Jongeren en het lidmaatschap van een blaasorkest buis praktijk

Page 1

Onderzoeksrapportage

Tina Buis

Jongeren en het lidmaatschap van een blaasorkest

Onderzoeksrapportage Praktijkonderzoek Master Kunsteducatie Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten Amsterdam, mei 2012


Inhoud

Bladzijde

Samenvatting

3

Voorwoord

4

Achtergrond

5

Inleiding

7

Leeswijzer

9

Hoofdstuk 1: Opzet en uitvoering van het onderzoek Onderzoeksopzet Respondenten Dataverzameling Hoofdstuk 2: Resultaten Aanleidingen om lid te worden van een blaasorkest Tijdens het lidmaatschap Overige actieve en passieve culturele activiteiten van jongeren Andere muzikale hobby’s Opzeggen van het lidmaatschap en toekomst Hoofdstuk 3: Conclusie, discussie en aanbevelingen Conclusie Discussie Aanbevelingen Literatuur

10 10 10 10

12 12 13 16 17 18

21 21 23 23

24

31

25 26 30

Bijlagen 1. Interviewleidraad 2. Brief voor respondenten 3. Gegevens van de respondenten

2


Samenvatting Blaasorkesten (harmonie, fanfare en brassband) hebben te kampen met een teruglopend aantal leden (Cultuurnetwerk, 2005). Er is tot nu toe, voor zover bekend, geen onderzoek gedaan naar de motieven van jongeren onder de achttien jaar om al dan niet het lidmaatschap van het blaasorkest aan te gaan. In dit onderzoek wordt daarom bekeken wat belangrijke motieven voor jeugdleden tussen de twaalf en achttien jaar zijn om lid te worden, dan wel het lidmaatschap op te zeggen bij een harmonie‐ fanfare of brassband. Om deze vraag te onderzoeken is een kleinschalig praktijkonderzoek verricht, waarbij twaalf jongeren uitgebreid zijn geïnterviewd. De helft van deze jongeren is lid van het blaasorkest, de andere helft heeft het lidmaatschap hetzij korter geleden, hetzij al wat langer geleden (zes jaar) opgezegd. Het blijkt dat voor de groep onderzochte jongeren een aantal factoren van belang zijn bij het aangaan van het lidmaatschap van een blaasorkest. Als eerst familie en vrienden; zij spelen vrijwel altijd een rol bij het lid worden van een blaasorkest. Maar ook tijdens het lidmaatschap is de rol van familie van belang, in veel gevallen spelen familieleden van de jongere zelf ook in het blaasorkest. De houding van vrienden ten opzichte van het blaasorkest is tijdens het lidmaatschap ook belangrijk. Jongeren met vrienden die positief tegenover het lidmaatschap staan zullen eerder lid blijven van het blaasorkest dan jongeren die zich niet gesteund weten door hun vrienden. Sfeer en gezelligheid belangrijke elementen die wegen bij het lidmaatschap. De nevenactiviteiten van de vereniging waar de jongeren lid zijn en die in het kader van het verenigingsschap worden ondernomen, zoals een barbecue, een weekend weg of het bezoek aan een pretpark, zijn voorbeelden die zij noemen: sfeer en gezelligheid staan tijdens die activiteiten voorop. Naarmate de jongeren ouder worden blijkt tijdsdruk, onder meer vanwege studie, een beperkende factor voor het lidmaatschap. Dit geldt voor zowel leden als ex‐leden van het blaasorkest. Zowel de ouders als de jongeren die lid zijn van het blaasorkest blijken cultureel zeer actief te zijn en breed geïnteresseerd. Jongeren bezoeken culturele activiteiten overwegend met ouders of broers en zussen. Te verwachten valt dat door de kennismaking met cultuur op jonge leeftijd, deze jongeren op latere leeftijd nog altijd cultureel actief zullen zijn (Notten, Kraaykamp & Grotenhuis (2006). Jongeren die geen lid meer zijn, hebben op geen enkele manier een negatieve houding ten opzichte van de vereniging waar zij lid geweest zijn. Een aantal jongeren sluit niet uit dat zij in de toekomst opnieuw lid zullen worden. Ze benadrukken daarbij wel dat het dan belangrijk is dat er leuke muziek gespeeld wordt en er een goede dirigent betrokken is bij het blaasorkest.

3


Voorwoord “Er is geen plek waar ik liever ben dan samen met andere mensen die ook muziek maken.” Meike, 17 jaar, lid blaasorkest Dit onderzoek vond plaats in het kader van de masteropleiding Kunsteducatie aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. Met een achtergrond als dirigente van harmonie‐ en fanfareorkesten, kon ik mijn interesse voor het werkveld combineren met dit onderzoek. Allereerst wil ik alle informanten, die enthousiast hebben meegewerkt aan dit onderzoek, hartelijk danken. Zij hebben mij in persoonlijke interviews laten zien wat het lidmaatschap van een blaasorkest voor hen betekent of wat het betekend heeft. De open houding waarmee de jongeren dit deden vond ik interessant. Daarnaast wil ik Marjo van Hoorn bedanken voor haar inspirerende en opbouwende begeleiding tijdens het onderzoek.

4


Achtergrond Harmonie‐ en fanfareorkesten hebben een lange traditie. De blaasorkesten vinden hun oorsprong in de stadspijpers en stadstrompetters. De in de late Middeleeuwen door economische bloei rijk geworden steden namen muzikanten in dienst. De activiteiten van deze muzikanten breidden steeds verder uit en lesgeven werd er een van. Het was vooral de adel die deze muzikanten in dienst nam. Doordat er in de vijftiende en zestiende eeuw verval optrad in de adelstand, ging de burgerij steeds meer ook zelf muziek beoefenen (Van Mever, 1983). Componisten die tijdgenoten waren van Mozart, Haydn en Beethoven, ook wel de Weense klassieken genoemd, gingen arrangementen voor harmonie orkest maken van de bekendste klassieke werken. Zo werd de concertzaal voor meer mensen toegankelijk en kreeg de blaasmuziek een ongekende populariteit (Pieters, 1992). De eerste verenigingen voor kunstbeoefening in de vrije tijd vinden hun oorsprong tijdens de Verlichting (Van Ossenbruggen, 1992). Dit komt doordat er toen vanuit de volksidealen, zoals de ontwikkeling van de wetenschap, mensenrechten en de intellectuele uitwisseling, allerlei kunstopvoedende initiatieven ontstonden. In de eerste helft van de negentiende eeuw werden al meer dan vijftig blaasmuziekverenigingen opgericht. Ook bij de oprichting van de eerste blaasorkesten speelden de Verlichtingsidealen een rol: het spelen in een harmonie of fanfare vereist discipline en het bracht saamhorigheid en vermaak (Van Ossenbruggen, 1997). Sinds de oprichting van de eerste blaasorkesten, hebben nog veel veranderingen plaats gevonden, zowel in functie als in bezetting. In de negentiende eeuw maakten de blaasorkesten een bloeiperiode door. De Franse keizer Napoleon Bonaparte was ervan overtuigd dat een grote hofhouding en veel militaire muziek statusverhogend werkte en hij verwachtte hiermee respect bij het volk en andere staatshoofden af te dwingen. De gedachten van Napoleon zorgden voor een grote stimulans van de blaasmuziek (Van Ossenbruggen, 1997). De volgende ontwikkeling naar de blaasorkesten zoals we die nu kennen, begon in het midden van de negentiende eeuw. Dit kwam door verschillende technische ontwikkelingen, zoals de uitvinding van de ventielen bij koperblaasinstrumenten en de uitvinding van de saxofoon door Adolphe Sax, waar hij in 1846 patent op aanvroeg. Dat had ook invloed op de verandering in de bezetting van de blaasorkesten. Na een wedstrijd tussen een orkest met de nieuw uitgevonden saxofoons en een orkest zonder, werd door een commissie uitgeroepen dat in de nieuwe bezetting van blaasorkesten de saxofoons zouden worden opgenomen (Pieters, 1992). Tegenwoordig zijn zo’n 130.000 mensen in Nederland actief in de blaasmuziek (Ambtman, 2007). Onder blaasorkesten worden de harmonie‐ fanfare‐ en brassbands verstaan, kortweg ook wel Hafabra genoemd. Een muziekvereniging kan worden omschreven als: ‘Een groep musici die samen oefenen en samen uitvoeringen geven’. Een blaasmuziekvereniging ontstaat op het moment dat men de voorkeur geeft aan een speciale groep instrumenten, in dit geval blaasinstrumenten (Den Hartog, 2006). Harmonie‐ en fanfareorkesten en de brassbands verschillen in instrumentale bezetting. Zo zijn in een fanfare de saxofoons de enige houtblazers. Verder is er slagwerk en zijn er koperblazers, zoals trompettisten, bugelisten, hoornisten en bassisten.

5


In het harmonieorkest zijn de bugels vervangen door klarinetten en is de houtsectie uitgebreid. Naast saxofoons komen in het harmonieorkest de fluit, hobo en althobo, fagot en de basklarinet voor. In het harmonieorkest spelen dezelfde koperblazers als in het fanfareorkest. Soms wordt een harmonieorkest uitgebreid met een of meerdere strijkers, zoals cello en contrabas. Tot slot zijn er de brassbands, die eigenlijk een aparte tak vormen. In de brassband komen alleen koperblazers en slagwerkers voor. Het unieke aan de brassband is dat er een vastgestelde bezetting is, dit is bij harmonie‐ en fanfareorkesten niet het geval. Het oudste blaasorkest van Nederland is de Koninklijke Harmonie uit Roermond uit 1775 (Van Den Broek, 2010b). Veel verenigingen zijn jonger en altijd lijkt er een onderlinge strijd te bestaan over welke vereniging nu echt de oudste is. De film ‘Fanfare’ van Bert Haanstra, uit 1958, is een goed voorbeeld van concurrentie tussen blaasorkesten. In deze film gaat het overigens niet om de strijd wie de oudste is, maar ontstaat er ruzie binnen een blaasorkest in een dorp tijdens de voorbereiding voor een cocours. Nog steeds is er strijd bij blaasorkesten, bijvoorbeeld bij orkesten die uit hetzelfde dorp komen, of bij orkesten die op concours gaan en andere verenigingen proberen af te troeven. Vooral in Limburg, waar de blaasmuziek in Nederland toonaangevend is, is men fanatiek. De Limburgse Bond voor Muziekgezelschappen (LBM) behartigt de belangen van 270 harmonie‐ en fanfareorkesten en brassbands. Vroeger werden in Limburg de blaasorkesten in kerkelijke kringen ondersteund vanwege hun prestige. De orkesten waren dan ook zeer nauw verbonden met het geloof, zij speelden tijdens processies en missen (Hanssen, 2008). Daarnaast ontstonden orkesten door de grote mijnindustrie, de arbeiders vulden hun vrije tijd met het spelen in een orkest. In de jaren ’80 is het aantal leden van de orkesten in Limburg afgenomen, maar nog altijd vervult de provincie een sleutelrol binnen de blaasmuziek. Zo besloot de provincie in het voorjaar van 2012, om de komende vier jaar drie miljoen euro in de Limburgse blaasmuziek te steken (Volkskrant, 5 maart 2012). Dit geld is bestemd voor vier koepelorganisaties van zangkoren, schutterijen, fanfares en harmonieën, voor het opleiden van musici en voor jong talent.

6


Inleiding In 2011 deed ik een literatuuronderzoek naar het toekomstbeeld voor de Hafabra orkesten en jongeren (Buis, 2011). De aanleiding voor dit literatuuronderzoek was dat er steeds vaker werd gesproken over de afname van het aantal lidmaatschappen van jongeren bij culturele verenigingen. De hoofdvraag concentreerde zich op de vraag met welke factoren de Hafabra orkesten rekening moeten houden om zowel de interesse van jongeren te wekken als het voortbestaan van de blaasorkesten te waarborgen. Uit de literatuurstudie werd duidelijk dat er voor blaasorkesten mogelijkheden zijn om voort te blijven bestaan in de toekomst, maar dat orkesten dan wel enkele aanpassingen zullen moeten doen om met de huidige tijd mee te kunnen gaan en zo aan te sluiten bij de behoeftes van jongeren. Voortbouwend op het literatuuronderzoek is een praktijkonderzoek opgezet, waarover in deze rapportage verslag wordt gedaan. Samenvatting Literatuuronderzoek (Amsterdam, 2011) Het toekomstbeeld voor Hafabra en jongeren Blaasorkesten in Nederland hebben te kampen met een teruglopend aantal lidmaatschappen. In dit literatuuronderzoek wordt bekeken met welke factoren orkesten die in de toekomst willen blijven bestaan en daarbij jongeren aan zich willen binden rekening moeten houden. Als eerst zijn een aantal omgevingsfactoren belangrijk. Wanneer jongeren cultureel actievere ouders hebben, is de kans groter dat zij zelf ook eerder culturele lidmaatschappen aangaan. Daarbij spelen de partners een belangrijke doen, die kunnen de keuze voor lidmaatschap stimuleren of teniet doen. Door een afname van tradities is het minder vanzelfsprekend geworden dat mensen zich voor langere tijd willen binden aan een blaasorkest. Hierdoor moet meer vraaggericht gewerkt worden. Blaasorkesten moeten flexibeler worden in het aanbieden van lestijden en werken met lesvormen als workshops. Mensen willen korte, intense ervaringen beleven en dit bereiken blaasorkesten door voor korte tijd expertise in huis te halen in de vorm van een grote artiest en in projectvorm naar een concert toe te werken. Jongeren hebben behoefte aan informele verbanden, omdat zij in deze kleine groep mee kunnen beslissen over het beleid en omdat zij verantwoordelijkheden dragen. Orkesten zouden dit in ogenschouw kunnen nemen bij het aantrekken van nieuwe jeugdleden. Er zijn orkesten die aan het imago werken door het repertoire te vernieuwen, uniformen af te schaffen en met thema’s te werken. Bovendien blijkt het werven van jeugdleden voor veel orkesten belangrijk te zijn geworden. De manier waarop dit gebeurt verschilt sterk. Voor een aantal verenigingen blijkt het echter lastig te zijn om huidige gewoonten te veranderen en nieuwe jeugdleden aan te trekken. Voor die verenigingen zijn er diverse mogelijkheden om hierbij hulp te krijgen. Blaasorkesten zullen zich op internet moeten manifesteren met een interactieve website, waarop potentiële leden met elkaar kunnen discussiëren via forums. De toekomst voor blaasorkesten kan positief zijn, mits men oog heeft voor de factoren die spelen en waarmee men rekening kan houden om met de huidige tijdsgeest mee te kunnen gaan.

7


Uit een factsheet van Kunstfactor blijkt dat in 2009 nog vierentwintig procent van alle actieve kunstbeoefenaars lid was van een vereniging, in 2010 was dit slechts vijftien procent (Kunstfactor, 2010). Onderzoek naar culturele carrières en het lidmaatschap van verenigingen van Notten, Kraaykamp & Grotenhuis (2006) laat zien dat de omgeving van jongeren belangrijk is voor deelname aan culturele activiteiten, zowel actief als passief. Hebben jongeren cultureel actieve ouders die over veel culturele hulpbronnen beschikken, dan is de kans groter dat de jongeren zelf ook cultureel actief zijn. Dit leidt uiteindelijk tot kinderen met veel culturele kennis en competentie. Kinderen met cultureel actieve ouders blijven meer en langer deelnemen aan receptieve culturele activiteiten (Notten et al., 2006). Ook het volgen van een hoge opleiding stimuleert de cultuurparticipatie. “Mensen verschillen in informatieverwerkingscapaciteit en zij streven naar een optimaal ‘prikkelingsniveau’. De theoretische veronderstelling is vervolgens dat personen met een grote informatiecapaciteit (afgemeten aan hoge opleiding en culturele competentie) meer plezier beleven aan complexe culturele goederen en activiteiten en als gevolg hiervan meer cultureel participeren.” (Notten et al., 2006). Partners zijn ook belangrijk bij actieve cultuurparticipatie. Dat een partner lid is van een culturele vereniging motiveert om ook lid te worden. “Het verbreken van het lidmaatschap van een culturele vereniging wordt meer verklaard door tijdsvariërende factoren dan door de stabiele socialisatieaspecten. Zo blijkt een cultureel actieve partner van belang om lid te blijven van de culturele vereniging. Een niet‐cultureel actieve partner is een stimulans voor het opzeggen van het lidmaatschap, maar dit effect neemt af naarmate men ouder wordt.” (Notten et al., 2006). Bij de blaasorkesten is al geruime tijd een terugloop te constateren in het aantal leden. Tussen 1983 en 1995 nam het aantal lidmaatschappen bij verenigingen toe, tussen 1995 en 2003 nam dit aantal in gelijke mate weer af (Cultuurnetwerk, 2005). De afname kan deels verklaard worden door een toename van werk‐ en zorgtaken en daarmee een vermindering van de vrije tijd en ook door de toename van verenigingsaanbod (Cultuurnetwerk, 2005). Recenter onderzoek van Van Den Broek (2010b) vult dit beeld aan. Er kan nog niet gezegd worden dat er sprake is van een daling van het aantal lidmaatschappen sinds 2003, maar de groei van het aantal amateurkunstenaarsverenigingen is sindsdien in ieder geval gestopt. De leeftijdscategorieën 50‐64 jaar en 65 jaar en ouder zijn het best vertegenwoordigd bij lidmaatschappen van verenigingen (De Rooij, 2010). Hiermee kan gesteld worden dat hafabra orkesten vergrijzen en dat zij nieuwe leden moeten zullen werven, willen zij voor blijven bestaan. Voor jongeren geldt vooral dat zij meer behoefte hebben aan informele verbanden om aan kunstbeoefening te doen. De aanname is dat jongeren zich daardoor minder snel als lid aanmelden van een hafabra orkest, omdat deze verenigingen veel structuur kennen (Van Den Broek, 2010b). Dit komt doordat deze vorm van amateurkunst beschouwd wordt als traditioneel en veel jongeren hebben geen behoefte aan traditionele kunstvormen. Uit onderzoek (Van Den Broek, 2010b) is gebleken dat blaasorkesten mogelijk aanpassingen kunnen doen om met de huidige tijd mee te gaan. In het onderzoek van Notten et al., (2006) was de hoofdvraag welke (sociologische) kenmerken van belang zijn bij het al dan niet starten en beëindigen van het lidmaatschap van een culturele vereniging. Er werd daarbij gekeken naar aspecten als sociale herkomst, socialisatie, levensfase en

8


sociale omgeving. Het ging om mensen die tussen de achttien en zeventig jaar oud waren. Jongeren onder de achttien jaar behoorden niet tot de groep respondenten. De studie van Van Den Broek (2010a) is een verkennende theoretische studie naar de toekomstige kunstbeoefening in de vrije tijd. Hierin wordt beredeneerd wat de vijf ‘i’s, die staan voor individualisering, informalisering, intensivering, internationalisering en informatisering, voor invloed zullen hebben op volume, voorkeuren en vormgeving op de kunstbeoefening in de vrije tijd. In dit praktijkonderzoek wordt de specifieke groep die in het onderzoek van Notten et al., niet ondervraagd is, dus de jongeren onder de achttien jaar, onder de loep genomen. De resultaten uit het onderzoek van Notten et al., worden hierbij als zoeklicht gebruikt. Zowel de redenen voor het lidmaatschap van een blaasorkest voor jongeren tussen de twaalf en achttien jaar worden achterhaald als de redenen voor jongeren die het lidmaatschap van een blaasorkest tussen hun twaalfde en achttiende jaar opzegden. Daarnaast wordt gekeken naar waarom de jongeren lid worden van het blaasorkest en wat de redenen zijn dat zij het lidmaatschap opzeggen. De hoofdvraag van dit praktijkonderzoek luidt: Wat zijn belangrijke motieven voor jeugdleden tussen de twaalf en achttien jaar om lid te worden, dan wel het lidmaatschap op te zeggen bij een harmonie‐ fanfare of brassband?

Leeswijzer In het eerste hoofdstuk wordt de onderzoeksaanpak behandeld. Ik beschrijf welke respondenten mee werkten aan het onderzoek, hoe mijn interviewleidraad eruit ziet en welke dataregistratie heeft geleid tot de onderzoeksresultaten. Het tweede hoofdstuk behandelt de resultaten. In het licht van de onderzoeksvraag worden verschillende onderwerpen die volgens jongeren aan bod komen tijdens het lidmaatschap beschreven. De volgorde van de onderwerpen is chronologisch. Hoe worden de jongeren lid, wat doen zij tijdens het lidmaatschap en waarom zeggen ze op? Tot slot wordt beschreven wat jongeren van hun toekomst met het blaasorkest verwachten. In het derde en laatste hoofdstuk komen de conclusie, discussie en enkele aanbevelingen voor de praktijk aan bod.

9


Hoofdstuk 1: Opzet en uitvoering van het onderzoek Onderzoeksopzet Dit praktijkonderzoek is een beschrijvende, kwalitatieve survey (Baarda, De Goede & Teunissen, 2005). Met een kwalitatieve survey wordt een dwarsdoorsnede gemaakt van een facet van onderzoeksverschijnselen, in dit onderzoek de motieven van jongeren tussen de twaalf en achttien jaar om het lidmaatschap van een blaasorkest aan te gaan en de motieven om het lidmaatschap op te zeggen. Het betreft veelal ideeën, reflecties en gevoelens (van in dit geval de jongeren) over het verleden, heden en/ of toekomst. Ook gaat het bij een kwalitatieve survey om het beschrijven van de aard van bestaande opvattingen of gedragingen van personen en groepen (Baarda et al., 2005). Betekenissen en opvattingen die mensen aan iets toekennen worden in een dergelijk onderzoek beschreven op een zo natuurlijk mogelijke manier (Baarda et al., 2005). Bij een kwalitatieve survey wordt open gestaan voor onverwachte, nieuwe informatie en daarom is in dit onderzoek gebruik gemaakt van een half gestructureerd interview. Dit houdt in dat de respondenten tijdens de interviews zo uitgebreid mogelijk over hun persoonlijke verhaal en beleving vertellen.

Respondenten De onderzoekseenheden in dit praktijkonderzoek vallen in twee categorieën uiteen: enerzijds jongeren tussen de twaalf en achttien jaar die in een hafabra orkest spelen en anderzijds jongeren die in een hafabra orkest gespeeld hebben, maar die het lidmaatschap tussen hun twaalfde en achttiende jaar hebben opgezegd. Er is met twaalf jongeren interviews gehouden. Deze jongeren zijn lid of zijn eerder lid geweest van drie verschillende harmonie‐ en fanfare orkesten in de regio Noord‐Holland Noord, te weten Dirkshorn, Wieringerwaard en Wieringerwerf. De orkesten zijn allemaal middelgrote verenigingen met ongeveer dertig tot veertig leden. Veel orkesten bestaan uit een jeugdorkest en een volwassenorkest, vaak ook wel A‐orkest genoemd. De jeugdleden die aan dit onderzoek meewerkten, spelen allemaal in het A‐orkest van de vereniging, of hebben daar in gespeeld. Het gaat dus om een selecte steekproef, waarbij de helft van de respondenten momenteel lid is van een hafabra orkest en waarbij de andere helft van de respondenten het lidmaatschap op heeft gezegd. Er werden vier jongens en acht meisjes geïnterviewd. Van de jongeren die wel lid zijn van een blaasorkest was de jongst geïnterviewde dertien jaar en de oudste zeventien jaar. Van de jongeren die het lidmaatschap hebben opgezegd was de jongst geïnterviewde achttien jaar en de oudste vierentwintig jaar. De jongeren die meewerkten aan dit onderzoek en die lid zijn van een blaasorkest, zijn sinds minimaal drie jaar en maximaal vijf jaar lid van de vereniging. Van de jongeren die het lidmaatschap op hebben gezegd, is het tussen de één en zes jaar geleden dat dit gebeurde. De lengt van het lidmaatschap van deze jongeren was minimaal twee jaar en maximaal acht jaar.

Dataverzameling Door mijn werkzaamheden als dirigent van harmonie‐ en fanfareorkesten, had ik al contacten met de drie meewerkende verenigingen. Via de verenigingsbesturen zijn de ledenlijsten verzameld van de

10


orkesten. Dit waren zowel recente lijsten als lijsten uit het verleden, om de gegevens van de jongeren die opgezegd hebben te achterhalen. Uit deze ledenlijsten, die gegevens bevatten van zeer veel (jeugd)leden, werden twaalf jongeren gekozen. Zij werden per e‐mail benaderd met de vraag mee te werken aan het onderzoek. Zij reageerden alle twaalf direct positief op de vraag om medewerking te verlenen aan dit onderzoek. De gegevens zijn verzameld door middel van half gestructureerde, mondelinge interviews. Elke jongere werd individueel geïnterviewd en het interview nam telkens rond de vijfenveertig minuten in beslag. Voor de interviews werd een interviewleidraad opgesteld, die bestond uit topics, die als het ware vier blokken vragen betrof. Blok 1 betrof de achtergrond van de jongere. Hierbij werd zowel gevraagd naar de opleiding van de jongere als naar de muzikale opleiding van de ouders en van de jongere zelf. Blok 2 had tot doel het lidmaatschap van de jongere van het blaasorkest in kaart te brengen. Er werd gevraagd naar hoe de jongere lid is geworden van het orkest, de tijdsbesteding en de sociale activiteit binnen de vereniging. Blok 3 was gericht op de culturele activiteiten en voorkeuren van de jongere. Gevraagd werd naar overige muzikale en culturele activiteiten en naar de muzikale voorkeuren van de jongere. Blok 4 tot slot kwam de toekomst van de jongere in relatie tot het blaasorkest aan de orde. De interviewvolgorde stond niet precies vast. Wanneer daar in het interview behoefte aan was, konden de onderwerpen of vragen van plaats wisselen. Voor een volledig overzicht van de interviewleidraad zie bijlage 1. De interviews zijn opgenomen en vervolgens verbatim uitgewerkt. Data‐analyse vond plaats door middel van kwalitatieve inhoudsanalyse. Dit gebeurde door eerst de interviews te labellen. Deze labels waren gebaseerd op onder andere uit het onderzoek van Notten et al., (2006) gedestilleerde thema’s, namelijk de invloed van familie en vrienden op het lidmaatschap en het bezoek van culturele activiteiten. Deze labels zijn vervolgens in thema’s en kernthema’s ingedeeld. Tot slot werden aan de hand van de kernthema’s in het licht van de onderzoeksvraag de resultaten uitgewerkt.

11


Hoofdstuk 2: Resultaten

Aanleidingen om lid te worden van een blaasorkest Familie en/ of vrienden Familie en/ of vrienden spelen in alle gevallen een rol bij het aangaan van het lidmaatschap van een blaasorkest. Vaak is het een familielid of een vriend/ vriendin die al lid is van het blaasorkest, waarna de jongere zelf ook lid werd. Zo was het daardoor zeer vanzelfsprekend om lid te worden van het orkest. In een aantal gevallen ondernam een familielid, meestal een van de ouders, actie om de jongere lid te maken van het blaasorkest. “Mijn zus die speelde al een tijd in het orkest en toen vond ik dat wel heel erg leuk en daar keek ik wel een beetje naar op dus toen ging ik eerst op blokfluit, natuurlijk om de noten te leren lezen. Toen op een gegeven moment op bugelles en volgens mij, ja dan word je gevraagd voor het leerlingenorkest en uiteindelijk ook naar het grote orkest.” Meie, 18 jaar, ex‐lid blaasorkest. “Via mijn vader werd ik lid. Hij speelde vroeger, toen hij jong was, ook in orkesten. Toen speelde hij euphonium. Toen is hij verhuisd en heeft hij een tijdje niet gespeeld. Toen kwam hij in Wieringerwaard wonen en hoorde hij dat hier een orkest was. Toen wilde hij weer gaan spelen en heeft hij lesgenomen en is weer mee gaan doen. Zo kwamen mijn zussen er ook bij en ik uiteindelijk ook, op trompet.” Ard, 17 jaar, lid blaasorkest. Spanning van het nieuwe Het vooruitzicht om voor het eerst mee te spelen met het orkest blijkt ook te trekken. Voor het eerst gaan ze immers samenspelen met de andere muzikanten en dan is er ook de dirigent waar op gelet moest worden. “Ik vond het wel spannend, echt een groot orkest. Het leek me gewoon wel leuk.” Anna, 13 jaar, lid blaasorkest. Muziekles en muziek maken Het blijkt dat voordat de jongeren in het blaasorkest terecht komen, zij vaak al beginnen met muziekles. Alle jongeren hebben muziekles gehad. Veel jongeren zijn begonnen op blokfluit en zij deden dat samen met een vriend of vriendin. Gezamenlijk werd dan de overstap gemaakt naar een blaasinstrument en na de overstap wordt er overwegend individueel les gevolgd. Vervolgens worden zij meestal door de muziekdocent uitgenodigd om in het orkest te gaan spelen, wanneer het niveau goed genoeg is. Een aantal jongeren zegt dat zij al ‐ voor zij zelf lid mochten worden van het orkest ‐ concerten bezochten om sfeer te proeven. Jongeren die lid zijn of lid geweest zijn van het blaasorkest, bespelen ook vaak nog een ander instrument. Muziekles blijven volgen is heel normaal en de jongeren die nog lid zijn van het blaasorkest volgen ook nog steeds muziekles. Enkele zijn na een aantal jaren gestopt met les, voornamelijk wegens tijdsdruk door een studie, maar een reden was ook dat de band met de docent slecht was en daardoor de motivatie van de jongere voor de muziekles verdween.

12


“Ja, ik oefende wel voor het orkest, het scheelde wel een beetje. Voor de lessen zelf oefende ik minder, want ik had niet zoveel met Gerard, mijn docent.”Charlotte, 20 jaar, ex‐lid blaasorkest. Het muziek maken op zich wordt ook als reden voor het lidmaatschap gegeven. Een aantal jongeren geven aan een kick te krijgen door samen te spelen in het orkest en vervolgens samen een stuk neer te zetten. Leuke muziek en een goede dirigent spelen hierbij ook een rol. En tot slot wordt de ontwikkeling op een instrument worden door enkelen genoemd als reden om lid te worden en te zijn. “Het muziek maken. Het even een avondje niks ook even een avondje ontspannen. En even gewoon er helemaal tussenuit.” Ellyne, 17 jaar, lid blaasorkest.

Tijdens het lidmaatschap Nogmaals familie Niet alleen bij het aangaan, maar ook tijdens het lidmaatschap spelen de ouders van de jongeren een zeer belangrijke rol. Ze stimuleren het lidmaatschap allemaal. Hun houding ten opzichte van het lidmaatschap is zeer positief en de respondenten zeggen dat hun ouders trots zijn en bij optredens komen kijken. “Ja mijn ouders waren, die waren gewoon voor. Dat vonden ze natuurlijk goed en ja dat is, sowieso een beetje cultuur, een beetje activiteit met andere mensen, daar waren ze altijd voor. Net zoals ik ging voetballen of tennissen, een beetje sporten, een beetje activiteit.” Kees, 18 jaar, ex‐lid blaasorkest. “Mijn moeder ja die vond het ook wel leuk, maar die, ja die hoorde mij, die ging ook vaak als ik ging oefenen er even bij zitten om even te luisteren. Dat vond ze heel leuk. En als ik dan een nieuw liedje kon dan moest ik dat laten horen, ja die waren echt heel positief.” Charlotte, 20 jaar, ex‐lid blaasorkest. Zo goed als alle respondenten die lid zijn of lid geweest zijn van het blaasorkest, hebben familielieden die ook muziek maken. Bij slechts een jongere wordt thuis verder nooit muziek gemaakt. Er wordt op diverse manieren aan muzikale activiteiten thuis gedaan. Familieleden spelen soms ook in het orkest, maar beoefenen ook andere muzikale activiteiten, zoals het zingen in een koor, het bespelen van viool, dwarsfluit en accordeon en in een enkel geval heeft een familielid een conservatoriumstudie gedaan. “Mijn moeder speelt saxofoon en ik heb twee zussen en die spelen allebei hoorn en mijn broertje speelt ook saxofoon. Ik drum nu en mijn vader die heeft vroeger piano gespeeld maar die doet nu niets.” Kees, 18 jaar, ex‐lid blaasorkest. “Mijn vader speelt trombone. Eerst speelde hij slagwerk, percussie. En mijn broer drumt, m’n zus speelt esbas, ze heeft eerst bariton gespeeld. Mijn moeder speelt helemaal niet.” Meike, 17 jaar, lid blaasorkest.

13


Ook samen wordt er thuis gemusiceerd en omdat in veel gevallen een of meerdere familieleden ook lid zijn van het blaasorkest, wordt er thuis veel orkestmuziek gespeeld. Maar ook andere genres worden gespeeld; pop, jazz en klassieke muziek zijn stijlen die voor de muziekles geoefend worden, maar er wordt ook gestudeerd op het repertoire van een band. De muziek waar familieleden van de twaalf jongeren naar luisteren loopt zeer uiten: van pop en rock tot hardstyle, klassieke muziek en orkestmuziek. Oefenen De meeste jongeren, zowel leden als ex‐leden, geven te kennen wel eens samen te oefenen met een ander orkestlid. Meestal is dit iemand uit dezelfde instrumentgroep. Ook oefenen de jongeren wel eens met de hele instrumentgroep of met een grotere groep uit het orkest. “Ik ga wel eens op vrijdagmiddag voor de repetitie naar Hanneke en dan oefenen we samen, want Hanneke speelt ook tenorsaxofoon.” Dianne, 14 jaar, lid blaasorkest. Naast het oefenen met orkestleden, oefenen de jongeren ook met familieleden die ook in het orkest zitten. Juist het samen met anderen oefenen wordt als belangrijk gezien en wordt aangegeven als een stimulans. “Ik heb alleen een keer met mijn broer in een bandje gespeeld, tijdens een barbecue van de muziekvereniging, gewoon voor de leuk. Toen hebben we ook samen geoefend. Dit was eenmalig met allemaal mensen van de muziekvereniging.” Meike, 17 jaar, lid blaasorkest. De tijd die de jongeren besteden aan het oefenen voor zowel muziekles als het orkest loopt zeer uiteen. Sommige van hen oefenen nooit, terwijl er ook een jongere is die drie uur per dag oefent. De jongeren die ambities hebben in de muziek en die bijvoorbeeld een conservatoriumopleiding doen, oefenen meer en langer voor orkest en les dan jongeren die niet zulke hoge ambities te hebben. Repertoire Een deel van de jongeren vindt het repertoire van het orkest en de dirigent die voor het orkest staat zeer belangrijk voor het lidmaatschap. Voor enkele van hen waren dit redenen om te stoppen. Ze willen graag dat er vlotte muziek wordt gespeeld die goed klinkt en die vooral niet saai is. Daarnaast moet de dirigent inspirerend zijn en willen ze serieus genomen worden door de dirigent. Zij willen graag gehoord worden over hun mening voor wat betreft de muziekkeuze, bijvoorbeeld. “Op een gegeven moment kwam er een nieuwe dirigent, een vrouw. Nou ja goed, dat klikte niet zo goed eigenlijk. Haar manier van dirigeren en van mensen aanspreken, ja daar kon ik het niet zo mee hebben om het maar zo te zeggen. Toen had ik zoiets van ja, het moet wel leuk blijven. Toen heb ik het nog een tijdje aangekeken, ik had zoiets van wie weet verandert het nog of moeten we met z’n allen weer even een groep worden. Maar goed, met haar klikte het totaal niet, dus uiteindelijk is zij de reden geweest dat ik gestopt ben, omdat ik het niet meer naar mijn zin had.” Laura, 24 jaar, ex‐lid blaasorkest. Sfeer en saamhorigheid Bijna alle jongeren vinden sfeer en gezelligheid erg belangrijk tijdens de repetities van het orkest. De sfeer en gezelligheid komt tot uiting in het sociale aspect van het lidmaatschap, wat jongeren ook als zeer belangrijk aangeven. Zij zijn ook lid om mensen, voornamelijk vrienden, te spreken op de

14


wekelijkse repetitieavond. Enkele jongeren vinden dat de sfeer bij het orkest goed was doordat er zoveel jeugdleden lid waren. “De sfeer die er hangt, de mensen die er zijn, want ik merk nu al, een vriendin van mij studeert nu al in Amsterdam en die zie ik eigenlijk niet meer, alleen nog op vrijdagavond. Want dan heb je dat stukje wat je samen hebt en dan spreek je elkaar en iedereen weer, even gezellig. Dus de sfeer en ook het muziek maken natuurlijk.” Meike, 17 jaar, lid blaasorkest. “Ten eerste is het een supergezellige vereniging, we maken leuke muziek en nou ja, ik vind het ook gewoon nog steeds leuk om bij het orkest te spelen.” Koen, 17 jaar, lid blaasorkest. “De sfeer moet goed zijn, als eerste, maar ten tweede het muziek maken moet ook leuk zijn want anders kan je net zo goed in de kroeg gaan zitten en daar met elkaar een babbeltje maken.” Teun, 22 jaar, ex‐lid blaasorkest. “Ja ik vond zeg maar het muziek maken zelf met z’n allen wel echt heel leuk. Helemaal als je een stuk goed neerzette en je hoorde dat volume, dat vond ik wel echt, ja dat gaf echt wel een kick.” Charlotte, 20 jaar, ex‐lid blaasorkest. De jongeren zeggen dat ze naast het spelen in het orkest, nog aan diverse verenigingsactiviteiten van het blaasorkest deelnemen. Deze activiteiten zijn op te splitsen in verplichte onderdelen en activiteiten die voor de gezelligheid worden georganiseerd. Als gezellige verenigingsactiviteiten noemen de jongeren onder andere een weekend weg met het orkest, een barbecue en een dag naar een pretpark. De verplichte activiteiten hebben als doel geld in te zamelen voor de vereniging. De inhoud van deze activiteiten loopt zeer uiteen. Jongeren noemen hierbij onder andere oud papier ophalen, een tulpenactie en de grote clubactie. Sommige activiteiten vinden enkelen van hen niet zo leuk om te doen. Dit komt mede doordat vrienden dan iets leuks gingen doen en zij moesten helpen met een actie. De meeste vinden het echter geen probleem om te helpen bij deze acties, want ze begrijpen dat het goed is voor de clubkas. Bovendien worden deze activiteiten niet vaak georganiseerd worden en dat zij er per keer maar een paar uren mee kwijt zijn. “Het is meestal niet je favoriete onderdeel maar het is wel, het scheelt wel heel veel in de contributie en het geld is hard nodig. Het levert relatief altijd vrij veel geld op, dus ik vind het wel goed dat het gebeurt. Dus ik heb er niet veel problemen mee.” Koen, 17 jaar, lid blaasorkest. Enkele jongeren vinden dergelijke acties juist wel goed, omdat verenigingsleden elkaar zo ook buiten de repetities om spreken en de sfeer onderling versterkt wordt. “Tulpenactie hadden we ook bedenk ik nu. Dat was ook altijd heel leuk, heel gezellig met z’n allen. Dat nam wel meer tijd in beslag, dat was wel een dagje, een zaterdag. Maar dat was altijd heel gezellig, dat je ook met andere dingen bezig bent dan met muziek. Dat maakt de band wel hechter vond ik.” Laura, 24 jaar, ex‐lid blaasorkest Naast de niet‐muzikale activiteiten die bij de verenigingen georganiseerd worden, geven jongeren vooral concerten met het orkest. Concerten vinden gemiddeld zo’n vier keer per jaar plaats en

15


hebben soms thema’s, zoals een kerstconcert. Ook bezoeken de jongeren festivals en concoursen, waar ook andere orkesten spelen. Leeftijdsgenoten De mate waarin de jongeren vinden dat leeftijdsgenoten en klasgenoten belangrijk zijn, verschilt sterk. Veel vertelden niet speciaal over het lidmaatschap van het orkest aan leeftijdsgenoten. Enkele jongeren zeggen dat hun klasgenoten het knap vonden dat ze een instrument konden bespelen, maar een enkeling vertelt juist weer dat het lidmaatschap van het orkest niet populair was. Deze jongere zegt ook gevoelig geweest te zijn voor de mening van anderen en is mede daardoor gestopt met het spelen in een orkest. “Ik ging gelijktijdig met Kees op les. We hadden eerst samen blokfluitles, toen zijn we samen overgestapt op een koperblaasinstrument. Van daaruit zijn we ook weer samen naar het leerlingenorkest gegaan. Volgens mij trekken andere kinderen op de basisschool zich er niet zoveel van aan.” Ard, 17 jaar, lid blaasorkest. Hetzelfde beeld komt naar voren wanneer het om vrienden of vriendinnen gaat. Sommigen nemen vrienden mee naar optredens en die vrienden vinden het spelen in een orkest ‘tof’ en ‘gaaf’. Anderen zeggen juist dat vrienden het lidmaatschap maar vreemd vonden. “Er was een jongen waar ik toen vooral mee om ging en die muziek vond hij eigenlijk helemaal niets. Hij vond het voor mij leuk, maar daar bleef het wel bij. Hij werd er niet enthousiast van.” Teun, 22 jaar, ex‐lid blaasorkest. “Vrienden vonden het wel tof dat ik in een orkest speel, want ik heb ook wat vrienden die ook instrumenten spelen.” Koen de Jong, 17 jaar, lid blaasorkest. Dat er leeftijdsgenoten bij het orkest zitten vinden de jongeren belangrijk. Leeftijdsgenoten zorgen ervoor dat er ook tijdens de pauzes van repetities en bij niet‐muzikale activiteiten gezelligheid is, en gezelligheid en sfeer worden door de jongeren zeer gewaardeerd. Tijdsinvestering De tijd die jongeren kwijt zijn aan het lidmaatschap, vindt geen enkele jongere een probleem. Er wordt gezegd dat het een eigen keuze is en dat het lidmaatschap gezellig is. Een ex‐lid van het orkest geeft aan dat hij concerten zonde van zijn tijd vond, omdat hij op zaterdagavond liever iets anders deed.

Overige actieve en passieve culturele activiteiten van jongeren Alle twaalf jongeren bezoeken culturele activiteiten. Een aantal bezoeken opera. Musicals worden opvallend vaak bezocht. Een aantal van hen speelt zelf in musicals, in verenigingsverband. “Dit is mijn vierde productie bij musicalproducties Ap‐Art en het wordt een keer in de twee jaar opgevoerd, maar de eerste productie heb ik eigenlijk het hele jaar niet mee gerepeteerd. Omdat het toen dus vanuit de muziekvereniging ging dus vanuit de muziekvereniging ben ik bij de musical

16


gekomen. Dus dat is ongeveer zes jaar nu. Dat was in groep acht en de eerste. Toen vond ik dus musical zo leuk dat ik zangles wou.” Ellyne, 17 jaar, lid blaasorkest. Ook het theater, concerten van familieleden, cabaret, het Concertgebouw, festivals als Lowlands en Pinkpop en de Parade blijken bezocht te worden. “We zijn wel eens naar het concertgebouw geweest, naar een opera en we gaan wel eens naar cabaret. Vooral naar kleinere cabaretiers en dan zit er ook muziek bij, of naar kleinere, minder bekende artiesten dat we daar naar luisteren.” Kees, 18 jaar, ex‐lid blaasorkest. Meestal worden deze activiteiten bezocht met familieleden; overwegend het gezin, soms met opa’s en oma’s. Soms gaan de jongeren naar de activiteiten met vrienden en vriendinnen. Dan gaat het meer om het bezoeken van een festival of een popconcert. Een aantal geeft aan in de vrije tijd concerten te bezoeken van andere blaasorkesten in de buurt. Zij doen dit dan met hun ouders of met vrienden die ook in een blaasorkest spelen. Naast het (ex‐)lidmaatschap van het blaasorkest, blijken jongeren zich ook met andere muzikale activiteiten bezig te houden. Dit doen zij zowel actief als passief. Een deel van hen luistert vaak naar klassieke muziek, ook luistert een aantal thuis graag naar blaasmuziek. “Soms vind ik het ook wel voor het slapen gaan, dan is er een cd’tje gemaakt, zoals voor het filmconcert, en dan stop ik dat gewoon in mijn cd speler en dan val ik eigenlijk zo in slaap. Maar dat vind ik ook gewoon, als je rustig bezig bent dan is dat gewoon fijne muziek om naar te luisteren.” Ellyne, 17 jaar, lid blaasorkest. De muziek waar de jongeren naar luisteren loopt verder zeer uiteen. Zij luisteren naar een breed repertoire en houden het dus niet bij een stijl, maar bij meerdere muzikale stromingen. “Het hangt erg van mijn bui af, welke muziekstijl ik luister. Als ik huiswerk maak vind ik rustige muziek goed, zoals Coldplay, als ik me maar kan concentreren. Verder gewoon pop/ rock, reggae en dat soort dingen. Ik heb niet één voorkeur. Het kan net zo goed hardrock zijn als ik op de fiets zit.” Ard, 17 jaar, lid blaasorkest.

Andere muzikale hobby’s Naast het spelen in een blaasorkest hebben vrijwel alle jongeren nog meer muzikale hobby’s. Zij gebruiken hun orkestinstrument bijvoorbeeld in andere settings. Dit kan zijn dat de jongere invalt bij een ander blaasorkest, of ze spelen met hun blaasorkestinstrument wel eens op school, zoals met een kerstdiner of in een schoolorkest “Ik word gevraagd en ik vind het leuk om te doen. Het is een stukje ervaring dat je opdoet en je leert weer andere mensen kennen. Dat vind ik heel leuk.” Meike, 17 jaar, lid blaasorkest. “Op de basisschool was er ook nog een basisschoolorkestje, dat was wel heel leuk. Dat was met allerlei instrumenten, blokfluit, djembé, gitaar, piano, blaasinstrumenten, wat was er niet.” Anna, 13 jaar, lid blaasorkest.

17


Ook geven ze aan mee te doen aan play in’s. Dit houdt in dat er in een dag met een grote groep (jonge) muzikanten meerdere stukken in worden gestudeerd en dat aan het eind van de dag wordt afgesloten met een concert. Ze vinden dit een leuke manier van werken, omdat zij nieuwe mensen leren kennen die dezelfde hobby hebben, het leuk vinden om samen te spelen met andere jonge muzikanten of het leuk vinden om in een dag een resultaat neer te zetten met elkaar. “Het is leuk. Je leert nieuwe mensen kennen die ook een instrument spelen. Je hebt dezelfde hobby dus dat is altijd wel gezellig. En het is gewoon leuk een dag muziek maken.” Koen, 17 jaar, lid blaasorkest. “Ik heb op Texel een keer meegedaan aan een play in en in Julianadorp meegedaan aan een play in. Dat soort dingen vind ik wel heel leuk, dat je in een middag met onbekende mensen zo’n stuk kan neerzetten, dat vind ik ook wel heel bijzonder eigenlijk.” Ellyne, 17 jaar, lid blaasorkest. Andere instrumenten worden ook bespeeld, zoals gitaar, piano, keyboard en accordeon. Een aantal van hen doen dit louter en alleen voor zichzelf, maar anderen geven aan in een band te spelen of dit te hebben gedaan. Een paar jongeren zingen wel eens solo bij een blaasorkest. “Ik speel in een band, ik zing erin. Dat doe ik met een paar vrienden die ik ken, de een via de vereniging en de anderen via via. We repeteren een keer per week maar dat werkte niet zo goed, omdat iedereen wel eens niet kon. We hebben nu vaste repetitiedata ingepland. Om de week op dinsdag van acht tot elf repeteren we, zodat we ook nog wel tijd hebben op de dinsdag.” Ard, 17 jaar, lid blaasorkest.

Opzeggen van het lidmaatschap en toekomst Leden Jongeren die nu lid zijn van het orkest, geven als mogelijke redenen voor het opzeggen van het lidmaatschap een toekomstige studie en daardoor verhuizing aan. Ze willen wel lid blijven van het blaasorkest, maar mocht er een studie gekozen worden in een andere stad en daarmee de tijdsdruk oplopen, dan verwachten zij in een aantal gevallen misschien te moeten stoppen. De jongeren die nu lid zijn van het blaasorkest, zeggen in de toekomst lid te willen blijven van het orkest. Zij die van plan zijn in een andere stad te gaan studeren, geven aan daar lid te willen worden van een blaasorkest. Ook zijn er die als doel hebben gesteld zich verder te ontwikkelen in de blaasmuziek, door bijvoorbeeld bij een tweede orkest lid te worden. Een jongere wil later in een musicalorkest gaan spelen. Ex‐leden De ex‐leden van het blaasorkest hebben diverse redenen gehad om het lidmaatschap op te zeggen. In een enkel geval ging het om verhuizing, waardoor lidmaatschap bij hetzelfde orkest niet meer mogelijk was, maar deze jongere is wel direct in een ander dorp lid geworden van het orkest. “Het opzeggen van het lidmaatschap vond ik niet echt leuk. Want je past in de groep en je stapt eruit, en het is een hele hechte, gezellige groep. Ondanks dat er elke keer weer nieuwe mensen bij komen, ze worden wel geaccepteerd en het blijft ook een groep.” Rosalien, 20 jaar, ex‐lid blaasorkest.

18


In veel gevallen vond de groep die opzegde het lidmaatschap niet meer aantrekkelijk. Tijdsdruk door school, geen leuke muziekkeuze, een sport op dezelfde avond als de repetitieavond, optreden in een uniform en het bezetten van een avond in de week door de repetitie worden als redenen genoemd om te stoppen. Een enkele zegt zich geschaamd te hebben voor het lidmaatschap, omdat vrienden niet dezelfde hobby hadden en vreemd tegen het lidmaatschap aankeken. “Ik zegde op omdat ik er gewoon niet veel zin meer in had, niet veel motivatie meer had. En ik wilde ook graag wel wat anders doen, dus daarom doe ik nu ook drummen. En ik heb het wel vrij druk met school, dat werd ook wel steeds drukker. En het repeteren, was gewoon elke vrijdagavond, was gewoon vol.” Kees, 18 jaar, ex‐lid blaasorkest. Soms bleek het stoppen een opluchting. Uiteindelijk was het alleen nog voor de sfeer en andere orkestactiviteiten waarvoor men kwam en niet meer voor het muziek maken zelf. Alle ex‐leden zeggen de sfeer tijdens de repetities goed te hebben gevonden en dat had ook te maken met dat er leeftijdsgenoten lid waren van het blaasorkest. De ouders van ex‐leden van het blaasorkest vinden het opzeggen van het lidmaatschap allemaal zonde. Zij hopen op een terugkeer bij het blaasorkest. Daarnaast verwachten enkele jongeren dat hun ouders hen financieel zouden steunen als zij weer lid zouden worden van het blaasorkest. “Mijn vader snapte het wel, maar mijn moeder vond het echt niet leuk. Die vond het echt niet leuk. Die wil ook het liefst dat ik er nu meteen weer op ga. Ja ze vindt het echt heel jammer. Maar ze is wel altijd blij dat die jaren dat ik het heb gedaan, ja daar is ze heel blij om. Dat ik noten heb leren lezen. Want heel veel krijgen daar niet de kans voor, want het kost gewoon veel geld muziekles, dus ze is blij dat ik het heb kunnen leren.” Meie, 18 jaar, ex‐lid blaasorkest. Opvallend is dat ex‐leden van het blaasorkest in de meeste gevallen na het lidmaatschap doorgegaan zijn muzikaal gebied. Dit zijn zeer uiteenlopende activiteiten: drummen, harp en djembé spelen worden genoemd. Van de jongeren die niet direct zijn doorgegaan met een muzikale activiteit, geeft iedereen aan in de toekomst dit wel weer te willen doen. Opnieuw lid worden Een aantal ex‐leden sluit opnieuw lid worden van het blaasorkest niet uit. Alle jongeren die gestopt zijn bij een blaasorkest, hebben een positieve houding ten opzichte van het orkest waar zij speelden. De muziek die gespeeld wordt kunnen zij nog altijd waarderen. Een aantal jongeren luisteren thuis nog steeds naar blaasmuziek en ook bezoeken de ex‐leden nog regelmatig concerten van het orkest waar zij lid waren. Het wordt jammer gevonden dat het lidmaatschap destijds is opgezegd. Het opzeggen destijds kwam door de puberteit en de invloed die vrienden op hen hadden, zeggen ze dan. Inmiddels vinden zij de mening van anderen niet meer belangrijk. Ook veranderingen bij het orkest zou een reden zijn om weer lid te worden. De aspecten waar ontevredenheid over heerste, moeten dan overigens wel zijn veranderd. Het gaat dan om een verbeterde muziekkeuze, het organiseren van meer verenigingsactiviteiten en een leukere dirigent.

19


“Het is niet meer twee lang uur op een stoeltje zitten en zij spelen jij luistert, maar er gebeurt ook meer omheen. Zoals afgelopen kerstconcert hadden ze een kerststal buiten staan, en speelden ze ook al buiten, er werd glühwein uitgedeeld. En de muziek is gewoon wat levendiger, wat bekendere stukken ook. Komt misschien ook doordat er nu een jongere dirigent voorstaat, nog meer op de jeugd gefocust nu.” Teun, 22 jaar, ex‐lid blaasorkest. Redenen om niet opnieuw lid te worden voor ex‐leden zijn de kosten, de tijdsdruk die jongeren nu ervaren door onder andere een studie of dat zij zich niet meer verbonden voelen met de leden van het blaasorkest waar zij lid waren. Zowel leden als ex‐leden geven aan nog diverse toekomstplannen met muziek te hebben, al dan niet met het blaasorkest. Activiteiten die genoemd worden zijn een ander instrument leren bespelen, bij nog een orkest lid worden en in een bandje spelen.

20


Hoofdstuk 4: Conclusie, discussie en aanbevelingen Conclusie Dit onderzoek focuste op wat de belangrijke motieven voor jeugdleden tussen de twaalf en achttien jaar zijn om lid te worden, dan wel het lidmaatschap op te zeggen bij een harmonie‐ fanfare of brassband. Door middel van kwalitatief onderzoek zijn data verzameld. Op basis van die resultaten worden in dit hoofdstuk conclusies getrokken. Familie en vrienden spelen een zeer belangrijke rol bij het aan gaan van het lidmaatschap van een blaasorkest, maar vervolgens ook tijdens het lidmaatschap. In alle gevallen speelt familie een rol bij het aangaan van het lidmaatschap. Deze conclusie sluit aan bij de uitkomsten van het onderzoek van Notten et al., (2006). Volgens dit onderzoek zijn vroeger ervaringen thuis van belang bij gewoontevorming voor mensen. Dit wordt ook wel de ouderlijke socialisatie genoemd. Ouders met een pro‐sociale instelling die gedrag vertonen wat daarbij hoort (zoals het doen van verenigingswerk) zullen die waarden doorgeven aan hun kinderen. Hierdoor zullen die kinderen eerder geneigd zijn om lid te worden van een vereniging. Omdat uit dit onderzoek blijkt dat veel ouders zelf ook al lid zijn van het blaasorkest, geven zij deze traditie blijkbaar automatisch door aan hun kinderen. Voor de kinderen is het lidmaatschap vervolgens een vanzelfsprekendheid. Jongeren die niet door familie in aanraking komen met het blaasorkest, zullen minder snel lid worden dan jongeren die wel via familie in aanraking komen met het blaasorkest. Dit betekent dat het bij het aantrekken van nieuwe jeugdleden belangrijk is de familie van de jongere ook te betrekken bij het lidmaatschap. Wanneer jongeren eenmaal lid zijn van het blaasorkest, zijn gezelligheid en sfeer zeer belangrijk tijdens het lidmaatschap. Jongeren geven aan verplichte activiteiten voor de vereniging soms vervelend te vinden, maar over het algemeen zijn deze activiteiten geen probleem voor ze. Het meeste plezier halen jongeren echter uit activiteiten die voor de gezelligheid worden georganiseerd, omdat die aansluiten bij hun behoefte aan sfeer tijdens het lidmaatschap. Deze activiteiten zorgen ervoor dat de jongeren verbonden blijven aan het blaasorkest. Tijdsdruk speelt bij jongeren die lid geweest zijn van het blaasorkest een rol om niet opnieuw lid te worden van het blaasorkest, ook als zij verder wel positief tegenover het lidmaatschap staan. Jongeren die nu lid zijn van het orkest verwachten in de toekomst hun lidmaatschap eventueel op te moeten zeggen door een studie en de tijdsdruk die dat met zich mee brengt. Notten et al., (2006) beschrijven dit ook in hun onderzoek. De tijdsdruk die mensen ervaren hangt af van de levensfase waarin zij zich bevinden. Vooral mensen tussen de twintig en veertig jaar hebben relatief weinig tijd, omdat zij veel taken hebben, zoals werk, studie of kinderen. De jongeren die in dit onderzoek de tijdsdruk als belemmerende reden aangeven voor het lidmaatschap, zitten in die fase of komen bijna in die leeftijdsfase. De repetitieavond van een blaasorkest is op een vaste avond in de week, voor een aantal jongeren werd dit een probleem. Het onderzoek van Notten beschrijft dat het lid zijn van een vereniging tijdsintensief is. De jongeren in dit praktijkonderzoek bevestigen dat grotendeels, maar zij geven daarbij aan dat dit voor hen geen probleem is. Het aangaan van het lidmaatschap was een eigen keuze en over het algemeen hebben zij plezier in de activiteiten die zij met de vereniging doen.

21


De redenen om het lidmaatschap op te zeggen lopen zeer uiteen. De motieven van jongeren die opzegden zouden gezien kunnen worden als individuele gevallen, maar er zijn enkele overeenkomsten te ontdekken. In ieder geval lijkt het blaasorkest het af te leggen tegen andere activiteiten die aantrekkelijker zijn voor de jongere op dat moment. De interesse voor het blaasorkest verminderde vanwege vrienden, een andere hobby en de tijdsdruk door school. De jongeren maakten in dit geval een keuze. Uit het onderzoek van Notten et al., (2006) blijkt dat er geen negatievere houding van jongeren zou zijn ten opzichte van het blaasorkest dan bij eerdere generaties. Dat beeld wordt bevestigd in dit onderzoek. De jongeren die het lidmaatschap hebben opgezegd, hebben opvallend genoeg allemaal geen negatieve houding ten opzichte van het blaasorkest. Zij geven aan dat vooral wanneer er veranderingen plaatsvinden, zoals een verbetering van het repertoire met muziek die de jongeren aanspreekt en een leuke, goede dirigent, de jongeren zouden overwegen om weer lid te worden van het blaasorkest. Hier liggen dus kansen voor de verenigingen. Wat hiermee samenhangt is dat jongeren aangeven dat vrienden grote invloed hebben op dit lidmaatschap. Uit dit onderzoek blijkt dat jongeren die vrienden hebben die positief tegenover het lidmaatschap staan, ook langer lid blijven en zich minder laten intimideren door de mening van vrienden. Wanneer de jongere vrienden heeft die een negatieve houding hebben ten opzichte van het blaasorkest en wanneer de jongere zich veel aantrekt van de mening van die vrienden, zal het lidmaatschap eerder opgezegd worden. Voor de jongere zijn mensen om hem heen die een positieve houding hebben ten opzichte van het blaasorkest dus zeer belangrijk. Een manier van werken die jongeren aanspreekt zijn de zogenaamde ‘play ins.’ Hierbij wordt in korte tijd een groot resultaat neergezet met gelijkgestemden. Het onderzoek van Van Den Broek (2010a) bevestigt dit. Hierin wordt geschreven dat het ambitieniveau van mensen stijgt en mensen meer uit het leven willen halen. In de vrije tijd die mensen nog te besteden hebben, willen zij geprikkeld worden. Mensen zoeken intensivering in de vorm van heftige belevenissen. Maar intensivering kan ook worden gezocht in de ambitie om een instrument heel goed te kunnen bespelen of in de ervaring samen met anderen iets te bereiken (Van Den Broek, 2010c). Tot slot is het opvallend dat jongeren een brede muzikale voorkeur hebben. Zij bezoeken vrij regelmatig zeer uiteenlopende culturele activiteiten en luisteren naar zeer gevarieerde muziek. Over het algemeen bezoeken de jongeren de culturele activiteiten met hun ouders. Het onderzoek van Notten sluit bij dit beeld aan. Kinderen met cultureel actieve ouders nemen meer en langer deel aan receptieve culturele activiteiten (Notten et al., 2006). De herhaaldelijk aangetoonde verband tussen cultuurparticipatie en het milieu van herkomst suggereren dat de cultuurparticipatie voor een belangrijk deel al wordt vastgelegd in het begin van de levensloop (Nagel, 2004). Dit geldt voornamelijk voor de leeftijd waarop jongeren met cultuur in aanraking komen: hoe jonger, hoe groter de kans dat de jongere later in het leven zelf aan cultuurparticipatie doet. Voor de jongeren in dit onderzoek, van wie veel ouders cultureel actief zijn, betekent dit dat te verwachten valt dat zij later in hun leven zelf ook cultureel actief zullen blijven. Volgens Ganzeboom (2007) is de invloed van school op cultuurparticipatie op latere leeftijd zwakker, terwijl de invloed van familie juist groot is.

22


Discussie Voor een completer beeld van de motieven van jongeren om al dan niet lid te zijn van een blaasorkest, zouden op meer verschillende plekken in Nederland en bij meer verschillende orkesten interviews gehouden moeten worden met jongeren. De drie meewerkende verenigingen zijn orkesten uit Noord‐ Hollandse plattelandsgemeentes en er valt dus niet te zeggen of deze resultaten voor jongeren in heel Nederland gelden. Daarnaast is er niet gevraagd naar opleidingsniveau van de ouders van de jongeren. Aangezien Notten et al., (2006) hier wel een theorie over hebben in hun onderzoek, zou dit een interessante aanvulling op dit praktijkonderzoek kunnen zijn. Het onderzoek van Notten et al., (2006) zou opnieuw als zoeklicht kunnen dienen. Tot slot waren de jongeren die ik in dit onderzoek gesproken heb bekenden voor mij, doordat ik hen uit de orkesten waarvoor ik dirigeer of waarin ik speel ken. Dit zou van invloed kunnen zijn op de antwoorden die de jongeren tijdens de interviews gegeven hebben. Zo zouden zij, zelfs ongemerkt, sociaal wenselijke antwoorden gegeven kunnen hebben.

Aanbevelingen Naar aanleiding van dit onderzoek kunnen enkele aanbevelingen voor de praktijk worden gedaan . 

Om jongeren aan een vereniging te binden is het belangrijk dat de familie van de jongere betrokken is en een positieve houding heeft ten opzichte van het blaasorkest. De familie van de jongere moet dus ook bij het lidmaatschap betrokken worden. Activiteiten waarbij in korte tijd naar een groot resultaat wordt toe gewerkt vinden jongeren aantrekkelijk. Het sociale aspect wat hierbij komt kijken en de gezelligheid die deze activiteiten met zich meebrengen, is voor jongeren een reden om lid te blijven van het blaasorkest. Jongeren willen betrokken worden bij de muziekkeuze. Zij willen gehoord worden. Het kan verstandig zijn om jongeren op te nemen in de muziekcommissie van de vereniging, als afgevaardigden van de jeugd. Een reden van jongeren voor het lidmaatschap is ontwikkeling op het instrument en samen een resultaat neerzetten. Naast het meedoen aan gezellige activiteiten, willen jongeren muzikaal uitgedaagd worden.

23


Literatuur Ambtman, G. (2008). Muzikanten van de straat. Algemeen Dagblad, 26 april 2008, p. 18‐21. Baarda, D.B., De Goede, M.P.M. & Teunissen, J. (2005). Basisboek kwalitatief onderzoek. Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek. Groningen/ Houten: Wolters‐Noordhoff bv. Broek, A. van den (2010a). Toekomstverkenning kunstbeoefening : een essay over de mogelijke betekenis van sociaal‐culturele ontwikkelingen voor volume, voorkeuren en vormgeving van kunstbeoefening in de vrije tijd. Broek, A. van den (2010b). FAQs over kunstbeoefening in de vrije tijd. Den Haag: SCP. Buis, T. (2011). Het toekomstbeeld voor Hafabra en jongeren. Ganzeboom, H. B. G. (2007). Jaren van onderscheid. Cultuur + educatie, (7), 168. Hanssen, S. (2008). Blaasmuziek leeft! Een onderzoek naar de concoursdeelname van Limburgse fanfares, harmonieën en brassbands. Limburgse Bond voor Muziekgezelschappen. Hartog, W. den (2006). Hafabra in transitie? Onderzoek naar het aanpassingsvermogen van de Nederlandse Hafabra‐sector. Masterthesis Universiteit Utrecht. Mever, P. van (1983). Beknopte geschiedenis van het blaasorkest. Wormerveer: Molenaars Muziekcentrale NV. Nagel, I. (2004). Cultuurdeelname in de levensloop. Proefschrift Universiteit Utrecht. Notten, N., Kraaykamp, G. & Grotenhuis, M. te (2006). Culturele carrières in verenigingen. Een dynamische analyse van het lidmaatschap van culturele verenigingen. Proefschrift Radboud Universiteit Nijmegen. Ossenbruggen, J. van (1997). Van pijperfluit tot symfonisch blaasorkest. Wormerveer: Molenaars Muziekcentrale NV. Pieters, F. (1992). Blaasmuziek tussen gisteren en morgen. Wormerveer: Molenaars Muziekcentrale NV. Rooij, T. de (2010). Amateurkunst – de feiten. Monitor amateurkunst in Nederland 2009. Utrecht: Kunstfactor. Volkskrant (2012). Limburg trekt miljoenen uit voor fanfares en zangkoren. Volkskrant, 5 maart 2012.

24


Bijlagen 1. Interviewleidraad 2. Brief voor respondenten 3. Gegevens van de respondenten

25


Bijlage 1: Interviewleidraad Interviewleidraad praktijkonderzoek ‘Jongeren en het lidmaatschap van hafabra orkesten’ Tina Buis Algemene vragen: Naam: Geboortedatum: (Voor leden): Sinds wanneer ben je lid van het blaasorkest? Van welk blaasorkest? (Voor ex‐leden): Gedurende welke periode was je lid van het blaasorkest? Van welk blaasorkest? Welk instrument bespeel(de) je in dit blaasorkest? Volgorde onderwerpen: Blok: Achtergrond 1. Opleiding 2. Ouders Blok: Lidmaatschap van een blaasorkest 3. 4. 5. 6. 7. 8.

Lid worden van een blaasorkest Verenigingsparticipatie als sociale activiteit Tijdsbesteding lidmaatschap Actief in meerdere verenigingen Redenen om lid te blijven in de toekomst Redenen te stoppen

Blok: Culturele activiteiten en voorkeuren 9. Andere muzikale activiteiten 10. Culturele activiteiten 11. Muzikale voorkeuren Blok: De toekomst 12. Redenen om in de toekomst op te zeggen 13. Redenen om te stoppen 14. Huidige muzikale activiteiten ex‐leden blaasorkest

26


Vragenlijst voor alle jongeren 1. Opleiding Bij dit onderwerp vraag ik eerst naar de schoolopleiding van de jongeren. Ik vraag vervolgens of zij cursussen of een opleiding volgen (in hun vrije tijd) in een kunstdiscipline en vraag daar op door (als dat zo is). Vraag: Welke school opleiding volg je op dit moment? Volg je ook een cursus of lessen op het gebied van kunst of cultuur in je vrije tijd (waaronder muziek)? Doorvragen: school niveau, soort (cursus of kunst opleiding, , motivatie daarvoor, plannen voor toekomstige opleiding, relatie cursus/opleiding op lidmaatschap blaasorkest. 2. Ouders Als jongeren cultureel actieve ouders hebben, is de kans groter dat zij dat zelf ook zijn. Gelet wordt op wat de ouders aan culturele activiteiten doen. Vraag: Wordt er bij jou thuis muziek gemaakt? Doorvragen: welke muziek, door wie, andere muzikale activiteiten, welke andere culturele activiteit ouders/broers of zussen, hoe vaak, evt samen met het gezin. 3. Lid worden blaasorkest Bij dit onderwerp vraag ik eerst hoe de jongere lid is geworden. Vervolgens gaat het ook om de (eventuele) rol die familie en vrienden hierbij gespeeld hebben. Eerste vraag: Hoe ben je lid geworden van het blaasorkest? Doorvragen: waarom, door wie familie, vrienden, wat vinden ouders, vrienden. 4. Verenigingsparticipatie als sociale activiteit Verenigingsparticipatie is gewoonlijk een sociale activiteit, die men graag met anderen beleeft. Het is dus bij dit onderwerp belangrijk dat naar voren komt welke mensen belangrijk zijn bij het samen muziek maken voor de jongeren. Vraag: Oefen je veel voor het orkest? Met wie? Met wie maak je nog meer muziek? Wat doe je nog meer met het orkest? 5. Tijdsbesteding lidmaatschap Bij dit onderwerp gaat het om de tijd die een lid kwijt is/ was aan het lidmaatschap, omdat tijdsdruk wordt opgegeven als reden om te stoppen. Vraag: Hoeveel tijd ben of was je kwijt aan je lidmaatschap van het blaasorkest? Doorvragen: oefenen thuis, repetitietijd, lestijd, andere muzikale activiteiten.

27


6. Actief in meerdere verenigingen Bij dit onderwerp gaat het erom of jongeren tegelijkertijd bij meerdere culturele verenigingen actief zijn. Dit kan in dezelfde, of in een andere discipline zijn. Vraag: Zit je nog bij andere clubs of verenigingen? Doorvragen: andere (culturele) activiteiten, sinds wanneer, waarom? 7. Redenen om lid te blijven in de toekomst Hierbij is het belangrijk wat jongeren als belangrijkste redenen aandragen om in de toekomst lid te zijn. Welke aspecten wegen zwaar mee? Vraag: Wil je lid blijven van het blaasorkest? Doorvragen: zo ja, waarom, idee hoe lang, wat daarna te doen, toekomstplannen muziek. Zo nee, waarom niet. Vraag voor alleen ex‐leden 8. Redenen te stoppen Vraag: waarom ben je gestopt met spelen in het blaasorkest? 9. Andere muzikale activiteiten Bij dit onderwerp wil ik weten of de jongere nog andere muzikale activiteiten heeft, misschien op een ander instrument of in een ander verband, omdat informele verbanden populair zijn onder jongeren. Vraag: Heb je ook nog andere muzikale hobby’s? Doorvragen: waar ( formeel/ informeel verband) welk instrument, welke samenstelling, met/ zonder leeftijdsgenoten. 10. Culturele activiteiten Bij dit onderwerp gaat het om de andere culturele activiteiten van jongeren: bezoeken zij culturele activiteiten? Waarom en met wie? Vraag: ga je wel eens naar concerten, toneel, cabaret. Doorvragen: waarom, met wie. 11. Muzikale voorkeuren Bij dit onderwerp gaat het om de muzikale voorkeuren van de jongeren. Vraag: Wat zijn je muzikale voorkeuren?

28


Doorvragen: welke , genres, gedeelde voorkeuren, wat doe je zoal op dat gebeid (luisteren, spelen, naar concerten etc). Vraag voor alleen ex‐leden 12. Huidige muzikale activiteiten ex‐leden blaasorkest De jongeren die gestopt zijn, zijn misschien wel op een andere manier verder gegaan met muziek (maken). Vraag: Ben je nog actief op muzikaal gebied? Als nee: doorvragen: waarom niet, doe je wat anders ? Als ja: doorvragen: Waar (formeel/ informeel verband), welk instrument, welke vorm, wanneer en met wie?

29


Bijlage 2: Brief voor de respondenten Beste Via gegevens van de ledenlijst van de muziekvereniging waar jij bij speelt of waar je bij gespeeld hebt, ben ik aan jouw naam gekomen. Mijn naam is Tina Buis en voor de opleiding Master Kunsteducatie aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten ga ik een onderzoek doen. Dit onderzoek gaat over de belangrijkste motieven voor jongeren tussen de twaalf en achttien jaar om lid te zijn van het blaasorkest, of juist de belangrijkste motieven om het lidmaatschap tussen het twaalfde en achttiende jaar op te zeggen. Aangezien jij in die doelgroep valt, wil ik je vragen om mee te werken aan het onderzoek. Er zullen in totaal twaalf jongeren meedoen. We gaan een interview doen en dit zal ongeveer 45 minuten duren. De interviews vinden bij mij thuis plaats, mocht je het interview liever op een andere locatie willen doen dan is dat geen probleem. Je hoeft verder niets voor te bereiden, wel is het handig als je weet wanneer je precies lid bent geworden van het blaasorkest en indien van toepassing, wanneer je het lidmaatschap opgezegd hebt. Je kunt mij mailen of bellen voor een afspraak. Hopelijk tot gauw! Hartelijke groet, Tina Buis 06‐46775100/ tinabuis@live.nl

30


Bijlage 3: Gegevens van de respondenten Rosalien Bark, 20 jaar, ex‐lid blaasorkest Laura Blank, 24 jaar, ex‐lid blaasorkest Teun Buis, 22 jaar, ex‐lid blaasorkest Ellyne Groefsema, 17 jaar, lid blaasorkest Anna Hoogeveen, 13 jaar, lid blaasorkest Charlotte de Jong, 20 jaar, ex‐lid blaasorkest Koen de Jong, 17 jaar, lid blaasorkest Ard Kramer, 17 jaar, lid blaasorkest Dianne Manneveld, 14 jaar, lid blaasorkest Kees Rezelman, 18 jaar, ex‐lid blaasorkest Meie Smit, 18 jaar, ex‐lid blaasorkest Meike Wilms, 17 jaar, lid blaasorkest

31


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.