22 JUNI 2016
KULEUVEN.BE/CK
JG 27
10
Verschijnt maandelijks, uitgez. juli en aug.
Tijdschrift - toelating gesloten verpakking
Afgiftekantoor 2099 Antwerpen X
2099 Antwerpen X n° BC 6379
erkenning: p303221
PB-nr. B-4883
“JE KAN BETER BLIND ZIJN DAN ONGESCHOOLD”
“IN MONGOLIË VIND JE KERKJES UIT HET MEETJESLAND”
Vertaalwetenschapper dankt doctoraat aan beperking
Professor bouwhistorie gaat op erfgoedjacht in Azië
4
12
“IK BEN TE EXTRAVERT VOOR DE IVOREN TOREN”
“HET TURKS ZAT HET NEDERLANDS NIET IN DE WEG”
Mijn droom was om van de showtrappen neer te dalen
Kunstwetenschapper Barbara Baert wint de Francqui-prijs
Onderzoekster test tweetaligheid in groepswerkjes op school
Leven na Leuven: Tom De Cock
7
16
14
DE LAATSTE SPRONG RICHTING SPELEN
“Geen wet voor elk wissewasje”
10
Er is geen gedeelde moraal meer, dus gaan we die moraal zoeken in het recht, aldus grondwetspecialist en rechtsantropoloog Jogchum Vrielink. En dat leidt volgens hem tot overregulering: de seksismewet van Joëlle Milquet, de GAS-boetes … “Als we iets minder geneigd zouden zijn om voor elk wissewasje een wet in te voeren, dan zouden we ook veel minder problemen hebben. Recht geeft antwoorden als ja of nee, veroordeeld of niet. Maar dat strookt niet met
hoe complex het leven en de mens zijn.” Niet alleen de overheid werkt de vrijheidsbeperking in de hand, volgens Vrielink doen we ook zelf te veel aan zelfcensuur. “Zo zie je sinds de aanslagen op Charlie Hebdo een grotere terughoudendheid om de islam te ridiculiseren, maar waarom zouden we met de islam niet mogen doen wat we met andere godsdiensten doen? Iedereen gelijk voor de grap.” Lees meer op P.05
Stootje gezond Hoe duw je de consument richting gezond zonder dat zijn keuzevrijheid sneuvelt? Laat de overheid wat meer gaan nudgen, zegt Tim Smits, expert voedselmarketing. Nudging is het slimme zetje, het betere ellebogenwerk richting gewenst gedrag. “Rationele campagnes werken zelden. Iedereen wéét al dat een glas water gezonder is dan frisdrank. Ondertussen duwen voedselproducenten ons met subtiele truken richting meer consumptie. Hoe groter de kom op een doos cornflakes, hoe groter de
portie die je neemt.” Hoog tijd om obesitas met soortgelijke wapens te bestrijden, vindt Smits, “want de ongezonde truken werken ook in de gezonde richting.” Lees meer op P.20
© KU Leuven | Rob Stevens
Minder verbieden, meer discussiëren: dat is de boodschap van Jogchum Vrielink in Pro Deo, een bundeling van zijn scherpste opiniestukken. “Kijk naar de prehistorische ongein van Fernand Huts over de vrouw aan de haard: je hebt geen rechter nodig om hem de oren te wassen. Iedereen viel over hem heen en dat is veel krachtiger.”
OUDERS HEBBEN STERKE INVLOED OP POLITIEKE VOORKEUR ADOLESCENTEN
Houden pa en ma het stempotlood vast? Ouders hebben in Vlaanderen nog steeds een bepalende rol in de ontwikkeling van de eerste partijvoorkeuren van 15- en 16-jarige adolescenten. Dat blijkt uit het doctoraatsonderzoek van politicoloog Joris Boonen. “Het is zeker niet altijd zo dat adolescenten passief een partijkeuze ‘erven’. Ze zoeken hun weg in het complexe partijensysteem, en kijken daarbij naar hun ouders.”
J
oris Boonen maakte voor zijn onderzoek gebruik van de Parent-Child Socialization Study 2012-2013, een grootschalig project van het Centrum voor Politicologie. Daarin werd een representatieve groep van meer dan 3.000 Vlaamse jongeren en hun beide ouders twee keer bevraagd over politiek en maatschappij. Iets meer dan de helft van de adolescenten geeft aan dat ze op dezelfde partij zouden stemmen als minstens één van hun ouders. “In een partijlandschap met acht verschillende politieke partijen is dat heel veel”, zegt Joris Boonen. “De overeenkomst tussen de politieke voorkeur van adolescenten en die van hun ouders is sterker in gezinnen waar vaker over politiek gesproken wordt, in gezinnen waar
de ouders eenzelfde politieke voorkeur hebben en in gezinnen waarin de voorkeur van de ouders sterk en stabiel is. Tussen de invloed van vaders en moeders is er geen verschil.” Opmerkelijk: jongeren blijken de politieke overeenkomsten tussen zichzelf en hun ouders ook nog eens sterk te overschatten. Dat is met name het geval bij jongeren met een lagere politieke kennis. ‘Goeden’ en ‘slechten’
Jongeren zetten zich dus niet af tegen de voorkeur van hun ouders, maar gaan eerder op zoek naar hun bevestiging. Toch kan je volgens Boonen lang niet altijd spreken van ‘passieve adolescenten’, of van overdracht van een partijvoorkeur van generatie op generatie. Jongeren
blijken op deze leeftijd ook prima in staat om individueel een logische keuze te maken: “Wie een sterke voeling heeft met het milieu komt bijvoorbeeld sneller bij Groen terecht, jongeren met een sterk Vlaams gevoel vinden de weg naar N-VA, en Vlaams Belang spreekt jongeren aan die zich negatief uitlaten over immigranten, en positief over een onafhankelijk Vlaanderen.” We moeten de sterke invloed van ouders volgens Boonen dan ook niet meteen interpreteren als het ‘erven’ van één partijkeuze. Het gaat eerder om het ontwikkelen van een breder idee over de ‘goeden’ en de ‘slechten’ in het politieke landschap. Lees verder op P.06
02
NIEUWS
CAMPUSKRANT | 22 JUNI 2016
COLUMN © KU Leuven | Rob Stevens
Walter Pauli is redacteur voor Knack. Hij studeerde oude geschiedenis aan de KU Leuven.
Het Roze Leuven
S
inds de bloedige moordpartij in een homodisco in Orlando staat de verdediging van ‘de waarden van de Franse revolutie’ hoog op de politieke agenda. Wat vanzelfsprekend lijkt, is helaas niet altijd even evident. Van de gelijkberechtiging van homo’s was nog geen sprake in de tijd van de Verlichting. Die is van uiterst recente datum – jong dus, en broos, en hoe dan ook het verdedigen waard. Het voorbeeld van de vrij heftige geschiedenis van de homo-emancipatie aan de eigen Leuvense universiteit kan misschien één en ander illustreren.
De controverse over de vraag of de Roze Drempel zich tot argeloze eerstejaars mocht richten, duurde tot een eind in de jaren negentig. Niet dat de KU Leuven zich moet schamen. Al op 9 juni 1969 gaf rector Piet De Somer de toestemming aan de Universitaire Parochie voor “een teach-in over homofilie”. Daaruit ontstond de Leuvense Studentenwerkgroep Homofilie, mogelijk de oudste homovereniging van Vlaanderen. Vanaf 1981 werd dat ‘Roze Drempel’ (en nog later ‘Driekant’). De naam verwees naar een roos geverfde drempel van het nieuwe homohuis in de Maria-Theresiastraat. De homo’s hadden dus al vroeg een eigen plaats in Leuven. Al kon dat maar, zo wees de praktijk uit, indien zij ‘hun plaats kenden.’ Letterlijk. In februari 1988 pakt Veto uit met de kop: ‘Er is geen plaats meer in de herberg’. De Bijbelse metafoor verwees naar het feit dat de de-
caan van de Faculteit Theologie studentenkring Katechetika verboden had om in het kringcafé één avond per week onderdak te geven aan de Roze Drempel (die inmiddels hun huis in de Maria-Theresiastraat kwijt waren). “Dergelijke gehandicapten”, zo zei de decaan woordelijk, hoorden niet in het theologencafé. Datzelfde jaar werd het de Roze Drempel ook verboden om – zoals de andere verenigingen die zich naar studenten richtten – met een standje in de Universiteitshallen aanwezig te zijn bij de inschrijvingen voor het nieuwe academiejaar. De controverse over de vraag of de Roze Drempel zich tot argeloze eerstejaars mocht richten, duurde tot een eind in de jaren negentig. Een tijdlang was er zelfs sprake van enige regressie, na de ‘sixties’-welwillendheid van Piet De Somer. In 1990 was de Leuvense rector Roger Dillemans ‘auteur’ van de bekende Wegwijs Gezondheid, toen één van de absolute bestsellers van het Davidsfonds. Dillemans schreef die teksten natuurlijk niet zelf, dat liet hij (vooral) over aan gespecialiseerde Leuvense academici. Onverwacht ontstond er grote heibel over het hoofdstukje ‘homoseksualiteit’. Het werd gerangschikt bij de ‘seksuele afwijkingen’ naast exhibitionisme, sadisme en incest. De ‘symptomen’ waren: ‘vastgeroeste puberteitsgewoonten’, ‘angst voor heteroseks’ en ‘dwangmasturbatie’. De auteur, de endocrinoloog S., was op Gasthuisberg het hoofd van de dienst inwendige geneeskunde. Toen hij onder vuur kwam te liggen, waren er opvallend veel Leuvense professoren die S. steunden en zijn visie deelden. Vandaag zijn de jaren tachtig en negentig van vorige eeuw voltooid verleden tijd. Op twintig jaar tijd is veel, zo niet alles veranderd. Zo heeft de universiteit anno 2016 onder haar bestuurders iemand die zijn sporen onder meer heeft verdiend in de emancipatiebeweging voor holebi’s. En hopelijk eindigt zo een stukje niet altijd even rooskleurige universitaire geschiedenis. Reageren? Mail naar nieuws@kuleuven.be
KANTTEKENING
DOODSWENS BIJ OUDEREN VAAK VERKEERD BEGREPEN De zelfmoordcijfers bij ouderen liggen even hoog als bij jongvolwassenen, maar krijgen veel minder aandacht. Er bestaan bovendien heel wat misverstanden over de doodswens bij ouderen. “We gaan er vaak van uit dat het om een meer bewuste en rationele keuze gaat, maar dat klopt niet. Deze ouderen willen niet echt dood, maar lijden aan het leven en zien geen andere uitweg”, zegt psychologe en gezinstherapeute Anke Bonnewyn, die doctoreerde over suïcidale senioren. TEKST: Ilse Frederickx | ILLUSTRATIE: Gudrun Makelberge
Lijden
aan het leven
A
ls een jong iemand een zelfmoordpoging onderneemt, dan ziet de omgeving dat als een schreeuw om aandacht van iemand in de fleur van zijn leven. Bij ouderen ligt dat anders, zegt Anke Bonnewyn. “We denken al snel: dat is begrijpelijk als je vrouw net overleden is, of als je gezondheid achteruitgaat. We gaan ervan uit dat het op oudere leeftijd om een weloverwogen keuze voor de dood gaat, maar dat klopt niet.” “De zelfmoordcijfers liggen bij ouderen even hoog als bij jongvolwassenen. Ouderen ondernemen minder pogingen dan jongeren, maar gebruiken agressievere methodes. Dat maakt de kans op een geslaagde poging groter. De zelfmoordcijfers kennen een piek bij mannen boven de 75 jaar. Mannen weten doorgaans beter een doel te houden in het leven, maar als dat wegvalt, gaan ze sneller over tot zelfmoord dan vrouwen.” Verloren identiteit
Professor bouwhistorie ontdekt erfgoedschatten in Azië
Lees het artikel op P.12
De risicofactoren voor een zelfmoordpoging zijn bekend: alleen door het leven gaan, ziekte of pijn, depressie ... Maar naar leeftijdsspecifieke psychologische factoren bij ouderen is nog maar weinig onderzoek gedaan. Om die in kaart te brengen, deed Anke Bonnewyn diepte-interviews met acht patiënten, die opgenomen waren in het Universitair
Anke Bonnewyn:
Het klopt niet dat een doodswens langzaamaan ernstiger wordt. De meeste zelfmoordpogingen gebeuren heel impulsief.
Psychiatrisch Centrum KU Leuven na een zelfmoordpoging. Daarnaast vulden 113 ouderen – met of zonder zelfmoordpoging achter de rug – een vragenlijst in over hun al dan niet aanwezige doodswens. De patiënten die een zelfmoordpoging ondernomen hadden, hadden voordien allemaal een verlies te verwerken gehad: hun partner, hun gezondheid, hun huis. “Als je dat objectief bekijkt, zijn dat geen abnormale gebeurtenissen. Verlies hoort bij het ouder worden. Maar het gaat erom
NIEUWS 03
CAMPUSKRANT | 22 JUNI 2016
welke betekenis de patiënten eraan geven: ze zijn niet alleen iemand of iets kwijt, maar ook hun identiteit. En dat zien ze als onomkeerbaar. Op die leeftijd begin je niet zomaar opnieuw. Het leven zoals het vroeger was, komt niet meer terug.” Cruciaal is of ouderen na een verlies nog een doel vinden in hun leven. “Het is een cliché, maar het klopt: de leegte die mensen voelen wanneer ze op pensioen gaan of wanneer de kleinkinderen beginnen te puberen en de zorg van hun grootouders niet meer nodig hebben. Je ziet het ook vaak bij ouderen die voor hun zieke partner zorgen: als die overlijdt, valt niet alleen hun partner, maar ook hun daginvulling weg. Daarbij komt nog de fysieke uitputting: vaak zijn ze al in het rood gegaan voor de zorg. Niet iedereen ontwikkelt dan een doodswens, maar als die er komt, volstaan een goed contact met de familie of een nog redelijke gezondheid meestal niet om ze tegen te houden.” Tunnelvisie
De ouderen die een zelfmoordpoging hadden ondernomen, gaven ook allemaal aan dat ze het gevoel van verbondenheid met anderen kwijt waren. “Ze zijn eenzaam en hebben het gevoel nergens meer bij te horen. Die eenzaamheid is vaak heel dubbel, want ze zoeken het so-
Patiënte Marie* (82)
Het leven voelde aan als een verplichting. Je moet dit en je moet dat. Ik wilde van alles vanaf zijn.
Patiënt Victor (67)
Het zijn je hersenen die het niet meer aankunnen. Die gedachten: een opeenhoping van spanningen.
Patiënte Janine (66)
Ik voelde me verstikt. Ik kon bijna niet ademen, ik beefde en kon amper op mijn benen staan.”
ciaal isolement zelf op. Ze slaan bijvoorbeeld uitnodigingen van familie af. Ik herinner me een patiënte die vertelde dat ze erg eenzaam was en niet meer buitenkwam. Toch bleek ze een zus te hebben die haar elke dag opbelde.” Vlak voor hun zelfmoordpoging hadden de patiënten het gevoel alle controle kwijt te zijn, zowel op geestelijk als op lichamelijk vlak. “Ze gaven aan dat ze niet meer helder konden nadenken. Allemaal hadden ze ook angstgevoelens, die heel fysiek tot uiting kwamen: beven, het gevoel geen adem meer te krijgen ... En ze hadden het allemaal ook over complete uitputting: sommigen hadden slaapproblemen die al weken of maanden aansleepten.” Al die factoren samen kunnen tot een doodswens leiden, al is dat niet het juiste woord: “Deze ouderen praten amper over de dood. Ze willen vooral dat het leven zoals het nu is, stopt. De dood lijkt dan de enige uitweg. In dat laatste stadium zijn de ouderen het noorden kwijt en zijn ze niet meer in staat andere oplossingen te bedenken. Ze gaan de negatieve zaken overbenadrukken en kunnen niet meer flexibel reageren. Omdat ze zichzelf isoleren, wordt hun tunnelvisie ook niet meer bijgestuurd.” Dat kan je geen rationele keuze voor de dood noemen, vindt
Bonnewyn. Het duidt er vooral op dat de psychiatrische problematiek veel sterker is dan gedacht. “Er bestaan wel ouderen die heel nuchter en weloverwogen voor de dood kiezen, maar dat is een kleine minderheid. We zien ook dat de meeste zelfmoordpogingen heel impulsief gebeuren. Het klopt niet dat een doodswens langzaamaan ernstiger wordt: een idee dat rijpt, een plan dat gesmeed en vervolgens uitgevoerd wordt ... Het kan plots omslaan.” Lichamelijke signalen
Praten kan helpen, maar dat is niet evident voor deze generatie ouderen. “Ze hebben nooit geleerd om hun gevoelens te uiten tegenover familie, vrienden of de huisarts. Ze hebben het alleen over hun lichamelijke klachten. Daarom is het ook belangrijk dat hulpverleners de lichamelijke signalen herkennen die een zelfmoordpoging voorafgaan: beven, benauwdheid, pijn, slaapproblemen … Dat zijn ook dingen die te behandelen zijn.” Een verlieservaring kunnen we niet wegtoveren, maar een gesprek – al dan niet binnen een therapie – kan deze ouderen weer doen relativeren, hen ertoe aanzetten om mensen te ontmoeten, nieuwe doelen te stellen en hun eigenwaarde op te krikken. “Je mag daarbij niet
vertrekken van een checklist, maar wel vanuit de beleving van de oudere zelf. Een patiënt kan objectief nog in prima gezondheid verkeren, maar dat zelf helemaal anders zien. En omdat deze mensen er eerder voor kiezen niet meer te leven dan te sterven, moet je een gesprek daarover ook anders aanpakken: niet alleen praten over de doodswens, maar ook over de kwaliteit van het leven.” “Wat dat laatste betreft, wil ik een pleidooi houden om onze vooroordelen te laten varen. In onze maatschappij wordt ouderdom zeer negatief afgeschilderd, als iets zonder perspectief. Dat is uiteraard niet zo. Ook al krijgen ouderen met verlies te maken, het is mogelijk om dat een plaats te geven en de draad weer op te pikken. Dat moeten we met z’n allen duidelijk maken aan de patiënten en de volgende generatie ouderen.”
(*) De namen van de patiënten zijn fictief.
04
NIEUWS
CAMPUSKRANT | 22 JUNI 2016
BEPERKING BRACHT LAHOUSSEINE ID-YOUSS VAN BERGDORPJE NAAR BELGIË
“ Blind worden is mijn geluk geweest”
H
Zijn naam verraadt zijn buitenlandse roots, de donkere zonnebril zijn beperking. Lahousseine Id-Youss verdedigde onlangs met succes zijn doctoraat in Antwerpen, waar hij intussen bijna acht jaar woont. In de zomer keert hij terug naar Marokko, maar als hij mag kiezen: mét retourticket naar de KU Leuven. “Het leven van een blinde student is moeilijk, maar niet onmogelijk.”
et zat er vorige week weer bovenarms op. Fernand Huts, ceo van Katoen Natie, zei in Trends dat moderne vrouwen hun mannen niet genoeg ruimte laten om te ondernemen. Geëmancipeerd Vlaanderen kon zijn oren niet geloven. Een dag eerder hadden diezelfde ‘weldenkende’ Vlamingen met stijgende verbazing gekeken naar rabbijn Aaron Malinsky en imam Brahim Laytouss, die in het Canvas-programma De Afspraak niet wilden reageren op de vraag wat ze zouden doen als hun zoons homo bleken. Jogchum Vrielink zag het ook. De grondwetspecialist en rechtsantropoloog is verbonden aan de Afdeling Publiekrecht van de KU Leuven en het Max Planck Instituut in het Duitse Halle. Vanuit die expertise schreef hij de afgelopen jaren opiniestukken, waarvan de bijtendste en opvallendste nu gebundeld zijn in het boek Pro Deo.
TEKST: Lien Lammar | FOTO: Rob Stevens
W
e ontmoeten elkaar op de Campus Sint-Andries in Antwerpen, tussen Meir en Schelde. Lahousseine Id-Youss (35), strak in het pak en met een warme glimlach, excuseert zich uitvoerig omdat hij – amper vijf minuten – te laat is. Lahousseine kwam in 2008 voor het eerst naar Antwerpen, dankzij een partnerschap van de toenmalige Lessius Hogeschool met de universiteit van Tanger, waar hij Engelse literatuur studeerde. “Ik was nooit eerder in het buitenland geweest, maar ik voelde me hier meteen thuis. Antwerpen is een aangename stad voor blinden. Alleen de fietsen die hier overal geparkeerd staan, zijn verschrikkelijk. Iedereen gooit z’n fiets maar ergens neer, of zo lijkt het toch. Mijn geleidestok heeft hier al flink afgezien (lacht).” Lahousseine is niet blind geboren. Hij verloor zijn zicht toen hij zeven jaar was, na een zware koorts die maandenlang aansleepte. “Ik woonde met mijn familie in een dorpje in de bergen, zonder een ziekenhuis of school in de buurt. Mijn ouders dachten dat de koorts vanzelf wel zou weggaan.” Toen de kleine Lahousseine hoorde over een blindenschool in Marrakech, werkte zijn vader net zo lang tot hij het geld had om zijn zoon daar naartoe te sturen. “Ik was negen toen ik op internaat ging in de blindenschool. Het was de eerste keer dat ik in een klaslokaal kwam.” Revolutie
Vandaag mag Lahousseine zich officieel doctor noemen. Na zijn studie in Tanger diende hij een aanvraag in voor een doctoraat aan de KU Leuven, dat hij onlangs na vijf jaar onderzoek kon afronden. “Ik heb me toegelegd op de vertaling van juridische documenten rond huwelijk en echtscheiding uit het Arabisch naar het Frans, in de context van de immigratie van Marokko naar België”, legt Lahousseine uit. “De specifieke terminologie brengt vaak problemen met zich mee. Elk land heeft zijn eigen definities en concepten. In België bijvoorbeeld wordt een huwelijk beschreven als een verbinding tussen twee personen. In Marokko, en tot enkele jaren geleden ook in Frankrijk, wordt een huwelijk gedefinieerd als een verbinding tussen een man
Hoe keek u naar Malinsky en Laytouss? Lahousseine Id-Youss: “Ik zal al eens – letterlijk en figuurlijk – struikelen of ergens tegenaan lopen, maar ik weet dat ik op mijn bestemming zal geraken.”
en een vrouw. Die verschillen belemmeren een vlotte juridische communicatie.” Al die jaren heeft hij kunnen rekenen op de steun van de Faculteit Letteren waar hij aan de Onderzoeksgroep Vertaling en Technologie verbonden was. “Ik werd op alle niveaus fantastisch opgevangen. De faculteit was voortdurend op zoek naar de nodige software en tools die me konden helpen bij het lezen, schrijven en lesgeven. Eenvoudig was het niet, maar op technologisch vlak is er vandaag gelukkig heel veel mogelijk. Dankzij mijn computer kan ik alles doen wat jij doet. Nieuwe technologieën hebben voor een enorme revolutie gezorgd in de wereld van de blinden.” Naast praktische hulp kon Lahousseine ook rekenen op financiële ondersteuning. “Dankzij een speciaal budget van het departement kon ik zowat alle boeken en artikels die ik nodig had voor mijn onderzoek laten inscannen in de bibliotheek. Ik prijs mezelf gelukkig dat ik hier terecht gekomen ben en de juiste mensen heb ontmoet. Als blinde student ben je hier beter af dan in Marokko, zonder twijfel.” Beter blind dan ongeschoold
Zijn beperking heeft hem nooit tegengehouden, integendeel. Lahousseine noemt zijn blindheid zelfs zijn grote geluk. “Als ik niet blind geworden was, had ik hier nooit gezeten. Niemand van de kinderen uit mijn dorp ging naar school,
laat staan naar de universiteit. Mijn leven zou veel moeilijker geweest zijn als ik mijn zicht niet was verloren, daar ben ik van overtuigd. In de huidige samenleving kan je beter blind zijn dan ongeschoold.” In juli stapt Lahousseine weer het vliegtuig op naar Marokko, waar zijn vrouw en kinderen wonen. Tijd om verloren dagen in te halen met dochter Aya (3) en zoon Sullivan (1). “Elke vakantie ga ik naar huis. Het blijft hard om mijn gezin te moeten missen, maar ik weet niet of ik mijn doctoraat tot een goed einde had kunnen brengen als zij hier ook zouden wonen. Nu kon ik me volledig concentreren op mijn onderzoek.” Concrete plannen voor de toekomst heeft hij niet. “Mocht ik de kans krijgen, dan zou ik graag een postdoc doen in Antwerpen. We zien wel. Ik wacht af welke mogelijkheden er op mijn pad komen.” Waar dat pad ook naartoe mag leiden, Lahousseine zal het met veel goesting en een opmerkelijk doorzettingsvermogen bewandelen. “Het leven van een blinde is niet zo slecht als veel mensen misschien denken. Het is moeilijk, maar niet onmogelijk. Als blinde moet je harder werken en meer moeite doen, maar als je iets écht wil, lukt het ook. Die gedachte drijft me. Ik zal al eens – letterlijk en figuurlijk – struikelen of ergens tegenaan lopen, maar ik weet dat ik op mijn bestemming zal geraken.”
“Mij vielen vooral de reacties achteraf op. Sommigen opperden dat de imam en de rabbijn moeten zwijgen, desnoods door de wet in te zetten. Persoonlijk zou ik het ook aardig vinden mochten hun religies de 21ste eeuw binnentreden, maar in onze rechtsstaat zijn hun opinies toegestaan. Vrijheid van meningsuiting staat in de grondwet. Die is er ook of zelfs bij uitstek voor homofoben, hooligans en racisten. Datgene wat we storend, vulgair of zelfs kwetsend vinden, moeten we wettelijk beschermen omdat de minderheid niet het slachtoffer mag worden van wat de meerderheid denkt. Mensen vergeten te gemakkelijk dat diezelfde vrijheden de bron zijn geweest van de emancipatie van bijvoorbeeld vrouwen en holebi’s. Ze onderschatten bovendien vaak hoe snel ze opeens weer in de minderheid kunnen zijn.” Maar vrije meningen kunnen beledigend of kwetsend zijn.
“Af en toe gekwetst worden is de prijs die je betaalt om in een democratie te leven. Je bent daar zelf vrij om meningen te hebben en te uiten. We moeten elkaar niet allemaal graag zien. Als er leed berokkend wordt, kan je daar natuurlijk iets aan doen, alleen niet via de macht van de staat. Onmiddellijk naar juridische middelen grijpen om burgers het spreken onmogelijk te maken is zeer problematisch. Er zijn natuurlijk wel uitzonderingen; geen enkel recht is onbeperkt. Actief aansporen tot geweld is bijvoorbeeld verboden, en terecht. Maar we zouden veel terughoudender moeten zijn met die beperkingen dan we nu zijn.” In 2014 voerde Joëlle Milquet een wet in die het beledigen van vrouwen en transgenders wegens hun geslacht
MAATSCHAPPIJ 05
CAMPUSKRANT | 22 JUNI 2016
JOGCHUM VRIELINK BUNDELT SCHERPE OPINIESTUKKEN IN ‘PRO DEO’
“ We doen te veel aan zelfcensuur” “Fernand Huts verkoopt prehistorische ongein over de vrouw aan de haard, een imam en een rabbijn geven blijk van homofobie. Dat is niet fijn, maar het is geen reden om hen het zwijgen op te leggen. Integendeel, dat houdt een gevaarlijke uitholling van onze vrijheid in”, zegt grondrechtenspecialist Jogchum Vrielink. Hij trekt aan de alarmbel, of we dat nu graag horen of niet. Katrien Steyaert
Ontbreekt het hierover aan kennis?
“Mensen weten vaak heel weinig over de juridische achtergrond van een zaak en maken daardoor dezelfde fouten opnieuw en opnieuw. Net daarom heb ik Pro Deo geschreven: in de hoop dat de technische kennis van achterliggende regels meer ingang vindt in het debat. Als je niet weet wat grondrechtelijke beginselen betekenen, hoe ver ze gaan en waarom, neemt de steun ervoor gemakkelijk af. En dat is een enorm risico voor de rechtsstaat en de democratie. Je ziet het nu gebeuren: men probeert op de meest onzinnige wijze de grondwet te wijzigen.” We zitten op een gevaarlijk punt?
© ImageDesk | Frederiek Vande Velde
Een stille optocht in Gent na de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo. Jogchum Vrielink: “Waarom zouden we de islam niet mogen ridiculiseren? Iedereen gelijk voor de grap.”
strafbaar maakt. Wat vindt u daarvan?
Jogchum Vrielink:
Af en toe gekwetst worden is de prijs die je betaalt om in een democratie te leven. We moeten elkaar niet allemaal graag zien.
“Het was bizar. Niemand vond zo’n bijkomende wet nodig, niet de juristen, niet de seksuologen, zelfs niet het Centrum voor Gelijkheid van Kansen (nu Unia – red.) of Sofie Peeters, die de documentaire Femme de la Rue draaide. Maar Milquet duwde door, om te scoren bij haar electoraat. Dat is vaak het probleem: politici voeren al te graag nieuwe wonderwetten in en de bevolking beloont hen daar nog voor ook.” “Extra frappant in deze was dat het Belgisch Grondwettelijk Hof de seksismewet aanvaardde op basis van een ridicule argumentatie. De wet is opgesteld in de meest floue en voor interpretatie vatbare termen, maar omdat het gaat om iets ernstigs – je mag de wet inroepen als je menselijke waardigheid ernstig is aangetast – keurde het Hof de wet goed. Nog maar eens een bewijs dat het Grondwettelijk Hof, dat erg gepolitiseerd is, niet bepaald de waarborg biedt die je van zo’n instelling mag verwachten.” Hoe moeten we dan wel omgaan met mensen die zich seksistisch gedragen?
“Ik schreef samen met strafrecht-
specialist Silvia Van Dyck een artikel waarin we een tiental juridische instrumenten bespreken die je in zo’n geval kunt gebruiken. In mijn ogen is het veel effectiever om iets te proberen doen aan de handhaving van wat er al bestaat dan een nieuwe wonderwet te verkopen die allerlei onvoorspelbare, vrijheidsbeperkende effecten kan hebben.” “Maar meestal heb je niet eens een rechter nodig. Kijk naar Fernand Huts: iedereen viel over hem heen en dat is veel krachtiger. In landen waar de wetgeving minder ver gaat, zie je vaak meer debat. In de Verenigde Staten zegt het eerste amendement dat je ongeveer elke mening mag spuien. Maar als een Amerikaan zich zeer racistisch uitlaat, zeker als het een politicus is, dan wordt hij openlijk afgebrand. Met onze vriend Donald Trump dreigt dat te veranderen, maar over het algemeen is het publieke debat in de VS veel assertiever dan hier.” Kortom: we moeten minder verbieden, meer discussiëren?
“Exact. Tegenwoordig is alles overgereguleerd. Net daardoor krijg je al die grondwettelijke botsingen. Het is bijna iets filosofisch: er is geen gedeelde moraal meer, dus gaan
we die moraal zoeken in het recht. Denk maar aan de GAS-boetes. Als we iets minder geneigd zouden zijn om voor elk wissewasje een wet in te voeren, dan zouden we ook veel minder problemen hebben. Recht kan niet alles oplossen. Recht geeft dichotome antwoorden. Ja of nee. Veroordeeld of niet. Maar dat strookt niet met hoe complex het leven en de mens zijn.” Rechtszaken hebben soms zelfs een averechts effect?
“Ja. Dat is de paradox van de vervolging. Toen Geert Wilders vijf jaar geleden vrijgesproken werd van haat zaaien en discriminatie, leek het alsof zijn gedrag daarmee goedgekeurd werd. De maatschappelijke discussie stopte. Wat hij zei ‘mocht’ immers. Of neem het negationisme. Landen die daarover stringente wetten invoeren, zien onmiddellijk daarna vaak een toename van de productie van negationistisch materiaal. Het verboden-vrucht-effect. Negationisten zijn zelfs vaak blij met een vervolging. Door de media-aandacht voor zulke rechtszaken raakt hun gedachtegoed beter verspreid. Met alle respect voor het leed dat zulke negationisten veroorzaken, kun je je dus afvragen of het sop de kool waard is.”
“Volgens mij wel. Niet alleen de overheid werkt de vrijheidsbeperking in de hand, ook de burgers doen aan zelfcensuur. Zo zie je sinds de aanslagen op Charlie Hebdo een grotere terughoudendheid om de islam te ridiculiseren. Je moet natuurlijk mensen niet viseren om ze te viseren, maar waarom zouden we met de islam niet mogen doen wat we met andere godsdiensten doen? Iedereen gelijk voor de grap. De politieke correctheid en angst zijn op dat vlak te zeer doorgeslagen. Ik begrijp het natuurlijk als een gemeente terughoudend is om islam-onvriendelijke cartoons tentoon te stellen. Niemand loopt graag het risico neergeschoten te worden. Maar niet meer spreken uit angst voor agressieve reacties, dat kan niet. Dan kom je in een neerwaartse spiraal terecht die onze vrijheden sterk uitholt. De overheid mag daar zeker niet in meegaan.” Bent u zelf bang voor agressieve reacties?
“Ik vind het lastig als ik bedreigd word. Vooral mijn standpunt over boerka’s – ik vind dat er nauwelijks gronden zijn om die te verbieden, ook al vinden we het onaangenaam of raar dat moslima’s ze dragen – levert me haatmails op. Maar over het algemeen trek ik mij dat niet aan.” “Ook aanvaringen met collega-polemisten neem ik niet persoonlijk. Het debat mag smeuïg en scherp zijn. Verontwaardiging is de motor, ook bij mij. Als het gemeenschapsonderwijs zijn hoofddoekenverbod moet afschaffen volgens de Raad van State en het legt dat arrest gewoon naast zich neer, zonder dat ook maar één minister het terugfluit, dan kan ik daar met mijn hoofd niet bij. Zo kom ik bijna elke week wel iets tegen in de media waardoor ik niet anders kan dan in mijn pen te kruipen. Ik vrees dat dat niet snel zal veranderen.” ‘Pro Deo. Ongevraagd juridisch advies voor vrijheidsstrijders en andere fanatici’, Universitaire Pers Leuven, 2016, 200 p., 19,95 euro.
06
NIEUWS
CAMPUSKRANT | 22 JUNI 2016
KORT NIEUWS
Houden pa en ma het stempotlood vast?
Slimme helm maakt fietsers meer zichtbaar en minder kwetsbaar Masterstudenten industrieel ingenieur hebben een slimme fietshelm ontwikkeld die de veiligheid van fietsers verhoogt. De helm is onder meer uitgerust met richtingaanwijzers en een camera die naderende auto’s detecteert. “Op onze drukke verkeerswegen is zichtbaarheid een must, maar fietsen hebben helaas geen stoplichten en richtingaanwijzers. Onder begeleiding van professor Hans Hallez en ingenieur Sammy Verslype hebben wij een oplossing voor dat probleem ontwikkeld”, zeggen Jim Depoorter en Thijs Vermeersch, studenten industriële wetenschappen – elektronica-ICT aan de Campus Oostende/Brugge. De fietshelm werd uitgerust met heldere leds die functioneren als stoplicht en richtingaanwijzers. “Via een bediening aan het stuur kan de fietser de richtingaanwijzers aanzetten en duidelijk maken of hij naar links of naar rechts wil afslaan. Hij hoeft zijn hand dus niet meer uit te steken, wat de stabiliteit natuurlijk bevordert”, zeggen de studenten. “Het stoplicht wordt dan weer aangestuurd via de rotatiesnelheid van het fietswiel. Als het wiel vertraagt, springt het stoplicht automatisch aan. Bij stilstand knipperen de rode leds, zodat automobilisten de fietser opmerken.” In de helm zit ook een sensor die een val kan detecteren, waarna automatisch een sms wordt verzonden. En de achterkant van de fiets is uitgerust met een camera die naderende voertuigen detecteert en informatie geeft over de snelheid en afstand. “Op basis daarvan worden de leds op de fiets helm volgens een bepaald patroon aangestuurd”, zeggen de studenten. “De bedoeling is om de bestuurder van het naderende voertuig er niet alleen attent op te maken dat hij een fietser nadert, maar hem ook een indicatie te geven van de afstand tot de fietser: de knipperfrequentie van de leds verhoogt naarmate de bestuurder dichter bij de fietser komt. Ook de fietser wordt op de hoogte gebracht van een naderende auto via een visualisatie op het stuur.” “Al deze objectieve informatie is veel accurater dan de inschatting die we zelf maken bij het achterom kijken of het ‘horen’ aankomen van een voertuig”, zegt ingenieur Sammy Verslype. Docenten van de Campus Oostende/Brugge hebben dan ook plannen om deze oplossing verder uit te werken en te valoriseren.
Vervolg van P.01 “Dat zie je heel duidelijk wanneer je steun aan een politieke partij op een schaal van 0 tot 10 zet. Wanneer ouders een positieve voorkeur uitspreken voor een partij, wordt deze vaak voorzichtig overgenomen door de jongeren, met een score tussen een 6 en een 10. Maar wanneer ouders zich negatief uitspreken over een partij, pieken bij jongeren de nulscores, wat betekent: ‘Ik zou nooit voor deze partij kunnen stemmen’. Dat is bovendien niet alleen het geval voor sterk polariserende partijen, zoals het Vlaams Belang, maar ook voor
mainstreampartijen zoals Open VLD en CD&V.” Boonen ziet de invloed van ouders vooral als een kwestie van inspiratie. “Adolescenten zijn niet de passieve ontvangers van politieke stimuli, zoals ze in klassiek socialisatieonderzoek weleens werden voorgesteld. Ze hebben een actieve rol in hun eigen leerproces. Ze zoeken hun weg in het complexe Vlaamse meerpartijensysteem en kijken naar hun ouders om een eerste voorkeur te ontwikkelen. Slechts een kleine minderheid geeft aan dat ze echt voor een bepaalde partij stemmen enkel ‘omdat hun ouders hiervoor stemmen’.”
53% heeft dezelfde partijvoorkeur als minstens één van beide ouders; 43% heeft dezelfde voorkeur als de moeder; 38% heeft dezelfde voorkeur als de vader; Adolescenten overschatten zelf de overeenkomsten met hun ouders: 53% denkt dezelfde voorkeur te hebben als zowel vader en moeder, maar dat is voor slechts 28% ook echt het geval.
Echografie voor de perfecte chocoladereep De kwaliteit van chocolade is voor een groot deel afhankelijk van de kristallen die zich vormen bij het stollen. Onderzoekster Annelien Rigolle (Campus Kulak Kortrijk) ontwikkelde voor haar doctoraat een nieuwe en snelle manier om te controleren of de cacaoboter tijdens dat stollen wel op de juiste manier kristalliseert. De methode kan de chocoladesector heel wat tijdswinst opleveren. De ideale reep chocolade glanst mooi, maakt het typische geluid bij het breken, en smelt niet in de hand maar wel in de mond. En bewaart die eigenschappen liefst zo lang mogelijk. De kristallisatie van de cacaoboter speelt daarbij een belangrijke rol. “Dat proces vindt plaats tijdens de overgang van vloeibare naar vaste chocolade”, zegt professor bio-ingenieurswetenschappen Imogen Foubert, promotor van het doctoraat. “Daarbij kunnen zich in de cacaoboter vijf soorten kristallen vor-
© Joris Snaet
KU Leuven meest innovatieve universiteit van Europa De KU Leuven bekleedt de hoogste plaats op de lijst van ‘meest innovatieve universiteiten van Europa’ die dataleverancier Thomson Reuters voor het eerst opstelde. In de top 100 gaat Leuven het Imperial College London en de University of Cambridge vooraf. Voor de ranking bekeek Reuters tien parameters die verband houden met onderzoeksoutput. “De KU Leuven dankt haar eerste plaats onder meer aan haar grote aantal invloedrijke uitvindingen”, aldus Reuters. “Haar onderzoekers dienen meer patent aanvragen in dan vrijwel elke andere universiteit in Europa, en externe onderzoekers citeren vaak Leuvense uitvindingen in hun eigen patentaanvragen. KU Leuven Research & Development (LRD), opgericht in 1972, was één van de eerste tech transfer offices in Europa en heeft ertoe bijgedragen dat de universiteit meer dan honderd spin-offs kon voortbrengen, in tal van domeinen.” In de top 100 staan vooral universiteiten uit West-Europa, goed voor 60 plaatsen. Duitsland spant de kroon met 24 noteringen, terwijl het Verenigd Koninkrijk goed is voor 17 vermeldingen. Noord-Europa haalt in totaal 24 noteringen, Zuid-Europa 15. Uit Oost-Europa komt alleen de Jagiellonian University uit Polen in de lijst voor.
Hetzelfde bolletje rood?
men. Slechts één daarvan levert de gewenste eigenschappen op. Verder hebben ook het aantal, de grootte en de vorm van de kristallen een impact, net als de manier waarop ze samenklitten.” “We hebben ontdekt dat we met ultrasone geluidsgolven verschillen in de kristallisatie van cacaoboter kunnen detecteren”, zegt professor en medepromotor Koen Van Den Abeele (Departement Natuurkunde en Sterrenkunde). De nieuwe techniek is te vergelijken met een echografie waarmee de groei van een foetus wordt opgevolgd. De onderzoekers sturen ultrasone geluidsgolven door de cacaoboter en meten de weerkaatsing van de golven. Dat levert hen heel wat informatie op over de structuur van de cacaoboter. “Als de boter vloeibaar is, wordt de geluidsgolf volledig weerkaatst. Zodra de boter kristalliseert, zal een gedeelte van de geluidsgolf erin dringen, waardoor de hoeveelheid weerkaatsing die we meten verandert. Zo kunnen
we vooral zien hoe de verschillende kristallen samenklitten, wat de eigenschappen van de chocolade beïnvloedt.” Sneller ingrijpen
Op dit moment gebeurt de kwaliteitscontrole van chocolade door een staal uit de productielijn te nemen en in een laboratorium te analyseren. Dat is heel tijdrovend, waardoor er niet snel kan worden ingegrepen als er iets mis is. Gevolg is dan dat een grote hoeveelheid chocolade verloren gaat of herwerkt moet worden. En dat brengt heel wat kosten met zich mee. De techniek die nu ontwikkeld werd, kan tijdens het productieproces zelf gebruikt worden. De laboratoriumopstelling van de onderzoekers moet nu verder omgevormd worden tot een prototype dat bruikbaar is in de productielijn. De huidige resultaten zijn verkregen met cacaoboter en moeten nog uitgebreid worden naar chocolade. (td)
PORTRET
CAMPUSKRANT | 22 JUNI 2016
07
KUNSTWETENSCHAPPER BARBARA BAERT GELAUWERD VOOR EIGENZINNIGE AANPAK EN BREDE KIJK
“ Dit ontroert mij enorm” “Ik wil de grote vragen stellen en vechten tegen narcisme.” Aan het woord is Barbara Baert, laureaat van de Francqui-prijs. Ze is de allereerste kunstwetenschapper en nog maar de vierde vrouw in tachtig jaar die deze ‘Belgische Nobelprijs’ wint. En dat dankzij haar voornaamste drijfveren: durf en verlangen. TEKST: Katrien Steyaert | FOTO: Rob Stevens
S
amen met de voordeur van haar huis gooit Barbara Baert (48) haar armen open, bij wijze van verwelkoming. Even geestdriftig klimt ze naar haar bureau op de eerste verdieping, een hoog vertrek vol boeken, kunst, juwelen en snuisterijen. “In de warmte van deze voorwerpen voel ik me geïnspireerd om te denken en te schrijven”, zegt ze. “Eén van de grondleggers van mijn discipline was Aby Warburg, en hij zei: Der liebe Gott steckt im Detail.” De discipline waarvan sprake is de iconologie, die de onderwerpen van beeldende kunsten in een cultuurhistorisch kader plaatst. De subtiliteit waarmee Barbara Baert dat doet, kreeg deze lente dubbele erkenning: ze ontving zowel de Pioniersprijs van de KU Leuven – voor een baanbrekende humane wetenschapper – als de nationale Francqui-prijs – goed voor 250.000 euro. “Ik vind het nog altijd overweldigend”, glimlacht ze. “Bovenal ben ik blij dat de kunstwetenschappen in het licht staan.” Ze is zelf al dertig jaar “verloren aan het vak. Het is een roeping, een honger. Ik handel uit noodzaak, bijna als een artiest.” Haar vader is zo’n kunstenaar, hij schildert met olieverf op hout. “We gingen veel op reis naar mediterrane landen, niet voor de zee, maar voor de kerken en de kunst. Als kind klaagde ik daar soms over, maar nu doe ik hetzelfde met mijn kinderen … De jongste, Marius, heeft oog voor beeldende kunst, terwijl de oudste, Andreas, heel muzikaal is.” Zijn piano staat in de zonnige belendende kamer. “Binnenkort gaan we weer samen op vakantie en dan zullen we hier en daar een romaanse kerk bezoeken”, gaat ze opgetogen verder. “Wat ik zie, de ideeën die ik opdoe, schrijf ik – ouderwets – in schriftjes. Later leidt dat soms tot verbindingen. Want zo werk ik: intuïtief, vloeiend van het ene project naar het andere. Mijn loopbaan is een reis.” Die begon in 1998 met haar dissertatie over de reliekencultus rond het Heilig Kruis, een dermate ambitieus project dat een buitenlandse collega sprak over ‘the glorious mistake of a pioneer’. Het werd een standaardwerk, vooral vanwege zijn vernieuwende methodo-
logie. Baert verbond kunst en theologie met literatuur en ideeën, dacht over disciplines en tijdsgrenzen heen om zo te begrijpen hoe christelijke symbolen groeiden en voortleefden. “Toen al wilde ik het breder zien.” Taboe
Baert ging inzoomen op Maria Magdalena, Johannes De Doper, en daarna de bloedvloeiende vrouw uit het evangelie van Marcus. “Jaja, hardcore feminisme”, glimlacht ze. “Die vrouw geneest van haar bloedingen door de zoom van Christus’ kleed aan te raken. Tot dan toe werd ze door iedereen gezien als onrein en daarom verstoten. Joodse theologes hadden de discriminatie van deze outcast al beschreven, maar niemand had onderzocht of en hoe deze vrouw later in beeld was gebracht.
Ik vind het soms vervelend dat ik de middeleeuwen moet redden, alsof ze geen recht hebben op een eigen, volwaardige studie.
Net dat interesseert mij. Ik noem het inkantelingsprocessen: de momenten waarop het woord – want ik vertrek altijd van één kleine kiem, meestal een Bijbelvers – zich oplaadt met visuele energie, met andere woorden wanneer een tekst ‘inkantelt’ in een visuele cultuur en zich daarna eindeloos vertakt.” “Tijdens mijn onderzoek naar de bloedvloeiende vrouw bracht ik niet alleen kunstgeschiedenis en theologie samen”, zegt ze enthousiast, “ik voelde dat ik ook de antropologie nodig had. Ik hoef daar in Leuven maar de straat voor over te steken. Dat multi-
disciplinaire is cruciaal. Onlangs heb ik nog een manifest geschreven waarin ik strijd tegen het narcistische model dat onze kunstgeschiedenis heeft geïnfecteerd. Die gaat uit van mimesis: de persoonlijke blik op de werkelijkheid, net zoals Narcissus alleen oog had voor zijn eigen kijk. Daardoor kwijnde de nymf Echo, die van hem hield, weg. Maar net zij moet volgens mij het model worden voor humane wetenschappen die de vorm aannemen van samenwerking, ja zelfs van vriendschap.” Dat streven krijgt lof van de Francqui-jury, die Barbara Baert ook roemt omdat ze de grote vragen durft stellen. “Dat moet je in mijn vak echt doen, vind ik. Toen ik samen met een antropologe onderzocht of en hoe er in meerdere culturen een taboe bestaat op vrouwen en bloedingen brak alles open. We raakten aan gender, zintuiglijkheid, textiel, dood, kracht. De grote thema’s der mensheid. Naar die essentie ben ik altijd op zoek.” Caravaggio kijken
Tegenwoordig zoekt ze het in een wel zeer efemeer thema: de wind. “Ik merkte dat het verbindingsweefsel tussen veel van mijn vorige onderzoeken ruach was, het Hebreeuwse woord dat zowel adem, wind als geest betekent. Opnieuw ging ik op zoek naar de iconografie ervan. En ja, de middeleeuwse en vroeg-renaissancistische kunstenaars bleken erdoor gefascineerd. Voor Leonardo da Vinci was het zelfs een obsessie. Hij dacht dat als hij de wind, dat onzichtbare levenselixir, zichtbaar kon maken, hij dan God zou raken.” Ze zucht om zoveel schone symboliek. De jury van de Pioniersprijs zag het ook. Ze prees Baert om haar eigenzinnigheid. “Dat constante tasten van mij, dat duwen en soms zelfs treiteren. Heel recent ben ik toegekomen aan wat volgens mij het laatste taboe is: experimenteren met het wetenschap-
pelijke genre. In een reeks essays meng ik het academische discours met poëzie, gevoelige citaten die mij inspireren, met brieven, zelfs met fictie. Ik voel me in die vorm heel vrij en het is volgens mij een manier om als kunstwetenschapper je licht te laten schijnen op de diepere affecten van de mens.” “Ik ben zeer blij dat dat soort intellectualisme mag aan de KU Leuven, die gelukkig nog altijd een intellectuele vrijplaats is.” Het is ook de plek waar ze met studenten in dialoog gaat. “Ik zit niet in een ivoren toren, daarvoor ben ik te extravert. Mijn onderwijsopdracht is zwaar en soms ben ik na een les doodmoe omdat ik mezelf zo gegeven heb. Maar ik krijg veel vriendschap van de studenten, en ze stellen me pertinente vragen. Dan kijken we ’s morgens vroeg twee uur lang naar één Caravaggio en tik tik tik, er gebeurt iets. Voor zulk intellectueel inspiratievol onderwijs moeten we gaan, vind ik, ook als het gaat over de middeleeuwen.” Ze zegt het laatste stuk zacht. “Ik heb de middeleeuwse kunst altijd aangevoeld als rijk. Ze werd niet weggestopt in musea, maar had echte functies. Zo gebruikten vrouwen lange tijd Johannesschotels (schotels met een afbeelding van het hoofd van Johannes de Doper – red.) tegen migraine. Deze kunst werkt door tot op vandaag, maar zelfs zonder die actuele relevantie is ze interessant. Ik vind het soms vervelend dat ik de middeleeuwen moet redden, alsof ze geen recht hebben op een eigen, volwaardige studie.” Haar ogen glimmen. “Er waren in het verleden fluctuaties in hoeverre men geloofde in mijn werk, maar Francqui zet er nu de kroon op. In tijden van digitalisering, harde wetenschap en selfies kiezen ze voor multidisciplinair, poëtisch en filosofisch werk, werk dat soms bijna erotisch en altijd fragiel is. Dat ontroert me enorm.”
08
ONDERZOEK
CAMPUSKRANT | 22 JUNI 2016
IN BEELD
Winst verwachting
© KU Leuven | Rob Stevens
“Het massaal uithangen van Belgische vlaggen tijdens Euro 2016 is geen teken van een hervonden éénheidsgevoel. Het getuigt vooral van de drang van mensen om zich te associëren met een groep waarvan ze verwachten dat die succesvol zal zijn”, schreef professor sportpsychologie Filip Boen recent in een bijdrage op KU Leuven Blogt. Op zaterdag 18 juni lieten heel wat studenten hun cursussen maar al te graag even links liggen om zich op de Oude Markt te associëren met de groep die Rode Duivels heet. En hun verwachtingen werden vervuld: de Belgen blikten Ierland in met een droge 3-0.
kuleuvenblogt.be
Peuters opvoeden: duur maar verrijkend Ouders vinden het opvoeden van een kind een verrijking, maar het kan ook leiden tot financiële zorgen en spanningen binnen de relatie. Een kwart van de ouders ervaart het als lichamelijk uitputtend. Dat blijkt uit een rapport van het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.
M
eer dan duizend ouders beantwoordden vragen over opvoedingsgedrag en -beleving, en dat op twee meetmomenten: bij het kind op 30 maanden en bij het kind op 36 maanden. De overgrote meerderheid van de respondenten ervaart het opvoeden van een kind als verrijkend en zegt het ook aan te kunnen. Meer dan 98% van de ouders doet inspanningen om op een warme, ondersteunende manier met hun kinderen om te gaan. En meer dan 90% van de ouders zegt voor een vaste routine in de dagindeling te zorgen, vaste tijdstippen voor eten en slapengaan te voorzien, en doeltreffend om te gaan met moeilijke gedragingen of situaties. Ongeveer een derde van de respondenten geeft wel aan dat de opvoeding van hun kind veel van hun krachten vergt. Rond de 11% van de ouders vindt hun kind niet eenvoudig op te voeden. Een deel van de ouders vindt de opvoeding zelfs emotioneel (14%) en lichamelijk (25%) uitputtend. Ongeveer twee derde van de ouders
Benoemd of onderscheiden • Professor Hubert Cuyckens, internationaal erkend specialist in het domein van de cognitieve linguïstiek, ontving een eredoctoraat van de universiteit van Göteborg. • Professor Katlijne Van der Stighelen (Onderzoeksgroep Kunstwetenschappen) ontvangt de tweejaarlijkse Frans Drijversprijs voor haar baanbrekend onderzoek naar de portretschil-
vindt dat het ook een grote financiële inspanning vraagt. Rekening houdend met het feit dat de steekproef voornamelijk uit hoger opgeleiden bestaat, is dat een opmerkelijke bevinding. Partners zijn het ook lang niet altijd eens over hoe de kinderen opgevoed moeten worden. Bij iets minder dan een vijfde zorgt het voor spanningen in de relatie. Ouders voelen zich ook niet altijd gesteund door hun omgeving. Ongeveer een vijfde van de ouders met kinderen van 2,5 jaar krijgt geen hulp van vrienden en familie, en een derde vindt dat de gemeenschap onvoldoende ondersteuning biedt. Soms een tik
Iets minder dan de helft van de kinderen van 36 maanden heeft weleens drift- of woedebuien. Ongehoorzaam gedrag wordt bij ongeveer de helft van de kinderen gerapporteerd. Dat is volgens de onderzoekers ook niet ongewoon in deze fasen van de ontwikkeling. Ouders rapporteren verschillende manieren
waarop ze reageren op ongewenst gedrag: het kind aankijken en neen zeggen, de stem verheffen, boosheid tonen … Toegeven als een kind iets wil om huilbui of boosheid te vermijden, gebeurt zelden (2%). Ongeveer een derde van de ouders geeft aan soms ruwer om te gaan met het kind bij lastig of zeurderig gedrag. Ongeveer een vijfde geeft soms een tik. Lusten en lasten
De onderzoekers concluderen dat de meeste ouders ‘positief ouderschap’ hanteren, maar dat er specifieke situaties zijn waarvoor ze extra ondersteuning kunnen gebruiken. Zo blijkt dat ou-
ders in stressvolle omstandigheden soms ‘ruwer’ omgaan met het kind. Om daar meteen op in te spelen werd de informatie over ‘straffen en belonen’ op de website van Kind en Gezin herzien en aangevuld met tips van ouders voor ouders. De ouders die de meeste lasten of gevoelens van isolatie rapporteren, ervaren het opvoeden van kinderen niet noodzakelijk als minder verrijkend. Maar het is wel van belang dat de lusten en lasten in evenwicht zijn. Daarom pleiten de onderzoekers ervoor om verder in te zetten op een geïntegreerd gezinsbeleid met partners uit verschillende sectoren, zoals gezondheid, onderwijs en justitie.
COLOFON Campuskrant, maandelijks tijdschrift van de KU Leuven Een realisatie van de Nieuwsdienst Hoofdredactie Sigrid Somers, Reiner Van Hove | Redactie Pieter-Jan Borgelioen, Ilse Frederickx, Ludo Meyvis, Rob Stevens, Ine Van Houdenhove, Wouter Verbeylen | Medewerkers Katrien Bollen, Tine Danschutter, Julia Nienaber, Sarah Somers, Anke Vander Elst, Inge Verbruggen | Freelancers Katrien Steyaert, Lien Lammar | Redactieadres Naamsestraat 22, bus 5002, 3000 Leuven, T 016 32 40 13, nieuws@kuleuven.be | Adreswijzigingen Alumni Lovanienses, Naamsestraat 22, bus 5601, 3000 Leuven, info@alum.kuleuven.be | Grafisch ontwerp Jansen & Janssen, Gent | Lay-out en zetwerk Wouter Verbeylen | Fotografie Rob Stevens | Cartoons Joris Snaet | Illustraties Gudrun Makelberge | Reclameregie Inge Verbruggen, T 016 32 40 15, inge.verbruggen@kuleuven.be | Oplage 38.800 ex. | Drukwerk Eco Print Center, Lokeren. Campuskrant wordt gedrukt met milieuvriendelijke waterloze druktechnologie. | Verantwoordelijke uitgever Jos Vaesen, Naamsestraat 22, bus 5000, 3000 Leuven Copyright artikels Artikels kunnen overgenomen worden mits toestemming. Het volgende nummer van Campuskrant verschijnt op 28 september.
derkunst van de Vlaamse Meesters en de rol van • Emeritus professor Joos Vandewalle (Depar- Cup Competition , een tweejaarlijkse wereldwijde tement Elektrotechniek (ESAT) – Afdeling competitie in kwantitatieve mineralogie. de vrouwelijke kunstenaars in de Nederlanden. Stadius) ontving de Charles A. Desoer Technical • Professor Peter Carmeliet (Laboratorium voor Achievement Award 2016 van de IEEE Circuits • LRD, het Industrieel Onderzoeksfonds en de Angiogenese en Neurovasculaire Link – Vesali- and Systems Society. Doctoral Schools reikten awards voor het beste us Research Center) ontving de Anitschkow Priexploitatieplan uit aan Bart Theys en Sebastian ze in Atherosclerosis Research, uitgereikt door de • Professor Adrian Liston (Laboratorium Genetica Blumenthal (Afdeling Productietechnieken, European Atherosclerosis Society (EAS). van Auto-immuniteit) ontving de 2016 Eppendorf Machinebouw en Automatisering) en Job Award for Young European Investigator (20.000 Noorman (Afdeling Informatica), voor hun • Professor Erik Aerts (Onderzoekseenheid Ge- euro), uitgereikt in samenwerking met Nature. CargoCopter project (drones); en aan Elegast schiedenis) werd benoemd tot wetenschappeMonbaliu (Revalidatiewetenschappen, Camlijk voorzitter van het Instituto Francesco Datini • Postdoctoraal onderzoeker Rieko Adriaens (Af- pus Brugge) voor zijn hoofd/voet-besturings(Prato, Italië), een onderzoeksinstituut voor deling Geologie) en oud-student Gilles Mertens systeem voor gemotoriseerde rolstoelen. economische geschiedenis. (Qmineral) zijn de winnaars van de Reynolds Lees verder op P.18
ONDERZOEK 09
CAMPUSKRANT | 22 JUNI 2016
Cocktails van zware metalen hebben
extra giftig smaakje
“Z
ware metalen zijn van nature aanwezig in de bodem: elk levend wezen heeft ze ook nodig om te groeien. Maar die natuurlijke hoeveelheden kunnen door menselijke activiteiten toenemen tot schadelijke waarden. Bij mensen kan dat bijvoorbeeld leiden tot kanker of ademhalingsproblemen”, vertelt bio-ingenieur Liske Versieren van de Afdeling Bodem- en Waterbeheer. Er is al veel onderzoek gevoerd naar de toxische effecten van zware metalen op planten, dieren en mensen. “Het probleem is dat de metalen dan telkens apart bekeken worden, terwijl ze in realiteit vaak in combinaties voorkomen. Zink en cadmium vind je bijvoorbeeld veel samen terug. De vraag is of die mengsels dan meer of minder toxisch zijn dan de aparte metalen. Indien meer toxisch: moeten we onze veiligheidsnormen dan niet aanpassen? Volgens de huidige normen vormt het geen probleem als kleine beetjes van verschillende metalen samen aanwezig zijn, want apart gemeten zitten ze elk onder de limiet.” Wortelgroei
In haar doctoraatsstudie bij professor Erik Smolders onderzocht Versieren mengsels van vier vaak voorkomende zware metalen – zink, koper, cadmium en nikkel – en hun toxische effecten op plantengroei. “In het labo ben ik nagegaan hoe goed gerst nog groeit in een vervuilde bodem met een mengsel van die zware metalen. Hoe meer metalen ik in de bodem stopte, hoe kleiner de wortellengte van de gerst werd, tot de plant uiteindelijk niet meer groeide. Maar
het belangrijkste: in zeventig procent van de gevallen blijkt het mengsel meer toxisch dan één metaal apart bij dezelfde concentratie. Dat lijkt logisch, maar het was nog amper vastgesteld. Als je kleine concentraties van elk metaal combineert, krijg je in sommige gevallen toch een groot effect.” Het onderzoek van Versieren is een eerste stap: “In mijn studie mengde ik twee, drie of vier metalen, maar er zijn uiteraard nog veel meer zware metalen die in vele combinaties en in verschillende dosissen kunnen voorkomen. En daarvan zou je het effect moeten meten op diverse plantensoorten, om nog te zwijgen van dieren en mensen. Omdat dat een titanenwerk is, heb ik in mijn doctoraat ook een model ontwikkeld dat voorspelt hoe toxisch een mengsel is op basis van wat we al weten van de zware metalen apart. Zo’n model is nooit perfect, maar het kan helpen om Europese veiligheidsnormen voor mengsels op te stellen.” De resultaten van haar onderzoek betekenen niet dat heel Vlaanderen gesaneerd moet worden, waarschuwt Versieren. “Het is geen verhaal van alles of niets. Zware metalen zijn van nature aanwezig én ook nodig, dus alles saneren is geen oplossing. Dramatiseren heeft trouwens geen zin, maar we mogen het grotere toxische effect dat mengsels meestal hebben niet negeren. Ik heb dat nu aangetoond bij een plant, collega’s aan de Universiteit Antwerpen en de UGent hebben hetzelfde vastgesteld voor vissen en watervlooien. Dat betekent dat er bij een evaluatie van bodem- en waterverontreiniging rekening zou moeten worden gehouden met mengsels en dat gebeurt nu nog niet.”
BEELDIGE WETENSCHAP
Geperforeerde augurk? Lek geprikte ballon? We zien een fossieltje ter grootte van een zandkorrel, ongeveer 66 miljoen jaar oud. Het gaat om een foraminifeer, een eencellig organisme dat een kalkschaaltje uit zeewater aanmaakt. Foraminiferen komen voor in het oppervlaktewater, als onderdeel van plankton, of op de zeebodem, zoals deze soort: de Siphogenerinoides plummerae. Dit exemplaartje liet zijn kalkskeletje achter op de zeebodem van Texas, dat miljoenen jaren geleden deel uitmaakte van de Golf van Mexico. “Met zijn lengte van één millimeter is deze best wel groot voor een organisme dat maar uit één cel bestaat”, vertelt Lineke Woelders, die doctoreert in de geologie onder leiding van professor Robert Speijer. “Uit de langwerpige vorm kunnen we afleiden dat deze foraminifeer als een tentharing in de bodem stak. Met zijn tuitmondje kon hij voedsel vangen. De naam foraminifeer betekent gaatjesdrager: de gaatjes in het skelet dienden om aan zuurstof te geraken.”
Foraminiferen vertellen geologen heel wat over de omstandigheden waarin ze leefden, bijvoorbeeld over de aanwezigheid van zuurstof en voedsel of over de zeewatertemperatuur. “We weten dat de dinosauriërs en heel wat andere dieren zo’n 66 miljoen jaar geleden aan hun einde kwamen door de inslag van een meteoriet. Wat we niet zo goed weten, is of de ecosystemen op het moment van de meteorietinslag al instabiel – en dus gevoeliger voor uitsterven – waren door klimaat- en andere omgevingsveranderingen. Met het leven in ondiepe zeeën, zoals de foraminiferen, kunnen we dat paleoklimaat en de veranderingen ervan in kaart brengen. Langwerpige foraminiferen vind je bijvoorbeeld niet zoveel in het Texaanse sediment, wat ons vertelt dat het water tijdens die periode waarschijnlijk rijk aan zuurstof was.” Ilse Frederickx Maakt u zelf intrigerende wetenschapsfoto’s? Mail ze naar nieuws@kuleuven.be.
© Lineke Woelders
België is wereldwijd één van de koplopers in historische bodemvervuiling door zware metalen. Een erfenis van de non-ferro-industrie, die ertsen omsmolt tot onder meer zink, lood en koper. Om de bodemverontreiniging te evalueren, keken onderzoekers tot nu toe naar elk metaal apart. Maar volgens bio-ingenieur Liske Versieren houden we beter ook rekening met mengsels van metalen, want die hebben vaak een extra toxisch effect. Ilse Frederickx
10
SPORT
CAMPUSKRANT | 22 JUNI 2016
MET (B)RIO GESLAAGD: LEUVENSE OLYMPIËRS Deelnemen aan de Olympische Spelen is op zich al een prestatie, maar dat combineren met een studie is pas echt een huzarenstukje. Dubbeltalenten Gaelle Mys en Michael Bultheel weten uit ervaring hoe hoog de hordes zijn die je daarbij moet nemen. “Elk jaar vraag ik me af hoe ik het jaar ervoor door de examens ben geraakt.” TEKST: Katrien Steyaert FOTO’S: Rob Stevens
Gaelle Mys: “Soms kon ik mijn trainingen zien als ontspanning tussen het studeren door, maar andere keren was de combinatie zo zwaar dat ik wilde stoppen met turnen.”
© KU Leuven | Rob Stevens
hard werken om het niveau van toen te halen. Daarom spreek ik ook de mensen tegen die ervan uitgaan dat ik sowieso naar Rio mag. Ik ben altijd realistisch geweest. Als kind droomde ik pas van de Spelen toen een kwalificatie voor mij mogelijk werd, niet eerder. Zo bespaar ik mezelf teleurstellingen.”
TURNSTER EN STUDENT INTERIEURARCHITECTUUR GAELLE MYS
“ Wat heb ik te verliezen?” Als student is Gaelle Mys even verdwaald, maar als turnster is ze verbeten. Voor het eerst in 72 jaar mag er een Belgisch vrouwenteam naar de Spelen en Mys wil daar absoluut bij zijn. Het zou haar derde en laatste Olympische ervaring zijn.
M
instens dertig uur per week traint Gaelle (24), maar ze geniet ervan, zegt ze. “Turnen is verslavend omdat je elke keer je grenzen verlegt. Dit jaar is voor mij nog leuker, want ik heb mijn studies even aan de kant geschoven, waardoor ik fysiek, maar vooral mentaal meer ademruimte heb.” Klaar voor Rio dus?
“Wel, ik ben nog niet zeker van mijn plaats. Ons team mag naar Rio, maar er
zijn nog negen meisjes in de running voor vijf plaatsen. Pas twee weken voor we vertrekken beslissen onze trainers definitief hoe de puzzel valt, welke groep volgens hen de hoogste teamscore kan halen.” Dat is bikkelhard.
“Inderdaad. Maar ik probeer er niet te veel aan te denken. Het enige dat ik kan doen, is alles geven op training, mijn vitamines nemen, recuperatieshakes drinken, genoeg slapen. Dat is nodig, want ik ben geen zestien meer. Ik moet drie keer zo
Welke rol speelt je entourage?
“Een grote. Toen ik zestien was, moest ik met de head coach naar de Spelen in Londen, maar hij accepteerde mij niet. Hij had gewild dat zijn eigen gymnast daar had gestaan. Die man is intussen ontslagen, maar ik ging door de hel. Dankzij de steun van mijn ouders – die trouwens zelf nog recreatief geturnd hebben – kwam ik erdoor. Nu ben ik blij dat ik voor mezelf heb leren opkomen. In mijn latere werkleven kan dat nog van pas komen, denk ik.” Je wordt interieurarchitect.
“Dat weet ik nog niet zeker (zucht). Op dat vlak ben ik eventjes verdwaald, waarschijnlijk omdat ik uit het wereldje ben. Ik hoop dat het volgend jaar, als ik mijn masterproef schrijf, duidelijker wordt. Ik vind mijn studie echt wel interessant, vooral door de combinatie van het creatieve en het technische. Ze is wel vree zwaar in combinatie met mijn sport. Tijdens mijn stages moest ik me bijvoorbeeld inhouden omdat ik daarnaast nog veel moest trainen.” Hoe geraakte je door examenperiodes?
“Ik weet het niet. Elk jaar vraag ik me af hoe ik het het jaar ervoor gedaan heb (glimlacht). Soms kon ik mijn trainingen zien als ontspanning tussen het studeren door, maar andere keren was de
combinatie zo zwaar en frustrerend dat ik wilde stoppen met turnen. Gelukkig ben ik altijd een doorbijter geweest. Ik doe ook al aan topsport sinds het eerste middelbaar, dus het is een levensstijl geworden.” Dit zouden je derde Spelen zijn.
“Ja, en dat is altijd een unieke ervaring. Heel de wereld groeit daar naartoe, zelfs mijn medestudenten aan de Campus Sint-Lucas Gent die totaal niet met sport bezig zijn. Ik vind het ook leuk dat we met een team naar Rio gaan. Tot nu toe was ik altijd alleen, maar ik sta toch sterker met de andere meisjes erbij. In het begin had ik schrik omdat de meesten een stuk jonger zijn dan ik, maar het klikt. Ik denk dat het hen ook deugd doet dat ik zo rustig ben. Ik doe alles op ‘t gemak, zelfs op de Spelen.” Jullie schrijven geschiedenis.
“Dat beseffen we niet echt. Onze trainer wijst ons er wel op dat ons team uit allemaal Vlaamse meisjes bestaat, en dat we ons dus eigenlijk met een half land gekwalificeerd hebben naast toppers als Amerika, Rusland en China. Voor hem zijn we al wereldkampioen (lacht). En inderdaad: wat hebben we te verliezen? Toch trainen we allemaal hard om in Rio top acht te halen.” Daarna stop je definitief.
“Ja. Dat zal raar zijn. Vroeger zei ik altijd dat ik nooit trainer wilde worden, maar nu sluit ik dat niet meer uit. Ik besef meer en meer dat ik de sport ga missen. Ze heeft me gemaakt tot wie ik vandaag ben. Ik heb geleerd om goed over mezelf te reflecteren en veel te verdragen, ook pijn.” Is je lichaam getekend?
“Ik heb een hernia in mijn rug, maar ik heb er geen last van omdat mijn getrainde spieren een soort natuurlijk korset vormen. Ik ben dus wel gedoemd om voor de rest van mijn leven rug- en buikspieroefeningen te doen (lacht).”
SPORT
CAMPUSKRANT | 22 JUNI 2016
11
HORDELOPER EN ARTS MICHAEL BULTHEEL
“ Ik loop puur voor mezelf” In de aanloop naar Rio pleit hordeloper en arts- specialist in opleiding Michael Bultheel voor een mentaliteitswijziging, niet alleen bij oneerlijke collega-atleten, maar ook bij universiteiten en studenten. “Een bourgondisch leven is super, maar jongeren moeten beseffen hoe belangrijk sport is, ook los van hun gezondheid.”
Net als een olympisch ticket halen.
“Absoluut. Vaak moet je je nog plaatsen in het seizoen van de Spelen zelf. Die jacht is stresserend en vermoeiend. Het leuke is dat ik deze keer de limiet vorig jaar al liep, op het Belgisch kampioenschap. Die avond heb ik met mijn vriendin een fles champagne opengemaakt. Het was een ongelooflijke ontlading. Sindsdien leef ik vrij rustig toe naar Rio.” Helpt je opleiding je?
“In zekere zin wel. Ik weet goed hoe het menselijk lichaam functioneert, ik zie het belang in van blessurepreventieve oefeningen én het helpt me bij discussies met mijn trainer (Jacques Borlée – red.). Sinds eind maart gaan we er vollenbak voor, want toen heb ik een pauze ingelast als assistent in UZ Leuven. Die halftijdse job combineren met mijn sport geeft me een voldaan gevoel, maar het is ook stressvol. Een voordeel is wel dat ik me kan inleven in mijn patiënten. Ik kan inschatten wat het is om te trainen en te revalideren. Een dokter die een geblesseerde atleet vijf weken rust voorschrijft, begrijpt vaak niet hoe ingrijpend dat is.”
Hoe begripvol waren de proffen voor jou?
“Ze maakten er nooit een probleem van als ik door een stage of wedstrijd een examen moest verplaatsen. Ik hoor van sporters in Gent dat zij op minder goodwill kunnen rekenen. Natuurlijk kan het ook aan de KU Leuven nog beter. Amerika biedt de perfecte omkadering voor topsporters, net als Zuid-Afrika, waar ik vorige herfst drie maanden ging werken. De Varsity Cup, waarbij studententeams rugby tegen elkaar spelen, lokt dertigduizend supporters. Die studenten krijgen een beurs en professionele trainers.” Moeten wij daar per se naartoe?
“Dat zeg ik niet. Een cultureel en bourgondisch leven is ook super, maar wil je tot sportieve prestaties komen, dan moet je het grondiger aanpakken. De universiteit mag nog meer investeren in faciliteiten en studentensport, en jongeren zelf moeten beseffen hoe belangrijk sport is, nog los van hun gezondheid. Het geeft mensen een doel, het brengt hen samen, en het brengt hen waarden bij, zoals werken voor een resultaat.” Waarom focuste jij je dan niet alleen daarop?
“De overbeschermende cocon van de topsporter is me te eng. Dan liever de combinatie met geneeskunde. Die is me vooral gelukt, denk ik, dankzij realistische studeer- en trainingsschema’s. Al moet ik erbij zeggen dat ik niet de beste resultaten haalde. In de bachelorjaren focuste ik vooral op mijn studie en liep ik niet zo goed. Toen ik in het laatste jaar van de theoretische opleiding besliste om voluit voor de sport te gaan en halftijds te studeren, gingen mijn punten met tien procent achteruit. Maar ik stond wel op het wereldkampioenschap. Soms moet je keuzes durven maken en ervoor gaan.”
© KU Leuven | Rob Stevens
“A
ls kind wilde ik psychiater worden. Ik was supergefascineerd door hoe Hannibal Lecter in The Silence of the Lambs mensen kon lezen”, glimlacht Michael (29). “Later besefte ik natuurlijk dat dat niet de realiteit van psychiatrie is. Fysische geneeskunde ging me meer interesseren. Het werd mijn droom om sporters te begeleiden.” “Ik begon zelf redelijk jong met hordelopen. Ik vind het nog altijd leuk en uitdagend, zeker de 400 meter horden. Elk jaar is het opnieuw zoeken naar ritme en techniek, elke wedstrijd moet ik me aanpassen aan de piste en het weer. Door wind of regen verlies je snel een halve seconde, en daar komt het op aan. De perfecte wedstrijd bestaat niet en dat werkt motiverend.”
Michael Bultheel: “Rusland, Kenia en de Caraïbische landen hebben allesbehalve het strikte dopingbeleid van bij ons. Ik loop dus niet meer voor de plaatsen, maar om mijn tijden te verbeteren.”
Het bracht je naar de Spelen in Londen. Je haalde er de finale van de 4x400 meter horden en individueel, op de 400 meter horden, werd je knap elfde.
“Ik was op het laatste moment opgevist en wou bewijzen dat ik die selectie waard was. Dat is vaak het moeilijkst op een kampioenschap: de mentale druk. Die is nu groter omdat het meer geweten is dat ik naar Rio ga. Maar ik heb me voorgenomen om niet te veel onder de indruk te raken van het olympische circus en mijn focus te houden tot in de startblokken.” Wat is je streefdoel?
“Meedoen met de wereldtop is moei-
lijk voor mij, dus de finale zit er waarschijnlijk niet in. Of ik dan tiende of twintigste eindig, dat maakt me niet uit. Ik ben mijn vertrouwen in veel collega-atleten volledig kwijt. Rusland, Kenia en de Caraïbische landen hebben allesbehalve het strikte dopingbeleid van bij ons. Ik loop dus niet meer voor de plaatsen, maar puur voor mezelf, om mijn tijden te verbeteren. En voor de ervaring. Lopen in een vol stadion, zeker op de Spelen, is fenomenaal. Daarvoor doe ik het. Hoe lang nog? Dat weet ik nog niet. Laat me nu eerst maar genieten.”
12
ONDERZOEK
CAMPUSKRANT | 22 JUNI 2016
PROFESSOR BOUWHISTORIE ONTDEKT ERFGOEDSCHATTEN IN AZIË
Archeoloog en historicus Thomas Coomans (foto) doceert bouwhistorie en monumentenzorg in Leuven, maar trekt ook geregeld naar China. Hij doet er onderzoek naar eeuwenoude westerse kerken en werd op korte tijd een autoriteit op het vlak van Chinees-westers erfgoed. “De culturele kruisbestuiving heeft heel originele bouwwerken opgeleverd. Zo zijn er kerken die volledig zijn gebouwd volgens de regels van de feng shui.”
© KU Leuven | Rob Stevens
Op kerkenjacht in China Pieter-Jan Borgelioen
I
n China vind je een schat aan kerkelijk erfgoed”, zegt professor Thomas Coomans als we hem vragen naar het belang van zijn onderzoek. “In de negentiende eeuw reisden honderden missionarissen naar Azië om er het christendom te verspreiden. Ze trokken onder meer naar het Chinese platteland, waar ze gemeenschappen stichtten en samen met de lokale bevolking kerken bouwden. De missionarissen introduceerden dus niet alleen een geloofsovertuiging, ze brachten ook moderne bouwtechnieken. Zo maakten heel wat Chinezen voor het eerst kennis met westerse architectuur.” “Mijn eerste ‘expeditie’ vond plaats in Binnen-Mongolië”, zegt Coomans. “Daar hadden Belgische scheutisten missiewerk gedaan. Ik kwam er eerder toevallig terecht, doordat één van mijn doctoraatsstudentes het onderwerp wilde bestuderen. Wat ik daar zag, overtrof mijn wildste verwachtingen. In de Mongoolse berggebieden vond ik replica’s van bakstenen kerkjes uit het Meetjesland en Waasland (lacht). Vreemd genoeg waren die gebouwen nog nooit eerder bestudeerd of geïnventariseerd. Omdat ik er meteen de grote waarde van inzag, besloot ik een nieuw vakgebied uit te bouwen.”
meer in de oorspronkelijke staat bevinden, zijn toe aan restauratie. Maar ik merk dat de Chinezen daar erg voor open staan. Er is lange tijd een breuk geweest met het verleden, maar nu willen ze hun erfgoed weer in ere herstellen.” Mini-Europa
Het katholicisme is in China nooit een grote godsdienst geweest, maar had in het begin van de twintigste eeuw toch zo’n twee miljoen aanhangers. “Ook nu nog zijn er heel wat katholieken”, zegt Coomans. “En omdat religie niet langer verboden is, pronken zij graag met die oude kerken.
Onlangs kwam ik in een dorpje waar een kerk pas was gerestaureerd. Helaas leek ze niet meer op het oorspronkelijke gebouw. Toen ik hen een foto toonde waarop het origineel was afgebeeld, zeiden de bewoners: we gaan ervoor zorgen dat de kerk er net zo uitziet als ze ooit was. Die fascinatie voor het verleden is echt wonderbaarlijk.” “Op het Chinese platteland tref je ook een grote diversiteit aan bouwstijlen aan”, zegt Coomans. “Het Vaticaan had de wereldkaart verdeeld in gebieden die werden toegekend aan missiecongregaties, afkomstig uit verschillende landen. Ook in China kregen de verschillende ordes elk een
deeltje van de koek. En elke missionaris ging daar natuurlijk de kerken bouwen zoals hij die kende uit zijn thuisland. Daardoor vind je in China een encyclopedie van de negentiende-eeuwse Europese bouwstijlen: Vlaamse en Franse neogotiek staat er naast Italiaanse renaissance en Portugese neobarok. Maar het interessantst zijn natuurlijk de hybride kerken, waarbij de Chinese bouwtraditie versmelt met westerse architectuur. Die culturele kruisbestuiving heeft heel origineel gemengd erfgoed opgeleverd. Zo zijn er kerken die volledig zijn gebouwd volgens de regels van de feng shui (lacht).” Rebelse architecten
De vermenging van katholieke traditie en meer lokale elementen kwam er rond 1920, zegt Coomans. “Op dat moment veranderde Rome zijn missiebeleid. De imperialistische, gecentraliseerde visie maakte plaats voor een nieuwe beweging: inculturatie. De missies mochten zich het katholicisme toe-eigenen en het uiten in de taal van hun eigen cultuur. Daardoor kwamen er eindelijk Chinese bisschoppen en trad de eigen
Samen met Chinese onderzoekers gaat Thomas Coomans op pad om de kerken op te sporen en in kaart te brengen. “Ik werk onder meer samen met archeologen van de universiteit van Peking en architecten van de universiteit van Tsinghua”, zegt hij. “Zelf doe ik veel archiefonderzoek in Europa, en ik bestudeer plannen en briefwisselingen van jezuïeten uit Parijs en scheutisten uit Leuven. Meer specifieke stukken vind ik in het Vaticaan, bijvoorbeeld strategische beleidsdocumenten of statistieken over de verschillende bisdommen. Zodra ik al die documenten heb verzameld, volgt het veldwerk om te zien wat er van dat erfgoed overblijft. Daarvoor kan ik rekenen op de hulp van Chinese onderzoekers. Dat is ook nodig: als buitenlander mag je bijvoorbeeld geen gebouwen opmeten. Bovendien is de mondelinge overlevering in China erg belangrijk, dus er kruipt erg veel tijd in gesprekken met de lokale bevolking.” “De staat waarin die kerken verkeren loopt sterk uiteen”, zegt Coomans. “Soms vind je een perfect gerestaureerde kerk die nog steeds wordt gebruikt, dan weer een ruïne. Van de oorspronkelijke interieurs blijft niets meer over. Altaren, glasramen of schilderijen werden vernield tijdens de Culturele Revolutie, die elke uiting van religie of westerse inmenging verbood. Vele kerktorens werden gekortwiekt en verdwenen uit het landschap. De gebouwen die zich min of
Hybride Chineesgotisch kerkje in de provincie Guizhou, vóór 1900. “Elke missionaris ging natuurlijk de kerken bouwen zoals hij die kende uit zijn thuisland. Daardoor vind je in China een encyclopedie van de negentiendeeeuwse Europese bouwstijlen.”
© MEP Archief
Gekortwiekte kerktorens
MAATSCHAPPIJ
CAMPUSKRANT | 22 JUNI 2016
architectuur meer op de voorgrond.” “Tegelijk kwam daar ook protest tegen”, vertelt Coomans. “Zo stootte ik enkele jaren geleden op een handboek uit 1926: daarin legden Franse jezuïeten uit hoe je in China gotische kerken moest bouwen. De namen van de auteurs werden niet vermeld, want hun boek gold eigenlijk als een daad van verzet tegen de nieuwe richtlijnen van Rome (lacht). Ik ben erin geslaagd de enige overgebleven versie van dat handboek op te sporen in Canada en de auteurs te identificeren. Dat was echt detectivewerk, vergelijkbaar met het zoeken naar een middeleeuws handschrift. Ik heb ook de kerk gevonden waarop de auteurs hun handboek hebben gebaseerd. Die bleek intussen te zijn uitgeroepen tot nationaal erfgoed van de Volksrepubliek China. Dat is geen paradox, maar een mooie illustratie van het toenemende erfgoedbesef in China.” In samenwerking met zijn Chinese collega’s vertaalde Coomans het handboek naar het Chinees en het Engels, en voorzag het van duiding en achtergrondinformatie. “Het boek is onlangs verschenen als wetenschappelijke publicatie”, zegt hij. “In het kader van een samenwerkingsverband tussen de universiteit van Peking, ons Departement Architectuur en het Raymond Lemaire International Centre for Conservation, heb ik ook een summerschool georganiseerd voor studenten bouwhistorie en archeologie. We zijn de volledige kerk gaan opmeten en hebben die metingen vergeleken met de beschrijving in het handboek. De studenten waren echt laaiend enthousiast.” Hiaat
Inmiddels reisde Coomans al zeventien keer naar China. “Naast onderzoek en veldwerk, heb ik er ook drie jaar lesgegeven aan de Chinese University of Hong Kong”, zegt hij. “En dit semester gaf ik een reeks gastcolleges over westers-Chinese bouwhistorie aan de universiteit van Peking. Er is dus veel belangstelling voor de thematiek. Ik ben op zeer korte tijd eigenlijk een expert geworden in het Chinese vroegmoderne kerkelijke erfgoed. Ik ben ook al in Japan, Zuid-Korea en Vietnam uitgenodigd, waar missionarissen eveneens interessante kerken hebben gebouwd.” “Nu het handboek is uitgekomen, beseffen wetenschappers in China dat er een hiaat is op het vlak van onderzoek naar dit soort erfgoed”, zegt Coomans. “De universiteiten willen het dan ook verder ondersteunen en samen met mij ontwikkelen. Eén universiteit heeft me zelfs aangeboden om naar de VS te trekken om daar archiefonderzoek te doen. Ik sta dus voor enorme uitdagingen, maar ik zie het voor de volle honderd procent zitten. Anders gezegd: ik zal nog vaak het vliegtuig richting China nemen lacht).”
13
Jan-Frederik, Yanick en Celien. “Het geeft écht voldoening om je in te zetten voor een goed doel. En het heeft van ons een hechtere groep gemaakt.”
STUDENTEN STEUNEN KANKERONDERZOEK MET WENSFONTEIN
“ We wilden ons niet langer machteloos voelen” Nadat één van hen een vriendin verloor aan kanker, richtte een groep studenten de vzw Stop het Lei’den op. Die zamelt geld in voor kankeronderzoek en krijgt daarbij hulp van het Leuvens Universiteitsfonds, dat een wensfontein liet ontwerpen. “Als iedereen er één euro in werpt, komen we al een heel eind.” TEKST: Pieter-Jan Borgelioen | FOTO: Rob Stevens
Y
anick Van Hoeymissen (25), Celien Das (19) en Jan-Frederik Kinnaert (23) studeren toegepaste economische wetenschappen en zijn de medeoprichters van vzw Stop het Lei’den. De naam verwijst naar de studentenresidentie aan de Lei in Leuven, waar de drie op kot zitten. “We kwamen op het idee om een vzw op te richten toen een goede vriendin van onze kotgenote Silke stierf aan lymfeklierkanker”, vertelt voorzitter Yanick. “Silke was daar uiteraard kapot van en zocht steun bij ons. We begrepen haar gevoelens, want we hebben allemaal iemand uit onze nabije omgeving verloren aan kanker. Mijn peter, zo’n beetje mijn tweede vader, is er ook aan gestorven. Omdat we ons niet langer machteloos wilden voelen, besloten we om ons in te zetten voor de strijd tegen de ziekte.” Torfs en Tobback
Inmiddels zijn zo’n twintig kotbewoners lid van Stop het Lei’den. De voorbije vijf maanden stelden ze alles in het werk om zoveel mogelijk geld in te zamelen. “De eerste bijdrage kwam van onze kotbaas”, zegt Jan-Frederik. “Hij was meteen overtuigd en schonk driehonderd euro, echt een mooi gebaar. Daarna hebben we bedrijven aangeschreven met de vraag om ons te sponsoren en hebben we steunkaarten verkocht aan studenten. Om wat meer naamsbekendheid te krijgen, vroegen we Bekende Vlamingen zoals burgemeester Louis Tobback en rector Rik Torfs om een videoboodschap in te spreken.” “We hebben ook een fuif georganiseerd en een
lasershooting gehouden in ons studentenhuis”, vult Celien aan. “We zijn er zelfs in geslaagd singer-songwriter Stoomboot te overtuigen een gratis concert te geven. Met al die initiatieven hebben we om en bij de tweeduizend euro ingezameld.” Het geld schenken de studenten aan het Fonds voor Innovatief Kankeronderzoek, opgericht door onderzoekers van het Departement Oncologie. “Door een tip van een vriendin die doctoreert over kankertherapie kwamen we bij het
Alle studenten op ons kot hebben wel iemand uit hun nabije omgeving verloren aan kanker. Leuvens Universiteitsfonds terecht”, zegt Yanick. “Zij hielpen ons op weg en gaven goede raad, waardoor we uiteindelijk bij dit fonds terechtkwamen. Het leek ons een goede keuze, want die wetenschappers doen onderzoek naar vormen van kanker waar nog geen toegepaste therapie voor bestaat, of waarvoor de behandeling momenteel ontzettend duur is. Bovendien sluit het aan bij de slogan van onze vzw: ‘iedereen verdient hoop’. Innovatief kankeronderzoek geeft immers hoop aan patiënten die wachten op een gepaste behandeling.”
Uithangbord
Het Leuvens Universiteitsfonds biedt de vzw nog extra steun in de vorm van een ‘wensfontein’, die studenten, personeelsleden en alumni moet motiveren om geld te schenken aan goede doelen. “De fontein wordt opgesteld tijdens de proclamaties”, zegt Jan-Frederik. “Op die manier is ze een beetje een uithangbord. Iedereen die wil, kan geldstukjes in de wensfontein werpen. De opbrengst gaat naar onze vzw en het totaalbedrag wordt later geschonken aan het Fonds voor Innovatief Kankeronderzoek.” “Met de hulp van het Universiteitsfonds hopen we ook een breder publiek te bereiken”, zegt Celien. “Momenteel zijn het vooral studenten die geld schenken, terwijl ook alumni of personeelsleden van de universiteit natuurlijk hun steentje kunnen bijdragen. We willen hen duidelijk maken dat ze echt iets kunnen veranderen. Zo’n schenking hoeft trouwens helemaal geen groot bedrag te zijn. Als iedereen één of twee euro geeft, komen we al een heel eind.” “Ook in de toekomst gaan we inzamelacties organiseren”, zegt Yanick. “Momenteel hebben we het erg druk met de examens, maar zodra die voorbij zijn, gaan we opnieuw brainstormen. Voor mij wordt het wel iets moeilijker om tijd vrij te maken, want dit jaar studeer ik af en begin ik te werken. Maar ik ben vastbesloten om ermee door te gaan. Dit initiatief mag niet verloren gaan.” Dat vinden ook Celien en Jan-Frederik: “Ook wij willen ons de komende jaren nog volop inzetten. Of we er ook na onze studie mee verdergaan, zal afhangen van de job die we krijgen. Maar we vermoeden dat er altijd wel een enthousiaste nieuwe lichting zal klaarstaan. We kunnen het mensen alleen maar aanraden: het geeft écht voldoening om je in te zetten voor een goed doel. En het heeft van ons een hechtere groep gemaakt.” stophetleiden.wordpress.com Wie de vzw wil steunen, kan storten op het KU Leuven-rekeningnummer IBAN: BE45 7340 1941 7789 met vermelding 400/0013/56322
14
ALUMNI
CAMPUSKRANT | 22 JUNI 2016
LEVEN na LEUVEN
TOM DE COCK, GERMANIST EN RADIOPRESENTATOR
“ Ik zou geen domme popradio kunnen maken” Nog tot 24 juni steekt hij op MNM de blokkende jeugd een hart onder de riem met Marathonradio, maar ook de rest van het jaar neemt Tom De Cock (32) zijn job als presentator heel serieus: “De radio die wij maken is de moeilijkste die er is.” TEKST: Ine Van Houdenhove | FOTO: Rob Stevens
J
uni is een extra drukke maand voor MNM-presentator Tom De Cock: “Met zijn drieën maken we om beurten twaalf uur radio, eenentwintig dagen lang. Tópsport – van de editie van vorig jaar weet ik niéts meer – maar het is een cadeau om zoiets te mogen doen. We bereiken drie miljoen luisteraars. En mensen onderschatten het vaak, maar dit is intellectueel behoorlijk veeleisend.” Hij zou nooit domme popradio kunnen maken, zegt hij. “Ons publiek wordt graag geëntertaind, maar een half miljoen mensen verneemt enkel iets van het nieuws via MNM. Wij zijn ons zeer bewust van die verantwoordelijkheid.” Dus interviewt hij Lieven Boeve over de geplande hervormingen in het katholiek onderwijs, en leest hij de haatberichtjes voor die luisteraars sturen na een aanslag: “Om een discussie op gang te brengen. Ik ben dan echt on a mission.” En natuurlijk is Marathonradio soms gratuit entertainment, zegt hij: “Maar we willen méér zijn dan Britney Spears op repeat, we proberen studenten die eronderdoor zitten ook echt te helpen.” Dat gaat van een oproep lanceren voor
Radiopresentatoren zijn nog nooit zo bereikbaar geweest als vandaag. Ik vind het ook oprecht fijn als mensen de weg vinden naar onze studio: ik ben ervan doordrongen dat het publiek die studio en mijn loon betaalt, hier bij de openbare omroep.” Horror-roman
een student die op weg naar een examen de bus gemist heeft tot doorverwijzen naar Teleblok of zelfs de Zelfmoordlijn. Het gebeurt ook dat hij een blokkende student een privéberichtje stuurt: “We maken bij MNM heel persoonlijke en toegankelijke radio, en mensen zien ons als iemand bij wie ze terecht kunnen. Voor veel luisteraars zijn wij een vriend.
Ik wou tv-presentator worden, zo één die van de showtrap neerdaalt en prijzen uitdeelt, zoals Walter Capiau.
Terwijl zijn ouders in Antwerpen boven de bakkerij woonden, groeide Tom grotendeels op bij zijn grootouders in het groene Rotselaar. En wilde maar één ding: tv-presentator worden: “Een echte, zo één die van de showtrap neerdaalt en prijzen uitdeelt, zoals Walter Capiau.” Goed met woorden was hij toen al. Ook op papier; als zestienjarige schreef hij de horror-roman De openbaring: “Er zijn elfduizend exemplaren van verkocht. Omdat ik zo jong was, was ik rond mijn achttiende even een BV – eentje die weigerde te lachen op foto’s (lacht). Ik studeerde een paar maanden film aan Sint-Lukas, maar kreeg mijn ouders dan zover dat ik me aan schrijven mocht wijden. Dat was natuurlijk een verkapte sabbatical.” Tot hij na een tv-optreden een job kreeg aangeboden als freelance productieassistent. “Ik rolde van het ene programma in het andere: Aan tafel, Sportweekend, diverse zomerprogramma’s.” Het was onder meer Andrea Croonenberghs, zelf germaniste, die hem aanraadde om toch te gaan studeren. Hij was nog altijd amper negentien, maar intussen ook aan de slag als publieksopwarmer en applausmeester: “Dat is een heel bijzondere stiel, er
INFOMOMENTEN augustus en september 2016
Maak kennis met alle KU Leuven-opleidingen op 11 locaties in Vlaanderen
www.kuleuven.be/infomomenten
zijn er maar een handjevol in ons land. Je hebt een leermeester nodig en het moet je aangeboden worden. Dat heb ik jarenlang freelance gedaan voor grote shows als Peter Live en Eurosong, en ook bij VTM. Af en toe doe ik het nog weleens. Mijn liefde van het moment is radio, maar met één handgebaar een vol Sportpaleis uit de bol kunnen laten gaan ... Dat is voor mij het summum van professioneel geluk. Ik krijg kippenvel als ik eraan denk.” Toch volgde hij de raad van Andrea op en schreef zich in voor Germaanse in Leuven. Op kot ging hij niet. “Ik kreeg een auto – erg, ik weet het. Maar mijn zus is zeer slechtziend en zo kon ik haar elke dag naar school brengen.” Tijdens het weekend en in de vakantie bleef hij werken voor tv, en met een paar vrienden richtte hij in de eerste licentie ook een bureau voor grafisch ontwerp op: “We huurden een kantoor, leenden wat kapitaal. Het bureau bestaat nog steeds, en af en toe doe ik er copywriting voor. Ondertussen was ik ook aan de slag bij Radio Scorpio. Ik was een hardwerkende student, alleen niet voor mijn studie (lacht).” “Ik heb er dan ook een jaartje extra over gedaan, met veel paniek en nachtjes doordoen. Mijn ouders waren doodgelukkig toen ik mijn diploma had. Zelf ben ik heel tevreden over de intellectuele vorming die ik aan de universiteit gekregen heb. Als jongeren me vragen wat je moet studeren voor mijn job, is mijn raad om zo breed mogelijk te gaan. Ik ben beter in wat ik doe omdat ik Germaanse heb gedaan, maar dat zou
ALUMNI
CAMPUSKRANT | 22 JUNI 2016
waarschijnlijk ook zo zijn met een diploma geschiedenis.”
Wie is Tom De Cock?
Tegenstem
Na zijn afstuderen, en een omwegje bij ATV, belandde hij in 2008 bij radio Donna: “Het toenmalige nethoofd had me bezig gezien als publieksopwarmer en ik mocht een test doen.” Een jaar later stond hij mee aan de wieg van MNM en inmiddels presenteert hij elke werkdag tussen vier en zeven Planeet De Cock. Maar ook daarnaast laat Tom De Cock van zich horen: “Ik kom geregeld naar buiten als ambassadeur van Wel Jong Niet Hetero. We hebben dezelfde benadering van homoseksualiteit: doe er normaal over. Aparte organisaties, cafés, boekenwinkels voor holebi’s zouden op termijn niet nodig meer moeten zijn, ze houden het idee in stand dat homoseksualiteit iets speciaals is.” Geregeld publiceert hij een opiniestuk of een blog – zoals toen hij een dag werd vastgehouden bij de politie omdat hij had getweet dat hij, als homo, toch bloeddonor was. Of wanneer de paus laat verstaan dat holebi’s niet mogen trouwen en geen kinderen mogen krijgen. “Als nergens in de media een tegenstem te horen is, dan vind ik dat ik die tegenstem moet zijn. Ik ben goed met woorden, ik heb een bescheiden forum, dat is een verantwoordelijkheid die ik neem.” Hij klinkt ernstig: “Mijn stokpaardjes zijn onderwijs, gezin, holebirechten en geloof. Niet dat ik zelf zo gelovig ben – ik ben zelfs zeer ongelovig –, maar het geloof van anderen bedreigt me persoonlijk bijna op dagelijkse basis.” Hij denkt niet alleen aan de aanslag in Orlando: “Als twintig ultraconservatieve katholieken in Antwerpen betogen tegen het homohuwelijk, in de stad waar ik mijn kinderwagen voortduw, dan voel ik me in mijn zijn bedreigd. In Frankrijk waren het er honderdduizenden ... En in de VS werd onlangs het voorstel gedaan om homohuwelijken weer te ontbinden.” “Het grondgebied van de verlichting is zeer klein. Ik heb moslimvrienden, maar je kan niet ontkennen dat holebirechten wereldwijd onder druk staan door de islamisering. En 22 maart heeft ons geleerd dat de wereld snel voor onze deur kan staan.” Toch blijft hij
15
°1983, Schoten Gestudeerd 2002 - 2007 Taal- en letterkunde: Germaanse talen Loopbaan Sinds 2004 freelance publieks opwarmer en applaus meester, stem en communicatieadviseur Sinds 2009 presentator MNM Privé Woont in Antwerpen, getrouwd, één dochter
Als twintig ultra conservatieve katholieken betogen tegen het homohuwelijk in de stad waar ik mijn kinderwagen voortduw, dan voel ik me in mijn zijn bedreigd.
positief: “Op de Dag tegen Homofobie en Transfobie vroeg ik luisteraars om in plaats van vervelende ervaringen positieve verhalen te delen. Daags nadien kreeg ik een sms van iemand die uit die uitzending moed had geput om uit de kast te komen tegenover zijn ouders.”
Maar goed ook. Of moeten ze kandidaat-ouders zomaar een kind in handen geven?” Over de adoptieprocedure schreef hij En toen kwam jij. Aan fictie heeft hij zich sinds zijn debuut niet meer gewaagd. “Germaanse studeren heeft me jarenlang met een writer’s block opgezadeld. Mijn zelfEn toen kwam jij vertrouwen als schrijvende mens – Zijn eigen huwelijk, met Ketnet- ik zeg niet schrijver – is er niet door manager Maarten Janssen, werd in toegenomen. Wat jammer is, want 2014 bezegeld met de komst van een je hoeft geen Arnon Grunberg te dochter, Jasmijn, nu tweeënhalf. Hij zijn om toch goede verhalen te kunvertelt met trotse blik over ‘de vrouw nen vertellen. Ik lees zelf uitsluitend van zijn leven’. “Binnenkort kom ik Engelstalige sciencefictionhorror, en naar buiten met een blog, over hoe wat ik schrijf ligt in dezelfde lijn, het is om met twee papa’s een kind op heel Hollywoodiaans. Maar voorlote voeden.” Hebben ze lang op Jasmijn pig vind ik het niet goed genoeg.” moeten wachten? “Mogen wachten,” Naast presenteren en schrijven, corrigeert hij: “Er worden in ons land spreekt hij ook stemmen in; tot voelk jaar 25 kinderen afgestaan voor rig seizoen was hij voice-over voor adoptie, en er zijn 250 wensouders. Iedereen beroemd op Eén. Tv maken Wat wil je dan? En ja, we zijn vooraf ziet hij zichzelf vroeg of laat nog doen. behoorlijk door de mangel gehaald. “Ik blijf bij MNM zolang dat goed is
voor de zender en daarna zien we wel weer. Geregeld verzucht ik dat ik gewoon thuis zou moeten blijven met de kleine. Maar ik zou doodgaan zonder een uitlaatklep. Misschien kunnen we ooit via pleegzorg een kind laten meegenieten van het fantastische leven dat we hebben. Hopelijk in een tof huis in Kessel-Lo, we zijn op huizenjacht. Maar dan moet ik écht thuisblijven, denk ik (lacht).”
Tom De Cock, ‘En toen kwam jij. Waarom je niet één maar twee papa’s hebt’, De Bezige Bij, 2016, 176 p., 17,90 euro
16
ONDERZOEK
CAMPUSKRANT | 22 JUNI 2016
Turks
In heel wat lagere scholen geldt een ééntaalbeleid: leerlingen mogen in de klas en op de speelplaats alleen Nederlands spreken. Kathelijne Jordens (foto) ging voor haar doctoraat na wat er gebeurt als je leerlingen met een Turkse origine toch toelaat om hun moedertaal te gebruiken in groepswerkjes. “De resultaten waren goed, de leerlingen voelden zich prima, en de ene taal zat de andere niet in de weg.” TEKST: Ludo Meyvis | CARTOON: Joris Snaet
© KU Leuven | Rob Stevens
Verdient een zitje in de klas? drukken. Als dat zinvol was voor het gesprek, gebruikten de leerlingen dat stukje Turks, soms gemengd met Nederlands.” Turks zit niet in de weg
Afwijken van de regel van eentaligheid bleek in het onderzoek van Jordens geen negatief effect te hebben. “De resultaten waren goed, de leerlingen voelden zich prima, en de ene taal zat de andere niet in de weg. De leerlingen presenteerden de resultaten van hun taak in het Nederlands, ook als de interactie meertalig verliep.” “De leerlingen zelf zijn geen tegenstanders van eentaligheid op school. Ze vinden het belangrijk de taal van ons land te kennen en weten dat ze later werk moeten zoeken in een hoofdzakelijk Nederlandstalige omgeving. Ze vinden het zelfs onbeleefd om Turks te gebruiken wanneer iemand in een gesprek dat niet kan verstaan.” “Wel pleiten ze voor meer soepelheid: Nederlands in de lessen is geen probleem, maar voor groepswerk en op de speelplaats zouden ze graag vrij kiezen welke taal ze gebruiken. Voor een goed begrip: scholen leggen die eentaligheid vaak wel op, maar leraren liggen nu ook weer niet op de loer om ‘overtreders’ te bestraffen. Maar dat zou in principe dus wel kunnen.” Geen rigide regels
S
cholen opteren vaak voor eentaligheid omdat ze zo de prestatiekloof willen verkleinen tussen kinderen die Nederlands als moedertaal hebben en kinderen die een minderheidstaal spreken, zoals Turks. Die bedoeling is heel nobel”, zegt Kathelijne Jordens, verbonden aan het Centrum voor Taal en Onderwijs van de Faculteit Letteren. “Elke minuut onderdompeling in een Nederlands taalbad is heilzaam en dus belangrijk, hoor je dan zeggen. Dus mag alleen Nederlands.” “Er zijn ook andere afwegingen. In ons land horen kinderen Nederlands te spreken, volgens sommigen. Een ideologisch argument, dus. Sommige scholen vrezen ook dat meertaligheid zou leiden tot kliekjesvorming. Of dat het de controle zou bemoeilijken: als de leerlingen andere talen dan Neder-
lands spreken, zouden de leraren onvoldoende weten wat er gaande is.” Toch zijn er in de literatuur, zeker de laatste jaren, heel wat argumenten te vinden die juist pleiten voor meertaligheid op school. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat leerlingen zich beter voelen als ze hun moedertaal mogen gebruiken, en dat ze niet noodzakelijk slechter leren. Flexibel switchen
Voor haar doctoraat onder begeleiding van professoren Kris Van den Branden en Koen Van Gorp deed Kathelijne Jordens onderzoek in twee lagere scholen in Limburgse mijngemeenten met grote Turkse gemeenschappen. Anderhalf jaar lang volgde ze er leerlingen tussen 9 en 11 jaar oud tijdens hun groepswerkjes. “In die scholen mag alleen Nederlands gesproken
worden, maar in mijn onderzoek liet ik het Turks expliciet wel toe, om na te gaan hoe dat de prestaties van de leerlingen beïnvloedt”, zegt Jordens. “Via interviews ging ik ook na hoe de kinderen die afwijking van de eentaligheidsregel ervoeren.” De moedertaal van de kinderen bleek in het groepswerk een zinvolle rol te spelen, zonder het Nederlands te verdringen. De leerlingen gebruikten het Turks vooral om praktische afspraken te maken over de organisatie van de taken, maar ook om inhoudelijke aspecten te bespreken. “Ze wisselden flexibel af tussen Nederlands en Turks, op zo’n manier dat de communicatie er beter door werd. Zo konden de leerlingen in hun moedertaal soms met meer nuance en precisie uitdrukken wat ze wilden. Het Turks heeft bijvoorbeeld een eigen vorm om ‘beginnen te’ uit te
De leerlingen vragen meer soepelheid, maar zijn niet tegen eentaligheid in de les. Ze weten dat ze later werk moeten zoeken in een Nederlandstalige omgeving.
Sommige leraren waren verbaasd dat de leerlingen het goed deden in hun mix van talen. Jordens: “In de meeste scholen zijn de mogelijke positieve effecten van meertaligheid nog niet doorgedrongen. Mijn doctoraat is te beperkt om daar verandering in te brengen, maar misschien kan het de discussie toch wel wat opentrekken.” “Eentaligheid is géén gegarandeerde opstap naar betere resultaten, meertaligheid evenmin. Maar dat laatste draagt er wel toe bij dat de leerlingen zich goed voelen, en het zorgt natuurlijk ook voor vlottere communicatie. Dat zijn factoren die leiden naar betere schoolresultaten, en daar gaat het toch om.” “Het komt er volgens mij vooral op aan geen al te rigide regels op te leggen. Interactie tussen de leerlingen kan prima in meerdere talen, zonder negatieve invloed op de prestaties. Als we leerlingen toelaten hun volledige arsenaal aan linguïstische mogelijkheden te gebruiken, erkennen we hun meertalige identiteit en hun capaciteiten. Dat zijn elementen die zeker bij de discussie betrokken zouden moeten worden.”
Heb je al beslist wat je wil studeren? Start je inschrijving via www.kuleuven.be/inschrijvingen Definitief inschrijven kan op je toekomstige campus
ALUMNI
CAMPUSKRANT | 22 JUNI 2016
17
SPRONG Eén studie, twee wegen
Naam Maarten Fontaine (29)
Naam Tijl Smitz (35)
Gestudeerd Lichamelijke opvoeding en bewegings wetenschappen (KU Leuven, 2009) Master in het manage ment (KU Leuven, 2010)
Gestudeerd Lichamelijke opvoeding (KU Leuven, 2006) Job Sinds 2014 Coordinateur des Compétitions et du Haut niveau bij Club Alpin Belge
Job Sinds 2014 eventmanager bij Golazo
Privé Woont in Heverlee
Privé Woont in Leuven
“Het is fascinerend te zien wat het lichaam allemaal kan”, zegt klimmer Tijl Smitz (35). Hij studeerde lichamelijke opvoeding, net als Maarten Fontaine (29), eventmanager bij Golazo: “In deze job heb je altijd te maken met blije mensen.” TEKST: Ine Van Houdenhove | FOTO’s: Rob Stevens
“ We willen iedereen aan het sporten krijgen”
S
port is mijn ene passie, organiseren de andere. Er zijn niet zoveel bedrijven die sportevenementen organiseren, dus ik prijs mezelf wel gelukkig dat ik hier bij Golazo kan werken als eventmanager.” “Ik ben lichamelijke opvoeding gaan studeren omdat ik graag sport, uiteraard, maar ook uit interesse voor het theoretische aspect. Het is een hele brede richting, zowel qua vakkenpakket als qua uitwegen. Slechts een minderheid wordt leraar.” “Onze missie bij Golazo is om zoveel mogelijk mensen aan het sporten te krijgen. We organiseren topsportevenementen: cyclocross, de Eneco Tour, de Memorial Van Damme, de Nacht van de Atletiek... Maar ook events voor het brede publiek zoals de Antwerp 10 Miles of Dwars door Hasselt. En fun runs. Urban trails zijn nu heel populair, net als obstakelraces, een concept van ons, waarbij je onderweg hindernissen moet overwinnen. De Spartacus Run is bijvoorbeeld een hele zware obstakelloop. Of de Color Run, een Amerikaans concept waarvoor wij de rechten hebben in België. Dan krijg je onderweg kleurpoeder over je heen.” “Met dat soort dingen bereik je ook mensen die normaal niet zouden sporten. De Ronde van Vlaanderen heeft altijd ook een versie voor wielertoeristen: die organiseren wij. Mijn favoriete event is het Belgisch kampioenschap veldlopen. Een heel leuke combinatie van topsport en breedtesport.” “We werken steeds met twee aan een event. Een collega neemt de
communicatie en de inschrijvingen voor zijn rekening en ik ben verantwoordelijk voor het parcours, de logistiek, muziek, bevoorrading, ik zorg dat er voldoende medewerkers zijn ... Bij een marathon zijn er bijvoorbeeld tot duizend medewerkers betrokken, om bananen in schijfjes te snijden, drankjes uit te delen ... Soms zegt een hele groep vrijwilligers last minute af, valt een vrachtwagen in panne of zijn er ander onvoorziene omstandigheden. Je moet wel stressbestendig zijn, altijd een oplossing zoeken.”
Als ik zelf een marathon loop, kijk ik rond met de blik van de organisator en let ik op elk detail.
“In deze job heb je altijd te maken met blije mensen. Enige minpuntje is dat ik toch wel één weekend op drie aan het werk ben, omdat events uiteraard dan plaatsvinden. Maar het grootste deel van de tijd zit ik gewoon aan mijn bureau om afspraken te maken.” “Gisteren heb ik zelf de Great Breweries Marathon gelopen, georganiseerd door een collega. Dan kijk ik natuurlijk rond met een professionele bril, je let op elk detail. Dat komt van pas als ik volgende keer misschien degene ben die de marathon organiseert.”
“ Klimmen is als verticaal dansen”
A
ls kind klom ik al graag in de bomen, maar leren sportklimmen was niet aan de orde. Op mijn achttiende heb ik een jaar militaire school gevolgd – ik zag de klimzaal en ik was verkocht.” “Vervolgens koos ik voor lichamelijke opvoeding met het plan te gaan lesgeven in het middelbaar. Maar nadat ik, nog tijdens mijn studie, met een paar vrienden klimclub Hungaria had opgericht en training begon te geven, leek het me toch fijner om te blijven werken met een publiek dat 100% gemotiveerd is.” “Waarom klimmen? Edmund Hillary heeft ooit gezegd: ‘omdat die berg er is’. Het is een vorm van expressie. Een klimmer is altijd op zoek naar een nieuwe uitdaging. Klimmen is als oplossingen zoeken voor een puzzel op de muur. Ik noem het ook weleens een verticale dans. Het is fascinerend te zien wat het lichaam kan.” “Klimmen is nog niet zo’n grote sport, maar indoor klimmen is wel in België tot bloei gekomen – de eerste klimzaal ter wereld stond in Brussel. Sinds vorig jaar werk ik voor de Club Alpin Belge. Ik organiseer nationale wedstrijden, ga mee naar wedstrijden in het buitenland, regel logistieke zaken en subsidiedossiers ... Daarnaast geef ik ook nog jeugdtrainingen in de klimclub. Ik organiseer stages en workshops, en ik coach twee topklimmers.” “Je moet rotsklimmen om volledig tot ontwikkeling te komen als klimmer, maar wedstrijden vinden nooit outdoor plaats – de condities zijn te moeilijk te controleren. Maar klimmen in de natuur
blijft toch iets speciaals. Ik heb ook bewust lang een onderscheid gemaakt tussen outdoor klimmen in mijn vrije tijd en indoor klimmen als job. Als je van je passie je werk maakt, dreigt de fun soms verloren te gaan.” “De moeilijkste klim ter wereld is een 9B+ – slechts twee klimmers hebben die ooit geklommen. Nu is het zoeken naar 9C. Ik heb zelf ooit eens een 8A geklommen. Maar sinds ik bezig ben met coachen, en zeker nu ik werk voor de Club Alpin Belge, ben ik minder met mezelf bezig en train ik lang niet meer zo veel als ik zou willen.”
Tijdens het klimmen kan je moeilijk babbelen, maar toch is het een heel sociale sport. “Klimmen is heel ontspannend omdat je compleet gefocust bent, je kan je hoofd helemaal leegmaken. Tegelijk kan het ook stresserend zijn – ook al ben je gezekerd, toch ben je instinctief bang om te vallen.” “Tijdens het klimmen kan je moeilijk babbelen, maar toch is het een heel sociale sport: je rekent op degene die je beveiligt, je bespreekt samen de route. De uitdaging is niet om de andere te verslaan door je eigen oplossingen voor je te houden, maar wel om zelf zo hoog mogelijk te geraken. Zelfs voor een wedstrijd staan de deelnemers samen te overleggen.”
18
STUDENTEN
CAMPUSKRANT | 22 JUNI 2016
JOB STUDENT Onze huisfotograaf gaat op werkbezoek
“Je krijgt hier veel liefde terug” Naam
Sofie Vanneste (22) Richting
Schakeljaar verpleegen vroedkunde Job
Verpleegkundige in woonzorgcentrum Sint-Jozef in Moorsele Frequentie
50 dagen per jaar
in Memoriam De universitaire gemeenschap neemt afscheid van:
Professor Xavier Dekeyser Emeritus hoogleraar aan de Faculteit Letteren (13/02/1934 – 23/05/2016) Professor Anton Barten Emeritus gewoon hoogleraar aan de Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen (14/01/1930 – 15/06/2016)
De reis naar Moorsele voor een gesprek over de herfstige jaren des levens had niet beeldender kunnen verlopen: eindeloos lang, gekruid met onweer, storm en hoogst irritante medeweggebruikers, maar uiteindelijk toch nog sneller eindigend dan verwacht. En nu we toch het wankele pad der analogieën betreden: ook op mijn finale weg mag iemand staan te wachten als Sofie Vanneste, schakeljaarstudente verpleeg- en vroedkunde. “Ik vind het super om met mensen om te gaan en een meerwaarde te betekenen in hun leven. Ik werk hier in het woonzorgcentrum (Sint-Jozef – red.) met dementerende en/of fysiek afhankelijke mensen. Eerst was ik wat bang voor de oudere populatie, maar ik heb ontdekt dat je veel liefde terugkrijgt. Het is een intense ervaring om mensen te begeleiden in hun laatste levensfase, ik streef
ernaar om hen nog zoveel mogelijk kwaliteit te geven tijdens hun verblijf. En ja, het is uiteraard droevig dat je mensen verliest, maar ook tijdens de allerlaatste levensfase kun je als verpleegster een belangrijke rol spelen voor de bewoner en familie. Gelukkig breng je in veel gevallen een aantal jaren met hen door, en dat vind ik het fijne aan deze job. Ik zou niet graag op een ambulante afdeling staan, waar mensen binnen en buiten gaan. Je krijgt hier echt de tijd om een band met hen op te bouwen, en dat is net wat ik wil.” “Ik zit momenteel in een schakeljaar op weg naar mijn master. Ik ga sowieso de verpleging in, maar wil toch mijn master behalen om nog iets achter de hand te hebben. Het is een fysiek zware job, en we moeten waarschijnlijk tot ons 67ste werken. Als het nodig is, wil ik nog naar een meer administratieve job of een beleidsfunctie kunnen overschakelen. Het plan is eerst vijf jaar in een zie-
Benoemd of onderscheiden • Professor Jean-Pierre Tricot, consulent medische aansprakelijkheid UZ Leuven, werd aangesteld tot voorzitter van de European Association of Medical Experts (EAOME). • Doctoraatsstudent Michiel Willocx (Industriële Wetenschappen) won de Student Research Competition van de Association for Computing Machinery (ACM), goed voor 500 dollar en een plaats in de Grand Finals. • Tijdens de Ecorace Challenge 2016 wonnen de Leuvense teams drie van de vier hoofdprijzen. Het KU Leuven Ecorace Challenge Team van FIIW-Campus Groep T werd uitgeroepen tot het meest innovatieve team en allround winnaar in de categorie cargoboten. Het KU Leuven Navex e-Boat Team won de prijs voor het beste businessplan. • Tijdens het vijftiende Politicologenetmaal, georganiseerd door de Vereniging voor Politieke Wetenschappen (VPW) en de Nederlandse Kring
kenhuis te werken zodat ik een zo breed mogelijke kennis heb. En dan wil ik terugkeren naar een woonzorgcentrum …” Als we voor de foto’s langsgaan bij bewoner Frans, krijg ik een mooi voorbeeld van haar betrokkenheid te zien: het volume van de reuzemuziektoren, waaruit een keur aan Vlaamse chansons schalt, wordt nog een streepje opgetrokken vooraleer de kranige 85-plusser mijn gesprekspartner vastschaart en onder luid meezingen een flukse wals inzet. Sofie gaat er met een stille glimlach in mee en laat haar danspartner oude tijden herbeleven. Het beeld van de man, minstens een kop kleiner, die even zijn hoofd op haar schouder legt tijdens hun dans, maakt de lange terugrit gelijk een stuk lichter. TEKST en FOTO’S: Rob Stevens Op zoek naar een studentenjob of naar een jobstudent? www.kuleuven.be/jobdienst
• Het Japan-EU Architecture & Urban Student Mobility International Program (Ausmip), waarin de Faculteit Architectuur / Campus Sint-Lucas Brussel een leidende partner is, ontvoor Wetenschap der Politiek (NKWP), werden ving de 2016 Education Award for Outstanding de Belgisch-Nederlandse excellentieprijzen uitPractice van het Architectural Institute of Japan. gereikt. Ook Leuvense politicologen vielen in de prijzen. Amélie Godefroidt (Centrum voor • Thomas Cappelle, laatstejaarsstudent master in Vredesonderzoek en Ontwikkeling) ontving de de industriële wetenschappen – elektronica-ICT Heinsiusprijs voor de beste masterproef. Ruth (Technologiecampus Gent) heeft de Televic TaDassoneville, verbonden aan het Centrum voor lent Award ontvangen voor zijn masterproef over Politicologie (CEPO), ontving één van de twee de automatische diagnose van de akoestische lus in een noodoproeppaneel voor treinen. Geoffrey prijzen voor de beste doctoraatsverhandeling Ottoy en Jean-Pierre Goemaere waren promotor met haar onderzoek over electorale volatiliteit en copromotor voor de KU Leuven. Sander Van(promotor professor Marc Hooghe). Emeritus professor Wilfried Dewachter (CEPO) en emedekerckhove en Bart Vercoutter waren promotor ritus professor sociologie Luc Huyse (Faculteit en copromotor voor Televic. Rechten) kregen een lifetime achievement award. • Matthias Faes (Technologiecampus De Nayer) • Het Steunpunt Wonen, een samenwerkingsverheeft de Excellent Paper Award ontvangen tijdens band van de KU Leuven, Universiteit Hasselt, de CIRP Conference on Electro Physical and CheUniversiteit Antwerpen en de TU Delft, met als mical Machining in Tokio. Zijn paper rond influenhoofdpromotor Erik Buyst (Centrum Economice of inter-layer cooling time on the quasi-static sche Studiën) en als coördinator Sien Winters properties of ABS components produced via Fused (HIVA), werd bekroond met de Pieter PourbusDeposition Modeling (co-auteurs Eleonora Ferraprijs van de Confederatie van Immobiliënberoepen ris en David Moens, beiden van TechnologiecamVlaanderen (CIB). pus De Nayer) werd gekozen uit 160 papers.
PORTRET
CAMPUSKRANT | 22 JUNI 2016
SPEED DATE
19
Peter Hespel: “Ik heb een hekel aan hypocrisie. Mensen die ‘ja’ knikken, maar die je tegelijk ‘nee’ ziet denken.”
In 25 vragen naar hoofd en hart van Peter Hespel
Peter Hespel (55) leidt de Onderzoeksgroep Inspanningsfysiologie (FaBeR) en het Athletic Performance Center oftewel Bakala Academy. Ine Van Houdenhove
“ Alleen het onmogelijke 01/ Wat wilde u ‘later’ worden?
“Ik droomde er als kind al van om wielrenners of andere topatleten te begeleiden.”
02/ Zou u vandaag dezelfde studieen beroepskeuze maken?
“Misschien had ik beter geneeskunde gedaan in plaats van lichamelijke opvoeding – ik ben in mijn onderzoek vaak afhankelijk van artsen. Maar dan had ik natuurlijk minder van sport geweten.”
03/ Op welke job bent u jaloers?
“Op zangers die een reusachtige menigte muisstil krijgen.”
08/ Welk boek ligt er op uw nachtkastje?
“Ik ben er niet trots op, maar de laatste roman die ik heb gelezen was De man die zijn haar kort liet knippen van Johan Daisne. In het laatste jaar middelbaar, omdat het moest. En zelfs daar heb ik hoofdstukken uit overgeslagen. Ik moet al zoveel lezen voor mijn werk, op vrije momenten ga ik liever zelf sporten, of kijk ik naar een tv-programma waarbij je je verstand op nul kan zetten. Lezen is geen ontspanning voor mij. Ik kan me wel verkneukelen in bijvoorbeeld de ironische columns van Jan Mulder of Hans Vandeweghe.”
© KU Leuven | Rob Stevens
is het nastreven waard”
11/ Wat is uw meest opvallende karaktertrek?
“Doorzettingsvermogen en koppigheid.”
12/ Waar hebt u een hekel aan?
“Hypocrisie. Mensen die ‘ja’ knikken, maar die je tegelijk ‘nee’ ziet denken.”
13/ Hoe komt u tot rust?
“Op de fiets. Alleen, want anders komt mijn competitiegeest te zeer naar boven.”
14/ Hoe ziet uw perfecte dag eruit?
“Een dag waarop je constructief en creatief bezig bent zonder deadlines achterna te hollen.”
04/ Wat als u rector was?
“Daar heb ik noch de kwaliteiten noch de interesse voor.”
05/ Wat was het mooiste moment uit uw loopbaan tot dusver?
“Waarschijnlijk toen ik te horen kreeg dat de oprichting van Bakala Academy zou worden goedgekeurd – ik had jaren gedroomd van een instituut voor topsportbegeleiding. Ik weet nog precies op welke datum Patrick Lefevere me vroeg of ik interesse had. Twee maanden later gaf investeerder Zdenek Bakala groen licht.”
15/ Leeft u gezond?
Ik heb vier jaar met de dood voor ogen geleefd. Dankzij schitterende artsen, en misschien ook mijn doorzettingsvermogen, zit ik hier nog.
06/ Wat weten uw studenten niet van u?
“Veel, zo niet het meeste (lacht). Bijvoorbeeld: er staat een telescoop in mijn living waarmee ik naar de vogels in de Dijlevallei kijk. Reigers, soms zelfs visarenden ... Achterin de tuin ligt een kikkerpoel waarin ik een paaltje heb gezet. Af en toe komt daar een ijsvogel op zitten.”
07/ Aan welk project zou u meteen beginnen als geld geen factor was?
“Dan zou ik vooral investeren in het aanwerven van internationale topwetenschappers in het domein van topsport begeleiding.”
09/ Wat zit er in uw cd-speler?
“Op rustmomenten luister ik bijzonder graag naar Enya, maar ook voor de Simple Minds en Bruce Springsteen zet ik mijn radio luider ...”
“Dat is alleszins mijn intentie. Wat sport betreft zit ik goed, maar het komt er niet altijd van om gezond te eten.”
16/ Wat is de belangrijkste les die het leven u heeft geleerd?
“Alleen het onmogelijke is de moeite waard om na te streven. Je mag je idealen niet te snel opgeven, zelfs al lijken ze soms onhaalbaar.”
17/ Wat zou u graag beter kunnen?
“Als kind heb ik een aantal jaar acht uur per week fotografie gevolgd. Ooit wil ik daar opnieuw mee beginnen.”
18/ Hebt u een guilty pleasure?
“Nee. Tenzij pintjes drinken met kameraden daaronder valt. Dat hangt af van hoeveel het er zijn zeker (lacht).”
19/ Waarop bent u trots? 10/ Waar zullen we ons over vijftig jaar over schamen?
“Over de manier waarop we in België politiek bedrijven. Er gaat veel tijd, geld en efficiëntie verloren aan verzuiling en federalisering. En ik hoop dat het geen vijftig jaar zal duren voor we ons daarover zullen schamen.”
Maar als het hier bij Bakala ophoudt, is dat het eerste wat ik laat vallen. Het hoort bij de job, maar ik steek er niet graag tijd in. Vaak is het toch een vorm van narcisme ...”
“Als ik na een les of een lezing het gevoel heb dat ik mijn publiek ergens voor heb weten warm te maken, dan kan ik soms wel denken: ‘dat is me toch goed gelukt’.”
20/ Zit u op sociale media?
“Enkel op Twitter. Het is belangrijk om naar buiten te komen met de dingen die je doet.
21/ Wat is het dichtste dat u ooit bij de dood bent geweest?
“Op mijn vierentwintigste heb ik kanker gekregen. Ik heb vier jaar met de dood voor ogen geleefd, want het zag er niet goed uit. Dankzij schitterende artsen en misschien ook mijn doorzettingsvermogen zit ik hier nog. Ik ben al die tijd wel blijven werken, van operatie of chemo naar labo.”
22/ Voor welk tv-programma blijft u thuis?
“Wielerwedstrijden. De Ronde van Vlaanderen, Parijs-Roubaix, de bergetappes in de Tour ... De Rode Duivels op het EK zal ik ook wel volgen, en de finale, hopelijk met de Rode Duivels.”
23/ Waar zou u het liefst wonen?
“Ik woon heel graag waar ik nu woon, aan de rand van natuurreservaat De Doode Bemde in Oud-Heverlee. Maar bijvoorbeeld de Dolomieten zou ik ook wel zien zitten. Skiën of wandelen in de bergen vind ik enorm ontspannend.”
24/ Waarvan ligt u ’s nachts wakker?
“Deadlines die niet gehaald dreigen te worden. Ik sta dan vaak om vier of vijf uur op om dat schema of die tekst toch maar om acht uur te kunnen doorsturen. Dat overkomt me toch wekelijks.”
25/ Wat zou de kwaliteit van uw leven verbeteren?
“Met minder dingen tegelijk bezig zijn. Maar ik zou niet weten wat ik zou moeten laten vallen. Onderwijs, onderzoek, topsporters begeleiden en trainen, Bakala Academy draaiende houden … Het is misschien net de synergie van alles die de meerwaarde creëert.”
20
CAMPUSKRANT | 22 JUNI 2016
IN BEELD
Open boekje
© KU Leuven | Rob Stevens
De trend van het samen blokken is duidelijk een blijver, en ongewone locaties zijn daarbij geen bezwaar, integendeel. Dat heeft studentenkoepel LOKO goed begrepen. In het kader van hun actie SOS Blok gaven ze studenten op woensdag 15 juni de kans om hun leerstof – in de meeste gevallen wellicht geen theaterteksten – te memoriseren op het podium van de Leuvense stadsschouwburg. LOKO had water en koffie voorzien, maar het open doekje van een enthousiast publiek moesten de blokkers er zelf bij fantaseren.
MUSIC WAS MY
FIRST LOVE
De wetenschap achter de meezinger
‘ Push it,
push it real good’ (Salt-n-Pepa, Push it, 1987)
Nooit eerder was er zoveel obesitas, nooit lagen de gezondheidsadviezen zo dik gezaaid. Wat is het juiste duwtje richting gezond gedrag? Les één: pushen is passé, anno 2016 nudgen we. TEKST: Wouter Verbeylen | ILLUSTRATIE : Gudrun Makelberge
D
e overheid wil de burger graag richting gezond gedrag duwen”, zegt Tim Smits, gespecialiseerd in voedselmarketing. “Gezond eten, veilige seks of verstandig alcoholgebruik: men gooit er graag grote campagnes tegenaan. Alleen: die hebben zelden het gewenste effect.” De reden is volgens Smits niet ver te zoeken: sensibiliseringscampagnes sturen vaak té rationele boodschappen de wereld in. “Iedereen wéét dat je veiliger vrijt met condoom, dat je beter niet dronken achter het stuur kruipt, en dat een glas water gezonder is dan frisdrank. Maar op het moment van toepassing verdrinkt die rationele gedachte in de praktische en emotionele argumenten.” Enkel opzichtig pushen op het knopje van de menselijke rede, werkt dus niet. Wat is dan het juiste duwtje? Hippe mensen doen het zo
Volgens Smits zet de overheid beter in op ‘nudging’, subtiel een zetje geven richting gewenst gedrag. “Bij nudging maak je één keuze prominenter, zonder dat de keuzevrijheid wordt afgeschaft. Hoe doe je dat? Optie één: je verandert de situatie. Neem de fietssuggestiestrook: officieel betekent die niets, maar toch zullen fietsers ze gebruiken, en zijn auto’s geneigd er weg te blijven. Of in het geval van veilige seks: plaats condoom-
automaten niet enkel op marginale plaatsen.” “Optie twee: gooi de communicatie rond de juiste keuze volledig om, door ook op het onbewuste in te spelen. Sensibiliseringscampagnes gaan daar vaak flagrant de fout in. We weten bijvoorbeeld al dertig jaar dat je de sociale norm die je wil promoten, vooral ook moet tonen. Waarom doen veel campagnes dan nog altijd het omgekeerde? Ze tonen ongewenst gedrag en
Hoe groter de kom ontbijtgranen op de doos, hoe meer een kind ervan eet. Dat duwtje is veel sterker dan reclame op tv. zeggen daarbij: ‘Dit is slecht’. Wat zich bij de ontvanger vertaalt als: ‘Hippe mensen doen dit.’ Als de KU Leuven zou zeggen: ‘X procent van de studenten doet aan comazuipen, en dat is fout’, dan blijft hangen: ‘Dit is wat jongeren doen, maar doe dit vooral niet zelf ’.” Smits toont een affiche van een Britse don’tdrink-and-drive-campagne uit de jaren 70. Er staan vier pints op, en een kruis door de vijfde.
De slogan luidt: ‘Don’t drink that fifth pint.’ “De kijker onthoudt: vier pints zijn normaal.” “Die Britse campagne is gedateerd, maar ook bij ons was de boodschap tot héél recent: ‘Twee pintjes is goed, drie is te veel’. Met als gevolg dat ik me op nieuwjaarsrecepties nog altijd moet verdedigen als ik helemaal géén alcohol wil omdat ik moet rijden, want ‘twee kan toch perfect?’ Sinds kort wil het BIVV in haar campagnes toch ook voor de nul gaan. Blijkbaar hebben ze naar mij geluisterd (lacht).” Slimme chocopot
Over naar eten. In de voedingsindustrie wordt al decennia lustig genudged, zegt Smits. “Al mag je dat zo niet noemen, want nudging impliceert goed gedrag – terwijl de producenten ons vooral subtiel richting méér eten willen duwen.” “Op ontbijtgranen zetten ze bijvoorbeeld steevast een afbeelding van een kom die veel groter is dan de aanbevolen portie. We hebben hier zelf de test gedaan: hoe groter de kom op de doos, hoe meer een kind ervan eet. Dat bleek trouwens ook zo met de dik besmeerde boterham op de bekende chocopot: hoe royaler besmeerd, hoe meer een kind ook zelf smeert.” Kan de overheid wel ingrijpen op dit soort verborgen verleiders? “Natuurlijk kan dat, door eigen campagnes, en door te reguleren. Verbied afbeeldingen, of verplicht de producenten re-
alistische porties te tonen. De industrie voelt trouwens al de hete adem van de publieke opinie rond gezond eten, en heeft alvast zelf maatregelen genomen. Maar ze hebben vooral expliciete reclame beperkt, zoals tv-reclame gericht op kinderen. De subtielere gedragsbeïnvloeding lieten ze ongemoeid. Slim gespeeld: ’s ochtends aan het ontbijt is dat duwtje op de chocopot vóór je veel sterker dan die reclame op tv.” Kán je een enorm probleem als obesitas wel aanpakken met nudging? “Dat denk ik wel, want de obesitasepidemie is ook deels door de marketing van de industrie veroorzaakt. De ‘ongezonde’ truken werken ook in de gezonde richting – minder sterk, maar toch. Alleen: waar vind je het geld daarvoor? Gezonde producten hebben kleinere winstmarges, en genereren dus minder geld voor gezonde marketing. We kennen immers de vuistregels wel, zoals vijf stukken fruit per dag, maar we worden er te weinig aan herinnerd. Grote campagnes bereiken ook zelden iedereen. Misschien moet het slimmer, moet pakweg Jeroen Meus op tv af en toe dat zetje geven: ‘Zo heb je je portie van vandaag alweer binnen’.” Conclusie? “Echt duwen richting gezond, en vooral wég van ongezond, blijft enorm lastig. Maar hoevéél we eten – dat kleinere kommetje cornflakes – daarin kan nudging wel degelijk een groot verschil maken.”