Digitalisering & Kunst Een onderzoek naar de invloed van onderwijskundige visies op het gebruik van digitale middelen in het middelbaar kunstonderwijs
Anne van de Groenekan en Sarah van Halderen Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten Master Kunsteducatie 2011 - 2012
Inhoudsopgave:
Samenvatting
4
Inleiding
5-9
Opzet en uitvoering
10
Hoofdstuk 1: de visie van de scholen - 1.1: Traditioneel onderwijs - 1.2: Traditioneel vernieuwend onderwijs - 1.3: Vernieuwend onderwijs
11 - 19 11 - 13 14 - 16 17 - 19
Hoofdstuk 2: de visie van de docenten - 2.1: Traditioneel onderwijs - 2.2: Traditioneel vernieuwend onderwijs - 2.3: Vernieuwend onderwijs
20 - 25 20 - 22 22 - 23 24 - 25
Hoofdstuk 3: de digitalisering in de les - 3.1: Traditioneel onderwijs - 3.2: Traditioneel vernieuwend onderwijs - 3.3: Vernieuwend onderwijs
26 - 31 26 - 28 28 - 29 30 - 31
Hoofdstuk 4: de relatie tussen visie en het gebruik van digitale media - 4.1: Traditioneel onderwijs - 4.2: Traditioneel vernieuwend onderwijs - 4.3: Vernieuwend onderwijs
32 - 35 32 33 - 34 34 - 35
Conclusie en aanbevelingen
36 – 37
Literatuur
38
Bijlagen
39
[3]
Samenvatting ‘De netgeneratie’ zijn kinderen geboren vanaf het jaar 1988. Zij zijn opgegroeid met overal om hen heen internet, digitale media, de mogelijkheid tot het hebben van een eigen internetprofiel én de ruime mogelijkheden van mobiele- en smartphones. Vanuit de commercie wordt hier veelvuldig op ingespeeld. Maar op welke manier gebeurt dit in het onderwijs? Dit onderzoek richt zich op het gebruik van digitale middelen in het middelbaar kunstonderwijs. Het kunstonderwijs lijkt bij uitstek de plek om op een artistieke wijze gebruik te maken van de ruime mogelijkheden welke de digitale middelen bieden. Maar wordt dat ook gedaan? Uitgaande van drie verschillende onderwijsvisies; traditioneel-, traditioneel vernieuwend- en vernieuwend onderwijs, wordt onderzocht op welke wijze digitale middelen gebruikt worden tijdens de lessen beeldende vorming en muziek en op welke wijze de onderwijskundige visie van de school hierop van invloed is. De visie van de school blijkt in het traditioneel onderwijs niet altijd een link te hebben met het belang dat zij inzien van het gebruik van digitale middelen binnen de kunstlessen. Uit geen van de interviews op de traditionele scholen bleek dat de schoolvisie een leidende factor was in de manier waarop digitale middelen in de kunstvakken worden gebruikt. Het gebruik van digitale middelen komt hier niet direct voort uit de onderwijskundige visie van de school. Docenten maken individueel of in samenspraak met de sectie een keuze voor het gebruik van enkele of meerdere digitale middelen. Ook op het grootste deel van de onderzochte traditioneel vernieuwende scholen is het moeilijk een link te vinden tussen de onderwijskundige visie en het gebruik van digitale middelen. Docenten op traditionele vernieuwingsscholen interpreteren de onderwijskundige visie en nemen over waar ze mee willen werken. Als digitale middelen naar persoonlijk inzicht een toevoeging zijn, komt het terecht in het curriculum, anders niet. Maar ook de onderwijskundige visie van de vernieuwende scholen beschrijven niet letterlijk het belang van het gebruik van digitale media. Toch maken zij binnen alle lessen, dus ook de kunstlessen, veel gebruik van digitale media. De aanschaf van een laptop wordt voor elke leerling verplicht vanuit het schoolbestuur. De docenten van de vernieuwende scholen geven aan dat digitale middelen en –media deel zijn van het leven van de leerling en dat zij hier tijdens de lessen op in spelen. Het gebruik van digitale media in het vernieuwend onderwijs komt zeker voort uit de visie van de school en wordt door de docenten ondersteund en uitgedragen. Met dit onderzoek kunnen we in ieder geval concluderen er op verschillende plaatsen in het middelbaar onderwijs ontwikkelingen gaande zijn wat betreft het gebruik van digitale middelen. We kunnen stellen dat de visie van de school in de meeste gevallen een invloed heeft op het gebruik van digitale middelen in de kunstvakken. Op welke manier de visie invloed heeft, blijkt per onderwijskundige visie te verschillen.
[4]
Inleiding Het lijkt alsof de digitale media de wereld overnemen. De telefoon dient tegenwoordig niet slechts meer om te telefoneren; het ding wordt gebruikt om muziek te luisteren, filmpjes te kijken, te fotograferen en filmen, het profiel te updaten, spelletjes te spelen, foto’s te bewerken, videoclips te maken, aankopen te doen, email te checken, te navigeren, geluidsopnames te maken, agenda bij te houden, te twitteren, eindeloos berichten te sturen en ga zo maar door, naast het ‘standaard’ sms’en en bellen. Merendeel van deze functies zouden niet werken zonder een internetverbinding, die 24 uur per dag en vrijwel overal beschikbaar is. De generatie van kinderen die geboren zijn vanaf ongeveer het jaar 1988 wordt ook wel de ‘netgeneratie’ genoemd. Zij zijn opgegroeid met overal om hen heen internet, digitale media, de mogelijkheden tot het hebben van een eigen internetprofiel en de ruime mogelijkheden van mobiele- en smartphones. ‘Media zijn altijd en overal aanwezig in het leven van jongeren, en zij gaan hier verbazingwekkend gemakkelijk mee om.’ (Hermes & Janssen, 2006, p. 162). Is er daadwerkelijk sprake van een netgeneratie? In een voorgaand literatuuronderzoek heeft één van ondergetekende auteurs dit verschijnsel uitgebreid onderzocht. De vraag was eigenlijk niet zo zeer of er een netgeneratie bestaat, want dat kan iedereen beamen. De vraag is echter of deze typering wel zoveel zin heeft, want dat zou pas zo zijn wanneer de netgeneratie daadwerkelijk een andere manier van denken en (ver)werken heeft dan voorgaande generaties. En dat blijkt vooralsnog niet zo te zijn. Het is belangrijk om voor ogen te houden dat hoewel de huidige generatie andere gedragingen vertoont dan voorgaande generaties, dat niet direct wil zeggen dat deze jongeren ‘anders’ dan voorgaande generaties zijn in de zin van intelligentie en hersenfuncties. Na het bestuderen van allerlei onderzoeken op dit gebied waren er een aantal interessante conclusies te trekken: Hedendaagse jongeren zijn gemiddeld genomen slechts matig ICT-vaardig in plaats van zeer vaardig. Hun internetgebruik kenmerkt zich door relatief basale vormen van communicatie en informatie vergaring en niet door spectaculaire vormen van innovatie en creativiteit. Jongeren gebruiken interactieve media intensief maar verschillen onderling sterk in de frequentie waarmee ze deze media gebruiken. (van den Beemt, Akkerman & Simons, 2009, p. 7) Bovendien lijken jongeren zich helemaal niet zo bewust te zijn van wat ze nou eigenlijk online aan het doen zijn: ‘Uit het onderzoek (Ciber, 2008) komt naar voren dat jongeren weinig begrip hebben van hun eigen informatiebehoefte en daardoor moeilijk effectieve zoekstrategieën ontwikkelen, weinig tijd besteden aan het evalueren van informatie op basis van relevantie, juistheid en autoriteit, online informatie zeer vluchtig bekijken en zeer fanatiek op hyperlinks klikken’ (van Vliet, 2009, p. 70). Desondanks worden de jongeren van nu op deze manier getypeerd en niemand zal ontkennen dat zij inderdaad veel bezig zijn met internet en hun mobieltjes. De wereld om hen heen verandert en speelt erop in dat alles tegenwoordig via het mobieltje kan. Ook het onderwijs speelt hier op in, ze moeten tenslotte wel, want aan het gebruik van digitale [5]
middelen is niet te ontkomen. Een logisch gevolg is dat op veel middelbare scholen in meer of mindere mate gebruik wordt gemaakt van verschillende vormen van digitale media. Het ene vak leent zich daar meer voor dan het andere. Het belang van dit gebruik wordt door de meeste scholen onderschreven, want school bereidt de leerling immers voor op hun verdere leven, waar digitale media onontkoombaar een deel van gaan uitmaken. ‘Onderwijs moet leerlingen naast de traditionele geletterdheid andere vaardigheden bieden, die hen goed kunnen dienen als gids en ondersteuning op de digitale snelweg. (…) Wanneer zij beter kunnen navigeren in het informatielandschap, data kunnen vinden en evalueren, stelt dit hen in staat informatie om te zetten in bruikbare kennis.’ (Veen, 2009, p. 127). Deze visie wordt op sommige scholen inderdaad onderschreven, de scholen die in dit onderzoek benoemd zullen worden als scholen met een ‘vernieuwende visie’. Maar er zijn ook scholen waarvan de visie anders is. Een vraag die uit het literatuuronderzoek voortkwam was hoe scholen daadwerkelijk omgaan met de vernieuwingen die voortkomen uit het veelvuldige gebruik van digitale media. Doen scholen daar iets mee? Kunnen ze hierop inspelen en waarom wordt de keus hiervoor wel of niet gemaakt? Het huidige onderzoek heeft hier onderzoek naar gedaan binnen de kunstvakken van verschillende soorten onderwijs. Tijdens het onderzoek bleek al snel dat de mate waarin digitale media binnen het voortgezet onderwijs gebruikt worden verschilt per school. Een logische gedachte is dat dit voortkomt uit de onderwijskundige visie die de school hanteert: ‘Al waar het om draait is de visie op onderwijs. Bij bepaalde visies zou ICT-gebruik zinvol zijn en bij andere niet. Al wat nodig is voor ICT-gebruik in het onderwijs is een visie waarin dit gebruik past. Digitale didactiek is ook bij deze opvatting overbodig of een automatische consequentie van een bepaalde visie. Hoewel de relatie tussen onderwijsvisie en gedrag in de klas aannemelijk lijkt, blijkt deze relatie empirisch moeilijk aantoonbaar.’ (Simons, 2003) In dit onderzoek bekijken we of deze relatie empirisch aantoonbaar is op kleine schaal binnen de kunstvakken van diverse soorten onderwijs. Drie vormen van gebruik van digitale media In dit onderzoek wordt gekeken naar het gebruik van digitale media als informatiedrager en als artistiek medium en daarnaast wordt gekeken of de school gebruikt maakt van sociale media. Onder digitale media als informatiedrager verstaan we de computer en internet als middelen om informatie op te zoeken. Onder artistiek medium verstaan we alle vormen van gebruik waarbij de leerling zich artistiek kan uitdrukken door digitale media te gebruiken. Dit kan zijn door te filmen met een camera of door gebruik te maken van een programma als fotoshop. Onder het gebruik van sociale media verstaan we fora als facebook, hyves en twitter, waarbinnen de leerlingen informatie kunnen uitwisselen. Is het op iedere school wel zo vanzelfsprekend dat leerlingen op internet dingen mogen opzoeken? Zet iedere school zijn visie om in een regelgeving wat betreft omgang met het internet en digitale middelen? Komen visie en daadwerkelijk gebruik van digitale media overeen? Is de visie van de kunstvakdocent gelijk aan de visie van de school? En hoe makkelijk is het om digitale media te gebruiken in de kunstvakken en waarom zou je dit eigenlijk willen? Dat zijn een aantal vragen waar dit onderzoek zich mee bezighoudt. Een school profileert zich met een bepaalde visie en in dit onderzoek is een steekproef gedaan naar de invloed van deze visie wanneer het om het gebruik van digitale media gaat. [6]
Om e.e.a. iets overzichtelijker te maken is er geprobeerd om drie algemene visies te destilleren. Zodoende zijn de visies van de scholen geschaard onder ‘traditioneel’, ‘traditioneel vernieuwend’ of ‘vernieuwend’. Traditioneel vernieuwend en vernieuwend onderwijs wordt vaak onder één noemer geschaard, maar binnen dit onderzoek wordt bewust gekozen voor het benadrukken van het verschil tussen deze twee visies. Traditioneel onderwijs Onder het traditioneel onderwijs rekenen we de ‘ouderwetse’ vorm van onderwijs, vaak wordt daarbij het klassikale lesgeven bedoeld. Om het traditioneel onderwijs te omschrijven en het verschil aan te tonen met het vernieuwend onderwijs hieronder een aantal algemene kenmerken: Traditioneel onderwijs
Ontwikkelingsgericht (onderdeel van vernieuwend) onderwijs
kennisinhoudende en disciplinegerichte vaardigheden vormen het uitgangspunt
Competenties met bijbehorende taken en praktijk- of probleemsituaties vormen het uitgangspunt
Studenten bestuderen vooraf bepaalde stof
Studenten voeren studietaken uit, al dan niet samen met andere studenten
Alle studenten doorlopen hetzelfde curriculum
Afhankelijk van ingangniveau wordt persoonlijk curriculum samengesteld
Vooral kennis en vaardigheden worden getoetst
Vooral toetsing van competenties
Docentgestuurde toetsing
Ook self-assessment en peer-assessment
Afzonderlijke vaardigheidsmodules
Algemene vaardigheden worden geïntegreerde studietaken
Onderwijseenheden zijn afgeleid uit afzonderlijke disciplines
Onderwijseenheden zijn voor een belangrijk deel interdisciplinair
(http://educatie-en-school.infonu.nl) Traditioneel vernieuwend onderwijs: ‘Tot het traditionele vernieuwingsonderwijs rekent men de schooltypen en onderwijsvormen die al ontstonden aan het begin van de 20e eeuw onder invloed van de reformpedagogen, met als gemeenschappelijk kenmerk: een breuk met het klassikale, mechanische leren; uitgaan van de ervaringswereld en de ontwikkelingsmogelijkheden van ieder afzonderlijk kind. Tot deze groep behoren: dalton-, freinet-, jenaplan-, montessori- en Vrijescholen.’ (http://www.encyclopediedrenthe.nl) Ook binnen het traditioneel vernieuwend onderwijs zijn verschillende stromingen te [7]
onderscheiden. Binnen dit onderzoek hebben we te maken met drie van deze stromingen, namelijk het Vrije school onderwijs, het adaptief- en het daltononderwijs. - Vrije School onderwijs: ‘Het Vrije School-onderwijs gaat uit van de intrinsieke ontwikkeling van het kind. Een diep, van binnen uit komende ‘zielekracht’, laat ieder kind zijn of haar eigen unieke ontwikkeling doormaken. Het onderwijs heeft hierin een stimulerende en ondersteunende rol. Intellectuele ontwikkeling is op de Vrije School aanvankelijk slechts een onderdeel van de pedagogiek. Muziek, bewegingskunst, handwerken, toneelspelen en het (voor-)lezen van mythen en sagen worden even belangrijk geacht als lezen, schrijven en rekenen.’ (Hogervorst, 2008). - Adaptief onderwijs: ‘Passend onderwijs’ of ‘onderwijs op maat’ Adaptief onderwijs is een onderwijsideaal van onderwijskundigen om leerlingen minder vaak te laten doorstromen naar een vorm van speciaal onderwijs. Er worden binnen het reguliere onderwijs mogelijkheden geboden om op eigen wijze en tempo kennis op te doen. Doelen van adaptief onderwijs zijn: -
Leerlingen te laten leren door de kennis op een dergelijke wijze aan te bieden zodat het past bij de leerling. Dit is ontstaan vanuit de visie dat leerlingen beter leren als de leerstof op hen is afgestemd. Leerlingen enthousiasmeren voor wat er geleerd moet worden. Dit door de kennis en lessen minder statisch en meer afwisselend te maken. Het stimuleren, aanspreken en ontwikkelen van het eigen zelfvertrouwen en de verantwoordelijkheid’. (http://nl.wikipedia.org/wiki/Adaptief_onderwijs)
- Dalton onderwijs: ‘Bij het Dalton onderwijs ligt de nadruk op keuzevrijheid van de leerling, de ontwikkeing van zelfstandigheid en de samenwerking met andere leerlingen. De uitgangspunten van het hedendaagse Dalton onderwijs zijn: - Vrijheid in gebondenheid: leerlingen kunnen kiezen uit een beperkt aantal vakken - Samenwerken Zelfstandigheid: leerlingen moeten zelfstandigheid ontwikkelen om hun taken te kunnen plannen en uitvoeren, zonder te veel sturing’. (http://nl.wikipedia.org/wiki/Daltononderwijs) Vernieuwend onderwijs Binnen het vernieuwend onderwijs zijn diverse stromingen te benoemen. Hoewel in dit onderzoek vernieuwend onderwijs als één term gehandhaafd blijft schetsen we ter illustratie een korte en bondige omschrijving van de diverse termen en stromingen die binnen het vernieuwend onderwijs gebruikt worden: - Het nieuwe leren. Dit is een vrij overkoepelende term die voor veel vernieuwende visies gebruikt wordt: [8]
‘Het nieuwe leren is een Nederlands onderwijsconcept waarbij van leerlingen wordt gevraagd zelf verantwoordelijk te leren, samen met anderen. Er worden daarbij alternatieve wijzen van beoordelen gehanteerd. Veel middelbare scholen kiezen ervoor om zich te onderscheiden in de onderwijsmarkt om de huidige concurrentie om leerlingen het hoofd te bieden.’ (http://nl.wikipedia.org/wiki/Het_nieuwe_leren) - Ontwikkelingsgericht onderwijs. Dit is een meer toegespitste visie binnen het nieuwe leren: ‘Onderwijs waarbij de leerling vrij is van emotionele belemmering, waarbij hij onderzoekend, nieuwsgierig en ondernemend is en waarbij hij zelfvertrouwen heeft en positief over zichzelf denkt. Op die manier kan de leerling zich optimaal ontwikkelen. Het ontwikkelingsgericht onderwijs begint bij het scheppen van een goed pedagogisch klimaat.’ (http://www.ogoacademie.nl/) - Sociaal constructivistisch onderwijs. Ook dit is een afgeleide, meer toegespitste visie binnen het nieuwe leren: ‘Het sociaal constructivisme of ook wel sociaal constructionisme genoemd is een steeds belangrijker wordende stroming in de sociale psychologie. De basisaanname van deze stroming in de sociale psychologie is dat mensen hun (sociale) werkelijkheid construeren door te interacteren met medemensen. Er is niet één waarheid, maar er zijn er vele naast elkaar. De subjectiviteit van menselijke waarneming en oordelen wordt tot uitgangspunt genomen.’ (Simons, 2000) In dit onderzoek wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de drie stromingen en zullen deze constant worden benoemd als traditioneel, traditioneel vernieuwend en vernieuwend onderwijs. Er is onderzoek gedaan aan de hand van de volgende vraagstelling: Op welke manier heeft de visie van de school invloed op het gebruik van nieuwe media tijdens de lessen beeldende vorming en muziek? Het onderzoek is relevant voor docenten in het middelbaar onderwijs en voor kunstvakdocenten in het bijzonder. Als (toekomstige) docent kom je er niet onderuit dat de samenleving verandert en ‘verdigitaliseert’. Mede door de digitalisering is de wijze van het onderwijs geven veranderd. De maatschappij vraagt om enige aansluiting met de digitale wereld. De meeste docenten passen dit naar eigen inzicht in de lessen in. Een interessante kwestie is of de docent deels wordt ‘gevormd’ door de visie van de school waar hij of zij op werkt. En of hij of zij wel de middelen tot de beschikking krijgt die hij zelf nodig acht, wanneer de visie iets anders voorschrijft. In dit onderzoek wordt er gekeken naar de verschillen die er in onderwijsland aanwezig zijn. Daarna wordt onderzocht of dit te verklaren is vanuit de visie van de school en de docenten. Zodoende probeert dit onderzoek een beeld te schetsen van wat er betreffende digitale media momenteel gaande is in onderwijsland. Uiteindelijk zullen er vanuit dit onderzoek enkele conclusies getrokken worden en aanbevelingen worden gedaan.
[9]
Opzet en uitvoering De gegevens voor het onderzoek zijn verkregen door middel van een beschrijvende survey. Vakdocenten beeldende vorming en muziek werden door middel van een gedeeltelijk gestructureerd interview gevraagd een beschrijving te geven van hun eigen onderwijskundige visie en die van de school. Ook werd gevraagd naar de visie op het gebruik van nieuwe media tijdens de eigen lessen en de wijze waarop deze wordt vormgegeven. Er is gekozen voor een gedeeltelijk gestructureerd interview omdat een aantal onderwerpen de leidraad vormden voor het gesprek en zo de gewenste informatie verkregen zou worden. Met de situatiedefinities van de respondenten, is getracht de verschillen en overeenkomsten in het gebruik van nieuwe media aantoonbaar te maken en te verklaren. De interviews bevatten negen vragen ( zie bijlage). Door de vragen richtinggevend maar open te formuleren en vooral in te gaan op de onderwijskundige visie van de scholen en docenten en op de samenhang met het gebruik van digitale middelen, is getracht een zo goed mogelijk beeld te scheppen van de huidige stand van zaken binnen een deel van het kunstonderwijs. Op negen middelbare scholen in de provincies Noord-Holland en Utrecht is getracht één docent beeldend en één docent muziek te ondervragen. De respondenten zijn door middel van een selectieve, beredeneerde steekproef uitgekozen, namelijk alle scholen vertegenwoordigen een duidelijke visie op onderwijs. Om het onderzoek zo compact en duidelijk mogelijk te houden en niet te vervallen in een te groot aantal verschillende visies, is de keuze gemaakt voor een duidelijke visie indeling als leidraad. Drie onderwijskundige visies, eerder beschreven in de inleiding, zijn hieruit voortgekomen: ‘traditioneel’- , ‘traditioneel vernieuwend’- en ‘vernieuwend’ onderwijs. Van elke visie zijn drie onderzoekbare scholen benaderd. Uiteindelijk participeerden tien vakdocenten beeldend en zes vakdocenten muziek in het onderzoek. De verhouding hierin is onevenwichtig omdat het vak muziek op één vernieuwende school niet gegeven werd en er één vakdocent zeer moeilijk te spreken bleek. In het onderzoek is gekozen voor dataverzameling in de onderbouw van de participerende middelbare scholen omdat de kunstvakken, anders dan in de bovenbouw, breed gegeven worden en tot het vaste curriculum van de leerling behoren. Er is gekozen voor muziek én beeldende vorming enerzijds omdat zij enerzijds aansluiten bij de expertise van de onderzoekers en anderzijds omdat zij over het algemeen behoren tot de grootste kunstvakken binnen een school. De onderzoeksgegevens werden door middel van labellen onderverdeeld in thema’s zoals ‘de visie van de docent’ en ‘de digitalisering in de klas’. Per thema is er door middel van het labellen gezocht naar overeenkomstige subthema’s, zoals ‘eigenheid van de leerling’of ‘ontwikkelingsgericht.’ Naar aanleiding van deze overeenkomstige subthema’s is een uitwerking gemaakt binnen het betreffende thema.
[10]
Hoofdstuk 1 – De visies van de scholen In dit hoofdstuk wordt getoond hoe de verschillende scholen behorend tot het traditioneel-, traditioneel vernieuwend- en het vernieuwend onderwijs hun onderwijskundige visie op de website verwoorden. Welke aspecten achten zij van belang voor het geven van goed onderwijs en vooral, geven de scholen een beschrijving van hun visie op het gebruik van digitale middelen? 1.1 Traditioneel onderwijs In dit onderzoek zijn drie specifieke scholen onderzocht waarvan de onderwijskundige visie als traditioneel kan worden omschreven. De scholen zelf omschrijven hun visie heel verschillend: dynamisch onderwijs in een veilige omgeving, klassikaal en activerend met een christelijke grondslag en stimulerend, uitdagend en ondersteunend onderwijs. Daarmee is ook de profilering op de schoolwebsites heel verschillend beschreven in doelstellingen en identiteit, werkwijze en een losse beschrijving over het verzorgen van onderwijs. Alle omschrijvingen worden geciteerd van de desbetreffende websites. 1. Het Nieuwe Lyceum Bilthoven - stimulerend, uitdagend en ondersteunend onderwijs voor Gymnasium, Atheneum en Havo ‘Het Nieuwe Lyceum is een stimulerende school. Docenten hebben als taak de leerlingen uit te dagen en hun nieuwsgierigheid te prikkelen. Docenten van Het Nieuwe Lyceum tonen hun leerlingen dat zij vertrouwen hebben in hun capaciteiten en helpen hen deze zo goed mogelijk te gebruiken. Ook zorgen de docenten voor een sfeer van enthousiasme en liefde waar plezier beleven aan het leren uit voort komt. Binnen Het Nieuwe Lyceum wordt het klassikale onderwijs zoveel mogelijk gehandhaafd. Dit omdat:
Gestructureerde kennisoverdracht levert de beste resultaten op Het biedt leerlingen op alle niveaus houvast Zelfstandig leren en ‘leren leren’ moet gestuurd worden door docent Les in klassenverband heeft pedagogische waarde bijv. sociale interactie
Kunst en cultuur De muzikale leerling kan zich tijdens diverse avonden uitleven op Het Nieuwe Lyceum. Er is een Bandnight waar verschillende schoolbands optreden en bij de HNL-Music Awards brengen leerlingen klassieke muziek, chansons en ook popmuziek ten gehore. Tijdens ‘Plankenkoorts’ maken leerlingen muziek, zingen, doen aan cabaret, en playbacken zij. In de academieklas kunnen onderbouwleerlingen die zich opgeven zich het hele jaar door storten op de creatieve vorming. Bovenbouwleerlingen bereiden zich in de academieklas voor op een eventuele creatieve vervolgopleiding. In de basisvorming en in de Tweede Fase biedt Het Nieuwe Lyceum een doorlopende leerlijn kunstzinnige vorming. In samenwerking met didactische afdelingen van bijvoorbeeld Stadsschouwburg Utrecht en met verschillende kunstorganisaties stimuleren zij bezoek aan [11]
toneelvoorstellingen, opera en cabaret’. (http://www.hetnieuwelyceum.nl) 2. Don Bosco College Volendam - dynamisch onderwijs voor Vmbo, Havo en Vwo. ‘Kennisoverdracht is de belangrijkste doelstelling van het Don Bosco College. De school streeft vooral naar gedegen onderwijs welke leerlingen intellectuele bagage verschaft en hen in staat stelt om een diploma te halen. Ook streeft de school naar een brede vorming voor iedere leerling; algemene menselijke waarden als voorbereiding op de maatschappij. Daarnaast inspireert en stimuleert de school haar leerlingen hun individuele talenten te ontdekken. Dynamisch onderwijs: Het Don Bosco College biedt een onderwijsprogramma aan dat in zijn opzet en inhoud verrijkt is met actuele, maatschappelijk relevante elementen en buitenschoolse activiteiten. Het betekent ook dat leerlingen die goede resultaten boeken in een bepaald schooltype, gestimuleerd worden door te stromen naar een hoger niveau. De school begeleidt hen bij deze overstap en het vervolg van hun schoolcarrière. Zo wordt er uit gehaald wat er in zit want elk talent telt. De dynamiek van het onderwijs op het Don Bosco College komt ook tot uitdrukking in het uitgebreide programma aan extra activiteiten welke buiten het reguliere lesprogramma georganiseerd worden. Op tal van manieren worden verbindingen gelegd met kunst, cultuur, ontspanning en maatschappelijke ontwikkelingen. Zo stimuleert de school de ontwikkeling van leerlingen, het aangaan van sociale contacten en het kennis nemen van gebruiken en gewoonten van andere mensen’. (http://www.donboscocollege.com) 3. Het Pascal College Zaandam - Klassikaal en activerend onderwijs op basis van de Christelijke grondslag voor Gymnasium, Atheneum en Havo ‘Missie: Het Pascal College formuleert haar onderwijsmissie in de tekst 'Onderwijs met karakter'. Op het Pascal College is de identiteit gekoppeld aan communicatie, dialoog en interactie met de leerling en medewerkers. Deze dialoog heeft de mogelijkheid gevoerd te worden aan de hand van de volgende toetsstenen: Humaniteit: Het Pascal College heeft de voorkeur mensgericht te werken. Ieder mens is uniek en een ondeelbare eenheid welke telt en de moeite waard is. Ieder mens is gelijk, voor de wet en voor God. Verdraagzaamheid: Het Pascal College staat open voor de andere mens; welke huidskleur, achtergrond, leeftijd of geaardheid dan ook. Door met elkaar in dialoog te gaan, wordt geleerd hoe men zelf in elkaar zit maar ook wat een ander beweegt. Rentmeesterschap Het Pascal College wil een organisatie zijn waarin iedereen gestimuleerd wordt mee te werken aan een betere leer- en leefomgeving. Deze leer- en leefomgeving bestaat uit een rechtvaardige en duurzame samenleving waarin er zorgvuldig om wordt gegaan met [12]
talenten en middelen. Dienstbaarheid Het Pascal College wil onderwijs verzorgen welke kan leiden tot professionaliteit en stimuleert tot maatschappelijke betrokkenheid. Integriteit De school wil haar idealen vormgeven in alle facetten. De school doet wat zij zegt en zegt wat zij doen. Kunst en cultuur Elk jaar worden er excursies en werkweken georganiseerd en bezoeken leerlingen concerten, musea en toneelvoorstellingen. Soms zijn er toneelvoorstellingen op school. Ook maken de leerlingen verschillende filmproducties: reportages, minidocumentaires en animatiefilms. Een selectie van de filmproducties wordt enkele keren per jaar uitgezonden tijdens 'School-tv'’. (http://www.pascalcollege.nl) Deelconclusie Wanneer we een vergelijking maken tussen de visies van de traditionele scholen, blijkt dat er veel overeenkomsten zijn. Twee van de drie scholen hechten groot belang aan kennisoverdracht maar klassikaal onderwijs en een brede, algemene vorming en normen en waarden zijn ook belangrijke pijlers in het traditionele onderwijs. De taak van docenten wordt in relatie tot de visie ook op de websites genoemd. Deze lopen uiteen van uitdagen en prikkelen, activeren, tot het stimuleren en ontwikkelen van talent. In de interviews is de betreffende docenten, werkzaam op deze scholen, gevraagd om de visie van de school te beschrijven. Veelal komt de door de docenten beschreven visie redelijk overeen met de beschreven visie op de website of in de schoolgids: Vakleerkracht muziek, Het Nieuwe Lyceum, ‘Het is best wel een traditionele school, best we klassikaal opgesteld. Leerlingen hebben drie kwartier les en eigenlijk is het overal zo dat de docent gewoon voor de klas staat en ik heb niet veel gehoord over bijvoorbeeld vakken die met elkaar samenwerken in projecten ofzo. Je hebt gewoon een methode en daar werken ze uit en that’s it.’ Vakleerkracht beeldend, Don Bosco College ‘Officieel is de visie van de school: elk talent telt, een soort motto. Ik vind dit belangrijk omdat ik een talentgericht vak geef. Ik vind het ook belangrijk voor de leerlingen. Zij zijn allemaal in ontwikkeling en hier heeft elk talent in ieder geval de mogelijkheid te ontwikkelen. Dat wil overigens niet zeggen dat elk talent per se ontwikkeld moet worden.’
[13]
1.2 Traditioneel vernieuwend onderwijs Tevens zijn er drie scholen onderzocht waarvan de onderwijskundige visie wordt omschreven als traditioneel vernieuwend. Hoewel het Via Nova College ook aspecten van een vernieuwende visie bevat zoals Stevens en Gardner, delen we hen in bij de traditioneel vernieuwende visie vanwege hun gebruik van Montessori-onderwijs. 1. Via Nova College Utrecht – Op zoek naar een synthese ‘Visie De kracht en kennis uit ons onderwijskundig verleden (Helen Parkhurst en Maria Montessori), een vernieuwende inspirerende onderwijskundige visie voor de toekomst (Stevens), de meervoudige intelligenties (Gardner), de mogelijkheden van het informatietijdperk en de kenmerken van onze doelgroep zijn de heipalen onder het Via Nova College. Parkhurst en Montessori Van Helen Parkhurst, de bedenker van het Dalton onderwijs hebben wij geleerd hoe met weektaken en taken te werken, van Montessori hebben we geleerd om een veilige en verantwoorde leeromgeving te creëren. Stevens en Gardner Stevens leert ons dat het belangrijk is dat een kind, gewaardeerd wil worden zoals hij/zij is, die graag wil samenwerken en leven met anderen, maar juist ook wil worden geaccepteerd als individu. Gardner leert ons dat er naast boekenintelligentie ook ruimte moet zijn voor praktische, emotionele en andere vormen van intelligentie. ICT De computer en de nieuwe media bieden ons veel kansen onze leerlingen veel meer individueel te volgen en te begeleiden. Daarnaast trainen wij de leerlingen in het adequaat omgaan met de mogelijkheden die internet biedt en hoe je veel van die informatie kan leren’. (http://vianovacollege.nl) 2. Da Vinci College Purmerend - interconfessionele school voor Havo, Vwo en TTO, adaptief onderwijs ‘Het Da Vinci College staat voor goed onderwijs. Uitgangspunten zijn vastgelegd welke richting geven aan het onderwijs. Het onderwijskundig, didactisch concept wordt samengevat in de term ‘adaptief onderwijs’. Adaptief onderwijs gaat er in het kort vanuit dat een persoon pas gemotiveerd is om te leren als aan drie voorwaarden is voldaan:
Relatie (veilig, respectvol, menselijk) Competentie (taak is aansprekend, is moeilijk, maar je kan het) Autonomie (je hebt invloed/keuzes op wat je leert)
[14]
Wij verwachten van al onze medewerkers dat zij zich tot het uiterste inspannen om aan deze drie voorwaarden te voldoen. Verder vinden wij de volgende uitgangspunten belangrijk:
Er is ruimte voor ondersteuning bij het ontwikkelen van talenten. De leerstof en de activiteiten worden uitdagend en betekenisvol aangeboden. Er wordt in samenhang geleerd. Er wordt geleerd keuzes te maken. Leren houdt niet op bij de deur van het lokaal, maar gebeurt overal en altijd. We zijn maatschappelijk betrokken; regionaal, nationaal en mondiaal. We vieren regelmatig onze betrokkenheid bij ontwikkelingen die voortvloeien uit onze identiteit. Onze basishouding ten aanzien van leren is open en kritisch en er is ruimte voor reflectie. Onderwijs en begeleiding zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden’. (http://www.psg.nl/davincicollege)
3. Adriaan Roland Holstschool Bergen - School voor Vrije School onderwijs ‘Als school willen wij leerlingen van 12 tot 19 jaar naar hun volwassenheid begeleiden. Ons streven is dat ze als vrij denkende en zich vrij voelende mensen hun leven vormgeven. Op basis van hun eigen idealen. Om dit te realiseren bieden we de scholing die ze nodig hebben om een passend diploma te behalen, terwijl we daarnaast zorgen voor veel sociale bagage en een gezond oordeelsvermogen. We willen dat de leerling na afloop terugkijkt op een gelukkige schooltijd waarin hij of zij alle ruimte heeft gekregen (én benut) om zich te ontwikkelen. Het ideaal is: de leerling verlaat de Vrije school met een passend diploma, met veel sociale bagage en een gezond oordeelsvermogen; daarbij heeft de leerling een gelukkige schooltijd gehad waarin hij gestimuleerd is zijn talenten optimaal te ontplooien. De school heeft aandacht gehad voor de innerlijke ontwikkeling van de leerling. Het gaat daarbij om hoofd, hart en handen. Om dit specifieker te maken: 1. Vrijescholen zijn een inspirerende omgeving De leerling weet zich geïnspireerd door de leraar en door de schoolomgeving De school is een veilige omgeving De leerling kan zichzelf zijn De leerling voelt zich uitgedaagd het beste in zichzelf naar boven te halen De leerling verbindt zich met wat hij leert en doet 2. Vrijescholen geven Kunstzinnig onderwijs De leraren geven in hun lessen bewust betekenis aan wat zij doen De leraren geven hun lessen zo vorm dat aandacht wordt besteed aan de vraag ‘wat heeft deze leerling, deze klas, nodig om zich verder te ontwikkelen?’ De leraar heeft een voorbeeldfunctie 3. Vrijescholen stimuleren de wilsontwikkeling De scholen bieden ambachtelijk onderwijs (denk daarbij aan smeden, tuinonderwijs) De leerling wordt geconfronteerd met zijn grenzen, zijn weerstanden en zijn antipathieën en [15]
moet zich daarmee uiteenzetten De leerling leert in figuurlijke zin de handen uit de mouwen te steken 4. Vrijescholen geven ruimte aan cognitieve ontwikkeling Kennis vergaren is een belangrijk doel voor elke school. Leerlingen verlaten de Vrijeschool met het bij hen passende diploma . 5. Vrijescholen zijn een ontmoetingsplaats voor het sociale Door de ontmoeting ontwikkelt de leerling zijn eigen sociale bewustzijn Leerlingen helpen elkaar en hebben oog voor wat de ander nodig heeft 6. Vrijescholen zijn een lerende omgeving Door voortdurend bezig te zijn met de eigen ontwikkeling, ontwikkelen alle betrokkenen bij de Vrijeschool elkaar Ook de leraar leert, net als de leerling 7. Vrijescholen stimuleren het oordeelsvermogen De leerling wordt aangemoedigd een genuanceerd oordeelsvermogen te ontwikkelen, op basis waarvan hij tot innerlijk vrij en zelfstandig handelen kan komen.’ (http://www.arh.nl/leren) Deelconclusie Wanneer we de visies van de traditioneel vernieuwende scholen vergelijken, zien we dat er weinig overeenkomsten zijn. De visies en onderwijskundige uitgangspunten zijn zeer verschillend. De enige overeenkomst die we kunnen noemen is het feit dat deze onderwijssoorten zijn ontstaan in dezelfde tijd; het begin van de twintigste eeuw en dat zij op dat moment braken met de toen geldende onderwijstradities, zo bleek eerder uit de inleiding. Vakleerkracht kunst, Via Nova College ‘De visie van deze school is dat het gesprek met het kind heel belangrijk is. Op het moment dat een kind uit zijn plaat gaat, dat kan en mag altijd gebeuren, daar wordt ook wel een sanctie op gezet maar het allerbelangrijkste is daarin het goede gesprek. Dus het kind de kans geven zich daar zelf in te ontwikkelen. je weet op een gegeven moment: wat hij nu laat zien dat is echt het beste van zijn of haar kunnen, en dan kun je gewoon goed scoren hier. Terwijl het misschien echt niet zo’n mooi werk is, maar als het het beste is van jouw kunnen, dan is dat goed.’ Vakleerkracht muziek, Adriaan Roland Holstschool ‘De bedoeling is, net als op andere scholen, mensen op te leiden voor een diploma, toe te rusten voor de maatschappij. De bedoeling van de Vrije school is dat je de leerlingen zo veel meer leert, dat ze met dat wat ze leren, hun leven lang door kunnen leren. De kunstvakken hebben hierin van oudsher een belangrijke functie. In de kunstvakken blijven de leerlingen steeds veranderen. Dit komt door de groei van zowel mijzelf als docent maar ook de leerlingen. Als docent probeer ik te voelen, hun mening, wat leerlingen vinden, onuitgesproken. Ik probeer te zien wat ze van binnen beleven. ‘Kunst maakt de toppen hoger in je leven, de dalen minder diep’. Kunst blijft. Door het ervaren van klassieke muziek kun je ook leren een smaak te ontwikkelen. Je leert een bepaalde kwaliteit te ontdekken.’
[16]
1.3 Vernieuwend onderwijs Tot slot zijn in dit onderzoek drie specifieke scholen onderzocht met een onderwijskundige visie die we als vernieuwend zouden kunnen typeren. De scholen zelf omschrijven hun visie als ‘vernieuwend en eigentijds onderwijs’ en zijn verzameld in één platform, genaamd Pleion: Platform Eigentijds Onderwijs. (http://www.pleion.nl) Via dit platform wisselen de betreffende scholen informatie uit om ten allen tijde hun onderwijs te kunnen verbeteren. De betreffende scholen profileren zich naar buiten toe via hun eigen websites met een omschrijving van hun visie en missie. 1. UniC Utrecht – eigenzinnig havo-vwo: ‘Visie De moderne, steeds veranderende samenleving vraagt om goed opgeleide, flexibele, creatieve en mondige burgers. Daarom biedt UniC vernieuwend onderwijs dat goed aansluit bij de eisen van deze tijd. Kennisverwerving gaat hand in hand met samenwerkend leren, persoonlijke groei en het ontwikkelen van sociale vaardigheden en talenten. In ons onderwijs gaat het om de volgende drie kernwaarden: • Eigenheid: durf jezelf te zijn en jezelf te ontwikkelen. • Verbondenheid: onderhoud een respectvolle relatie met je omgeving. • Autonomie: wees onafhankelijk, zelfstandig en zelfbewust. Missie:UniC wil met het unieke en eigentijdse onderwijs laten zien dat leerlingen een havoof vwo-diploma kunnen halen met méér waarde. Leerlingen hebben op UniC plezier tijdens hun schoolloopbaan. Ze halen een diploma en ontdekken wie ze zijn, wat ze willen en wat ze kunnen. Het worden mondige burgers die hun weg weten te vinden in de multimediamaatschappij en die weten hoe ze samen met anderen resultaten kunnen boeken. Omdat ze hun talenten, hun vaardigheden en hun creativiteit hebben ontwikkeld, is het gemakkelijker om mee te bewegen met alle ontwikkelingen in de samenleving’. (http://www.unic-utrecht.nl) 2. Amadeus Lyceum Vleuten – persoonlijke ontwikkeling, zelfsturing, creativiteit, dialoog en respect. ‘Leren als levenskunst Het Amadeus Lyceum vormt een cultuurgemeenschap, waar kunst en cultureel erfgoed in het algemeen een grote rol spelen in de onderlinge overdracht. Kunst en cultuur zijn het voertuig voor het leren. Leerlingen krijgen onderwijs in dans, drama, beeldende vorming, audiovisuele vormgeving en muziek. Ze ontdekken de verhalende kracht van ons erfgoed, de waarden van christelijke religie en andere wereldreligies en uitingen van kunst als boodschapper van de moderne samenleving. Samenleven doe je niet alleen, maar in verbondenheid met de ander. Ook leren doe je niet alleen. Op het Amadeus Lyceum worden leerlingen uitgedaagd, geprikkeld en krijgen ze voorbeelden en persoonlijke ondersteuning. Ze mogen fouten maken en hier hun les uit trekken. Op natuurlijke wijze leren de leerlingen de verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen beslissingen en levensrichting. In een uitdagende leeromgeving [17]
krijgen onze leerlingen optimale ontplooiingsmogelijkheden aangeboden, zodat ze hun diploma halen én opgroeien tot competente, tolerante en respectvolle wereldburgers. Het Amadeus Lyceum heeft een heel eigentijdse kijk op onderwijs gebaseerd op vier kernwaarden die de basis vormen voor de inrichting van het onderwijs, voor hoe wij met elkaar om willen gaan (de dagelijkse praktijk) en voor de verwachtingen die wij van de leerlingen hebben. De vier kernwaarden: 1. Persoonlijke ontwikkeling Leerlingen leren zelfsturend te zijn en verantwoordelijkheid te nemen. Zij ontdekken hun eigen kwaliteiten en leren deze te benutten. Ze leren het onbekende aan te gaan en kunnen kiezen wat belangrijk voor hen is. Ze worden gestimuleerd om voortdurend hun positie te bepalen, keuzes te maken in hun respectvolle relatie met de wereld om hen heen, waarin zij recht doen aan hun eigenheid. Ook durven zij hun eigen ontwikkeling te laten zien. 2. Zelfsturing De leerling krijgt ruimte om zelf verantwoordelijkheid te nemen en te dragen voor de eigen leerroute. Ze leren hun sterke en zwakke punten kennen en deze te benutten. Leerlingen krijgen steeds meer inzicht en gelegenheid om te kiezen wat belangrijk voor hen is. De docenten helpen leerlingen eigen doelen te formuleren en te bereiken. 3. Dialoog en Respect Op het Amadeus Lyceum is het opvallend dat de leerlingen en de medewerkers op een prettige manier met elkaar omgaan. Respect over en weer is kenmerkend in de omgang. Leerlingen en medewerkers voelen zich gezien en gehoord en tonen respect en voelen zich medeverantwoordelijk voor de eigen ontwikkeling en die van anderen. Het gesprek met de leerling over de eigen ontwikkeling staat centraal. 4. Creativiteit Het Amadeus Lyceum is een cultuurschool. Er is ruimte voor creativiteit en eigenheid’. (http://www.amadeuslyceum.nl) 3. ijburg College Amsterdam – Leren in een leergemeenschap. ‘Onze missie Alle leerlingen zoveel mogelijk laten leren, in een leergemeenschap, over zichzelf en de wereld om hen heen. Ons concept Het onderwijskundig concept van het IJburg College is: • Altijd interactie van hoge kwaliteit • Echte opdrachten in de werkelijkheid • Heldere en ambitieuze doelen • Rekening houden met verschillende leervoorkeuren en leren door ervaren • Tonen van het leerproces: trots kunnen zijn en leren door reflectie Wat de missie van het IJburg College onderscheidt van veel missies op andere scholen is dat het een heldere, korte missie is. Bovendien staat het leren van leerlingen centraal in onze [18]
missie. Alles wat er op school gebeurt en wordt ontwikkeld, is erop gericht om bij te dragen aan de missie. Dit varieert van het opzetten van de bovenbouw HAVO/VWO, een beoordeling van een medewerker tot een gesprekje met een leerling op de gang. Wij dagen alle leerlingen op hun eigen niveau uit om zo goed mogelijk te presteren. Iedere leerling heeft een eigen leerstijl. Daarom hebben wij een onderwijsconcept ontwikkeld dat rekening houdt met verschillen, waarin leerlingen van en met elkaar leren en waarin zoveel mogelijk geleerd wordt van de werkelijkheid, in ‘echte situaties’’. (http://www.ijburgcollege.nl) Deelconclusie Als we de visies van de vernieuwende scholen vergelijken blijkt dat zij ongeveer steunen op dezelfde pijlers. De eigenheid van de leerling is een groot goed, ruimte voor de leerling om zichzelf te zijn en zichzelf te kunnen ontwikkelen is daarbij een steeds terugkomende factor. Ook vakoverstijgend werken is een regelmatig terugkerend onderwerp. Dit alles komt overeen met verschillende visies binnen het vernieuwend onderwijs. Ten alle tijden ligt de prioriteit bij de leerling die zichzelf moet kunnen zijn en geen emotionele belemmering mag voelen zodat hij zichzelf optimaal kan ontwikkelen. Ook hier komt de door de docent beschreven visie redelijk overeen met de beschreven visie op de website: Vakleerkracht beeldend, UniC ‘We hebben drie pijlers, één daarvan is verbondenheid. Omdat we dat belangrijk vinden zetten we leerlingen bij elkaar groepjes van vijf, de maatjescirkel. Met die vijf moeten ze taken verdelen, opdrachten maken etc. Een andere pijler is uniciteit (eigenheid), dat leerlingen zichzelf kunnen zijn. Dus heel veel opdrachten hebben ruimte voor eigen inbreng. Creativiteit is heel belangrijk. Dat heeft met die eigenheid te maken en dat zie je ook terug in gewone vakken. En de laatste pijler is authenticiteit, zelfstandigheid (autonomie). Dus je legt vrij grote opdrachten bij de leerlingen neer en zij moeten proberen dat binnen de gestelde tijd te doen.’ Vakleerkracht Kunst en Cultuur/theater, Ijburg College ‘Alle leerlingen leren zoveel mogelijk over zichzelf en de wereld om hen heen. Leren in de werkelijkheid is hierbij heel belangrijk. Alle opdrachten zijn betekenisvol. Er wordt veel nagedacht over het ontwerpen van de opdrachten en hoe deze te verbinden met de werkelijkheid. We werken met thema’s en zo’n thema komt bij veel verschillende vakken terug. Dat thema bepaalt dus grotendeels de lesinhoud, maar is wel flexibel en altijd voor verbetering vatbaar. ‘
[19]
Hoofdstuk 2 – De visies van de docenten In dit hoofdstuk worden de onderwijskundige visies van de geïnterviewde docenten getoond. Gekeken wordt vanuit welke visies zij werken en hoe de visie zich verhoudt tot hun manier van lesgeven. 2.1 Traditioneel onderwijs Niet alle docenten beeldende vorming en muziek werkzaam op de traditionele scholen zijn in staat te benoemen wat de onderwijskundige visie van de school is en welke richting dit geeft aan hun werk. Zo kan er niet direct een relatie worden gelegd met de keuze voor de school en de daarbij behorende keuze voor een bepaalde onderwijsvisie. Over het algemeen zijn de docenten wel op de hoogte van de onderwijskundige visie van de school waar zij werkzaam zijn. Ook als deze visie een andere is dan de visie van waaruit zij hun lessen vormgeven. Tijdens het interview vroegen we de docenten de onderwijskundige visie te benoemen en te vertellen wat hen hierin al dan niet aanspreekt en hoe de visie zich verhoudt tot hun manier van lesgeven. Op de vraag de onderwijskundige visie van de school te beschrijven, zijn drie van de zes in staat een goede en duidelijke omschrijving te geven. Aspecten als ‘klaarstomen voor de maatschappij, examengericht, prestatiegericht, talentgericht en ontwikkeling op verschillende vlakken’ komen naar voren als leidende onderwerpen binnen de verschillende soorten traditionele visies. Twee andere docenten, collega’s, hebben moeite met een duidelijke omschrijving. Zij weten eigenlijk alleen dat de lessen veelal klassikaal worden gegeven en weinig vakoverstijgend. Een laatste docent zegt op de hoogte te zijn van de visie van de school maar hier niet mee te werken. Een eigen visie is de leidraad tijdens het lesgeven. Aspecten als creativiteitsontwikkeling, praktisch, uitdagend en ‘leren door te doen’ zijn binnen de eigen visie van belang. Onderwijskundige uitgangspunten in het traditioneel onderwijs zijn er veelvuldig. Zo ook de aspecten van (delen van) de visie waartoe de docenten zich aangetrokken voelen. Genoemd wordt ‘een bepaalde structuur’ tijdens de lessen. Traditioneel klassikaal onderwijs wordt, in tegenstelling tot bijvoorbeeld vakgeïntegreerd onderwijs, gestructureerd via een methode en dus minder rommelig gevonden. De docent geeft aan dat het op deze manier altijd duidelijk is welk vak hij of zij geeft en dat dit de mogelijkheid biedt voor persoonlijke invulling en verantwoordelijkheid. ‘Talentontwikkeling’ wordt ook genoemd als een aantrekkelijk en belangrijk aspect van een traditionele visie, zeker wanneer je een talentgericht vak geeft als bijvoorbeeld tekenen. Het wordt belangrijk gevonden dat alle leerlingen de mogelijkheid wordt gegeven zijn of haar talent te ontwikkelen en iets meer te leren dan alleen basisvaardigheden. Tot slot wordt de ontwikkeling tot een ‘kritisch wereldburger’ als een aantrekkelijk deel van een schoolvisie genoemd. Door als docent een curriculum op te stellen waardoor je leerlingen begeleidt in een brede algemene ontwikkeling tot kritisch wereldburger en hen stimuleert in een ondernemende en oplossingsgerichte houding, leert de leerling zich uitdrukken in verbale- en beeldende zin. Het ontwikkelen van de leerling, op welk vlak dan ook, is op bijna elke onderzochte, traditionele school een belangrijke pijler. Dit blijkt zowel uit de interviews als uit de beschreven visies in hoofdstuk één. Op veel scholen wordt deze ontwikkeling vanuit het gehele curriculum bewerkstelligd. Naast het feit dat de leerling een ontwikkeling doormaakt [20]
op vakinhoudelijk gebied zorgt de lesstof vaak ook dat er een link wordt gelegd met maatschappelijke normen en waarden. In een enkel geval werd het vak inhoudelijk zelfs onderschikt geacht aan het leren omgaan met elkaar en het leren van normen en waarden. Een tweede belangrijke pijler, welke eigenlijk voortkomt uit het voorgaande, is ‘inzicht’. Dit heeft betrekking op zowel vakinhoud als op algemeen vlak. Een docent noemt het haar taak om haar vak inhoudelijk leerzaam te laten zijn maar geeft aan ook verantwoordelijk te zijn voor het geven van een theoretische onderbouwing. Deze theoretische onderbouwing vertelt de leerling iets extra’s over het vak maar hij kan de opgedane kennis ook koppelen aan een ander vak of aan bepaalde levenskeuzes. Het thema ‘identiteit’ wordt gebruikt tijdens een les beeldende vorming maar kan ook gekoppeld worden aan de vraag: ‘welk vakkenpakket past bij mij en ga ik straks kiezen’ of ‘welke opleidingskeuze maak ik als ik mijn diploma heb behaald.’ Een andere docent zorgt dat er binnen haar curriculum beeldende vorming ruimte is voor het ontwikkelen van interesse en smaak voor verschillende kunstuitingen – en meningen. Op deze manier wordt er bij de leerling een inzicht ontwikkeld waarbij de zeggingskracht van kunst maar ook de bedoeling van bijvoorbeeld een kunstenaar een leidraad kan bieden voor zaken welke betrekking hebben op algemeneen/of vakinhoudelijke ontwikkeling. Uit het bovenstaande blijkt dat op een aantal traditionele scholen het curriculum niet alleen belangrijk is voor het overdragen van vakinhoudelijke kennis en vaardigheden maar dat de docenten het belangrijk achten dat de leerling tijdens de lessen een link kan leggen met persoonlijke zaken en inzicht kan krijgen in wat er zich in de wereld om hem heen afspeelt. In het interview werd de docenten ook gevraagd of zij minder aantrekkelijke aspecten van de visie konden benoemen. De antwoorden hierop waren, net als bij het benoemen van de aantrekkelijke aspecten, gevarieerd. Ten eerste werden praktische beperkingen genoemd. Het tekort aan lokalen zorgt soms voor onvrede. Het beperkt de docent in mogelijkheden en zorgt er soms voor dat het uitwerken van de visie niet of minder goed mogelijk is. Talentontwikkeling welke een school in de visie belangrijk acht, werd ook genoemd als minder aantrekkelijk. Aan de ene kant wordt het door de docenten fantastisch gevonden dat er voor de leerlingen een mogelijkheid is zijn of haar talenten zoveel mogelijk te ontdekken en te ontwikkelen maar er is ook een andere kant. Talentontwikkeling, zo expliciet benoemd in een visie, kan ook als dwingend worden ervaren. De docent moet zich ervan bewust blijven dat talentontwikkeling een mogelijkheid is voor kundige leerlingen maar dat zij hierin niet voorgetrokken moeten worden. Ook leerlingen welke van nature minder goed zijn in een kunstzinnig vak, moeten gestimuleerd worden. Eén docent noemde het gebruik van een methode tijdens de muziekles een minder aantrekkelijk aspect. Het rigide volgen ervan, wordt als ouderwets bevonden. Het voordeel voor de school hiervan is dat de docent met harde cijfers kan komen door het geven van de geplande schriftelijk opdrachten. De docent acht dit minder belangrijk. Ook de christelijke grondslag van één van de visies werd door een docent als minder aantrekkelijk gevonden. Een andere docent ervaarde alle aspecten van de visie als minder aantrekkelijk. Op welke manier geven de docenten hun lessen? Op welke manier wordt de visie verweven met de werkwijze van de docenten? Al eerder in dit hoofdstuk bleek dat een aantal docenten hun curriculum zo vormgeven dat zij een deel van de speerpunten van de schoolvisie tot uiting laten komen in de les. Bijvoorbeeld dat de leerling oog krijgt voor de wereld om hem heen en kritisch en open kan zijn en algemene, menselijke normen en [21]
waarden kan beheersen. Ook hebben een paar docenten bewust oog voor ieders talent en creëren zij ontwikkelingsmogelijkheden. Deelconclusie De visie van de docent uit zich in het lesgeven echt in de rol van docent. De docent is geen begeleider maar reikt de leerlingen een duidelijke richting aan, zowel in inhoud als in werkwijze. De kennis welke de leerlingen opdoen, wordt dus klassikaal aangereikt. Vakleerkracht beeldende vorming, Don Bosco College ‘De visie waaruit ik werk is mijn eigen visie. In mijn visie is creativiteit belangrijk. Ik wil muziek vanuit de praktijk benaderen en kinderen leren waar ze echt iets aan hebben. Motivatie is ook belangrijk. Theorie leren mijn leerlingen wel maar alleen om tooe te passen op praktijkopdrachten. Ik maak mijn lessen uitdagend en dicht bij de belevingswereld, dingen die nu spelen, doe ik graag in mijn lessen. Leren door te doen. De schoolvisie is heel traditioneel, daar wijk ik vanaf. Ik ontwerp mijn eigen lessen en doe veel praktijk.’ Vakleerkracht beeldende vorming, Pascal College ‘Alle onderwerpen in mijn curriculum horen tot het ontwikkelen van een brede algemene ontwikkeling en interesse. Het stappen over de angstgrens heen om ondernemend te worden. Het stimuleert het creatief- en oplossingsgericht denken dus de linker hersenhelft wordt geactiveerd. En dat maakt dat je je niet alleen kunt uitdrukken in verbale zin maar ook in beeldende zin. We leven in een beeldenmaatschappij. Een beeldenmaatschappij beinvloed ons vaak onbewust, daar verbale communicatie veel directer en cognitiever is en beeldende communicatie veel meer op het gevoel gebaseerd is.’ 2.2 Traditioneel vernieuwend onderwijs Binnen het traditioneel vernieuwend onderwijs vallen verschillende stromingen, die we in de inleiding uiteen hebben gezet. De visies van de drie bezochte scholen zijn daarom in zekere zin verschillend van elkaar. Ze worden echter allen onder traditioneel vernieuwend gerekend vanwege de tijdsgeest waarin ze zijn ontstaan, aan het begin van de 20 e eeuw. Ook zijn ze allemaal ontstaan vanuit de gedachte te breken met het klassikale onderwijs zoals dat tot op dat moment bestond. Uit de interviews met de docenten bleek veelal dat zij de visie van de school delen en uitdragen. De docenten van de drie ondervraagde scholen geven allen aan dat zij de visie van de school waarop ze werken ondersteunen en er verschillende aspecten aantrekkelijk aan vinden. Het ontwikkelingsgerichte aspect van het (dalton)onderwijs spreekt hen aan omdat het hen de mogelijkheid biedt om persoonlijk met de leerlingen in gesprek te gaan en hen op hun eigen niveau aan te spreken en leerstof aan te bieden. Eén docent gaf daarbij aan dat het meer gaat om de persoonlijke ontwikkeling van de leerling dan om het stampen van kennis. De visie van de school biedt ruimte voor die persoonlijke aandacht en ontwikkeling. Het adaptieve onderwijs speelt ook in op de individuele leerling en biedt elke leerling stof op zijn of haar eigen niveau. Dit biedt ruimte voor gedachtenuitwisselingen en discussie. De docenten gaven aan dit prettig werken te vinden en een enkele docent gaf zelfs aan dat zij binnen het vak muziek geen andere manier zou weten dan inspelen op wat de leerling al kan. Eén docent binnen het Vrijeschool- onderwijs gaf aan zich vooral aangetrokken te [22]
voelen tot het praktijkonderwijs waarbinnen de persoonlijke ontwikkeling van de leerling goed zichtbaar wordt. De docenten konden ook wel enkele aspecten van de visie noemen waar ze zich minder toe voelden aangetrokken. Binnen de Vrije school werd aangegeven dat de hele antroposofische visie zo enorm groot is dat je je als docent bijna niet tot de gehele visie kunt verhouden. Bepaalde aspecten van die visie spreken de docenten minder aan, zoals bijvoorbeeld het stukje over rassen en volken. De kunstvakdocenten kunnen hier in hun vak weinig mee. Een andere docent op de Vrije school gaf aan dat ze een stukje pedagogiek miste. Binnen het adaptief onderwijs werd aangegeven dat de grootte van de klassen het lastig maakt om op iedere leerling apart te kunnen inspelen en dat de leerling soms teveel wordt vrij gelaten en niet zelf altijd het ‘wiel kan uitvinden.’ Desondanks vinden de docenten hier persoonlijke oplossingen voor en hoeft dit geen belemmering te zijn voor hun lespraktijk. Hoe staat de docent voor de klas binnen een school met een traditioneel vernieuwende onderwijskundige visie? De docenten geven aan dat zij als docent op zoek gaan naar onderling interactie tussen henzelf en de leerlingen en de leerlingen onderling. De visie vraagt een bepaalde zelfstandigheid van de leerling die gestuurd kan worden door de docent. Er wordt van de docent een begeleidend-sturende houding verwacht. Het adaptieve onderwijs vraagt van de docent een goed inschattingsvermogen om de leerling op zijn eigen niveau te kunnen aansturen en begeleiden. De visie vraagt ook om het kunnen inspelen op wat er gaande is in de omgeving, dus de docent moet omgevingsgericht zijn. Deelconclusie Binnen het traditioneel vernieuwend onderwijs is het van belang dat de leerling individueel benaderd wordt en de docent ruimte maakt voor persoonlijke ontwikkeling. Dit uit zich in het gesprek met de leerling aangaan en soms minder focus leggen op de kennisoverdracht, maar meer op de persoonlijke ontwikkeling van die leerling. De visies van de docenten sluiten aan bij de visie van de school en dit uit zich in hun manier van lesgeven. Vakleerkracht kunst, Via Nova College ‘Bij Vmbo’ers vind ik persoonlijk ontwikkelen belangrijker dan lesgeven. Ik kan ze wel een theorie in hun hoofd geven, maar die zijn ze dan morgen weer vergeten. Dus ik vind het belangrijker dat een kind zich gaat leren ontwikkelen en zich op kwaliteiten gaat focussen, dus ik zit hier meer voor het zelfvertrouwen opbouwen dan om het theorietjes in je hoofd stampen. Dan moet je naar gymnasium gaan als je dat wil doen. Daar gaat het niet zo zeer om persoonlijke ontwikkeling daar gaat het om kennis ontwikkeling. En ik denk dat een vmbo-leerling heel veel in zijn mars heeft, maar nog meer als hij zelfvertrouwen heeft. En dat vind ik in dit systeem heerlijk, dat je echt contact kan hebben met die kinderen. Je bent bezig met die kinderen, dat vind ik heel prettig.’ Vakleerkracht muziek, Da Vinci College ‘Ik bied de leerlingen zoveel mogelijk stof aan die bij ze past. Betere leerlingen krijgen uitdagende en meer lesstof. In de bovenbouw doet iedere leerling op zijn eigen speelniveau examen. Klassen die goed zingen krijgen meerstemmige liederen aangeboden.’
[23]
2.3 Vernieuwend onderwijs Over het algemeen zijn de docenten die werkzaam zijn op vernieuwende scholen goed op de hoogte van de visie en hoe ze hiermee om moeten gaan. Vaak hebben ze er bewust voor gekozen om op een dergelijke school werkzaam te zijn. Maar het kan ook zijn dat de docent gaandeweg gemerkt heeft dat bepaalde dingen voor hem niet werken, of dat hij zich tot bepaalde aspecten van de visie niet aangetrokken voelt. Dit kan invloed hebben op de manier waarop hij lesgeeft. Wij hebben de docenten gevraagd wat hen aanspreekt aan de vernieuwende visie, wat wellicht niet en hoe dit zich uit in hun manier van lesgeven. Van de vijf geïnterviewde docenten die op vernieuwende scholen werken geven er vier aan specifiek te hebben gekozen voor deze onderwijsvorm. Het is een onderwijsvorm waartoe men zich aangetrokken voelt vanwege meerdere aspecten. Zo werd er onder andere benoemd dat het ‘leren in de werkelijkheid’ ook voor de docent een dwingende stimulans is om actueel en creatief bij te blijven. De docent wordt gestimuleerd om realistische werkvormen te verzinnen en moet hierdoor betrokken blijven bij de actualiteiten, wat voor hemzelf een doorgaand ontwikkelingsproces is. Verder geeft één van de docenten aan dat de samenwerking met collega’s ontzettend leuk en stimulerend is, omdat de betreffende school werkt met vakoverstijgend onderwijs. Het samenwerken vanuit één visie wordt omschreven als ‘enorm waardevol’. Dit wordt door de andere docenten onderschreven, voor de ontwikkeling van henzelf als docent maar in de eerste plaats voor de ontwikkeling van de leerling. Bovendien wordt er aangegeven dat het vakoverstijgende element het vak meer verdedigbaar maakt. Kunst is daardoor een vanzelfsprekendheid en geen ‘extraatje’. Meerdere docenten benoemden het belang van de eigenheid van de leerling. Wat ook in de schoolvisies is terug te lezen, is dat de eigen verantwoordelijkheid van de leerling enorm belangrijk is. De leerling moet een mondig wereldburger worden die zijn eigen zaakjes kan oplossen. En dat hoeft niet altijd alleen, maar ook in een groep moet de leerling weten wie hij zelf is om in die groep te kunnen functioneren. De leerling mag hierdoor in zijn eigen tempo en op zijn eigen niveau ontdekken wie hij is. Wanneer je dit vertaalt naar de rol van de docent, zie je een docent die eerder optreedt als begeleider en mentor, dan als overdrager van kennis. Die overdracht van kennis heeft de leerling namelijk zelf in de hand, deze veroorzaakt hij zelf, de docent is daar om hem te begeleiden. Vrijwel alle geïnterviewde docenten kunnen zich hierin vinden en nemen hun rol als begeleider of mentor heel serieus. Dit betekent niet dat ze geen kennis meer overdragen of het ambacht niet beheersen, maar allen geven aan dat dit niet hun enige taak is. De begeleiding van de individuele leerling is een belangrijk aspect van hun werk. Eén van de docenten benoemt het zelfs als haar morele plicht om de leerling te helpen zijn eigenheid te ontwikkelen. In haar ogen is er namelijk in de wereld een nieuwe problematiek ontstaan die door de volgende generatie zal moeten worden opgelost. Wat opvallend was tijdens het onderzoek bij de vernieuwende scholen, was dat er bij twee van de drie scholen geen sprake was van het vak muziek als standaard onderdeel van het curriculum. Een onderdeel van het vernieuwend onderwijs kan zijn dat er in leerdomeinen gewerkt wordt, waarbij de vakken beeldende kunst en muziek binnen het domein ‘kunst en cultuur’ vallen. Echter bleek er op één school helemaal geen sprake te zijn van het vak muziek en bij de andere school wordt het in één bepaalde periode gegeven en is dus geen onderdeel van het standaard curriculum. Op één van de vernieuwende scholen is muziek wel [24]
een standaard onderdeel van het curriculum en is ‘het domein’ een plek waar zelfstandig gewerkt kan worden, maar dit heeft vanwege praktische redenen geen betrekking op het vak muziek. De docenten waren over het algemeen erg enthousiast over de visie van de school waarop ze werken. Wanneer er werd gevraagd naar aspecten van de visie waar de docent zich wellicht minder tot aangetrokken voelde, konden ze geen van allen zo snel iets bedenken. Wel konden een aantal docenten benoemen dat ze het stukje controle houden over wat er daadwerkelijk gebeurt op de computers waarmee leerlingen werken lastig vinden. Desondanks is het volgens hen niet onmogelijk en het lijkt ook niet op te wegen tegen de voordelen die de docenten inzien van een vernieuwende onderwijsvisie. Hoe staan de docenten naar eigen zeggen voor de klas? Hoe uit de visie van de school en die van zichzelf zich in het lesgeven? Hoe vullen zij hun rol als begeleider in en zou dit anders zijn geweest op een school met een traditionele onderwijskundige visie? Uit de gesprekken die met de docenten zijn gevoerd lijkt te blijken dat de eerder genoemde mentorrol inderdaad van groot belang is. De docent functioneert niet langer als iemand die voor de klas stof staat uit de leggen, maar als begeleider of ‘coach’ die de leerlingen individueel moet kunnen stimuleren om aan de slag te gaan en zijn of haar vragen te stellen. Van de docenten wordt verwacht dat zij op een eerlijke manier het gesprek met de leerling aangaan en deze behandelen als een gelijke. Dat vraagt van de docent een bepaalde houding en kijk tegenover het onderwijs welke alle betrokken docenten waarderen en handhaven. Deelconclusie De visie van de docenten uit zich in het lesgeven over het algemeen in een begeleidende mentorrol die zeer serieus wordt genomen. De gelijkheid met de leerling en altijd het gesprek aangaan zijn aspecten van het lesgeven op dergelijke scholen die voortkomen uit de visie. Hiermee sluit de werkwijze van de docenten goed aan op de visie van de school. Vakleerkracht beeldend, UniC ‘Het betekent bijvoorbeeld dat je op een gelijkwaardige manier met leerlingen in gesprek gaat, dat je hen ook echt aanspreekt op dat ik een volwassen bijdrage van ze verwacht, overal professionaliteit tonen. Maar ook om die creativiteit te stimuleren, het gaat niet om wat je tekent, het gaat om het proberen. Die sfeer neerzetten in de klas, samen met je kinderen, gewoon door erover te praten en gewoon door te doen en door iedere keer te benoemen, leerlingen ook heel hard toe te spreken wanneer je merkt dat ze elkaar aan het uitlachen zijn, dat is mijn rol als docent.’ Vakleerkracht beeldend, Amadeus Lyceum ‘Die kinderen hebben een bepaald soort spanningsboog en daarbij ook een snelheid en efficiëntie, daar moet ik aan wennen. Want soms denk je dat ze niks hebben gedaan en dan hebben ze al heel veel gedaan en soms hebben ze naar elkaar dingen gedelegeerd. Het is een beetje bedrijfsmatig af en toe en daar ben ik soms wel jaloers op. Ik kan het dan niet meer zo goed volgen, en dan heb ik last van wantrouwen, samen met veel collega’s. En dat is misschien ook de onhandige weerstand van veel mensen, dat ze de kinderen zo willen controleren achter die computer of ze wel elke minuut doen wat er is afgesproken.’
[25]
Hoofdstuk 3 – De digitalisering in de les In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van het gebruik van digitale media op de verschillende scholen. Zowel het eigen gebruik van de docent als die van de leerlingen wordt besproken. 3.1 Traditioneel onderwijs Tijdens het interview is de docenten, werkzaam op de traditionele scholen, gevraagd op welke wijze zij tijdens hun lessen beeldende vorming en muziek gebruik maken van digitale middelen. Wanneer je de websites van de drie traditionele scholen bekijkt vind je bij twee van de drie algemene informatie over het gebruik van digitale mogelijkheden op school maar welke niet direct in de onderwijskundige visie zijn verwerkt. Op de website van het Don Bosco College wordt aangegeven dat de school adequaat inspeelt op onderwijskundige vernieuwingen. In dat opzicht heeft de school sinds kort een open leercentrum waar leerlingen gebruik kunnen maken van de modernste leermiddelen. Tussen de docent beeldende vorming en muziek op deze school is een aanzienlijk verschil in het gebruik van digitale middelen in de les. De docent beeldende vorming gaf tijdens het interview aan dat zij naast een digibord veel gebruik maakt van digitaal beeldmateriaal, filmpjes en powerpoints en in de toekomst tekentablets verwacht. Haar collega, muziekdocent, maakt ook regelmatig gebruik van het digibord waarop hij verder alleen via internet geluids- en muziekfragmenten toont. De website van het Pascal College toont een soortgelijke tekst over de mogelijkheden van een open leercentrum waar leerlingen moderne hulpmiddelen tot hun beschikking hebben. In de lessen van de docent beeldende vorming en muziek wordt veelvuldig gebruik gemaakt van allerlei digitale middelen. De muziekdocent heeft altijd zijn eigen laptop in gebruik waarop hij tijdens de hele les gebruik maakt van muziekprogramma’s om voorbeelden te laten horen. Ook gebruikt hij veel ‘karaokenummers’ om leerlingen een liedje aan te leren. De docent beeldende vorming geeft op school naast beeldende vorming ook audiovisuele vormgeving waarbij zij gebruik maakt van een breed scala aan digitale programma’s. Op de website van Het Nieuwe Lyceum staat niets over algemeen- of kunstzinnig gebruik van digitale middelen. Uit het interview met de docent beeldende vorming bleek dat de school bezig is met een opmars op digitaal gebied. De school is intensief bezig is met digitale programma’s als Magister en de elektronische leeromgeving ELO. De ELO wordt vooral door leerlingen gebruikt voor het inleveren van huiswerk of werkstukken. De docent muziek maakt vooral veel gebruik van internet om voorbeelden en fragmenten te laten zien en horen. Op twee van de drie traditionele scholen worden digitale media gebruikt als artistiek medium. Op het Pascal College gebruikt de docent beeldende vorming digitale media tijdens haar lessen audiovisuele vorming. De leerlingen maken onder andere reportages waarin zij nadenken over hoor en wederhoor plegen of het opleggen van hun mening aan de kijker. Zo gebruiken de leerlingen digitale middelen niet alleen als artistiek medium maar ook als communicatiemiddel. Deze digitale mogelijkheden staan in contrast met het gebruik tijdens de muzieklessen. Tijdens de muzieklessen worden digitale middelen alleen gebruikt als informatiedrager. De docent noemt de niet toereikende digitale mogelijkheden binnen de school als reden. Op Het Nieuwe Lyceum wordt tijdens de muzieklessen wel op artistieke [26]
wijze gebruik gemaakt van digitale middelen. Tijdens de lessen beeldende vorming blijft dit beperkt tot een informatiedragende functie. Op de laatste school gebruiken de leerlingen digitale middelen alleen als informatiedrager, als hulpmiddel om informatie te verkrijgen. Social media wordt op geen van de scholen gebruikt. De twee docenten van het Pascal College sluiten gebruik in de toekomst niet uit. Op de vraag wat de toegevoegde waarde is van het gebruik van digitale media, antwoordden de docenten heel verschillend. Drie docenten muziek noemen de vele mogelijkheden als een toegevoegde waarde. Het is een aanvulling op de aanwezige muziekinstrumenten en je kunt snel voorbeelden laten zien en horen welke de uitleg tijdens de les versterken. Een docent beeldende vorming vindt het prettig dat je met digitale middelen op veel verschillende manieren de lesstof kunt aanbieden. Hierdoor hoopt zij beter aan te kunnen sluiten aan de verschillende leerstijlen van de leerlingen. Tenslotte noemt een docent beeldende vorming digitale middelen een aansluiting op de huidige digitalisering en de toekomst van jongeren. Ook meent zij dat het niet- tekenvaardige leerlingen een kans kan geven op resultaat en het geeft prestatiemogelijkheden. Deelconclusie Samenvattend kunnen we zeggen dat het gebruik van digitale middelen op traditionele scholen kleine verschillen laat zien. Niet alleen per school maar ook per collega. De beeldend docent op het Don Bosco College gaf in haar interview aan dat zij veelvuldig gebruik maakt van het digibord en allerlei digitaal materiaal en presentatievormen. Haar collega muziek daarentegen gebruikt wel een digibord maar beperkt internet tot informatiedrager. Op het Pascal College maken de docent beeldende vorming en de docent muziek veelvuldig gebruik van digitale middelen. Toch is er een klein verschil tussen de twee docenten. De docent beeldende vorming zegt bijna alle mogelijkheden te benutten, zowel ter informatie als artistiek, terwijl de docent muziek zeker artistiek wil werken met zijn leerlingen maar hier door niet toereikende mogelijkheden op school niet altijd toe in staat is. Op de ene school is het duidelijk dat de docent een scala aan mogelijkheden tot zijn beschikking heeft en daar met plezier gebruik van maakt, terwijl de docenten op de overige twee scholen graag meer met digitale middelen willen werken maar beperkt worden door ontoereikend materiaal. Tevens staan eigenlijk geen van de docenten negatief tegenover het gebruik van digitale media en hebben een aantal docenten al uitgewerkte plannen voor verdere digitalisering van hun lessen. Vakleerkracht beeldende vorming, Don Bosco College ‘Naast digitale middelen gebruik ik zeker ook boeken. Ik ben erg van de ingangskanalen, daar bedoel ik mee: zo veel mogelijk de zintuigen prikkelen. Dit omdat elk kind op een andere manier leert. Ik vertel veel, laat veel dingen zien, ik laat veel filmpjes zien, veel tastbaar materiaal. Met zoveel mogelijk verschillende manieren van aanbieden, hoop ik aan te sluiten op ieders leerstijl.’ Vakleerkracht beeldende vorming, Pascal College ‘We leven in een tijd die digitaliseert. Kinderen kunnen steeds meer op computers en kunnen moeilijkere software programma’s aan. Zij hebben dit in de toekomst nodig. Daarnaast leveren digitale middelen en software hele ‘echte’ bijna surrealistische resultaten wat bijdraagt aan het prestatiegevoel en trots van de leerlingen en daardoor bouwt aan hun [27]
zelfvertrouwen. Niet iedereen heeft een tekenhandje. Bovendien levert het analytische kennis en vaardigheden van beeldmateriaal dat bijdraagt aan het kritische denken over beeldmateriaal en hun invloed op ons brein.’ 3.2 Traditioneel vernieuwend onderwijs Ook de docenten van de scholen met een traditioneel vernieuwende onderwijskundige visie is gevraagd of en op welke manier zij digitale media in de les gebruiken. Het Via Nova College heeft in zijn visie een stukje ‘ICT’ opgenomen. Hieruit blijkt dat de school de waarde van nieuwe media erkent en dit zegt in te bouwen in de lessen. In de visie van de andere twee scholen wordt er niet specifiek iets gezegd over ICT-gebruik. Opvallend in de gesprekken met de docenten was dat er op één school werd aangegeven dat het gebruik van digitale media niet als belangrijk of relevant wordt gezien en dat op de twee andere scholen er weinig mee gedaan wordt vanwege gebrek aan middelen, geld of tijd. Dit heeft natuurlijk betrekking op de kunstvakken omdat we kunstvakdocenten hebben gesproken en we weten niet of dit schoolbreed ook zo uitpakt. Eén van de docenten heeft kort het bestaan van een elektronische leeromgeving (ELO) genoemd. De ELO is een digitale omgeving waar de docenten en leerlingen via internet op kunnen inloggen. Er kan van dit platform gebruik gemaakt worden om interne informatie zoals roosters beschikbaar en inzichtelijk te maken voor leerlingen en docenten. Deze werd echter alleen gebruikt in de bovenbouw van de school en niet in de onderbouw. Beide docenten van deze school gaven aan dat er eigenlijk alleen in de bovenbouw gebruik wordt gemaakt van digitale media en dat dit in de onderbouw zeer beperkt blijft tot bijvoorbeeld het tonen van een youtube-filmpje. De scholen werken allen met boeken, dus gebruiken geen digitale leeromgeving om alle lesstof op te zetten. Op geen van de scholen wordt gebruik gemaakt van digitale media als artistiek medium. De docenten geven hiervoor verschillende redenen die variëren van angst dat het materiaal door de leerling kapot wordt gemaakt tot het simpelweg niet aanwezig zijn van digitale media. Er werd aangegeven dat er geen geld is om genoeg middelen aan te schaffen zodat alle leerlingen ermee aan de slag kunnen. In één van de kunstlokalen die zijn bezocht stonden inderdaad twee computers, zonder toetsenbord en niet aangesloten. De docent verklaarde deze ook nooit te gebruiken, want twee computers is veel te weinig voor de situatie waarin zij lesgeven, namelijk twee klassen tegelijk. En mogelijkheden tot het aanschaffen van meer middelen is er niet. Ook tijdgebrek werd genoemd als reden om niet met digitale media te werken. De docenten vinden het veelal belangrijker dat de ‘ambachtelijke’ kunst wordt bedreven en de leerlingen dus daadwerkelijk met hun handen aan het werk zijn. Het gebruik van digitale media heeft geen prioriteit, althans niet in de kunstvakken. Digitale media worden in de diverse scholen wel gebruikt als informatiemiddel. De docenten benoemen het tonen van youtube-filmpjes of leerlingen hiernaar verwijzen. Ook plaatjes opzoeken op Google wordt genoemd als middel binnen de tekenlessen. Op het Da Vinci College wordt digitale media pas in de bovenbouw door de leerling als artistiek medium gebruikt, tot die tijd minimaal als informatiedrager en gebruikt slechts de docent het als artistiek medium om materiaal voor de lessen te maken. Mobieltjes zijn verboden in de les. Ze mogen niet gebruikt worden, ook niet als artistiek medium. Op het Via Nova College gelden er strenge regels waarbij de leerling het risico loopt dat zijn mobieltje wordt ingenomen. [28]
Op alle scholen werd aangegeven dat er niets gedaan wordt met sociale media. De docenten zien daar de toegevoegde waarde niet van in en gaven aan ook zelf niet de nodige kennis te bezitten. Sommige docenten noemden sociale media een hype waar ze zich niet aangetrokken toe voelen, een ander gaf aan dat het gebruik ervan een zwaktebod zou zijn. Het niet toestaan van mobieltjes in de les onderschrijft dit. Er werd aangegeven dat de mobieltjes juist verboden zijn omdat de leerlingen zoveel bezig zijn met sociale media en dit wordt gezien als ‘spelen’, iets wat de leerlingen in hun vrije tijd moeten doen maar wat absoluut geen onderdeel van het onderwijs of de onderwijskundige visie is. Deelconclusie Samenvattend kunnen we zeggen dat het erop lijkt dat in de traditioneel vernieuwende scholen nagenoeg niets met digitale media wordt gedaan. Dit is echter binnen de kunstvakken, want op het Via Nova College werd aangegeven dat er binnen andere vakken wel het één en ander gebeurt. Op de Vrije school is het gebruik van digitale media heel bewust niet aanwezig. De docenten kiezen hier bewust voor en onderschrijven dit ook vanuit de visie die de school hanteert. Het Da Vinci College gaf vooral aan dat ze beperkt zijn in middelen en tijd, waardoor de keus snel gemaakt wordt om het niet te gebruiken. Ook op het Via Nova College ontbreekt het binnen de kunstvakken aan middelen om er echt mee aan de slag te gaan. Desondanks staan de betreffende docenten niet afwijzend tegenover het gebruik, wat op de Vrije school duidelijk wel zo was. Binnen de vakken muziek en beeldend waren de reacties eigenlijk vrijwel hetzelfde. Het was op deze scholen dus niet aantoonbaar dat er bij één van de twee vakken meer mee gedaan werd dan bij de ander. De docenten gaven antwoorden die vrijwel met elkaar op één lijn lagen. De traditioneel vernieuwende scholen maken weinig tot geen gebruik van digitale media in de kunstvakken. En dit is veelal een bewuste keus, danwel noodzaak vanwege gebrek aan middelen en tijd. Vakleerkracht beeldende vorming, Da Vinci College ‘Binnen de tekenlessen gebruik ik heel weinig digitale media. Soms gebruik ik wel plaatjes van Google als voorbeeld. Ik wil het wel vaker gebruiken maar het komt er niet van. Dit heeft deels te maken met tijdsgebrek en het heeft geen prioriteit. We willen de leerlingen liever zelf laten werken.’ Vakleerkracht muziek, Adriaan Roland Holstschool ‘Ik maak tijdens mijn lessen geen gebruik van digitale media. Het is een bewuste keuze. Ik heb het niet nodig, het is geen toevoeging. Het is net als met muziek of films draaien: het is een zwaktebod. Ik heb zelf zoveel te melden, ik moet zelf al zappen in wat ik wel en niet kwijt kan in de les. Wat ik wel doe is het tippen van klassieke en lichte muziek. De leerlingen kunnen een uitvoering dan thuis beluisteren via youtube en praten over goede en minder goede kwaliteit. ‘
[29]
3.3 Vernieuwend onderwijs De geïnterviewde docenten is gevraagd naar hoe zij daadwerkelijk digitale media in de les gebruiken. Wanneer we in dit kader kijken naar het vernieuwend onderwijs kunnen we meteen één ding vaststellen: alle scholen werken intensief met een ELO. Het is een ‘persoonlijke’ omgeving, dus alleen beschikbaar voor leerlingen en medewerkers van één bepaalde school. Op deze digitale omgeving is alle informatie betreffende de school beschikbaar. Op de vernieuwend onderwijsscholen wordt het niet gezien als een website maar als een communicatiemiddel. Behalve bijvoorbeeld de roosters staan bij de vernieuwend onderwijsscholen ook alle opdrachten die de leerlingen moeten maken erop. Op alle drie de vernieuwende scholen waar dit onderzoek zich op heeft gericht is er geen enkele sprake meer van boeken. De leerling sjouwt dus niet met een boekentas rond, maar heeft wel de hele dag zijn of haar laptop bij zich. In sommige gevallen stelt de school deze beschikbaar. De leerling kan in de meeste gevallen eigenhandig aan de slag met een vak door in te loggen op de ELO en de opdrachten op te zoeken die in die week of in die periode gemaakt moeten worden. In de ELO staat ook de lesstof, of de verwijzing naar de betreffende lesstof, bijvoorbeeld een link naar een website of een youtube-filmpje. Ook leveren de leerlingen hun werk via de ELO in. De docent kan bepalen of een werkstuk door andere leerlingen van die klas mag worden ingezien door hem openbaar op de ELO te zetten. De mogelijkheden lijken eindeloos. De docenten is ook gevraagd of zij sociale media inzetten in de les, maar vrijwel allemaal reageerden zij daar negatief op. Zij zien de ELO als een sociaal platform, waarop binnen de school alles uitgewisseld kan worden en daarom zien zij sociale media als facebook en twitter als overbodig. Daarover later meer. Behalve het gebruik van de ELO is de docenten gevraagd hoe zij verder digitale media inzetten in de les. We hebben hierbij het gebruik onderverdeeld in digitale media als informatiedrager, als artistiek medium en als communicatiemiddel, zoals aangegeven in de inleiding. Binnen het vernieuwend onderwijs blijken de leerlingen allemaal elke dag een eigen laptop bij zich te hebben via welke zij alle opdrachten maken. Maakt een kunstvakdocent hier ook gebruik van? Uit de antwoorden van de docenten bleek al snel dat zij digitale media vooral als informatiedrager gebruiken. Het internet wordt veelvuldig gebruikt om informatie op te zoeken en kanalen als youtube zijn enorm populair om bepaalde lesstof te verduidelijken met beeldmateriaal. Smartphones mogen als middel worden gebruikt om informatie op te zoeken, maar ook als artistiek medium om zowel filmals geluidsopnames te maken. Veel docenten van vooral het vak beeldende kunst bieden hun leerlingen de mogelijkheid om te werken met programma’s zoals fotoshop of er wordt een filmpje gemonteerd met een daarvoor geschikt programma. In sommige scholen wordt het vak ‘audiovisueel’ aangeboden voor dit soort dingen en wordt er in de lessen beeldend handmatig gewerkt, zoals tekenen en boetseren. Digitale media worden dus zowel als artistiek medium en als informatiedrager gebruikt binnen de kunstvakken op deze vernieuwende scholen. We konden binnen het vernieuwend onderwijs slechts één muziekdocent te spreken krijgen. Deze docent gaf aan dat de leerlingen het eigenlijk het leukst vinden wanneer mogen spelen op echte instrumenten. Ook gaf de docent aan dat de leerlingen juist naar het muzieklokaal komen om even weg te kunnen zijn uit het domein, waar ze altijd achter de computer zitten. [30]
Het echt spelen is dan eigenlijk even een vlucht vanuit het digitale. De docent gaf aan wel gebruik te maken van digitale media als informatie- en geluidsdrager. Leerlingen mogen dingen online opzoeken en gebruik maken van hun mobiele telefoons als ze even wat willen opzoeken of iets willen opnemen. Echter kon de docent geen voorbeelden noemen van eindresultaten die via digitale media werden verkregen. Dingen zoals liedjes digitaal bewerken of het mixen van een beat zat niet in het curriculum. Dit is een persoonlijke keus van de docent aangezien deze zelf invulling geeft aan zijn lessen en aangeeft dat zijn leerlingen het ‘live’ muziek maken altijd het leukst vinden. Als we terugkomen op het gebruik van sociale media zijn de docenten een beetje huiverig voor het gebruik hiervan. Zoals eerder vermeld zien zij de ELO als een uitwisselingsplatform waarbinnen contact met elkaar kan worden gezocht. Daarom zien zij geen noodzaak voor het gebruik van sociale media zoals facebook en twitter, in ieder geval niet in de onderbouw. Volgens de geïnterviewde docenten willen de leerlingen dat ook helemaal niet, ze vinden het maar een raar idee om hun sociale media in de les te betrekken. Er werden voorbeelden genoemd van het gebruik van sociale media in de les, maar dit had altijd betrekking op de bovenbouw. Deelconclusie Samengevat wordt binnen het vernieuwend onderwijs enorm veel gebruik gemaakt van digitale media, ook in de kunstvakken. Het wordt voornamelijk gebruikt als informatiedrager en artistiek medium binnen de les en als sociaal platform binnen de ELO. Van sociale media wordt in de onderbouw eigenlijk geen gebruik gemaakt. In de onderbouw zijn er veel tussentijdse opdrachten waarbij de leerlingen een filmpje of iets dergelijks als eindresultaat moeten inleveren. Echter geldt dit vooral voor het vak beeldende vorming en lijkt het vak muziek zich hier minder voor te lenen. Vakleerkracht beeldende vorming, Amadeus Lyceum ‘In de ELO wordt er gebruik gemaakt van een soort forum, een chatfunctie. Als je wil samenwerken met elkaar dan kan dat binnen het schoolgedeelte, dan krijg je een soort chatroom over het onderwerp waar je mee bezig bent, en dan kun je zien met wie je hebt overlegd, contact hebt gehad.’ Vakleerkracht muziek, Amadeus Lyceum ‘Ik merk dat ze het het leukste vinden om live muziek te spelen. Ze vinden het heel fijn om weg te zijn uit het domein. Ze kunnen intekenen op muziek, dan kunnen ze een lokaaltje reserveren. Voor hun is het heerlijk, even niet in het domein. In het domein werk je namelijk met je hoofd en met muziek kun je gewoon even lekker bezig zijn.‘
[31]
Hoofdstuk 4 – De relatie tussen de visie en het gebruik van digitale media In dit hoofdstuk wordt bekeken of de visie van de school en die van de docenten overeenkomt met het gebruik van digitale middelen op die school. 4.1 Traditioneel onderwijs Wanneer we terugkijken naar de beschrijvingen die de traditionele scholen van hun onderwijskundige visies op de schoolwebsite geven, zien we niet altijd een duidelijke link met het belang dat zij al dan niet inzien van digitale middelen. Als er al informatie gegeven wordt heeft die meestal betrekking op het algemeen gebruik van digitale middelen als een ELO of open leercentrum, niet specifiek voor de kunstvakken. De aspecten die wel beschreven worden richten zich vooral op pijlers als klassikale kennisoverdracht, (talent)ontwikkeling en het klaarstomen van de leerling voor het diploma en de maatschappij, zoals we in hoofdstuk één en twee konden zien. In de vorige hoofdstukken werd duidelijk dat scholen welke tot het traditionele onderwijs behoren, eigenlijk alleen kennisoverdracht als gezamelijke deler hebben. De inhoudelijke visies komen op sommige punten overeen, bijvoorbeeld gericht op verschillende ontwikkelingsaspecten en het overbrengen van normen en waarden, maar in de praktijk wordt de visie door de scholen verschillend verwerkt. Ook het gebruik van digitale middelen is op de scholen gevarieerd. Hoe kan dit teruggekoppeld worden naar de visie? De meeste scholen zijn niet helder in hun visie ten opzichte van digitale middelen. Ze worden niet verboden maar het gebruik ervan wordt ook niet overal aanbevolen of aangespoord. Dit zou er voor kunnen zorgen dat docenten op eigen inzicht en ervaring stappen nemen in het gebruik van digitale middelen, zolang de school hen de mogelijkheden biedt. Sommige docenten hebben bijvoorbeeld vanuit een opleiding kennis opgedaan en zijn zo makkelijker in staat digitale middelen aan hun curriculum toe te voegen. Ook zullen er docenten zijn die absoluut de toegevoegde waarde niet inzien van het gebruik van digitale middelen en dus weinig tot geen mogelijkheden in hun lessen aanbieden. Uit geen van de interviews met de docenten bleek dat de schoolvisie een leidende factor was in de manier waarop digitale middelen in de vakken beeldende vorming en muziek worden gebruik. Uit het interview op het Don Bosco College met de docent beeldende vorming bleek wel dat die school achter de keuzes van de docent stond om meer digitale middelen in de lessen te integreren. Deelconclusie Samenvattend kunnen we zeggen dat het gebruik van digitale middelen in het traditioneel onderwijs niet direct voortkomt uit de visie van de school. Docenten maken vaak individueel of in de vaksectie een keuze voor het gebruik van enkele of meerdere digitale middelen. Vakleerkracht muziek, Don Bosco College ‘Je moet gebruiken wat je kunt gebruiken. Van mij mag Facebook en andere programma’s ook, als je het kan integreren in de les, ‘why not’! Zo kun je het wel makkelijk met elkaar delen. Media is gewoon heel praktisch, het kost niets. Het is sneller en praktischer als je voorbeelden wil laten zien. Een mooie afdruk van een mooi geprint werk kan ook prachtig zijn hoor. Maar: de middelen zijn er dus moet je ze gebruiken.’
[32]
4.2 Traditioneel vernieuwend onderwijs Wanneer we terugkijken naar de visies welke door de traditioneel vernieuwende scholen op hun website worden beschreven, zien we eigenlijk maar bij één van hen dat digitale middelen een duidelijke plek hebben binnen het onderwijs. De andere twee besteden hier geen aandacht aan maar beschrijven de aspecten welke richting geven aan de ontwikkeling van de leerling, welke zijn aangegeven in hoofdstuk één. De school welke ICT als belangrijk acht binnen het onderwijs geeft ‘de mogelijkheid tot meer begeleiding van docent naar leerling’ en ‘het trainen van leerlingen om zo adequaat mogelijk om te gaan met de mogelijkheden van internet’ aan als kernpunten. In hoofdstuk drie konden we lezen dat de scholen in het traditioneel vernieuwend onderwijs weinig tot geen gebruik maken van digitale middelen. Hoe verhoudt zich dit tot de visie van de school? Ondanks het feit dat één van de scholen op de website het belang erkent van ICT, bleek uit de interviews dat er binnen de kunstvakken toch nog weinig gewerkt wordt met digitale middelen. Als reden werd genoemd dat het de docenten aan middelen ontbreekt om echt iets op te zetten. Dat terwijl er ook aangegeven werd dat andere vakken wel over digitale mogelijkheden beschikken. Op de andere twee scholen worden digitale middelen zeer beperkt gebruikt. De docenten op het Da Vinci College stonden beiden positief tegenover het gebruik van meer digitale middelen maar gaven aan dat er wegens tijd- en ruimtegebrek weinig mogelijkheden waren. De twee docenten op de Vrije school verschilden in aanpak op het gebied van digitale middelen. De docent muziek is enerzijds zo met de visie verweven dat hij het belang niet inziet van digitale middelen maar anderzijds ook vanuit persoonlijk oogpunt dit standpunt inneemt. Zelf heeft hij genoeg kennis om te delen en daar voegen digitale middelen niets aan toe. De docent kunstgeschiedenis werkzaam op dezelfde school gaf in het interview aan wel degelijk gebruik te maken van digitale middelen. De reden hiervan is om de leerlingen zo goed mogelijk voor te bereiden op hun examen en op het examen gaan ze te maken krijgen met digitale middelen. Wel gaf zij aan het digitale tijdperk als vluchtig te typeren. Wanneer zij alleen de vluchtigheid van het medium zou hanteren, leidt dat tot niets. Deelconclusie Samengevat kunnen we zeggen dat het op het grootste deel van de onderzochte traditioneel vernieuwende scholen moeilijk is om een link te vinden tussen de onderwijskundige visie en het gebruik van digitale middelen. Alleen op de Vrije school waren de docenten, de een iets meer dan de ander, één met de visie van de school. Op de schoolwebsite werd het belang van digitale middelen niet benoemd en ook in de interviews met de daar werkzame docenten lag de nadruk van het geven van onderwijs op de Vrije school niet op het gebruik van digitale middelen. In sommige gevallen wordt het als middel gebruikt om leerlingen voor te bereiden op de maatschappij. Aan de andere kant kan een beeld geschetst door een school op zijn website ook misleidend werken. In dit geval bleken er toch zeer weinig mogelijkheden te zijn voor het gebruik van digitale middelen. Docenten op traditionele vernieuwingsscholen lijken een interpretatie te maken van de onderwijskundige visie en nemen over waar ze mee willen werken. Als digitale middelen naar persoonlijk inzicht een toevoeging zijn, komt het terecht in het curriculum, anders niet. [33]
Vakleerkracht muziek, Adriaan Roland Holstschool ‘Je rust mensen toe, de wilskracht ontwikkel je bij een kind door hen dingen te laten doen die veel te moeilijk zijn. Wat we hier op school van Schubert zingen, is op het niveau van eindexamen conservatorium. Ik doe iets wat veel te moeilijk is en waar ze de diepgang in het geheel nog niet van door hebben en de lagen ook nog niet. Toch doe ik het wel. Die lagen komen wel als ze zich ontwikkelen en op dat moment hebben ze een handvat.’ 4.3 Vernieuwend onderwijs De visies van de vernieuwende scholen zoals ze op de websites staan, beschrijven niet letterlijk het belang dat zij inzien van digitale media. De omschrijvingen richten zich meer op de leerling als individu en de ontwikkeling van deze leerling. Veelal beschrijven de scholen dezelfde pijlers: De eigenheid of persoonlijke ontwikkeling van de leerling staat bovenaan samen met het ontwikkelen van de zelfstandigheid en het leren samenwerken en respect tonen voor de medeleerling en de omgeving. De scholen hebben elk een andere manier om dit tot uiting te brengen. De één profileert zich als cultuurprofielschool en zoekt binnen ieder vak naar mogelijkheden om de cultuur van de leerling te integreren. De ander werkt met het leren in de werkelijkheid en probeert binnen iedere leersituatie een waarachtige situatie te creëren. Alle vernieuwende scholen werken vakoverstijgend. In hoofdstuk drie is vastgesteld dat het vernieuwend onderwijs veel gebruik maakt van digitale media in de les. In hoeverre komt dit veelvuldig gebruik voort uit de onderwijskundige visie van de school? Alle drie de scholen schrijven het gebruik van een laptop voor. Er wordt van de leerling verwacht dat deze een laptop aanschaft bij toelating op de school. Indien dit niet mogelijk is treft de school speciale regelingen om de leerling alsnog van een laptop te voorzien. De laptop wordt dus vanuit het schoolbestuur nodig geacht. En we mogen er vanuit gaan dat het schoolbestuur handelt vanuit de algemene visie die de school hanteert. Uit de gesprekken met de docenten bleek dat zij het gebruik van digitale media als algemeen onderdeel van het leven beschouwen, de laptop en smartphones zijn niet meer weg te denken uit de leefwereld van jongeren. Wanneer de visie de persoonlijke ontwikkeling stimuleert hoort het gebruik van digitale media hier dus onlosmakelijk bij. Het zou niet ‘natuurlijk’ zijn om geen gebruik te maken van datgene waar de leerling de hele dag mee bezig is en door middel waarvan hij of zij zich ontwikkelt. Bovendien bevinden de scholen dat de wereld om hen heen steeds meer digitaal en mediawijzer wordt. Digitale media zijn een onderdeel van de samenleving. De scholen zien het als hun missie om de leerling voor te bereiden op het kunnen functioneren in de samenleving, dus ook op het digitale gedeelte daarvan. Zodoende wordt het gebruik van een laptop toegejuicht en gestimuleerd om de leerling wereldwijs te maken. De vernieuwende scholen maken geen gebruik van boeken. De benodigde informatie staat allemaal op de elektronische leeromgeving. Op die manier kan de leerling zijn individuele leerweg bepalen en op zoek gaan naar of gewezen worden op de voor hem geschikte opdrachten binnen de ELO. Wanneer er gewerkt zou worden vanuit één boek, volgt iedere leerling dezelfde leerstof. De individuele ontwikkeling van de leerling is dan minder makkelijk te stimuleren omdat een leerling wellicht boven of onder zijn kunnen moet presteren. Dus ook vanuit deze gedachte wordt er binnen het vernieuwend onderwijs gekozen voor het gebruik van digitale media, alles ter stimulering en ontwikkeling van het individu.
[34]
Deelconclusie Samenvattend kunnen we zeggen dat het gebruik van digitale media in het vernieuwend onderwijs voortkomt vanuit de visie van de school, welke door de docenten wordt ondersteund en uitgedragen. Vakleerkracht beeldende vorming, UniC ‘Het spreekt de leerling aan, ze voelen zich thuis op het internet. Je kunt levendige voorbeelden aanbieden, niet alleen een dergelijk stom plaatje in een boek met een lap tekst ernaast. Het stimuleert ook een ander soort creativiteit bij hen. Als ze moeten werken met digitale programma’s loopt het wel eens vast, ze raken hun foto’s kwijt, het kabeltje werkt niet, de batterij is leeg, het internet valt uit, dan moeten ze gaan troubleshooten. En dat is realistisch, want als ze van school zijn straks hebben ze hier ook mee te maken.’
[35]
Conclusie en aanbevelingen Wanneer we terugblikken op de vraagstelling kunnen we na dit onderzoek een aantal conclusies trekken en aanbevelingen doen. Op welke manier heeft de visie van de school invloed op het gebruik van nieuwe media tijdens de lessen beeldende vorming en muziek? Op welke manier de visie invloed heeft, blijkt per onderwijskundige visie te verschillen. Binnen het traditionele onderwijs heeft de visie van de school vooral betrekking op het klassikale onderwijs en de leerling klaarstomen voor de maatschappij. Er wordt meestal geen specifieke visie op het gebruik van digitale middelen beschreven. Dit heeft als resultaat dat de docenten binnen het traditionele onderwijs zelf of binnen de sectie op zoek gaan naar een invulling hiervan. En deze invulling wordt weer mede bepaald door leeftijd, eigen interesse en ervaring van de docent, waardoor de verschillen groot zijn. De scholen zouden hier eenduidiger in kunnen zijn, maar lijken het gebruik van digitale middelen niet als prioriteit te zien om in de visie op te nemen. Binnen het traditioneel vernieuwende onderwijs hebben we uiteenlopende visies aangetroffen. Vooral binnen het Vrije school onderwijs bleek de visie van de school een duidelijke invloed te hebben op het gebruik van digitale middelen. Zij hebben hier veel meer dan de andere twee bezochte scholen een mening over en ook de docenten dragen dit uit. Deze schoolvisie heeft dus een grote invloed op het gebruik van digitale middelen, of liever het niet gebruiken ervan. Op een andere school wordt het ICT gebruik specifiek genoemd in de visie, maar wordt dit niet verwezenlijkt binnen de kunstsectie. Dit heeft te maken met gebrek aan middelen en licht wantrouwen in de leerling. Op de derde school wordt binnen de visie noch afwijzend noch enorm stimulerend het gebruik van digitale middelen genoemd. Dit zorgt ervoor dat ook hier de kunstvakdocenten er hun eigen weg in zoeken. Maar omdat de schoolvisie niet staat voor enorm belang voor ICT, lijken ook de docenten dat niet te doen en deze zoeken eerder hun weg in andere dingen. Veelal wordt ook gebrek aan middelen en tijd genoemd als reden om er weinig mee bezig te zijn. Ook hier kunnen we concluderen dat de visie, in al zijn duidelijk- of onduidelijkheid, een zekere invloed heeft op het gebruik van digitale middelen. Binnen het vernieuwend onderwijs heeft de visie van de school een duidelijke invloed op het gebruik van digitale middelen. De visie lijkt soms zelfs digitale middelen te zijn. Sommige docenten gaven aan dat leerlingen het fijn vinden om juist even uit dat digitale weg te kunnen en ‘live’ muziek te kunnen spelen of met handvaardigheid even met hun handen bezig te kunnen zijn. De kunstvakdocenten achten dit ook als zeer belangrijk, het ‘ambacht’ zoals deze vroeger was mag niet vergeten worden. In de inleiding vroegen we ons af of de relatie tussen visie en gebruik op kleine schaal binnen de kunstvakken van diverse soorten onderwijs aantoonbaar is. Het antwoord is ja, dat is wel degelijk aantoonbaar. Het blijkt dat de visie binnen een school sturend is en daarmee indirect ook het gebruik van digitale middelen beïnvloed. Daarin zijn per onderwijskundige visie verklaarbare verschillen te zien.
[36]
Verder kunnen we concluderen dat zelfs scholen die het gebruik van ICT belangrijk achten, niet altijd de middelen en het geld beschikbaar stellen om dit binnen de kunstvakken tot goede uitvoer te brengen. Dit kan een bewuste keuze zijn maar het kan ook voortkomen uit het feit dat de kunstvakdocenten zich niet bekwaam genoeg voelen om goed om te gaan met digitale middelen binnen de les en dus geen aanvraag doen voor bijvoorbeeld goed werkende computers of camera’s. Wanneer een school ICT als belangrijk acht en dit ook schoolbreed beweert in te zetten, moeten kunstvakdocenten wellicht wat meer begeleiding krijgen in hoe ze dit kunnen inzetten in hun lessen. Hier moet tijd en geld beschikbaar voor gemaakt worden. Uit een interessant gesprek met enkele docenten bleek dat digitale media in sommige gevallen veel worden ingezet in de eerste paar leerjaren, maar dat het voor de leerlingen nog niet mogelijk is om ‘digitaal af te studeren’, oftewel, zij moeten nog altijd schriftelijk kunstexamen doen. De docenten staan erg open voor mogelijkheden die zij leerlingen kunnen bieden in de toekomst, zoals eindexamen kunnen doen door digitale media in te zetten als artistiek medium. Uit sommige van de interviews met vooral de vernieuwende onderwijsscholen leek dit in theorie mogelijk, maar gebeurt het nog niet. Wellicht is het iets waar de scholen uiteindelijk wel naartoe gaan. Aanbevelingen 1. Scholen die ICT schoolbreed in hun visie hebben opgenomen moeten binnen de kunstvakken zorgen voor middelen, geld en begeleiding en bijscholing van de kunstvakdocenten waar nodig. 2. Visie en gebruik moeten op elkaar aansluiten. Ook wanneer de school ICT niet belangrijk acht, moet dit vanuit een bepaalde visie gestaafd zijn, zodat dit voor een heldere boodschap zorgt. Alleen op die manier kan het gebruik schoolbreed gedragen en ondersteund worden. 3. Vooral de vernieuwende onderwijsscholen zijn op zoek en in ontwikkeling om leerlingen uiteindelijk door het gebruik van digitale middelen in de kunstvakken te kunnen laten afstuderen. Dit is iets wat op den duur binnen deze visie niet kan ontbreken.
[37]
Literatuur Beemt, A. Van den, Akkerman, S. & Simons, RJ. (2009). Jongeren en Interactieve media. Kennisnet onderzoeksreeks nr 17, Zoetermeer. Centre for Information Behaviour and the Evaluation of Research (CIBER). (2008). Information behaviour of the researcher of the future. London: UCL. Hermes, J. & Janssen, S. (2006). De nieuwe contentmakers. In: Jos de Haan & Christian van ‘t hof (Eds.) – Jaarboek ICT en samenleving 2006. De digitale generatie. Amsterdam: Boom. (p. 159-175) Hogervorst, J. (Ed.), Broek, M. van den, Steiner, R., Gruwez., C, Wortelboer., M, Brüll., D. Verbrugh, H.S. & (2008). Vrije school op de tweesprong; waar blijft het eigene van de vrije school? Nearchus, Assen Simons, P.R.J. (2000). Competentieontwikkeling: van behaviorisme en cognitivisme naar sociaal- constructivisme. Utrecht, universiteit Utrecht. Simons, P.R.J. (2003). Digitale didactiek. Expertisecentrum ICT in het onderwijs. IVLOS, Universiteit Utrecht. Veen, W. (2009). Homo Zappiens: opgroeien, leven en werken in een digitaal tijdperk. Amsterdam: Pearson Education. Vliet, H. van, Steen, W. van der, Fröling, H. & Kanters, E. (2009). Wijs met media. Hogeschool Utrecht. Websites: -
http://www.encyclopediedrenthe.nl 12/05/12 http://educatie-en-school.infonu.nl 15/05/12 http://www.ogo-academie.nl/ 12/05/12 http://www.pleion.nl 10/05/12 http://nl.wikipedia.org/wiki/Het_nieuwe_leren 15/05/12 http://nl.wikipedia.org/wiki/Adaptief_onderwijs 17/05/12 http://nl.wikipedia.org/wiki/Daltononderwijs 17/05/12 http://www.hetnieuwelyceum.nl 10/05/23 http://www.donboscocollege.com 10/05/12 http://www.pascalcollege.nl 10/05/12 http://www.psg.nl/davincicollege 10/05/12 http://vianovacollege.nl 10/05/12 http://www.arh.nl/leren 17/05/12 http://www.unic-utrecht.nl 10/05/12 http://www.amadeuslyceum.nl 10/05/12 http://www.ijburgcollege.nl 10/05/12
[38]
Bijlage 1: De vragenlijst Achtergrond informatie Docent: Opleiding: Aantal jaren werkzaam: 1.Hoe omschrijft u de visie van de school? 2. Vertaalt deze visie zich in uw werk als docent? 2.1. Op welke manier? 3. Zijn er aspecten van deze visie waar u zich tot aangetrokken voelt? 3.1 Zo ja, waarom? 3.2. Hoe vertalen deze aspecten zich in uw werk als docent? 3.3. Tot welke aspecten van de visie voelt u zich wellicht niet aangetrokken en waarom? 4. Op welke manier heeft de visie van de school invloed op uw lessen beeldende vorming of muziek? 5. Maakt u als docent gebruik van digitale media binnen uw lessen? 5.1. zo ja: wat vindt u hier de toegevoegde waarde van? Zo nee: is dit een bewuste keuze, waarom kiest u hiervoor? 5.2 Is deze keuze uw persoonlijke keuze of wordt deze ondersteund door de onderwijskundige visie van de school of door de eigen sectie? 6. Op welke wijze maken leerlinge gebruik van digitale media in uw lessen: bijv. als informatiedrager, als communicatiemiddel of als artistiek medium? 7. Merkt u bij leerlingen behoefte aan het gebruiken van digitale media? 7.1 Speelt u hier al dan niet op in en zo ja, hoe? 8. Biedt u de leerlingen de mogelijkheid om binnen uw les te werken met social media? Bijvoorbeeld om werk uit te wisselen? 9. Welke invloed heeft de onderwijskundige visie op het gebruik van digitale middelen binnen uw lessen? Citaat: graag uw mening ‘Dat leerkrachten in het kunstonderwijs zo weinig met ICT doen is een gemiste kans’, vindt Astrid Kass, leerplanontwikkelaar kunst- en cultuureducatie bij SLO, nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling. ‘Zeker gezien de wereld waarin de jongeren van nu zich bewegen. Ze zitten uren op internet te msn’en, chatten en hun profiel op facebook of hyves te pimpen. Ook maken ze veel foto’s en filmpjesm met hun mobieltje en zetten die op internet. Het is hun manier om zich te uiten. Het zou mooi zijn als je daar met het kunstonderwijs op aan kunt sluiten.’
[39]