Campuskrant

Page 1

2 MEI 2018

KULEUVEN.BE/CK

JG 29

08

Verschijnt maandelijks, uitgez. juli en aug.

Tijdschrift - toelating gesloten verpakking

Afgiftekantoor 2099 Antwerpen X

2099 Antwerpen X n° BC 6379

erkenning: p303221

PB-nr. B-4883

FOSSIELEN STUREN KLIMAATMODELLEN BIJ

KRUISPUNTEN VRAGEN KLARE KEUZES

Wat leren geologen uit een vijftig miljoen jaar oude broeikaswereld?

Rector Sels en zijn team lanceren toekomstvisie voor universiteit

5

8

EEN LOOPBAAN VOL VERSNELDE DEELTJES

HOE MAAK JE EEN ÉCHTE SPRAAKWATERVAL?

JE BENT MAAR GRAAG GEZIEN ZOLANG JE DE UNDERDOG BENT

Op bezoek bij kernfysicus Gerda Neyens in het CERN

Studenten ontwerpen ‘regenprinter’ voor theaterstuk

Telenet-topvrouw Ann Caluwaerts

6

16

14

DE KLOOF GEDICHT: KU LEUVEN EN UCL, VIJFTIG JAAR LATER

Journalisten krijgen vandaag te veel bad press, vindt professor Baldwin Van Gorp. Zijn nieuwe boek Verdraaid! geeft hen hun heldenstatus terug én beschrijft hoe ze die nog kunnen versterken. Nepnieuws, sensatiezucht, suggestieve berichtgeving ... Het gaat niet op om de nieuwsmedia een gebrek aan nuance te verwijten als die verwijten zelf alle nuance missen, zegt Baldwin Van Gorp, professor aan de masteropleiding Journalistiek. Hij wijst onder meer op de commerciële context van vandaag en op de groeiende tijdsdruk. “De krantenredacties krimpen, en dus moeten steeds minder mensen steeds meer kopij aanleveren.”

Knap dat de waakhonden van de democratie in die omstandigheden hun scherpe neus behouden, vindt Van Gorp. Maar het moet nog beter, als ze het verschil willen blijven maken. “Ik zou graag meer persoonlijke inbreng zien. We moeten subjectiviteit naar waarde schatten. Dat brengt ons verder dan: ‘we beperken ons tot de feiten’.” “Veel journalisten denken dat je framing absoluut moet vermijden, dat je de werkelijkheid ‘zoals ze is’ moet overbrengen aan de lezer. Ik wil juist duidelijk maken dat we niet zónder frames kunnen. In de betekenis van: sociaal gedeelde denkkaders die helpen om te begrijpen wat er om ons heen gebeurt.” Lees meer op P.02

Reclame? Fast forward! Sinds de komst van digitale tv spoelen we reclameblokken door, en social media bieden adverteerders tal van nieuwe mogelijkheden. ‘The End’ voor het klassieke reclamespotje? “Uit onderzoek blijkt dat je zelfs bij het doorspoelen nog iets van de boodschap meekrijgt, als het merk tenminste constant in beeld is .”

Lees meer op P.20

© KU Leuven | Rob Stevens

‘ De journalist is een held’

“ De klik is er” Hun universiteiten waren een halve eeuw gescheiden door een kloof die slechts beetje bij beetje overbrugd werd. Vijftig jaar na ‘Leuven Vlaams’ gaan UCL-rector Vincent Blondel (links) en zijn Leuvense collega Luc Sels samen op reis, sturen ze studenten over en weer, en schuiven ze met plezier aan voor een dubbelinterview, chacun dans sa propre langue. Ludo Meyvis

L

uc Sels was één in 1968. Vincent Blondel was drie. We durven veronderstellen dat zij niet op de barricaden stonden en dat de turbulentie van die dagen aan hen voorbijging. “Toch heb ik er in mijn jeugd thuis wel iets van gevoeld”, zegt rector Luc Sels. “Mijn grootmoeder was de privésecretaresse van monseigneur Descamps, de laatste rector magnificus vóór de splitsing. En mijn vader is in zijn prilste jeugd in het Frans opgevoed, in Leuven. Wat er in de jaren 60 gebeurd is, maakte deel uit van de familieverhalen.” “In mijn eigen academische loopbaan, als student en als prof, heb ik er weinig van ondervonden. De scheiding was een voldongen feit, niet iets waar dagelijks over gesproken moest worden.” Vincent Blondel: “Bij mij was dat anders. Toen ik studeerde, van 1983 tot 1988, was de campus in Louvain-la-Neuve nog lang niet klaar. Je zág dat je studeerde aan een unief die haar roots ergens anders had. De splitsing is volgens mij langer voelbaar geweest aan de UCL dan aan de KU Leuven. Maar de tastbare aanwezigheid verdwijnt ook bij ons. Er zijn niet meer zoveel professoren die de splitsing nog hebben meegemaakt als prof.” “Wat je wel blijft voelen, is dat het een belangrijk deel van onze erfenis en onze geschiedenis is. Ik ervaar wel degelijk nog een band met Leuven: de stad en de universiteit maken deel uit van mijn historische bagage.”

Luc Sels: “Dat voel ik ook, in omgekeerde zin. Als ik in Louvain-la-Neuve kom, herken ik de rituelen, de structuren, de historische referenties, zelfs meer dan in Vlaamse universiteiten.”

Groeien door snoeien Waren de gebeurtenissen in ‘68 volgens u een taalkwestie? Of ging het om meer?

Sels: “Zeker om veel meer. De taalproblematiek was er, en de aanwezigheid van Franstalige opleidingen in Leuven zorgde voor moeilijkheden. Dat moest opgelost worden. Het werd politiek onhoudbaar om de taalkwestie op haar beloop te laten. Maar daarnaast was het duidelijk ook veel meer. De bekende kreet is Walen buiten, maar ik denk dat Bourgeois buiten de fundamentele mentaliteit van die dagen beter weergeeft. Zelfs als je mei ‘68 beperkt tot de universiteiten – wat fout is – zie je dat er veel meer aan de hand was. Het was het begin van de modernisering van het hoger onderwijs, van een prille internationalisering zelfs. Het was vooral het begin van de democratisering. Mei ‘68 had het moeilijk met gezag.” Blondel: “Democratie lag aan de basis, maar zeker ook demografie. Stel dat de splitsing er niet gekomen was. De universiteit zou dan op dit ogenblik bijna 100.000 studenten geteld hebben. Een stad als Leuven had dat nooit aangekund, en een relocatie zou alleen daardoor al onvermijdelijk zijn geweest.”

Sels: “Het is merkwaardig om vast te stellen dat de splitsing geen amputatie was, maar de basis van sterke groei voor beide universiteiten: groeien door snoeien, zoiets. Dat had niet iedereen verwacht.” Blondel: “Het was natuurlijk wel een heel lastige splitsing, in een sfeer van felle contestatie. Er is een heuse regering over de kwestie gestruikeld: we vergeten weleens hoé groot die splitsing eigenlijk was. De grimmige sfeer van toen vinden we gelukkig alleen nog in de geschiedenis­ boeken.” Lees verder op P.12

DRUK OP DE LEUVENSE KETEL

10

Het relaas van een woelig decennium

“ TOCH EEN BEETJE RAAR, DAT CONSTANTE KUSSEN”

18

Op Erasmus over de taalgrens


02

VOORAF

CAMPUSKRANT | 2 MEI 2018

GET8LL3N LEER

‘VERDRAAID!’ – BALDWIN VAN GORP SCHRIJFT EEN BOEK VOOR EEN BETERE JOURNALISTIEK

19.094

Nepnieuws, sensatiezucht, suggestieve berichtgeving: nieuwsmedia gaan door zwaar weer. Behoorlijk onterecht, vindt Baldwin Van Gorp dat. Hij noemt journalisten onomwonden helden – om dan te zeggen dat het beter moet, willen ze het verschil blijven maken. “Objectiviteit wordt overschat. Feiten zijn ook maar feiten. Het werk van een journalist begint pas bij het ‘waarom’ achter die feiten.”

tandenborstels de tandhygiëne van bedelkinderen. Via crowdfunding trachten ze geld te verzamelen om onder meer een rijdend tandartskabinet in te richten. Het project steunen kan via nl.ulule.com/ driving-dentists/

TEKST: Wouter Verbeylen ILLUSTRATIE: Gudrun Makelberge

© KU Leuven | Johan Van Droogenbroeck

… werden er op 15 april uitgestald aan het Universitair Sportcentrum: een rij van drie kilometer en 421 meter, goed voor een nieuw wereldrecord ‘tandenborstelleggen’. Geneeskundestudentes Loesia Tryssesoone (links) en Jolien Vandoorne wilden met hun actie niet alleen de aandacht vestigen op het belang van tandhygiëne en het tijdig wisselen van de tandenborstel, maar ook op hun vzw Nexal Retane. Die richtten ze op nadat ze tijdens een stage in Senegal hadden gezien hoe erbarmelijk het daar is gesteld met

MEGAFOON

“Alstublieft, schat subjectiviteit naar waarde”

B

aldwin Van Gorp is vandaag professor aan de masteropleiding Journalistiek, maar was in een ver verleden zelf heel even journalist. Hij schreef nu met Verdraaid! Het nieuws anders bekeken een boek dat een royale inkijk geeft in hoe de journalistiek écht werkt, en hoe ze nog beter zou kunnen werken. Wij bladerden en kwamen tegen: één-tweetjes met Rudi Vranckx en Martine Tanghe, met undercoverjournalist Günter Wallraff en Watergate-legendes Woodward en Bernstein; smakelijke anekdotes – hoe Van Gorp zelf de boot in ging bij Annemie Peeters op Radio 1 –; en een hoop originele inzichten, zoals een apologie voor de roddelpers.

Ik denk dat bedorven voedsel eten een veel groter risico vormt dan badeendjes. We leven in een tijdsgeest met een grote smetvrees. Bacterioloog Jeroen Raes reageert op een Zwitsers-Amerikaans onderzoek dat waarschuwt voor het gevaar van badeendjes: de binnenkant blijkt vol schimmels en bacteriën te zitten. Het kan geen kwaad dat we op die manier worden blootgesteld aan bacteriën, zegt Raes, zo ontwikkelen we een goed werkend immuunsysteem. (VRT NWS, 27/03/2018)

JORIS

© Joris Snaet

U wilt met dit boek van journalisten weer helden maken, want ze krijgen ‘te veel bagger’ over zich heen. Vanwaar die drang om ze te verdedigen?

Hoe is het om als kernfysicus in het CERN te werken?

Lees het artikel op P.06

Baldwin Van Gorp: “Uit oprechte bekommernis. We hebben ze hard nodig, en een aantal verwijten aan hun adres zijn terecht, maar ze missen vaak alle nuance. Die wil ik aanbrengen: je kunt niet afgeven op sensatiepers, of roddel of gebrek aan objectiviteit, als je niet weet wat dat precies is. Ik heb ook al te veel onderzoek over journalistiek gezien waarbij ik dacht: maar zo werkt journalistiek helemaal niet.” “Ja, dat ligt gevoelig, ook persoonlijk. In de jaren 90 ben ik zelf journalist geweest bij bladen als TV Ekspres en TeVe-Blad. Ik deed interviews met BV’s, en ik merkte dat ik mij plots

moest verantwoorden voor het werk dat ik deed. Terwijl ik nooit één roddel geschreven heb, TV Ekspres bevatte geen privéverhalen. Dat stoort me, de elitaire vooringenomenheid tegen die media. Een krant als Het Laatste Nieuws, Dag Allemaal, zelfs VTM: dat kán niet goed zijn. Daar ben ik het dus volstrekt mee oneens. De onderwerpen waarover je bericht bepalen op zich niet of iets kwaliteitsvol is of niet.” We moeten begrip hebben, schrijft u, want de journalist heeft het vandaag niet makkelijk. Leg eens uit?

Van Gorp: “De journalisten worstelen met de commerciële context van vandaag, en dan vooral met de groeiende tijdsdruk die daaruit voortvloeit. De markt en de inkomsten zijn al zo beperkt in Vlaanderen, en dan staan ze nog eens onder grote druk van de online media. De krantenredacties krimpen, en dus moeten steeds minder mensen steeds meer kopij aanleveren. Alles moet snel-snel-snel. Met kleinere redacties krijg je ook minder specialisten: ze moeten over veel meer onderwerpen kunnen schrijven, en dan vertrouw je sneller op bronnen die je niet hoeft te dubbelchecken. Veel expertenbronnen dus, wetenschappers en consoorten.” “Voor de KU Leuven is dat natuurlijk mooi meegenomen, zo komen er veel onderzoekers in de krant (lacht). Maar vaak blijven dat meningen – de mening van een academicus, maar toch: een mening.” “En dus zijn de meeste van onze


NIEUWS 03

CAMPUSKRANT | 2 MEI 2018

“ Minder framing in de media? Nee, juist meer!”

dagbladen eigenlijk een verzameling meningen geworden. Feiten, gecontroléérde feiten, staan er steeds minder in. Dat vind ik jammer. Men maakt er vaak een vervolgverhaal van: vandaag gooien we die mening erin, en misschien klopt het niet helemaal, maar hij heeft het gezegd, dus het is een feit. En morgen laten we iemand anders het dan weer rechtzetten.” “Onlangs las ik een stuk in de krant over kernenergie – dat interesseert me echt: is dat nu goed of niet? In het artikel werden twee uitgesproken expertenmeningen – voor en tegen – naast elkaar gezet. En that was it, daar moest ik het mee doen. Ik dacht: help me nu toch even mijn mening helder te krijgen!” U vraagt meer feiten in de kranten. Voor sommigen zijn feiten niet veel waard, en anders kun je nog altijd alternative facts inroepen.

Van Gorp: “Ik ben ook de eerste om de relativiteit van een ‘feit’ te erkennen. Over de actualiteit zijn er over het algemeen heel weinig verifieerbare feiten beschikbaar. De meeste discussies gaan over sociale constructies, zaken die helemáál niet vaststaan. Daar draait het om percepties, om frames (zie kader). Die hebben een gigantische impact op het denken van mensen, en die kún je helemaal niet factchecken. De één wil ons doen geloven dat alle transmigranten indringers zijn, en de ander dat ze allemaal slachtoffers zijn. Twee perspectieven die tegelijk waar en niet waar zijn. Ik denk vaak: heel die factcheck leidt ons af van de essentie.”

Want je kunt pakweg Donald Trump toch niet weg-factchecken uit het Witte Huis, zoals sommige journalisten proberen?

Baldwin Van Gorp:

Doordat de Amerikaanse kranten zich ook bij de verkiezingen zo bij de feiten hielden, hebben ze Trump voor een stuk vrij spel gegeven. Met een pers als de onze, met veel meer opinie, was hij misschien nooit verkozen geraakt. Misschién, zeg ik.

Van Gorp: “Exact. Daar zit het gevaar als je bij feiten blijft. In Amerikaanse kranten heb je een strikte scheiding tussen het feitenkatern en het opiniekatern. ‘Breng een feitelijk verhaal’, dat wordt er in de opleiding journalistiek ingehamerd: ‘Dat is een mening, schrappen!’ Ik zou het enerzijds fijn vinden als dat bij ons ook meer uit elkaar getrokken wordt. Maar anderzijds: doordat de Amerikaanse kranten zich ook bij de presidentsverkiezingen zo bij de feiten hielden, hebben ze Trump voor een stuk vrij spel gegeven. Met een pers als de onze, met veel meer opinie, was hij misschien nooit verkozen geraakt. Misschién, zeg ik. (denkt na) Het is heel dubbel, en ik weet dat ik mezelf wat tegenspreek: ik pleit voor meer feiten, én ik wil meer persoonlijke inbreng. Maar dat evenwicht moet te vinden zijn.” “Alstublieft, weet subjectiviteit naar waarde te schatten. Dat brengt ons verder dan: ‘we beperken ons tot de feiten’. Een aantal van de journalisten die ik in mijn boek bespreek – Annemie Struyf, of Arnon Grunberg – zijn zonder schroom subjectief. Ze maken net het verschil met hun persoonlijke inbreng, hun inzicht.” En zelfs, verrassend genoeg, Martine Tanghe. U confronteert haar in uw boek met een journaalintro waarin ze duidelijk een persoonlijk

standpunt inneemt over de vluchtelingencrisis.

Van Gorp: “Dat vond ik straf. Martine Tanghe, dat is toch één van dé iconen van de objectieve journalistiek, van neutraliteit? Ze antwoordde me: ‘Ik vind dat ik als taak heb om betrokken en kritisch te zijn.’ Om zeven uur, voor één komma zoveel miljoen kijkers, en dan zeggen: ‘Dat is mijn job.’ Wel, ik geef haar gelijk. Maar daarvoor heb je reflexieve journalisten nodig, die wéten waar ze mee bezig zijn, die nádenken. We kunnen gewoon niet zonder dat soort journalisten, we hebben ze nodig.” Waar ligt dan de grens van de subjectiviteit?

Van Gorp: “Zaken verzinnen mag natuurlijk écht niet. Dat is de valkuil: dat de verbeelding het helemaal overneemt, dat je bijvoorbeeld getuigenissen uit je duim zuigt. De Poolse sterjournalist Ryszard KapuŚciński schreef een aantal boeken die achteraf gezien in de afdeling fictie thuishoorden.” “Maar ik geloof wel dat je ver mag gaan. Neem In Cold Blood van Truman Capote (de reconstructie van een moord die leest als een roman – red.). Dat is een enorm straf boek. Het is bijna het summum van objectiviteit, en toch gebruikt Capote zijn verbeelding, in de vorm van een monologue intérieur, om zo goed mogelijk te reconstrueren wat de daders gedacht moeten hebben. Journalisten zouden veel vaker moeten zeggen: waarom probeer ik ook niet eens zoiets? Want dat mág, zolang je publiek maar weet: dit is een reconstructie.” Lees verder op P.04

Baldwin Van Gorp doet al vele jaren onderzoek naar framing in de media. “Framing heeft een slechte naam. Het is vaak synoniem voor een foute voorstelling van zaken, een verdraaiing van de werkelijkheid. Veel journalisten denken dat je framing daarom absoluut moet vermijden, dat je de werkelijkheid ‘zoals ze is’ moet overbrengen aan de lezer. Ik wil juist duidelijk maken dat journalisten niet zónder frames kunnen – in de betekenis van: sociaal gedeelde denkkaders die helpen om te begrijpen wat er om ons heen gebeurt.” “Er zijn altijd minstens twaalf, dertien frames per onderwerp te bedenken. Er bestaat dus niet één juiste manier om het over migratie, over radicalisering, over dementie te hebben. Het probleem is dat media dat vaak wel doen – ze kiezen steeds dezelfde frames, hetzelfde perspectief, hetzelfde verhaal – bijvoorbeeld dat van de perfect geïntegreerde jongere die het land moet verlaten. Dus vraag ik de media om meer te framen: reik ook die andere perspectieven aan – geen tien in één stuk, maar toch een paar. Zodat de lezer toch even denkt: ‘Tiens, zo had ik het nog niet bekeken.’ Hij kan nadien nog altijd bij zijn gedacht blijven (lacht).” Zit het publiek daarop te wachten? “Ik geloof dat wel, dat mensen verrast willen worden, dat ze voorbij de clichés willen kunnen kijken. En de journalistiek kan er wel bij varen. Want puur voor de bevestiging van wat je al weet: daar koop je toch geen krant meer voor?” (wv)


04

NIEUWS

CAMPUSKRANT | 2 MEI 2018

IN BEELD

Bijna thuis

vervolg van P.03 Journalisten hoeven van u ook helemaal niet deugdzaam te zijn, schrijft u.

Van Gorp: “Oorspronkelijk stond er: ‘Ze mogen zelfs de wet aan hun laars lappen’. Dat heb ik geschrapt, want dat mag natuurlijk niét. Maar ethische gedragscodes zijn voor mij niet heilig. Ik kan me goed inbeelden dat ze, als het maatschappelijk belang werkelijk vooropstaat, eens verzwijgen dat ze journalist zijn, of zich vermommen, zoals de Duitse onderzoeksjournalist Günter Wallraff deed. En ook heel die objectiviteit en onpartijdigheid ... Mooie richtlijnen hoor, maar in sommige omstandigheden denk ik: toch beter niet. Niet te braaf zijn. Ze blijven wel de waakhond van de democratie.” “Ik weet niet of je de saga rond de Russische kunst in Gent gevolgd hebt? (Het MSK stelde mogelijk vervalste kunst tentoon, die het na een mediastorm moest weghalen – red.) Dat leek op een bepaald moment bijna een persoonlijke afrekening van De Standaard. Die journalist liet maar niet af. Achteraf denk ik: maar goed ook, dat journalisten hun tanden in iets zetten. Die heb je nodig, mensen die buiten de journalistieke routines gaan, die de waarheid achter de mooi geregisseerde persmomenten zoeken. Woodward en Bernstein, van het Watergate-schandaal, zag je nooit op de persconferenties van het Witte Huis. Tijdverlies, daar kreeg je toch alleen de officiële mening te horen.”

© UZ Leuven

Op de Leuvense Health Sciences campus Gasthuisberg zijn de bouwwerken bezig voor ParTICLe, het eerste Belgische centrum voor protontherapie. Dat is een innovatieve vorm van radiotherapie die minder gezond weefsel van de patiënt beschadigt. Om de protonen de energie te geven om voldoende diep – tot 30 cm – in het weefsel door te dringen, worden ze versneld tot meer dan de helft van de lichtsnelheid. Dat gebeurt in een deeltjesversneller – ‘superconducting synchro-cyclotron’ – die een bundel van versnelde protonen genereert. Eind april werden de twee deeltjesversnellers die het hart vormen van het protoncentrum met grote precisie in twee ondergrondse bunkers geplaatst. Dat zag er spectaculair uit: er kwam een mobiele kraan en een hydraulisch hijssysteem aan te pas. Eén cyclotron zal dienen voor de klinische behandeling van patiënten, de andere voor hoogtechnologisch onderzoek.

Zelfs de roddelpers heeft haar plaats, vindt u.

Van Gorp: “Als je alle paparazzi en roddelbladen afschaft, wie gaat dan nog de beroemdheden in hun hemd zetten? Dat zijn gigantische culturele instituties, ze hebben grote economische macht, en ze sturen hun communicatie helemaal vanuit hun entourage aan. Dan denk ik: misschien hebben we zelfs die gehate ‘rioolratten’ wel nodig?”

Een student zei me: ‘Ik betaal niet voor nieuws. Ik heb alles gratis, waarvoor heb ik die journalisten nog nodig?’ Als je die afdankt, dan is je feed wel leeg, hè?

Waarom blijven de traditionele media zo belangrijk, ten opzichte van de oprukkende online-media?

Van Gorp: “Het echte journalistieke werk gebeurt nog altijd door die traditionele media, in functie van hun core-producten. Bij De Morgen is dat de papieren

krant, bij de VRT is dat Het Journaal. Er verschuift dan wel steeds meer naar hun online-versie, maar dat idee van die krant, dat bestaat nog.” “Ik hoop vurig dat de traditionele media het tempo kunnen blijven bepalen, en niet de online-media. Die hebben toch heel bedenkelijke standaarden: hln.be is écht iets anders dan Het Laatste Nieuws, daar ben ik géén fan van. Maar als je heel de tijd naar elkaar zit te loeren, dan wordt er al eens iets te snel online gegooid. De media voelen die honger bij het publiek, en dat wordt dan eindeloos gevoed. Kijk naar die hele Bart De Pauw-zaak, dat was ineens poaaf! – buiten proportie, dagenlang, op alle kanalen.” Maar hebben die traditionele media nog toekomst? De jeugd wil zijn nieuws online én gratis. Kranten zijn weggegooid geld.

Van Gorp: “Ja, da’s een grote uitdaging. Een hoop jongeren zijn al niet geïnteresseerd in nieuws, en de rest wil het allemaal gratis, via hun Twitter-feed of hun Facebook-feed. Maar in principe hebben de traditionele media de sleutel nog altijd in handen. Als ze alles achter een betaalmuur steken, dan houdt het ook op. Dat beseffen die jongeren niet goed, dat die content nog altijd ergens gemaakt moet worden. Een student zei me: ‘Ik betaal niet voor nieuws. Ik heb alles gratis, waarvoor heb ik die journalisten nog nodig.’ Als je die afdankt, dan is je feed wel leeg, hè?” Tot slot: wat doet die viriele Ernest Hemingway met zijn ouderwetse schrijfmachine op de cover?

Van Gorp: “Dat is ironisch. Het is een geweldig beeld, en het toont perfect het cliché van de journalist als charismatische held. Journalisten willen echt niet dat soort macho-held zijn, heb ik gemerkt. Het grappige is dat Hemingway zelf over die foto zei: ‘Pure fictie, ik zit nooit zo buiten.’ Het beeld is helemaal geënsceneerd – verdraaid, dus.”

Baldwin Van Gorp, ‘Verdraaid! Het nieuws anders bekeken’, Pelckmans Pro, 2018, 360 p., 24,99 euro

Campuskrant mag drie exemplaren van het boek weggeven. Stuur vóór 28 mei een e-mail met onderwerp ‘Wedstrijd boek Verdraaid’ en uw adresgegevens naar nieuws@ kuleuven.be. De winnaars worden persoonlijk op de hoogte gebracht.

COLOFON Campuskrant, maandelijks tijdschrift van de KU Leuven voor alumni, personeel en studenten. Een realisatie van de Nieuwsdienst Hoofdredactie Sigrid Somers, Reiner Van Hove | Redactie PieterJan Borgelioen, Ilse Frederickx, Ludo Meyvis, Rob Stevens, Ine Van Houdenhove, Wouter Verbeylen | Medewerkers Katrien Bollen, Tine Danschutter, Julia Nienaber, Anke Vander Elst, Bregt Van Hoeyveld, Inge Verbruggen | Freelancers Katrien Steyaert | Redactieadres Naamsestraat 22, bus 5002, 3000 Leuven, T 016 32 40 13, nieuws@ kuleuven.be | Adreswijzigingen Alumni Lovanienses, Naamsestraat 22, bus 5601, 3000 Leuven, info@alum.kuleuven.be | Grafisch ontwerp Jansen & Janssen, Gent | Lay-out en zetwerk Wouter Verbeylen | Fotografie Rob Stevens, Johan Van Droogenbroeck | Cartoons Joris Snaet | Illustraties Gudrun Makelberge | Reclameregie Inge Verbruggen, T 016 32 40 15, inge.verbruggen@kuleuven.be | Oplage 24.900 ex. | Drukwerk Eco Print Center, Lokeren. Campuskrant wordt gedrukt met milieuvriendelijke waterloze druktechnologie. | Verantwoordelijke uitgever Bruno Lambrecht, Naamsestraat 22, bus 5000, 3000 Leuven Copyright artikels Artikels kunnen overgenomen worden mits toestemming. Het volgende nummer van Campuskrant verschijnt op 30 mei 2018.


ONDERZOEK 05

CAMPUSKRANT | 2 MEI 2018

WAT FOSSIELTJES ONS LEREN OVER KLIMAATVERANDERING

Thermometers uit een ver, vér verleden

H

eel, heel, héél lang ge­ leden – 50 miljoen jaar terug in de tijd – waren de polen zo goed als ijsvrij: Antarctica was gewoon een gebergte en boven de poolcirkel zwommen zelfs krokodillen rond. Qua fauna was het eventjes stil­ letjes geweest na het uitsterven van de dino’s, maar nieuw leven floreerde en de zoogdieren begonnen volop te evo­ lueren en te migreren. Het was het begin van het Eoceen, een tijdperk met een uitgesproken warm en nat klimaat. Het draagt de speciale interesse weg van geologen en dat heeft te maken met de klimaatver­ andering van vandaag, legt postdoc­ toraal onderzoeker Peter Stassen uit. “Het Eoceen was een broeikaswereld. De globale temperatuur lag gemiddeld meer dan acht graden hoger dan nu en de lucht bevatte een hoge concen­ tratie koolstofdioxide: 560 tot 2.000 CO2-deeltjes per miljoen andere deel­ tjes, al naargelang de periode. Nu zit­ ten we aan meer dan 400 CO2-deeltjes. We komen dus aardig in de buurt.” Toch gaan we geen nieuw Eoceen-tijdperk tegemoet. “De tijd keert niet terug”, zegt Stassen filoso­ fisch. “Het Eoceen vertrok van een begin­situatie zonder ijs op de po­ len; dat is nu niet het geval. En je kan moeilijk de klimaatevolutie gedurende miljoenen jaren vergelijken met wat zich nu op honderd jaar tijd afspeelt. Maar we stellen ons wel de vraag wat er de komende millennia zal gebeuren als het klimaat stabiliseert met hoge CO2-waardes in de lucht. We hopen in het verre geologische verleden ant­ woorden te vinden.” Meet the forams

Als er tijdmachines zouden bestaan, dan zouden geologen – tenminste, de meest dapperen onder hen – terug­ reizen naar het Eoceen om een kijkje te nemen. Dat is helaas niet mogelijk, dus moeten wetenschappers andere manieren vinden om het verleden te reconstrueren. Daar verschijnt een groep microscopisch kleine fossielen op het toneel: de foraminiferen. Als u in geologische middens niet als een groentje wil overkomen, mag u ze ook kortweg forams noemen. Foraminiferen zijn eencellige orga­ nismen met een kalkschaaltje. Er be­ staan veel verschillende soorten: som­ migen hebben hun looks mee en zien eruit als een elegant slakkenhuisje, an­ deren lijken meer op een augurk. De

Fossielenjagers kicken op ammonieten (denk aan inktvissen in spiraalvormige schelpen), trilobieten (denk aan pissebedden) en dinosaurussen (die kent u wel). Dat zijn de BF’s (Bekende Fossielen), maar kent u de nummulieten? Zo’n 54 tot 50 miljoen jaar geleden krioelde het in onze regio van deze fossielen. En zodra ze uit het modderige zand gehaald zijn, leren ze geologen heel wat over het paleoklimaat. TEKST: Ilse Frederickx | FOTO: Peter Stassen

meeste zijn onooglijk klein en passen in het oog van een naald. Dat klinkt misschien allemaal wat minder sexy dan een reuzengroot dinofossiel, maar forams hebben wel één groot voordeel: “In elke schep zand of klei uit de zee zijn er miljoenen van te vinden, overal ter wereld en daterend vanaf 500 mil­ joen jaar geleden tot nu.” Dankzij de foraminiferen kunnen geologen de lagen waarin ze gevon­ den zijn dateren, maar daar blijft het niet bij. “De vele soorten forams heb­ ben elk hun eigen microhabitat. Ze komen voor in het oppervlaktewater, als onderdeel van plankton, of op de zeebodem. Elke soort heeft zijn eigen voorkeuren qua zuurstofgraad, diep­ te, voedselaanbod en temperatuur van het water.” Zo weten geologen dat de geperfo­ reerde langwerpige forams – u weet wel, de augurkachtigen – vooral in zuurstofarm water leefden, want de vele gaatjes in hun skelet dienden om aan extra zuurstof te raken. Ande­ re forams waren deels ingegraven in de modder met een klein uitstekend tuitmondje om voedsel te vangen: dat betekent dat ze leefden in een omge­ ving met een rijk voedselaanbod. Van de vorm van het kalkskeletje valt dus al veel af te leiden over de leefomstan­ digheden en het milieu van de forams.

Tijdscapsules

Peter Stassen:

Vijftig miljoen jaar geleden vormden onze contreien één groot subtropisch zwemparadijs.

Hun skelet verraadt nog meer over het paleoklimaat waarin de forams leef­ den, vervolgt Stassen. “Foraminiferen bouwen hun kalkschaaltje op uit het zeewater. Uit de chemische samenstel­ ling van hun skelet kunnen we dus ook afleiden hoe het zeewater toen samen­ gesteld was. En als we het magnesium­ gehalte van het kalkschaaltje meten, kunnen we zelfs de temperatuur van het zeewater afleiden. Forams zijn echt minuscule tijdscapsules.” Stassen zelf specialiseert zich mo­ menteel in één type foraminiferen: de nummulieten (zie afbeelding). Hun naam is afgeleid van het Latijn­ se woord nummulus, wat geldstuk be­ tekent. U zou deze schijfvormige fo­ raminiferen tot een paar centimeter groot waarschijnlijk zo voorbijlopen, maar in de foramwereld zijn het joe­ kels. De nummulieten konden goed gedijen in de tropische wereld van het Eoceen. “Zo goed dat we hele stukken gesteente terugvinden die helemaal uit nummulieten bestaan: nummulieten­ kalk. De piramides van Gizeh zijn hier­ mee gebouwd.” Zonnebadende boeren

“Nummulieten lagen plat op de bo­ dem in ondiepe wateren, te baden in het zonlicht”, vertelt Stassen over zijn

lievelingsbeestjes. “Hun doorzichtige kalkskelet had veel poriën om het zon­ licht en zeewater binnen te laten. Ze waren namelijk ook gastheer van klei­ ne algen die via fotosynthese voedsel produceerden. Vergelijk het met een boer die zijn vee bescherming biedt in ruil voor melk.” In het vroege Eoceen duiken de nummulieten plotseling massaal op in onze regio. “Dat betekent dat onze contreien toen één groot subtropisch zwemparadijs vormden. Door recent onderzoek van de nummulieten we­ ten we dat de gemiddelde jaartempe­ ratuur van het zeewater hier rond de 20 graden lag, tot zelfs 30 graden in de warmste periode van het Eoceen.” Reality check

Nummulieten zijn niet alleen paleo­ thermometers, ze zijn ook een reality check voor de modellen waarmee wetenschappers het klimaat na­ bootsen. “We weten heel wat van het Eoceen-klimaat dankzij de nummulie­ ten en andere fossielen, zoals de kroko­ dillenresten in het poolgebied. Maar als we met de huidige computermodellen het klimaat van het Eoceen proberen te reconstrueren, lukt dat niet helemaal. Onze klimaatmodellen schatten voor het Eoceen de polen te koud en de eve­ naar te warm in. Met andere woorden, er klopt iets niet. Dat heeft vermoede­ lijk te maken met het feit dat de mo­ dellen te weinig rekening houden met wolkenvorming boven de polen.” Nog werk aan de winkel dus om be­ tere klimaatmodellen te bouwen. Maar ook de nummulieten zelf hebben nog niet al hun geheimen prijs gegeven, vervolgt Stassen. “Die organismen leefden meerdere jaren. Hun skelet bestaat uit verschillende kamers: als ze groeiden, kwam er telkens een nieuw kamertje bij – naar schatting één per week. Net zoals de groeiringen van een boom vertellen die kamers hoe lang een nummuliet geleefd heeft, maar ook in welke omstandigheden.” De kamers van de kalkschaal vari­ ëren namelijk in grootte, wat wijst op verschillende groeisnelheden: “Dat heeft te maken met de seizoenen: gro­ te kamers in de zomer, kleine in de winter. We hopen dat in de toekomst verder te onderzoeken. Dan kunnen we misschien binnenkort precies ver­ tellen hoe heet de zomers 50 miljoen jaar geleden in onze contreien waren, en hoe koud of misschien eerder mild de winters.”


06

WETENSCHAP

CAMPUSKRANT | 2 MEI 2018

REPORTAGE OP BEZOEK BIJ GERDA NEYENS, ONZE LEUVENSE PROF IN HET CERN

Werkadres: het walhalla van de kernfysica © KU Leuven | Rob Stevens

Het pad van kernfysicus Gerda Neyens (52) leidde langs deeltjesversnellers in Louvain-la-Neuve, Frankrijk en Duitsland naar de droombestemming van menig fysicus: het CERN in Zwitserland. Zoveel versnelde deeltjes in één leven, daar moesten we meer van weten. “Nee, ik ga hier echt niet opgeslokt worden door een zwart gat.” TEKST: Ilse Frederickx | FOTO’S: Rob Stevens

D

e sneeuw bedekt de bergtoppen nog als we op een zonnige lentedag aankomen in Meyrin, een Zwitsers dorpje pal aan de Franse grens, vlakbij Genève. Meyrin zou een gewoon bergdorpje zijn, ware het niet dat het een onderzoeksinstelling van formaat huisvest: het CERN, Europees onderzoekscentrum voor de deeltjesfysica. Het CERN is vooral bekend van de – voorlopig nog – grootste deeltjesversneller ter wereld: de Large Hadron Collider, die een ringvormige tunnel met een omtrek van 27 kilometer vormt. Dankzij die deeltjesversneller kon het CERN in 2012 aankondigen dat het bestaan van een nieuw elementair deeltje bewezen was: het higgsboson, ook wel Brout-Englert-Higgs-boson. Een belangrijke doorbraak in de deeltjesfysica.

Bovengronds merk je niets van al dat geweld met kleine deeltjes en zie je alleen een enorm groot domein met vele gebouwen. Aan de ingang valt wel op dat het CERN momenteel een bouwwerf is. Daar horen we later meer over, van onze gastvrouw professor Gerda Neyens. Zij werkt aan het Instituut voor Kern- en Stralingsfysica aan de KU Leuven, maar dat Leuvense werk staat eventjes op een lager pitje nu ze voor drie jaar vast in dienst is van het CERN. Neyens leidt ons gezwind door de wirwar van gebouwen, waar zowat 3.300 mensen voltijds werken. We zien veel jong volk: “Het zijn vooral doctoraatsstudenten die hier dagelijks de experimenten uitvoeren. De proffen die de experimenten leiden, zakken af en toe voor een paar weken af naar Meyrin.” En opvallend, de vrouwen zijn goed verte-

genwoordigd. “Grappig genoeg zijn het vooral de zuiderse landen die vrouwelijke kernfysici sturen, er lopen hier weinig Scandinavische of Duitse onderzoeksters rond. België zit daar zowat tussenin, met ongeveer 30% vrouwelijke doctorandi.” Eureka

‘Waar een wil is, is een weg’, lijkt het levensmotto van Neyens. “Van mijn ouders mocht ik studeren wat ik wilde, al moest de lat wel hoog genoeg liggen. Ik volgde in de middelbare school de richting wetenschappen met vier uur wiskunde per week. Het was de tijd van protesten tegen kernbommen, maar ook van kernreactoren om energie op te wekken. Ik wilde weten hoe dat allemaal werkte. Toen ik op school zei dat ik fysica wilde studeren, verklaarden de

Gerda Neyens neemt een kijkje bij een experiment: “Grappig genoeg zijn het vooral de zuiderse landen die vrouwelijke kernfysici sturen, er lopen hier weinig Scandinavische of Duitse onderzoeksters rond.”

leerkrachten me voor gek: fysica, met zo weinig wiskunde achter de kiezen! Ik heb het eerste jaar aan de universiteit enorm hard gewerkt. Mijn man, toen wiskundestudent, gaf me bijles. Ik heb echt een eurekamoment gehad: plots begreep ik de wiskunde in plaats van ze alleen maar van buiten te blokken.” Daarna legde Neyens in Leuven een foutloos studieparcours af, waarbij ze zich specialiseerde in theoretische fysica. Jammer genoeg was er geen mogelijkheid om daarin te doctoreren. Maar doorbijter als ze is, liet Neyens het hoofd niet hangen. “Ik waagde mijn kans bij kernfysica en mocht daar beginnen aan een doctoraat. Het eerste jaar was het zwoegen om mijn achterstand in te halen. Later, als postdoctoraal onderzoeker, kon ik echt volledig mijn ding doen.” Ze is hoorbaar trots op haar verwezenlijkingen. “Als je maar gemotiveerd bent, lukt het!” Wanneer Neyens uitlegt hoe ze als selfmade kernfysicus in het walhalla van de fysica terechtkwam, klinkt dat zelfs bijna makkelijk. “Een collega van het CERN had me al verschillende keren gevraagd om me kandidaat te stellen. Ik had ervaring die ze hier graag zagen komen.” Daarmee doelt Neyens op haar werk met de Franse ionenversneller GANIL.

© KU Leuven | Rob Stevens

Aftappen

Het CERN beschikt over meerdere deeltjesversnellers, in verschillende vormen en maten. “Het gaat om protonenversnellers – protonen zijn de positief geladen deeltjes die samen met de neutronen de kern van een atoom uitmaken. Die protonen worden zodanig versneld dat ze botsen en uiteenvallen in elementaire deeltjes. Bij die elementaire deeltjes zijn nog ontdekkingen te doen, zoals het higgsboson. Want de meer zeldzame deeltjes kunnen alleen bij zeer hoge energie gemaakt worden: daarom worden hier constant steeds krachtigere deeltjesversnellers bijgebouwd.” De versnelde protonen worden verdeeld om ze voor allerhande experimenten te gebruiken. Dat gebeurt in een aantal faciliteiten die de versnelde


WETENSCHAP

CAMPUSKRANT | 2 MEI 2018

deeltjes ‘aftappen’. Eén daarvan is ISOLDE, oftewel de Isotope mass Separator On-Line Device, die Neyens sinds juli vorig jaar leidt. “Het is de oudste faciliteit van het CERN: we hebben recent onze vijftigste verjaardag gevierd. We zijn een grote afnemer van de versnelde protonen. Jaarlijks komen hier 400 à 500 wetenschappers experimenten uitvoeren.” De KU Leuven is van oudsher goed vertegenwoordigd in het CERN. Zowat alle professoren van het Leuvense Instituut voor Kern- en Stralingsfysica hebben er experimenten lopen. Negentien Leuvense doctoraatsstudenten werken op de gegevens van de experimenten in ISOLDE, waarvan een vijftal ter plaatse in het CERN. “In vergelijking met andere landen doen wij Belgen het hier echt goed, hoor.” Exotisch

In de experimenteerhal van ISOLDE zien we een wirwar van buizen en vaten, met computers ertussen opgesteld. Wat er binnenin gebeurt, is moeilijk te bevatten. “Met de protonen beschieten we een trefschijf die bijvoorbeeld uit uraniumkernen bestaat. Die spatten

Gerda Neyens:

Als de tandarts één foto neemt van je tanden, krijg je al meer radioactiviteit te verwerken dan ik hier in het CERN.

En op termijn leidt ook fundamenteel onderzoek naar toepassingen. Neyens verwijst in haar eigen domein naar haar Leuvense collega Thomas Cocolios (zie kader): “Hij werkt aan radioactieve stoffen die in de medische sector gebruikt kunnen worden voor beeldvorming en behandeling. Al wat we kennen in de nucleaire geneeskunde, zoals röntgenfoto’s, PET- en MRI-scans, is afgeleid van de kernfysica.” Bergen werk

De werkdruk ligt hoog, horen we. “Ik ben benoemd voor drie jaar, met een mogelijke verlenging voor een vierde en maximaal een vijfde jaar. De deeltjesversnellers van CERN worden binnenkort stilgelegd voor verbouwingen. De klok tikt dus om een aantal experimenten tijdig af te ronden. Zodra de experimenten starten – ze lopen van april tot november – is het dag en nacht werken voor de onderzoekers. Bovendien moet ook ISOLDE zelf verbouwd worden om aan te sluiten op een krachtigere deeltjesversneller. Daarvoor doe ik het nodige lobbywerk bij het CERN-management.” In het weekend zoekt ze ontspanning in de bergen. “We wonen even verderop, net over de grens, in het Franse dorpje Thoiry. We huren een huis tegen de berg aan – we zitten hier in het Juragebergte. Onze straat wordt de CERN-straat genoemd, omdat zowat alle bewoners daar collega’s zijn.” “Mijn man stippelt onze weekenduitstappen in de bergen uit. Hij heeft op zijn werk een sabbatperiode genomen en is mee verhuisd. Hij pendelt wel vaak naar België, waar onze kinderen hun studies afwerken. Ik hoor dikwijls: ‘Wat heb jij een goeie man!’ Eigenlijk is dat gewoon kiezen voor je relatie, hoor. Ik mag hopen dat mensen zo’n opmerking ook maken tegen een mannelijke collega als zijn vrouw hem volgt naar het buitenland.” Geen zwart gat

door kernreacties uiteen in honderden fragmenten, waarin je vele radioactieve elementen terugvindt. Daarin gaan we op zoek naar ‘exotische’ kernen: dat zijn atoomkernen die slechts een fractie van een seconde bestaan en een zeer ongewone verhouding van protonen en neutronen bevatten. Net omdat ze hier op aarde niet aanwezig zijn, weten we bitter weinig over deze exotische kernen. Hun eigenschappen zijn cruciaal om de evoluties in ons heelal te doorgronden, zoals kernreacties in sterren.” Het is puur fundamenteel onderzoek: kennis om de kennis. “Toegepast onderzoek hoort niet tot de opdracht van het CERN.” Dat maakt het niet eenvoudig om aan de buitenwereld te verantwoorden wat je doet. “Als jonge onderzoeker worstelde ik met de vraag naar de maatschappelijke relevantie van mijn werk. Ik denk dat dat ook de reden is dat meer vrouwen kiezen voor pakweg geneeskunde dan fysica. Jan met de pet zat heus niet te wachten op onze doorbraak over magnesium 31. Maar op een gegeven moment zei iemand me dat kennis doorgeven – en jonge mensen opleiden – ook nuttig is. Dat was voor mij voldoende.”

“ Wij maken van kernafval een kernwapen tegen kanker”

Als we de ISOLDE-faciliteit buitenstappen, worden we gescand op radioactiviteit. We zijn clean. “Wij werken met radioactieve stoffen en daardoor lijkt ons beroep gevaarlijk”, zegt Neyens. “Maar het gaat om zeer kleine hoeveelheden: als de tandarts één foto neemt van je tanden, krijg je al meer radioactiviteit te verwerken dan ik hier in het CERN. We worden ook streng opgevolgd. Onlangs was één van onze medewerkers naar het ziekenhuis geweest voor een onderzoek met radioactieve stoffen. Toen hij bij zijn terugkomst nog maar door de deur stapte, begonnen de alarmen al te loeien.” We hoeven ons ook geen zorgen te maken over de urban legend dat het CERN een zwart gat zou kunnen maken met antimaterie, volgens Neyens: “Het CERN produceert inderdaad antiprotonen. Maar de productie daarvan is zo duur dat we over zeer, zéér kleine hoeveelheden spreken. Ik ga hier echt niet in een zwart gat verdwijnen, en een bom maken is evenmin mogelijk.” Als deze straffe madam het zegt, dan twijfelen we daar niet aan.

Een buitenbeentje binnen het CERN. Zo omschrijft professor Thomas Cocolios de nieuwe MEDICIS-faciliteit, die onderzoek doet naar radioactieve stoffen voor de nucleaire geneeskunde.

K

ernenergie en geneeskunde worden meestal niet in één adem genoemd, maar ze hebben meer met elkaar te maken dan u denkt. Dankzij kernenergie worden er radio-isotopen – deeltjes die radioactieve straling uitzenden – geproduceerd die volop gebruikt worden in de medische sector. Zo’n tiental van deze stoffen worden ingezet voor de diagnose en behandeling van kanker, om hersenactiviteit te meten of om de eerste tekenen van alzheimer op te sporen. De productie van medische radio-isotopen gebeurt momenteel deels in ziekenhuizen zelf, deels in kernreactoren. Dat laatste kent zijn beperkingen: het aanbod kan de vraag niet altijd volgen en de productie leidt tot radioactief afval dat jarenlang opgeslagen moet worden. De medische sector kijkt ook uit naar radio-isotopen die nog doelgerichter werken zonder al te veel schade aan te richten in het lichaam. Vandaar dat er nog verder wordt gezocht naar alternatieve productiemethodes – zoals deeltjesversnellers – en naar nieuwe radio-isotopen. “Bij de experimenten in ISOLDE gaan er heel wat radioactieve elementen verloren. Het idee was om dat kernafval te hergebruiken voor onderzoek naar medische radio-isotopen. Binnen het CERN werd daarvoor MEDICIS (MEDICal isotopes from ISOLDE) opgericht”, vertelt kernfysicus Thomas Cocolios (foto) van het Leuvense Instituut voor Kern- en Stralingsfysica.

© KU Leuven | Rob Stevens

“Door een trefschijf te bestralen met een deeltjesversneller produceren we zeldzame radio-isotopen die in de natuur niet beschikbaar zijn. We vangen ze op en leveren ze aan ziekenhuizen en onderzoeksinstellingen in Zwitserland en over heel Europa. Die instellingen doen er verder onderzoek op. Sinds eind vorig jaar zijn we operationeel. We hebben een eerste voorraad terbium kunnen leveren: een radio-isotoop die veelbelovend blijkt voor onder meer de diagnose van prostaat-, borst- of eierstokkanker.” Huzarenstukje

De splinternieuwe faciliteit is een buitenbeentje binnen het CERN, vervolgt Cocolios. “Ze ondersteunen dit toegepast onderzoek wel, door het gebouw en een paar technici ter beschikking te stellen, en de protonen uiteraard. Maar fondsen heeft het CERN alleen voor fundamenteel onderzoek.” Dus zoekt Cocolios de middelen voor onderzoekers en machines zelf bijeen. Zo kwam ook een stukje Leuvens materiaal in MEDICIS terecht. “Toen ik een paar jaar geleden op bezoek was aan het CERN, hoorde ik dat ze nog op zoek waren naar een magneet die de deeltjes selecteert op massa. En hier in Leuven hoorde ik dat de deeltjesversneller in Louvain-la-Neuve, die de KU Leuven meegebouwd heeft, na veertig jaar ontmanteld zou worden. En men wist geen blijf met de magneet. Ik maakte gewoon de optelsom.” Het resultaat was een schenking van de KU Leuven aan MEDICIS. Het was nog een huzarenstukje om de magneet in Zwitserland te krijgen, vertelt Cocolios. “Het transport van wetenschappelijke apparatuur buiten de Europese Unie is administratief niet bepaald eenvoudig, en zeker niet als het voorwerp in aanraking is gekomen met radioactiviteit. We moesten zelfs een verklaring tekenen dat we het apparaat niet zouden gebruiken voor de productie van kernwapens.” Van wapens is geen sprake, tenzij dan in de figuurlijke zin van het woord. “Wij maken van kernafval een kernwapen tegen kanker”, besluit Cocolios strijdlustig. (if)

07


08

NIEUWS

CAMPUSKRANT | 2 MEI 2018

Genetici UZ Leuven krijgen zicht op volledig DNA Onderzoekers van het Centrum Menselijke Erfelijkheid in UZ Leuven kunnen voortaan het volledige DNA van patiënten lezen, dankzij nieuwe toestellen die ze in gebruik namen. Zo kunnen nieuwe genetische afwijkingen worden ontdekt en kunnen meer patiënten met een zeldzame ziekte een diagnose krijgen.

D

e mens heeft ongeveer 22.000 genen, maar die maken slechts een klein percentage uit van het volledige DNA. Van het leeuwendeel van het DNA-materiaal, 98 procent, is nog maar weinig geweten. Vroeger werd het junk DNA genoemd, maar intussen is gebleken dat dit materiaal wel degelijk een invloed heeft op de genen. Met de nieuwe sequencingtoestellen kunnen genetici van UZ en KU Leuven nu het volledige DNA analyseren: niet alleen de genen, maar ook het overige, nog ongekende DNA-materiaal. UZ Leuven is een van de eerste centra in Europa die volledige genoomanalyses zullen kunnen gebruiken om een genetische diagnose te stellen bij patiënten. Meer diagnoses

© UZ Leuven | Stijn Knaepen

In het ziekenhuis gebeuren al langer DNA-analyses, maar daarbij wordt alleen gezocht naar variaties of afwijkingen in de gekende 1 tot 2 procent van het DNA in de genen. Voor heel wat erfelijke aandoeningen is namelijk één gen verantwoordelijk. Dat is bijvoorbeeld het geval bij een aantal spierziekten, familiale hartafwijkingen of bepaalde erfelijke vormen van kanker. Om die diagnose te kunnen bevestigen, gaan genetici op zoek naar dat specifieke gen. Als er mogelijk meer genen verantwoordelijk zijn voor een aandoening, worden die met de bestaande technieken parallel onderzocht, wat tijdrovend en duur kan zijn. Dankzij de volledige genoomanalyse is het mogelijk om alle genen tegelijkertijd te analyseren en meteen ook het overige genetische materiaal van een patiënt te ‘lezen’. Met de bestaande technieken om DNA te lezen konden artsen en genetici bij ongeveer 50 procent van de patiënten de oorzaak van hun

erfelijke ziekte vastleggen. Met een volledige genoomanalyse zal dat percentage aanzienlijk toenemen. Verstandig vissen

“De hoofdfocus is de diagnose van zeldzame ziekten”, zegt professor Joris Vermeesch, voorzitter van het Departement Menselijke Erfelijkheid. “Door verstandig te ‘vissen’ in het gedeelte van het DNA dat we niet kennen, wordt de kans groter dat we effectief de oorzaak vinden van een genetisch defect. We begrijpen nog altijd maar een fractie van het volledige genoom. Door meer analyses te doen zullen we meer nieuwe mechanismen vinden die de werking van de genen beïnvloeden. En zo zullen alsmaar meer patiënten een diagnose krijgen.” Het ziekenhuis zal de volledige genoom­ analyse alleen gebruiken als er geen herkenbaar ziektebeeld is dat rechtstreeks naar één specifiek gen of genetisch defect leidt. Als de medisch specialist vermoedt dat er een erfelijke ziekte in het spel is, vraagt hij aan de genetici om een analyse te doen. Artsen en genetici interpreteren samen de resultaten. Maatschappelijk debat

Hoe breder onderzoekers het genoom van een patiënt in kaart brengen, hoe waarschijnlijker dat er ook informatie gevonden wordt die verder gaat dan de te bevestigen diagnose. Een patiënt die bijvoorbeeld een genoomanalyse ondergaat om de oorzaak van een aangeboren skeletafwijking te vinden, kan zo te weten komen dat hij of zij een erfelijke aanleg heeft voor darmkanker of een hartaandoening. Dat heeft niet alleen gevolgen voor de patiënt zelf, maar ook voor ouders, kinderen en andere familieleden. Op ethisch vlak brengt de analyse van het volledige genoom dus een aantal prangende vragen met zich mee. In hoeverre hebben artsen de verantwoordelijkheid om toevallige ontdekkingen aan de patiënt mee te delen? Is het zinvol om het volledige genoom van gezonde mensen te analyseren? Is het wenselijk om na de geboorte een volledige genoomanalyse bij een baby uit te voeren? “Het hele genoom binnenstebuiten keren zonder duidelijk plan mag dan wel een fascinerend idee zijn, maar leidt niet noodzakelijk tot gezondheidswinst”, zegt professor Vermeesch. “Daarom willen we samen met andere genetische centra een debat lanceren en de vraag stellen aan clinici, patiënten en politici: hoe gaan we in de toekomst op een verantwoorde manier om met erfelijke informatie?” (Bron: UZ Leuven)

Professor Joris Vermeesch (r.), voorzitter van het Departement Menselijke Erfelijkheid, aan de slag met één van de nieuwe toestellen.

BESTUURSTEAM LANCEERT TOEKOMSTVISIE VOOR UNIVERSITEIT

Kruispunten vragen klare keuzes Welke toekomstplannen hebben rector Luc Sels en zijn bestuursteam voor de universiteit? “De KU Leuven ziet zichzelf op een kruispunt”, staat te lezen aan het begin van een recent voorgesteld strategisch plan dat vijf grote krijtlijnen uittekent. “Als we gefundeerde antwoorden willen bieden op de beleidsvraagstukken van deze tijd, dan is er meer samenwerking nodig over de grenzen van de disciplines heen”, zegt rector Luc Sels. “We hebben een plan gemaakt dat toelaat om die dwarsverbindingen te leggen. Het is één collectief verhaal.” TEKST: Ludo Meyvis | CARTOONS: Joris Snaet

“H

et gaat om belangrijke strategische keuzes die het beleid van de KU Leuven de volgende jaren zullen vormgeven”, zegt rector Sels. “Geen kleine initiatieven of ingrepen dus, maar grote krijtlijnen, die verder lopen dan deze beleidstermijn.” “Op een aantal vlakken heeft de KU Leuven natuurlijk al een helder en toekomstgericht beleid uitgestippeld”, zegt de rector. “Onder het vorige bestuur heeft het beleidsdomein onderwijs bijvoorbeeld een ingrijpende nieuwe richting voor de lange termijn gekregen. Bijsturen is altijd mogelijk, maar het zou niet gezond zijn om tabula rasa te maken: de universiteit zou in een kramp schieten.” “De vijf krachtlijnen van ons plan hebben trouwens gemeen dat ze een impact hebben op meerdere van de traditionele beleidsdomeinen. Zo kan je het thema duurzaamheid maar de plaats geven die het vandaag verdient als je er meer onderzoek naar doet én als je er in je onderwijs de nodige aandacht aan besteedt. Ook het versterken van ons internationale profiel, een grotere nadruk op interdisciplinariteit en het optimaal inzetten van

De vijf projecten Internationalisering  Activerend onderwijs & hervorming academiejaar  Educatieve technologie  Interdisciplinariteit  Duurzaamheid 

educatieve technologie zijn thema’s met veel facetten, die de hele universiteit doorkruisen. Idem voor ons vijfde project: een toekomstgericht onderwijsmodel, met een mogelijke hertekening van de academische kalender.” “De financiële investering die we voorzien is van een omvang die aangeeft dat het ons menens is met onze plannen. We hopen dat de universitaire gemeenschap ze met een even groot enthousiasme zal omarmen. Temeer omdat ze pas body zullen krijgen in de concrete uitwerking ervan in de faculteiten, departementen en diensten.”


NIEUWS 09

CAMPUSKRANT | 2 MEI 2018

We pikten enkele opvallende zinnen en ideeën uit het strategisch plan en vroegen rector Luc Sels om een toelichting.

You’re known by the company you keep Luc Sels: “Je kunt niet met iedereen de beste vrienden zijn. We willen internationaal samenwerken met universiteiten die onze onderzoekers, docenten en studenten een breed speelveld van mogelijkheden bieden. Bij het kiezen van die partners moeten we de lat hoog durven leggen. Rankings zijn geen evangelie, maar ze geven wel een idee over wie in aanmerking komt voor samenwerking. Selectief zijn in je partnerkeuze betekent overigens niet dat je je voor anderen afsluit. Met name in onze Zuidpolitiek is het evident dat we, naast academische credentials, ook andere criteria hanteren.”

Leuven moet first choice zijn Sels: “Buitenlandse studenten en onderzoekers die voor een internationaal avontuur kiezen moeten aan Leuven denken. Van de 40.000 bachelor- en masterstudenten komt amper 8,6% uit het buitenland. De internationalisering van de studentenpopulatie staat dus nog in de kinderschoenen, terwijl die voor alle betrokkenen een verrijking is, ook voor de Vlaamse studenten die zo hun interculturele vaardigheden kunnen aanscherpen. We willen meer inzetten op internationale positionering en rekrutering en op stroomlijning van het toelatingsbeleid. En we willen ook bouwen aan een degelijk digitaal aanbod.”

Serveer smaakmakers Sels: “Eén van de mogelijke manieren om dat digitale aanbod te versterken, zijn MicroMasters: samenhangende opleidingsonderdelen die je aanbiedt als MOOC’s, Massive Open Online Courses. Studenten van overal ter wereld kunnen op deze manier hun expertise in een bepaalde discipline bijspijkeren. Als ze online de smaak te pakken krijgen, kunnen ze een getuigschrift halen en de rest van de opleiding on campus komen volgen in bijvoorbeeld Leuven of Brussel.”

Weg met barrières

Sels: “Als je een echt internationale universiteit wil zijn, kan je moeilijk anders dan daar je taalbeleid op afstemmen. Niet iedereen spre e kt Nederlands. We hebben al een behoorlijk aanbod aan Engelstalige masters, maar op bachelorniveau is dat anders. Met vier anderstalige bacheloropleidingen zitten we aan het decretaal toegelaten maximum. Zo missen we de instroom van internationale studenten die de volledige opleiding bij ons willen volgen.” “Een verruiming van het anderstalige aanbod ligt gevoelig: zijn we niet aan het verengelsen? Maar als je becijfert hoeveel studiepunten Nederlandstalige studenten ‘weggeven’ aan Engelstalige bachelorvakken, toch wel een indicator van verengelsing, kom je aan welgeteld vijf procent. Ik zou dat geen bedreiging noemen, zelfs niet bij een verviervoudiging.” “Natuurlijk kan niet elke faculteit al haar vakken aanbieden in een Nederlandse en een Engelse versie. Maar dat kan je opvangen door samenwerking mogelijk te maken, over de faculteitsof misschien zelfs de universiteitsgrenzen heen.”

Activerend onderwijs is geen verkleutering Sels: “We willen nog meer investeren in activerend onderwijs, waarbij studenten actief kennis construeren en bezitten in plaats van te luisteren en te blokken. Soms hoor je nog weleens dat een intensievere begeleiding en een meer gepersonaliseerd onderwijs zouden leiden tot een vorm van verkleutering. Sorry, daar ben ik het niet mee eens. Als je kijkt naar de slaagkansen en naar wat de student echt meekrijgt van zijn studie, zal je altijd zien dat een meer actieve vorm van onderwijs de beste resultaten heeft.” “‘Actief ’ kan van alles betekenen: online oefeningen, nieuwe vormen van groepswerk, noem maar op. De moderne onderwijstechnologie heeft ook op dat vlak op heel korte termijn veel grenzen verlegd. Die technologie moeten we dan ook meer inschakelen in ons onderwijs. Onder meer met dat doel voor ogen richten we het Leuven Learning Lab op, dat didactische en educatief-technologische expertise bundelt en deelt.”

Minder uitstellen, beter herstellen

Kijk verder dan je eigen gang

Sels: “Met een degelijke hertekening van de academische kalender kan je in één klap een aantal knelpunten oplossen. Alle studenten – herexamens of niet – moeten op een echte herstelperiode kunnen rekenen. Dat geldt overigens ook voor de docenten. En studenten moeten hun tijd kunnen nemen om weldoordacht te heroriënteren, als dat nodig is. Die ruimte creëer je door de herkansing korter op de examens te laten aansluiten.” “De huidige kalender werkt ook uitstelgedrag in de hand door de lange blokperiodes, en door de lange en gespreide examenperiodes. Het lijkt ons beter om voldoende tijd in te bouwen voor activering en permanente evaluatie tijdens de semesters. De discussie over de kalender loopt, het draagvlak moet nog steviger.”

Sels: “Van veel onderzoekers hoor ik hoe graag ze samenwerken over de grenzen van hun eigen discipline heen. Niet verwonderlijk: dáár zijn de doorbraken te verwachten voor de grote vraagstukken van onze tijd. Daarom is het vreemd dat de interdisciplinaire initiatieven aan onze universiteit nog beperkt in aantal zijn, en niet zichtbaar genoeg voor de buitenwereld. Om hun herkenbaarheid te vergroten willen we grootschalige interdisciplinaire platformen gaan erkennen als ‘instituut’. Dit naar analogie met het Leuvens Kanker Instituut (LKI) en het Leuven Brain Institute, dat eind mei wordt gelanceerd. Op die manier erkennen we veel krachtiger het belang van interdisciplinaire netwerken en platformen.”

Leer fake news herkennen Sels: “We leven in tijden van fake news. Ook in de wereld van de wetenschap heeft dat jammer genoeg levenskansen: wie het niet te nauw neemt met de wetenschappelijke integriteit, springt soms losjes om met causaliteit, correlatie en statistiek. De Universiteit van Washington speelt daarop in met een ‘Calling Bullshit’-vak. Studenten en personeel wapenen om dubieuze beweringen te doorprikken: een inspirerend voorbeeld. Dat zou ook bij ons kunnen, in de context van bestaande vakken of zelfs een nieuw opleidingsonderdeel, al dan niet universiteitsbreed.”

Het milieu­ vriendelijkste gebouw is het gebouw dat er nooit gekomen is Sels: “Een opvallend zinnetje in het beleidsplan over duurzaamheid is dat. Je patrimonium zo efficiënt mogelijk inzetten is inderdaad één van de manieren om je ecologische voetafdruk te verkleinen. We willen de CO2-uitstoot van onze gebouwen de komende tien jaar met twintig procent terugdringen, bijvoorbeeld ook door beter te isoleren en enkel glas te vervangen. Maar duurzaamheid gaat uiteraard verder dan je ‘gebouwenpark’. Recent lanceerden we op initiatief van de studenten bijvoorbeeld de campagne ‘Tap it up!’: door extra fonteintjes te installeren moedigen we studenten en personeel aan om over te stappen op kraanwater.”

Die vlieger gaat niet op Sels: “Internationale samenwerking én aanwezigheid is essentieel voor een universiteit, maar vliegverkeer brengt een grote CO2-uitstoot met zich mee. Die impact willen we beperken. Voor niet al te verre verplaatsingen is de trein vaak een evident alternatief. Videoconferencing biedt ook mogelijkheden. En we denken na over de invoering van een veralgemeende vliegbijdrage: voor elke vliegreis in dienstverband wordt dan een bedrag gestort in een duurzaamheidsfonds dat de veroorzaakte CO2-uitstoot compenseert.” “Sinds kort kunnen personeelsleden een e-bike aanvragen, als ze die verkiezen boven een gewone personeelsfiets. We willen zoveel mogelijk mensen op de fiets krijgen voor woon-werkverplaatsingen, ook als ze op meer dan tien kilometer van hun werkplek wonen. Het kan jaarlijks vele duizenden autokilometers uitsparen.”

Lees meer op nieuws.kuleuven.be/beleidsplan


10

GESCHIEDENIS

CAMPUSKRANT | 2 MEI 2018

RELAAS VAN EEN WOELIG DECENNIUM

EEN HALVE EEUW NA HET KANTELJAAR Wat betekende het toen, wat betekent het nu? In dit en volgend nummer gaat Campuskrant het na.

Hoe splits je een universiteit? Ruim een halve eeuw geleden stond Leuven op springen. Dat mag u gerust letterlijk nemen: de toestroom van studenten dreigde de universiteit uit haar voegen te doen barsten. Ook de tastbare taalspanningen en de revolutionaire tijdsgeest zetten druk op de Leuvense ketel. Het zou voor de universiteit een explosief decennium worden. TEKST: Ludo Meyvis FOTO’S: Universiteitsarchief KU Leuven

1960.

Er was heel wat gebeurd sinds het allereerste Stilte voor Nederlandse keuzevak, Nederlandse Taal- en de storm. Letterkunde, vanaf 1836 door professor Jan-Baptist David gedoceerd aan enkele belangstellenden. Mondjesmaat werden colleges zowel in het Frans als in het Nederlands aangeboden, wat een goeie eeuw later leidde tot een zo goed als tweetalige universiteit. Tweetalig wat de colleges betreft, de bestuurstaal was het Frans. Na de oorlog verandert er inzake taalregeling bijzonder weinig. Pas begin jaren zestig komt de taalkwestie definitief op het politieke voorplan. Het besef neemt toe dat een in hoofdzaak Franstalige universiteit in een eentalig Nederlandse regio een anomalie is. De eisen tot vernederlandsing klinken soms luid, dan weer wat rustiger. Van een splitsing is alleen sprake in de extremistische marge.

19621963.

De taalgrens lost de kwestieLeuven niet op. Het ongenoegen neemt toe.

De taalwetten leggen de taalgrens vast, gebaseerd op het vooral in Vlaanderen nagestreefde territorialiteitsbeginsel: de taal van het gebied moet ook de taal van onderwijs en bestuur zijn. Dat staat haaks op het personaliteitsbeginsel van de meeste Franstaligen, die in het hele land in hun eigen taal terecht willen kunnen. Leuven komt integraal in Nederlandstalig gebied te liggen, maar de universiteit blijft tweetalig. Steeds meer Vlaamse intellectuelen ergeren zich aan een omgeving waarin het Frans de taal van de cultuur en de elite blijft. Wie het in Leuven wil maken, spreekt Frans. De academische overheid, de oude rector Van Waeyenbergh voorop, beseft heel duidelijk dat beide taalgroepen

met elkaar moeten overleggen. Maar hoe? Hoe kan een tweetalige universiteit overleven in een eentalig gebied? Het overleg schiet niet op.

bergh uitgespeeld, en benoemen Albert Descamps tot rector. Hij wordt bijgestaan door twee prorectoren, één voor elke taalgroep. Op 11 februari 1963 valt de beslissing: de faculteiten worden ‘verdubbeld’, met telkens een Vlaamse en een Franstalige decaan.

Dubbele faculteiten

Ook demografische afwegingen doen de visie op een mogelijke splitsing geleidelijk omslaan. Het aantal Vlaamse studenten overtreft inmiddels het aantal Franstalige. Leuven dreigt te klein te worden voor de verwachte instroom van studenten. De bisschoppen – de Inrichtende Overheid van de universiteit – nemen het initiatief, onder leiding van grootkanselier en aartsbisschop Suenens. Ze treden kordaat op. Ze zien de rol van rector Van Waeyen-

19641965. Een interuniversitaire betoging op 15 december 1965 kan rekenen op een grote opkomst.

De universiteit breidt uit, maar de beklemming blijft.

De groei van de studentenbevolking maakt overleg over de r u i mt e l ij k e problematiek vrij dringend. Tal van voorstellen worden geopperd, tal van problemen duiken op. De universitaire overheid talmt, vinden de studenten. Dat zet de deur open voor radicalisering. Studentenorganisatie KVHV (Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond) vraagt onomwonden de overheveling van de Franstalige sectie naar Wallonië. Dat doet ze niet voor de eerste keer, maar in de veranderde context klinkt de eis veel ernstiger en geloofwaardiger. De wet op de universitaire expansie van 9 april 1965 opent perspectieven om buiten Leuven te gaan bouwen. Kortrijk krijgt zijn campus. In Sint-Lambrechts-Woluwe wordt ten behoeve van de Franstalige afdeling een medische campus uitgebouwd. Verdere bouwplannen in het kanton Waver worden uitgetekend. De demografische bedreiging is daarmee afgenomen, de taalpolitieke en culturele beklemming echter niet. Soms is er weinig nodig om de situatie te doen escaleren. Zo verklaart algemeen beheerder Michel Woitrin op 3 november 1965 dat Leuven over zowat twintig jaar deel zal uitmaken van Groot-Brussel. In het klimaat van de tijd is dat politiek dynamiet. Ook de meer gematigde Vlaamse stemmen kunnen dit niet op zijn beloop laten. De kreet ‘Walen buiten’ wordt populairder. De bisschoppen sporen aan tot kalmte en overleg. Voorlopig lukt dat.


GESCHIEDENIS

CAMPUSKRANT | 2 MEI 2018

11

Het waterkanon wordt ingezet tijdens de januarirevolte (19 tot 22 januari 1968).

dat in januari 1968 bekend raakt, breekt een grootschalige studentenrevolte uit, onder aanmoediging van de Vlaamse professoren. Over het hele Vlaamse land wordt de strijd voor Leuven-Vlaams aanleiding tot stakingen, tot in middel­ bare scholen toe. Leuven is een bezette stad. Studenten­ leider Paul Goossens vliegt drie weken de gevangenis in. De sfeer van broeder­ lijkheid en samenhorigheid, versterkt door de voortdurende gewelddadige confrontatie met de rijkswacht, brengt de actievoerders tot een globale maat­ schappijkritiek: een mei ’68 in januari. Boedelscheiding

1966.

De bisschoppen nemen stelling in. De reactie is fel.

In een po­ ging de toe­ komst van de unitaire Leuvense universiteit voor eens en voor altijd vast te leggen, vaardigen de bisschoppen het zoge­ naamde mandement van 13 mei 1966 uit. In een bijwijlen pittige taal wordt gezegd waar het op staat: “De idee van twee Katholieke Universiteiten in ons land, zelfs mocht dit financiëel of poli­ tiek verwezenlijkbaar zijn, wordt door ons afgewezen.” Wat verder klinkt het: “Deze oproep wordt een verordening waar het gaat om de leden van het aca­ demisch, wetenschappelijk en admi­ nistratief personeel van de beide taal­ stelsels. Niemand is verplicht zich voor een ambt aan de Universiteit kandidaat te stellen.” Deze felle taal lokt even felle reactie uit over heel Vlaanderen. Opvallend: het verzet blijft niet beperkt tot taalpo­ litieke afwijzing, maar krijgt ook dui­ delijk antiklerikale trekken. “Suenens buiten”, wordt er geroepen bij het aartsbisschoppelijk paleis. In een po­ ging de schade te beperken geven de bisschoppen autonomie aan beide taal­ secties, zij het onder een overkoepelen­ de rector magnificus. Ze benoemen de leek Pieter de Somer tot hoofd van de Vlaamse sectie, die hij ‘Leuven-Neder­ lands’ noemt, om de autonomie ervan in de verf te zetten. We Shall Overcome

Na het onverwachte tumult trekken de bisschoppen zich terug uit de com­ munautaire krabbenmand. De poli­ tieke wereld bekommert zich steeds meer om de Leuvense kwestie. Binnen de – toen nog unitaire – CVP ontstaat er een diepe kloof tussen voor- en te­ genstanders van de splitsing van de Leuvense universiteit.

Een studentenmars van 4 tot 9 ok­ tober, van Oostende naar Leuven, maakt duidelijk dat taalpolitieke en intra-universitaire beslommeringen niet langer de agenda domineren. Medezeggenschap, een onverholen anti­klerikale en antiautoritaire hou­ ding, en pril links gedachtegoed wor­ den na deze Meredith-mars deel van het studentenprotest. De inspiratie komt van de optochten die de Ameri­ kaanse burgerrechtenbeweging orga­ niseert. We Shall Overcome weer­klinkt dan ook even luid als de Vlaamse strijdliederen.

Een vergadering van het Faculteitenkonvent op 15 januari 1968. Studentenleider Kris Merckx (rechts, op de rug gezien) voert het woord.

1968.

Het Vlaamse ‘kamp’ verbreedt, de eens­ gezindheid groeit: een unitaire, tweeta­ lige universiteit is not done. In progressieve Franstalige kringen groeit het besef dat een overheveling de enige manier is om een maatschappelijke rol van betekenis te spelen voor de eigen regio. Het bestuur van de Franstalige sectie stelt echter een expansieplan op dat in­ vesteringen voorziet in Leuven zelf. Als

Leuven wordt een bezette stad. De regering valt, de splitsing is onafwendbaar.

Intussen wordt het land door de com­ munautaire tegenstelling verdeeld. Begin februari nemen de Vlaamse bis­ schoppen afstand van hun mandement, en een paar dagen later valt de regering onder druk van de Vlaamse CVP-vleu­ gel. De uitslag van de verkiezingen, op 15 maart, maakt het behoud van een Franstalige afdeling in Leuven politiek onmogelijk. Wat vele decennia had aangesleept, kan nu plots heel snel. Het nieuwe orga­ niek reglement van 4 oktober 1968 stelt dat de scheiding een feit is. De KUL en de UCL worden voortaan twee afzonderlij­ ke katholieke universiteiten. Op 25 juni 1970 krijgen beide univer­ siteiten rechtspersoonlijkheid. De moei­ zame boedelscheiding kan beginnen. In Ottignies wordt Louvain-la-Neuve uit de grond gestampt. Geleidelijk aan ver­ trekken de Franstalige studenten uit Leuven. Tien jaar later wordt de laatste rekening van de gemeenschappelijke boedel betaald. De kwestie-Leuven is daarmee opge­ lost, maar de federalisering van ons land nog maar net begonnen. En thema’s als democratisering en inspraak blijven ook in de jaren die volgen op de agenda van de studentenbeweging.

Epiloog Ordehandhavers op de Oude Markt tijdens de januarirevolte (19 tot 22 januari 1968)

In de decennia na de splitsing ont­ wikkelen de KU Leuven en de Univer­ sité Catholique de Louvain zich elk als de grootste universiteit in hun eigen gewest. Geleidelijk groeien de zuster­ universiteiten weer naar elkaar toe. Anno 2018 schrijven onderzoekers ge­ zamenlijk papers (in het Engels), zijn er uitwisselingsakkoorden en wordt de occasionele dure aankoop samen bekos­ tigd. Ook internationaal stellen ze zich graag samen voor. De universiteiten die ooit een symbool voor de taalstrijd wa­ ren, staan nu voor samenwerking, over de taalgrens heen. Met dank aan emeritus professor Louis Vos, historicus van de Vlaamse studentenbeweging, en het Universiteitsarchief.


12

BELEID

CAMPUSKRANT | 2 MEI 2018

“Zo dicht bij elkaar en zoveel gemeen.

Dan werk je toch samen?” vervolg van P.01

Van enige wrevel is er tussen u beiden in elk geval geen sprake.

Sels: “Dat klopt. We kunnen heel goed met elkaar overweg. We kenden elkaar niet van vroeger. Ik heb mijn eerste overleg met Vincent gehad

Sels: “Voor rector De Somer en zijn ambtsgenoot aan de Université Catholique de Louvain, Edouard Massaux, rector van 1969 tot 1986, was contact eenvoudig niet aan de orde. De scheiding was nog veel te recent. Voor ons is samenwerking veel meer een evidentie geworden: zo dicht bij elkaar en zoveel gemeen, dan moét je toch samenwerken?” “Let wel, dit is géén beweging naar een soort hereniging of zo, dat is politiek en institutioneel onmogelijk. De gefederaliseerde structuren van ons land en de financiële regeling van het hoger onderwijs sluiten dat uit. Maar dat belet niet dat onze universiteiten, die vijftig jaar geleden een

Rector Luc Sels:

Je hoeft voor Erasmus echt niet naar een uithoek van Europa. Een taalbad aan de andere kant van de taalgrens is voor elke student evengoed een zegen.

toen ik een paar weken in functie was. Sindsdien hebben we elkaar maandelijks gezien, soms zelfs meerdere keren per maand.” Blondel: “Het is mooi als er een basis van sympathie is, maar dat is uiteraard niet de grondslag van de voelbare toenadering tussen onze universiteiten. Die was pakweg vijftien jaar geleden nog niet denkbaar.”

symbool van scheiding waren, nu kunnen evolueren naar een symbool van samenwerking over de taalgrens heen. De toekomst zal uitwijzen hoe ver die samenwerking gaat.” “Ik onderstreep ook even dat de huidige betere relatie mede mogelijk gemaakt wordt door voorbereidend werk van anderen. Ererector Dillemans, bijvoorbeeld, heeft het nodige herstelwerk gedaan. Ererector Vervenne en zijn collega van Lou-

vain-la-Neuve, Bernard Coulie, gingen vriendschappelijk met elkaar om. Door hun werk, en dat van vele collega’s, kan het tegenwoordig wat sneller, en is er sprake van een heuse samenwerking. Niet overal even intens, maar wel reëel.”

Samen buiten! Waaruit bestaat de samenwerking?

Blondel: “Die verloopt volgens heel wat lijnen. Neem bijvoorbeeld het onderzoek. Elke twee dagen verschijnt er een publicatie waarin KU Leuven en UCL elkaars belangrijkste partner zijn. Er zijn 21 akkoorden over de uitwisseling van studenten. Er zijn vormen van bi-diplomering, waarbij het diploma het zegel van beide universiteiten draagt. We gaan ook de weg op van gedeelde infrastructuur. Denk in dat verband aan het centrum voor protontherapie op Gasthuisberg, met inbreng van beide universiteiten.” “Mooi, en op het juiste moment, vind ik de samenwerking tussen onze bibliotheken in een digitaliseringsproject dat de schade aan de collectie uit de splitsingsperiode gedeeltelijk ongedaan moet maken.” Sels: “Ik hecht ook veel belang aan uitwisseling van studenten in de context van Erasmus Belgica. Je hoeft voor Erasmus echt niet naar een uithoek van Europa. Een taalbad aan de andere kant van de taalgrens is voor elke student evengoed een zegen. Verder is er het tandem-programma, waarin telkens twee studenten een intensief taalbad krijgen en ook grondig kennismaken met elkaars cultuur. Dit jaar zijn er meer dan tweehonderd tandems gevormd.” “We delen ook elkaars geschiedenis. Vesalius en Mercator zijn van beide universiteiten. Dat gemeenschappelijke verleden willen we meer tonen. Als er een historische verjaardag te vieren is, zullen we dat voortaan veel vaker samen doen dan vroeger. Mooi is ook dat we over enkele


BELEID

CAMPUSKRANT | 2 MEI 2018

13

BUREN IN CIJFERS maanden een gezamenlijk eredoctoraat zullen uitreiken als aftrap van de voorbereidingen van het zesde eeuwfeest in 2025: onze zeshonderdste verjaardag.” Verrassend was ook dat u enkele weken geleden samen een bezoek gebracht hebt aan de Verenigde Staten en Canada. Levert dat iets op?

Blondel: “Ja, zonder twijfel. We hebben bijvoorbeeld een gezamenlijk akkoord gesloten met MIT. Voor zo’n universiteit betekent het een duidelijke meerwaarde wanneer de ene gesprekspartner Nederlandstalig is en de andere Franstalig. Zij voelen zowel de Germaanse als de Latijnse cultuur, en zij beschouwen dat – terecht – als erg belangrijk voor hun studenten.” “Je merkt bij zo’n bezoek meteen hoe aantrekkelijk een internship voor Amerikaanse studenten in Europa is. Als je dan twee universiteiten met twee talen kunt aanbieden, op een boogscheut van elkaar, wordt dat gewaardeerd. Het opent zeker deuren als je sámen met zo’n topuniversiteit gaat praten. Dat hebben we ook gemerkt tijdens ons bezoek aan McGill University in Montreal.”

Conculega’s? Prima, die samenwerking, maar zijn er ook hinderpalen?

Sels: “Zeker. De manier waarop ons hoger onderwijs bestuurd wordt, maakt samenwerking niet meteen eenvoudig. De bevoegdheidsverdeling verschilt nogal eens aan beide kanten van de taalgrens. Een eenvoudig voorbeeld: de academische kalender, die bepaalt wanneer het academiejaar begint, wordt in Vlaanderen uitgetekend door de universiteiten, in de Franse Gemeenschap door de minister. Dat maakt een gezamenlijke opening al meteen moeilijk. En de minister van Hoger Onderwijs van de Franse Gemeenschap heeft niet meteen oren naar die verzuchting.” “Ik kan het niet hard maken, maar ik heb de indruk dat Vincent moet werken in een lastiger klimaat, waarin de juridische erfenis van het oude België tastbaarder aanwezig is dan in Leuven. Ik ben onze financiering en onze autonomie extra gaan waarderen door over de taalgrens heen te kijken.” “Hoe dan ook, we werken op heel wat vlakken al samen. Maar dat hoeft zeker niet overal. In externe relaties moeten we elk onze eigen koers varen. We blijven onze eigen diplomatie voeren en zijn op verschillende manieren aanwezig in de internationale context. Zo is de KU Leuven lid van LERU, terwijl de UCL lid is van The Guild. (Beide zijn samenwerkingsverbanden van Europese onderzoeksuniversiteiten – red.) Dat staat samenwerking helemaal niet in de weg, integendeel. Het is pas als er dingen zouden moeten, dat er risico’s opduiken. Dat vermijden we dus.” Blondel: “Concurrentie is er in elk geval niet. Er is bij beide universitei-

KU Leuven

UCL

58.000 studenten 78 bacheloropleidingen 249 masters en advanced

31.000 studenten 42 bacheloropleidingen 187 masters en

12.200

6.000

275.000 alumni

160.000 alumni

124 spin-offs 25 bibliotheeklocaties en

72 spin-offs 10

1 universitair ziekenhuis met 4 campussen, samen goed voor 1.995 bedden

2 universitaire

masters, waarvan 86 in het Engels

personeelsleden wereldwijd

leercentra

ten een reëel verlangen om heel wat samen te doen, bij voorbeeld via gezamenlijke projecten op onderwijsen onderzoeksvlak. Dat zal alleen maar toenemen.” Sels: “Voor mij is het erg belangrijk dat we van elkaar kunnen leren. We mogen ons niet afsluiten voor andere manieren om met gelijklopende problemen om te gaan. Ik leer bij voorbeeld heel wat van de manier waarop de UCL met haar financiën omgaat. Ze staan ook ver met de digitalisering van het onderwijs. En ze hebben natuurlijk belangrijke speerpunten op onderzoeksvlak.” Blondel: “Het hoge peil van het Leuvense onderzoek is evident. Ik heb ook veel geleerd van de manier waarop de Associatie is uitgebouwd. Er is zoveel. De onderzoeksvalorisatie en de manier waarop innovatie tot de cultuur van de KU Leuven hoort, is iets om jaloers op te zijn. Het voelt goed aan om dergelijke dingen beter te leren kennen.” Hoe ver kan de samenwerking reiken?

Sels: “Het moet zeker verder gaan dan twee rectoren die het goed met elkaar kunnen vinden, en dat is gelukkig ook het geval. Maar die samenwerking moet je niet in graniet beitelen. Universiteiten werken samen met wie hen een betere toekomst kan geven, op een flexibele manier. Je kunt daar al tamelijk ver in gaan. We kunnen het spoor verkennen van gezamenlijke aanstellingen. Of, waarom niet, gezamenlijke investeringen. Die zijn er al, wat toch wel merkwaardig is als je bedenkt waar we vandaan komen.”

specialisatie-opleidingen, waarvan 21 in het Engels personeelsleden wereldwijd

bibliotheken

ziekenhuizen, samen goed voor bedden

1.925

Blondel: “Het belangrijkste is dat er in de organisatie een besef groeit van elkaars bestaan. Of er dan effectief samengewerkt wordt, zal de praktijk wel uitwijzen. Je moet de verschillen niet negeren – we hebben andere financieringsstructuren, de herkomst van onze studenten is anders, onze internationale oriëntatie verschilt. En onze ministers verschillen, niet onbelangrijk. Maar het gemeenschappelijke

verleden is ook na vijftig jaar een solide basis voor toenadering. En dat maakt enthousiast.” Een medewerker meldt dat het gesprek stilaan afgerond moet worden. Beide rectoren worden verwacht in de Wetstraat 16. Ze wandelen door Brussel. Samen. Vijftig jaar later.

UCL-rector Vincent Blondel:

Stel dat de splitsing er niet gekomen was. De universiteit zou dan op dit ogenblik bijna 100.000 studenten geteld hebben. Een stad als Leuven had dat nooit aangekund.


14

ALUMNI

CAMPUSKRANT | 2 MEI 2018

LEVEN na LEUVEN

ANN CALUWAERTS, BURGERLIJK INGENIEUR EN TOPVROUW BIJ TELENET

“ Waarom zou je niet boven het maaiveld mogen uitsteken?” Ann Caluwaerts (52) is Chief Corporate Affairs bij Telenet, heeft drie opgroeiende zonen en een druk sociaal leven. Ze gaat minstens een keer per week lopen, volgt pilateslessen én versterkt de #metoo-beweging. Hoe ze dat allemaal vrolijk weet te combineren? Ze verklapt ons haar geheim. TEKST: Katrien Steyaert | FOTO: Rob Stevens

G

limlachend komt Ann Caluwaerts de vergaderruimte binnen, zes hoog in Woluwe. Ze oogt uitgeslapen. “Ik heb nochtans om vijf uur deze morgen mijn zoon weer op het vliegtuig naar Zürich gezet, waar hij op Erasmus zit. Hij is vierdejaars burgerlijk ingenieur aan de KU Leuven en ook mijn jongste, die nu 17 is, overweegt die studie. Mijn oudste werkt en volgt een marketingopleiding in avondonderwijs.” Zelf stamt ze uit een warm Zwevegems nest. “Het was geen ingenieursfamilie, maar mij leek die richting interessant omdat ze me een waaier aan mogelijkheden zou geven. Ik hield ook van een uitdaging. De definitieve trigger kwam van mijn leerkracht scheikunde die zei: ‘Ingenieur is geen beroep voor meisjes.’ Dat hij dat in de jaren tachtig nog durfde te zeggen …” “In de aula was ik inderdaad een van de weinige meisjes, maar ik stond mijn mannetje. Tijdens een bedrijfsreis in het derde jaar leerde ik mijn echtgenoot kennen, waarna ik op vlinders leefde. Ook op andere vlakken bloeide ik open. Ik ging naar feestjes en werkte mee aan de jaarlijkse revue waarin de studenten de proffen nadeden. Mijn rol was die van Mieke, de assistente van de prof analyse, het buisvak. Ze had blonde krullen.” Ze lacht geamuseerd. “Ik had in mijn jeugd al toneel gespeeld – ik ontwikkel graag zowel mijn numerieke linkerhersenhelft als de creatieve rechterkant – en genoot erg van de revue.” “Het frappante is dat ik in mijn kandidaturen gedisciplineerder was, maar in de licenties betere resultaten haalde, wellicht omdat ik me beter in m’n vel voelde. Ik zeg het vandaag tegen mijn

plan hebben met als speerpunt wat ik STEMpathie noem. De volgende generaties moeten niet alleen over digitale kennis maar ook over soft skills beschikken, zoals empathie, zin voor samenwerking en communicatie. Meisjes zijn daar vaak iets beter in, vandaar dat we hen zo nodig hebben.” 170 jaar wachten?

team: zorg dat je plezier vindt in wat je doet, dan kun je zoveel meer.” Gandhi

Caluwaerts heeft een zwak voor wiskunde. “Als je de gave hebt, is het als een boeiend spel, maar tot mijn grote bezorgdheid kiezen nog altijd weinig meisjes voor STEM-richtingen (Science, Technology, Engineering, Mathematics – red.) En dat terwijl er vandaag in de technologische sector in België 30.000 vacatures niet ingevuld raken door een tekort aan digitale experten en technische profielen.” “De overwegend mannelijke faculteiten gebruiken termen als ‘coderen’, ‘management’ en ‘labs’ om jongeren aan te trekken, maar analyses bewijzen dat die minder appelleren aan vrouwen. Zij kiezen nu vaak voor de zorg. We moeten hen zeggen dat ze via een STEM-studie bijvoorbeeld mee kanker de wereld uit kunnen helpen, misschien meer dan als dokter of verpleegster.” “De technologie is onze wereld zo drastisch aan het veranderen dat mensen over honderd jaar zullen terugkijken op deze tijd alsof het de verre middeleeuwen waren. Zaken als artificiële intelligentie en augmented reality zullen de realiteit hertekenen op een manier die we nu moeilijk kunnen vatten. We zijn dan ook lineaire denkers. Exponentieel redeneren is lastig.” “Waar we wel zeker van kunnen zijn, is het belang van adaptability. Mensen zullen flexibeler dan ooit moeten zijn en levenslang leren. Gandhi zei, en het is mijn levensmotto: leef alsof je morgen zult sterven, leer alsof je eeuwig zult leven. Universiteiten moeten volgens mij een strategisch toekomst-

Een kwart van de vrouwelijke Bel 20-directieleden werkt bij Telenet. “Hier zie ik dagelijks wat een rijkdom dat is. Er is minder machogedrag, meer samenwerking en meer begrip voor

Mijn leerkracht scheikunde gaf me het definitieve zetje. Hij zei: ‘Ingenieur is geen beroep voor meisjes.’ Dat hij dat in de jaren tachtig nog durfde te zeggen …

persoonlijke situaties. Toen onze CEO op een eerste september ‘s avonds wilde doorwerken, protesteerde ik dat ik de verhalen van mijn kinderen wilde horen. Een vrouwelijke collega trad me meteen bij. Dat maakt het gemakkelijker dan in een omgeving met alleen mannen die pizza’s bestellen en verder vergaderen.” “Mannen twijfelen doorgaans minder aan zichzelf. Ze zeggen: ‘Ik ken 70 procent van de job dus ik kan dat’, terwijl vrouwen bezorgd zijn over de andere 30 procent. Daarom moeten vrouwen een extra push krijgen. De sleutel ligt bij de CEO. Die moet van gender-

gelijkheid een prioriteit willen maken. Precies daartoe riep ik op in mijn open brief (op de recentste Vrouwendag – red.). Ik was verrast door de vijftig grote namen – zoals de CEO’s van Solvay, KBC en Torfs – die hem ondertekenden en door de vele vrouwen die me zeiden de krachten te willen bundelen.” Ze broedt nu op mogelijke verdere stappen. “Volgens het World Economic Forum zal de loonkloof tussen de seksen pas in 2186 gedicht zijn, maar 170 jaar wachten vind ik veel te lang. Er is niet één magische oplossing, maar het zou helpen mochten we alvast best practices delen. Zo kun je werknemers trainen om te leren omgaan met hun onbewuste vooroordelen.” In oktober liet Caluwaerts in De Standaard optekenen dat ze uit principe niet meer lacht om schunnige moppen, ze geven het verkeerde signaal. “Waar vrouwen leiding geven, is er gewoon minder seksisme. Ik ben blij dat mijn functie me toelaat de bewustwording te vergroten.” Thuiskomen

Caluwaerts werkt in de hoogste regionen van Telenet. Ze begon er in 2011, op haar 45ste. De tien jaren daarvoor noemt ze de moeilijkste uit haar loopbaan. Ze werkte toen bij de Britse telefoonmaatschappij BT en reisde vaker dan haar lief was, tot vier dagen per week. “Terwijl ik aan het verbouwen was en drie jonge kinderen had. Evenementen op school moest ik vaak missen. Ik heb toen absoluut getwijfeld, maar het duurde nog even eer ik concludeerde dat ik echt geen energie meer uit mijn job haalde. BT was aan het afslanken en ik stond alsmaar verder van de klant. Toen een headhunter me contacteerde voor een directiefunctie bij Telenet waagde ik de sprong – een van de beste van mijn leven.” “Het was best een grote stap, want bij Telenet kwam ik voor het eerst in een consumentenomgeving terecht, ging ik lokaal in plaats van internationaal werken en moest ik de onderhandelingen met mediagroepen voeren: drie nieuwe aspecten voor mij. Maar ik


ALUMNI

CAMPUSKRANT | 2 MEI 2018

had een goede klik met de CEO (toen Duco Sickinghe – red.) en de directie. De waarden van dit bedrijf zijn ook de mijne: passie, teamwerk, innovatie. Het voelde als thuiskomen.” Als Chief Corporate Affairs legt ze zich toe op de interne en externe communicatie en op externe relaties. Haar team telt 66 mensen. “Net genoeg om ze nog allemaal te kennen. De grootste voldoening haal ik trouwens uit mijn mensen coachen. Ik wil ze doen groeien, want dan krijgt ons hele team vleugels en wordt mijn job ook gemakkelijk.” “Als bedrijven moeten we anders omgaan met expertise, vind ik. Waarom promoveren we altijd hiërarchisch? Niet iedereen haalt energie uit managen. Waarom topspecialisten niet als experten profileren naar de buitenwereld, hen jonge collega’s laten coachen of gewoon financieel belonen? Iemand met een buitengewone skill mag van mij meer verdienen dan zijn baas.” Hallo hersteller

Het is meteen haar achilleshiel: net omdat ze zo gelooft in haar team en bedrijf raakt kritiek haar diep, zegt ze. Vorige maand nog, toen Telenet voor 100 procent eigenaar werd van De Vijver Media, klonk het dat het bedrijf te machtig wordt. “Zonder onze steun zouden zenders als vier en vijf verdwijnen en dat verarmt de keuze van de kijker”, countert Caluwaerts. “Vergis u trouwens niet: wij hebben maar 3.300 werknemers tegenover de 14.000 van Proximus, en tegen wereldspelers als Netflix en Facebook kunnen we niet op.” “Maar omdat we met Telenet blijven groeien en communiceren noemen sommigen ons machtig. Zolang we de underdog waren, waren we graag gezien, maar in Vlaanderen mag je niet boven het maaiveld uitsteken. Onlangs toonde een ronduit verontrustende statistiek dat het ambitieniveau van Belgische scholieren het laagst in Europa is. We moeten echt af van die zesjescultuur.”

“Telenet wil vooruit en heeft de beste intenties. In tegenstelling tot spelers als Netflix investeren wij in lokale producties zoals De Dag – een fantastische reeks. Daarin maken we het verschil, net als in het persoonlijke.

Mannen twijfelen doorgaans minder aan zichzelf. Ze zeggen: ‘Ik ken 70 procent van de job dus ik kan dat’. Vrouwen zijn bezorgd over de andere 30 procent. Daarom moeten zij een extra push krijgen.

In een alsmaar digitalere wereld wil je toch dat er een hersteller langskomt in plaats van tegen een chatbot te moeten praten?” Het zit haar hoog. “Ik ben verantwoordelijk voor communicatie en wil dus nog beter uitleggen waarmee Telenet bezig is. Ik kan het ook gewoon niet aanvaarden als we onheus behandeld worden. Gelukkig haal ik veel intrinsieke motivatie uit de sociale projecten die we sponsoren: BeCode, dat een divers, Brussels jongerenpubliek opleidt tot webontwikkelaars, of CoderDojo, dat duizenden kinderen per maand laat kennismaken met de fun van coderen.” Schlagerfestival

Ze hoopt haar engagement nog uit te breiden. Naast gaan lesgeven – “een meisjesdroom” – en CEO worden – “ooit wil ik de eindverantwoordelijkheid over een interessante onderneming” – is een derde toekomstpiste vrijwilligerswerk. “Want ik vraag me soms af of ik voldoende bijdraag, gezien het enorme geluk dat me al te

beurt gevallen is. Ik heb drie fantastische kinderen, een partner die me altijd steunt, een mooie carrière en veel vrienden.” “Met één vriendin ga ik al jaren lopen, soms één keer in de week, soms drie keer. Hoe meer stress we hebben, hoe langer en rapper we lopen”, glimlacht ze. “Het is een ideale manier om te relativeren, net als pilateslessen volgen, met vriendinnen naar het schlagerfestival gaan of een uurtje lezen in de zon. Ook in de moeilijke jaren maakte ik daar tijd voor. Ik regelde kinderopvang en poetshulp zodat ik momenten overhield voor wat mij echt oplaadt.” “In 2008, tijdens mijn jaar loopbaanonderbreking, volgde ik gitaarlessen, richtte ik mijn huis opnieuw in, leerde Italiaans koken en gaf een straatfeest: allemaal dingen die al langer op mijn lijstje stonden. Ik leefde trager en bouwde vriendschappen op die nu nog altijd mijn beste zijn. Als we op een mooie zomeravond samen doorzakken, besef ik: ik doe mijn job ongelooflijk graag, maar dit is even belangrijk.”

Wie is Ann Caluwaerts? °1966, Zwevegem Gestudeerd

1985-1990: licentiaat burgerlijk ingenieur (KU Leuven) 2003: Advanced Finance for Executives (London Business School) Loopbaan

1990-1994: product manager bij Lernout & Hauspie 1994-2011: werkt voor BT, waar ze opklimt tot Senior Vice President Strategy & Transformation Sinds 2011: aan de slag bij Telenet, waar ze intussen Chief Corporate Affairs is Privé

Getrouwd, woont in Bertem Heeft drie zonen: Jelle (24), Wout (22) en Thijs (17)

15


16

NIEUWS

CAMPUSKRANT | 2 MEI 2018

KORT NIEUWS Weer de meest innovatieve van Europa

Wim Robberecht wordt nieuwe CEO UZ Leuven

De KU Leuven mag zich voor het derde jaar op rij de meest innovatieve universiteit van Europa noemen. Dat blijkt uit de jaarlijkse ranking van Thomson Reuters. Op twee staat Imperial College London, en op drie University of Cambridge. De ranking brengt tien parameters met betrekking tot onderzoeksoutput in kaart. Daarbij horen artikels in wetenschappe­ lijke tijdschriften, maar ook patentaan­ vragen, waarmee een universiteit haar onderzoeksresultaten beschermt en com­ mercialiseert. “De KU Leuven blijft een groot volume aan invloedrijke uitvindingen produceren. Patenten van KU Leuven-onderzoekers worden heel frequent geciteerd door ande­ re onderzoekers – zowel in de academische wereld als in de industrie”, aldus Reuters.

Op 1 oktober van dit jaar wordt professor Wim Robberecht de nieuwe ge­ delegeerd bestuurder van UZ Leuven. Hij neemt dan de fakkel over van profes­ sor Marc Decramer, die op 30 september zijn mandaat beëindigt en met emeritaat gaat. Wim Robberecht (1959) is neuroloog en spe­ cialiseerde zich in het onderzoek naar ALS. Hij is doctor in de biomedische wetenschappen en sinds 2001 gewoon hoogleraar aan de Faculteit Geneeskunde. Van 2001 tot 2013 was hij dienst­ hoofd neurologie in UZ Leuven. In 2005 werd hij lid van het bestuurscomité van UZ Leuven, sinds 2016 is hij voorzitter. Van 2013 tot 2017 was hij vicerector voor de Groep Biomedische Wetenschappen aan de KU Leuven.

Benoemd of onderscheiden • Professor An Goris (Laboratorium voor Neuro-immunologie) krijgt de prijs Burg­ gravin Valine de Spoelberch van de Genees­ kundige Stichting Koningin Elisabeth. • Professor Marnik Dekimpe (Onderzoeks­ groep Marketing) heeft een eredoctoraat ontvangen van de Universiteit van Hamburg. • Professor Mario Santana Quintero (Ray­ mond Lemaire Internationaal Centrum voor Conservatie) ontvangt een eredoctoraat van de Faculté d’Architecture van de Université de Liège.

in Memoriam De universitaire gemeenschap neemt afscheid van: Nicolas Haspeslagh Student Master in de Handelsweten­ schappen aan de Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen, Campus Brussel (20/08/1996 – 25/03/2018) Natalie Ceulemans Administratief medewerker Jeugdgezond­ heidszorg, Departement Maatschappelij­ ke Gezondheidszorg en Eerstelijnszorg (09/01/1972 – 02/04/2018)

• Professor Jan Van Impe (Departement Che­ mische Ingenieurstechnieken) krijgt een eredoctoraat van de École polytechnique de Bruxelles en de École interfacultaire de Bio­ ingénieurs (ULB). • Een studententeam bestaande uit Ewout Goudsmedt, Nicolas Geerardyn, Ronald Hauwaerts, Jan Ritzen en Cedric Bruyninckx heeft tijdens de 13th ICC Interna­ tional Commercial Mediation Competition van de International Chamber of Commerce de award gewonnen voor ‘Best acknowledge­ ment of cultural differences’.

Axelle Lambeets Studente Bachelor in de Geneeskunde aan de Faculteit Geneeskunde (30/03/1995 – 05/04/2018)

STUDENTEN ONTWERPEN ‘SPRAAKWATERVAL’ VOOR THEATERSTUK

En plots regent het woorden Wat als een overleden dierbare vanuit het hiernamaals met je kon spreken via de regen? Dat is het uitgangspunt van de nieuwe theatervoorstelling van Het nieuwstedelijk. Twee studenten hielpen om het idee in de praktijk te brengen: ze ontwierpen een ‘regenprinter’ die woorden tovert in een watergordijn. TEKST: Reiner Van Hove | FOTO’S: Rob Stevens

Professor René Vanderheiden Emeritus hoofddocent aan de Faculteit Economie en Bedrijfs­ wetenschappen (26/08/1934 – 12/04/2018) Professor Gabriël-Luc Ballon Emeritus gewoon hoogleraar aan de Faculteit Rechtsgeleerdheid (17/10/1945 – 20/04/2018)

“S

tudenten die met wa­ ter experimenteren kan je maar beter in de kelder steken”, lacht professor Luc Geurts als we de lift nemen naar ver­ dieping -2 van Campus Groep T. Daar tonen studenten elektronica-ICT Arne Broeders en Wouter Driessens

hun proefopstelling: één van zestien modules die samen een acht meter brede regenprinter zullen vormen. Als ze de pomp in werking zetten, regent het uit 25 ventielen en komen – keu­ rig uitgespaard in het watergordijn – achtereenvolgens alle letters van ‘Het nieuwstedelijk’ naar beneden vallen.

Ontdek de Universiteitshal, een plek om elkaar te ontmoeten en samen te studeren. Naamsestraat 22, 3000 Leuven MAANDAG-VRIJDAG 8 - 18 u.


STUDENTEN

CAMPUSKRANT | 2 MEI 2018

17

Arne Broeders en Wouter Driessens bij hun proefopstelling, met vallende druppels die de letter J vormen. De uiteindelijke installatie zal vijftien keer zo breed zijn en hele woorden kunnen ‘printen’. “Het watergordijn mocht niet te clean zijn. Het moet er als een echte regenbui uitzien, dus hebben we er wat ruis ingestoken.”

Dat is de naam van het Leuvense stadstheater dat de hulp van de studenten inriep. Hun nieuwe stuk Gesprek met de regen vertelt het verhaal van een man en een vrouw die hun dochter verliezen. Daags nadien krijgt de vrouw een aanbieding om in Singapore te gaan werken. Het koppel laat alles achter en verhuist naar Azië. Tijdens wandelingen door de moessonregens meent de man zijn dochter op te merken en met haar te kunnen spreken: hij ziet haar woorden in de regendruppels.

worden? Elke dag dook er wel een nieuwe vraag op.” Arne: “We zijn ons licht gaan opsteken bij een Nederlander die waterinstallaties verhuurt voor evenementen: fonteinen, gordijnen, watervallen ... Die man wou uiteraard niet al zijn bedrijfsgeheimen prijsgeven, maar hij heeft ons wel goed op weg geholpen. Hij gaf ons een ventiel mee waarop we ons eigen ontwerp konden baseren. Dat was een belangrijke stap: als je

‘Gesprek met de regen’ gaat op 30 mei in première in C-mine Cultuurcentrum (Genk), en is vanaf 1 juni te zien in OPEK (Leuven). Info en tickets: www. nieuwstedelijk.be

Eentjes en nulletjes

Portie paniek

Een poëtisch idee, maar niet evident om op het podium te brengen. Theatermaker Stijn Devillé ging aankloppen bij het e-Media Research Lab van de KU Leuven. Luc Geurts reageerde enthousiast en zette twee van zijn studenten aan het werk: de regenprinter is hun masterproef. “Een echte ingenieursopdracht: iets helemaal van nul opbouwen door de juiste kennis uit de opleiding toe te passen”, zegt Geurts. “En met een échte deadline”, voegt Arne eraan toe. “Voor je thesis kan je nog uitstel vragen, maar onze installatie moét klaar zijn tegen de première.” Hoe begin je aan zo’n project? “Met een flinke portie paniek”, lacht Wouter. “Wij zijn studenten elektronica, maar dit is een project waar veel mechanica bij komt kijken. In het eerste semester zijn we vooral daarmee bezig geweest. Hoeveel water is er nodig? Hoeveel druk moet je erop zetten? Hoe moeten de modules opgehangen

te krijgen heb je een draagstructuur nodig voor de modules”, vertelt Arne. “Die hebben we ook from scratch moeten ontwerpen. Gelukkig hebben we hier op de campus een eenvoudige 3D-printer waarmee we eerst wat konden experimenteren op kleine schaal. Het kost zevenhonderd euro per stuk om die draagstructuur te laten maken, dus het kon maar beter goed zitten (lacht).”

Arne Broeders:

Voor een thesis kan je nog uitstel vragen, maar onze masterproef heeft een échte deadline: de première. deftige letters en figuren wil vormen met de druppels, heb je een ventiel nodig dat heel snel open, dicht en weer open kan gaan. En dat is aardig gelukt: het onze kan schakelen binnen de 15 milliseconden.” Deze proefopstelling print nog letter per letter, maar de uiteindelijke installatie zal 400 ventielen tellen, zodat het hele woorden kan regenen tijdens de voorstelling. “Om de ventielen mooi op een rijtje

De voorbije weken zijn de studenten bezig geweest met programmeren. “Dat is voor ons het makkelijke deel van het werk”, zegt Wouter. “Het programma vertaalt de woorden en figuren die Het nieuwstedelijk aanlevert in eentjes en nulletjes, en die bepalen wanneer en hoe lang de ventielen moeten openen en sluiten.” “De druppels zullen van een meter of vijf naar beneden komen vallen, zodat het publiek de tijd heeft om de woorden die ze vormen te lezen. Een goede belichting is uiteraard ook cruciaal, maar daar zullen de technici van Het nieuwstedelijk zeker voor zorgen. Verder moesten we er rekening mee houden dat het watergordijn niet te clean mocht zijn. Het moet er als een echte regenbui uitzien, dus hebben we er wat ruis ingestoken.” Zonneschijn

Het e-Media Research Lab maakt wel vaker uitstapjes naar de culturele wereld, vertelt Geurts: “Zo ontwerpen we samen

Campuskrant mag vijf duotickets weggeven voor de matineevoorstelling van zondag 3 juni om 15u in OPEK (Leuven). Stuur vóór 21 mei een e-mail met onderwerp ‘Gesprek met de regen’ naar nieuws@kuleuven. be. De winnaars worden persoonlijk op de hoogte gebracht.

met vzw Move2Create een container waarin bewegingen van mensen in muziek omgezet worden. Die zal deze zomer in de stad opduiken. En we werken ook samen met voormalig Leuvens stadskunstenaar Ief Spincemaille. Een aantal studenten gaan helpen bij de heropstart van zijn installatie There is the sun: door motorisch aangestuurde spiegels krijgen bewoners aan de noordkant van appartementen in de wijk Sint-Maartensdal ook zonlicht.” De KU Leuven wil dergelijke vormen van kruisbestuiving tussen wetenschap en cultuur aanmoedigen. “Die grensoverschrijdende aanpak helpt ook om aan subsidies te geraken”, zegt Luc Geurts. “Met het concept van de regenprinter waren we één van de winnaars in een cross-overwedstrijd van Leuven Mindgate, goed voor 10.000 euro. En we zijn ook één van de innovatieve partnerprojecten die financiële steun krijgen van minister Sven Gatz.” Tot slot: hebben de studenten zelf iets met theater? “Ik heb vroeger zelf nog toneel gespeeld, maar dat is al even geleden”, zegt Wouter. “Ik ga alleen naar theater als er vrienden of familie meespelen”, zegt Arne. Hoe hun wetenschappelijke geesteskind het ervan afbrengt willen ze ongetwijfeld allebei vanop de eerste rij zien.

ZOEK JE EEN KOT IN LEUVEN? OP ZATERDAG 5 MEI START HET NIEUWE VERHUURSEIZOEN! • Raadpleeg het aanbod op Kotwijs • Verken de studentenresidenties op de Bezoekdag • Kies voor een kot met Kotlabel, dan zit je safe!

Meer info en inschrijven voor de Bezoekdag? www.kuleuven.be/kotwijs

Voor (toekomstige) studenten aan


18

STUDENTEN

CAMPUSKRANT | 2 MEI 2018

Sofie De Block

Jérôme Ransquin

22 jaar

23 jaar

Zit in haar laatste masterjaar business engineering, op uitwisseling aan UCL.

Werkt zijn master rechten af aan de KU Leuven. Heeft een vader die net na ‘68 in Leuven studeerde, maar er nooit een onvertogen woord over sprak.

Moet haar Franstalige medestudenten geruststellen dat Bart De Wever het land niet meteen gaat splitsen.

Vijftig jaar na ‘Leuven Vlaams’ ruilen studenten van de KU Leuven en UCL gretig en nieuwsgierig van standplaats. Terwijl Sofie De Block geniet van een Frans taalbad, is Jérôme Ransquin op ‘Erasmus Belgica’ in het Groot Begijnhof. “Wie nu nog problemen ziet tussen de twee universiteiten, die overdrijft.” TEKST: Katrien Steyaert | FOTO’S: Rob Stevens

“ Toch raar, dat constante kussen”

T

ijdens mijn eerste yogales hier in Louvain-la-Neuve moesten we onze ogen sluiten, maar omdat ik de helft van de instructies niet begreep, zat ik met halfopen ogen te spieken. Dat zag er waarschijnlijk gek uit, maar goed. Sindsdien heb ik extra taalcursussen gevolgd. Ik had schrik dat we zoals in het middelbaar heel veel grammaire zouden moeten slikken, maar de leerkracht hamerde op durven praten. Dat is uiteindelijk het belangrijkste.”

Blijkbaar moeten ze hier in Wallonië in het middelbaar kiezen tussen Nederlands en Engels. En dan gaan ze voor de wereldtaal, dat snap ik wel. “Had ik op mijn achttiende moeten beslissen over Erasmus, dan zou ik veel sneller gegaan zijn voor een bestemming waar ze Engels spreken. Maar net als veel van mijn vriendinnen die volgend jaar moeten gaan werken ging ik het belang van Frans inzien, zeker als je in Brussel solliciteert. Daarom vond ik het een goed idee om hier mijn Frans bij te schaven.” “Ik mis soms de historische gebouwen van Leuven, maar hier samenwonen met alleen maar studenten is uniek in de wereld. Het is hier zo klein dat je snel mensen

leert kennen. Franstaligen schrikken vaak als ik zeg dat ik uit Vlaanderen kom. ‘Oei, nu moeten we Nederlands praten’, zeggen ze dan. Blijkbaar moeten ze hier in Wallonië in het middelbaar kiezen tussen Nederlands en Engels. En dan gaan ze voor de wereldtaal, dat snap ik wel. Ik moet hen ook geregeld geruststellen dat Bart De Wever, in tegenstelling tot wat ze vrezen, het land niet meteen gaat splitsen.” “Leuven Vlaams krijgt hier een andere draai. In het middelbaar leerden wij dat de Walen na ‘68 een nieuwe universiteit kregen, maar in het station van Louvain-la-Neuve staat een bord waarop staat dat ze gedwongen werden om naar hier te komen. Niet dat ze er een trauma aan overhielden, denk ik, zeker de jonge mensen niet.” “Het zou interessant zijn mochten we in Leuven vakken van de UCL kunnen volgen, bijvoorbeeld via web lectures. De nadruk ligt hier erg op sustainability: elke handelsingenieur die hier afstudeert, moet beseffen dat hij moet werken op een manier die verantwoord is voor milieu en maatschappij. Andersom heeft Leuven waarschijnlijk sterke kanten die ze hier minder hebben. Weer één instituut worden lijkt me dan weer niet haalbaar. Het was nu al moeilijk om de coördinatie van mijn Erasmusprogramma goed te krijgen.” “Er is ook één groot verschil tussen de Vlaamse en Waalse studenten: zodra je hier in de les komt, kust iedereen iedereen, zelfs mannen onderling. Ik vind het na zeven maanden nog altijd raar, al moet ik toegeven dat je daardoor wel iedereen bewuster begroet dan we in Leuven doen.”

“ Grappig, hoe proper gekleed Vlamingen uitgaan”

I

k noem mezelf soms een diepe Belg, want ik ben afkomstig van de streek rond Chimay. We spraken thuis Frans, maar mijn moeder is van Limburg en ik heb me altijd aangetrokken gevoeld tot haar Nederlands. In het zesde leerjaar zat ik op internaat in Borgloon, in het vierde middelbaar in Mechelen. Later, aan de Université Saint-Louis in Brussel, volgde ik een tweetalige bachelor, maar spijtig genoeg was er weinig interactie met de Nederlandstalige studenten.” “Ik voelde steeds meer de nood om naar Leuven te gaan. De KU Leuven is beroemd om haar rechtenopleiding en toen ik hoorde dat ik een jaar hier en een jaar aan de UCL kon studeren, ging ik ervoor.” “Ik kwam vooral uit interesse voor de taal – ik wil niet meer naar woorden moeten zoeken – en voor de stad – de Oude Markt, feesten: ik wilde het beleven! Ik ben blij en trots dat ik hier in het mooie Groot Begijnhof mag wonen, met Nederlandstalige kotgenoten dan nog. Ik vind het wel grappig als ik hen om zes uur zie eten terwijl wij Walen dat pas tegen acht uur doen. Uitgaan doen Vlamingen dan weer langer. In UCL sluiten de meeste kringen al om drie uur.” “Nog iets dat me doet glimlachen, is hoe proper Vlamingen zijn als ze gaan feesten. Ze trekken soms een hemdje aan, iets wat UCL’ers nooit doen ’s avonds. Ze dragen gewoon hun kringtrui. Soms waarschuwen ze Erasmus-Vlamingen dat ze op sommige plekken best rubberlaarzen dragen.” “Ik heb ook zelf Leuvense studenten leren kennen aan de UCL, want ik was lid van één van de

tientallen kot-à-projets daar: Kot Verdom, dat de Belgische cultuur promootte. We gingen de Rode Duivels aanmoedigen, maar organiseerden ook een speeddate met onze Vlaamse collega’s. En we namen deel aan Bike & Run, een fiets- en loopwedstrijd van Leuven naar Louvain-la-Neuve of omgekeerd. Het wisselt netjes elk jaar.” “Dat zoiets bestaat, betekent dat mensen positief omgaan met de geschiedenis. Walen Buiten, zoals de Franstaligen Leuven Vlaams vaak noemen, was voor velen vijftig jaar geleden een

Opnieuw één universiteit vormen? Samen zouden KU Leuven en UCL 100.000 studenten tellen, misschien wat veel voor België. trauma, maar wie vandaag nog problemen ziet, overdrijft. Er zijn nog verschillen, maar geen tegenstrijdigheden meer.” “Of het een goed idee zou zijn om opnieuw één universiteit te vormen? Samen zouden KU Leuven en UCL bijna 100.000 studenten tellen, misschien wat veel voor België.” “Mijn vader studeerde net na ‘68 in Leuven omdat er nog niet direct een rechtenfaculteit in Louvain-la-Neuve was. Ook mijn nonkels verbleven hier, maar geen van hen sprak er ooit negatief over. Integendeel, het feit dat ik nu in Leuven zit, vinden ze het perfecte excuus om weer door de stad te komen flaneren.”


PORTRET

CAMPUSKRANT | 2 MEI 2018

SPEED DATE

In 22 vragen naar hoofd en hart van Bea Maes

19

Bea Maes: “Mijn meest onhebbelijke karaktertrek? Ik krijg graag mijn zin (lacht).”

Bea Maes (53) is decaan van de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen. TEKST: Ine Van Houdenhove | FOTO: Rob Stevens

“ Ik speel geen dwarsfluit meer.

01/ Wat wilde u ‘later’ worden?

“Leraar. Mijn ouders stonden in het onderwijs, dus dat was allicht geen toeval. Ook ’dokter worden’ was ooit een ambitie. Maar uiteindelijk ben ik orthopedagogiek gaan studeren.”

02/ Zou u vandaag dezelfde studiekeuze maken?

“Ik denk het wel. Maar op je achttiende heb je wel een beperkt zicht op wat er allemaal mogelijk is. Er zijn zoveel dingen die me zouden boeien. Maar dat betekent niet dat ik spijt heb van mijn keuze. Ik voel me van jongs af aan gedreven om een bijdrage te leveren aan zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking.”

07/ Welk goed voornemen kan u maar niet volhouden?

“Ik slaag er niet in van zoetigheden af te blijven.”

08/ Aan welk project zou u meteen beginnen als geld geen factor was?

“Met ons Europees netwerk zou ik dan inzetten op het ontwikkelen van innovatieve woonvormen en activiteiten voor mensen met ernstige meervoudige beperkingen – op cognitief, motorisch en sensorisch vlak. Zulke mensen blijven in de hele beweging naar participatie en inclusie wat buiten beeld. Het is een grote uitdaging om te zoeken hoe je ook hen een kwaliteitsvol leven kan bieden.”

03/ Wat weten uw medewerkers niet van u?

“Dat ik op een behoorlijk niveau dwarsfluit heb gespeeld. Helaas is dat door de jaren heen verloren gegaan. Het zou me nu nochtans helpen om de dagelijkse stress wat van mij af te zetten.”

04/ Hebt u een motto?

“Waar een wil is, is een weg. Ik ben iemand die blijft zoeken naar oplossingen voor problemen, of naar manieren om uiteenlopende standpunten te verzoenen. Als decaan komt me dat vaak goed van pas.”

05/ Op welke job bent u jaloers?

“Mensen die hun creativiteit en hun technische competenties inzetten om dingen te bedenken die de levenskwaliteit van anderen verbeteren, daar kijk ik met bewondering naar. Tegelijk kan ik me weinig jobs indenken waarin je meer autonomie en uitdaging zou vinden dan in de mijne.”

06/ Welk boek ligt er op uw nachtkastje?

“Tijdens het jaar kom ik er helaas niet meer toe om veel te lezen. In de paasvakantie heb ik genoten van Het Gordijn van Kader Abdolah, en Wil van Jeroen Olyslaegers.”

In Peru kapseisde ons bootje midden in de nacht. We moesten in het pikdonker naar de oever, op de plek waar we de dag voordien krokodillen hadden gespot.

© KU Leuven | Rob Stevens

Het zou me nochtans helpen tegen de stress.” 10/ Van welke gewoonte zou u af willen?

“Ik durf weleens uitstelgedrag vertonen als er dingen zijn waar ik echt tegenop zie.”

11/ Waaraan hebt u een hekel?

“Aan mensen die niet eerlijk zijn. Maar ook aan tijd verliezen door in de file te staan.”

12/ Wat is de belangrijkste les die het leven u heeft geleerd?

“Dat je het verste komt met eerlijk en integer te zijn. Het loont niet om anderen of jezelf iets wijs te maken.”

13/ Wat is de ergste job die u ooit hebt gedaan?

“Ik heb weinig vakantiewerk gedaan omdat ik in de zomer altijd als vrijwilliger werkte met kinderen met een beperking, of in de scouts. In mijn huidige job zijn er natuurlijk wel dingen die niet aangenaam zijn, zoals slechtnieuwsgesprekken voeren.”

14/ Wat is uw meest onhebbelijke karaktertrek?

“Ik kan heel erg verstrooid zijn, dat speelt me weleens parten. En ik krijg ook graag mijn zin (lacht).”

15/ Wat zit er in uw cd-speler?

“Heel uiteenlopende dingen: van Sjostakovitsj en Beethoven tot John Hiatt, Admiral Freebee en Coldplay. Ik was onlangs ook aangenaam verrast door de nieuwe cd van De Mens.”

16/ Wat is het dichtste dat u ooit bij de dood geweest bent? 09/ Wat houdt u wakker ’s nachts?

“De menselijke problemen waar je als decaan mee geconfronteerd wordt. Bijvoorbeeld collega’s die worstelen met de balans tussen werk en leven, of met de hoge eisen die ze zichzelf opleggen. Of mensen die in een persoonlijk conflict met elkaar geraakt zijn, waarbij de emoties de bovenhand halen op de redelijkheid.”

“Ik ben al een paar keer ontsnapt aan een auto-ongeval. Zo vergat ik in Namibië eens dat ik links moest rijden, en kwamen we bijna frontaal in botsing met een zware vrachtwagen.” “En een tiental jaar geleden heeft mijn echtgenoot een zwaar herseninfarct gehad. De eerste nacht heb ik bij hem gewaakt, het had toen slecht kunnen aflopen.”

17/ Wat zou u graag beter kunnen?

“De sociale media benutten.”

18/ Wanneer bent u het bangst geweest?

“Tijdens een nachtelijke boottocht in Peru botste ons bootje op een rots en kapseisde. We moesten in het pikdonker onze weg zoeken naar de oever. Terwijl we op diezelfde plek de dag voordien krokodillen waren komen spotten.”

19/ Wat was uw meest recente vakantiebestemming?

“We hebben al vele verre reizen gemaakt, naar Australië, Afrika, Zuid-Amerika … Vorig jaar hebben we onze fietsvakantie in Italië moeten afzeggen omdat ik een paar maanden ervoor een breuk aan mijn knieschijf had opgelopen. Sindsdien zijn we nog met de familie op citytrip geweest naar Berlijn. Volgend jaar staat Noorwegen op het programma.”

20/ Is er iets waar u al lang van droomt om te doen?

“Ik droom weleens van een wereldreis, waarin je op een traag tempo andere culturen en natuurschoon kan ontdekken. Maar eigenlijk ben ik niet zo’n dromer, eerder een realist. Ik probeer gewoon de dingen die ik doe zo goed mogelijk te doen, en geleidelijk aan stappen vooruit te zetten.”

21/ Hebt u een hobby?

“Wandelen, fietsen, in de tuin werken. En ik ben een tijdlang imker geweest, tot al onze bijenkasten slachtoffer werden van de varroamijt, de zogenaamde verdwijnziekte. Wie weet begin ik daar opnieuw mee als ik met pensioen ben.”

22/ Wat zullen we over vijftig jaar onbegrijpelijk vinden?

“Dat we zo weinig creatief en doortastend zijn in het nemen van maatregelen om kwetsbare mensen volwaardig te laten participeren in de samenleving.”


20

CAMPUSKRANT | 2 MEI 2018

IN BEELD

Waterwerken

© KU Leuven | Rob Stevens

Een lentezon met zomerambities lokte zo’n 1.500 studenten naar de Survival of the Student. Die obstakelloop, georganiseerd door LOKO, studentenvereniging Apolloon en het Universitair Sportcentrum, was op woensdag 18 april toe aan zijn vierde editie. Er werden liters zweet vergoten tijdens de 6,5 kilometer aan hindernissen – waaronder een klimmuur en een skippybal-race, – rondom het Sportcentrum en het Arenbergkasteel. De Dijle zorgde voor de nodige afkoeling: heel wat studenten gleden al dan niet per ongeluk uit bij het oversteken van de rivier.

MODERNE TIJDEN Gebruiksaanwijzing voor de hedendaagse mens

ADVERTEERDERS GEVEN TRADITIONELE KANALEN NOG NIET OP

Reclame? Fast forward! Tot voor tien jaar kon je geen tv aanzetten zonder ongenode gasten over de vloer te krijgen. Cora bracht bitterballen, de kerstman leverde cola en een kale spierbundel deed de afwas. Tegenwoordig spoelen we reclameblokken door en experimenteren adverteerders steeds vaker met nieuwe reclamevormen. ‘The End’ voor de klassieke reclamespot? TEKST: Pieter-Jan Borgelioen | ILLUSTRATIE: Gudrun Makelberge

“J

e hoort al jaren dat traditionele reclamekanalen zullen verdwijnen door de komst van digitalisering en sociale media”, zegt marketingprofessor Luk Warlop. “Net zoals men bij de uitvinding van de radio dacht dat het afgelopen zou zijn met krantenadvertenties. Maar wat we zien is dat ‘oude media’ blijven, en dat reclamemakers gewoon steeds meer mogelijkheden krijgen om producten aan de man te brengen. En om gerichter te adverteren. Dat helpt om het doel van reclame te bereiken: zo veel mogelijk potentiële kopers aanspreken, en zo min mogelijk budget verspillen aan wie je product niet wil.” “Elk product vereist een andere aanpak. Reclamespots op tv zijn één van de vele mogelijkheden, maar niet altijd de beste keuze. Voor een universiteit, die enkel toekomstige studenten wil bereiken, is gerichte reclame op Facebook veel interessanter dan een dure spot. Maar tv-reclame is wél perfect voor adverteerders die mikken op een breed publiek. Denk aan producenten van waspoeder of voedingswaren, of aan automerken die een bepaald imago willen uitdragen. Niet iedereen kan zich een BMW of Mercedes permitteren, maar de autofabrikant wil wél dat iedereen weet dat zo’n dure auto je een zekere status verschaft.” Niet te creatief

Van alle reclamekanalen is de klassieke tv-spot nog steeds het beste middel om een imago te

koopste is, of dat dit merk de beste sausjes maakt. Radiospotjes zijn ook vaak grappig of maken gebruik van een catchphrase, waardoor de boodschap zich nog makkelijker in je hoofd nestelt. Creativiteit is dus belangrijk, al mag reclame ook niet té goed gemaakt zijn, want dan leidt ze af van het product. Spots die in de prijzen vallen, zorgen niet altijd voor de beste verkoopcijfers.” Doorspoelverbod?

creëren, zegt Warlop. “Je kan er makkelijk een verhaaltje mee vertellen en er een boodschap aan ophangen. Bewegend beeld werkt ook beter dan een affiche in een bushokje of een banner op internet. Tegenwoordig zie je ook reclamespots op sociale media, maar die duren meestal maar tien seconden, terwijl tv-spots tot dertig seconden lang zijn. Op tv kan je dus langer de aandacht vasthouden.” “Ook radiospots blijven marcheren: ze zijn goedkoop om te maken en doeltreffend omdat ze vaak herhaald worden. Wat reclamemakers te vertellen hebben zegt ons aanvankelijk niet veel, maar dat verandert als we herhaaldelijk te horen krijgen dat deze doe-het-zelfzaak de goed-

Radiospotjes kunnen we niet overslaan, maar met de komst van digitale tv spoelen we wel gretig reclameblokken door. Maakt dat adverteerders niet ongerust? “Reclamemakers weten dat je met een spot nooit honderd procent van het publiek bereikt. Vroeger haalde je een snack tijdens reclameblokken, nu spoel je door. Misschien zullen de budgetten ooit dalen, maar tv-reclame zal volgens mij nooit helemaal verdwijnen. Tenzij iederéén gaat doorspoelen, natuurlijk, maar dat lijkt me sterk. Uit onderzoek blijkt overigens dat je zelfs bij het doorspoelen nog iets van de boodschap meekrijgt, als het merk tenminste constant in beeld is (lacht).” “Tv verandert wel: we kijken steeds vaker uitgesteld en betaalkanalen zoals Netflix worden populairder. De commerciële zenders maken zich ongerust en zoeken naar manieren om doorspoelen moeilijker te maken. Minister van Media Sven Gatz sprak onlangs zelfs van een verbod, maar dat is geen oplossing. Het publiek zal sneller afhaken, en welke adverteerder wil geassocieerd worden met verplichte reclame? In

Marketingprofessor Luk Warlop:

Reclame mag niet té goed gemaakt zijn, dan leidt ze af van het product. Spots die prijzen winnen, zorgen niet altijd voor de beste verkoopcijfers. de toekomst zullen we wellicht vaker gaan betalen voor programma’s zonder reclame, zoals we nu al doen voor Netflix, en de reclame erbij nemen als we kosteloos kunnen kijken. Het publiek wéét stilaan dat iemand de rekening moet betalen. In een wereld zonder reclame wordt alles duurder.”

Conclusie: We spoelen reclamespotjes op tv vaak door, maar ze blijven interessant voor adverteerders die een breed publiek willen bereiken. Ook radioreclame zal niet snel uit de ether verdwijnen.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.