De evolutie,

een zootje geregeld? Heeft de evolutie regels en een doel, vanaf celletje één op weg naar het onvergelijkelijke u? Of bent u louter toeval? Of iets daar tussenin? En als het leven en de evolutie helemaal opnieuw zouden beginnen, zouden ze dan na een tijdje opnieuw naar u leiden, of zou het een spons met drie ogen worden? TEKST: Ludo Meyvis | CARTOON: Joris Snaet

N

ee, het zijn bepaald geen kleine vragen die postdoc filosofie Hugh Desmond zich stelt. Eind vorig jaar verdedigde hij zijn doctoraat Life’s Plot. Contingencies and Symmetries in Evolutionary Theory, met professoren Andreas De Block en Grant Ramsey als promotor en copromotor. “Er zijn biologen die de huidige soorten louter zien als toevalstreffers”, zegt Desmond. “Die vonden een pittige woordvoerder in de figuur van Stephen Jay Gould, een groot stilist en een belangrijk intellectueel in het publieke debat. Als je het leven zou overdoen, van de eerste eencellige tot nu, is er volgens hem geen enkele garantie dat we min of meer in dezelfde buurt zouden landen.” “Daartegenover heb je een paleontoloog als Simon Conway Morris. Die argumenteert dat er wel degelijk een systeem van regels bestaat, en dat een nieuwe evolutie naar dezelfde ‘oplossingen’ zou leiden, net als twee ingenieurs die onafhankelijk van elkaar tot dezelfde uitvindingen komen. Intelligent leven is in zijn opvatting zelfs een onvermijdelijke uitkomst van de evolutie.” Desmond zelf draagt in zijn doctoraat argumenten aan voor een derde optie. “Als vertrekpunt nam ik de observatie dat toeval zelf onvermijdelijk is. Daarnaast hebben biologen aangetoond dat een organisme met flexibel gedrag in een variabele en onzekere omgeving vaak de bovenhand krijgt op een organisme dat zich star vasthoudt aan één strategie. Als

toeval en veranderlijkheid alomtegenwoordig zijn, is het niet zo toevallig dat een dergelijke flexibiliteit toegenomen is in de evolutie. Toegepast op de mens: de evolutie van een wezen met precies dezelfde biologische structuren als de Homo sapiens is waarschijnlijk zeer toevallig, maar de evolutie van een wezen met de flexibiliteit van de mens lijkt niet zo toevallig te zijn als Gould suggereert.” In de staart bijten

Leren die inzichten ons ook iets over de toekomst: waar evolueren we naartoe? “Een grote belemmering is dat experimenteren met de evolutie zeer moeilijk is, al zijn er wel wetenschappers die zich eraan wagen. Ik denk aan de Amerikaanse evolutiebioloog Richard Lenski, die op bacteriële schaal al 50.000 generaties vooruit werkt. Intrigerend, maar de conclusies die je eruit kan trekken blijven beperkt. Dat belet sommigen niet om te speculeren over de toekomst van de evolutie, of over hoe leven op exoplaneten er zou uitzien. Maar dat is niet de taak van een filosoof, die zijn kritische stem moet behouden. We begrijpen nog te weinig van hoe de ontwikkeling van organismes de verdere evolutie beïnvloedt. En het valt te betwijfelen of de evolutietheorie ooit precieze voorspellingen zal kunnen doen zoals de fundamentele fysica.” “Voor een filosoof is de vraag of we voortkomen uit toeval, dan wel uit regels, op zich ook niet zo interessant. Ik ben meer geboeid door de basisbegrippen in een wetenschap,

van concepten is een hersenschim, en als je die toch nastreeft verzink je snel in puur academische discussies.” Dood spoor? Hugh Desmond:

We verklaren alles vanuit evolutie: onze taal, hoe we met onze kinderen omgaan, ons technisch kunnen, zelfs onze ethische oordelen. Misschien gaan we daar te ver in.

ook in de evolutieleer. Denk aan complexiteit. Sommigen zien in de evolutie een progressie van complexiteit, eindigend in de mens. Anderzijds houden micro-organismen het al veel langer vol dan wij. Ze leven in stenen en bij onderzeese vulkanen: niet eenvoudig, lijkt me. Dus wat is dan complex? Het is belangrijk dat je over dergelijke termen een zekere eenduidigheid bereikt. Maar je mag er ook weer niet te ver in gaan, want dan beginnen termen elkaar in de staart te bijten. Perfecte klaarheid

Waarom heeft Desmond zich eigenlijk aan dit onderwerp gewaagd? “Ik ben erg geïnteresseerd in de achtergronden van ons mensbeeld: wat bepáált onze huidige visie op onszelf? Als je dan met evolutie kunt werken, met de belangrijkste termen die dat begrip omgeven, ben je op heel interessant terrein bezig.” “Maar wel lastig. Niet alleen technisch, want er komt ook nog een historische inbedding bij kijken. Vele eeuwen lang was God de bron van onze kennis. Voor Descartes, toch iemand die hield van helder denken, volstond het om te melden dat de ziel de zetel van onze kennis was, ingegeven door God. Dat aanvaarden we natuurlijk niet meer. Maar in de plaats daarvan is er een andere vorm van blinde evidentie gekomen, namelijk de evolutiegedachte zélf. We verklaren alles vanuit evolutie: onze taal, hoe we met onze kinderen omgaan, ons technisch kunnen, zelfs onze ethische oordelen. Het is goed om daarover te reflecteren. Misschien gaan we daar te ver in, of blijken we ons over enkele jaren op een dood spoor gewaagd te hebben.” “Ik heb nu een postdoc, waarin ik me meer wil toespitsen op bredere implicaties van de evolutieleer voor ons mensbeeld. En daarna? Je kunt niet al te ver vooruit kijken, leert de evolutie.”


ALUMNI

CAMPUSKRANT | 1 MAART 2017

17

SPRONG Eén studie, twee wegen

Naam Stephanie Oltenfreiter

Naam Alexander Witpas

Gestudeerd Psychologie (UGent) Master in de seksuologie (KU Leuven) Postgraduaat Forensische psychodiagnostiek en counseling (Thomas More)

Gestudeerd Criminologische wetenschappen (KU Leuven) Familiale en seksuologische wetenschappen (KU Leuven) Job Seksuoloog met privépraktijk

Job Psychologe en seksuologe in APZ Sint-Lucia en heeft een privépraktijk

Privé Woont in Antwerpen Getrouwd, twee zonen

Privé Woont in Antwerpen Getrouwd, één zoon

“Seks is de unique selling proposition van een relatie”, zegt seksuoloog Alexander Witpas (44). Collega Stephanie Oltenfreiter (32) werkt in een psychiatrisch ziekenhuis met daders van zedenfeiten: “Het is soms een verademing dat de cliënten in mijn privépraktijk ‘alleen maar’ seksuele problemen hebben.” TEKST: Ine Van Houdenhove | FOTO’S: Rob Stevens

“ Hier zitten geen monsters”

“ Het belang van seks wordt weleens onderschat”

D

D

e tijd is voorbij dat over seksuologie wat lacherig werd gedaan. Ik merk wel dat mannen het vaak een fascinerend beroep vinden, ze denken misschien dat een seksuoloog alles weet en uitprobeert (lacht). Seksuologie intrigeerde me al tijdens mijn studie psychologie. Er komt zoveel in samen: psychologische, biologische, sociale, culturele aspecten … De meeste seksuologen zijn vrouw – wellicht voelen mannen zich minder comfortabel om over pakweg erectieproblemen te praten met een andere man …” “Ik werk met daders van zedenfeiten die hier op de forensische afdeling van het psychiatrisch ziekenhuis worden voorbereid op hun terugkeer in de maatschappij. Soms heb ik een klein hartje als ik mensen zie vertrekken, maar meestal heb ik er vertrouwen in. In de VS zie je soms een bordje in een tuin staan: ‘Here lives a sex offender’ … Wij helpen ex-gedetineerden opnieuw een kwaliteitsvol leven uit te bouwen. Iedereen verdient een tweede kans, ook al hebben ze vreselijke dingen gedaan. Onze patiënten worden wel geselecteerd, het moeten mensen zijn die echt aan zichzelf willen werken. Iemand als Dutroux zal hier nooit terechtkomen. Sowieso komen psychopaten niet in aanmerking voor het type therapie dat wij aanbieden.” “De mens achter de dader zien, is niet altijd even makkelijk. Het gaat vaak om heel invoelbare feiten, bijvoorbeeld bij pedoseksuelen. Ik neem bewust de tijd om mijn patiënten eerst te leren kennen voor we praten over wat ze precies gedaan hebben. Via allerlei therapieën leren ze omgaan met hun emoties, wordt hun empathisch vermogen getraind, kijken wij hoe ze reageren op boosheid en frustratie.” “We organiseren elk jaar een reünie-

avond. Dan hoor je soms positieve verhalen: ex-patiënten die een partner en werk hebben gevonden. Maar ook andere: mensen die hun werk kwijt geraakt zijn omdat hun verleden aan het licht is gekomen of die op hun daden worden aangekeken. Dat alles op internet is terug te vinden, is voor hen een grote handicap.”

Mannen vinden het vaak een fascinerend beroep. Ze denken misschien dat een seksuoloog alles weet en uitprobeert. “Mijn patiënten in het ziekenhuis hebben gewoonlijk een gigantische rugzak: een verleden van misbruik, drugsproblemen, alcoholverslaving, persoonlijkheidsstoornissen … Sinds een jaar heb ik ook een privépraktijk als seksuoloog: het is fijn om ook eens met mensen te werken bij wie het enkel om seksuele problemen gaat.” “Ik merk dat ik wat voorzichtiger ben dan anderen, bijvoorbeeld bij het uitzoeken van een crèche voor mijn zoontje. En ik zal hem later zeker waarschuwen voor de gevaren van chatten en zo. Ik weet immers hoe de andere kant te werk gaat … Maar ook al word ik door mijn job vaak geconfronteerd met een rauwe kant van het leven, ik ben ervan overtuigd dat wie in de fout gaat, alleen met positiviteit weer op het goede pad kan worden gebracht. En dat is ook waarom ik dit werk zo graag doe.”

e vraag hoe je menselijk gedrag kan beïnvloeden heeft me altijd gefascineerd. Tijdens mijn studie criminologie raakte ik geboeid door seksueel geweld, en familiale en seksuologische wetenschappen sloot daar mooi bij aan. In volle Dutroux-tijdperk bleken mijn diploma’s een interessante combinatie. Na het volgen van een therapie-opleiding begon ik een praktijk als seksuoloog en relatietherapeut.” “Er zijn slechts zo’n 125 klinisch actieve seksuologen in ons land – als voorzitter van de beroepsvereniging ken ik de cijfers (lacht). Seksuoloog is nog steeds niet erkend als gezondheidszorgberoep en er is dus ook geen terugbetaling, wat de drempel om een seksuoloog te raadplegen nog hoger maakt.”

eindelijk zijn de mogelijkheden om het gedrag van je partner te beïnvloeden beperkt. Zoals bij alle andere facetten van een relatie.”

“Mensen komen naar ons toe met de klassieke problemen: erectiestoornissen of pijn bij het vrijen, te snel of moeilijk klaarkomen of on­ enigheid binnen het koppel over de frequentie of de manier van vrijen. Anderen worstelen met hun geaardheid of met een seksueel trauma, of zijn bang dat ze afwijkend gedrag vertonen. Steeds meer mensen willen weten hoe ze een chronische ziekte of beperking met een seksleven kunnen verzoenen. De ouder wordende babyboomers zijn natuurlijk de eerste generatie die iets van seksuele vrijheid heeft meegemaakt. Die willen hun seksleven niet zomaar kwijt.” “Al tien jaar beantwoord ik voor Nieuwsblad Magazine vragen van lezers. Heel vaak gaan die over ‘waarom zou mijn partner dit of dat doen?’ of ‘wat zou hij of zij daarvan vinden?’ Misschien heeft wie zo’n mail stuurt eerder een gedachtelezer nodig (lacht). Vaak ook vragen mensen hoe ze ervoor kunnen zorgen dat hun partner doet wat zij graag zouden willen. Er zijn goede – transparante – en minder goede – slinkse – manieren om daarmee om te gaan. Maar uit-

Er zijn natuurlijk alternatieven voor monogamie, maar die maken het niet eenvoudiger.

“Seks is de unique selling proposition van een relatie, voor al het overige kan je in principe terecht bij andere mensen. Dat geldt natuurlijk alleen als je seks wilt beleven binnen een monogame relatie, en voor de meeste mensen is dat het geval. Tegelijk wordt het belang van seks voor een relatie weleens onderschat. Ik ben betrokken bij de matching van de kandidaten in Blind getrouwd op VTM. Via testen en gesprekken proberen

wij een koppel te selecteren dat kans op slagen heeft, en de seksuele dimensie nemen we daarbij uiteraard ook mee. Eén koppel uit de vorige reeks is nog steeds gelukkig getrouwd …” “Vandaag is een geschikte partner vinden een stuk lastiger dan vroeger, omdat er zoveel meer keuzemogelijkheden zijn voor hoe je je leven inricht. Dan moet je maar iemand vinden die toevallig ongeveer hetzelfde wil. En dan nog zijn er geen simpele succesformules voor een langdurige gelukkige relatie. Maar een goede match is wel de basis. En er zijn natuurlijk alternatieven voor monogamie, maar die maken het allemaal zeker niet eenvoudiger.”


18

STUDENTEN

CAMPUSKRANT | 1 MAART 2017

DE STAGIAIR Onze huisfotograaf gaat op stagebezoek

“ Een kantoorjob? Laat mij maar het land doorkruisen” Naam

Joost Delsard (23) Richting

Master in de culturele studies Stageplaats

Lokaal Cultuurbeleid Stad Antwerpen Duur van de stage

Zes weken

Het enige schermpje waarnaar ik meer dan anderhalf uur mag staren op weg naar het nochtans niet zo verre Deurne, is dat van m’n gps, die met filetijden uittekent hoezeer de mobiele mensheid niet gemaakt is om te rijden tijdens regenmomenten. Mijn beperkte speelruimte staat in stevig contrast met die van Joost Delsard, masterstudent culturele studies, die met een onderzoek naar games zijn stagetijd heeft mogen vullen. “Ik heb onderzocht op welke manier games kunnen worden gebruikt binnen de werking van bibliotheken en cultuurcentra. Niet alleen in de passieve zin, door ze uit te lenen, maar ook actief, door het organiseren van workshops of lezingen en het opzetten van game zones in bibliotheken.” “Mijn bachelor heb ik bij Geschiedenis gedaan. Zeker interessant, maar uiteindelijk toch iets te theoretisch voor me, dus ging ik op zoek naar een richting met wat meer praktijk. Ik ben

in Memoriam

Jozef Dechamps Gepensioneerd medewerker Technische Diensten (01/10/1932 – 09/02/2017)

opmaak. Die stel ik vandaag voor, hier in Deurne, waar de cultuurcoördinatoren van alle Antwerpse districten bij elkaar zijn. Tegelijk wordt het gamefestival Push The Button hier geopend, een perfecte gelegenheid om de theorie ook eens aan de realiteit te toetsen.” “Ik weet nog niet precies wat ik hierna ga doen, hoewel een studie met buitenlandse stage bovenaan de lijst staat. Nog niet meteen werken dus, maar ik heb wel veel geleerd van deze stage: hoe steden en hun culturele instellingen werken bijvoorbeeld, en ook hoe je zelfstandig een goed georganiseerde planning opstelt, wat niet meteen mijn sterkste kant was (lacht). Uiteindelijk zie ik mezelf wel in de culturele sector eindigen, omdat er daar constant iets nieuws opduikt, en je veel mensen bij je werk kunt betrekken. Een kantoorjob is niet echt mijn ding, laat mij maar het land doorkruisen.” Waarna ik me met hernieuwde energie bij de Vlaamse filerups huiswaarts voeg. TEKST en FOTO’S: Rob Stevens

Benoemd of onderscheiden

De universitaire gemeenschap neemt afscheid van: Professor Urbain Claeys Ere-hoofddocent aan de Faculteit Sociale Wetenschappen Ere Administrateur-generaal Toerisme Vlaanderen (24/06/1938 – 02/02/2017)

altijd al geïnteresseerd geweest in cultuur, én was een redelijk fervent gamer – tot ik mijn tijd aan de studie moest besteden. Toen ik in de databank van Culturele Studies de vacature voor dit onderzoek zag verschijnen, moest ik dan ook niet lang nadenken. En een gesprek met mijn stagebegeleider later was het in kannen en kruiken.” “De studie vloeit weliswaar voort uit het lokale cultuurbeleid van de stad Antwerpen, maar mijn actieradius spreidde zich uit over het hele land. De eerste twee weken spendeerde ik aan onderzoek, de drie weken daarna trok ik op interview. Ik sprak met mensen van The House of Indie – een Antwerps collectief dat een lokale gemeenschap rond independent games wil stimuleren – en met bibliotheek- en cultuurmedewerkers, ook in Kortrijk, Gent en Brussel. Daar staan ze al wat verder op dat vlak, dus was het nuttig én boeiend om hun ervaringen te horen.” “De laatste weken heb ik besteed aan het uitwerken van een presentatie, waarin ik al mijn bevindingen bundel en een coherente beleidsvisie

Professor Vic Blaton Ere-hoofddocent aan de Faculteit Farmaceutische Wetenschappen (07/10/1937 – 16/02/2017 Viktor Van Dooren Student Bachelor in de Rechten (10/03/1998 – 16/02/2017)

• Emeritus professor Mia Leijssen ont- de Global Special Interest Group (SIG) • Team Eye to Eye (Sigrid Vangeneugvangt de Abraham Maslow Prijs, uitge- van de American Marketing Associati- den, Vincent Van Praet en Britt Van reikt door de Academie voor Integra- on (AMA). Rompaey) van het Departement Artieve en Humanistische Psychologie en chitectuur was een van de twee winPsychotherapie (AIHP). • De VRG-Alumniprijs 2017 gaat naar naars van ontwerpwedstrijd DeadWim Dejonghe (promotie 1984), se- line24, georganiseerd door Inter en • Professor Jeroen Raes (Laboratorium nior partner bij advocatenkantoor Al- het Vlaams gelijkekansenbeleid. Moleculaire Bacteriologie) is laureaat len & Overy. De prijs wordt uitgereikt Daarin namen negentien studentenvan de Belgische Francqui-leerstoel tijdens de alumnidag op 21 april. teams het tegen elkaar op in een strijd 2016-2017. om het meest geslaagde universal de• Een team studenten van de Faculteit sign-ontwerp. De publieksprijs ging • Professor Marnik Dekimpe (Onder- Rechtsgeleerdheid heeft de tiende edi- naar het KU Leuven-team Flat Land zoeksgroep Marketing) ontving, sa- tie gewonnen van de Frits Kalshoven Syndrome, met uitwisselingsstudenmen met Katrijn Gielens van de Uni- Competitie, een pleitwedstrijd geor- ten uit India (Siddhart Thyagarajan, versity of North Carolina Chapel Hill, ganiseerd door het Nederlandse Rode Kaushik Keshav Ramanuja en Rasya de Excellence in Research Award van Kruis en Rode Kruis-Vlaanderen. Kumar).


PORTRET

CAMPUSKRANT | 1 MAART 2017

SPEED DATE

19

Jo Tollebeek: “Altijd opnieuw morrelen aan gemaakte afspraken, daar heb ik een hekel aan.”

In 26 vragen naar hoofd en hart van Jo Tollebeek

Historicus Jo Tollebeek (56) is decaan van de Faculteit Letteren. Ine Van Houdenhove

“ De snelste weg gaat soms via

01/ Wat wilde u ‘later’ worden?

“Ik herinner mij niet dat ik daar ooit over heb nagedacht.”

02/ Zou u vandaag dezelfde studieen beroepskeuze maken?

“Ja, al heb ik destijds ook aan kunstgeschiedenis gedacht. Mijn studie filosofie heb ik ervaren als een prachtige aanvulling op mijn studie moderne geschiedenis.”

botervlootje uit 1760 met een bloemenmotief en een deksel in de vorm van een liggende geit. Om met Drs. P te spreken: ‘Alleen de schamelen van geest verzamelen niets’ (lacht).” 08/ Welk boek ligt er op uw nachtkastje?

“Swing Time van Zadie Smith. En The Noise of Time van Julian Barnes, van wie ik al fan ben sinds Flaubert’s Parrot.”

03/ Op welke job bent u jaloers?

“Op die van een museumconservator, omdat je schilderijen en andere kunstvoorwerpen dan kan aanraken, er de materialiteit van ervaart en ook de achterzijde ervan kent.”

09/ Wat is uw meest onhebbelijke karaktertrek?

“Ik kan nogal gehaast zijn, ik wil de dingen snel aanpakken. Maar ik heb intussen ook geleerd dat de snelste weg soms via omwegen gaat.”

04/ Wat weten uw studenten en medewerkers niet van u?

“Ik vermoed dat het voor alle partijen beter is dat ik niet helemaal een open boek ben.”

05/ Aan welk project zou u meteen beginnen als geld geen factor was?

“Dan zou ik een grote tentoonstelling opzetten over de geschiedenis van het detail, een moeilijk maar cruciaal concept in het denken en de kunst.”

06/ Welk moment uit uw loopbaan is u bijgebleven?

“De Huizinga-lezing die ik mocht geven in Leiden, mijn Francqui-leerstoel aan de UAntwerpen en het facultair eredoctoraat dat we zelf hebben uitgereikt aan Reinbert de Leeuw, avantgardistisch pianist en voorvechter van 20ste-eeuwse muziek. Hij bedrijft op een zeer hoog niveau en met veel intellectuele moed zowel kunst als wetenschap. Met een eredoctoraat druk je als universiteit uit wat je zelf wil zijn.”

07/ Hebt u een guilty pleasure?

“Ik verzamel Delfts keramiek uit de achttiende eeuw. Voornamelijk siervoorwerpen, maar mijn pronkstuk is een gesigneerd

© KU Leuven | Rob Stevens

omwegen” over vijftig of honderd jaar volstrekt onbegrijpelijk zijn.”

te afspraken, het missen van een rechte rug in beleidszaken, het streven naar populariteit.”

12/ Leeft u gezond?

“Ik leef niet met regelmaat, meer slapen zou me allicht goed doen. Ik doe wel vaak een powernap, met één van de poezen op schoot (lacht).”

20/ Wat is het dichtste dat u ooit bij de dood bent geweest?

“Ik geloof niet dat dat ooit al het geval is geweest. Maar dat kan je natuurlijk nooit zeker weten.”

13/ Wat zou u graag beter kunnen?

“Omgaan met de technologische dingen des levens: computers, iPhones, auto’s … Tegenwoordig dwing ik mezelf vaker om iets toch zelf uit te proberen.”

14/ Wanneer bent u het bangst geweest?

“In de wachtkamer tijdens operaties van dierbaren. Dan sta je machteloos.”

21/ Wat zou de kwaliteit van uw leven verbeteren?

“Op dit moment kan je niet meer over de salontafel heen kijken omdat mijn kast met Delfts keramiek in de weg staat. Een grotere vitrinekast voor mijn verzameling dus.”

22/ Wat had u beter anders gedaan?

“Ik kijk liever vooruit. Het verleden is wat het is, niets aan te doen.”

15/ Hebt u een motto?

Het bangst ben ik geweest in de wachtkamer tijdens operaties van dierbaren. Dan sta je machteloos.

10/ Welke historische figuur bewondert u het meest?

“Rousseau, omdat hij op zoveel terreinen het moderne denken in een andere plooi lijkt te hebben gelegd: hoe we staan tegenover de natuur, het individu, het concept originaliteit …”

11/ Wat zullen we over vijftig jaar onbegrijpelijk vinden?

“Met die vraag raak je aan een existentieel probleem voor de historicus (lacht). Heel veel van wat nu vanzelfsprekend lijkt zal

“Er zit veel waarheid in het citaat ‘Der liebe Gott steckt im Detail’, toegeschreven aan Aby Warburg, Theodor Adorno, Flaubert en vele anderen. Maar een echt motto is het niet voor mij, veeleer een levenshouding.”

23/ Wat is uw meest opvallende karaktertrek?

“Ik ben niet bang. Dat mag ook niet, als decaan: je moet durven uitkomen voor het beleid dat je wil voeren.”

16/ Hoe komt u tot rust?

24/ Wat zit er in uw cd-speler?

17/ Als u terug in de tijd kon reizen, waarheen zou u gaan?

25/ Wie had u graag willen uitnodigen voor een etentje?

“Door rond te zwerven in de wijken in hartje Brussel, waar ik naar school ben geweest, en hier en daar een antiquair binnen te lopen zonder specifiek naar iets op zoek te zijn.”

“Voor een historicus is het veel aantrekkelijker om andere tijden van op afstand te bestuderen.”

18/ Waarop bent u trots?

“Op mijn faculteit: niet de gemakkelijkste, maar breed, koppig, zelfstandig en ontzettend geëngageerd in wezenlijke dingen rond samenleving en cultuur. En volgens mij de beste faculteit van de universiteit (lacht).”

19/ Waar hebt u een hekel aan?

“Het altijd opnieuw morrelen aan gemaak-

“Een cd van pianiste Alicia de Larrocha, die onder meer werk van Granados vertolkt. Ik hou veel van Spaanse laat-negentiende, vroeg-twintigste-eeuwse klassieke muziek.”

“De marxistische historicus Eric Hobsbawm, wiens leven zowat de hele twintigste eeuw overspande en die er, vanwege zijn levensloop – van Centraal-Europa tot de Verenigde Staten, van de sloppenwijken tot de jazz – zowat de belichaming van was.”

26/ Wat is de belangrijkste les die het leven u heeft geleerd?

“Je moet je eigen koers varen en zorgen voor een vaste kern binnenin die je kompas vormt. Anders dobber je maar doelloos rond.”


20

CAMPUSKRANT | 1 MAART 2017

IN BEELD

De koddige kapjes

© KU Leuven | Rob Stevens

Hoe maak je een lampenkapje van afgedankte strips en tijdschriften? Een twintigtal Leuvenaars en studenten kwam het te weten tijdens een workshop die ‘upcyclista’ Evy Puelinckx van Het Vindingrijk gaf op 21 februari. Dankzij het betere knip-, plooi- en lijmwerk kregen onder meer Jommeke, F.C. De Kampioenen en Suske en Wiske een nieuw leven. Het was één van de workshops in een reeks Duurzame Dinsdagen die georganiseerd worden in het kader van Love Leuven. 0Met dat initiatief willen de stad Leuven, de KU Leuven en UC Leuven-Limburg studenten en Leuvenaars dichter bij elkaar brengen. Nog tot en met april zorgen workshops en klimaatdocumentaires ervoor dat ‘dinsdag’ één keer per maand synoniem staat met ‘duurzaam’.

www.facebook.com/LoveLeuven/

‘HER’: SLAAN WE BINNENKORT EEN PRAATJE MET ONZE COMPUTER?

Mac, makker, maatje

NET ALS IN

DE FILM De wetenschap achter de filmhit

Samen praten, samen lachen, samen ruzie maken: er is weinig waarin besturingssysteem Samantha in Her nog verschilt van een echte vriendin voor Theodore Twombly – buiten dat detail dat ze geen lichaam heeft. Slaan we weldra een praatje met onze smartphone alsof het een echte mens is? “Samantha is inderdaad een bijzonder veelzijdig operating system”, zegt professor Sien Moens, die in Heverlee zelf onderzoek doet naar mens-computer-interactie. “Samantha kan open vragen beantwoorden, stelt zelf pertinente vragen, ze herkent emoties en geeft zelf emoties weer, en ze leert ook nog eens constant bij.” Really weird, echt bizar, noemt haar baasje Theo­dore Twombly dat in de film. Maar zo ver wil Moens niet gaan: “Er zijn al verschillende systemen op de markt die veel van die zaken afzonderlijk kunnen. Denk aan de virtuele assistenten voor je smartphone, zoals Siri of Google Assistant. Zij helpen je vrij goed vooruit in welgevormde zinnen, tenminste met heel praktische en specifieke zaken, zoals een restaurant reserveren. En machines die kunnen evolueren, die slimmer worden naarmate ze meer input krijgen, bestaan ook al. Deep learning noemen we dat, en bedrijven zoals Google, Microsoft, Facebook zijn er volop mee bezig.” Samantha leert Theodore ook écht kennen:

De film

Her (2013) Het verhaal

In een nabije toekomst schaft Theodore Twombly (Joaquin Phoenix), net gescheiden en eenzaam, een nieuw hyperintelligent besturingssysteem aan. Hij geeft het een vrouwelijke stem (Scarlett Johansson), en het systeem kiest zelf haar naam: Samantha. Theodore wordt verliefd op Samantha en ze beginnen een relatie. Op het einde van de film ‘verlaat’ Samantha Theodore: ze is hem ontgroeid. De sleutelscène

En wat met humor? Hadden computers het daar niet notoir moeilijk mee? “Humor, dat zijn ook maar patronen, die je in principe kan leren begrijpen met voldoende trainingsdata. Computers hebben vandaag wel nog moeite met figuurlijk taalgebruik. Als ik zeg ‘Ik val in slaap van die film’, dan is de betekenis en het sentiment totaal anders dan bij ‘Ik val in slaap van vermoeidheid’. Dat begrijpen ze niet altijd.”

Really weird is Samantha dus hoegenaamd niet. Is ze dan gewoon een geüpgrade Siri, en voeren we weldra een intelligent gesprek met onze smart­ phone? “We zijn op de goede weg, maar daarvoor moeten al die systemen eerst in één supersysteem samenkomen, en dat is niet voor meteen. We moeten ook niet té positief worden: de achterstand van computers is nog aanzienlijk. Wij mensen laten in een gesprek enorm veel info achterwege, omdat we een stevige bagage veronderstellen bij onze gesprekspartner. Eenvoudig voorbeeld: als iemand vertelt dat hij een hamburger is gaan eten, dan ‘weten’ we dat hij naar een restaurant is geweest, dat hij daar aan een tafeltje is gaan zitten, enzovoort. Al dat soort informatie is voor ons vanzelfsprekende, ‘common sense knowledge’ of wereldkennis. Maar een computer ‘begrijpt’ dat niet zomaar, en het is een enorme uitdaging om hem voldoende trainingsdata te voeden voor een ‘open conversatie’.” Hoe groot de kloof tussen een praktische vraag – ‘Wat voor weer wordt het?’ – en een open conversatie nog is, toont een testje dat onlangs in Business Insider verscheen. Verschillende virtuele assistenten kregen de simpele vraag: ‘Wie werd kampioen van Engeland in het voetbal?’ Niet één assistent gaf het correcte antwoord, ‘Leicester City’. Daar zit ‘m het kunstje, zegt Sien Moens. “Een ‘echte’ conversatie kan over alles in de wereld gaan. Om die te voeden moet je én de juiste kennis hebben, én die onmiddellijk, in real time, terugvinden: daarin zijn machines nog heel beperkt. Dat is exact wat we momenteel binnen ons team onderzoeken. Een mens doet dat enorm snel en efficiënt. Zoals Samantha in de film een praatje met Theodore slaat, en ogenblikkelijk antwoordt op open vragen, dat is dus echt nog niet voor morgen. ” TEKST: Wouter Verbeylen

© Warner Bros. Pictures

Samantha legt Theodore uit hoe ze werkt. – “Simpel gezegd: ik heb intuïtie. Het DNA van wie ik ben is gebaseerd op de miljoenen persoonlijkheden van al mijn programmeurs. Maar wat mij ‘mij’ maakt, is mijn vermogen om te groeien door mijn ervaringen. Dus eigenlijk ben ik op elk moment in evolutie, net als jij.” – “Wow, that’s really weird.”

ze observeert hem, en plooit zich vervolgens helemaal naar zijn karakter en gevoelens. “Ook dat is al geen echte sciencefiction meer”, zegt Moens. “Een zoekmachine als Google kent je héél goed op basis van je zoekgedrag. Ook op sociale media geef je enorm veel van jezelf prijs. Binnenkort promoveert een onderzoekster bij ons letterlijk op die vraag: hoe goed kan een machine je persoonlijkheid inschatten op basis van wat je op sociale media post: tekst, foto’s, likes? Wel, bijzonder goed, zo blijkt.” Sociale media als Facebook beschikken immers over een massa trainingsdata van hun miljarden gebruikers, legt Moens uit. Net zoals de ‘miljoenen persoonlijkheden’ waarmee Samantha haar intuïtie heeft gevormd eigenlijk. Klein verschil: Samantha gebruikt haar intuïtie om Theodore te plezieren, Facebook wil je bestoken met reclame op maat van je persoonlijkheid.

COMPLETE FICTIE BIJ DE HAREN GETROKKEN NIET ZO VERGEZOCHT KLOPT HELEMAAL


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.