Campuskrant

Page 1

31 MEI 2017

KULEUVEN.BE/CK

09

JG 28

Verschijnt maandelijks, uitgez. juli en aug.

Tijdschrift - toelating gesloten verpakking

Afgiftekantoor 2099 Antwerpen X

2099 Antwerpen X n° BC 6379

erkenning: p303221

PB-nr. B-4883

“ONZE VRIENDJES BRACHTEN KOFFERS VOL TANDPASTA MEE”

“NA ELK EXAMEN MOCHT IK ÉÉN STATIONSROMANNETJE”

Studentes zetten zich in voor betere tandhygiëne in Segenal

Speeddate: in 22 vragen naar hoofd en hart van Hilde Heynen

5

19

PUZZELEN VOOR GEVORDERDEN

EEN BEESTIG LEUKE JEUGD, NET ALS MOWGLI

Dode Zee-rollen geven steeds meer geheimen prijs

Kan een mensenkind opgroeien tussen dieren?

Journalist Joël De Ceulaer

10

20

14

Nuance is zwaar overroepen

RED DE RASHOND: DOCTORAAT ZET FOKKERS OP HET JUISTE PAD 6

Luc Sels nieuwe rector © KU Leuven | Rob Stevens

Een handdruk tussen de twee hoofdrolspelers van de rectorverkiezing, die op 9 mei haar apotheose kende: Luc Sels neemt het roer over van Rik Torfs. Lees meer op P.04

La vie en rose aan de Noordzee? Verzwegen verlangen: de auteurs van een boek over de geschiedenis van homoseksualiteit in ons land hebben hun titel goed gekozen. Want verzwijgen was inderdaad eeuwenlang de boodschap: de afgryselyke zonde sodomie kon je achter tralies, in de martelkamer of op het schavot doen belanden.

“Sodomieten dienden vaak als zondebok in tijden van religieuze of politieke conflicten”, zegt cultuurhistoricus Elwin Hofman, die voor het boek onder meer verrassend gedetailleerde politieverslagen en procesdossiers over ‘lullentreckers’ bestudeerde. Lees meer op P.02

Gezond, té gezond Breek voedingskundige Theo Niewold de bek niet open over gezondheidshypes en mode­diëten. “Collega’s van me krijgen vandaag kinderen over de vloer die geen fut meer hebben door een gebrek aan koolhydraten. Dat je zelf dieet, tot daar aan toe, maar val er je kroost niet mee lastig.” Is té gezond eten de nieuwe religie van onze tijd? Lees meer op P.18

SOCIALE DRUK OM GELUKKIG TE ZIJN VOORSPELT ERNST VAN DEPRESSIE

‘ Don’t worry, be happy’ werkt niet Mensen die een depressie doormaken, ervaren de sociale druk om gelukkig te zijn als een extra gewicht op hun schouders. Dat blijkt uit het doctoraatsonderzoek van Egon Dejonckheere. “Als ze het gevoel krijgen dat ze afwijken van de norm, gaan ze zich nog slechter voelen.”

E

r ligt in onze westerse maatschappij een enorme nadruk op ‘gelukkig zijn’, zegt Egon Dejonckheere (Onderzoeksgroep Kwantitatieve Psychologie en Individuele Verschillen). “Dagelijks worden we op sociale media geconfronteerd met het schijnbaar perfecte leven van onze vriendenkring, willen producenten ons er met reclameboodschappen van overtuigen dat we ons gelukkig zullen voelen als we hun waren kopen, en worden we om de oren geslagen met zelfhulpboeken die ons moeten leren hoe we gelukkiger kunnen worden.” Negatieve gevoelens, zoals verdriet of angst, worden vaak als hinderlijk en ongepast bestempeld. “Wie zich wat down voelt, wijkt af van de sociale norm en moet snel geholpen worden met therapie of medicatie. Toch is er niets mis met occasioneel

angstig of verdrietig zijn: die emoties hebben ook hun nut. Als je wat angstig bent voor een examen, zal dat je er bijvoorbeeld toe aanzetten om goed te studeren.” Ondanks de sterk toenemende focus op geluk waren er ook nog nooit eerder zoveel mensen depressief. “Vandaag maakt ongeveer één op zes mensen tijdens zijn of haar leven een depressie door. In 2020 zal het één van de grootste invaliditeitsoorzaken zijn in de welvaartslanden. Voor onderzoekers is het dus uitermate belangrijk om de onderliggende mechanismen van de aandoening bloot te leggen.” Dagboek

Voor zijn doctoraat onderzocht Egon Dejonckheere of de maatschappelijke druk om niet angstig of verdrietig te zijn een rol speelt: “We vroegen aan 112 mensen met

depressieve klachten om een maand lang elke dag een soort dagboek in te vullen.” “De deelnemers kenden een score toe aan vragen die peilden naar symptomen van depressie, zoals ‘In welke mate ervoer je een verminderde interesse of plezier in je activiteiten?’ Dat deden ze ook voor uitspraken over sociale druk, zoals ‘Vandaag zagen mensen me als een mislukkeling omdat ik me neerslachtig of angstig voelde’.”

Hoe meer sociale druk, hoe sterker klachten zoals vermoeidheid en verminderde eetlust. Lees verder op P.13


02

NIEUWS

CAMPUSKRANT | 31 MEI 2017

COLUMN  © KU Leuven | Rob Stevens

Drie pittige pennen geven om de beurt hun hoogst persoonlijke en ongezouten kijk op actualiteit en universiteit.

Walter Pauli is redacteur voor Knack. Hij studeerde oude geschiedenis aan de KU Leuven.

Halal: de erfenis van Leuven Vlaams

B

eroering! De rectoren van Leuven en Antwerpen hadden in de pers laten weten dat er te weinig allochtone studenten zijn, en dat hun universiteiten zich zouden inspannen om die achterstand weg te werken. Daarbij viel het vermaledijde woord ‘halal’. Opschudding dus. Dat ónze universiteiten – ‘wij’ – ons zouden moeten aanpassen aan ‘hen’, dat kon er bij altijd hetzelfde deel van de publieke opinie niet in. Een wetenschapper van de Gentse universiteit schreef dat zelfs woordelijk neer: als er te weinig allochtone studenten zijn, dan komt dat vooral door “de geesteshouding van mohammedanen.”

Natuurlijk zal er meer nodig zijn dan een licht uitgebreide menukaart in de Alma. Waar hebben we dat argument nog gehoord? Ooit vond de Franstalige elite het maar niks dat de Vlamingen in hun taal universitair onderwijs wilden krijgen. Zij hadden het over de intrinsieke minderwaardigheid van het Nederlands, een boertige taal zonder subtiliteit, en dus ongeschikt voor het academische debat. Vandaar dat men zich ook niet wilde inspannen om meer Vlamingen naar de universiteit te krijgen: zou wie zich van een boertige taal bedient, wel in staat zijn tot subtiel denken of hoger redeneervermogen? We weten hoe dat debat is afgelopen. Intussen doken vanaf de jaren twintig de eerste ‘meisjesstudenten’ op. Ook dat was niet evident. Rector Ladeuze stelde voor om alleen “ernstige meisjes” toe te laten, en alleen in richtingen die leidden naar het lesgeven in het onderwijs. Maar men zorgde wel voor aparte (en strengere)

PUBLICATIE: EMANCIPATIE HOMO’S VERLIEP OPVALLEND TRAAG IN ONS LAND De geschiedenis van homoseksualiteit in België is bepaald niet rooskleurig te noemen. Door de eeuwen heen belandden homo’s achter tralies, in de martelkamer of op het schavot. In het boek Verzwegen verlangen vertelt cultuurhistoricus Elwin Hofman voor het eerst hun verhaal. “Dan ga je ook beseffen dat de situatie van vandaag niet vanzelfsprekend is en dat bewustmaking belangrijk blijft.” Pieter-Jan Borgelioen

peda’s, en de inrichting van de collegezalen werd aangepast: jongens moesten de eerste rijen vrijlaten, want die waren voor de vrouwen, verplicht. De meisjes kwamen, de universiteit paste zich schoorvoetend aan. Na de Tweede Wereldoorlog groeide de druk op de universiteiten om zich open te stellen voor arbeiderskinderen. Ook daar bestond weerstand tegen. Men was niet tegen de komst van de knapste koppen uit de lagere klassen: daarvoor bestonden al langer speciale fondsen. Maar dat kinderen uit het gewone volk massaal naar de universiteit zouden gaan, dat lag gevoeliger. Toch werd vanaf de jaren zestig fiks geïnvesteerd in sociale voorzieningen, in gesubsidieerde studentenrestaurants, zelfs in de bouw van volledig nieuwe universiteiten. Het wordt vaak vergeten: de splitsing van de Leuvense universiteit was niet alleen het gevolg van de Vlaamse taalstrijd, maar ook van het beleid van universitaire expansie. In die jaren veranderde de ‘massificatie’ van de studentenaantallen zelfs de aard en het wezen van het hoger onderwijs. Nu staan de universiteiten opnieuw voor zo’n vraag: hoe jonge migranten – en jazeker, dat zijn vaak jonge moslims – inpassen? Natuurlijk zal daarvoor meer nodig zijn dan een licht uitgebreide menukaart in de Alma of een extra gebedsruimte die je niet met schoenen mag betreden. Zo stelt men aan migrantenouders – terecht – de even noodzakelijke eis om hun kinderen ‘van thuis uit te stimuleren’ om hoger onderwijs aan te vatten. Net zoals er vijftig jaar geleden ook al een mentaliteitswijziging nodig was bij de ouders van flinke arbeiderszonen of slimme dochters. Toch heeft de universiteit zich tegelijk aangepast aan de nieuwe realiteit, en haar interne organisatie veranderd. Zo is het altijd geweest, zo zal het altijd zijn. Bekijk het maar als de erfenis van Leuven Vlaams.

Van

brandstapel

tot homo­ huwelijk

M

et Verzwegen verlangen schreef Elwin Hofman – samen met twee collega’s van de UGent en UAntwerpen – de eerste geschiedenis van homoseksualiteit in ons land. En dat werd hoog tijd, zeggen de auteurs: in vergelijking met de rest van Europa zijn we rijkelijk laat. “Hoewel België als tweede land ter wereld het homohuwelijk heeft ingevoerd en we een zeer progressieve wetgeving hebben, wordt er weinig over homoseksualiteit gesproken”, zegt Elwin Hofman. “Naar de geschiedenis ervan in onze streken was amper onderzoek gedaan. Er waren enkel bronnen uit de twintigste eeuw. Voor mijn doctoraat onderzocht ik onder meer homoseksualiteit in de achttiende eeuw. Toen ik hoorde dat twee collega’s aan iets soortgelijks werkten, kwamen we op het idee om de krachten te bundelen en eindelijk dat allesomvattende overzichtswerk te schrijven.”

Reageren? Mail naar nieuws@kuleuven.be

KANTTEKENING

© Joris Snaet

Zondebok en doofpot

‘Jungle Boek’: kan een mensenkind echt opgroeien tussen dieren?

Lees het artikel op P.20

Van de middeleeuwen tot de Franse Revolutie is die geschiedenis bovenal gruwelijk. Homoseksuelen werden gefolterd, onthoofd of belandden op de brandstapel. De eerste gedocumenteerde terechtstelling vond plaats in 1292, toen een zekere Jean de Wettre levend verbrand werd op de Gentse Blandijnberg. Hij stond onder beschuldiging van de afgryselyke zonde: sodomie. “In de middeleeuwen had men het nog niet over ‘homoseksualiteit’”, zegt Hofman. “Men gebruikte de term ‘sodomie’, afgeleid van het Bijbelverhaal over Sodom en Gomorra. Het was eigenlijk een verza-

melnaam voor alle seksuele handelingen die niet op voortplanting gericht waren en als zondig werden beschouwd. Seks met iemand van hetzelfde geslacht, maar ook masturbatie, anale seks, pedofilie of bestialiteit.” In 1578 veroordeelde het calvinistische stadsbestuur van de stad Gent vijf monniken voor sodomie. Deze broeders waren leden van katholieke kloosterordes waarmee de calvinisten in onmin leefden. Onder massale belangstelling werden ze naar het schavot op de Vrijdagmarkt gebracht, vastgebonden en in brand gestoken. Nadien werden hun verkoolde lichamen publiekelijk tentoongesteld aan de Muidepoort. Zo kon iedereen die de stad binnenreed, zien welke smerige zonden de katholieken begingen. En hoe moreel superieur de calvinisten waren. “Sodomieten dienden vaak als zondebok in tijden van religieuze of politieke conflicten. Maar evengoed werden ze door medeburgers aan de autoriteiten verklikt als gevolg van een uit de hand gelopen ruzie of een echtelijke twist”, zegt Hofman. “Lesbische vrouwen werden in het algemeen minder vervolgd. Dat had te maken met de beperkte visie op seksualiteit en de miskenning van hun verlangens. Zonder penis kon er geen penetratie plaatsvinden en sprak men dus ook niet van seks. Vrouwen hadden bovendien minder macht en werden als minder bedreigend gezien.” In de zeventiende eeuw veranderde de alleenheerschappij van de katholieke kerk de visie op sodomie. “Processen werden steeds minder in de openheid gevoerd”, zegt Hofman. “De laatste publiekelijke


NIEUWS 03

CAMPUSKRANT | 31 MEI 2017

Links: Homo-erotiek was doorgaans taboe in laatmiddeleeuwse kunst. In De tuin der lusten (ca. 1500 – 1505) schetst Jheronimus Bosch op een moraliserende manier hoe sodomieten vroeg of laat gestraft zullen worden voor hun seksuele uitspattingen. Rechts: Advertentie voor de Internationale Homodag in Gent uit de Rooie Vlinderkrant van december 1977. In de jaren zeventig organiseerden gay liberation-groepen heel wat bijeenkomsten om hun standpunten rond de strafrechtelijke discriminatie van holebi’s duidelijk te maken.

© Museo Nacional del Prado

© Rijksmuseum Amsterdam

© xxx

Onder: Niet alleen in Gent, maar ook in Brugge werden monniken op de brandstapel gezet. Dit spectaculaire sodomieproces van 1578 kon op heel wat belangstelling rekenen in binnen- en buitenland, getuige een reeks nieuwsprenten die talloze keren herdrukt werden, zoals deze van Frans Hogenberg.

verbranding vond plaats in 1658 en er werden steeds minder mannen veroordeeld. De kerk, het bestuur en het volk waren nog altijd van oordeel dat sodomie slecht en zondig was, maar men stopte dergelijke zaken liever in de doofpot. Erover praten zou mensen alleen maar op ideeën brengen. Die stille behandeling bleef de dominante visie, tot diep in de twintigste eeuw.” Lullentrecker

Voor zijn onderzoek naar homoseksualiteit in de achttiende en negentiende eeuw baseerde Hofman zich op politieverslagen en procesdossiers. “Dat waren vrijwel de enige beschikbare bronnen”, zegt hij. “En dan nog waren die eerder schaars: ik heb hele archieven doorploegd en vond slechts mondjesmaat dossiers die sodomie behandelen. Maar wat ik heb gevonden, bevat wel een schat aan informatie.” Hofman stootte onder meer op het verhaal van Peter Stocker, een Antwerpenaar die in 1781 werd gearresteerd en door de autoriteiten verhoord. In de verhoorverslagen verklaart één van Stockers partners dat hij meerdere keren met hem masturbeerde of dat ze te saemen tegen elcanderen stootende, hunnen natuere gestort hebben. Een kennis van Stocker wordt dan weer omschreven als lullentrecker. En op de vraag wat deze man uitspookte, antwoordt een getuige dat hij eenen is die daer van houdt. Hij heeft soo eenen grooten grendel, en heeft met den mijnen soo dikmaels gespeelt.

Elwin Hofman:

Lesbische vrouwen werden minder vervolgd. Zonder penis kon er geen penetratie plaatsvinden en sprak men dus ook niet van seks.

“Ik stond ervan versteld hoe gedetailleerd de verhoren waren”, zegt Hofman. “De processen verliepen in het grootste geheim, maar de nieuwsgierigheid van de wethouders kende geen grenzen. De sodomieten moesten van naaldje tot draadje vertellen wat ze mispeuterd hadden, hoe ze ertoe gekomen waren en wat ze in het verleden gedaan hadden. Natuurlijk gaat het om een getuigenis voor de rechtbank en krijg je een vertekend beeld. Maar het taalgebruik en de omschrijvingen van de gebeurtenissen tonen wel hoe het er in die periode aan toeging.” De zaak Stocker leerde Hofman ook één en ander over de plekken waar homoseksuelen elkaar ontmoetten. “Vanaf de achttiende eeuw waren er specifieke netwerken, en in heel wat Europese landen hadden sodomieten aparte codes en manieren om elkaar te herkennen”, zegt hij. “Vaak ging het er eerder proefondervindelijk aan toe. In die tijd was het niet vreemd dat twee mannen het bed deelden in een herberg. Je kon dus op de tast ‘onderzoeken’ of je bedpartner dezelfde verlangens had als jij (lacht). En er waren specifieke ontmoetingsplekken zoals parken, pleinen of openbare toiletten.” Homo’s in beweging

Na de Franse Revolutie gaan de Zuidelijke Nederlanden op in het Franse rijk en worden de straffen milder. Onder invloed van de verlichting wordt sodomie in 1795 uit het strafwetboek geschrapt en vervangen door de wet op

openbare zedenschennis. Steeds vaker blijven de doodstraf en folteringen achterwege en krijgen homoseksuelen een gevangenisstraf. Aan het eind van de negentiende eeuw komt er internationaal een debat op gang. Psychiaters en artsen buigen zich over de vraag of homoseksualiteit een afwijking of ziekte is, en of die al dan niet is aangeboren. In België houdt men de lippen stijf op elkaar. “Dat heeft het emancipatieproces bij ons vertraagd”, zegt Hofman. “In landen zoals Duitsland, waar homoseksualiteit meer openlijk werd beleefd en zwaarder werd bestraft, kwamen er sneller homobewegingen die de medicalisering als uitgangspunt namen en gingen ijveren voor meer rechten. In België kwamen de eerste aanzetten voor een homobeweging er pas in de jaren vijftig van de twintigste eeuw.” Dat activisme was aanvankelijk erg gematigd, zegt Hofman. “Iets later, in de jaren zestig en zeventig, kwam er een meer radicale homobeweging die aansluiting vond bij de revolutionaire ideeën van Nieuw Links en meedeed aan de studentenprotesten. Die activisten provoceerden graag en verspreidden posters met penissen of kalkten obscene slogans op de gevel van het bisschoppelijk paleis. Vanaf de jaren negentig kreeg je een beter georganiseerde, meer bedaarde homobeweging. Zij hielp een mentaliteitswijziging teweegbrengen bij het grote publiek en speelde een grote rol bij de totstandkoming van het homohuwelijk in 2003.”

Niet te opvallend aub

Sinds de middeleeuwen hebben we duidelijk een lange weg afgelegd. Maar er is er nog steeds werk aan de winkel, zegt Hofman. “Bepaalde Vlamingen of sommige migrantengemeenschappen vinden het nog steeds moeilijk om homoseksualiteit te aanvaarden. Bovendien heerst nog te vaak de gedachte dat homoseksualiteit niet te veel mag opvallen. Wie zich niet gedraagt volgens aanvaarde genderpatronen – denk aan de verwijfde man of de mannelijke vrouw – krijgt te maken met vooroordelen of discriminatie.” “Bewustmaking blijft belangrijk”, besluit Hofman. “We moeten onze geschiedenis kennen om in te zien dat de situatie van vandaag niet vanzelfsprekend is. Ik hoop dat wij met dit boek ons steentje hebben bijgedragen.”

Wannes Dupont, Elwin Hofman en Jonas Roelens, ‘Verzwegen verlangen. Een geschiedenis van homoseksualiteit in België’, Uitgeverij Vrijdag, 2017, 336 p., 24,95 euro Campuskrant mag drie exemplaren van het boek weggeven. Stuur vóór 25 juni een e-mail met onderwerp ‘boek Verzwegen verlangen’ en uw adresgegevens naar nieuws@ kuleuven.be. De winnaars worden persoonlijk op de hoogte gebracht.


NIEUWS

CAMPUSKRANT | 31 MEI 2017

© KU Leuven | Rob Stevens

04

“De universiteit is een huis met zodanig veel kamers dat je onmogelijk vooraf kan inschatten wat je kansen zijn”, zei professor Luc Sels nadat hij op 9 mei tot rector verkozen was. Op 1 augustus neemt hij de fakkel over van Rik Torfs.

“I

k ben uiteraard opgetogen, en ook verrast: ik wist dat het heel moeilijk zou worden, aangezien ik vertrok met een duidelijke achterstand wat bekendheid betreft”, zei de rector-elect, verwijzend naar tegenkandidaat en huidig rector Rik Torfs. “Ik zal mijn uiterste best doen om de verwachtingen in te lossen. De afstand bij de uiteindelijke stemming was niet reusachtig groot, dat besef ik (zie kader – red.). Ik zal me inspannen om ervoor te zorgen dat de rangen gesloten geraken, dat er draagvlak in de breedte gecreëerd wordt, en dat we er vanaf 1 augustus met z’n allen volop te-

genaan kunnen. De komende weken zal ik prioriteit geven aan het vormen van de bestuursploeg.” Sels blikte ook nog even terug op de campagne, die hij als zuiver omschreef, weliswaar met enkele wanklanken in de laatste dagen. “Ik denk niet dat dat de verkiezingsuitslag heeft beïnvloed of dat het de toekomst zwaar zal belasten. De debatten en presentaties zijn overwegend op een serene manier verlopen. En daar wil ik Rik ook voor bedanken. Hij zat in een moeilijke positie: het is niet aangenaam om als zittend rector te worden uitgedaagd.” “Ik ben heel dankbaar dat ik vier jaar lang deze functie heb

mogen uitoefenen, met een team van ongelofelijk sterke vicerectoren – sterker dan ik”, zei afscheidnemend rector Rik Torfs op zijn beurt. “We hebben met hart en ziel gewerkt aan ons model van een humanistische universiteit, met vertrouwen en vrijheid. Ik ben blij dat we dat hebben kunnen doen, en ik ben ook blij dat er een democratie bestaat aan de universiteiten, waar dan ook weer andere richtingen in mogelijk zijn. Ik feliciteer Luc Sels en wens hem heel veel succes met zijn project en zijn aanpak van de dingen. Ik hoop dat het goed blijft gaan met onze universiteit, want wij zien haar heel graag.”

De cijfers Tijdens de eerste stemronde van de rectorverkiezing op dinsdag 9 mei behaalde Luc Sels de vereiste meerderheid. Hij behaalde 1.088 gewogen stemmen (50,58 %), tegenover 1.040 gewogen stemmen (48,35 %) voor Rik Torfs. Er waren 23 gewogen blanco stemmen (1,07 %). Luc Sels wordt rector voor de periode 2017-2021. Zijn mandaat start op 1 augustus.

© KU Leuven | Rob Stevens

“ Opgetogen, geëmotioneerd en verrast”

© KU Leuven | Rob Stevens

LUC SELS VERKOZEN TOT NIEUWE RECTOR

Wie is Luc Sels? Luc Sels (°1967) studeerde in 1989 af als licentiaat sociale wetenschappen. Hij promoveerde tot doctor in de sociale wetenschappen in 1995, met een proefschrift over de techniek van de beheersovereenkomsten in de publieke sector. Het jaar daarna werd hij docent aan de Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen. Sinds 2004 is

hij gewoon hoogleraar, en sinds 2009 decaan van de faculteit. De nieuwe rector gaat graag op in een spelletje basketbal, geniet van ritjes op zijn motor en heeft een passie voor muziek – van Moessorgski tot Sonic Youth, van Bartók tot Kraftwerk. Hij is getrouwd en heeft vijf kinderen. In het verleden reikten de studenten ‘gouden krijtjes’ aan hem uit voor ‘papa’-prof, meest punctuele prof en meest sportieve prof. “Ook voor knapste prof, maar dat is lang geleden”, aldus Luc Sels zelf.


NIEUWS 05

CAMPUSKRANT | 31 MEI 2017

STUDENTEN ZETTEN ZICH IN VOOR BETERE TANDHYGIËNE IN SENEGALESE DORPEN

“ Mooi hoe trots die kinderen poseren met hun tandenborstel” Ze trokken naar Senegal op stage en kwamen terug met grootse plannen. Studenten geneeskunde Jolien Vandoorne (24) en Loesia Tryssesoone (25) willen met ‘Nexal Retane’ de kinderen in Senegal een mooie en vooral gezonde glimlach geven. Een nobel streven, vindt ook radiozender Qmusic, die het project een ‘Plezante Premie’ van vijfduizend euro gaf. Lien Lammar

“Een stuk daarvan willen we gebruiken om een nieuwe inzamelactie op poten te zetten”, zeggen de studenten. “Met de rest van het geld zullen we volgend jaar terugkeren naar Senegal. Bedoeling is om er met een team van artsen langs dorpen te trekken voor gratis consultaties die verder gaan dan tandhygiëne. Senegal kent ontzettend veel ‘talibés’, bedelkinderen die geen enkele gezondheidszorg krijgen. Schurft is er nog steeds een epidemie, terwijl dat met de juiste middelen vrij eenvoudig uit te roeien is. Daar willen we iets aan proberen te doen. We zouden ook graag andere studenten geneeskunde die naar het buitenland op stage gaan, overtuigen om daar met Nexal Retane aan de slag te gaan.” “Vroeger droomde ik ervan om met Artsen Zonder Grenzen of Artsen Zonder Vakantie mee te gaan”, zegt Loesia. “Een eigen project is nog een stapje verder. Het zal tijd en moeite kosten om erin te blijven investeren, maar we geloven er allebei heel erg in. We hebben niet voor niets gekozen om in een ontwikkelingsland op stage te gaan. Het was een heftige ervaring, maar het geeft ontzettend veel voldoening om te zien dat je echt iets kan betekenen. Vandaag krijgen we nog altijd foto’s toegestuurd van kinderen die trots poseren met hun tandenborstel. Dat geeft ons alleen maar meer zin om hiermee door te gaan.”

V

vóór onze stage met een pannenkoekenverkoop ingezameld hadden.” Hun project ‘Nexal Retane’, Senegalees voor ‘geef ons een glimlach’, was geboren. Gewapend met tandenborstels trokken Loesia en Jolien samen met twee lokale tandartsen naar enkele dorpjes en scholen voor gratis consultaties. “We leerden de kinderen hoe ze hun tanden moeten poetsen, en gaven hen een tandenborstel en tandpasta mee naar huis. Sommige kin-

deren hadden nog nooit een tandenborstel in hun handen gehad.” Bedelkinderen

Terug in België hoorde Jolien op de radio over ‘De Plezante Premie’, een wedstrijd waarmee radiozender Qmusic bijzondere projecten een duwtje in de rug wil geven. Jolien en Loesia schreven zich in met Nexal Retane en werden beloond met een premie van vijfduizend euro.

“Het geeft veel voldoening om te zien dat je echt iets kan betekenen voor die kinderen”, zeggen Jolien Vandoorne (l.) en Loesia Tryssesoone.

Studenten en professoren die willen helpen, kunnen Loesia en Jolien contacteren via de Facebook-pagina van ‘Nexal Retane’ of via nexalretane@gmail.com

© ingezonden

© ingezonden

andaag trekken ze als stagiaire hun witte jas aan in de koelte van een WestVlaams ziekenhuis, maar enkele weken geleden liepen ze nog door de hete straten van Dakar. Studenten geneeskunde – en vriendinnen – Loesia en Jolien vertrokken in januari naar de Senegalese hoofdstad om er drie maanden stage te lopen op de diensten gynaecologie en pediatrie van een ziekenhuis. Toen ze op een dag gratis consultaties deden in een wijk, merkten ze hoe erbarmelijk de tandhygiëne bij de Senegalese kinderen is. “We zagen rotte en afgebroken tanden, abcessen, … Sommige kinderen hadden zo’n ernstige tandinfectie dat ze echt ziek waren”, vertelt Loesia. “Dagelijks je tanden poetsen is een gewoonte die de kinderen niet kennen, en een tandarts is voor de meeste mensen veel te duur. Slechts één op drie kan het zich veroorloven.” Na een oproep aan vrienden en familie wisten ze meer dan vijftig kilogram tandpasta en wel duizend tandenborstels in te zamelen. “Toen onze vriendjes en later ook mijn papa ons in Dakar kwamen bezoeken, was dat met koffers vol tandpasta en tandenborstels”, lacht Jolien. “We hebben ook wat materiaal, antibiotica en pijnstillers aangekocht, met geld dat we


06

ONDERZOEK

CAMPUSKRANT | 31 MEI 2017

DOCTORAAT HELPT WANTOESTANDEN BIJ FOKKEN BESTRIJDEN

Rashond

erft honden­ leven

© KU Leuven | Rob Stevens

Zullen Max en Fikkie een lang en gezond hondenleven leiden? Baasjes van een exemplaar met een stamboom kunnen op beide oren slapen, zou je denken. Maar net rashonden hebben vaak te kampen met allerlei aandoeningen en zelfs misvormingen, zegt biologe Katrien Wijnrocx. In haar doctoraatsonderzoek zocht ze naar een oplossing. TEKST: Ine Van Houdenhove | FOTO: Rob Stevens

Katrien Wijnrocx met haar eigen hond Pineau, een golden retriever: “Ik ben een echt hondenmens. Van kleins af aan was ik te vinden in de hondenschool waar mijn moeder trainer is. Met dit onderzoek kon ik van mijn passie mijn werk maken.”

E

ind 2008 daverde de wereld van de hondenfokkers op zijn grondvesten, herinnert Katrien Wijnrocx (Afdeling Dier en Mens, onderzoeksgroep Huisdierengenetica) zich. “Een ophefmakende BBC-reportage stelde een aantal mistoestanden aan de kaak: honden die zodanig waren geselecteerd op raskenmerken dat ze leden aan ernstige aandoeningen en misvormingen. En waar dan vervolgens gewoon mee verder werd gekweekt.” “In de reportage zag je bijvoorbeeld mopshonden met een te korte neus en bijbehorende ademhalingsproblemen. En Cavalier King Charles Spaniels met chiari-like malformation / syringomyelie (CM/SM): daarbij is de schedel te klein voor de hersenen, zodat die uit het achterhoofdsgat stulpen, wat zeer pijnlijk en invaliderend is voor het dier. Door te selecteren op bepaalde kenmerken – korte neus, bol hoofd – worden deze afwijkingen ongewenst meegeselecteerd.” “Duitse herders moeten dan weer een aflopende rug hebben, volgens de rasstandaard. De reportage toonde honden waarbij dit zo uitgesproken het geval was dat de dieren leden aan heup- of pootproblemen. Ook met honden die aandoeningen vertoonden die niets met raskenmerken te maken hebben maar wel vaker voorkomen bij een bepaald ras, werd gewoon verder gekweekt.”

oorzaakte ook aan deze kant van het Kanaal opschudding: “Ik vond het zelf heel confronterend om te zien hoe honden met ernstige afwijkingen toch verkozen werden als kampioen.” Een paar gemotiveerde fokkers van Cavalier King Charles Spaniels, die bezorgd waren om het welzijn van de dieren maar ook om hun professionele reputatie, wilden deze wantoestanden de wereld uithelpen. Ze klopten aan bij het Belgisch hondenstamboek: “Dat is de Koninklijke Maatschappij Sint-Hubertus, die de stambomen bijhoudt en rashonden waarmee men wil fokken, beoordeelt. Daarnaast riepen ze ook de hulp in van onze onderzoeksgroep Huisdierengenetica.” Daar was Katrien Wijnrocx, net afgestudeerd als gedrags- en evolutiebiologe, op zoek naar een onderwerp om op te doctoreren. Ze hoefde niet lang na te denken toen ze de kans kreeg om mee te denken over een oplossing: “Ik ben een echt hondenmens. Van kleins af aan was ik te vinden in de hondenschool waar mijn moeder trainer is. Met dit onderzoek kon ik van mijn passie mijn werk maken. Ik ben ter voorbereiding naar een hondenshow geweest, om ook die wereld te leren kennen. En ik ben eens gaan kijken in een dierenkliniek tijdens een onderzoek naar heupdysplasie, een afwijking van het heupgewricht.” Uitfilteren

Hondenmens

De BBC-reportage werd later ook op een Nederlandse zender uitgezonden en ver-

Fokkers die erfelijke aandoeningen willen wegselecteren, doen dat vandaag door de dieren waarmee ze willen fokken vooraf te

testen, legt Katrien uit. “Voor heupdysplasie bijvoorbeeld wordt een röntgenfoto gemaakt. Vervolgens krijgt de hond een score toegekend. Met honden die A of B scoren mag je fokken, met honden die D of E scoren niet. Een hond die C scoort mag enkel worden gekruist met een hond die A scoort.”

Binnen bepaalde rassen waren op een gegeven moment praktisch alle dieren met elkaar verwant. En dan ontstaan er problemen, zoals doodgeboren puppy’s.

“Het probleem is dat je daarbij niets te weten komt over de genetische aanleg voor een bepaalde aandoening. Omgevingsfactoren, zoals voeding en te weinig of te veel beweging, kunnen ervoor zorgen dat een hond die genetische aanleg heeft een bepaalde aandoening toch niet vertoont. Of omgekeerd, dat een dier dat

niet erfelijk belast is er toch mee te maken krijgt. Een fokker loopt dus het risico met dieren te fokken die genetisch belast zijn. Om een bepaalde aandoening uit een ras weg te selecteren is het dus belangrijk de eventuele genetische aanleg te achterhalen.” “Eén van de fokkers die bij ons aanklopten, kwam met de vraag of we daartoe een fokwaardeschatting konden ontwikkelen voor de Cavalier King Charles Spaniels. In het buitenland wordt daar al mee gewerkt, en in ons land trouwens ook, meer bepaald voor landbouwdieren. Voor een fokwaardeschatting heb je meetgegevens nodig van een dier en zijn ouders en eventuele nakomelingen. Daar laat je dan een statistisch model op los dat corrigeert voor omgevingsfactoren. Zo kan je bepalen welke dieren genetisch belast zijn voor een bepaalde aandoening en welke niet. Vervolgens kan je erfelijke aandoeningen doelgericht gaan uitfilteren.” Werk op de plank

Met meetresultaten van het Stamboek en de organisatie Cavaliers for Life, een initiatief van twee fokkers, ontwikkelde Katrien een fokwaardeschatting voor hartaandoeningen en CM/SM bij de Cavalier King Charles Spaniel, en voor heupdysplasie bij onder meer de golden retriever, labrador en rottweiler: “Daarvoor ging ik na welke factoren de score van een dier beïnvloeden. Voor heupdysplasie was dat bijvoorbeeld de dierenarts die de röntgenfoto nam en voor CM/SM de leeftijd waarop de hond werd gescand.”


ONDERZOEK

CAMPUSKRANT | 31 MEI 2017

Heel binnenkort zullen alle fokkers gebruik kunnen maken van het eindresultaat. “Onlangs organiseerden we samen met het Stamboek een eerste grote infosessie en de reacties waren heel enthousiast.” Het onderzoek bleef beperkt tot enkele aandoeningen en rassen, maar je kan uiteraard fokwaardeschattingen ontwikkelen voor alle rassen en alle erfelijke aandoeningen: “Als je bedenkt dat er 343 erkende hondenrassen zijn, weet je ook dat we nog voor jaren werk hebben … De komende maanden mag ik alvast, in een overheidsproject, een fokwaardeschatting ontwikkelen voor heupdysplasie voor alle erkende hondenrassen.” Doodgeboren puppy’s

In een tweede luik van haar doctoraat focuste Katrien op het probleem van inteelt bij het fokken van rashonden. Inteelt is niet per definitie slecht, benadrukt ze: “Het is een onvermijdelijk en essentieel onderdeel van fokken, een algemeen toegepaste techniek om bepaalde kenmerken te fixeren in een ras. Inteelt ligt trouwens aan de basis van het ontstaan van de verschillende rassen. En zolang je binnen bepaalde grenzen blijft en regelmatig een ingeteeld dier kruist met een dier dat niet verwant is, stellen zich meestal geen al te grote problemen. Zeker als het om een ras gaat met een grote populatie.” Rond 2008, het tijdstip van de BBC-reportage, was de situatie voor sommige rassen echter kritiek: “Zogenaamde kampioenreuen werden veel te vaak ingezet. Voor een fokker is het natuurlijk aanlokkelijk om nakomelingen te hebben van een hond die prijzen wegkaapt op shows. Maar binnen bepaalde rassen waren op een gegeven moment praktisch alle dieren met elkaar verwant. En dan ontstaan er problemen, zoals doodgeboren puppy’s en een kortere levensduur.” Krulharig leeuwtje

Pas sinds de BBC-reportage groeit het bewustzijn dat er verstandig moet worden omgesprongen met inteelt. “Op vraag van het Belgisch stamboek ben ik nagegaan hoe de situatie in ons land is. Ik heb in totaal 23 rassen onderzocht: alle veertien Belgische rassen, van bekende als de Mechelse herder tot hele kleine rassen als het Brussels grifonnetje en het krulharig leeuwtje. Daarnaast onderzocht ik ook de situatie voor de meest populaire rassen, zoals de golden retriever.” Ook in ons land worden kampioenreuen te vaak ingezet, zo bleek: “Het probleem is minder groot bij veel voorkomende rassen dan bij minder courante rassen, waarbinnen er in ons land jaarlijks pakweg een vijftiental puppy’s worden geboren. Maar in de volledige stamboom van de golden retriever die wij onderzochten vonden we bijvoorbeeld een reu die 283 keer voorkwam als vaderdier, waar dat gemiddeld 25 keer is. Ik hoop dat mijn onderzoeksresultaten naar de fokkers zullen doorsijpelen, en dat ze bereid zullen zijn hun fokstrategieën aan te passen.” Haar eigen hond Pineau, een golden retriever van zeven maanden, was nog te jong om mee te doen aan het onderzoek van zijn baasje: “Soms vragen mensen me of ik van plan ben om met hem te fokken, omdat hij zo’n lief karakter heeft. Maar dat zal niet gaan vrees ik, want hij is vermoedelijk onvruchtbaar …”

07

INGENIEUR-ARCHITECT ONDERZOEKT HOE PATIËNTEN HET ZIEKENHUIS BELEVEN

In bed voor de wetenschap Hoe kan een architect een ziekenhuis ontwerpen dat patiëntvriendelijker is? Door met patiënten te praten. En door het ziekenhuis zelf eens te bekijken vanuit een rolstoel of een ziekenhuisbed. Onderzoekster Margo Annemans van het Departement Architectuur liet zich rondrijden met een camera op het hoofd. TEKST: Ilse Frederickx | CARTOON: Joris Snaet

P

atiënten praten weleens over hun ziekenhuiskamer, over de luxe en privacy die er al dan niet was. Maar hoe ervaren ze de rest van het ziekenhuis: het parcours dat ze door de gangen afleggen, de wacht- en operatiekamer? Op vraag van architectenbureau Osar ging Margo Annemans op onderzoek. “Een architect kan natuurlijk zelf door een ziekenhuis wandelen, maar een patiënt ervaart die ruimte totaal anders: vanuit een kwetsbare positie, meestal liggend, terwijl iemand anders hem of haar voortduwt.” “In twee ziekenhuizen interviewde ik in totaal 62 patiënten. Ik sprak mensen op de spoed en in het dagziekenhuis, maar ook patiënten die het ziekenhuis driemaal per week bezochten voor nierdialyse. Die laatsten zijn uiteraard de ‘stamgasten’, die het ziekenhuis goed kennen en veel te vertellen hebben.” Buizen en leidingen

Mensen zijn het niet gewend om over ruimtes en hun beleving ervan te praten. Daarom schakelde Annemans ook visuele methodes in: “Ik liet de patiënten foto’s en tekeningen maken. Dat ging van een foto van een plafond met veel buizen en leidingen tot een tekening van een ziekenhuisbed dat als een aanhangwagentje wordt voortgetrokken. Ik heb me ook zelf in een rolstoel en in een bed laten voortduwen met een camera op mijn hoofd. Zo kreeg ik bijvoorbeeld een beeld van het parcours dat nierpatiënten telkens afleggen. Die foto’s, tekeningen en filmpjes vergemakkelijkten de gesprekken die ik met patiënten had over hun ruimtebeleving.”

Margo Annemans:

Ik heb me ook zelf in een rolstoel en in een bed laten voortduwen. Dan voel je pas echt de schokken en de tocht. Wat viel haar het meest op toen ze zelf patiënt speelde? “De tocht die je op bepaalde plaatsen in een ziekenhuis voelt. Je krijgt wel een dekentje om warm te blijven, maar als je voet daar onderuit steekt, is die wind heel opvallend. Verder voel je ook schokken telkens als je ziekenhuisbed of rolstoel over een drempeltje moet, of in de lift. Voor de routiniers van de nierdialyse was dat heel herkenbaar.” Wellness, of toch niet

Uit de interviews kwam ook naar voren dat de ruimtelijke organisatie van een gebouw moet overeenkomen met de visie op het ziekenhuis. “Sommige dagziekenhuizen willen zowat de sfeer van een wellnesscenter oproepen: je zit in een wachtkamer met vrolijke kleurtjes en je krijgt er een badjas en slippers. Maar dan

word je naar een volgende ruimte gerold, met lockers waarin je je spullen moet achterlaten, en vervolgens door een technische ruimte vol machines. Dan is het wellnessgevoel natuurlijk snel vervlogen.” Dat alles betekent niet dat haar veldwerk nu vertaald wordt in heel concrete regels voor architecten, zoals de maximumhoogte voor een richeltje. “Het onderzoek is bedoeld om architecten een ruimere blik te geven op hun ontwerp. Bijvoorbeeld: hoe kunnen ze de verschillende ruimtes afstemmen op de verschillende types patiënten? Denk aan aangepaste kamers voor langdurige bewoners.” Annemans behaalde haar doctoraat in 2015 en is sindsdien aan de slag als postdoctoraal onderzoeker. Ze onderzoekt nu hoe het ontwerp van een ruimte patiënten kan uitnodigen om actiever te zijn tijdens hun verblijf. “Het is één ding om te zeggen dat de patiënten meer uit hun bed moeten komen en meer moeten bewegen. Maar in veel ziekenhuizen heb je buiten je kamer geen plek waar je naartoe kan. Je krijgt ook al snel het idee dat je in de weg loopt van de verplegers. Met dit nieuwe onderzoek willen we aan de hand van een aantal goede voorbeelden tonen wat de mogelijkheden zijn inzake gebouwontwerp, om het zo in de toekomst beter te doen.” Margo Annemans ontving op 18 mei de Prijs L(euven) Da Vinci voor de creatie en het verzilveren van valoriseerbaar onderzoek. De namen van de andere winnaars van de jaarlijkse onderzoeks- en onderwijsprijzen vindt u in de rubriek ‘Benoemd of onderscheiden’ op p. 16.


08

NIEUWS

CAMPUSKRANT | 31 MEI 2017

KORT NIEUWS

MAKE-OVER VOOR MASTERS FARMACEUTISCHE WETENSCHAPPEN

Ook blinden hebben visuele landkaart Bij het verwerken van visuele informatie gebruikt ons brein verschillende hersengebieden voor verschillende categorieën: zie je een boom, een gezicht of een auto? Ook blindgeboren mensen blijken die landkaart van categorieën in hun hersenschors te gebruiken. Ons brein heeft maar een fractie van een seconde nodig om vast te stellen waar we naar kijken. Het gebied in onze hersenen dat onze visuele waarnemingen zo snel categoriseert, is de ventrale temporale cortex (VTC). Die regio is net als een landkaart zelf weer opgedeeld in kleinere subgebieden, die elk verantwoordelijk zijn voor een eigen categorie van waarnemingen: één deel dient om gezichten te herkennen, andere gebieden zijn gevoelig voor objecten, omgevingen of lichaamsdelen. Wetenschappers vragen zich al langer af of we allemaal geboren zijn met die landkaart in onze hersenschors. Of ontstaat ze door de visuele ervaring die we tijdens ons leven opdoen? Om dat uit te zoeken deden onderzoekers van het Laboratorium voor Biologische Psychologie een experiment met mensen die blind geboren zijn. Een aantal van hen zijn geboren zonder oogbollen en hebben dus ze-

ker nog nooit visuele informatie verwerkt. Tijdens het experiment kregen de blinde deelnemers geluiden uit vier categorieën te horen: lachen, kussen, lipsmakken voor de categorie gezichten; handen klappen en voetstappen voor de categorie lichaamsdelen; bos- en strandgeluiden voor de categorie omgevingen; een klok, wasmachine en auto voor de categorie objecten. In een scanner werd ondertussen de hersenactiviteit in de VTC gemeten. Daaruit blijkt dat ook blinden gebruik maken van de landkaart in onze hersenen, licht professor Hans Op de Beeck toe: “De visuele hersenschors van de blinden reageert verschillend op elke categorie. Dus ook blinden gebruiken dit deel van het brein om categorieën van elkaar te onderscheiden, ook al hebben ze nog nooit in hun leven iets gezien. En de indeling van de landkaart is grotendeels hetzelfde als bij ziende personen.” Visuele ervaring is dus niet nodig om in de visuele hersenschors de bijzondere gevoeligheid voor categorieën te ontwikkelen. Toch roepen deze resultaten ook weer nieuwe vragen op. Zo is nog onbekend wat nu precies verwerkt wordt in de VTC van blinden, aangezien geluiden een heel andere vorm van informatie zijn dan visuele input. (if)

LEUVENSE STADSWONINGEN NIET GOEDKOOP WEL GOEDKOPER

“ De proffen zijn zo enthousiast dat ze

hun opleiding willen overdoen” “We dompelen studenten volledig onder in de wereld waarin ze na hun studie zullen terechtkomen.” De Faculteit Farmaceutische Wetenschappen start vanaf volgend academiejaar met twee vernieuwde masteropleidingen om studenten beter voor te bereiden op een job in een farmaceutisch bedrijf of als apotheker. TEKST: Pieter-Jan Borgelioen | FOTO’S: Rob Stevens

D

e voorbije jaren werkten professoren Veerle Foulon en Pieter Annaert intensief aan de vernieuwing van de tweejarige masteropleidingen Farmaceutische Zorg en Geneesmiddelenontwikkeling. De belangrijkste verandering is een striktere scheiding tussen beide disciplines, zeggen ze. “Studenten zullen moeten kiezen tussen een opleiding die focust op patiënten en leidt tot een job als apotheker, of één waarin het proces van geneesmiddelenontwikkeling centraal staat en waarmee je aan de slag kan in de farmaceutische industrie.” De gemeenschappelijke opleidingsonderdelen verdwijnen, net als de derde masteropleiding die geneesmiddelenontwikkeling combineert met een apotheekstage. “We hebben het gevoel dat die opleiding wat te veel ‘van twee walletjes wil eten’ en dat het beter is om te focussen op één domein. Wie Geneesmiddelenontwikkeling volgt en daarna graag de titel van apotheker aan zijn cv toevoegt, kan vanaf nu een verkort opleidingstraject volgen.” Veranderd zorglandschap

EENGEZINSWONINGEN MET TUIN IN HET JANSENIUSHOF Binnenkort komen er dertien nieuwe stadswoningen in het Janseniushof, pal in de binnenstad. Deze huizen zijn bestemd voor mensen die nu vaak uit de boot vallen omdat ze te veel verdienen voor een sociale woning en te weinig voor een woning op de privémarkt. Interesse? gratis infobrunch op zondag 11 juni 2017 inschrijven via onderstaand e-mailadres meer info? agsl@leuven.be I 016 27 26 88 I www.agsl.be advertentie_stadswoningen_campuskrant.indd 1

23/05/2017 13:30:39

Met die duidelijkere opsplitsing speelt de opleiding een pioniersrol in België, zegt professor Veerle Foulon. “Maar ze kwam er echt uit noodzaak: de farmaceutische industrie en de apotheek zijn twee verschillende werelden. Bovendien staan beide vakgebieden voor nieuwe uitdagingen die een eigen aanpak verdienen in de opleiding.” “Het zorglandschap is de voorbije jaren sterk veranderd”, zegt Foulon. “De apotheker doet tegenwoordig veel meer dan medicijnen verstrekken of een doktersvoorschrift nalezen. Hij of zij moet patiënten begeleiden en opvolgen. Ook

interdisciplinaire samenwerking wordt belangrijker. Apothekers werken samen met dokters, thuiszorgverleners en verplegers. De master Farmaceutische Zorg zet dan ook beter in op medicamenteuze begeleiding. En er komen werkveldstages, waarbij studenten een paar dagen meelopen met een kinesist of huisarts.” De opleiding wordt ook uitgediept. “We gaan studenten beter begeleiden bij het maken van hun masterproef en we hebben de programmering van de stages herdacht. Die splitsen we op in drie fases, en er komen examens in januari in plaats van in juni. Veel studenten hebben het in hun laatste jaar erg druk en stellen het blokken uit tot na hun stage, terwijl die leerstof juist belangrijke input levert voor het werk in de apotheek. Wanneer een student klaar is met zijn stage, moet hij of zij in principe ook klaar zijn voor de arbeidsmarkt.” Op de markt

Ook met de master Geneesmiddelenontwikkeling wil de opleiding studenten zo goed mogelijk klaarstomen voor een job. “Daarom gaan we de verschillende facetten van de farmaceutische industrie beter belichten”, zegt professor Pieter Annaert. “In ons vakgebied draait het al lang niet meer alleen om het ontwikkelen van geneesmiddelen. Ook het op de markt brengen en controleren speelt een grote rol. Naast de harde wetenschappen komen er dan ook vakken aan bod die minder vanzelfsprekend lijken, zoals management of marketing.” Annaert wil ook beter inspelen op ontwikkelingen binnen de farma-industrie. “Omdat farmaceutische bedrijven steeds vaker gaan samenwerken, wordt ondernemerschap


NIEUWS 09

© KU Leuven | Rob Stevens

© KU Leuven | Rob Stevens

CAMPUSKRANT | 31 MEI 2017

belangrijk. Ook de komst van big data stelt ons voor nieuwe uitdagingen. Bedrijven doen gemiddeld vijftien jaar lang onderzoek naar een medicijn en dat levert een heleboel gegevens op die geanalyseerd en verwerkt moeten worden. Wiskundige vakken komen dan ook ruimer aan bod.” De studenten kunnen zich ook specialiseren in de ontdekking, ontwikkeling of commercialisatie van geneesmiddelen. “De expertise die ze zo opdoen, kunnen ze gebruiken in het werkveld. Bovendien richten de stage en masterproef zich volledig op de industrie. We dompelen studenten volledig onder in de wereld waarin ze na hun studie zullen terechtkomen. Zo beschikken afgestudeerden over een unieke troef op de arbeidsmarkt.” Flipped classrooms

Beide masters experimenteren ook met nieuwe onderwijsvormen. “Daarvoor hebben we de proffen van begin af aan bij het proces betrokken, en hebben we studenten en alumni bevraagd”, zegt Foulon. “De bedoeling is dat studenten zelf meer input geven. In flipped classrooms zullen ze bijvoorbeeld zelf een les voorbereiden. Zo krijg je meer diepgang en interactie dan met een klassiek hoorcollege. Daarnaast komen er workshops waarin we aan de slag gaan met casussen uit de praktijk.” Zowel Foulon als Annaert kijken ernaar uit om met de vernieuwde opleiding van start te gaan. “Hier hebben we twee jaar lang naar toegeleefd met het hele team van professoren en onderwijsmedewerkers”, zeggen ze. “We zijn zelfs een beetje jaloers: bijna elke prof zou zijn opleiding opnieuw willen beginnen (lacht).”

“ Mensen komen hier soms hun hart luchten” Charlotte Vermeersch (22) volgt de master Farmaceutische Zorg en liep stage in de dorpsapotheek van Pellenberg. Een droom die waarheid werd, zegt ze. “Al van kinds af wilde ik apotheker worden”, zegt Charlotte. “Ik heb me altijd aangetrokken gevoeld tot de apotheek met al die veelkleurige doosjes. Zelfs de specifieke geur die er hing sprak me aan (lacht). Inmiddels weet ik hoe het er achter de schermen aan toegaat. Elke dag lever je geneesmiddelen af, maak je bereidingen zoals zalfjes of siropen, en geef je advies aan patiënten. De apotheker heeft ook een sociale rol: in de dorpsapotheek zag je vaak dezelfde klanten en af en toe kwamen zij hun hart eens luchten. Dat contact met patiënten is erg fijn.” “Eerder had ik al eens een kijkstage gedaan in een apotheek, maar ik ben blij dat ik eindelijk zelf aan de slag kon. Farmacie is een ambacht, en

dat leer je pas echt door het te doen. Dat de master Farmaceutische Zorg meer op praktijk gaat inzetten, vind ik dan ook een goeie zaak. In de huidige opleiding komt die misschien net iets te weinig aan bod. Over wondzorg leerden we bijvoorbeeld aan de hand van een cursus, terwijl concrete voorbeelden met kompressen of verbanden handiger zouden zijn. Ook zagen we maar in beperkte mate hoe je een glucosemeter gebruikt of insuline inspuit, terwijl je dat wel moet afleveren in de apotheek en patiënten er vragen over stellen.” “In de toekomst zou ik graag een apotheek uitbaten, maar ik weet nog niet of dat mogelijk is”, zegt Charlotte. “Je hebt er toch een zeker budget voor nodig. Volgens de nieuwe regelgeving mag je geen nieuwe apotheek meer beginnen, maar enkel nog bestaande zaken overnemen. Bovendien komt er meer en meer concurrentie van websites die geneesmiddelen te koop aanbieden. Ik heb dan ook besloten om volgend jaar nog een specifieke lerarenopleiding te volgen. Ik hoop deeltijds als apotheker aan de slag te gaan, en die job te combineren met een onderwijsfunctie. Misschien wel binnen de opleiding Farmaceutische Zorg.”

“ Leuk, al die uiteenlopende projecten”

Aldo Elsen (23) rondt de masteropleiding Geneesmiddelenontwikkeling af. Hij liep stage bij farmabedrijf AstraZeneca en staat te popelen om aan de slag te gaan in de farmaceutische industrie. “Bij veel mensen roept de farma-industrie het beeld op van laboratoria of proefbuisjes, maar de waarheid ligt toch anders”, lacht Aldo. “Ik liep stage op de afdeling Market Access, die in overeenstemming met de overheid de prijs en terugbetaling van geneesmiddelen regelt. Zelf werkte ik aan dossiers rond nieuwe medicijnen. Dat betekende voornamelijk bureauwerk, maar het was wel erg relevant. AstraZeneca ontwikkelt onder meer innovatieve medicijnen tegen kanker, diabetes, astma en cardiovasculaire ziektes.” “Ik ben gedurende negen maanden ondergedompeld in het farmawereldje en dat

was een onvergetelijke ervaring”, zegt Aldo. “Wat ik leerde in cursussen zag ik terugkomen in de praktijk, en ik heb er enorm veel bijgeleerd. Zo’n uitgebreide stage vormt bovendien een stevige meerwaarde als je op zoek moet naar werk. Zelf zou ik wel aan de slag willen bij AstraZeneca of een soortgelijk bedrijf. De farmaceutische industrie is sowieso erg groot in België en biedt dus wel wat jobkansen.” “De apotheek heeft me altijd minder aangesproken”, zegt Aldo. “Het voordeel van de farmaceutische industrie is dat je aan heel uiteenlopende projecten werkt, een aspect dat ik mis in de apotheek. Ik vind het dan ook geen slechte zaak dat de opsplitsing tussen de masters Farmaceutische Zorg en Geneesmiddelenontwikkeling duidelijker wordt afgelijnd. Zelf vind ik het een beetje jammer dat ik de vernieuwde opleiding niet heb kunnen volgen. Maar opnieuw beginnen zie ik mezelf niet doen. Het liefst wil ik zo snel mogelijk aan de slag in de industrie.”


10

ONDERZOEK

CAMPUSKRANT | 31 MEI 2017

BAANBREKENDE INTERDISCIPLINAIRE AANPAK BEKROOND

Dode Zee-rollen,

springlevend onderzoek De Dode Zee-rollen blijven tot de verbeelding spreken, en dankzij hoogtechnologisch onderzoek geven ze dezer dagen alsmaar meer van hun geheimen prijs. Theoloog Eibert Tigchelaar en zijn collega’s krijgen er nu de Pioniersprijs Humane Wetenschappen voor. Een verhaal van eindeloos puzzelen, reinheidsgeboden en artificial intelligence. Katrien Steyaert

L

aten we beginnen met een opzienbarend feit: de KU Leuven heeft Dode Zee-rollen in haar bezit. Tenminste, als je de benaming ruim invult. “In brede zin verwijst die naar alle rollen die gevonden zijn in de woestijn van Judea, aan de westkust van de Dode Zee”, licht Tigchelaar toe. “In een klooster in die woestijn vond een expeditie van onze universiteit in 1952 christelijke teksten uit de zesde tot achtste eeuw.” “Als je het wat nauwer definieert, gaat het om perkamentrollen die in 1947 ontdekt zijn in grotten bij Qumran, op de Westelijke Jordaanoever vlakbij het meer, en die Joodse teksten bevatten van grofweg 250 vóór tot 135 na Christus. Er zijn zo’n 900 rollen, maar slechts twintig daarvan zijn grotendeels compleet. De honderden andere bestaan uit fragmentjes, soms niet groter dan een creditcard. En toch. Puzzel ze allemaal bij elkaar en je hebt een schat aan informatie.” Tigchelaar buigt zich al twintig jaar over deze schat en benadrukt hoeveel verschillende sleutels die bevat. “Op ongeveer een derde van

de rollen staan Bijbelteksten, en die zijn tot duizend jaar ouder dan de Hebreeuwse manuscripten waarop we ons tot midden twintigste eeuw moesten baseren voor de studie van Bijbelteksten. Uit de rollen kunnen we ook afleiden hoe een grote groep Joden in de Romeinse tijd handelde en dacht, bijvoorbeeld over reinheidsgeboden. We weten nu dat er vier eeuwen eerder dan eerst gedacht al sprake was van dergelijke voorschriften. Zo leer je uit de rollen dat men geen honden in Jeruzalem mocht brengen, omdat die botten van geofferde dieren zouden kunnen eten. Een andere passage gaat over de vraag wanneer een genezen verklaarde melaatse weer de formele status van reinheid kon krijgen om de tempel binnen te gaan.” “Tot slot werpen de perkamenten relicten een licht op het belang van geschriften in de gemeenschap die ze heeft voortgebracht. In de middeleeuwen had je textual communities: groepen kloosterlingen die voortdurend zaten te lezen en schrijven. Dankzij de Dode Zee-rollen kan ik onderzoeken of er rond het begin van onze chris-

telijke jaartelling iets gelijkaardigs bestond.” Mens én computer

Het werpt meteen een cruciale vraag op: wie componeerde en kopieerde de teksten op de rollen? “Tot pakweg begin deze eeuw dacht het merendeel van de onderzoekers dat dat de Essenen waren, een Joodse groepering, zoals je ook de Farizeeën had. De laatste twintig jaar hebben de studies van de rollen echter zo’n verscheidenheid aan teksten blootgelegd dat het nauwelijks vol te houden is dat ze door één en dezelfde groep zijn gecomponeerd. Wat meteen tot de volgende vraag leidt: zien we die verscheidenheid ook op het niveau van hoe men schreef? Met andere woorden: kunnen we verschillende auteurs vermoeden?” De projecten waarvoor Tigchelaar en zijn collega’s de Pioniers­ prijs krijgen, zoomen in op de mensen achter de rollen. “We letten daarbij op de schrijfstijl. Denk aan de verschillen die je kunt zien tussen een 19de-eeuwse tekst van een zuidelijke katholiek en één van een noordelijke protestant. Het zit

Eibert Tigchelaar:

Stijl en taal verraden wie de auteur van een tekst is, bijvoorbeeld door de voorzetsels en andere verbindende woorden die steeds terugkomen.

‘m in de talige constructies en de gebruikte termen. Daarnaast bestuderen we de fysieke manieren van schrijven. Een kopiist houdt zijn pen op een bepaalde manier vast en dat heeft gevolgen voor het uitzicht van zijn schrift. Ik doe dit onderzoek trouwens niet in mijn eentje, ik werk altijd samen met andere specialisten. Vandaag gaat de wetenschap vooral vooruit dankzij interdisciplinariteit.” In het eerste bekroonde project doet Tigchelaars team aan de KU Leuven samen met collega’s uit Groningen aan digitale paleografie: de studie van antieke geschriften met behulp van de modernste technologie. “Via de computer kunnen we sneller en accurater dan ooit teksten met elkaar vergelijken, bijvoorbeeld als het gaat om de dikte van de letters. Nadien kunnen we zien welke teksten zich dichter tot elkaar verhouden dan tot andere.” “Een computer moet natuurlijk van mensen leren waarop hij precies moet letten, vandaar dat we samenwerken met artificial intelligence-specialisten. Zij staan samen met ons voor een enorme uit-


ONDERZOEK

CAMPUSKRANT | 31 MEI 2017

11

Hoe sijpelt wetenschap door in het leven van de onderzoeker?

Deel van de grote Jesajarol, de bekendste en best bewaarde van de Dode Zee-rollen. Eibert Tigchelaar: “De meeste andere rollen bestaan uit fragmentjes, soms niet groter dan een creditcard. Maar puzzel ze allemaal bij elkaar en je hebt een schat aan informatie.”

daging. De Dode Zee-rollen zijn niet precies gedateerd, waardoor geen enkele rol kan dienen als een ijkpunt voor andere dateringen. Bovendien is het materiaal fragmentarisch en beschadigd. Maar het is een boeiend leerproces. We hopen uiteindelijk te komen tot een nauwkeuriger rangschikking van de rollen in de tijd, en bepaalde schrijvers ervan te kunnen identificeren.” Veelzeggende voorzetsels

De studie is alleszins uniek. “Er zijn maar twee andere instituten in de wereld die digitale paleografie toepassen op dit corpus en zij hebben een meer beperkte aanpak. Het tweede bekroonde project is evengoed een primeur: de Dode Zee-rollen bekeken door een corpuslinguïstische bril, op een nooit geziene schaal. Het gaat om hoe stijl en taal verraden wie de auteur van een tekst is, bijvoorbeeld door de voorzetsels en andere verbindende woorden die steeds terugkomen. Samen met mijn collega Pierre Van Hecke hoop ik een werkbare methode te vinden om deze rollen te ontcijferen. In de oudheid zijn teksten wel zelden toe te schrijven aan één individuele auteur, verschillende mensen werkten eraan. Toch denk ik dat we de Dode Zee-rollen zullen kunnen clusteren op basis van auteurschap.” “Onze projecten moeten vooral meer kwantificeerbare resultaten opleveren voor al langer bestaande vragen: de ontwikkeling van

Twaalf stielen, dertien ongemakken

Prijzen Humane Wetenschappen Eibert Tigchelaar ontving op 22 mei de Pioniersprijs Humane Wetenschappen. De Maatschappijprijs ging naar Ilse Noens, voor haar inspanningen – onder meer via haar onderzoek en als voorzitter van de Taskforce Autisme – voor een autismevriendelijke samenleving. Bijzondere vermeldingen waren er voor Filip Raes (‘De zin en onzin van mindfulness’), Vincent Vandeghinste, Leen Sevens en Ineke Schuurman (‘E-inclusie door middel van pictogrammen’) en Siebrecht Vanhooren (‘Posttraumatische groei bij gedetineerden: een existentiële benadering’). Ivan Svetlik, rector van de Universiteit van Ljubljana, ontving de Erepenning Humane Wetenschappen.

de Bijbel en Joodse gebruiken bijvoorbeeld, of de aard van het Hebreeuws in de rollen. Misschien was Hebreeuws zoals Latijn in de middeleeuwen: een in zekere zin dode taal die men toch nog gebruikte? Ook over de tekstcultuur van mensen die het christendom zagen opkomen hopen we meer te leren. Alleszins stof genoeg om me nog jaren geboeid te houden.”

Als milieuarts Lode Godderis op vakantie gaat, dan is naast de zonnebril ook de professionele bril nooit ver weg. Zijn vakantiefoto’s zijn lang niet allemaal standaardkiekjes van uitstapjes met het gezin. “Als ik werkende mensen zie die fysieke gevolgen ondervinden van hun arbeid, dan kan ik het niet laten dat vast te leggen.” Op één van die foto’s lacht een boer uit Myanmar ons recht in de lens toe, met een opvallend rozerode mond en een slecht verzorgd gebit. “Dat komt omdat hij betelnoot kauwt, het zaad van de betelpalm. In India, Indonesië, Sri Lanka en Myanmar gebruiken mensen het om in een licht euforische roes te raken en hun zware arbeid wat aangenamer te maken.” Op de trein fotografeerde Godderis ook nog een jonge betelverkoper. “Hij draagt een bakje met allerlei potjes met kruiden. Je kan de betel namelijk in verschillende smaakjes krijgen. Het probleem is dat al die toegevoegde producten vrij agressief zijn: door het kauwen zijn je tanden op den duur weggesleten. Betel staat er ook om bekend mond- en keelkanker te veroorzaken. Het is een beetje zoals roken: iedereen weet dat het ongezond is, maar toch blijven mensen het doen.” In het Centrum voor Omgeving en Gezondheid doet Godderis onderzoek naar de wisselwerking tussen werk en gezondheid: “Sommige stoffen uit onze werkomgeving beïnvloeden onze gezondheid. Denk aan de mogelijk kankerverwekkende stof glyfosaat, die je in onkruidverdelgers vindt. Ik bestudeer hoe zulke stoffen inwerken op onze genen: rond ons DNA zit een laagje dat genen afschermt, waardoor ze niet geactiveerd kunnen worden. Invloeden van buitenaf, zoals voeding of een vervuild milieu, kunnen op dat laagje inwerken, de genen activeren of deactiveren, en op die manier ziektes veroorzaken.” Ook kunstenaars gaan soms gebukt onder hun beroep. “In de schilderijen van de Spaanse schilder Goya zie je duidelijk het verschil tussen zijn gezonde periode en de periode waarin hij syfilis had. Die ziekte werd toen nog behandeld met kwik, ook een giftige stof – de kuur was al even erg als de kwaal. Bovendien gebruikten schilders toen nog verfpigmenten die kwik bevatten. Die dubbele dosis

kwik verklaart mee de depressieve gevoelens van Goya en zijn reeks Zwarte Schilderijen op het einde van zijn leven.” Godderis vindt overal een link met zijn werk: “Er bestaat een liedje met de titel Jake Leg Blues, van Bo Carter. Dat dateert van tijdens de Amerikaanse drooglegging. Als alternatief voor echte alcohol greep men soms naar een siroop die voor tachtig procent uit alcohol bestond: Jamaica Ginger, in de volksmond Jake genoemd. In plaats van dure gember werd er vaak pulp van de wonderboom aan toegevoegd. Maar in die wonderolie zitten giftige chemicaliën die neurologische problemen veroorzaken. Heel wat zwarte arme stakkers geraakten dus verlamd door er te veel van te drinken. Vandaar ‘Jake-benen’.”

Lode Godderis:

In Goya’s schilderijen zie je duidelijk het verschil tussen zijn gezonde periode en de periode waarin hij syfilis had.

Soms zorgt de beroepsmisvorming op reis ook voor inspiratie op het werk. “Dat betelkauwen en het risico op mondkanker heeft me aan het denken gezet. Over tandvullingen bijvoorbeeld: die bestonden vroeger uit kwik. Nu gebruikt men composietmateriaal. Maar we weten nog niet of dat materiaal toxische eigenschappen heeft. Komen die composieten vrij in de mond, en in welke mate vormt dat dan een gezondheidsrisico? Ondertussen zijn we samen met onderzoekers van tandheelkunde een onderzoek gestart: we meten wat er precies in het speeksel zit bij mensen met tandvullingen en we nemen ook DNA-stalen af, om te bekijken of er veranderingen optreden. De resultaten zijn we nog aan het verwerken. Zo zie je maar dat de beste ideetjes op onbewaakte momenten opborrelen.” TEKST: Ilse Frederickx | ILLUSTRATIE: Gudrun Makelberge


12

PORTRET

CAMPUSKRANT | 31 MEI 2017

500 JAAR REMBERT DODOENS: ARTS, PLANTKUNDIGE EN PIONIER

Een gekruid verhaal De naam Rembert Dodoens klinkt niet zo bekend als Vesalius of Mercator, maar misstaat zeker niet in dat rijtje: Dodoens is de vader van de botanica, schrijver van het allereerste boek over zeldzame ziekten én alumnus van de Leuvense universiteit. Redenen genoeg voor een nadere kennismaking, 500 jaar na zijn geboorte. Ilse Frederickx Rembert Dodoens, afgebeeld als professor geneeskunde. De vertaling van het Latijnse vers luidt: “Als de jeugd gevierd wil worden om de geneeskunde, zal ze met open oren aan de lippen van deze man hangen.”

R

embert Dodoens werd in 1517 geboren in Mechelen: at the right time, in the right place. De Lage Landen kenden in de renaissance een bloeiperiode op het vlak van de kunsten, letteren en wetenschappen. Mechelen was op dat ogenblik de hoofdstad én de favoriete verblijfplaats van de Habsburgse dynastie. De vader van Dodoens was stadsgeneesheer van Mechelen en verzorgde Margaretha van Oostenrijk op haar sterfbed. Als je in de zestiende eeuw geboren werd in een familie van hoog aangeschreven stadsgeneesheren, dan stond het in de sterren geschreven dat je zelf ook arts zou worden. Op heel jonge leeftijd werd Dodoens al naar Leuven gestuurd om te studeren. Hij startte aan het Collegium Trilingue, dat door de huma-

nist Desiderius Erasmus in 1518 was opgestart. Kritische blik

In dat Drietalencollege kregen studenten Latijn, Grieks en Hebreeuws gedoceerd. Zo konden ze met kritische blik de oorspronkelijke klassieke geschriften lezen – in plaats van al dan niet gammele vertalingen – en de ideeën zelf proefondervindelijk testen. Een principe dat Dodoens later succesvol in de praktijk zou brengen. Hij was een vlijtig student en vervolgde netjes zijn parcours in Leuven. Na het Drietalencollege studeerde hij aan de Artes-faculteit, gevestigd op de plaats waar nu Museum M staat. Die faculteit leverde een basisopleiding te vergelijken met de huidige bachelor, met vak-

ken zoals wiskunde, retorica, sterrenkunde, moraalfilosofie en metafysica. In 1535 behaalde Dodoens in de Hallen in de Naamsestraat zijn graad van licentiaat in de geneeskunde. Op dat moment was de opleiding geneeskunde nog letterlijk ex cathedra: de hoogleraar las tijdens de les voor uit de klassiekers uit het vakgebied, zoals de werken van Hippocrates. Van patiënten bezoeken en onderzoeken was nog geen sprake. Botanica was één van de vakken: geneesmiddelen gemaakt van planten en kruiden met geneeskrachtige eigenschappen waren indertijd het enige alternatief voor meer lugubere behandelingen als aderlatingen en schedelboringen. Gemiste kans

Na zijn studies keerde Dodoens terug

naar zijn geboortestad om een artsenpraktijk te beginnen. Hij was ook meer dan dertig jaar stadsgeneesheer in Mechelen. In die functie was hij tussenpersoon tussen stad en artsen, gaf hij advies aan wetgevers, moest hij besmettelijke ziekten proberen te voorkomen en in te perken, en hield hij toezicht op stedelijke ziekenhuizen. Zijn ervaringen als stadsgeneesheer vormden mee de inspiratie voor zijn boeken, waarmee hij de geneeskundige praktijken van zijn tijd wilde verbeteren en waarmee hij naam zou maken (zie hiernaast). Rond 1557 bood de Leuvense universiteit hem een leerstoel aan om geneeskunde te doceren. Naar verluidt ging hij er niet op in vanwege een conflict over zijn loon, een gemiste kans voor Leuven … De laatste jaren van Dodoens waren

IN BEELD

© KU Leuven | Rob Stevens

SOS plant Vijfhonderd jaar Dodoens inspireer­ de student biologie Thomas Franz en studente tandheelkunde Willemien Marnef (foto) tot een groen initiatief. In Leercentrum Agora, waar ze werken als jobstudent, openden ze een planten­ asiel. Wie op kot of kantoor een plant heeft staan die betere verzorging of een tweede leven verdient, kan die binnenbrengen aan de balie. Wille­ mien en Thomas maken de plant klaar voor adoptie en zoeken een nieuwe eigenaar. Studenten en personeels­ leden kunnen ook rechtstreeks een overnemer zoeken, door een foto in te sturen via Facebook. Groenliefhebbers die zich over een plant willen ontfer­ men, kunnen daar terecht om te laten weten voor welke planten ze interesse hebben.

www.facebook.com/AgoraGoesGreen


PORTRET

CAMPUSKRANT | 31 MEI 2017

HET CRUYDEBOECK

Een meesterwerk in het Mechels Net als andere geleerden uit zijn tijd schreef Dodoens over verschillende domeinen: kosmografie en sterrenkunde, geneeskunde en plantkunde. Met dat laatste verwierf hij echt bekendheid. In 1554 bracht Dodoens zijn kaskraker uit: het Cruydeboeck.

moeilijk: in 1572 stierf zijn eerste vrouw en werd zijn huis leeggeplunderd door de soldaten van de Spaanse generaal Alva. In het zog van de Tachtigjarige Oorlog volgden hongersnood en epidemieën zoals de pest. In 1574 werd Dodoens lijfarts van keizer Maximiliaan II in Wenen, en nadien van diens opvolger Rudoph II. Naar zijn geliefde Mechelen terugkeren kon niet wegens de beroerde situatie in de Zuidelijke Nederlanden. In 1582 aanvaardde Dodoens een leerstoel aan de nieuwe universiteit die Willem van Oranje in Leiden had gesticht. De Noordelijke Nederlanden hadden door de Tachtigjarige Oorlog immers geen toegang meer tot de Leuvense universiteit. Dodoens stierf in Leiden in 1585. Met dank aan Marc Dooms, Marleen Reynders en An Smets

Opmerkelijk: het boek was uitgegeven in het Vlaams, of beter: het Mechels dialect. Uitzonderlijk voor die tijd, en een bewuste keuze van Dodoens: hij wou de kruidenkunde meer toegankelijk maken voor de gewone man. Maar ook voor zijn medische collega’s: als stadsgeneesheer had hij geen hoge pet op van artsen, die hun plantkunde volgens hem onvoldoende kenden. Bovendien gebruikten apothekers en drogisten – door onkunde of bewust bedrog – vaak schadelijke kruiden, of ze lieten ingrediënten weg uit medicijnen, zo foeterde Dodoens in de voorrede van het boek. Zoals hem geleerd was aan het Collegium Trilingue, keek Dodoens met kritische blik naar zijn voorlopers in de botanica. Hij zocht en beschreef zelf planten. Nieuwe medicijnen testte hij grondig uit, en hij bleef zijn patiënten opvolgen om de werking te onderzoeken. Maar de grootste vernieuwing van het Cruydeboeck was dat Dodoens de planten indeelde op basis van hun uiterlijke kenmerken en onderlinge verwantschap, en niet in alfabetische volgorde, zoals destijds gangbaar was. Zijn classificatiesysteem was niet perfect, maar het vormde de basis voor dat van latere wetenschappers zoals Carolus

Linnaeus, de grondlegger van de taxonomie van planten. Dysenterie en tweelingen

Het Cruydeboeck werd talloze keren herdrukt, uitgebreid en vertaald. In 1583 verscheen bij uitgever Christoffel Plantijn de Latijnse versie, het magnum opus van Dodoens: Stirpium historiae pemptades sex sive libri XXX. Met niet minder dan 1306 houtsneden van planten was het boek zowel een grafisch als een wetenschappelijk meesterwerk. Het bleef een paar eeuwen lang het naslagwerk voor plantkunde. Minder bekend maar even baanbrekend was Dodoens laatste werk uit 1581: Medicinalium observationum exempla rara, recognita et aucta, het allereerste boek over zeldzame ziekten. Dodoens gaf daarin een overzicht van zo’n tweehonderd zeldzame kwalen, waarvan sommige ook nu nog voorkomen, zoals dysenterie, tetanos en nierstenen. Ook verwondingen in het aangezicht kwamen aan bod, en zelfs tweelingen ... De aanpak van Dodoens is opvallend modern: hij somde niet alleen de zeldzame ziekten op die hij zelf tijdens zijn carrière behandelde, maar vulde dat aan met informatie van collega’s, niet alleen geneesheren, maar ook apothekers, chirurgijnen en botanisten … Het toont aan dat we ons Dodoens zeker niet alleen als botanicus maar ook als medicus moeten herinneren. (if)

‘ Don’t worry, be happy’ werkt niet

Een ingekleurde hondsroos uit het Cruydeboeck. Het was het meest vertaalde boek uit de zestiende eeuw na de Bijbel.

13

Dodoens herdacht Op verschillende plaatsen wordt de 500ste verjaardag van Rembert Dodoens gevierd.

_ I n de Universiteitsbibliotheek op het Ladeuzeplein loopt tot en met 30 juni de gratis tentoonstelling Zorg in het kwadraat. Zorg door Dodoens x Zorg voor Bijzondere Collecties. De kleine expo toont een portret van de botanicus, een multimedia-opstelling en een paar Dodoens-boeken uit de collectie van de bibliotheek, naast enkele andere botanische werken. U vindt er de eerste uitgave van Dodoens’ kruidenboek uit 1554, een latere editie uit 1618 en een Latijnse versie van 1616, plus de Plantijn-druk van 1585 van de Medicinalium observationum exempla rara. Op de website van de bib vindt u ook infofiches over de werken van Dodoens, zijn voorlopers en tijdgenoten: expo.bib. kuleuven.be/excathedra/ _ E en permanente tentoonstelling over kruidengeneeskunde vindt u in HistarUZ, het museum met het historisch erfgoed van UZ Leuven (Kapucijnenvoer 35 - blok J, Leuven, www. uzleuven.be/nl/histaruz). _ I n de Kruidtuin van Leuven, de oudste botanische tuin van België, gelegen aan de Kapucijnenvoer, worden in de maanden juli en augustus kruidentafels opgesteld in het kader van 500 jaar Dodoens.

COLOFON Campuskrant, maandelijks tijdschrift van de KU Leuven voor alumni, personeel en studenten. Een realisatie van de Nieuwsdienst

vervolg van P.01

“Uit onze resultaten blijkt dat hoe meer iemand dergelijke druk ervaart, hoe depressiever die persoon zich zal voelen. Die toename zagen we ook voor bijna alle symptomen die met depressie gepaard gaan, zoals verlies van interesse, vermoeidheid en verminderde eetlust. Dit is de eerste studie die een dergelijke link blootlegt en de richting van dat verband uitklaart: het ervaren van sociale druk voorspelt een toename in depressieve symptomen, niet omgekeerd.” Sociale normen spelen dus een rol bij aandoeningen zoals depressie. Het is een factor die meestal onderbelicht blijft: “Onderzoekers kijken meestal

naar persoonsspecifieke factoren, genetische kwetsbaarheid bijvoorbeeld. Onze resultaten suggereren dat bre-

Het ervaren van sociale druk voorspelt een toename in depressieve symptomen, niet omgekeerd.

dere, grootschalige factoren ook een invloed kunnen hebben op iemands psychologisch welzijn. Wanneer de sociale norm eenzijdig focust op geluk en negatieve gevoelens marginaliseert, ontstaat er een kloof tussen die norm en de gemoedstoestand van wie zich angstig of verdrietig voelt. Zo iemand heeft het gevoel af te wijken van de sociale norm, en zal zich daardoor nog slechter voelen.” De onderzoekers pleiten dan ook voor een sociaal discours dat plaats biedt voor zowel positieve als negatieve gevoelens: “Dat is niet alleen beter voor mensen met een depressie, maar ook voor wie zich occasioneel verdrietig of angstig voelt.”

Hoofdredactie Sigrid Somers, Reiner Van Hove | Redactie Pieter-Jan Borgelioen, Ilse Frederickx, Ludo Meyvis, Rob Stevens, Ine Van Houdenhove, Wouter Verbeylen | Medewerkers Katrien Bollen, Tine Danschutter, Julia Nienaber, Sarah Somers, Anke Vander Elst, Bregt Van Hoeyveld, Inge Verbruggen | Freelancers Lien Lammar, Katrien Steyaert | Redactieadres Naamsestraat 22, bus 5002, 3000 Leuven, T 016 32 40 13, nieuws@kuleuven.be | Adreswijzigingen Alumni Lovanienses, Naamsestraat 22, bus 5601, 3000 Leuven, info@alum.kuleuven.be | Grafisch ontwerp Jansen & Janssen, Gent | Lay-out en zetwerk Wouter Verbeylen | Fotografie Rob Stevens | Cartoons Joris Snaet | Illustraties Gudrun Makelberge | Reclameregie Inge Verbruggen, T 016 32 40 15, inge.verbruggen@kuleuven.be | Oplage 26.200 ex. | Drukwerk Eco Print Center, Lokeren. Campuskrant wordt gedrukt met milieuvriendelijke waterloze druktechnologie. | Verantwoordelijke uitgever Jos Vaesen, Naamsestraat 22, bus 5000, 3000 Leuven Copyright artikels Artikels kunnen overgenomen worden mits toestemming. Het volgende nummer van Campuskrant verschijnt op 28 juni 2017.


14

ALUMNI

CAMPUSKRANT | 31 MEI 2017

LEVEN na LEUVEN

JOËL DE CEULAER, GERMANIST, FILOSOOF EN JOURNALIST

“ Beste lezer, trek uw plan” “Ik heb me nog nooit zo goed geamuseerd”, zegt Joël De Ceulaer over zijn voorbije anderhalf jaar als senior writer bij De Morgen. Hij doet er wat hij het liefst doet: met scherp schieten op politici. Ondertussen plant hij een boek over de man die hem al vier jaar geen interview meer toestaat. “Kritiek op Bart De Wever is een vorm van respect.” TEKST: Katrien Steyaert | FOTO: Rob Stevens

“D

at is toch keiplezant: je bed uit springen, in je onderbroek achter je computer kruipen en – tsjak! – eraan beginnen.” Het is ochtend in het stationsbuffet van Gent en De Ceulaer heeft het over hoe hij al eens graag zijn werkdag start. Bij een dwingende deadline doet hij dat soms om vier uur ’s nachts, een tijdstip waarop hij als student afsloot. “In tweede kandidatuur was ik, samen met Ivan De Vadder, baas van de fakbar. Een jaar later was hij preses en ik vicepreses. Geweldige tijden.” Gevraagd naar de meest liederlijke herinnering aan zijn studententijd, schuift hij zijn bril op het voorhoofd en zoekt hij naar het precieze recept van die ene alcoholische kopstoot. “Op een memorabele avond kwam Steen, een medestudent, met een interessant alcoholisch re-

cept: de Texan shot. Je moest een citroen uitzuigen, tequila drinken, een lepel zout eten en een glas bier naar binnen gieten, en dat zo snel mogelijk. Laat het me erop houden dat niet iedereen zich die avond strikt aan de regels van de monogamie heeft gehouden.” Hijzelf had in die tijd al een relatie van drie jaar achter de rug, met een meisje uit zijn geboortedorp Sint-Jozef-Olen. “In Leuven was ik zes jaar samen met iemand anders. Ze is nog altijd een goede vriendin. Met andere vrienden zat ik in een bandje, The Evergreens. Op ons repertoire stonden klassiekers als Please Mr. Postman van The Carpenters.” Zwendel

Vergis u niet: van heimwee is geen sprake. “Veel mensen voelen die wel, omdat

Verkrijgbaar bij Universitaire Pers Leuven

200 jaar Faculteit Wetenschappen € 25,00 | ISBN 978 94 6270 102 1 paperback | 208 p. www.upl.be - info@upl.be +32 (0)16 32 53 45

50 jaar Faculteit Geneeskunde € 59,00 | ISBN 978 94 6270 088 8 hardback | 360 p.

ze een boeiende studententijd hadden – even alle remmen los – en daarna een saai leven zijn gaan leiden. Maar sinds Leuven is mijn leven alleen maar vrijer geworden. Nu pas, op mijn 52ste, ga ik me een beetje settelen.” Last van nostalgie heeft hij “verbluffend weinig”, zeker niet als het over zijn studie Germaanse gaat. “Dat was een verkeerde keuze. Ik maakte ze uit luiheid – ik wist dat ik tien maanden per jaar op café zou kunnen gaan – en omdat ik vaagweg dacht aan journalistiek. Maar wie daarin aan de slag wil, kan beter geschiedenis of exacte wetenschappen studeren, daar krijg je veel bagage over de wereld mee. Pas toen ik na Germaanse aan filosofie begon, kon ik mijn honger naar kennis een beetje stillen en begon ik naar de lessen te gaan.” “Op een dag was de grote aula te klein, want Jacques Derrida kwam spreken, de popster van de Franse filosofie. Ik denk niet dat iemand er ook maar één woord van heeft begrepen. Derrida is dan ook de man van de wartaal. Hij en zijn collega-postmodernisten hebben een soort zwendel in woorden. Daar kwam ik pas achter na mijn studie, toen ik, op een niet-systematische manier welteverstaan, doordrong tot de kern van filosofie.” Onderweg viel hij ook van zijn geloof. Hij was ooit misdienaar, maar is nu een overtuigd darwinist. “Zonder grondige kennis van de evolutietheorie kun je niets zinnigs bijdragen over de grote vragen des levens. Wie iets wil zeggen over mens en wereld, over toeval en noodzaak, kan dat in mijn ogen niet doen zonder Darwins gevaarlijke idee te hebben gelezen. Het boek is van Daniel Dennett, de grootste nog levende filosoof.” Verslaafd

Een even grote must, zegt hij, is het werk van de polemistische drievuldigheid:

Komrij, Brouwers en Hermans. “Zij hadden altijd iets te zeggen en verpakten dat in de scherpst denkbare vorm. De polemiek is een heerlijk en belangrijk genre, dus ik vind het jammer dat het uitgestorven is in Vlaanderen. Het maatschappelijk debat en de opiniestukken zijn hier zo vreselijk kabbelend, zo politiek correct.” Zelf doet hij niets liever dan ten oorlog trekken met de pen. “Soms vraag ik me af of ik weer zo venijnig moet zijn, maar ik vind nuance nu eenmaal zwaar overroepen. Iedereen die zegt dat alles nuance verdient, vraag ik: dus ook kindermisbruik, slavernij, dierenmishandeling? Nee, over zulke dingen denk ik zwart-wit. Politieke hypocrisie en onfatsoen? Verdienen geen nuance. We moeten ze net veel harder dan vandaag gebeurt aan de kaak stellen.” Dat de gevolgen zwaar kunnen zijn, ondervindt De Ceulaer in 2002, als hij Filip De Winter in De Zevende Dag intellectueel de mindere van Dyab Abou Jahjah noemt. De Vlaams Blok-voorman beent de studio uit, diens aanhangers schelden De Ceulaer de weken erna de huid vol. “Pim Fortuyn was net vermoord, en

Veel mensen hebben een boeiende studententijd en gaan daarna een saai leven leiden. Maar mijn eigen leven is na Leuven alleen maar vrijer geworden.

mensen belden mij met de woorden: In Nederland kwam de kogel van links, hier zal hij van rechts komen. Dat was angstaanjagend. Het voordeel is wel dat ik sindsdien immuun ben voor bagger. Ik besef dat ze komt van mensen die, net als


ALUMNI

CAMPUSKRANT | 31 MEI 2017

15

Wie is Joël De Ceulaer? °1964, Geel Gestudeerd 1982-1986: Germaanse taal- en letterkunde (KU Leuven) 1986-1988: kandidaturen Filosofie (KU Leuven) Loopbaan 1989-1997: reporter en hoofdredacteur bij het weekblad Panorama 1998-1999: freelance journalist voor De Standaard, Gazet van Antwerpen en De Morgen 1999-2011 en 2013-2015: redacteur bij Knack 2011-2013: redacteur bij De Standaard 2016-nu: senior writer bij De Morgen 2004-2010: interviewer Spraakmakers (Canvas) 2014: interviewer De ketter en de kerkvorst (Canvas) Publicaties Grote Vragen (2005), Homo Sapiens (2007), Denken als ambacht. De levenswijsheid van tien Vlaamse filosofen (2012), Gooi God niet weg. Over geloof, ongeloof en bijgeloof (2014), Lastpost (2015) Privé Woont samen met zijn vriendin in Gent Heeft een dochter van acht

ik, zitten te twitteren en die op een soms gortige manier hun ergernissen uiten.” Het woord is eruit: twitteren. “Ik ben zonder meer verslaafd”, knikt hij. “Zelfs mijn dochter vindt dat ik het te vaak doe.” In 2015 kondigt hij aan dat hij stopt – “een opiniedetox” – maar na drie maanden is hij al hervallen. “Twitter biedt me een soort sleutelgat waardoor ik naar het maatschappelijk discours kan kijken. Dat bevrucht mijn grotere artikels in de krant.” “Het nadeel is: doordat ik er bijna altijd negatieve kritiek spui, denken mensen die mij niet persoonlijk kennen dat ik alleen maar die fulminerende man ben. Dat is natuurlijk niet zo. Maar als ik mijn dochter aan het knuffelen ben, zet ik dat niet online.” Dwars karakter

Is hij journalist om op het maatschappelijk discours te wegen? “Eerlijk? Ik denk dat er mogelijkerwijs een andere drijfveer was, namelijk dat ik graag wil communiceren met een groot publiek. Ik wilde ooit ook reclamemaker of acteur worden. Dat laatste mocht niet van mijn vader, en ik moet hem daar postuum voor bedanken. Ik ben zeer blij met hoe alles is gelopen. De twee genres waarin ik me heb bekwaamd, het interview en het opiniestuk, sluiten perfect aan bij mijn bijzonder grote leergierigheid en mijn dwarse karakter. Dat erfde ik van mijn vader. Hij leerde me dat je niet alles moet aanvaarden wat men je wijsmaakt.” Er schiet hem een recent voorval te binnen, waardoor hij zijn handen ten hemel heft. “Een paar weken geleden hield Theo Francken een Facebook-poll over welk type vluchtelingen we willen opvangen. Een beleidsmaker die de burgers vraagt: Jezus of Barabbas? – schandalig. En toch schreef geen enkele krant erover. Hun makers dachten waarschijnlijk dat het zou overkomen als N-VA-bashen, iets wat de partij stemmen kan opleveren.” “We zullen er maar over zwijgen – het is precies wat we jarenlang met het Vlaams Blok deden. Ik beschouw het als mijn grootste journalistieke vergissing: denken dat we die extreemrechtse politici geen forum moesten bieden omdat hun partij dan weleens kiezers kon winnen. Ik zie nu in hoe paternalistisch dat is. Eigenlijk moet je zeggen: Beste lezer,

wij hebben ons werk gedaan, trek er nu uw plan mee. Als journalist moet je volledig onthecht zijn van het effect van je teksten. Je hoeft alleen maar op een waarheidsgetrouwe manier de maatschappelijke gebeurtenissen in kaart te brengen.” Het cordon médiatique vindt hij dus een vergissing, het cordon sanitaire niet. “Het is gezond dat politici niet willen besturen met de partij van het zeventigpuntenplan, waarin bijvoorbeeld staat dat migranten geen eigendom mogen verwerven. Maar dat plan is intussen van de baan en ik weet niet of je het Vlaams Belang vandaag nog kunt uitsluiten van regeringsdeelname. Lees eens het arrest van 2004 tegen het Vlaams Blok. Het is toen veroordeeld voor uitspraken die Rutten, Francken en andere politici – ook die van links – tegenwoordig elke dag doen. Met terugwerkende kracht vind ik dat arrest een schande.” Blind getrouwd

Dit soort cassante meningen kan hij meer dan ooit kwijt bij De Morgen, zegt

hij. Nochtans had hij zijn hele leven bij Knack willen blijven, jarenlang zijn broodheer. “Maar in 2011 werd Johan Van Overtveldt hoofdredacteur. Daar kon ik niet mee leven. Hij probeerde er een N-VA-blad van te maken, terwijl bij Knack van oudsher strekkingen mochten botsen. Hun iets oudere, conservatievere lezers blijken nu wel minder mijn publiek dan het De Morgen-publiek. Ik voel een sterke connectie met hen en heb hier mijn stem gevonden. Dat voelt zeer lekker aan.” Hij wil dus nog lang blijven, zegt hij, maar tot hoofdredacteur hoeft hij het niet te schoppen. “Ik heb lang verticale ambities gehad en in theorie zou ik wel een krant willen runnen, maar ik sta erop dat ik mijn dochter twee dagen per week aan de schoolpoort kan opwachten. Dat is niet combineerbaar. Het vaderschap was een late roeping – ik was al 44 – maar het heeft me bevrijd omdat mijn eigen navel nu niet meer het centrum van het universum is.” “Ik hou van junk tv – mijn ultieme ontspanning is Blind getrouwd – maar het wordt nog plezanter als ik met mijn

Iedereen die zegt dat alles nuance verdient, vraag ik: dus ook kindermisbruik, slavernij, dierenmishandeling? Nee, over zulke dingen denk ik zwart-wit.

dochter naar The Voice Kids kan kijken. Dan zingt ze mee. We schrijven samen liedjes en gaan binnenkort – alweer – Please Mr. Postman coveren.” Het plezier waarmee hij over muziek praat staat in schril contrast met hoe hij over de schrijfarbeid denkt. “Je kent de boutade van Benno Barnard: ‘Er zijn twee dingen leuk in het leven: gaan neuken en geschreven hebben’. Dat klopt helemaal. Schrijven vind ik nog altijd lastig, maar het is leuk als je stuk af is.” Het komende decennium wil hij tijd maken voor de lange afstand: boeken waarin hij onderwerpen kan uitspitten. “Ik overweeg ernstig om een boek te schrijven over Bart De Wever.” Frappant detail: de Antwerpse burgemeester staat De Ceulaer al vier jaar geen interview meer toe. Hij op zijn beurt neemt De Wever stevig op de korrel. “Ik geloof dat sp.a en Open Vld evenveel kritiek van mij krijgen als de N-VA”, countert hij. “Maar De Wever en de zijnen zitten nu eenmaal aan de knoppen. Ze hebben recht op de meeste kritiek, het is zelfs een blijk van respect.”


16

NIEUWS

CAMPUSKRANT | 31 MEI 2017

KORT NIEUWS

Hoe achterhalen we waar een geur vandaan komt?

Energie uit vervuilde lucht

Onderzoek met muizen heeft nieuwe inzichten opgeleverd in de manier waarop we bepalen waar een geur vandaan komt. De dieren blijken dat te doen door prikkels in hun beide neusgaten met elkaar te vergelijken. Het mechanisme is te vergelijken met de manier waarop we een geluidsbron lokaliseren.

thode om geurbewegingen te meten. Dankzij het gebruik van een infraroodcamera konden ze diervriendelijk te werk gaan, zonder invasieve technieken. De onderzoekers zagen dat de muizen hun neus bijzonder snel oriënteerden naar de richting van een nieuwe geur: in minder dan 100 milliseconden.

De meeste zoogdieren kunnen snel en makkelijk bepalen waar een geur vandaan komt. Hoe onze hersenen ons die informatie precies verschaffen, is nog een groot vraagstuk. Daarom zette een onderzoeksteam van NERF (Neuro-Electronics Research Flanders, een samenwerkingsverband tussen VIB, KU Leuven en imec) een experiment op met muizen, kampioenen in geurherkenning. Het NERF-team onder leiding van professor Sebastian Haesler ontwikkelde een nieuwe me-

Alzheimer

Onderzoekers aan de Universiteit Antwerpen en de KU Leuven zijn erin geslaagd een proces te ontwikkelen waarbij lucht wordt gezuiverd en tegelijkertijd energie wordt gewonnen. “We maken daarvoor gebruik van een klein apparaatje waarin twee kamers gescheiden worden door een membraan”, legt professor Sammy Verbruggen (UAntwerpen / KU Leuven) uit. “Aan de ene kant wordt lucht gezuiverd, terwijl aan de andere kant waterstofgas wordt geproduceerd uit een deel van de afbraakproducten. Dat waterstofgas kan worden opgeslagen en later als brandstof worden gebruikt, zoals bijvoorbeeld nu al wordt toegepast in enkele waterstofbussen van De Lijn.” Op die manier spelen de onderzoekers in op twee grote maatschappelijke noden: schone lucht en alternatieve energieproductie. De kern van hun oplossing zit in het membraan. Daar brengen de onderzoekers specifieke nanomaterialen op aan, die dienstdoen als katalysatoren voor de processen in het apparaatje. “In het verleden werden dergelijke cellen vooral gebruikt om waterstof te winnen uit water. We hebben nu ontdekt dat het ook kan, en zelfs efficiënter, met vervuilde lucht.” Om het apparaatje te doen werken moet het alleen maar belicht worden. Het doel van de onderzoekers is om daarvoor gebruik te kunnen maken van zonlicht. De processen die aan de basis liggen van de technologie zijn immers vergelijkbaar met die van zonnepanelen. “We werken aan het verbeteren van onze materialen, zodat we nog efficiënter kunnen gebruikmaken van zonlicht om de reacties op te wekken. Op dit ogenblik werken we op een kleine schaal: slechts enkele vierkante centimeter. Op termijn willen we onze technologie graag opschalen om het proces industrieel toepasbaar te maken.” (bvh)

“Uit ons onderzoek blijkt dat muizen de geursterkte in beide neusgaten met elkaar vergelijken, en zo de richting van de geurbron kunnen lokaliseren”, zegt professor Haesler. “Daarbij komt ook informatieoverdracht tussen de twee hersenhelften kijken. Dat mechanisme vertoont veel gelijkenissen met de manier waarop we een geluidsbron lokaliseren. (De cellen in de hersenstam die geluid lokaliseren, doen dat door de

verschillende signalen van beide oren af te wachten en te vergelijken – red.) We hebben ook het hersendeel geïdentificeerd dat de geurinformatie verwerkt.” Op dit moment onderzoeken professor Haesler en zijn team de informatietransfer tussen de hersenhelften. Zo willen ze te weten komen hoe geurlokalisatie in de hersenen precies werkt. Tegelijk vertalen ze hun inzichten naar de context van het alzheimeronderzoek. “Onze muizen reageerden enkel op nieuwe geuren. Maar een muis met alzheimer zal wellicht ook op vertrouwde maar intussen weer vergeten geuren reageren. Alzheimer gaat trouwens heel vaak gepaard met een verminderd reukvermogen. Onderzoek naar geurherkenning is dus erg relevant om geheugenziektes beter te begrijpen.” (Bron: VIB)

© Joris Snaet

Benoemd of onderscheiden • Professor Diether Lambrechts (Laboratorium voor Translationele Genetica) ontving de eerste Cancer Research Award van de Stichting tegen Kanker in de categorie ‘Translationeel en klinisch onderzoek’, voor zijn project A Nanopore Longread Sequencing-based Approach to more Accurately Detect Predictive Biomarkers for Cancer Immunotherapy. Daarnaast ontvangt hij ook een wetenschappelijke grant. • Studententeam Maverick van de KU Leuven Campus Groep T heeft de prijs all-round cargo gewonnen in de vierde editie van de internationale Ecorace Challenge. Die wordt georganiseerd door nv De Scheepvaart en Waterwegen en Zeekanaal NV. Deelnemende teams moesten een innovatief en ecologisch vaartuig ontwerpen en daarmee verschillende proeven uitvoeren.

• Schoolpsychologe Katrien Bergs ontving de ETUDE-prijs 2017 voor haar masterproef ‘Ontwikkelingsstimulering van maatschappelijk kwetsbare kleuters door de interventie Instapje+’. (promotor: professor Hilde Colpin, co-promotor professor Lucia De Haene). De ETUDE-masterproefprijs (2.500 euro) wordt jaarlijks binnen de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen uitgereikt door het Tulkens-Dehaeseleer Fonds: en bekroont een masterproef over de schoolse of psychosociale ontwikkeling van kinderen en jongeren in hun leeromgeving.

• Els de Keyser (Afdeling Ecologie, Evolutie en Biodiversiteitsbehoud) en masterstudent ingenieurswetenschappen Jorn Tuyls ontvingen de Sustainable Globe Award, uitgereikt door de Dienst Duurzaamheid voor onderzoek dat zowel globale, coöperatieve als duurzame elementen integreert. • Het Universitair Psychiatrisch Centrum KU Leuven (UPC KU Leuven) heeft opnieuw een accreditatie ontvangen van Joint Commission International (JCI) voor zorgkwaliteit en patiëntveiligheid.

• Professor Marnik Dekimpe (Onderzoeksgroep Marketing) heeft de AMA Marketing Strategy SIG 2017 Mahajan Award for Lifetime Contributions to Marketing Strategy Research ontvangen.

• Op 18 mei ontving professor Guy Van den Broeck (Computer Science Department, UCLA; voorheen Departement Computerwetenschappen, KU Leuven) de Prijs van de Onderzoeksraad voor Wetenschap

en Technologie. De Prijs van de Onderzoeksraad voor Biomedische Wetenschappen ging naar dr. Rodrigo Gallardo (Departement Cellulaire en Moleculaire Geneeskunde – Switch Laboratorium). Ephraim Joris, Jan Dekeyser, Geert Peymen en Wouter Krockaert (Faculteit Architectuur, Campussen Sint-Lucas Brussel en Gent) kregen de Prijs van de Onderwijsraad voor de realisatie ‘Ontwerpstudio Lost in Space’. Dr. Aurélie Carlier (Departement Werktuigkunde, Afdeling Biomechanica) ontving de Prijs van de Academische Stichting Leuven voor Wetenschap en Technologie. En de Prijs L(euven) Da Vinci voor de creatie en het verzilveren van valoriseerbaar onderzoek ging naar dr. Margo Annemans (Departement Architectuur, Onderzoeksgroep Research[x]Design; zie artikel op p. 7).

in Memoriam De universitaire gemeenschap neemt afscheid van: Emile Vanderveren Gewezen administratief secretaris van de Faculteit Wetenschappen (28/10/1928 – 20/04/2017) Professor Marcel Van Walleghem Ere-hoogleraar aan de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen (19/11/1928 – 30/04/2017) Wietse Antonus Student Master in de Bedrijfs­ communicatie (16/06/1992 – 11/05/2017) Professor Ulrich Libbrecht Ere-hoogleraar aan de Faculteit Letteren (10/07/1928 – 15/05/2017)


ALUMNI

CAMPUSKRANT | 31 MEI 2017

17

SPRONG Eén studie, twee wegen

Naam Kim Van Esbroeck (38)

Naam Michèle Coeck (47)

Gestudeerd Master in de fysica (KU Leuven) Master in Artificial Intelligence (KU Leuven)

Gestudeerd Master in de fysica (KU Leuven) Lerarenopleiding (KU Leuven) Doctoraat in de wetenschappen (KU Leuven) Postgraduaat in wetenschapsonderwijs en -communicatie (KU Leuven)

Job CEO van Bancontact Company Privé Getrouwd, twee kinderen, woont in Kessel-Lo

Job Hoofd van Academy for Nuclear Science and Technology van SCK•CEN

“Iedereen heeft recht op correcte informatie”, zegt Michèle Coeck, hoofd van de Academy for Nuclear Science and Technology van het Studiecentrum voor Kernenergie. Ze studeerde fysica, net als Kim Van Esbroeck, CEO van Bancontact Company. “We zijn goed voor 1,39 miljard transacties per jaar, maar hier werken slechts twintig mensen.” TEKST: Ine Van Houdenhove | FOTO’S: Rob Stevens

“ Fascinerend wat er achter de schermen speelt”

M

ijn studiekeuze maakte ik echt vanuit een buikgevoel. Op school al vond ik natuurkunde – een vak dat door velen gehaat werd – geweldig. Ik koos voor kernfysica, en volgde ook een master artificiële intelligentie. Maar in plaats van in die sectoren te solliciteren, besloot ik om mijn weg te zoeken in de IT. Zo belandde ik in de card payment sector.” “Bij mijn eerste werkgever ontwikkelde ik testsoftware voor betaalkaarten en terminals, die bijvoorbeeld naging of een terminal correct reageert in alle mogelijke omstandigheden. Vervolgens heb ik het hele parcours doorlopen: project management, marketing, sales en business development – de commerciële kant met de technische bagage zeg maar. Loopbaanplanning kwam daar niet aan te pas, ik ben altijd van het ene in het andere gerold.” “Bancontact mag dan een zeer bekend merk zijn, met 1,39 miljard transacties per jaar, hier werken slechts twintig mensen. Dat maakt het interessant, je kan alles wat in het bedrijf beweegt volgen. Zes jaar geleden kwam ik hier werken. Toen ik in januari van dit jaar CEO werd, had ik ook hier zowat alle domeinen doorlopen, tot pr toe. Onze klanten zijn enerzijds de banken, die Bancontact letterlijk op de kaart zetten, en anderzijds de leveranciers van betaaloplossingen voor handelaars, zoals payment service providers op internet. Al die spelers maken gebruik van onze infrastructuur.” “De formules die ik tijdens mijn opleiding leerde, heb ik niet nodig in mijn job, maar

wel het analytisch denkvermogen dat werd aangekweekt. Een complex probleem herleiden tot de essentie en methodisch aanpakken, ik pas het nog steeds toe in alles wat ik doe.” “Na vijftien jaar ben ik nog even gepassioneerd door de betaalwereld – fascinerend wat er bij die transactie tussen handelaar

In Scandinavië voelt cash voor jongeren al onnatuurlijk aan. en consument, die slechts een milliseconde duurt, achter de schermen speelt. En telkens als je denkt dat je alles wel gezien hebt, komt er weer iets nieuws: de app, de contactloze kaart … We trachten voortdurend te evolueren en voor de technologische innovaties te zorgen die het mogelijk maken de consument te volgen waar hij naartoe wil.” “Mijn metamissie als CEO is zorgen dat Bancontact het favoriete betaalmiddel is en blijft van de Belgen. We proberen de consument nu te stimuleren om ook kleine bedragen te betalen met Bancontact. Of we ooit naar een cashloze maatschappij zullen evolueren? Waarom niet? In Scandinavië zijn ze al zover – zelfs in die mate dat cash geld er voor jongeren onnatuurlijk aanvoelt.”

“ We willen mensen kritisch leren omgaan met kennis”

I

k ben fysica gaan studeren omdat ik te weten wilde komen hoe de dingen in elkaar zitten. Ik ontdekte dat kennis overdragen me ligt en heb een paar jaar met veel plezier lesgegeven in het middelbaar, tot ik een aanbod kreeg om te doctoreren. Mijn onderzoek – over de effecten van neutronenbestraling op silicium – was in samenwerking met het Studiecentrum voor Kernenergie (SCK•CEN) hier in Mol. Ik was één van de eerste doctoraatsstudenten in een opleidingsprogramma waar ik nu verantwoordelijk voor ben! Nadien kon ik aanblijven als wetenschappelijk medewerker.” “In het SCK•CEN gebeurt onderzoek naar een heel scala aan onderwerpen: de berging van radioactief afval, de ontwikkeling van nieuwe isotopen voor kankertherapieën, de effecten van kosmische straling op mensen en bacteriën ... Maar ook naar de ontwikkeling van nieuwe types reactoren en de ontmanteling van de oude nucleaire installaties. Een uitermate interessante omgeving. Mijn eigen onderzoek concentreerde zich op stralingsbescherming.” “Na verloop van tijd ben ik me meer gaan richten op opleiding en communicatie, en in 2012 zag onze SCK•CEN Academy for Nuclear Science and Technology het levenslicht. Dat betekende het einde van mijn eigen loopbaan als onderzoeker. Maar via onze opleidingen en onze studenten kan ik nu wel, van op afstand, een veel ruimer onderzoeksgebied volgen.” “We beschikken op onze campus in Mol over unieke onderzoeksreactoren en labo-

ratoria. Onze installaties en expertise zetten we in voor opleidingen op maat voor professionals, uit binnen- en buitenland, uit de nucleaire sector maar bijvoorbeeld ook uit de gezondheidszorg. We focussen niet alleen op kennisoverdracht maar ook op vaardigheden en attitudes, bijvoorbeeld rond veiligheid. De sterkte van onze Academy is dat de lesgevers zelf volop in de praktijk staan.”

Ik koos voor fysica omdat ik wilde weten hoe de dingen in elkaar zitten. “Jonge mensen warm maken voor wetenschappelijk nucleair onderzoek is een belangrijke pijler van onze werking. We nodigen middelbare scholieren en bachelorstudenten uit, we bieden masterstudenten en doctorandi mogelijkheden voor thesissen en stages. En de master-na-masteropleiding in nuclear engineering (BNEN) wordt, in samenwerking met zes Belgische universiteiten, hier georganiseerd.” “Naast het opdoen van kennis is het ook van essentieel belang om kritisch te leren omgaan met die kennis. Een van mijn drijfveren is dat iedereen recht heeft op correcte informatie. Zowel de middelbare scholier die een studiekeuze moet maken als de ervaren professional die zijn competenties verder wil ontwikkelen.”


18

MAATSCHAPPIJ

CAMPUSKRANT | 31 MEI 2017

DUBBEL

CHECK

Gezond, gezonder, ziek

✓✓

Een actueel vraagstuk belicht vanuit 2 expertises

Aan voedingsadviezen geen gebrek vandaag, en wie kan er tegen gezond zijn? Tot gezond eten omslaat in orthorexia, en hypergezond een ware obsessie wordt. Of ouders hun kinderen meesleuren in hun modedieet, en ondervoeding of erger om de hoek loert. Is té gezond eten, na obesitas, de nieuwe ziekte van onze tijd? TEKST: Wouter Verbeylen | ILLUSTRATIE: Gudrun Makelberge

Theo Niewold Professor voeding en gezondheid

Elske Vrieze Psychiater eetstoornissen

Sleur je kinderen niet mee in je dieet

I

k snap je vraag, maar té gezond eten bestaat niet volgens de weten­ schap. Mensen maken zich

wijs dat er gezond en ongezond voedsel, goede en slechte producten zijn. Maar het draait om hoeveelheid en dosering. Alles wat

daarbij komt, al de dieethypes, zijn een vorm van religieus denken. Het lijkt soms of de spijswetten uit de bijbel vandaag terug zijn. Ik vind ‘orthorexia’ dus wel een goedgekozen naam voor die nieuwe eetstoornis. Het doet aan ‘orthodoxie’ denken, aan geloof.” “Neem nu de ronduit idiote mode van gluten vermijden door mensen die er geen last van hebben. Iemand is me eens letter­ lijk komen vertellen: ‘Ik had last van gluten, maar nu ik tarwe door spelt heb vervangen, ben ik helemaal opgeknapt.’ Wetenschappe­ lijk is dat onzin, in spelt zitten net zo goed gluten. Maar als je over die hypes je mond opendoet, zeker in de media, krijg je héél boze reacties.” De vraag is: kan het ook kwaad? “Soms wel. Het is niet het voedsel, het is dat ‘vermijden’ dat ongezond is. Eenmaal je daarmee begint, mis je snel essentiële voedingsstoffen. En als je er dan toch voor kiest, moet je er vooral je kinderen niet in meesleuren. Zij zijn de eerste slachtoffers. Een tijdje geleden was er in Nederland de zaak van een jongetje dat mee met zijn moeder op rauwdieet moest en een groeiachterstand opliep. Schandalig dat men zoiets laat gebeuren. Collega-voedingskundigen

krijgen soms kinderen over de vloer die geen fut meer hebben omdat ze niet genoeg koolhydraten binnenkrijgen. Terwijl er ook voor de mode om koolhydraten te laten, geen enkel hard wetenschappelijk bewijs is.” “Kinderen zuiver veganistisch opvoeden is ook niet simpel: je moet heel goed oppas­ sen dat je geen tekorten creëert. Vervangers voor melk zoals rijstdrank of amandeldrank

Eetstoornissen gaan niét over eten zijn géén melk: dat wordt wel slim zo in de markt gezet, en het is ‘ook wit’, maar daar stopt de vergelijking. Je kan net zo goed suikerwater drinken, en het is zeker geen volwaardige voeding voor kinderen in de groei. Gelukkig zijn er ook melk-en-eie­ ren-veganisten, die wel voldoende vetten binnenkrijgen.” “Om gezond te eten moet je nochtans echt niet voortgestudeerd hebben. On­ danks alle hypes geldt nog altijd het advies van dertig jaar geleden: volg de schijf van vijf, en beweeg voldoende. Voor kranten is dat natuurlijk te saai, dus zij springen op die hypes. Maar ik vind het vooral heel kwalijk dat er ook wetenschappers zijn die achter­ op springen bij elke mode die langsfietst. De consument leest dat allemaal, en hij blijft verward achter.” Over wetenschap gesproken: schraal eten doet je langer leven, schreven de kranten onlangs. Ook niet geloven? “Die gaat al een tijdje mee, dat heet calorische restrictie: door elke dag minder dan de aanbevolen hoeveelheid calorieën in te nemen, zou je langer leven. Ongetwijfeld kloppen de data van die studie, maar het probleem zit – zo­ als steeds – in de eenzijdige interpretatie er­ van. En nee, dat is niet zonder gevaar: met dat soort diëten creëer je een reëel risico op ondervoeding. Als je bijvoorbeeld vet te hard gaat mijden, loop je bepaalde vetop­ losbare vitamines mis, die – de naam zegt het – je alleen opneemt met vet.” “Helemaal te gek wordt het als zo’n gezondheidshype recht tegen duurzaamheid indruist.

Quinoa bijvoorbeeld, een zogenaamde superfood, wordt door de Zuid-Amerikaanse Indio’s gekweekt. Door de hype rond superfoods wordt al hun quinoa nu naar het Wes­ ten verscheept. De Indio’s zelf zijn moeten overschakelen op minderwaardige rijst, wat geleid heeft tot verdere ondervoeding van de lokale bevolking.”

O

rtho­ rexia, obses­ sief met hypergezond eten bezig zijn, is vooralsnog geen officiële eetstoornis zo­ als anorexia. Het hoort bij de zogenaamde ‘restgroep’, en veel mensen met orthorexia blijken uiteindelijk aan anor­ exia te lijden. Ook patiënten met anorexia hebben een uitgesproken voorkeur voor gezond voedsel. Het grootste verschil is dat wie aan ortho­ rexia lijdt, soms wel nog grote hoeveelheden eet.” Orthorexia duikt steeds va­ ker op in de media. Zit het in stijgende lijn? “Daar ben ik niet zo zeker van. Ja, het wordt vaker gesig­ naleerd, maar dat is waarschijnlijk omdat eetstoornissen nu beter worden opgevolgd. Maar al bij al blijven orthorexia en anorexia relatief zeldzaam: samengeteld gaat het hooguit om 0,2 procent van de bevolking. Ter

vergelijking: binge-eating – oncontroleerbare eetbuien – komen voor bij 1 à 2 procent van de bevolking, bijna tien keer zoveel. Ik denk dat het vooral erg mediagenieke aandoenin­ gen zijn, door de glamour van het modellen­ wereldje, en de overdreven aandacht die er vandaag is voor eten en gezond leven ... ”

“Ik geloof zeker niet dat gezondheidshypes of dieetmodes dé oorzaak zijn van orthorexia, net zomin als magere modellen op de catwalk dé oorzaak van anorexia zijn. Anorexia zal niet zomaar verdwijnen

als je die magere modellen verbiedt. Eet­ stoornissen zijn van alle tijden, en ze gaan over eten, maar ze gaan vooral ook niét over eten. Ze gaan over een laag zelfbeeld, over het niet willen verliezen van controle.

Ik denk wél dat zo’n hype een laatste duw­ tje richting eetstoornis kan zijn voor wie al kwetsbaar was.” “Voor alle duidelijkheid: je kan perfect met gezonde voeding bezig zijn zonder dat het een eetstoornis wordt. Maar het alarm moet afgaan als je ook psychische klachten krijgt, zoals angst en schuldgevoel. Als je één koekje eet en je hele week is om zeep. En als je een verkeerd beeld van je eigen lichaam hebt: je wil té hard die platte buik, je hebt een perfect gemiddeld lichaam, maar je ziet dat niet meer.” Welk eetadvies geeft u uw patiënten mee? “Eerlijk gezegd: mensen met eetproblemen weten vaak véél meer over voeding dan ik. Dat is nog het lastigste aan al die hypes: ze staan behandeling soms in de weg. We pro­ beren met onze patiënten juist niét over ca­ lorieën te praten, omdat ze die controle net moeten proberen los te laten.” Ouders met jonge kinderen moeten van­ daag niet méér voor eetproblemen vrezen? “Er is vandaag een overfixatie op eten, en ik begrijp dat het voor ouders ingewikkelder is geworden dan vroeger. Het is heel erg van deze tijd dat er maar één ding goed is en al de rest slecht. Maar af en toe snoepen, dat moet echt kunnen. Als ouder moet je de controle loslaten, je moet er vooral niet te hard bovenop gaan zitten. Laat tijdens het avondeten de stress aan tafel niet te hoog oplopen, ga niet nog eens in discussie over dat eten. Zeker tieners moet je

vrij durven laten: ze willen autonomie, ook op het gebied van voeding.” “Het aandeel van ouders bij de ontwik­ keling van eetstoornissen is sowieso erg klein. Nogmaals: eetstoornissen gaan niét over eten, maar over emoties en zelfbeeld. Het is belangrijker dat je je kinderen genoeg complimentjes geeft, dat hun zelfvertrou­ wen goed zit, dan dat je constant op hun eten let.”


PORTRET

CAMPUSKRANT | 31 MEI 2017

SPEED DATE

In 22 vragen naar hoofd en hart van Hilde Heynen

19

Hilde Heynen: “Toen ik terugkwam uit Zuid-Afrika, vroeg mijn zoon of ik Mandela had gezien. Ik kon antwoorden dat ik hem zelfs een hand had gegeven!”

Hilde Heynen (58) is afdelingshoofd van Architectuur en Maatschappij aan de Faculteit Ingenieurswetenschappen. Ine Van Houdenhove

“ Je kan er maar beter

01/ Wat wilde u ‘later’ worden?

“Ingenieur-architect, vanaf het moment dat ik wist dat die richting bestond. De opleiding benadert een beetje het ideaal van de homo universalis, met die combinatie van een gedegen vorming in wiskunde, fysica en chemie met het artistieke. Vanaf het tweede jaar studeerde ik ook filosofie. Mijn doctoraat, over Adorno en moderne architectuur, was dan ook heel filosofisch-theoretisch gekleurd.”

studententijd: ik mocht van mezelf na elk examen één boek. Bijzonder rustgevende lectuur, die je ook makkelijk kan wegleggen, wat handig is in bed. De serieuzere kost ligt op mijn bureau of in de living. Bijvoorbeeld het dagboek van Victor Klemperer of de biografie van Hannah Ahrendt, boeken die me helpen voeling te krijgen met de periode uit de architectuur die ik bestudeer, het interbellum en de jaren vijftig en zestig.”

02/ Zou u vandaag dezelfde studieen beroepskeuzes maken?

“Ook al zorgen de eindeloze peer reviews voor veel stress – je krijgt altijd te horen wat er niét goed is – de universiteit is een omgeving met nobele doelstellingen. Je mag je maatschappijkritisch opstellen, je kunt iets bijdragen, en dat mag je dan ook proberen over te brengen op de volgende generaties. Het blijft een beetje een vrijplaats. Al is het ook niet altijd rozengeur en maneschijn, en heerst er vaak best nog een machocultuur.”

03/ Zijn er voldoende vrouwen in uw vakgebied?

“Ongeveer de helft van onze studenten en docenten. Maar dat geldt niet voor de ontwerpbegeleiders. Als architect moet je in het begin van je loopbaan enorm investeren: lange dagen kloppen voor weinig geld. Die cruciale periode valt samen met het starten van een gezin, en veel vrouwen – en ook steeds meer mannen – haken dan af.”

04/ Wat weten uw studenten niet van u?

“Ik denk dat studenten vaak geen idee hebben dat proffen méér doen dan lesgeven. Ze weten bijvoorbeeld niet dat ik voorzitter ben van EAHN (European Architectural History Network – red.).”

Mijn e-reader staat vol Engelstalige stations­ romannetjes. Die lees ik al sinds mijn studententijd: ik mocht van mezelf na elk examen één boek.

06/ Voor welk tv-programma blijft u thuis?

“Ik kijk gr­aag naar Air Crash Investigation. Een heel geruststellend programma omdat de fout altijd aan het licht komt en voortaan niet meer kan gebeuren.”

07/ Aan welk project zou u meteen beginnen als geld geen factor was?

“Een project over moderne architectuur wereldwijd. Architectuurgeschiedenis is te vaak sterk eurocentrisch gekleurd.”

08/ Waar zou u het liefst wonen? 05/ Welk boek ligt er op uw nachtkastje?

“Mijn e-reader staat vol Engelstalige stationsromannetjes. Die lees ik al sinds mijn

“Mijn buikgevoel zegt: in een grootstad. Londen, New York of zelfs Brussel. Anderzijds is er in het leven dat ik leid weinig plaats voor wat zo’n stad te bieden

© KU Leuven | Rob Stevens

het beste van maken” heeft … Ik werk heel hard en ik heb acht uur slaap nodig.”

geest halen van een kind kwijt zijn aan zee. Mijn kinderen zijn toen ze klein waren alle drie eens verloren gelopen …”

09/ Wat zou u graag beter kunnen?

“Ontwerpen.”

10/ Naar wie kijkt u op?

“Nelson Mandela. Toen ik voor het eerst in Zuid-Afrika was, hield hij een toespraak in het gebouw waar onze conferentie plaatsvond. ‘En, heb je Mandela gezien?’ vroeg mijn zoon toen ik thuiskwam. Ik kon antwoorden dat ik hem zelfs een hand had gegeven!”

11/ Wat is uw grootste angst?

“Een van mijn kinderen verliezen.”

12/ Wat is de ergste job die u ooit hebt gedaan?

“Permanentie houden in een bibliotheek. Ik mocht intussen niets anders doen … Zaalwachter in een museum lijkt me sindsdien een verschrikkelijke job.”

13/ Wat is de belangrijkste les die het leven u heeft geleerd?

“Met voorbehoud voor dramatische gebeurtenissen in een mensenleven: geluk heeft meer te maken met je eigen houding dan met externe factoren. In plaats van je te wentelen in zelfbeklag kan je er maar beter het beste van maken.”

14/ Wat is het dichtste dat u ooit bij de dood geweest bent?

“Ik heb drie keizersnedes gehad en er toen toch even bij stilgestaan dat kinderen krijgen in het verleden een risico was.”

15/ Wat houdt u wakker ’s nachts?

“Nu: niets. Maar als departementsvoorzitter had ik vaak te veel aan mijn hoofd: knopen die moesten worden ontward, zaken waar ik geen tijd voor had …”

16/ Wanneer was u het bangst?

“Ik kan me nog goed het gevoel voor de

17/ Waarop bent u het meest trots?

“Dat ik sinds het overlijden van mijn moeder een beetje de matriarch ben die de familie bijeen houdt. Er zitten een paar neven en nichten bij mij op kot. Zondagavond kook ik en zitten we met tien, vijftien man rond tafel.”

18/ Wat zullen we over vijftig jaar onbegrijpelijk vinden?

“Dat het zo lang heeft geduurd voor we de impact beseft hebben van artificiële intelligentie. Nu al zijn we zeer afhankelijk van zelflerende machines die niemand goed genoeg begrijpt om op tijd in te grijpen als het misloopt. Een onrustwekkende evolutie.”

19/ Leeft u gezond?

“Ik doe elke ochtend oefeningen en ik heb mijn dagelijkse fietstochtje naar het werk. Maar het kan natuurlijk altijd beter.”

20/ Hebt u een hobby?

“Ik hou van breien, bijvoorbeeld voor het nieuwe kleinkind dat er aankomt. Het voordeel is dat die kleine kleertjes goed vooruit gaan.”

21/ Hoe brengt u uw vakanties door?

“Meestal vrij actief en met familie. Zo zijn we eens met alle kinderen, kleinkinderen, broers en zussen naar de Azoren geweest. Of ik draai een week mee in het gezin van de zoon die in Texas woont. Ik reis vooral veel voor mijn werk, ook al zie je dan in pakweg Shangai voornamelijk je hotelkamer en de conferentieruimte.”

22/ Hoe ziet uw perfecte dag eruit?

“Uitslapen en vervolgens uitgebreid ontbijten met de krant. Dan de stad in om met mijn dochter te shoppen. En ’s avonds eerst koken en dan gezellig samen eten. Veeleisend ben ik niet (lacht).”


20

CAMPUSKRANT | 31 MEI 2017

IN BEELD

Lazy Ladeuze Strandstoelen en een openluchtbar op het Ladeuzeplein, en Lady Gaga, Yevgueni, het Theme from Harry Potter en andere verzoeknummers op de beiaard. Tijdens Bar & Bells op 23 mei konden studenten en Leuvenaars genieten van de grootste jukebox ter wereld. Via een website konden ze vooraf hun favoriete nummers aanduiden. De beiaard gaat nu in blokmodus, om de studenten niet uit hun concentratie te halen. Maar in de zomer zal er weer volop beiaardmuziek in de Leuvense lucht hangen.

© Filip Van Loock

Info over het zomerprogramma van de Leuvense beiaarden: www.kuleuven. be/cultuur/beiaard/ladeuzebells

‘JUNGLE BOEK’: KAN EEN MENSENKIND OPGROEIEN TUSSEN DIEREN?

Huilen met de wolven

NET ALS IN

DE FILM

In Jungle Boek wordt het jongetje Mowgli als baby geadopteerd door een roedel wolven. Ook de panter Bagheera en de beer Baloe ontfermen zich over het kind. In de film lijkt Mowgli een beestig leuke jeugd te hebben, maar is een dier als adoptieouder werkelijk een goed idee? En kán het überhaupt?

De wetenschap achter de filmhit

“In de loop van de geschiedenis zijn enkele tientallen gevallen bekend van wolfskinderen”, zegt biologisch psycholoog Rudi D’Hooge. “Jongeren die in het wild opgroeiden zonder menselijk contact. Omdat ze zich gedroegen als wilde dieren en op handen en voeten kropen, ging men ervan uit dat ze opgevoed waren door dieren. Maar het merendeel van die gevallen is slecht gedocumenteerd en twijfelachtig. In werkelijkheid ging het soms om verwaarloosde jongeren of om gehandicapte kinderen die door hun ouders in de jungle waren achtergelaten.” “Toch zal adoptie door dieren weleens zijn voorgevallen”, zegt D’Hooge. “Rudyard Kipling baseerde zich voor Jungle Boek wellicht op Indische verhalen over kinderen die opgroeiden tussen wolven. Ook apen, beren en panters fungeerden blijkbaar soms als adoptieouders. Maar het is écht zeldzaam. Wanneer een kind in de natuur wordt achtergelaten, zal dat bijna altijd sterven van ontbering of gedood worden door een roofdier.”

De film

Jungle Boek (1967) Het verhaal

Op een dag vindt de panter Bagheera een verlaten baby in de Indiase jungle. Hij brengt het jongetje naar een roedel wolven, die hem adopteren en de naam Mowgli geven. De jongen heeft het naar zijn zin in de jungle en wil er blijven. Tot hij voor het eerst een meisje ziet. Mowgli wordt verliefd en volgt haar naar het mensendorp. De sleutelscène

die aangeven of ze door een slang, roofvogel of luipaard worden aangevallen. Maar zelfs chimpansees of bonobo’s, die qua sociale interactie het dichtst bij de mens aanleunen, vertonen niet de complexiteit van onze communicatie en onze mate van empathie.” Aan het eind van Jungle Boek ziet Mowgli voor het eerst een meisje. Hij is door haar gefascineerd en laat zich meetronen naar haar dorp. Worden we altijd aangetrokken tot de eigen soort? “Er zijn aanwijzingen dat de mens beschikt over aangeboren herkenningsmechanismen. Zo zouden we onbewust getriggerd worden door menselijke geuren en feromonen. Van baby’s weten we dan weer dat de samenstelling van een menselijk gezicht een bepaalde aantrekkingskracht op hen uitoefent. Maar je kan niet met zekerheid zeggen dat we biologisch tot soortgenoten worden aangetrokken. Wanneer je nog nooit een ander mens hebt gezien, zal de eerste reactie toch eerder angst of onbegrip zijn.” Voor zulke kinderen wordt een terugkeer naar de maatschappij sowieso een heuse uitdaging, zegt D’Hooge. “Ze moeten zich op late leeftijd leren gedragen als mensen en al onze vaardigheden aanleren. Bovendien dragen ze een levenslang trauma met zich mee, omdat ze nooit empathische ouderzorg hebben gekend. Wolfskinderen lijken me evenwel een fenomeen uit het verleden. De mens heeft de natuur inmiddels zo ontsloten dat er nergens ter wereld nog een stuk jungle of bos bestaat dat voldoende onbereikbaar is. De kans dat er nog eens een Mowgli opduikt, is dus zo goed als onbestaande.” TEKST: Pieter-Jan Borgelioen

© Walt Disney

Bagheera brengt baby Mowgli in een mandje naar de roedel wolven. Vanuit de struiken kijkt hij afwachtend toe hoe de wolven zullen reageren. Over de wolvin maakt Bagheera zich geen zorgen: haar moederinstinct zal wel zwichten voor de baby. Maar wat met vader wolf? Bij aankomst besnuffelt die argwanend het mandje. Maar wanneer hij Mowgli’s schattige gezichtje ziet, is ook hij helemaal verkocht.

“Als een dier toch de zorg voor een mensenkind opneemt, is er wellicht sprake van identiteitsverwarring”, zegt D’Hooge. “Het dier gaat in dat geval bepaalde zorgmechanismen projecteren op zo’n baby. Een wolvin die last heeft van opspelende hormonen of haar eigen pups heeft verloren, kan een hulpeloos kind dan zogen en opvoeden als haar eigen jong. Het kind hoeft zelfs niet per se achtergelaten te zijn. Er zijn ook verhalen van chimpansees die baby’s gingen roven in Afrikaanse dorpen.” Een dier kan de mens natuurlijk niet vervangen als ouder, zegt D’Hooge. “Het is in staat een kind te voeden, warm te houden en te beschermen. Maar wie door dieren wordt opgevoed, leert uiteraard niet spreken. En ook menselijke non-verbale communicatie en sociale vaardigheden krijg je niet onder de knie. Onze hersenen hebben een genetisch bepaald ontwikkelingsprogramma, maar ze hebben ook input nodig. Omdat wolfskinderen die niet krijgen, lopen ze een achterstand op die onomkeerbaar kan zijn.” Maar de kinderen leren wel communiceren met de dieren? “Ja, maar die communicatie is erg beperkt in vergelijking met die van de mens. Pas op, bij bepaalde dieren verloopt die nog verrassend genuanceerd. Zo kunnen dolfijnen elkaar laten weten of ze zich agressief of gelukkig voelen, en hebben sommige meerkatten waarschuwingskreten

COMPLETE FICTIE BIJ DE HAREN GETROKKEN NIET ZO VERGEZOCHT KLOPT HELEMAAL


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.