Campuskrant

Page 1

30 MEI 2018

KULEUVEN.BE/CK

JG 29

09

Verschijnt maandelijks, uitgez. juli en aug.

Tijdschrift - toelating gesloten verpakking

Afgiftekantoor 2099 Antwerpen X

2099 Antwerpen X n° BC 6379

erkenning: p303221

PB-nr. B-4883

ONDERZOEKERS HALEN DE MOSTERD BIJ KAAS

“ER HING EEN GEESTIG UNDERGROUNDSFEERTJE”

Afval uit de zuivelindustrie als grondstof voor bioplastic

Burgemeester Jean-Luc Roland over de geboorte van Louvain-la-Neuve

9

16

DEZE STUDENT TOONT BELGIE OP ZIJN BEELDIGST

“MIJN MOTTO? IEDER ZIJN FEESTJE!”

IK WIL HET VERSCHIL MAKEN MET MIJN ENTHOUSIASME

‘Hyperfilms’ van Syrische Belg Basel Zobieda zijn grote hit

Op speeddate met professor journalistiek Michaël Opgenhaffen

Filmreporter Ward Verrijcken

18

19

14

DOCTORAAT SCHENKT KLARE WIJN

De wijsheid in de kan

Hoewel zijn ziekte hem steeds meer belemmert in zijn dagelijks functioneren, promoveerde Guido De Mets onlangs tot doctor in de bio-ingenieurswetenschappen. Als deel van zijn onderzoek liet hij expertenpanels telkens vier wijnen proeven en rangschikken volgens kwaliteit. Wat ze niet wisten was dat twee flessen identiek dezelfde waren … “Niemand heeft dat ooit opgemerkt en het gebeurde

zelfs dat dezelfde wijn tegelijk de laagste en de hoogste score kreeg.” Het illustreert hoe subjectief het proeven van wijn wel is: “Eenzelfde persoon kan een wijn anders beoordelen afhankelijk van het moment, de omgeving, de situatie …” Dat verklaart ook waarom wijngidsen vaak van mening verschillen. En tientallen criteria gebruiken, of wijnen een score op honderd geven, zoals die gidsen doen, is volgens Guido De Mets onzin. Hij ontwikkelde een model om de kwaliteit van wijn te bepalen dat een stuk eenvoudiger is: “Vier parameters volstaan.” Lees meer op P.02

Is het dialect uitverteld?

Dialecten vinden we even charmant als de reuzenpanda, maar hun voortbestaan is ook even twijfelachtig. Heeft het zin om een ‘bedreigde taalsoort’ te redden zoals we dat met dieren proberen te doen? “Als er een taal verdwijnt, is dat om een eenvoudige reden: we hebben ze niet meer nodig.” Lees meer op P.20

© KU Leuven | Rob Stevens

Al achttien jaar lijdt Guido De Mets aan de ziekte ALS. Dat belette hem niet om onlangs een doctoraatsonderzoek af te ronden waarin hij aantoont hoe de beoordeling van wijnen eenvoudiger én beter kan.

KORT OP DE BAL

Professor Werner Helsen zorgt mee voor fitte Rode Duivels op WK 4

LEUVEN ’68: WAT BETEKENDE HET TOEN, WAT BETEKENT HET NU?

“ Wij dachten: Niet met ons!” “Op de beelden uit die tijd ziet zo’n studentenopstand er ook gewoon leuk uit”, zegt Nora Sleiderink, hoofdredacteur van studentenblad Veto in een gesprek over Leuven ’68 met oud-studentenleider Paul Goossens. “Er gebeurde iets”, zegt hij. “Studenten kregen een stem, wat vrij nieuw was in het brave Vlaanderen van die tijd.”

V

ijftig jaar later klinkt de stem van Paul Goossens nog even combattief. Hij ergert zich aan de betekenis die vandaag door sommigen aan Leuven Vlaams gegeven wordt. “Ik heb voor de Leuvense zaak in de bak gezeten. En dan worden de soixante-huitards weggezet als individualisten, nihilisten en hedonisten. Terwijl tal van emancipatiebewegingen in Vlaanderen toch hun wortels hebben in Leuven ’68.” “Ook vandaag zijn er veel maatschappelijke problemen waarvan je als student zou kunnen zeggen: wat doet onze universiteit daaraan? Ik ben er ook van overtuigd dat studenten vandaag even bereid zijn tot engagement als vroeger. Het grote verschil met nu is waarschijnlijk het optimisme van de jaren zestig. Wij dachten: niet met ons.” “Ik denk dat mijn generatie zich niet meer als een generatie ziet”, zegt Nora Sleiderink. “In tijden van Twitter zitten we

ook met een stortvloed aan meningen. Jullie moesten een consensus vinden, bijvoorbeeld met de Vlaamse beweging. Nu is er geen enkele eensgezindheid meer nodig om je boodschap te verkondigen. Dat maakt het moeilijk om te mobiliseren.” Zelf formuleert ze in het interview scherpe ideeën over onzichtbare barrières aan de universiteit en over de keerzijdes van medebestuur. Zoals ze ook niet aarzelt om op het publieke forum met doorgewinterde opiniemakers in de clinch te gaan over maatschappelijke thema’s. “Maar ik heb nu niet meteen het gevoel dat ik een revolutie als Leuven Vlaams aan het voeren ben.” Kasseien

Twee andere boegbeelden van die revolutie, Kris Merckx en Jef Dauwe, duiken voor Campuskrant in het verleden. “Ideologisch waren we water en vuur. Maar we hadden

elkaar nodig, want we wilden hetzelfde bereiken.” Ze halen herinneringen op aan de dagen van betogingen en bezettingen. “Slagen dat wij gekregen hebben … Zelf lieten we ons natuurlijk ook niet onbetuigd, we hebben zowat alle kasseien uit de Krakenstraat opgebroken. We deden dat allemaal uit idealisme en niet voor de kick, al kwam er uiteraard wel een beetje jeugdige overmoed bij kijken.”

Paul Goossens:

Walen buiten? Ik heb bijna gesmeekt: distantieer jullie van die slogans. Lees de interviews op P.06-12


02

VOORAF

CAMPUSKRANT | 30 MEI 2018

MEGAFOON DOCTORAAT GAF ALS-PATIËNT GUIDO DE METS EEN DOEL Vandaag rijden alle Vlaamse thuisverplegers samen vijftien keer per dag rond de wereld omdat iedereen zo verspreid woont.

Wat is het geheim

Mensen die naast de Vlaamse steenwegen hebben gebouwd in de jaren 60 worden stilaan oud en kunnen beter verhuizen naar appartementen en woonzorgcentra in de kernen, zegt professor Stad en Wonen Pascal De Decker. Daar kunnen ze ook alles met de fiets of te voet doen. (Humo, 15/05/2018)

van een goede wijn?

Het is een fenomeen dat al decennialang aanhoudt: wie arm is, trekt vaak naar de stad. Voor een deel komt dat omdat mensen daar in een grotere anonimiteit werkloos kunnen zijn. Op het platteland valt het harder op. Arbeidsmarktspecialist Ludo Struyven verklaart waarom steden een aantrekkingspool zijn voor mensen zonder werk. Ze verwachten er ook vooruitgang te kunnen boeken, maar stoten op een mismatch met het jobaanbod: er is in de steden vooral vraag naar geschoolde profielen, met IT- en talenkennis. (Gazet Van Antwerpen, 25/05/2018)

Wat bepaalt de kwaliteit van wijn? Bio-ingenieur Guido De Mets zocht het uit in zijn doctoraatsonderzoek. “Wijngidsen hanteren soms tientallen criteria. Dat is onzin. Vier parameters volstaan allicht.”

JORIS

TEKST: Ine Van Houdenhove FOTO: Rob Stevens

© Joris Snaet

G

De videoref treedt binnenkort voor het eerst aan op een WK voetbal.

Lees het artikel op P.04

uido De Mets (58) en zijn echtgenote zijn net terug van een vakantie in Gigondas. Elke reis gaat naar een wijnstreek, en zorgt ervoor dat de geklimatiseerde wijnkelder wordt aangevuld. Alleen kan Guido dat al een hele tijd niet meer zelf. Achttien jaar geleden werd bij hem ALS vastgesteld, de neurodegeneratieve aandoening waar ook Stephen Hawking aan leed. Guido had al vier jaar conservatorium achter de rug en een opleiding lichamelijke opvoeding aan de KU Leuven. Maar toen hij enkele jaren na de diagnose moest stoppen met zijn internationale job in de IT, wilde hij graag meer leren over zijn grootste passie: wijn. Omdat er in ons land geen opleiding oenologie bestaat, besloot hij bio-ingenieurswetenschappen te gaan studeren om nadien een doctoraat te kunnen aanvatten. En dus ging hij op zijn zevenenveertigste opnieuw op kot in

Heverlee. Het was een omkaderingskot, verduidelijkt zijn vrouw Brigitte, waar medestudenten hem een helpende hand konden bieden. Eten kreeg hij mee van thuis. “Zoals een echte student”, glimlacht ze. Straf experiment

Guido behaalde uiteindelijk twee masters, één in de cel- en gentechnologie, en één in de voedingstechnologie. Nadien begon hij aan zijn werkelijke doel, een doctoraat: “Wijngidsen verschillen vaak van mening over hoe goed een bepaalde wijn is. Dat komt omdat proeven een heel persoonlijk en subjectief gebeuren is. Als leden van een proefpanel een wijn moeten beoordelen, zie je dat de resultaten zeer verschillend kunnen zijn, afhankelijk van persoon tot persoon. En zelfs voor dezelfde persoon, afhankelijk van het moment, de omgeving, de situatie …” Hoe weinig objectief het oordeel van zelfs een professionele


NIEUWS 03

© KU Leuven | Rob Stevens

CAMPUSKRANT | 30 MEI 2018

proever kan zijn, bleek treffend uit een experiment dat Guido uitvoerde tijdens zijn doctoraatsonderzoek: “Ik liet een panel van experts steeds vier wijnen proeven en rangschikken van één tot vier. Wat ze niet wisten, was dat van de vier wijnen er steeds twee identiek dezelfde waren. Niemand heeft dat ooit opgemerkt, en af en toe gebeurde het zelfs dat dezelfde wijn tegelijk de hoogste en de laagste score kreeg.” Guido wilde uitzoeken of de kwaliteit van wijn objectief meetbaar is. “Daartoe onderzocht ik van verschillende wijnen onder meer tint en kleurdiepte, helderheid, bruinverkleuring, viscositeit, gladheid, en niet minder dan twintig olfactorische eigenschappen, die je zou kunnen omschrijven als het ‘aromaprofiel’. Het is echter nog niet gelukt om deze resultaten op ondubbelzinnige wijze te relateren aan kwaliteit. Een proefpanel blijft voorlopig dus noodzakelijk om de kwaliteit van wijn te bepalen, hoe onvolmaakt het systeem ook is.” Eén of nul

Guido De Mets ontwikkelde tijdens zijn onderzoek een nieuw en eenvoudig model om de kwaliteit van wijn te bepalen. “Je beslist eerst of je een bepaalde wijn goedkeurt of afkeurt. Bij een wijn die goed is bevonden kijk je vervolgens naar vier criteria om te bepalen hoé goed hij is.”

Het eerste criterium is het multizintuiglijke evenwicht van wijn in de mond: “Daarbij komen verschillende smaak-, geur- en tastwaarnemingen samen. Het tweede criterium is mondvulling: is de wijn meer waterachtig, met minder pit, of eerder visceus en met veel smaak? Vervolgens heb je complexiteit: dat gaat vooral over geur, wat volgens mij dé belangrijkste factor is voor de kwaliteit van wijn. En ten slotte is er de afdronk. Je geeft elk van die criteria een nul voor gewoon goed of een één voor uitstekend, en voilà. Een wijn met vier punten is een zeer goede wijn, een wijn met nul punten een minder goede, maar nog steeds een goede.”

Guido De Mets:

Ik liet een panel van experts telkens vier wijnen proeven en rangschikken. Wat ze niet wisten, was dat twee van de vier wijnen identiek dezelfde waren. Niemand heeft dat ooit opgemerkt.

Punten of sterren?

“Op die manier kan je bepalen hoeveel een wijn jou waard is, al wordt de prijs van wijn natuurlijk door andere factoren bepaald. Dat zijn onder meer de productiemethode en vraag en aanbod – hoe zeldzamer of gewilder een wijn is, hoe hoger uiteraard de prijs. Een direct verband tussen prijs en kwaliteit is er echter niét. In principe is het mogelijk om een goede wijn te vinden voor minder dan vijf euro, al zal je meer kans hebben in het duurdere segment.” Het systeem dat Guido De Mets ontwikkelde betekent een behoorlijke vereenvoudiging vergeleken met klassieke wijngidsen, zoals die van Parker, de Gamberro Rosso of

Echtgenote Brigitte:

Het zal hier niet snel gebeuren dat een wijn slecht ligt te worden in de kelder. En we genieten elke dag samen van een goede fles.

de Guía Peñin, die vaak vele criteria hanteren. Onzin vindt Guido dat: “Meer dan twintig, vijfentwintig parameters kunnen mensen moeilijk op consistente wijze evalueren.” Even zinloos vindt hij het om wijnen een score op honderd te geven. “Een onderscheid tussen pakweg 94 en 96 %, zoals Parker doet, dat is nonsens. Beter is het om wijnen in categorieën op te delen, bijvoorbeeld een systeem met één, twee of drie sterren of enkel een vermelding, zoals in de Guide Hachette.” Een oordeel is echter enkel geldig voor de bevolkingsgroep die door de proevers wordt vertegenwoordigd, benadrukt hij: “Voor het panel in mijn onderzoek kan je dan bijvoorbeeld spreken van een trend onder wijnexperts uit Vlaanderen in het begin van de 21ste eeuw.” Creatief met kurk

Tijdens zijn studie en zijn doctoraat ging de toestand van Guido geleidelijk achteruit. Waar hij in het begin zelf naar Leuven reed, zit hij nu al enige tijd in een elektronische rolstoel. De computer bedienen wordt steeds moeilijker. “De praktische moeilijkheden die opdoken bij het uitvoeren en afwerken van mijn onderzoek vergden af en toe behoorlijk wat creativiteit. Ik heb gelukkig veel hulp gekregen. En mijn assistent Ammanuel – zelf geheelonthouder – bleek toch

een expert in het ontkurken van wijnflessen!” Momenteel werkt Guido samen met een journalist aan een boek om de resultaten van zijn onderzoek bekend te maken bij het brede publiek. En hij organiseert regelmatig een wijnproef voor de vrienden. Brigitte legt uit hoe hij op de computer nauwgezet bijhoudt welke wijnen er aan toe zijn om te worden gedronken: “Het zal hier niet snel gebeuren dat een wijn slecht ligt te worden in de kelder. En we genieten elke dag samen van een goede fles.” Daarnaast geeft Guido lezingen over het perspectief van een ALS-patiënt. Omdat spreken moeizamer gaat, gebruikt hij daarvoor een geanimeerde presentatie met automatische spraaksoftware. Bedoeling van de lezingen is om meer aandacht voor de ziekte te vragen, zodat er meer middelen komen voor gericht onderzoek: “Op dit ogenblik wordt er vooral gefocust op genetische factoren, en slechts weinig op oplossingen voor patiënten.” Maar zijn doctoraatsonderzoek heeft hemzelf alvast zeker geholpen bij het leven met zijn ziekte: “Het gaf me een doel en een zinvolle tijdbesteding en zorgde ervoor dat ik geen tijd had om te piekeren.”


04

SPORT

CAMPUSKRANT | 30 MEI 2018

INTERVIEW WERNER HELSEN ZORGT MEE VOOR FITTE RODE DUIVELS TIJDENS WK VOETBAL

“ Alleen van de finale zal ik echt kunnen genieten.

Dan zit mijn werk erop.” Veel voetballers prijzen zich gelukkig met één WK op hun palmares. Voor professor trainingsleer en prestatiesportbegeleiding Werner Helsen wordt de aankomende wereldbeker in Rusland al de vierde op zijn cv. Zijn taak: scheidsrechters en spelers klaarstomen voor de grote afspraken. Hij ziet de kansen van de Rode Duivels rooskleurig in: “Ik denk dat we nog nooit zo’n mooie uitgangspositie hebben gehad om er een goed toernooi van te maken.” TEKST: Bregt Van Hoeyveld | FOTO: Rob Stevens

A

ls het gesprek al enkele vragen ver is, dwaalt onze blik even af naar de linkerborstzak van professor Helsen. Traditioneel de plek waar een scheidsrechter zijn gele kaart bewaart. Bij de professor geen geel karton, maar een pen van de Europese voetbalbond UEFA met in hoofdletters ‘RESPECT’ erop. Het blijkt een sleutelwoord dat in het verloop van het interview nog meermaals zal opduiken. Zijn respect, bijvoorbeeld, voor de inspanningen die scheidsrechters leveren om op het hoogste niveau te kunnen fluiten. En dat gevoel is wederzijds, want de beste refs van Europa zijn vol lof over de begeleiding van Helsen. De afgelopen tien weken heeft hij Milorad Mazic klaargestoomd voor de finale van de Champions League. Na alweer een intensieve trainingssessie stuurt de Servische scheidsrechter een berichtje: “Coach, het was een fantasti-

sche training. Ik heb ongelofelijk afgezien, maar heb er ook ontzettend veel aan gehad.” Minder respectvol ging het eraan toe tijdens de laatste weken van onze vaderlandse competitie. De beslissingen van de videoref of VAR (Video Assistant Referee) lagen zowel op als naast het veld onder vuur. “Ik ben de laatste weken enorm ontgoocheld en zelfs gefrustreerd geweest”, vertelt Helsen, die het gebruik van de VAR in meer dan twintig competities onderzocht. “Ik zie wereldwijd hoe belangrijk de videoref is voor de verdere evolutie van het voetbal. En in eigen land wordt de VAR gewoon belachelijk gemaakt. Het gevaar bestaat dat het kind met het badwater wordt weggegooid en dat zou zonde zijn, want ik denk dat dit nog steeds de beste manier is om de sport rechtvaardiger te maken.” Helsen geeft wel aan dat het systeem nog niet helemaal op punt staat. “Onze competitie is bijvoorbeeld één

van de weinige die de videobeelden niet laat beoordelen door actieve scheidsrechters maar door anciens. Die voormalige scheidsrechters zijn niet altijd meer op de hoogte van de nieuwe spelregels en beheersen het protocol van de VAR niet tot in de details. Als de videoref niet weet wanneer hij wel en niet mag ingrijpen, dan brengt hij daarmee de scheidsrechter op het veld in de problemen. Coaching van deze VAR’s is erg belangrijk en die is momenteel ontoereikend. Voor volgend seizoen hoop ik dat de videoref start met een propere lei, én ook met een aantal nieuwe mensen.”

Chronometer

Werner Helsen:

Mocht het zo uitdraaien dat de videoref in de finale het verschil maakt door een penalty toe te wijzen aan de Rode Duivels: waarom niet? (lacht)

En dan is onze Jupiler Pro League nog maar klein bier vergeleken met de volgende uitdaging van de videoref: het WK voetbal in Rusland. In maart gaven de internationale spelregelcommissie IFAB en wereldvoetbalbond FIFA hun fiat

voor de VAR in het profvoetbal. Die beslissing was gebaseerd op onderzoek van de KU Leuven: Helsen en zijn team bestudeerden het gebruik van de videoref in bijna duizend wedstrijden die gespeeld werden in meer dan twintig landen. Daaruit bleek dat het aantal correcte beslissingen met behulp van de VAR stijgt van 93 naar bijna 99 procent. U hebt dus vertrouwen in het debuut van de videoref op het WK?

Werner Helsen: “Absoluut! Uit de voorbereidende stages is gebleken dat de VAR’s die aangesteld werden erg goed getraind zijn. Er werden alleen mensen geselecteerd die ervaring als videoref hebben in hun eigen competitie. Ze hebben al veel wedstrijden op de teller en dat is belangrijk om snel en accuraat beslissingen te nemen onder tijdsdruk. In de stadions zal er ook duidelijk gecommuniceerd worden via de grote schermen. Zo weten de suppor-

Ontdek de Universiteitshal, een plek om elkaar te ontmoeten en samen te studeren. Naamsestraat 22, 3000 Leuven MAANDAG-VRIJDAG 8 - 18 u.


SPORT 05

CAMPUSKRANT | 30 MEI 2018

ters meteen welke beslissing de video­ ref heeft genomen.” “Zelf gaan we opvolgen welke im­ pact de videoref heeft op de accuraat­ heid van de beslissingen, en op het verloop en het resultaat van een wed­ strijd. We gaan ook na hoeveel tijd de tussenkomst van een videoref in be­ slag neemt. Een on-field review, waar­ bij de scheidsrechter een betwiste fase op het veld herbekijkt, duurt volgens ons onderzoek gemiddeld een minuut. Als ik naar de WK-matchen kijk, ga ik chronometreren hoor (lacht).” “De mooie resultaten van ons on­ derzoek willen we graag bevestigd zien in Rusland. En mocht het zo uit­ draaien dat de VAR in de finale het verschil maakt door een penalty toe te wijzen aan de Rode Duivels: waarom niet? (lacht)”

Weg naar de finale Het wereldkampioenschap in Rusland is voor Helsen het vierde WK waar­ bij hij actief betrokken is. De voorbije wereldbekers was dat in functie van de arbitrage, maar nu zal hij zich in de eerste plaats toespitsen op onze nati­ onale ploeg. Sinds de stage in maart volgen Helsen en onderzoeker Arne Jaspers de Rode Duivels op de voet. Alle inspanningen, op training en tijdens de wedstrijd, worden in kaart gebracht om de Duivels zo fit mogelijk doorheen het toernooi te loodsen. “Arne heeft in januari zijn doctoraat over continue monitoring van voetbal­ lers via gps-technologie voorgesteld. Dat heeft geleid tot een samenwer­ king met de Belgische voetbalbond”, vertelt Helsen. “Als bondscoach heb je een selectie van 23 spelers onder je hoede die op hetzelfde moment aan het werk zijn. Niet evident om te zien wie er dan eigenlijk wat doet. Arne bezorgt in de aanloop naar en tij­ dens het WK dage­ lijks trainingsrappor­

Werner Helsen: “Ik heb al een aantal voorstellen gekregen om een wedstrijd op het WK bij te wonen, maar ik moet nog bekijken wat er combineerbaar is met de examens. Daar kan ik niet omheen.”

ten aan de staf, die bijdragen aan een geïndividualiseerde aanpak voor elke speler. Het is de bedoeling om die sa­ menwerking ook na de wereldbeker verder te zetten.” Welke gegevens verzamelen jullie?

Helsen: “Wij volgen elke speler in­ dividueel op met gps-trackers en versnellingsmeters. Specifiek hou­ den we de totale afgelegde afstand in het oog, de inspanningen met hoge snelheid (meer dan 20 km/u) en met sprintsnelheid (meer dan 25 km/u), het aantal versnellingen en bruus­ ke afremmingen. Op basis daarvan kunnen we zien hoe zwaar elke speler belast wordt.” “Niet alleen de spelers varen daar wel bij, ook de coaches: zij krijgen een beter beeld van hoe elke speler een specifieke training of oefening ver­ teert. Op basis van onze rapporten kan de technische staf dan de nodige bijsturingen doen: te veel doen is niet goed, maar te weinig zeker ook niet.” Staan alle spelers open voor die begeleiding?

Helsen: “Sommigen houden er aan­ vankelijk niet van. We willen hen ook niet verplichten, maar proberen wel het belang ervan duidelijk te maken. Dat is niet gemakkelijk omdat de na­ tionale ploeg maar enkele keren per jaar samenkomt. Je moet een jaar dag in dag uit met dezelfde spelers werken om het nut van die begelei­ ding echt aan te tonen. Zodra een

Hoe complementair zijn onze aanvallende spelers? Voelen ze elkaar blindelings aan? Dat zal, meer nog dan de fitheid, onze kansen op een halve finale of zelfs een finale bepalen.

speler ervan overtuigd is dat hij er be­ ter van wordt, zit je goed.” De Rode Duivels hebben er al een lang seizoen opzitten. Zijn ze klaar voor het WK?

Helsen: “Fysiek zijn er toch een aan­ tal aandachtspunten. Verschillende spelers zijn geblesseerd of nog niet helemaal topfit, zoals Vermaelen, Lukaku en Batshuayi. Anderen zo­ als Kompany en Meunier hebben de laatste tijd weinig gespeeld in de competitie en hebben dus wat minder matchritme. Dat vraagt een specifieke aanpak, want veel tijd om te werken aan de conditie is er niet. Aan de an­ dere kant is het ook geen ramp als een speler recent is uitgevallen met een lichte blessure. Zo bouwt hij wat rust in en is hij des te frisser binnen een paar weken.” “Team-tactisch heb ik wel het ge­ voel dat er nog progressie mogelijk en nodig is. Voor het WK zijn er nog drie oefenwedstrijden, en die zijn essenti­ eel om de looplijnen er volledig in te slijpen. Het voorste compartiment, met vier of vijf aanvallende spelers, is bepalend: hoe complementair zijn ze? Voelen ze elkaar blindelings aan? Dat zal nog meer dan de fitheid de kansen op een halve finale of zelfs fina­ le bepalen.” Hoe ver kunnen de Rode Duivels raken op het WK?

Helsen: “Ik denk dat we nog nooit zo’n mooie uitgangspositie hebben gehad om er een goed toernooi van te maken. Alle omstandigheden zijn gunstig: de mix van jonge en meer ervaren spelers, hun conditiepeil, de tegen­

standers in de groepsfase, zelfs de ligging van de speelsteden. In de loop van het toernooi wordt de tegenstand natuurlijk zwaarder, maar de kwart­ finale is met deze ploeg en deze om­ standigheden toch het minimum. Een plaats in de halve finale is niet evident, maar wel een realistische doelstelling.”

Nuchtere kijk Elke voetbalminnende student zal het herkennen: hoe krijg je het WK inge­ past in je drukke blok- en examen­ schema? Voor Werner Helsen is dat niet anders. “Ik heb al een aantal voor­ stellen gekregen om een wedstrijd bij te wonen, maar ik moet nog bekijken wat er combineerbaar is met de exa­ mens. Daar kan ik niet omheen.” Kunt u van een WKmatch genieten zoals een doorsnee voetballiefhebber of bekijkt u dat professioneel?

Helsen: “Eerlijk gezegd kan ik op zo’n groot toernooi alleen genieten van de finale. Een WK of EK is een on­ gelofelijk hectische periode. Of je nu scheidsrechters of spelers begeleidt, je bent daar van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat mee bezig. Elke dag ver­ werk je gegevens en stel je program­ ma’s op in functie van de volgende wedstrijd. Het enige moment dat je kan ontspannen is de finale, want dan weet je dat je werk erop zit.” En mogen uw studenten ook tijd maken voor het WK tijdens de examens?

Helsen: “Uiteraard, studenten die zich tijdens het jaar goed voorbereid heb­ ben, hebben voldoende tijd om zich te ontspannen. En dat moet ook, want je kan geen 24 uur aan één stuk blokken. Een beetje ontspanning mag er zeker zijn en de wereldbeker is daar geknipt voor. Of je dan ook veel pinten moet drinken is een andere zaak. Alcohol is nu eenmaal geen goed idee als je wilt presteren, of dat nu fysiek of intellectueel is …”


06

GESCHIEDENIS

EEN HALVE EEUW NA HET KANTELJAAR Wat betekende het toen, wat betekent het nu? In dit en vorig nummer gaat Campuskrant het na. De artikels uit vorig nummer kunt u nog lezen op nieuws.kuleuven.be/50jaar68

CAMPUSKRANT | 30 MEI 2018

VOORMALIG STUDENTENLEIDERS BLIKKEN TERUG OP WOELIGE JAREN

“ Nooit tevoren of nadien hadden studenten zoveel impact” Leuven ’68 betekent niet voor iedereen hetzelfde. Dat blijkt nog maar eens als Kris Merckx (73) en Jef Dauwe (72), al decennia lang actief binnen respectievelijk PVDA en CD&V, terugblikken op de studentenrevoltes van mei ’66 en januari ’68: “Ideologisch waren we water en vuur. Maar we hadden elkaar nodig, want we wilden hetzelfde bereiken. Zij het met andere accenten.” TEKST: Ine Van Houdenhove FOTO’S: Rob Stevens & Universiteitsarchief KU Leuven

D

Van boven naar onder: Massabetoging Leuven, Operatie Ultimatum, 26 april ‘67. De arrestatie van Jef Dauwe (links) en Paul Goossens, 17 januari ‘68: “Zo brutaal worden aangepakt, dat maakte wel veel indruk, ook op het thuisfront. Mijn moeder maar wenen: ‘Ons Jefke zit in den bak!’”

Actie Informatierecht, 14 november ‘68. Paul Goossens voert het woord. Achter hem, tegen het bord leunend, staat Kris Merckx. Betoging als reactie op het mandement van de bisschoppen, 13 mei ‘66. Kris Merckx draagt het bord ‘Moeder, waarom zijn wij katholiek?’

e ene bevindt zich naar eigen zeggen redelijk rechts, de andere situeert zich uiterst links binnen het politieke spectrum. Maar vijftig jaar nadat ze samen op de barricaden stonden voor Leuven Vlaams, kunnen Jef Dauwe en Kris Merckx nog steeds door één deur. Vandaag leidt die deur naar de Spoelberchkamer van de universiteitsbibliotheek, waar alles klaarligt voor een trip down memory lane: dozen foto’s en stapels affiches uit het universiteits­archief. En een kloeke kassei, netjes van een label voorzien. Jef Dauwe was destijds lid en later ook voorzitter van het Katholiek Vlaams Hoogstudenten Verbond, de grootste Vlaamse studentenvereniging. Kris Merckx was preses van Medica en later ook van het Fakulteitenkonvent, te vergelijken met LOKO vandaag. “Ik heb nog voor jou gestemd, toen ik zelf preses was bij politieke wetenschappen”, lacht Dauwe. “Ah ja, je was de meest rechtse linkse!” Afkomstig uit een geëngageerd Vlaams gezin voelde Dauwe al vlug de drang om zich in te zetten voor Leuven Vlaams: “Als Vlaamse studenten waren we in de meerderheid – 10.000 tegenover 2.800 Franstalige studenten – maar toch werden we een beetje als tweederangsburgers behandeld. Alle universitaire structuren waren Franstalig. Ze waren bovendien bijzonder ondemocratisch.”

Kris Merckx: “De universiteit was in meerdere betekenissen ondemocratisch. Mijn vader was onderwijzer, maar verder was ik uit

Kris Merckx:

Mijn vader was onderwijzer, maar verder was ik uit onze grote familie van boeren en bakkers de enige die naar de universiteit ging. De elitaire mentaliteit van de rijkeluis­ zoontjes stootte me tegen de borst.

onze grote familie van boeren en bakkers de enige die naar de universiteit ging. De elitaire mentaliteit van de rijkeluiszoontjes stootte me tegen de borst. De prof stond op

een piëdestal, je kon hem enkel benaderen via de pedel. Ik vond het ex-cathedraonderwijs ook veel te wereldvreemd. In onze cursus stond bijvoorbeeld één zinnetje over hoe de gemiddelde levensduur van een mijnwerker beduidend lager lag. Pas toen ik later als huisarts werkte in de cités, zag ik wat dat in werkelijkheid betekende.”

Meubilair verbrand Honderden zwart-witfoto’s laten betogingen en protestmarsen zien en roepen herinneringen op aan traangas en waterkanonnen. Welke momenten zijn de oud-studentenleiders het meest bijgebleven? Jef Dauwe: “Er zijn er zoveel geweest. Een heel belangrijk moment was natuurlijk het mandement van de bisschoppen op 13 mei 1966, waarin ze stelden dat de universiteit nooit gesplitst zou worden.” Merckx: “Dat heeft bij mij ook de klik gegeven om te revolteren. Die autoritaire houding … Personeelsleden die de beslissing van de bisschoppen niet respecteerden konden opkrassen! En dan nog dat zinnetje op het eind: ‘We hopen dat de heilige geest u zal verlichten’. We hebben dan drie dagen betoging gehouden, tot ze de universiteit op 20 mei gesloten hebben. Dat protest had een duidelijk antiklerikaal karakter. Ik had een bordje gemaakt: ‘Moeder, waarom zijn we katholiek?’ (zie foto linksonder – red.) Het is me nog afgepakt door de rijkswacht. Anderen hadden een papie-


GESCHIEDENIS

CAMPUSKRANT | 30 MEI 2018

07

Jef Dauwe (links) en Kris Merckx

ren mijter opgezet en liepen iedereen te ‘zegenen’.” Dauwe: “‘Suenens of Barabas’ riepen we.” (Kardinaal Suenens was één van de auteurs van het mandement – red.) “De bezetting van het Atomium in december ’67, een ludieke protestactie in de universiteitsbibliotheek … Daar ben ik nog door hoofdbibliothecaris Ruwet bij mijn plastron gegrepen (lacht). We deden dat allemaal uit idealisme en niet voor de kick, al kwam er uiteraard wel een beetje jeugdige overmoed bij kijken.” “En de meest krachtige en beslissende revolte was uiteraard die van januari ’68: drie of vier weken lang lag de universiteit volledig stil en werd er iedere avond betoogd.” Merckx: “Het begon ermee dat het expansieplan, dat uitbreiding van de Franstalige sectie van de universiteit voorzag, bekend werd gemaakt. Toen we daarover, onder leiding van Paul Goossens, een onderhoud vroegen met de academische overheid, werd dat geweigerd. Toen is het meubilair van het rectoraat op straat verbrand.” Dauwe: “Ik heb thuis nog een epitoga gevonden die we toen meegenomen hebben uit het bureau van de rector – ik zal hem eens schenken aan het archief.” “6 februari was er dan de val van de regering Vanden Boeynants. En op 18 juli was de autonome Vlaamse universiteit een feit.” Merckx: “Onze laatste actie was in november van dat jaar: de ‘actie in-

Wie is Jef Dauwe? °1946, Dendermonde 1964-1974: studeert politieke en sociale wetenschappen, economische arbeidswetenschappen en rechten (KU Leuven) 1967-1968: voorzitter van het Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond Leuven (KVHV) Sinds 1974: advocaat bij de Balie van Dendermonde 1974-1980: assistent en wetenschappelijk medewerker aan de Rechtsfaculteit KU Leuven 2001-2006: schepen van Dendermonde Sinds 2006: raadslid en gedeputeerde provincie Oost-Vlaanderen

Wie is Kris Merckx? °1944, Stekene 1962-1969: studeert geneeskunde (KU Leuven) 1967-1968: preses Medica 1968-1969: preses van het Fakulteitenkonvent 1970: mede-oprichter van AMADA (sinds 1979 PVDA) 1971: mede-oprichter van Geneeskunde voor het Volk 1971-2009: Huisarts Geneeskunde voor het Volk Hoboken Sinds 2012: raadslid provincie Antwerpen

formatierecht’ in De Valk, waarbij we eisten om aanwezig te mogen zijn bij de bureaus van de faculteiten en de Academische Raad, of op zijn minst de verslagen daarvan te krijgen.” Dauwe: “Ik heb er toch een heel klein beetje anarchisme aan overgehouden, aan die tijd, al is het dan rechts (lacht). Ik kan nog altijd niet tegen onrecht. En als ik een politieman zie die geweld gebruikt, doe ik spontaan zo (slaat beschermend zijn handen voor zijn kruis). Slagen dat wij gekregen hebben … Zelf lieten we ons natuurlijk ook niet onbetuigd, we hebben zowat alle kasseien uit de Krakenstraat opgebroken. De kassei die hier in het universiteitsarchief bewaard wordt, is het exemplaar dat door het raam van de Franstalige vicerector Devroede gegooid is.” “We zijn allemaal verscheidene keren aangehouden. Eén keer werd ik samen met Paul Goossens opgepakt. Die zou uiteindelijk drie weken in de gevangenis zitten, bij mij bleef het beperkt tot drie dagen. Ik weet nog dat de onderzoeksrechter zei: ‘Mijnheer Dauwe, zeg toch dat ge ‘evolutie’ hebt geroepen, en niet ‘revolutie’!’ (lacht hartelijk)” “Maar zo brutaal worden aangepakt, dat maakte wel veel indruk, ook op het thuisfront. Mijn moeder maar wenen: ‘Ons Jefke zit in den bak’!”

Lenin Geleidelijk aan was duidelijk geworden dat niet alle studenten ideolo-

gisch op één lijn zaten, vertelt Kris Merckx: “Bij een aantal mensen binnen het KVHV groeide geleidelijk een links maatschappelijk

Jef Dauwe:

Bij mij bleef het beperkt tot drie dagen gevangenis. Ik weet nog dat de onderzoeks­ rechter zei: “Mijnheer Dauwe, zeg toch dat ge ‘evolutie’ hebt geroepen, en niet ‘revolutie’!”

en sociaal bewustzijn. In ’66 werd de werkgroep Studentenvakbeweging (SVB) opgericht. Die streefde niet enkel naar een splitsing van de universiteit, maar ook naar een de-

mocratische universiteit, met onder meer een studieloon om die democratisering een boost te geven.” Dauwe: “Daarover waren we het allemaal eens, hé?” Merckx: “Onder meer Paul Goossens, Ludo Martens en Walter De Bock kregen interesse voor de marxistische kritiek op het kapitalistische systeem en op het imperialisme. Ik stond daar aanvankelijk heel sceptisch en kritisch tegenover. Bij mijzelf heeft dat proces toch een paar jaar in beslag genomen.” Dauwe: “Het spijtige is dat men daar na een tijdje veel te ver in is gegaan. Er werden ladingen boeken uit het Oostblok aangevoerd: de volledige werken van Lenin. Ik heb er nog in brand gestoken! (Kris Merckx schiet in de lach.) Ik lag daar van wakker! We waren zo ver gekomen, ons doel was bijna bereikt. Heel Vlaanderen steunde onze eis voor Leuven Vlaams. Ik was bang dat die marxistische, maoïstische, trotskistische ideeën dat allemaal in gevaar zouden brengen. We hadden niet gevochten voor een communistische universiteit hè, maar voor een democratische autonome Vlaamse universiteit met christelijke inslag.” “Die teksten die toen verspreid werden … Sorry hè Kris, maar dat was prietpraat waar je nu zelfs in Noord-Korea niet meer mee zou moeten aankomen!”

lees verder op P.08


08

GESCHIEDENIS

CAMPUSKRANT | 30 MEI 2018

Jef Dauwe:

© KU Leuven | Rob Stevens

Wat ik betreur, is dat men het nu zo voorstelt alsof Leuven Vlaams een overwinning was van links. Met mei ’68 had dat niet veel te maken, in mei ’68 was de Leuvense student aan het blokken.

Kris Merckx:

Jef, je kan niet ontkennen dat het linkse gedachtegoed vanaf ’68 toch echt veel sporen heeft nagelaten. Het protest tegen de plaatsing van de kernraketten in ’83, of dat tegen Zwarte Zondag: dat waren soixantehuitards hè.

vervolg van P.07

Merckx: “Als jonge mensen met kritische ideologieën in contact komen, willen ze weleens overdrijven. Wat voor mij de doorslag gegeven heeft om de stap naar het marxisme te zetten, waren de mijnstakingen in 1970. Als intellectuelen wilden we ons steentje bijdragen, de slogan ‘arbeiders en studenten één front’ in de praktijk brengen. We werden met open armen ontvangen en we beseften dat het mogelijk was om te proberen de maatschappij te veranderen.” Dauwe: “Wat ik betreur is, dat men het nu zo voorstelt alsof Leuven Vlaams een overwinning was van links. Dat is toch echt de geschiedenis geweld aandoen. Het was een over-

winning van de Vlaamse zaak waar wij allemaal aan hebben bijgedragen, al die studenten die matrakslagen hebben geïncasseerd of in de bak gezeten hebben. Met mei ’68 heeft dat niet veel te maken, in mei ’68 was de Leuvense student aan het blokken.” Merckx: “Tegelijk willen anderen de januarirevolte kapen en reduceren tot Leuven Vlaams. Terwijl mensen als Paul Goossens en Ludo Martens daar toch echt een mei ’68-stempel op hebben gedrukt.” “Bart De Wever had het onlangs over ‘individualisten en hedonisten’. Terwijl zovelen van ons gekozen hebben voor een leven als kritische journalist, of als dokter of advocaat van het volk. Sommigen zijn zelfs zo ver gegaan om zelf in de mijn of de fabriek te gaan werken om van daaruit de arbeiders te ondersteunen.”

“En Jef, je kan niet ontkennen dat het linkse gedachtegoed vanaf ’68 toch echt heel dominant was en bij velen sporen heeft nagelaten. Het protest tegen de plaatsing van de kernraketten in ’83, of dat tegen Zwarte Zondag (doorbraak van het Vlaams Blok in ’91 – red.): dat waren soixante-huitards hè.” Dauwe: “Wat je zelf hebt gedaan voor de volksgezondheid, onder meer met Geneeskunde voor het Volk, daarvoor heb ik zeer veel respect. Zelf ben ik me ook altijd blijven engageren, ook nu nog heb ik een heel aantal onbezoldigde mandaten (ettelijke tientallen bestuursfuncties in de milieu-, erfgoed-, economische, sociale en educatieve sector – red.). Ik heb het genoegen gehad elf jaar te mogen studeren, dan moet je je nadien inzetten. Dat engagement is iets wat wij hebben overgehouden aan Leuven ’68.”

Jef Dauwe: “Slagen dat wij gekregen hebben … Zelf lieten we ons natuurlijk ook niet onbetuigd, we hebben zowat alle kasseien uit de Krakenstraat opgebroken.” Dit is het exemplaar dat door het raam van de Franstalige vicerector Devroede gegooid is en sindsdien bewaard wordt in het universiteitsarchief.

Merckx: “Toen Walter De Bock in 2006 zijn archieven aan de KU Leuven schonk, zei ererector Marc Vervenne: nooit eerder of later in de geschiedenis van de universiteit hebben studenten in de evolutie van de Alma Mater een beslissender rol gespeeld.” Dauwe: “Ik ben nog altijd blij dat wij daaraan iets hebben kunnen bijdragen.”

Met dank aan het Universiteitsarchief

IN BEELD

© KU Leuven | Bregt Van Hoeyveld

IJsmeesters Schaatser Bart Swings en bobsleester Sophie Vercruyssen werden op 15 mei aan de KU Leuven gehuldigd voor hun prestaties op de Olympische Winterspelen in Pyeongchang. De twee zijn immers niet alleen topatleet, maar ook student. Rector Luc Sels – die zelf nog aan langlaufen heeft gedaan – en vicerector voor Sport Chantal Van Audenhove – moeder van een olympisch triatleet – spraken hun bewondering voor de twee uit en zetten hen in de bloemetjes. Dankzij snelschaatser Bart Swings behaalde ons land na twintig magere jaren eindelijk weer een medaille op de Winterspelen. In de discipline ‘massastart’ gleed hij op het Zuid-Koreaanse ijs naar een zilveren medaille. Ook op de andere schaatsnummers behaalde de masterstudent ingenieurswetenschappen mooie ereplaatsen. Studente biomedical engineering Sophie Vercruyssen vormde in Pyeongchang samen met An Vannieuwenhuyse één van de twee Belgische bobsleeteams. Ze stuurden hun slee Spanky naar een dertiende plaats.


ONDERZOEK 09

CAMPUSKRANT | 30 MEI 2018

NIEUWE METHODE OM EENVOUDIG EN GOEDKOOP BIOPLASTIC TE MAKEN

Creatief met kaasafval Bio-ingenieurs van de KU Leuven hebben een nieuw procedé ontwikkeld om bio-afbreekbaar plastic te maken van melkzuur. Dat kan de productie van bioplastic eenvoudiger en dus ook goedkoper maken. In een Europees samenwerkingsverband gaan de onderzoekers het procedé nu op een grotere schaal uittesten met melkzuur gemaakt uit afvalstromen van de zuivelindustrie. TEKST: Bregt Van Hoeyveld | CARTOON: Joris Snaet

maakt ongeveer 30 procent uit van de to­ tale productiekost van PLA.” De onderzoekers hebben nu een me­ thode ontwikkeld die eenvoudiger is. “Door melkzuur te combineren met alco­ hol krijgen we een vluchtige vloeistof. Die verdampt bij een lagere temperatuur dan melkzuur op zich, en zo besparen we ener­ gie. De dampen die vrijkomen, sturen we door een buis. Daar creëren we met behulp van een katalysator een chemische reactie: melkzuur en alcohol worden weer van el­ kaar gescheiden, twee melkzuurmoleculen binden zich aan elkaar en vormen samen één lactidemolecule.” De nieuwe methode biedt verschillende voordelen, aldus professor Michiel Dusse­ lier. “Het eindproduct is een zuiver lactide en dat is nodig om PLA van hoge kwali­ teit te kunnen maken. We gebruiken geen toxische oplosmiddelen en de bijproduc­ ten aan het einde van het proces zijn vol­ ledig recycleerbaar. Financieel is het ook interessant omdat de omzetting in één stap gebeurt. Een bijkomend voordeel is dat onze methode eenvoudig ingepast kan worden in de bestaande productieproces­ sen van PLA.” Zuivel in de leer

D

rinkbekers, verpakkings­ materiaal, theezakjes, plantpotjes die mee de grond ingaan … De voorbije jaren heeft bioplastic, ook wel PLA (polylactic acid) genoemd, zijn weg gevonden naar tal van toepassingen. PLA-producten hebben al­ lerlei voordelen. Ze worden gemaakt van een biologische grondstof – suiker – en zijn composteerbaar. PLA is ook geschikt voor medisch gebruik, bijvoorbeeld in

chirurgische hechtdraad en schroeven: het materiaal hoeft achteraf niet verwij­ derd te worden, want het breekt veilig af in het lichaam. De keerzijde van de medaille is de hoge productiekost. Daardoor is PLA geen vol­ waardig alternatief voor plastics uit aard­ olie. De uitdaging is dus om het proces te vereenvoudigen en PLA zo goedkoper en aantrekkelijker te maken. De onderzoekers van het Centrum voor Oppervlaktechemie

Benoemd of onderscheiden • Professor Peter Vangheluvoor wetenschappelijk onder­ we (Laboratorium voor Cel­ zoek, en werd uitgereikt door lulaire Transportsystemen) prinses Astrid. heeft de Prijs Ernest-Solvay van de Geneeskundige Stich- • Professor Eric Van Cutsem (Departement Oncologie) zal ting Koningin Elisabeth voor op 27 juni een eredoctoraat Neurowetenschappen ontvan­ gen. De prijs omvat een be­ ontvangen van de Universiteit drag van 25.000 euro, bestemd van Warschau.

• Rosalie Coolkens (Onder­ zoeksgroep Fysieke Activi­ teit, Sport en Gezondheid) heeft de vierde editie van de Wetenschapsbattle gewon­ nen, een wedstrijd waarbij een kinderjury kiest wie van vijf wetenschappers zijn of haar onderzoek het meest helder presenteert. Nadat ze eerder de provinciale battle in Mo­ lenbeek had gewonnen, werd Coolkens tijdens de grote fi­ nale in Technopolis verkozen tot ‘de helderste wetenschap­ per van Vlaanderen’.

en Katalyse hebben op dat vlak een veelbe­ lovende stap gezet. Energie besparen

“Een struikelblok bij de productie van PLA is de belangrijke bouwsteen lactide, die bestaat uit twee melkzuurmoleculen”, zegt professor Bert Sels. “Om van melkzuur lactide te maken, zijn in de industrie ver­ schillende stappen nodig, en het gebruik van zware metalen zoals tin. Die omzetting

in Memoriam De universitaire gemeenschap neemt afscheid van:

De onderzoekers van het Centrum voor Oppervlaktechemie en Katalyse gaan het procedé, waarvoor een patent is aange­ vraagd, samen met Europese partners verder uitwerken. Het project AgriChem­ Whey heeft als doel om afvalstromen uit de zuivelindustrie om te zetten in kwali­ teitsvolle biogebaseerde chemicaliën. “In wei, een bijproduct in de bereiding van kaas, zitten veel opgeloste suikers”, vertelt professor Dusselier. “Onze part­ ners kunnen daar melkzuur uit maken. Dat melkzuur gebruiken wij vervolgens om PLA te produceren. De uitdaging is om het proces in het lab op grotere schaal toe te passen, zodat we genoeg lactide heb­ ben om zelf ook bioplastic te kunnen pro­ duceren en analyseren. Daarom maken we op dit moment werk van de bouw van een grotere installatie.”

Paul Cooreman Gewezen docent aan de Faculteit Theologie en Religiewetenschappen (17/07/1937 – 24/04/2018) Professor Jean-Paul Abraham Emeritus gewoon hoogleraar aan de Faculteit Economie en Bedrijfs­ wetenschappen (19/08/1930 – 09/05/2018) Professor Alfons Dupré Emeritus gewoon hoogleraar aan de Faculteit Wetenschappen Voormalig decaan Faculteit Wetenschappen (04/10/1930 – 22/05/2018)


10

MAATSCHAPPIJ

CAMPUSKRANT | 30 MEI 2018

DUBBELINTERVIEW SOIXANTE-HUITARD ONTMOET ‘PRILLE PITBULL’: PAUL GOOSSENS EN NORA SLEIDERINK

“ Zo’n studenten­ opstand ziet er ook gewoon leuk uit”

Goossens: “Ik heb het mee uitgelokt hè. Voor De Standaard heb ik een kerstessay geschreven: 1968. Het jaar dat niet wil sterven. Objectieve geschiedschrijving bestaat niet, dus ik dacht: als deelnemer mag ik vijftig jaar later toch zeggen wat Leuven Vlaams volgens mij betekend heeft? En ik wilde een paar zaken bijstellen. Ik ben ontgoocheld in de interpretatie die er vandaag aan gegeven wordt.” Hoe bedoelt u?

Goossens: “Een voorbeeld: in februari hield de N-VA een academische zitting over Leuven Vlaams. Ik was één van de weinige aanwezigen die er destijds bij waren en wellicht de enige die voor de Leuvense zaak in de bak heeft gezeten. En dan moet ik horen hoe de geschiedenis wordt vervalst in functie van een politiek doel … ’68 stond voor emancipatie, voor kritiek op de autoriteiten. En voor het gelijkheidsidee: iedereen moest

Paul Goossens:

Ik kon pinten gaan pakken met Franstaligen, terwijl veel van mijn Vlaamse collega’s – ik noem ze even geen vrienden – ondertussen jacht maakten op de studentenmutsen van de Franstaligen. Maar ik was wel vóór een splitsing van de universiteit.

S

oixante-huitard en journalist Paul Goossens (75) heeft naar eigen zeggen geen ‘hang naar het verleden’. Toch willen we net dáárover met hem spreken in brasserie Gambrinus aan de Leuvense Grote Markt. Het zou ons niets verbazen als enkele stamgasten zich hier in het woelige jaar 1968 verslikten in hun koffie – of hun petit café – bij het zien van duizenden protesterende studenten met spandoeken en megafoons. Naast Goossens zit studente rechten Nora Sleiderink (21). Een studentenrevolte ontketende ze (nog) niet, maar als Veto-hoofdredacteur houdt ze wél de vinger aan de pols van de unief en

de maatschappij. Na een scherpe tweet richting minister Sven Gatz – die zijn kat stuurde naar een debat van een studentenvereniging – mocht ze haar opwachting maken in De Afspraak en De Zevende Dag. En Paul Goossens’ voormalige krant De Morgen zette haar op de cover als ‘prille pitbull van de journalistiek’ …

Een onsterfelijk jaar Twee journalisten interviewen, is dat niet om problemen vragen? Het is vooral om extra vragen vragen, zo blijkt. Amper hebben we onze dictafoon aangezet als Paul Goossens van wal steekt: “Nora, wanneer heb jij voor het eerst gehoord

over Leuven ’68?” Nora Sleiderink: “Dat moet tijdens de lessen geschiedenis op school zijn geweest.” Paul Goossens: “En wat werd daarover gezegd?” Sleiderink: “Goh … Als ik nu maar wat beter had opgelet (lacht). Het kwam eigenlijk maar terloops aan bod. We zijn er niet erg diep op ingegaan. Maar inmiddels ben ik volledig op de hoogte hoor.” De laatste weken en maanden staat Leuven ’68 inderdaad erg in de aandacht. Hoe kijkt u daarnaar, mijnheer Goossens?

naar de universiteit kunnen gaan. Op die cérémonie flamande werd dat allemaal weggeveegd. De soixante-huitards werden weggezet als individualistisch, nihilistisch, hedonistisch … Kritiek die al vijftig jaar meegaat, trouwens, en evengoed uit linkse als uit rechtse hoek komt.” In uw essay zegt u dat u blij bent dat u de splitsing van de universiteit op het conto van de studentenrevolte kan schrijven, in plaats van op dat van de Vlaamse beweging. Hoe belangrijk was die Vlaams-Waalse tegenstelling voor jullie?

Goossens: “Voor mij was die niét belangrijk. (buigt zich naar de recorder) Staat het erop? Ik kon pinten gaan pakken met Franstaligen, terwijl veel van


MAATSCHAPPIJ

CAMPUSKRANT | 30 MEI 2018

mijn Vlaamse collega’s – ik noem ze even geen vrienden – ondertussen jacht maakten op de toquen (studentenmutsen – red.) van de Franstaligen. Maar ik was wel vóór een splitsing van de universiteit. De toestroom van Vlaamse én Franstalige studenten in een kleine stad als Leuven was eenvoudigweg niet houdbaar. Bovendien vonden we dat een universiteit dicht bij de gemeenschap moet staan, ook in geografische zin. Dat betekende: een Franstalige universiteit au coeur de la Wallonie.” “Er waren zeker Waalse studenten die voor dat idee gewonnen waren, maar vanwege de vijandelijke sfeer konden ze zich amper uiten. ‘Walen buiten!’, of, zo mogelijk nog erger, ‘Waalse ratten, rolt uw matten’ … als je met zulke spandoeken rondloopt, dan is er geen gesprek meer mogelijk hè. Ik heb uren en uren gediscussieerd met die Vlaamse ‘stigmatici’, zoals toenmalig rector Piet De Somer ze noemde, en bijna op mijn knieën gevraagd: distantieer jullie van die slogans. Ik vond dat zo beschamend en obsceen. Zonder ‘Walen buiten!’ was de splitsing wellicht op een heel andere manier verlopen.” Sleiderink: “Die slogans waren inderdaad behoorlijk agressief … Mijn mama is Waalse en als ik haar hoor denk ik wel dat Leuven Vlaams voor Franstaligen nog altijd een negatieve connotatie heeft. Dat het tot op vandaag blijft hangen.” Goossens: “Eigenlijk was dit moment, vijftig jaar na ’68, toch de ideale gelegenheid geweest om daar als universiteit afstand van te nemen? Om te zeggen: ‘Walen Buiten!’, dat had nooit geroepen mogen worden.”

Geen raketten! In uw brief vanuit de gevangenis van Vorst (25 januari 1968) schreef u aan ‘uw vrienden in het verzet’: “Op dit ogenblik wordt in Leuven geschiedenis geschreven.” Was u zich daar zo vroeg al van bewust?

Goossens: “Ge moogt gerust zijn. Er zijn niet zoveel studentenopstanden die een regering hebben doen vallen, hé. Wij waren daar behoorlijk trots op.” “Er is heel lang gezwegen over het staatkundig belang van Leuven Vlaams. In ’68 wist iedereen dat de situatie in Leuven de lont in het kruitvat was. Daarom was er ook zoveel tegenstand. De studentenrevolte deed de boel ontploffen en dat leidde tot een kettingreactie: de val van de regering, de federalisering van de politieke partijen en uiteindelijk het begin van een federale structuur in België. Dat was niet onze oorspronkelijke bedoeling, maar anderzijds was het unitaire België voor ons wel een uitgeleefd land van belangengroepen met privileges, waarin bisschoppen konden beslissen over de toekomst van een universiteit. Ze hoefden zich tegenover niemand te verantwoorden, tenzij (wijst naar boven).”

11

Wie is Paul Goossens? °1943, Mechelen 1964-1969: studeert economie (KU Leuven) 1966-1967: preses van het Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond Leuven (KVHV), en vervolgens ‘werkleider’ van SVB (Studentenvakbeweging) 1969-1971: freelance journalist 1971-1972: redacteur bij het weekblad Vrijdag 1973-1978: redacteur economie bij De Standaard 1978-1991: hoofdredacteur van De Morgen Sinds 1991: freelance Europa-journalist, onder meer voor Belga en Knack Columnist voor De Standaard

Wie is Nora Sleiderink? °1996, Elsene Studeert rechten Sinds augustus 2017: hoofdredacteur van studentenblad Veto Laat geregeld haar stem horen op Twitter en in de media

“De splitsing van de universiteit en de federalisering zijn de concrete gevolgen van Leuven ’68, maar als je vraagt wat de studentenopstand voorts gerealiseerd heeft, kun je maar een pover bilan voorleggen. Dat komt omdat de 68’ers wel iets konden forceren, maar niks beslissen. Maar het is natuurlijk wel een belangrijke bron van inspiratie geweest. Veel emancipatie in Vlaanderen – zoals de ontkerkelijking en de vrouwen-, milieu- en vredesbeweging – wortelt in de Leuvense grond van de sixties. Denk maar aan de betoging tegen de kruisraketten in 1983, waar zo’n vierhonderdduizend mensen voor op straat kwamen. Die was er niet gekomen zonder ’68.” Nora, hoe kijk jij als studente naar de revolte van vijftig jaar geleden?

Sleiderink: “Ik heb de documentaire Leuven ’68 gezien, samen met mijn papa. En wat me opviel was dat zo’n studentenopstand er eigenlijk ook gewoon leuk uitziet (lacht). Er leek ontzettend veel sfeer te hangen.” Goossens: “Er gebeurde iets. Leuven was geen slaapstad meer. Studenten kregen een stem, wat vrij nieuw was in het brave Vlaanderen van die tijd. Voor ons was het enorm stimulerend om de bisschoppen op hun plaats te zetten: ‘Jullie werkwijze is middeleeuws en dit is niet hoe wij autoriteit zien.’ Eén van de verworvenheden van ’68 is dat je gezag moet verdienen, elke dag opnieuw. Het is niet omdat je verkozen of benoemd bent, dat je om het even wat mag zeggen of uitspoken. Dat neemt men ons trouwens ook kwalijk: volgens De Wever en consoorten hebben wij het gezag kapot gemaakt.” Nora, jij staat op jouw manier ook op de barricades. Je deinst er niet voor terug om je te mengen in het maatschappelijk debat en op Twitter ga je in de clinch met doorgewinterde opiniemakers als Maarten Boudry en Joël De Ceulaer …

Sleiderink: “Over bepaalde zaken heb ik een duidelijke mening en daar kom ik dan ook voor uit. Maar ik heb

nu niet meteen het gevoel dat ik een revolutie als Leuven Vlaams aan het voeren ben …” Goossens: “En hoe zit het met het engagement van je medestudenten? Je zit nu drie jaar aan de unief. Wat is de

Nora Sleiderink:

Ik denk dat mijn generatie zich niet meer als een generatie ziet. Er is ook vrijwel geen generatieconflict meer. Als ik iets op Twitter post, heeft dat bijna evenveel gewicht als een tweet van iemand met gezag.

grootste studentenvergadering die je al hebt meegemaakt?” Sleiderink: “In de algemene vergadering van de Studentenraad zitten ongeveer tachtig leden, allemaal afkomstig uit de facultaire overlegorganen. Die vergaderingen zijn open, maar ik heb er nog nooit iemand gezien die daar niet als mandataris of vertegenwoordiger zit. Het is wel schrijnend dat maar zo’n klein deel van de studentenpopulatie bezig is met de vertegenwoordiging van studenten …” Goossens: “Ik heb geen lessen te geven, want deze tijd is helemaal anders. De problemen van vandaag waren ons niet eens bekend. Op sociaaleconomisch vlak leefden wij vrij onbezorgd. Je hoorde aan de universiteit niemand zeggen: zal ik wel een job vinden? Nee, je moest opletten of je was aan ‘t werk voor je het wist … Vandaag zijn er zoveel maatschappelijke problemen waarvan je als student zou kunnen zeggen: wat doet onze universi-

teit daaraan? Het grote verschil met nu is waarschijnlijk het optimisme van de jaren zestig. Wij dachten: niet met ons.” Een gemis van jouw generatie, Nora?

Sleiderink: “Ik denk dat mijn generatie zich niet meer als een generatie ziet. Er is ook vrijwel geen generatieconflict meer. Als ik iets op Twitter post, heeft dat bijna evenveel gewicht als een tweet van iemand met gezag.” Misschien heeft internet het straatprotest grotendeels overbodig gemaakt?

Goossens: “Misschien, ja ... Als wij internet hadden gehad, was het wellicht ook anders verlopen. Wij moesten nog pamfletten laten drukken of stencilen. Dat kostte geld, natuurlijk. We hingen ook muurkranten uit met aankondigingen van acties en met slogans – geestige, controversiële dingen om onze achterban te prikkelen. Als je dat met één druk op de knop zou kunnen doen, is het natuurlijk makkelijker.” Sleiderink: “Dat klopt, maar daardoor zitten we nu ook met een stortvloed aan meningen. Jullie hadden het probleem dat er een consensus gevonden moest worden, bijvoorbeeld met de Vlaamse beweging. Wij moeten dat niet meer, maar net dat maakt het moeilijk om te mobiliseren. Er is geen enkele eensgezindheid meer nodig om je boodschap te verkondigen.” Goossens: “Wat niet is, kan nog komen. Maatschappelijke, politieke belangstelling verloopt in cyclussen. Op zeker moment komt er een thema waar iedereen een mening over heeft, en dan gaat dat weer voorbij. In ’68 zaten we op het toppunt van zo’n cyclus: er was een probleem, een spanningsveld en een voldoende grote groep die we in beweging konden krijgen. Ik ben ervan overtuigd dat studenten vandaag even betrokken en even bereid zijn tot engagement als wij. Bij ons kwam dat ook pas na verloop van tijd, mede door de ambiance en de roes van ‘we zijn iets aan ‘t veranderen’.”

lees verder op P.12


12

MAATSCHAPPIJ

CAMPUSKRANT | 30 MEI 2018

© KU Leuven | Johan Van Droogenbroeck

‘een journalistieke politicus’. Vindt u dat een journalist altijd ook opiniemaker moet zijn?

vervolg van P.11

in plaats van hoofdredacteur. Waarom ligt dat zo gevoelig?

Oud-premiers Op Twitter noemt u zich nog altijd ‘soixante-huitard’. Bepaalt dat nog steeds mee uw identiteit?

Goossens: “Het was toch een gebeuren dat ons denken en ons leven veranderd heeft. Plots leerden wij op een andere manier naar de wereld kijken. Er wordt altijd ge­ zegd: ‘Marx heeft toen een nieuwe jeugd beleefd’. Dat marxisme van ons was, toch bij de meesten, eerder beperkt. Maar plots groeide wel het besef dat het sociaaleco­ nomische de samenleving in sterke mate bepaalt. Misschien moesten we toch eens nadenken over hoe het kwam dat de arbei­ dende klasse nog steeds ondervertegen­ woordigd was aan de universiteit.” “Ik vind het ook zeer onjuist als over ons gezegd wordt: ze waren tegen het establish­ ment en twintig jaar later waren ze zelf het establishment. Onlangs verscheen in Frankrijk een sociologische studie, Changer le monde, changer sa vie, waarin vier­ honderd soixante-huitards vertellen wat ze van hun leven gemaakt hebben. Ne­ gentig procent is bij een sociale organi­ satie terechtgekomen of in het onderwijs. Die mensen hebben hun leven gewijd aan de vraag: hoe kunnen we het onder­ wijs anders structureren, zodat het vrien­ delijker is voor de lagere socio-economi­ sche groepen?” Zelf bent u in zekere zin wel deel geworden van het establishment. Op uw pensioenfeestje waren er drie oud-premiers aanwezig …

Goossens: (plots heftig) “Maar daar kon ik nu eens niks aan doen! Ik wist daar niks van, echt niks. En had ik het geweten, dan was ik niet gegaan. Toen al wist ik: tien jaar later gaat men mij dat nog voor de voeten werpen (lacht). Als je lange tijd in de jour­ nalistiek zit, dan ken je dat soort mensen nu eenmaal vrij goed.” Nora, heb jij als hoofdredacteur van Veto al een contactenboekje?

Sleiderink: “Paul Goossens ken ik nu al, dus dat is al een goed begin …” Sven Gatz ken je ook, naar verluidt …

Sleiderink: (lacht) “Ja, die ook.” Goossens: “Voilà, het is tijd voor uw memoires.”

Nora Sleiderink:

Mijn mama is Waalse, en als ik haar hoor denk ik wel dat Leuven Vlaams voor Franstaligen nog altijd een negatieve connotatie heeft. Dat het tot op vandaag blijft hangen.

Onzichtbare barrières Uit de beelden en foto’s blijkt wat voor een mannelijke bedoening de studentenopstand was. Je ziet nooit een studente aan het woord …

Goossens: “Er waren in het algemeen min­ der meisjesstudenten … En, toegegeven, ik denk ook dat wij behoorlijk macho waren.” In uw brief uit de gevangenis riep u ‘alle porren (denigrerende benaming voor meisjesstudenten – red.) van Leuven’ op om een kaart te sturen naar een paar medestudenten die gevangen zaten …

Goossens: “Ja, daar schaam ik mij nu voor … Maar mettertijd werd het toch méér dan een mannenclubje. In januari ’68 had je drie weken aan een stuk bijna iedere avond volksvergadering in Alma. Verge­ leken met twee jaar eerder (de revolte van ’66, na het mandement van de bisschoppen waarin die een splitsing van de universiteit afwezen – red.) waren daar veel meer meis­ jes aanwezig, en een aantal van hen hebben toen ook het woord genomen. Maar daar zijn helaas geen beelden van.” Nora, in één van je tweets maakte je je druk over het feit dat je hoofdredactrice werd genoemd

Sleiderink: “Het is natuurlijk een luxe dat je kan strijden over woordjes in plaats van over gelijke rechten. Maar het gaat erom dat er nog steeds een perceptieverschil is. En hoewel je in principe eigenlijk kan geraken waar je wil, zijn er wel nog steeds onzichtbare barrières.” “Hetzelfde geldt voor studenten met een migratieachtergrond. In vergelijking met andere studenten maken zij twee keer zo­ veel kans om minder dan achttien van de zestig studiepunten te halen in hun eerste jaar aan de universiteit, en zich daardoor het jaar daarop niet opnieuw te mogen inschrijven voor dezelfde studierichting. Dat geldt voor veertig procent van die stu­ dentengroep! Iedereen heeft de kans om te gaan studeren, maar dat is natuurlijk veel moeilijker als je een taalachterstand hebt, een slechtere vooropleiding, een socio-economische achtergrond die las­ tiger is …” Goossens: “Krijgt de unief daar geen slecht geweten van? Daar zou je toch een task force voor moeten opzetten …” Moeten die problemen niet al veel vroeger worden aangepakt? Ligt die verantwoordelijkheid niet eerder bij de scholen?

Sleiderink: “Je kan altijd de verantwoorde­ lijkheid afschuiven. Is het niet de taak van een universiteit om er een prioriteit van te maken om die maatschappelijke factoren te veranderen?” Goossens: (nog steeds verbouwereerd) “Die veertig procent … Je zou daar de krant mee kunnen openen …” Sleiderink: “Dat hebben we in Veto dan ook gedaan! (lacht)” Heb je het gevoel dat je met Veto echt iets kan veranderen aan de universiteit?

Sleiderink: “Het is natuurlijk moeilijk om te weten wat je impact is. Maar ik denk wel dat er rekening mee wordt ge­ houden, in die zin dat de beslissingen die worden genomen op zijn minst ook ver­ antwoord moeten worden. En als wij niet meer kritisch zijn voor de universiteit, wie dan wel?” Mijnheer Goossens, u noemde zichzelf ooit ‘geen neutrale maar een politieke journalist’, zelfs

Goossens: “Nee, iedere vogel zingt zoals hij gebekt is. Ik geloof wel niet erg in objectieve journalistiek. Gewoon al door de selectie van wat je brengt en wat niet. Uiteraard an­ ticipeert een hoofdredacteur op de politie­ ke gevolgen van wat er geschreven wordt.” Sleiderink: “Ik heb de indruk dat jour­ nalisten en media die het aandurven om standpunten in te nemen tegenwoordig meteen worden afgeschilderd als onbe­ trouwbaar en met een eigen agenda.” Goossens: “Er is iets eigenaardigs aan de hand. Vroeger was de pers compleet ver­ zuild en sprak elke gazet his master’s voice. Met de oprichting van De Morgen in ’78 hebben wij dat doorbroken. Wij lieten niet enkel socialisten aan het woord – tot grote ergernis van mijn raad van bestuur. En dat heeft de andere kranten verplicht om het­ zelfde te doen. Vandaag hebben politici de kranten niet meer nodig om hun publiek aan te spreken. En vanwege hun wankele businessmodel zitten die kranten al in een zwakke positie. Dat leidt ertoe dat ze een pacificatie aangaan met de dominante po­ litieke macht. De periode van eind jaren zeventig tot aan de komst van VTM, was eigenlijk de beste qua persvrijheid.”

Student power U hebt ooit gezegd: “Sinds mijn 26ste heb ik geen toekomst meer, alleen maar een verleden.” Is dat werkelijk zo geweest?

Goossens: (lijkt even verbaasd over zijn eigen uitspraak) “Dat was een literaire overdrijving. Maar ’68 heeft toch veel ver­ anderd, vooral in het denken, het besef dat je een samenleving kunt veranderen. Le Monde had al in ’64 een rubriek: la contestation dans le monde. Daarin lazen we over student power. Dat wilden wij ook wel … En plots, na mei ’66, hadden we iets wat daar op leek. Voortaan moest de universi­ teit rekening houden met ons.” Sleiderink: “En wordt er nu rekening met de studenten gehouden?” Goossens: “Dat zou jij moeten weten!” Sleiderink: “Vandaag zijn studenten vertegenwoordigd in de hoogste beleids­ organen. Maar het probleem van dat me­ debestuur is dat je dan ook mee verant­ woordelijkheid opneemt. En ook is het dan soms het makkelijkste als de brede studen­ tenpopulatie zo weinig mogelijk weet …” Goossens: “Die discussie woedde al in onze tijd. We hebben snel nee gezegd tegen medebeheer. We wilden wél volledig infor­ matierecht. (Tot Nora:) Nee, schaf dat me­ debeheer maar af.” Tot slot: mist u die heroïsche sfeer van Leuven ’68 soms nog?

Goossens: “Ach, ons verhaal was geen heroïsch verhaal … Iedere tijd is span­ nend, boeiend en uniek. Laat ons over het verleden praten in zoverre we daar iets mee kunnen om de toekomst veilig te stellen. Dat is toch de enige zin … Nostalgie, daar­ voor moet je in Bokrijk zijn. Of overdrijf ik, Nora?” Sleiderink: “Het stond zo in Veto, dus het zal wel waar zijn (lacht).” Het gesprek zit erop. Mevrouw Goossens komt haar echtgenoot halen, want er staat vanavond nog een debat op het program­ ma. Over ’68, uiteraard. Goossens: “Ge gaat wat wij allemaal gezegd hebben toch niet censureren hè? (Tot Nora:) Gij kijkt toe?”


ONDERZOEK

CAMPUSKRANT | 30 MEI 2018

13

GROTE UITDAGINGEN VRAGEN OM THEMATISCHE AANPAK

Hersenonderzoek gebundeld in Leuven Brain Institute De KU Leuven is een instituut rijker: het Leuven Brain Institute (LBI) zal een ontmoetingsplaats vormen voor wetenschappers die verspreid over de universiteit aan hersenonderzoek doen. Het doel is om via nieuwe samenwerkingen de kennis over het zenuwstelsel uit te breiden.

De hoofdmoot van het neurowetenschappelijk onderzoek wordt logischerwijze uitgevoerd binnen de Groep Biomedische Wetenschappen. Maar ook in andere geledingen van de universiteit verdiepen wetenschappers zich in onze hersenen: biologen en psychologen, maar bijvoorbeeld ook ingenieurs en computerwetenschappers. “Bij hersenonderzoek komen altijd verschillende disciplines en aspecten kijken”,

zegt neurofysioloog Peter Janssen, die is aangesteld als voorzitter van het LBI. “Er is fundamenteel onderzoek nodig naar de werking van de hersenen en het ontstaan van hersenaandoeningen. Maar evengoed zijn er onderzoekers die zich buigen over de ontwikkeling van nieuwe systemen om hersenactiviteit te monitoren, of die bijdragen aan een zo goed mogelijke behandeling van en zorg voor patiënten.” “Op dit moment is al die kennis versnipperd, in het LBI willen we de verschillende perspectieven samenbrengen. Als wetenschappers zich gezamenlijk inzetten, dan zal dat leiden tot betere diagnoses en behandelingen van patiënten. De grote uitdagingen binnen de neurowetenschappen vragen om een thematische aanpak. Daarom zal onze werking zich in eerste instantie toespitsen op

COLOFON Campuskrant, maandelijks tijdschrift van de KU Leuven voor alumni, personeel en studenten. Een realisatie van de Nieuwsdienst

de vorming van focusgroepen rond specifieke thema’s.” Voorlopig bestaat het Leuven Brain Institute alleen op papier, maar over enkele jaren zal een groot aantal onderzoekers van het Departement Neurowetenschappen een plaats krijgen in het nieuwe gebouw O&N5 op Campus Gasthuisberg. “Het is belangrijk om een ontmoetingsplaats te hebben waar nieuwe ideeën kunnen ontstaan”, zegt professor Janssen. Ook rector Luc Sels juicht de oprichting van het LBI toe. “Het is een inspirerend voorbeeld voor andere ontluikende interdisciplinaire platformen en instituten. Samenwerking over de grenzen van de disciplines heen is een speerpunt in ons strategisch plan. Om die ambities waar te maken, hebben we voortrekkers als het LBI nodig.” (bvh)

Hoofdredactie Sigrid Somers, Reiner Van Hove | Redactie Pieter-Jan Borgelioen, Ilse Frederickx, Ludo Meyvis, Rob Stevens, Ine Van Houdenhove, Wouter Verbeylen | Medewerkers Katrien Bollen, Tine Danschutter, Shana Michiels, Julia Nienaber, Sarah Somers, Anke Vander Elst, Bregt Van Hoeyveld, Inge Verbruggen | Freelancers Barbara De Munnynck, Katrien Steyaert | Redactieadres Naamsestraat 22, bus 5002, 3000 Leuven, T 016 32 40 13, nieuws@kuleuven.be | Adreswijzigingen Alumni Lovanienses, Naamsestraat 22, bus 5601, 3000 Leuven, info@alum.kuleuven.be | Grafisch ontwerp Jansen & Janssen, Gent | Layout en zetwerk Wouter Verbeylen | Fotografie Rob Stevens, Johan Van Droogenbroeck | Cartoons Joris Snaet | Illustraties Gudrun Makelberge | Reclameregie Inge Verbruggen, T 016 32 40 15, inge.verbruggen@kuleuven.be | Oplage 24.800 ex. | Drukwerk Eco Print Center, Lokeren. Campuskrant wordt gedrukt met milieuvriendelijke waterloze druktechnologie. | Verantwoordelijke uitgever Bruno Lambrecht, Naamsestraat 22, bus 5000, 3000 Leuven Copyright artikels Artikels kunnen overgenomen worden mits toestemming. Het volgende nummer van Campuskrant verschijnt op 27 juni 2018.

BEELDIGE WETENSCHAP

Paarse lippenstift? Tulp in de knop? We zien een gerstkorrel in doorsnede. In het echt is die ongeveer 8 millimeter lang en 3 à 4 millimeter dik. Vroeger werd er van gerst brij, koek of brood van gemaakt. Maar nu kennen we de graansoort vooral nog als grondstof voor whisky en bier – het gaat dan om mout, dat is ontkiemende gerst. De wetenschapper en fotograaf achter dit plaatje is Charlotte De Schepper. “Toen ik voor industrieel ingenieur studeerde, kwam ik voor mijn masterproef als stagiaire in de brouwerij van Haacht terecht”, vertelt ze. Ze kreeg de (bier)smaak zo te pakken dat ze ook nog een master in de bio-ingenieurswetenschappen volgde. Momenteel doctoreert ze bij professor Christophe Courtin in het Laboratorium voor Levensmiddelenchemie- en biochemie. Over gerstenat, uiteraard. Bij haar werk komen ook microscopische foto’s van grondstoffen te pas. “In dit geval zijn er meer dan honderd foto’s aan elkaar geplakt om te komen tot dit ene beeld: zo kan je inzoomen tot in de kleinste details.” Om alles duidelijk te maken, zijn de verschillende onderdelen van de gerstkorrel gekleurd. “Het grote groene deel is het kiempje waar de gerstplant zou uitgroeien. Het grootste deel van de korrel – in het paars – bestaat uit zet-

meel dat ingekapseld is in celletjes. De lichtpaarse lijntjes zijn de celwanden. Dat zetmeel moet tijdens het moutproces los geraken uit die celwanden en tijdens het brouwproces omgezet worden in suikers. In een later stadium ontstaat er immers alcohol door de gisting van die suikers. Maar eerst moet het zetmeel dus verknipt en verwerkt worden. Die klus wordt geklaard door enzymen die in de lichtgroene laag zitten, net onder de bruine buitenwand.” Het groeiproces van de gerstkorrel wordt tijdens het vermouten heel even gestart en dan weer stopgezet. “Dat vermouten – het ontkiemen van de gerst – zorgt ervoor dat de korrel zachter wordt en dat de enzymen in actie komen. Omdat we bier willen maken, geen planten,

wordt dat kiemproces ook weer stilgelegd, door verhitting. Zo krijg je moutkorrels. Die worden vermalen en dan begint het eigenlijke brouwen met water, hop en gist.” Een doctoraat over bier, dat leidt ongetwijfeld tot hoge verwachtingen bij familie en vrienden. Maar die komen van een koude kermis thuis, lacht De Schepper. “Wij bestuderen de grondstoffen, de wisselwerking ertussen en welke effecten dat heeft op het brouwproces. Maar brouwen zelf doen we eigenlijk niet vaak. Er komen ook wel eens studenten langs die hopen voor hun masterproef bier te kunnen brouwen. Hen moet ik teleurstellen: het is vooral werk in het labo.” Ilse Frederickx

Bent u onderzoeker aan de KU Leuven en maakt u intrigerende wetenschapsfoto’s? Mail ze naar nieuws@kuleuven.be. © Charlotte De Schepper en Niels Langenaeken


14

ALUMNI

CAMPUSKRANT | 30 MEI 2018

LEVEN na LEUVEN

WARD VERRIJCKEN, GERMANIST EN FILMREPORTER

“ Er zijn moeilijker dingen dan tien minuten vrolijk zijn” Dat hij het constante pendelen tussen Hollywood, Cannes en andere rode lopers volhoudt, dankt hij aan zijn stabiele thuis, zegt filmreporter Ward Verrijcken. “Ik heb zo veel chance gehad dat ik al in mijn studententijd mijn lief en mijn beste vrienden leerde kennen. Al beleefde ik later nog heuglijke momenten, met J.K. Rowling en Oprah Winfrey bijvoorbeeld.” TEKST: Katrien Steyaert | FOTO’S: Rob Stevens

“L

evens redden. Dat is het!” Die gedachtekronkel maakte Ward Verrijcken (44) op zijn achttiende. Hij moet nog altijd lachen als hij erover vertelt in café Kaminsky. “Het leek me plots veel nobeler om voor dokter te studeren dan om filmjournalist te worden. Dat wou ik nochtans al jaren. Als jongetje was ik gefascineerd door

de glitter en glamour van Hollywood. Dat ben ik eigenlijk nog altijd, zeker op de Oscars bijvoorbeeld. Ik probeer die kinderlijke verwondering bewust te behouden.” “Ik weet nog hoe mijn vader met zijn Super8-camera ambachtelijk onze homevideo’s monteerde, maar zelf regie studeren kwam nooit in me op. Ik was het soort nerd dat de be-

Verkrijgbaar bij Universitaire Pers Leuven

Verrassende, ongekende en zelfs vergeten objecten uit de geschiedenis van Vlaanderen

€ 19,95 | ISBN 978 94 6270 129 8 paperback | 144 p.

www.upl.be - info@upl.be +32 (0)16 32 53 45

Toegankelijke inleiding in de historische praktijk

€ 17,50 | ISBN 978 94 6270 126 7 paperback | 114 p.

sprekingen van zijn grote idool Patrick Duynslaegher uit de Knack scheurde en zelfs af en toe half vanbuiten leerde om te doorgronden hoe je voor of tegen een film kon argumenteren. Ik vind het nog altijd straf dat ik dat uiteindelijk ben gaan doen. Geluk speelde zeker een rol. Ik was vaak op het juiste moment op de juiste plaats.” Van zijn studie kon je dat dus aanvankelijk niet zeggen. “Na een halfjaar geneeskunde in Leuven moest ik toegeven dat ik – gezien mijn journalistieke ambities en liefde voor taal – had moeten gaan voor de enige logische keuze: Germaanse. Mijn ouders moedigden me aan om dat te gaan doen aan de KUB, de slaagpercentages lagen er hoger. Ik vond de sfeer op die kleine unief heel tof en raakte in de ban van de lessen van Kristien Hemmerechts over Amerikaanse literatuur. Sindsdien consumeer ik alleen nog fictie in het Engels. Ik moet wel toegeven dat mijn iPhone het tegenwoordig zelfs op vakantie overneemt van de boeken. Social media zijn heel erg deel van mijn job – ‘s morgens check ik meteen het entertainmentnieuws – maar ik moet toch proberen te detoxen.” Met de grote jongens

Begin jaren 90 was er van @filmward nog lang geen sprake. Tijd genoeg dus om te studeren en een glas te drinken. “Mijn ouders waren naast hardwerkende zakenmensen – mijn vader was directeur bij uitgeverij Roularta – ook bourgondiërs. Ze leerden me dat je de dingen plezant moet houden. Dat was het op kot in Leuven (waar hij zijn licenties deed – red.) zeker. We zaten vaak tot diep in de nacht te tetteren en te dansen. Het toffe is dat een groot deel van die studentenkliek nog bestaat. Vrienden zien was en is trouwens mijn enige hobby, want daarnaast ben ik altijd bezig met nieuwe films en series kijken. Vaak doe ik dat voor mijn werkdag begint en sta ik er om zes uur voor op.” De passie verklaart waarom hij het als student zo opwindend vond te mogen schrijven voor het filmmaga-

zine TEEK. “Het enige jammere is dat ik daardoor weinig op de schoolbanken zat. Het is zo’n luxe om je te mogen concentreren op je studie, maar ik wilde rap-rap mijn diploma halen en begon direct daarna vast bij TEEK. Ik wilde zo graag meespelen met de grote jongens dat ik me zelfs geen grote vakantie gunde. Daar had ik later geweldig spijt van. De hoge werkdruk bij TEEK werd ook heel zwaar voor mijn jonge naïeve ik, die zich alles aantrok.”

Vrienden zien is mijn enige hobby, want daarnaast ben ik altijd bezig met nieuwe films en series kijken. Vaak doe ik dat voor mijn werkdag begint en sta ik er om zes uur voor op.

Na een tussenstop bij Het Laatste Nieuws vertrok Verrijcken naar Bonanza, het Woestijnvis-magazine dat negen maanden bestond. “Precies in de week dat het blad stopte, hoorde ik dat ze op de VRT een filmspecialist zochten bij De rode loper omdat Nic Balthazar, die ze gevraagd hadden, uiteindelijk had geweigerd. Dat was mijn kans. Het was wel eeuwig frustrerend dat het programma niet serieus werd genomen, ook al werkten we harder aan onze verhalen dan ik nu kan voor Het Journaal.”


ALUMNI

CAMPUSKRANT | 30 MEI 2018

Tegenwoordig zie ik vaak hoe 21-jarige YouTubevloggers evenveel interviewtijd krijgen, maar met hun miljoenen volgers zijn zij soms interessanter voor de filmstudio dan de Vie Aar Tie uit het kleine Vlaanderen.

Wie is Ward Verrijcken? °1973, Leuven Gestudeerd

1992-1996: Germaanse taal- en letterkunde (KUB, KU Leuven) Loopbaan

Ondertussen leerde hij wel steeds beter sterren strikken. Robert De Niro, Meryl Streep, Justin Timberlake, Madonna: hij kon ze al allemaal interviewen. De laatste tijd begroet hij ze zelfs met een ludiek vuistje. “Met mijn enthousiasme wil ik het verschil maken tussen die veertig andere journalisten die ook vijf minuten krijgen. Zelfs als ik een zeldzame, minder opgewekte dag heb, draai ik de knop om. Er zijn moeilijker dingen dan tien minuten vrolijk moeten zijn.” “Ik begroet altijd de hele entourage van managers, camera- en geluidsmensen. Zij zijn niet minder belangrijk dan Angelina Jolie zelf. Door die erkenning stijgt de temperatuur in de kamer. Ook chitchatten met de sterren is iets wat ik mezelf aanleerde om het ijs te breken. Als

prille twintiger zat mijn bewondering me weleens in de weg, maar intussen kan ik mijn cool bewaren bij eender wie. Zelfs bij een grumpy old man als Anthony Hopkins, van wie je moet hopen dat hij je sympathiek genoeg vindt om je een paar goede verhalen te vertellen.” Naar BBC?

Het meest trots is hij op zijn lobbywerk. “Zeven jaar moest ik aandringen bij de publicists van J.K. Rowling om haar uiteindelijk zes minuten te mogen spreken op de première van Harry Potter and the Half-Blood Prince. Maar ik was de enige die toen toestemming heeft gekregen. Op zulke momenten voel ik echt een buzz. Dat was onlangs weer zo toen ik na veel gelobby Oprah Winfrey mocht intervie-

wen over haar rol in A Wrinkle in Time. Ik vind het erg indrukwekkend dat deze twee dames niet op hun gouden troon hun geld zitten te tellen, maar hun stem gebruiken om van de wereld een betere plaats te maken.” “Voor een jeugdheld als Steven Spielberg voel ik vooral artistiek respect. Toen ik hem in 2011 live in Het Journaal mocht interviewen over Tintin, was dat heel spannend. Ik zal er niet goed van zijn als ik op een ochtend hoor dat ik aan zijn in-memoriam-reportage moet beginnen. De hele generatie van Scorsese en co heeft zulke kroonjuwelen van carrières, die ik als journalist mee zal moeten afsluiten. Dat zal toch raar zijn.” Hoopt hij tegen die tijd niet eens wat langere portretten te draaien?

1996-1998: eind­ redacteur bij filmmagazine TEEK 1998-2000: media­ verslaggever bij Het Laatste Nieuws 2000-2001: film- en tv-reporter bij Bonanza 2001-2011: filmreporter voor De rode loper Sinds 2011: filmverslaggever voor Het Journaal, Radio 1, VRT NWS en Cobra.be (dat laatste tot 2014) Privé

Woont samen met Frank in Leuven Ze hebben vijf pete­ kinderen

“Nee. Ik ben altijd dankbaar geweest en ik ken mijn plaats. Tegenwoordig zie ik vaak hoe 21-jarige YouTube-vloggers evenveel interviewtijd krijgen, maar met hun miljoenen volgers zijn zij soms interessanter voor de filmstudio dan de Vie Aar Tie uit het kleine Vlaanderen. Natuurlijk zou het fantastisch zijn om een uur met Cate Blanchett te mogen praten, maar dat soort sterren doet dat alleen voor een BBC of CNN.” Dan moet hij misschien naar BBC? Hij lacht hard. “Dat is extreem hoog gegrepen. Ik was al lang blij toen ik mijn voorganger Roel Van Bambost mocht opvolgen bij Het Journaal, in de Vlaamse verslaggeving toch nog altijd de top.” Wakker geworden

Hij kan een geeuw niet onderdrukken. “Sorry, Cannes heeft me afgepeigerd. Het klinkt verschrikkelijk om te zeggen, maar ineens ben je 44 en voel je dat van ’s morgens tot ’s avonds heen en weer lopen toch minder vlot gaat dan 15 jaar geleden. De feestjes die ik toen deed zijn niet meer mijn focus. Ik probeer vooral goede verhalen te ontdekken.” “De cinema beleeft een sleutelmoment en ik vind het erg heuglijk dat ik dat mag meemaken. De discussies over diversiteit en feminisme, versterkt door de #metoo-­ beweging, zorgen voor een shift in het denken van Hollywood. Dat heeft finaal ingezien dat er een publiek is voor films zoals Black Panther, met een zwarte cast en interessante vrouwelijke personages. Het is natuurlijk spijtig dat het zo lang geduurd heeft, maar je moet begrijpen dat er zoveel belangen speelden dat de machtige mannen in Hollywood elkaar de hand boven het hoofd hielden. Door die omerta durfden actrices niet te spreken. Er was een Weinstein-monster nodig om de terreur van angst echt te doorbreken.” lees verder op P.16

15


16

PORTRET

CAMPUSKRANT | 30 MEI 2018

JEAN-LUC ROLAND, BURGEMEESTER VAN LOUVAIN-LA-NEUVE

“ De tijd heeft eindelijk © KU Leuven | Rob Stevens

zijn werk gedaan”

vervolg van P.15 “Het is jammer dat een grande dame als Catherine Deneuve #metoo overdreven noemt. Dat is hard en weinig empathisch van haar. Zij heeft nooit last gehad van te weinig rollen. Maar goed, over mensen als zij gaan we uiteindelijk zeggen: they were on the wrong side of history.” “Scandinavië is voor mij een lichtend voorbeeld. De Zweedse tegenhanger van het Vlaams Audiovisueel Fonds eist al jaren dat minstens vijftig procent van de projecten die ze steunen het initiatief is van een vrouw. De kansen worden dus eerlijker verdeeld en niemand voelt zich echt benadeeld. Quota kunnen dus hele goede hefbomen zijn, maar in Vlaanderen is dat blijkbaar nog niet bespreekbaar.” “Toen ik me in 2015 openlijk ergerde aan de seksistische, racistische humor in De Slimste Mens ter Wereld vonden sommigen dat ik moest ophouden met zo politiek correct te doen, maar veel anderen waren me dankbaar. Mijn Zweedse collega-journalisten vielen bijna van hun stoel toen ze hoorden dat dat bij ons op tv nog kon. Mede dankzij mijn job ben ik woke, zoals de Amerikanen dat zeggen. Ik ben wakker geworden en ik wil het publiek op dit soort issues attenderen.” Tegenpolen

Kunnen we hem dan niet betrappen op een valse noot? “Mijn job heeft natuurlijk een repetitief karakter. Elk jaar zijn het de Oscars, Cannes, Venetië, Gent, de kerstfilms. Ik zie mezelf dus ooit wel iets anders doen. Mee beslissen over de programmatie van entertainment op de VRT bijvoorbeeld. Het zou het voordeel hebben dat ik niet meer zoveel nachten per maand van huis ben.” Het is precies die thuis waardoor hij het volhoudt, zegt hij. “Ik leerde Frank kennen op een van onze kotfeestjes. Ik heb veel chance gehad dat het sindsdien altijd is blijven marcheren. Ons geheim?

Het is jammer dat een grande dame als Catherine Deneuve metoo overdreven noemt. Dat is hard en weinig empathisch van haar. Zij heeft nooit last gehad van te weinig rollen.

Opposites attract. Als student was ik nog een beetje bourgeois dus een flamboyant iemand als Frank fascineerde me. Vandaag vind ik het heel interessant dat hij loopbaanonderbreking heeft genomen als communicatieverantwoordelijke bij STUK en opnieuw heeft aangeknoopt bij zijn studie psychologie. Hij heeft veel lessen, stages en taken, en op dat geregelde leven ben ik weleens jaloers. Maar goed, ik kan me ook zo smijten in mijn chaotische job omdat we geen kinderen hebben. Bewust, ja. Je moet kinderen zo sterk mogelijk in het leven zetten en ik heb altijd schrik gehad dat ik dat niet zou kunnen.” Aan petekinderen anders geen gebrek. “Ze zijn tussen 7 en 17 jaar oud en ik vind het heel tof om ze groot te zien worden. Ik hoop dat ik ze vooral mijn joie de vivre kan meegeven.” In België mist hij die zonnigheid. “Het is me hier te grijs, letterlijk en figuurlijk. Daarom hoop ik op een dag in een warm klimaat te gaan wonen, ergens midden in de natuur met een paar mensen die ik heel graag zie. Dan ga ik nog contenter zijn dan ik nu al ben.”

Twee jaar student in roerig Leuven, twee jaar een van de eerste inwoners van Louvain-la-Neuve en nu al 17 jaar burgemeester van de stad. Het maakt van Jean-Luc Roland (64) een bevoorrechte getuige van de revolutie waaruit UCL werd geboren. “Dat we ons nu verzusterden met Leuven is een belangrijk signaal voor het hele land.”

“A

TEKST: Katrien Steyaert | FOTO: Rob Stevens

lles kan. De toekomst is van ons. Die opwindende indruk gaf mei ’68 ons”, zegt Jean-Luc Roland. “Ik was veertien en trad op als afgevaardigde van mijn klas tijdens onze acties voor meer inspraak. Wat waren we fier toen de directie inderdaad een adviesraad van leerlingen installeerde. Een paar maanden ervoor hadden we zoiets niet voor mogelijk gehouden.”

fysica begon, zag ik dat de geest van het protest er nog rondwaarde. Er waren constant betogingen en debatten en het merendeel van de studenten was gepolitiseerd, vaak in extreemlinkse vorm. Maar we waren vooral theoretische revolutionairen, hoor. We zaten de hele tijd te lezen en veranderden elke avond, al pratend, de wereld.”

Welke beelden blijven u nog bij?

Roland: “Vooral het vervolg op mijn studententijd heeft me fundamenteel gevormd. Men stelde toen voor het eerst de vraag naar wat vooruitgang is en naar de grenzen van onze natuurlijke energiebronnen. Uit het militantisme was de politieke ecologie geboren. Ik stond zelf mee aan de wieg van de partij Ecolo. En toen ik in 1973 voor mijn licenties verhuisde naar Louvain-la-Neuve, maakte ik ook dat project mee van op de eerste rij.”

Volgde u ook het oproer in Leuven?

U betreurde uw verhuis niet?

Jean-Luc Roland: “Op tv zagen we dat de kern van de acties in Parijs lag. Ik was er in april ’68 nog op uitwisseling geweest in een gastgezin, voor een handbaltornooi waaraan ons college deelnam. De vader, een universiteitsprofessor, praatte met mij over de ontwikkelingen, maar ik begreep eerlijk gezegd niet precies wat er gebeurde, zo snel ging het allemaal.”

Roland: “Niet direct. Ik woonde in Tervuren en ging naar school in Sint-Pieters-Woluwe. Maar toen ik in 1971 in Leuven aan mijn kandidatuur

Drukte het een blijvende stempel?

Roland: “Nee, ik vond het een kans om iets volstrekt unieks mee te maken. De nieuwe stad lag midden in de velden en we waren er amper met 300 studenten, maar ik ontdekte er een nieuwe wereld


PORTRET

CAMPUSKRANT | 30 MEI 2018

17

Jean-Luc Roland:

We waren vooral theoretische revolutionairen, hoor. We zaten de hele tijd te lezen en veranderden elke avond, al pratend, de wereld.

en er hing een geestig underground­ sfeertje.”

Op z’n Italiaans

Roland schetst een positief pioniersverhaal, maar waren de wonden van de scheiding dan al geheeld? “Bij het bredere publiek en in de pers merkte je nog de kwetsuren aangericht door ‘Walen buiten’ (zoals veel Franstaligen Leuven-Vlaams noemen – red.). Bij hen was dat echt slecht verteerd, maar bij de studenten herinner ik me er weinig van. In Leuven had ik sowieso weinig contact met Nederlandstaligen. Alleen in het militante milieu ontmoette ik er, maar dat waren gelijkgestemde zielen die meer bezig waren met de wereldvrede dan met taalkwesties.”

In Louvain-la-Neuve keek men in uw dagen eerder vooruit dan achteruit?

Roland: “Exact. We zaten in de fase van de opbouw en dat maakte het erg aantrekkelijk. De eerste inwoners hadden toegezegd om er te komen wonen op voorwaarde dat ze inspraak kregen. Daarom was er een burgerraad opgericht en daarin vertegenwoordigde ik mijn wijk, la Baraque. Toen mijn vrouw en ik in 1975 afstudeerden – ik had toen ook een diploma filosofie gehaald – besloten we zelfs om nog even in ons gemeenschapshuis te blijven, net vanwege de fantastische, vernieuwende sfeer.” Groeide toen uw ambitie om burgemeester te worden?

Roland: “Ik heb altijd gezegd: ‘Ik ben niet geïnteresseerd in burgemeester worden, behalve als het van Ottignies-Louvain-la-Neuve is.’ De ontwikkeling van deze stad ging wel met ups en downs. De aanvankelijke, forse investeringen vielen stil in de jaren 80. Dat zag je bijvoorbeeld aan het grote, centrale plein waar maar twee van de vier zijden afgewerkt en bebouwd waren. Door die jaren van stilstand had ons project kunnen uitdraaien op een mislukking, maar dat is gelukkig afgewend.” Hoe omschrijft u uw stad vandaag?

Roland: “Eerst en vooral als een universiteitsstad. In de jaren 60 en 70 ontwierp men in West-Europa heel

Wie is Jean-Luc Roland? °1953, Elsene Studeerde fysica in Leuven en Louvainla-Neuve (1975), en filosofie in Louvain-laNeuve (1979) Was van 1978 tot 1984 assistent wetenschapsfilosofie aan de Université de Namur Stond in 1980 mee aan de wieg van Ecolo, waarvan hij van 1997 tot 1999 co-président was

© Louvain-la-Neuve Histoire

Was van 1988 tot 1997 secretaris-generaal van Inter-Environnement Wallonie, de Waalse evenknie van de Bond Beter Leefmilieu

Jean-Luc Roland: “Ik vond de verhuis naar Louvain-la-Neuve een kans om iets volstrekt unieks mee te maken. De nieuwe stad lag midden in de velden en we waren er amper met 300 studenten, maar ik ontdekte er een nieuwe wereld en er hing een geestig undergroundsfeertje.”

Is sinds 2001 burgemeester van Ottignies-Louvain-laNeuve

wat campussen naar het model van Le Corbusier: de verschillende functies – studeren, werken, wonen, ontspannen – bleven sterk gescheiden. Louvain-la-Neuve wilde uitdrukkelijk het omgekeerde zijn: een stad à l’italienne, waar faculteiten, werkplekken, cafés en culturele centra verweven zijn.” “We wilden ook een stad op mensenmaat zijn. Hier zie je een urbanisme dat de dialoog en ontmoeting bevordert: er lopen geen grote verkeersaders door de stad en er zijn overal voetgangerszones. Net dat vinden bezoekers en bewoners zo aantrekkelijk, en dat geeft me veel voldoening.” In 2017 verzusterden Ottignies-Louvain-la-Neuve en Leuven. Wie reikte de hand?

“In 2001 stelde Louis Tobback het al eens voor. Mijn collega-schepenen en ik dachten: ‘Waarom niet?’ Maar in de gemeenteraad bleek het toch moeilijk te liggen en ik ontdekte dat de bevolking nog verdeeld was. In de geesten van velen was het te vroeg. In 2017 lukte het wel. De tijd had zijn werk gedaan en – heel belangrijk – we konden een geslaagde stad voorleggen. Waren we niet zo fier geweest, dan had een verzustering veel moeilijker gelegen.” Waarom is de toenadering zo belangrijk?

“We tonen dat wij Belgen elkaar bij momenten kunnen uitkafferen, maar ook in staat zijn om onze verschillen te overstijgen. We slagen er zelfs in de gewelddadige pagina’s uit onze geschiedenis – wat ‘Walen buiten’ toch was – om te slaan. Het is een sterk signaal voor het hele land.”


18

STUDENTEN

CAMPUSKRANT | 30 MEI 2018

© KU Leuven | Rob Stevens

Basel Zobieda op de Leuvense Grote Markt, één van de vele oogstrelende plekken uit Belgium in Motion. Zobieda kreeg complimenten van onder meer Bart Somers, Daniel Termont en Theo Francken, en kan er ook prat op gaan dat ruim dertig van onze ambassades wereldwijd Belgium in Motion gebruiken.

‘HYPERFILMS’ VAN STUDENT KINESITHERAPIE GAAN VIRAAL

“ Je hebt geen dure camera’s nodig om de schoonheid van dit land te vatten” Bruisende straten en pleinen, idyllische rivieroevers en pittoreske middeleeuwse decors: de hyperfilm Belgium in Motion toont in een razende vaart de troeven die België tot een toeristische trekpleister maken. Toch zit er geen duur reclamebureau achter het massaal opgepikte filmpje. Maker Basel Zobieda (28) is een Syrische Belg, die zijn studie kinesitherapie al drie jaar combineert met een eigen bedrijfje. “Ik hou van dit land en wil dat gevoel delen.” Barbara De Munnynck

D

rie minuten duurt Belgium in Motion, maar zo’n filmpje boks je bepaald niet op ééntwee-drie in elkaar. Voor het project schoot Zobieda op zes jaar tijd in vijftien Belgische steden zo’n 100.000 foto’s. Het kostte hem veel tijd en hoofdbrekens om die foto’s te monteren tot een zogenaamde ‘hyperfilm’: “Ik verwerkte twee terabyte aan bestanden – dat is gigantisch veel. Mijn laptop is een paar keer gecrasht. Als dat gebeurde na een hele nacht doorwerken, had ik weleens zin om op te geven. Maar als je dan iets afwerkt, is de kick eens zo groot.” Van Aleppo naar Gent

Uit Belgium in Motion spreekt een grote liefde voor ons land, en ook veel professionaliteit. Moeilijk te geloven dat Basel Zobieda nog maar negen jaar in België woont en amper zes jaar fotografeert. “Ik ben geboren in Aleppo, in Syrië. Op mijn achttiende, nog voor de oorlog, besloot ik dat ik in het buitenland wou studeren. België leek een goede keuze: mijn grootvader was een Syrische ondernemer die zaken deed in België, waardoor een deel van de familie hier beland is.”

“Na twee weken bij mijn oom in Lebbeke stond ik al op eigen benen. Ik leerde Nederlands en deed een studentenjob bij Volvo Cars. Later begon ik deeltijds aan de studie farmacie, maar ik knapte af op al die chemie. Ik raakte gefascineerd door het werk van de fotograaf Mario Testino – zijn portretten van prinses Diana en allerlei Hollywoodsterren – en bekeek veel fotografie-tutorials op internet. Geld voor een eigen camera had ik niet.” Een Fnac-bon die hij kreeg als dank voor vrijwilligerswerk maakte het verschil. “Ik kocht een Nikon D3100 en nam enkele landschapsfoto’s. De reacties op sociale media waren enthousiast en dat motiveerde me.” Zobieda ruilde Gent voor Leuven, farmacie voor kinesitherapie en begon met de aanleg van het immense beeldenarchief achter zijn In Motion-filmreeks. Visueel ambassadeur

Met zijn bedrijfje Basel Photography & Film maakte Zobieda al vier van die stop-motions die de schoonheid van ons land in beeld brengen. Het begon in 2014 met Gent in Motion: dat filmpje haalde in geen tijd

Basel Zobieda:

Een prof vroeg me of hij een screenshot mocht gebruiken op de cover van zijn cursus fiscaal recht. Zoiets doet me echt plezier. een miljoen views en leverde Zobieda een – intussen afgelopen – sponsordeal met Samsung op. Brussel in Motion volgde en de grote doorbraak kwam er dit voorjaar met de release van Leuven in Motion en – een maand later – Belgium in Motion. Zobieda kreeg complimenten van onder meer Bart Somers, Daniel Termont en Theo Francken, en was te gast in het VRT-programma De Afspraak. Hij kan er ook prat op gaan dat ruim dertig van onze ambassades wereldwijd Belgium in Motion gebruiken.

“Ik hou van België en wil dat gevoel delen – gewoon van burger tot burger”, zegt Zobieda. “Met mijn eenmanszaak doe ik heel wat huwelijks- en evenementfotografie en dat laat me toe mijn hyperfilms te maken. Daarbij kan ik ook rekenen op logistieke steun van overheden en lokale organisaties. Zo gaf de Stad Leuven me toegang tot al haar gebouwen en musea.” “Naarmate mijn business groeide, kon ik betere camera’s kopen, maar ik werk nog steeds niet met superduur materiaal. Ik ben vooral creatief, ik wil voortdurend vooruitgaan. In de toekomst maak ik misschien eens een thematische film, die focust op Belgische kunstenaars of het middeleeuwse erfgoed. Als ik er ooit de tijd voor vind …” “Ik sta nog aan het begin van mijn carrière. Ik ben vooral blij als mensen genieten van mijn foto’s. In Belgium in Motion zit een opname van college De Valk. Een prof vroeg me of hij een screenshot daarvan mocht gebruiken op de cover van zijn cursus fiscaal recht. Zoiets doet me echt plezier.” Masseren en monteren

Studeren doet Zobieda momenteel halftijds. Hij zit in zijn tweede jaar kinesitherapie en revalidatiewetenschappen. “Nu ik beter betaalde fotografie-opdrachten krijg, kan ik op minder tijd in mijn levensonderhoud voorzien en hoop ik volgend jaar voltijds te kunnen studeren”, zegt hij. “Mijn situatie is nogal complex, ik ben blij dat de KU Leuven individuele trajecten voorziet voor werkstudenten.” “Ik wil niet alleen het diploma halen, maar ook effectief werken als kinesist. Het is een mooi beroep: je hebt contact met mensen en kunt hen echt helpen. Ik hou van afwisseling en wil op termijn kinesi­ therapie en fotografie combineren. Zoals nu, eigenlijk, maar dan als twee volwaardige jobs (lacht).” Baselfilms.be Op Facebook: Basel Photography & Film, Leuven Photography & Film


PORTRET

CAMPUSKRANT | 30 MEI 2018

SPEED DATE

In 24 vragen naar hoofd en hart van Michaël Opgenhaffen

19

MIchaël Opgenhaffen: “Mijn motto? ‘Ieder zijn feestje’. Zolang anderen er geen last van hebben, moet je vooral doen wat je graag doet.”

Professor Michaël Opgenhaffen (39) is coördinator van en docent aan de master journalistiek op Campus Sint-Andries in Antwerpen, en onderzoeker aan het Instituut voor Mediastudies. TEKST: Ine Van Houdenhove | FOTO: Rob Stevens

© KU Leuven | Rob Stevens

“ Ik doe nog geregeld een

nachtje door”

01/ Wat wilde u ‘later’ worden?

“Journalist, ik las van jongs af de krant. Of vrachtwagenchauffeur, een beroep vol romantiek en rock-‘n-roll.”

02/ Zou u vandaag dezelfde studiekeuze maken?

“Ja, ik heb heel graag communicatiewetenschappen gestudeerd. Nu zou ik er een masterjaar journalistiek aan breien, maar die mogelijkheid was er toen nog niet.”

03/ Op welke job bent u jaloers?

“Ik ben heel tevreden, maar dokter zijn lijkt me ook wel wat. ’s Avonds kunnen zeggen dat je iemand gered hebt, is toch nog iets anders dan een artikel publiceren.”

08/ Aan welk project zou u meteen beginnen als geld geen factor was?

“Ik heb weinig dromen, ik ben een heel gelukkige mens. Ooit hoop ik wel een boerderijtje te hebben, met een paar kippen en ganzen. Uit nostalgie naar het plattelandsleven dat ik ken van bij mijn grootouders vroeger.” “En een echt kennis- of onderzoekscentrum journalistiek zou ook mooi zijn.”

09/ Welk goed voornemen kan u maar niet volhouden?

“Op tijd gaan slapen. En ik zou ook meer tot rust willen komen, van het gevoel afraken dat ik altijd nog van alles moet doen.”

04/ Wat weten uw studenten niet van u?

“Ik ben een open boek. Maar wat ze wellicht niet weten is dat ik een ware Chocotoff-verslaving heb. Ik kan makkelijk een zak in één keer wegwerken. Tijdens het eten kijk ik al uit naar de Chocotoff als dessert.”

05/ Hebt u een motto?

“‘Ieder zijn feestje’. Zolang anderen er geen last van hebben, moet je vooral doen wat je graag doet. Dat is iets van onze streek, Sint-Niklaas, denk ik. Of misschien enkel van ons stamcafé (lacht).”

Ik zou graag beter gitaar kunnen spelen. Ik dacht dat het aan de gitaar lag, maar ik heb vorig jaar een betere gekocht, en dat maakte niet zoveel verschil (lacht).

07/ Voor welk tv-programma blijft u thuis?

“Wat ik steevast opneem, is Extra Time. En ik kijk ook graag naar Nieuwsjagers, waarin zowel een collega – gastdocente Liesbeth Van Impe – als twee oud-studenten, Pieter en Tex, te zien zijn.”

“Dat er iets zou gebeuren met mijn gezin, uiteraard. Maar ook ben ik bang om ooit mijn levensvreugde te verliezen. Of mijn herinneringen – ik denk nog elke dag aan mijn fantastische, zorgeloze jeugd.”

13/ Wat is de belangrijkste les die het leven u heeft geleerd?

“Dat wie goed doet, goed ontmoet. Mensen met respect behandelen, brengt je het verst.”

14/ Wat was het meest pakkende moment van uw loopbaan tot dusver?

“Heel ontroerend vond ik een mail die een student me stuurde na zijn afstuderen. Zijn terminaal zieke vader was een jaar tevoren overleden net toen zijn zoon hem aan het vertellen was hoe hij door een gesprek met mij, tijdens een infodag, had beseft dat hij journalistiek wilde studeren. Alsof de vader rustig kon gaan nu hij wist dat zijn zoon zijn richting gevonden had.”

15/ Hebt u een guilty pleasure?

“Ik kom pas om halfacht thuis en dan hebben mijn vrouw en dochters al gegeten. Ik geniet ervan om daarna samen met hen naar Thuis te kijken, om zo even met zijn vieren samen te zitten.”

16/ Van welke gewoonte zou u af willen?

06/ Welk boek ligt er op uw nachtkastje?

“Vaak kom ik pas vlak voor het slapengaan toe aan de kranten van de dag. Verder lees ik het liefst boeken waar ik iets aan heb voor mijn hobby’s of werk. Verdraaid!, van mijn collega Baldwin Van Gorp, is bijna uit.”

12/ Wat is uw grootste angst?

10/ Wat is uw beste eigenschap?

“Ik vind mezelf wel flexibel, en ik ben heel sociaal. Ik voel me even goed in de aula als op de supporterstribune tijdens een voetbalwedstrijd. En ik heb veel doorzettingsvermogen: ik doe nog regelmatig een nachtje door – soms kan je daardoor je werk net tot een hoger niveau tillen.”

“Mijn bibliotheekboeken te laat binnenbrengen, ik betaal heel veel boetes.”

“Misplaatste arrogantie. En afgeschafte treinen. Ik pendel wat af tussen Leuven, Antwerpen en Sint-Niklaas.”

19/ Wat is het dichtste dat u ooit bij de dood geweest bent?

“Vorig jaar kreeg ik een paar dagen na een kleine ingreep opeens hoge koorts. Ik dacht aan een griepje maar ging uiteindelijk toch naar de spoeddienst. Daar zakte ik voor de deur in elkaar. Ik bleek een bloedvergiftiging te hebben opgelopen. Als ik een paar uur langer had gewacht – of twintig jaar ouder was geweest – was het wellicht niet goed afgelopen …”

20/ Wat houdt u wakker ’s nachts?

“Ik kruip er zo laat in dat ik als een blok in slaap val. Als ik al eens pieker is het over de vraag of mijn kinderen later even gelukkig zullen zijn als ik.”

21/ Wanneer was u het bangst?

“Toen mijn moeder zo’n twintig jaar geleden een hartinfarct kreeg. En ooit zijn we onze oudste dochter eens kwijt geweest in de Zoo ...”

22/ Waarop bent u het meest trots?

“Het klinkt wat klef, maar: op mijn gezin. Ik ben al bijna tweeëntwintig jaar samen met mijn vrouw. Op mijn grote vriendenkring, waar ik ook heel veel in investeer. Op mijn academische loopbaan, en op het feit dat ik mijn kinderen tijdens mijn doctoraat heb gekregen, wat niet makkelijk was.”

23/ Wat zou u graag beter kunnen? 17/ Hebt u een hobby?

“Ik probeer minstens twee keer per week te sporten: fietsen, joggen, fitness, boksen … En in het weekend ga ik met onze supportersclub naar het voetbal.”

18/ Van welke muziek houdt u? 11/ Waaraan hebt u een hekel?

geweest in ‘67, ik denk dat er dat jaar geen enkel slecht nummer is gemaakt.”

“Als kind was ik grote fan van Falco. Nadien volgde een grunge-periode. Sinds een jaar of vijftien luister ik vooral naar muziek uit de jaren 50, 60 en 70. Ik was graag jong

“Gitaar spelen. Ik dacht dat het aan de gitaar lag, maar ik heb vorig jaar een betere gekocht, en dat maakte niet zoveel verschil (lacht).”

24/ Wat zullen we over vijftig jaar onbegrijpelijk vinden?

“De files, hopelijk. Maar ook: de manier waarop we onze ouderen wegstoppen in rusthuizen. Ik hoop dat we daar ooit een betere oplossing voor vinden.”


20

CAMPUSKRANT | 30 MEI 2018

IN BEELD

Veldwerk

© UCL | Alex Pip

“Heerlijk zonnig parcours. Je steekt de taalgrens over zonder het te beseffen.” Dat tweette UCL-rector Vincent Blondel nadat hij op 2 mei samen met zijn KU Leuven-collega Luc Sels had deelgenomen aan de Bike & Run tussen Louvain-la-Neuve en Leuven. Ook hun studenten genoten zo te zien volop van de loop- en fietstocht van 34 kilometer door de Brabantse bossen en velden. Deelnemers konden het parcours op hun eentje lopen, dan wel duo’s of trio’s van fietsers en lopers vormen en onderweg van rol wisselen. Wie een duo vormde met een student of collega van de zusteruniversiteit, maakte kans op een goodiebag. Een mooi symbolisch extraatje, vijftig jaar na de splitsing van de universiteit.

LIGT DE LOKALE STREEKTAAL BINNENKORT ‘MÈ DE POEËTE OMOEËG’? MODERNE TIJDEN Gebruiksaanwijzing voor de hedendaagse mens

“H

oe minder sprekers een bepaalde taal heeft, hoe meer kans ze logischerwijs loopt om uit te sterven”, zegt Miet Ooms van de Onderzoekseenheid Taalkunde. “In die zin kan je dialecten, waarvan het gebruik de laatste decennia sterk is gedaald, vergelijken met bedreigde diersoorten. Net zoals dieren evolueren, verandert ook taal voortdurend. Maar dat dialect het tegenwoordig moeilijk heeft, komt in de eerste plaats door enkele ingrijpende maatschappelijke veranderingen.” “Nog niet zo lang geleden bleven de meeste mensen hun hele leven op dezelfde plek wonen en werd het lokale dialect van generatie op generatie doorgegeven. De toegenomen mobiliteit en scholingsgraad hebben daar een eind aan gemaakt. In studentensteden ontmoeten we mensen uit andere regio’s, we verhuizen in functie van onze jobs of we volgen een partner naar een andere provincie. In het dagelijkse leven hebben we steeds minder aan ons eigen dialect, en het dialect van de plekken waar we belanden, beheersen we vaak niet. Dialecten vlakken dus sneller af of verdwijnen zelfs.” Het is een tendens die je in heel Europa ziet, zegt Ooms. “In Vlaanderen komt daar nog bij dat dialect lang verguisd werd. Men beschouwde het als onbeschaafd, als een vijand van de standaardtaal. Op tv werd het gebruik van het AN ook actief gepromoot, onder meer in programma’s als Hier spreekt men Nederlands. Door dat

Het dialect genekt? Vorig jaar riepen de Radio 1-luisteraars het West-Vlaamse jeunen (zich amuseren) uit tot mooiste dialectwoord van Vlaanderen. Ook het Antwerpse apsjaar (rare kerel) en het Gentse tsiepmuile (huilebalk) stonden in de top 10. Leuke woorden, maar wie gebruikt ze nog? Zijn onze dialecten als bedreigde diersoorten? En moeten we ze beschermen of kunnen we ze gerust laten uitsterven? TEKST: Pieter-Jan Borgelioen | ILLUSTRATIE: Gudrun Makelberge alles gingen ouders hun kinderen steeds minder in het dialect opvoeden.” Butterschutte

Evolueren we in Vlaanderen dan stilaan naar een homogene spreektaal? “Nee, spreektaal vertoont sowieso variatie: er zijn altijd regionale accenten en een plaatsgebonden woordenschat. Je hoort meteen of iemand van West-Vlaanderen of Limburg afkomstig is.” “Informele spreektaal heeft wel aan belang gewonnen. Ze neemt het steeds vaker over in situaties waar dialect ooit de norm was: bij de dorpsslager, in de jeugdbeweging, onder vrienden en familie ... Dat zal alleen maar toenemen, en is natuurlijk nefast voor échte dialecten. Die hebben een héél lokale woordenschat en uitspraak, bestaan al meerdere generaties en zijn typisch voor een strikt afgelijnd ge-

bied, gaande van een stad tot een gehucht.” Zelfs het dialect dat nog wordt gesproken, is niet meer exact dat van onze voorouders, zegt Ooms. “Veel woorden zijn verdwenen omdat ze niet meer behoren tot onze leefwereld. Vroeger had je bijvoorbeeld tientallen dialectwoorden voor ‘vlinder’. Butterschutte in West-Vlaanderen, piepel in Limburg, flikketeer in Antwerpen … Maar omdat vlinders zeldzamer zijn geworden, wordt er nog amper over gepraat. Daardoor zijn die dialectwoorden inmiddels volledig verdwenen uit de woordenschat van de huidige generatie sprekers.” Kunnen er nog nieuwe dialecten ontstaan? “Dat kan enkel in geïsoleerde gebieden, waar weinig contact is met de buitenwereld, maar in Vlaanderen zal je die niet snel vinden. Er komen wel varianten op de regionale spreektaal. Niet zelden onder invloed van migratie. Denk aan de citétaal in Genk: een variant op de Limburgse spreektaal die Italianen, Turken en Polen ontwikkeld hebben, met invloeden uit hun uiteenlopende moedertalen. Ook het alomtegenwoordige Engels werkt in op de spreektaal. Mijn kinderen hebben het bijvoorbeeld over ‘beslissingen maken’ of ‘geld maken’.” Dialectcursus

Bedreigde diersoorten plaatst men in reservaten om ze te beschermen. Kan je dialecten op één of andere manier behoeden voor de ondergang? “Nu al worden ze beschreven in studies, worden er opnames van gemaakt en verschijnen er uitgebreide dialectenwoordenboeken. Ze gaan dus niet compleet verloren. Maar als je een dialect écht wil redden, moet je het spreken. Je hoeft het

Taalkundige Miet Ooms:

Her en der kan je dialectcursussen volgen. Dat lijkt misschien kunstmatig, maar dat geldt toch voor eender welke taal die je leert? daarvoor niet eens van thuis uit mee te krijgen. Her en der kan je dialectcursussen volgen. Dat lijkt misschien kunstmatig, maar dat geldt evengoed voor eender welke buitenlandse taal die je leert, toch?” “Dialecten zullen uiteindelijk wellicht verdwijnen”, besluit Ooms. ”Cultureel gezien is dat zeker een verlies, maar het is geen reden tot paniek. Als een taal verdwijnt, is het omdat mensen ze niet meer gebruiken. Met andere woorden: omdat er geen nood meer aan is.”

Conclusie: Het dialect bevindt zich in de penibele situatie van de panda, en gaat wellicht de dodo achterna.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.