Kunstvak versus kunstvak konijn praktijk

Page 1

Kunstvak versus

Kunstvak

Een onderzoek naar de oude- en nieuwe stijl kunstvakken in de Tweede Fase.


Kunstvak versus kunstvak Maarten Konijn Praktijkonderzoek AHK master Kunsteducatie Begeleider: Marjo van Hoorn Amsterdam 30 juni 2009

2


I 1 inleiding 1.01 1.02 1.03 1.04

nhoud

de Tweede Fase de vernieuwde Tweede Fase literatuuronderzoek doel- & vraagstelling

4 4 4 5 6

2 onderzoeksopzet

7

3 schoolportretten 3.01 Kennemer Lyceum 3.02 PSG Jan van Egmond Lyceum 3.03 Stedelijk Gymnasium 3.04 Atheneum college Hageveld 3.05 Berlage Lyceum 3.06 OSG Willem Blaeu

9 9 11 13 15 17 19

4 resultaten 4.01 4.02 4.03 4.04

21 21 22 23 24

samenvatting scholen oude stijl samenvatting scholen nieuwe stijl conclusie discussie

Literatuur

25

Bijlage

26 26 28 29

B.1 overzicht literatuuronderzoek B.2 tabel examenkandidaten B.3 interviewleidraad docent

3


1

inleiding

1.01 de Tweede Fase In 1998 werd de Tweede Fase ingevoerd op 125 scholen voor voortgezet onderwijs in Nederland. Vóór dat de Tweede Fase werd ingevoerd kozen leerlingen in de bovenbouw een pakket met zes (havo) of zeven (vwo) examenvakken uit het aanbod van de school met daarnaast nog enkele voorgeschreven vakken zonder examenverplichting (Huijsson, 2005). In 1999 volgde de 365 overige scholen voor voortgezet onderwijs in Nederland. De Tweede Fase was een modernisering van de bovenbouw en hield verschillende aanpassingen en vernieuwingen van het onderwijs in. Er kwamen nieuwe examenprogramma’s met een betere balans tussen kennis en vaardigheden. Het gehele onderwijsaanbod werd onderverdeeld in vier profielen: Cultuur & Maatschappij (C&M), Cultuur & Economie (E&M), Natuur & Gezondheid (N&G) en Natuur & Techniek (N&T). Binnen deze profielen, die gezien kunnen worden als studeerrichtingen, waren examenvakken onderverdeeld die een samenhangend inhoudelijk programma bevatten. Bij het gehele onderwijsprogramma werd meer aandacht besteed aan het zelfstandig leren van de leerlingen. Deze zelfstandige leerhouding werd gecombineerd met een betere oriëntatie op vervolgopleidingen waardoor een betere aansluiting op het hoger onderwijs beoogd werd. De introductie van de Tweede Fase betekende tevens nieuwe kunstvakken. Vóór dat de Tweede Fase werd ingevoerd konden leerlingen, naast het aparte examenvak muziek, de beeldende examenvakken tekenen, handvaardigheid of textiele werkvormen (TeHaTex) kiezen in hun pakket. Deze praktijkvakken zijn gekoppeld aan een component kunstgeschiedenis/kunstbeschouwing dat wordt afgesloten met een centraal schriftelijk examen (CSE). De praktijkvakken worden afgesloten met een schoolexamen (SE) en op het vwo wordt het afgesloten met een centraal praktisch examen (CPE). Na de invoering van de nieuwe kunstvakken kregen deze beeldende examenvakken in de volksmond de naam: oude stijl kunstvakken. Het nieuwe kunstvak werd geïntroduceerd als verplicht vak in het profiel C&M met de naam CKV2,3. CKV2 was de theoretische component waarbij meer werd ingegaan op de cultuurgeschiedenis en de plek die kunst daarin neemt. CKV3 was de praktische component waarbij gekozen kon worden uit beeldende vorming (een samensmelting van tekenen, handvaardigheid en digitale media), dans, drama of muziek. Binnen het curriculum van CKV3 zit een onderdeel vaktheorie en reflectie. Deze nieuwe kunstvakken kreeg in de volksmond de naam: nieuwe stijl kunstvakken.

Deze nieuwe stijl kunstvakken werden gepresenteerd als vervanging van de oude stijl examenvakken. De definitieve invoering hiervan is echter door het ministerie steeds uitgesteld en vertraagd. Scholen hoefde van het ministerie het vak nog niet in te voeren terwijl het wel wettelijk was voorgeschreven. Er ontstond een wankele en onzekere situatie waarin uitgevers geen nieuwe stijl methodes wilde uitgeven. Daarbij kwam dat er geen stimulerende regeling of financiële vergoeding kwam voor de scholen en docenten die de nieuwe stijl wilde opzetten. (SBKV, 2004).

1.02 de vernieuwde Tweede Fase Na de invoering van de Tweede Fase bleken de examenprogramma’s overladen en/of moeilijk te zijn (Inspectie van het onderwijs, 2003). De Tweede Fase moest beter studeerbaar, werkbaar en organiseerbaar worden en er moesten meer keuzemogelijkheden komen voor de scholen, docenten en leerlingen. In 2003 stelde het ministerie OCW voor om een herziening van de hele Tweede Fase uit te voeren in september 2007 (Kamp, 2007). De nota ‘Ruimte laten en keuzes bieden’ (Beek, 2004) bevatte alle voorstellen voor deze herziening, waaronder het opsplitsen van het vak CKV2 & 4


CKV3 en het niet verplicht stellen van deze vakken in het profiel Cultuur & Maatschappij. Er werd in deze nota niet gesproken over het vervangen van de oude stijl kunstvakken. In de notitie ‘Ruimte laten en kunst bieden’ (SBKV, 2004) reageerde de SBKV 1 op dit voorstel en stelde onder andere voor om toch één verplicht kunstvak in te voeren in het profiel C&M. Dit kunstvak zou dan een theoretisch en een praktisch onderdeel moeten bevatten. Het theoretisch gedeelte diende de cultuurgeschiedenis van de kunsten te behandelen en afgesloten worden met een CSE. Het praktische gedeelte zou bestaan uit beeldende vormgeving, dans, drama of muziek en doormiddel van een SE worden getoetst. Het handhaven van het CPE is niet voorgesteld. De SBKV stelde voor om op langer termijn te kijken naar herinvoering van het CPE voor alle kunstvakken. In het lange termijnadvies ‘Bruggen tussen natuur en maatschappij’ (Veldhuis, 2006), gevolgd door ‘Kennis, kwaliteit en keuze in de Tweede Fase’ (Veldhuis, 2007), adviseerde de profielcommissies Economie & Maatschappij/Cultuur & Maatschappij ook voor één kunstvak in de Tweede Fase. Dit ontwerpadvies vond instemming van de SLO 2 (‘Reacties van de SLO op het ontwerpadvies van de profielcommissies’, Mulder, 2006). Het ontwerpadvies werd terzijde geschoven door het ministerie OCW en besloten werd dat per september 2007 de twee stijlen naast elkaar blijven bestaan in de vernieuwde Tweede Fase en dat beide stijlen niet verplicht zijn, maar een profielkeuzevak. De nieuwe stijl kunstvakken kregen een andere benaming: kunst algemeen voor de theorie (voorheen CKV2) en kunst beeldend, -drama, dans, of –muziek voor de praktijk (voorheen CKV3).

Sinds de invoering van de vernieuwde Tweede Fase komt er weer aandacht voor de kwestie van de twee stijlen. In het artikel ‘Single of samen’ (Haanstra, 2009), gepubliceerd in de Kunstzone van januari 2009, wordt er aandacht gevraagd voor de toekomst van de kunstvakken. Er worden drie mogelijkheden voor de toekomst voorgelegd. De eerste bestaat uit het afschaffen van de nieuwe stijl en teruggaan naar de oude stijl. De tweede beschrijft het afschaffen van de oude stijl en het oorspronkelijke plan, bij de invoering van de Tweede Fase, uit te voeren en de nieuwe stijl als enig kunstvak aan te stellen. De derde optie is het benoemen van een zogenoemde ‘vernieuwingscommissie kunstvak’, die onderzoek zou doen naar de mogelijkheid om de huidige stijlen te vernieuwen waarbij word uitgegaan van de nota ‘Ruimte laten en kunst bieden’ (SBKV, 2004).

1.03 literatuuronderzoek Het besluit van het ministerie OCW om per september 2007 de twee stijlen naast elkaar te laten bestaan was voor mij aanleiding om in het eerste studiejaar van de masteropleiding Kunsteducatie aan de AHK een literatuuronderzoek uit te voeren naar de oude- en de nieuwe stijl kunstvakken. Een extra aanleiding voor mij was dat mijn hbo opleiding docent tekenen niet voldoende inzicht gaf over de verschillen tussen de twee stijlen. De centrale vraag van het literatuuronderzoek luidde: Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen kunstvakken oude stijl en kunstvakken nieuwe stijl in de bovenbouw havo en vwo op middelbare scholen?3 In het literatuuronderzoek is een deel besteed aan de meningen van docenten over de oude stijl en de nieuwe stijl (Hoorn, 2005). Deze meningen kwamen er kort samengevat op neer dat: oude stijl kunstgeschiedenis minder lesstof behandeld waardoor er meer diepgang zou kunnen worden bereikt. Het zou smaller georiënteerd zijn, eenzijdiger en teveel gericht op kennis. In de nieuwe stijl kunstvakken worden bij kunst algemeen (CKV2) meer kunstdisciplines behandeld in dezelfde tijd waardoor het een te grote werkdruk op zou leveren. Het zou hierdoor breder georiënteerd zijn waardoor betere aansluiting en verbanden gelegd kunnen worden. Dit zou ten koste gaan van de diepgang met oppervlakkigheid tot gevolg. Vervolgens is er in het literatuuronderzoek gekeken naar de cijfers over de school- en centraal examens van de beeldende kunstvakken die elk jaar beschreven worden in het maandblad 1

SBKV: samenwerking beraad kunstvakken SLO: stichting leerplan ontwikkeling, een nationaal expertisecentrum voor leerplanontwikkeling 3 Voor een samenvatting van dit onderzoek: zie bijlage B1 (tevens een overzicht van de verschillen en overeenkomsten tussen oude- & nieuwe stijl kunstvakken) 2

5


Kunstzone (Wensing, 2000-2008) en in de examenverslagen van de Cito 4 (Alberts, 2000-2008). In 2008 deden voor de havo 6026 leerlingen centraal examen oude stijl en 6553 leerlingen het schoolexamen nieuwe stijl. Voor vwo waren er 2831 leerlingen die oude stijl examen afnamen en 3360 leerlingen die het schoolexamen nieuwe stijl. Hoeveel scholen oude- of nieuwe stijl als examenvak aanbieden is niet bekend5. Op grond van de resultaten uit het literatuuronderzoek is de aanleiding ontstaan voor dit praktijkonderzoek. Nu ik meer wist over de achtergrond van de twee stijlen wilde ik verder onderzoeken welke factoren ten grondslag liggen aan de keuze van een school om of de kunstvakken oude stijl of de nieuwe stijl aan te bieden in de bovenbouw van havo/vwo.

1.04 doel- & vraagstelling De doelstelling van dit onderzoek is om inzicht krijgen in de factoren die bepalend zijn voor scholen van voortgezet onderwijs bij hun keuze voor een beeldend kunstvak oude stijl of -nieuwe stijl. De vraagstelling luidt als volgt: op grond van welke factoren bepalen scholen de keuze om of de beeldende kunstvakken oude stijl of -nieuwe stijl, aan te bieden in de Tweede Fase van havo/vwo?

4 5

Cito: centraal instituut voor toetsontwikkeling Voor de tabel van examenkandidaten: zie bijlage B2

6


2

onderzoeksopzet

In dit hoofdstuk wordt de opzet en de uitvoering van het onderzoek besproken. Er wordt een toelichting gegeven over wat voor onderzoekstype het hier betreft, welke eenheden zijn onderzocht, hoe het onderzoek is uitgevoerd en hoe de gegevens zijn geanalyseerd.

Voor dit onderzoek is gekozen om enkel de beeldende kunstvakken te onderzoeken. Dit heeft als reden dat de beeldende kunstvakken oude- en nieuwe stijl beide examenvakken zijn. Van de vakken drama en dans is geen oude stijl-variant. Daarbij komt dat mijn interesse als docent tekenen hoofdzakelijk uitgaat naar de beeldende vakken. Er is gekozen voor een kwalitatieve survey onderzoeksopzet. Dit wil zeggen: een diepteonderzoek naar personen, bestaande bronnen en werkomgeving dat resulteert in een totaalbeeld van een aantal eenheden met een samenhangend thema. In dit geval is het thema de factoren die op scholen bepalend zijn voor de keuze van oude- of nieuwe stijl. Het onderzoek vond plaats op zes scholen voor voortgezet onderwijs in de provincie Noord-Holland. Alle zes scholen hebben elk tenminste tien jaar ervaring in het aanbieden van een beeldend kunstvak oude- of nieuwe stijl in het examen van de bovenbouw havo en/of vwo. Van deze zes scholen zijn er drie gekozen die enkel kunstvakken oude stijl aanbieden en drie zijn er gekozen die enkel kunstvakken nieuwe stijl aanbieden. Op elke school is een docent die één of meerdere beeldende kunstvakken geeft, geïnterviewd. De docenten waren minimaal tien jaar werkzaam binnen de beeldende kunstvakken in de bovenbouw havo en/of vwo. In dit onderzoek zijn geen directieleden opgenomen. Dit was aanvankelijk wel het plan, maar vanuit de directies bleek er weinig interesse voor dit onderzoek. Daarbij kwam dat het tijdspad van één studiejaar te weinig ruimte bood om de schaal van het onderzoek te vergroten. In dit onderzoek zijn geen leerlingen opgenomen. Het gaat hier niet over de mening van de leerlingen óver de kunstvakken, maar om de argumentatie van de scholen vóór één van de stijlen kunstvakken. De contactgegevens van de scholen zijn verkregen via de database van Schoolinbeeld.nl. Deze website heeft als doel het gehele onderwijs van Nederland in kaart te brengen. Via deze database kan men naar de website van de scholen in Noord-Holland gaan en op deze manier meer informatie verkrijgen over de desbetreffende scholen. Er zijn aanvankelijk 30 scholen telefonisch benaderd met de vraag om contactgegevens van de docent beeldende kunstvakken. Deze docent is vervolgens per email gevraagd om deel te nemen aan het onderzoek. Zes docenten zeiden toe mee te willen werken aan het onderzoek. Hier zijn vervolgens afspraken mee gemaakt voor het interview. De gegevens zijn verzameld doormiddel van kwalitatieve interviews 6 met de docenten. Bovendien is er gebruik gemaakt van bestaande bronnen, in dit geval het schoolplan en/of schoolgids. De interviews zijn gedeeltelijk gestructureerd aan de hand van een lijst met onderwerpen. De interviews met de docenten zijn digitaal opgenomen en tijdens het interview zijn er aantekeningen gemaakt. De interviews duurde gemiddeld anderhalf uur. Bij het opstellen van de lijst met onderwerpen voor het interview is gebruik gemaakt van de innovatiemonitor ‘Beweging in beeld, feiten en verhalen over innovatie in het voortgezet onderwijs’ (Busman, 2007). Hieruit zijn een aantal onderwerpen naar voren gekomen waarop de scholen worden onderzocht. De onderwerpen zijn onderverdeeld in vijf categorieën. 6

Voor de interviewleidraad: zie bijlage B.3

7


Bij de categorie ‘de school’ zijn naar de volgende onderwerpen gevraagd: naam school, locatie, richting, leerniveau(s), aantal leerlingen & docenten, dagrooster en een korte omschrijving van de schoolvisie. Bij de categorie ‘de docent’ is ondermeer gevraagd naar: leservaring, leerniveau(s), lesvakken, vakvereniging, vakbladen, actuele informatie, vak-communitys en examenbijeenkomsten. Bij de categorie ‘de kunstvakken’: soorten kunstvak(ken), uurverdeling, weging, leerlingaantal, thema’s en de sectie. Bij de categorie ‘de factoren’: aanleiding, initiatief, verantwoordelijkheid, knelpunten & faciliteiten, draagvlak, traditie en externe invloeden. Tot slot is de categorie ‘de toekomst’ aan de orde geweest. Er is gevraagd naar de wel of niet wenselijkheid voor één kunstvak. Na de interviews zijn de gegevens verwerkt in een tekstbestand. Dit bestand is ter controle naar de docenten verzonden zodat de docenten hierop commentaar konden leveren. Vier van de zes docenten heeft gereageerd op de toegezonden tekstbestanden. De gegevens geven in eerste instantie een goed overzicht welke factoren een grote en/of een kleine rol hebben gespeeld bij de keuze voor een kunstvak op verschillende scholen. Daarna zijn de gegevens onder de verschillende categorieën meer verfijnd gelabeld. Deze labels zijn vergeleken met bestaande literatuur om te kijken naar overeenkomsten met landelijke gegevens. Aansluitend op de analyse zal er in de discussie worden ingegaan op resterende vraagstukken betreffende dit onderzoek.

8


3

schoolportretten

In dit hoofdstuk worden zes portretten beschreven van de scholen die hebben meegewerkt aan dit onderzoek. De portretten zijn beschreven in de volgorde zoals vermeld staat bij paragraaf 2.05. Eerst worden de drie scholen worden beschreven die de oude stijl kunstvakken aanbieden in de Tweede Fase. Daarna (paragraaf 3.04) de drie scholen die de nieuwe stijl kunstvakken aanbieden in de Tweede Fase.

3.01 Kennemer Lyceum Het Kennemer Lyceum in Overveen is een school voor bijzonder openbare katholiek onderwijs voor havo, gymnasium en atheneum. Er zijn 560 leerling ingeschreven op de school en er geven 56 docenten les. Een dagrooster van de school bestaat uit 8 lesuren van met daartussen 2 pauzes. De school verzorgt onderwijs op algemeen bijzondere grondslag. ‘Algemeen’ wil hierbij zeggen dat de school open staat voor leerlingen voor alle gezindten. ‘Bijzonder’ houdt in dat een belangrijke rol is weggelegd voor de ouders van de leerlingen. Dit komt onder meer tot uiting in het bestuur van de school dat in zijn geheel door ouders wordt gevormd. De drie begrippen: kennis, sport en cultuur vormen het uitgangspunt voor het onderwijs aan het Kennemer Lyceum. 3.01.1 de docent De docent die de vakken tekenen en kunstgeschiedenis geeft op de school is docent H. Docent H is zestien jaar werkzaam op de school en geeft les op alle niveaus van de school. Hij heeft meer dat tien jaar ervaring met het CPE. Docent H is veel actief op de vak-community’s op Kennisnet.nl, leest het vakblad Kunstzone en bezoekt elk jaar de examenbijeenkomsten, maar is geen lid van een vakvereniging. Docent H ‘geeft om het vak’ en is op de hoogte van de actuele stand van zaken betreffende de oude- en nieuwe stijl kunstvakken. 3.01.2 de kunstvakken In de Tweede Fase kunnen de leerlingen naast het verplichte CKV of KCV kiezen voor het vak tekenen met daarbij behorende kunstgeschiedenis/kunstbeschouwing. De leerlingen krijgen in havo 4 een blokuur tekenen en een enkel uur kunstgeschiedenis. In havo 5 krijgen de leerlingen twee uur praktijk en twee uur theorie. In vwo 4 krijgen de leerlingen twee uur praktijk en één uur theorie. In vwo 5 & 6 krijgen de leerlingen twee uur praktijk en twee uur theorie. Deze groot aantallen uren voor theorie is gelukt vanwege een ontdekking van docent H bij de verdeelsleutel contacttijd van lichamelijke opvoeding (LO). Bij het vak LO is er geen studielast naast de contacturen. En volgens docent H geldt dit ook voor het CPE. Dit is namelijk een examenzitting en naast de praktijklessen is er verder geen studielast. Alles wat ze aan voorbereiding doen, moeten ze in schooltijd en onder toezicht doen. Dit houdt in dat de studielast voor het praktijkgedeelte 100% contacturen is. De nieuwe winst van contacttijd voeg je toe aan de theorie voor het CSE. De leerling populatie varieert een beetje, maar blijft redelijk stabiele met elk jaar c.a. twaalf leerlingen per klas. Van een volle derde klas kiezen gemiddeld vijf leerlingen het kunstvak. Alle leerlingen, ongeacht het profiel, kunnen tekenen kiezen. De weging van het SE tussen tekenen en kunstgeschiedenis licht geheel gelijk, 50% praktijk en 50% theorie. Daarnaast heeft de theorie een uniek mondeling deelexamen in het museum. Docent H vindt het ook goed dat theorie en praktijk gelijk zijn en vindt de samenhang tussen theorie en praktijk erg belangrijk. De sectie bestaat uit twee personen. Docent H is sectiehoofd en cultuurcoördinator. De sectie CKV is een aparte sectie. 9


3.01.3 de factoren De aanleiding om als (enige) docent tekenen in de bovenbouw te gaan nadenken over een mogelijke overstap naar de nieuwe stijl kunstvakken, kwam bij de invoering van de Tweede Fase door het ministerie van OCW. Het initiatief om de opleiding voor CKV2 te volgen kwam geheel vanuit docent H. De directie van twee scholen, het Kennemer Lyceum en het Instituut Vrijbergen te Leiden, waar docent H toen ook werkzaam was, stemde er mee in. Docent H stelde voor om ‘te kijken’ wat het nieuwe vak inhield. Docent H vond het uiteindelijk veel werk en kreeg er geen compensatie voor. Veel boeken en veel nieuwe stof. Dit was wel interessant voor docent H, maar uiteindelijk vindt dat “de leerling niet de culturele bagage heeft om verbanden te leggen tussen de verschillende kunstdisciplines, of verschillende stijlperioden. Dat betekent dat het beginniveau van het nieuwe vak niet past bij het startnivau van een leerling van 15 jaar.” Docent H vindt het vak totaal oninteressant om terug te koppelen naar de leerlingen toe. Het vak was “verbrokkeling en oppervlakkigheid ten top. Alleen maar alles even aanraken. Nooit echt ergens de diepte in gaan. Leerlingen ontplooien en groeien niet in een vak waar weinig motivatiemogelijkheden zijn. Zogenaamde samenhang laten zien, met disciplines en maatschappelijke verandering terwijl leerlingen niet eens samenhang zien bij één enkele discipline. Het is al een wonder dat ze koppelingen leggen met andere vakken als geschiedenis en kunstgeschiedenis. Leerlingen zien niet uit zichzelf verbanden en worden niet uit zichzelf gekieteld om verbanden te legen”. Vakconferenties werden door docent H bezocht en hij hoorde veel collega’s over de moeite om CKV2 op te zetten. Docent H had angstvisioenen voor CKV2,3 en vond de keuze van het ministerie OCW puur financieel. Docent H vindt dat als men alle disciplines op één hoop gooit, je dan oppervlakkigheid krijgt. Dit wordt door docent H als degeneratie van het vak gezien, dat was de reden om niet te kiezen voor CKV2,3. De verantwoordelijkheid voor de keuze ligt gezamenlijk bij de directie en de sectie. Na de beslissing van docent H ging de directie daar geheel in mee. Deze leunde op de expertise van de docent. Er waren dan ook geen echte knelpunten te benoemen omdat de oude situatie verder werd door gezet. En omdat deze een lange en degelijke traditie kende op de school, waren de faciliteiten voldoende. Er is in de school een groot draagvlak voor het vak tekenen en kunstgeschiedenis. Dit heeft veel te maken met de oude traditie van het vak en de status die het hierdoor verkregen heeft. De oudere collega’s van de docent hebben in de wieg gestaan van de invoering van de oude stijl examens. De school behoorde in de jaren zeventig bij de eerste scholen waar teken werd aangeboden als examenvak. De docent heeft zelf op de school gezeten als leerling en kreeg dit ‘klassieke’ vak. Na enkele jaren werkzaam te zijn op de school, nam de docent het vak van haar oude collega’s over. Om plotseling over te stappen werd gezien als extra werkdruk terwijl de docent net ‘feeling’ kreeg voor de oude stijl vakken tekenen en kunstgeschiedenis. Zolang de docent niks werd verplicht, bleef de docent haar vak geven waar ze vakinhoudelijk achterstond. 3.01.4 de toekomst De docent constateert dat steeds meer cultuurgeschiedenis in de oude stijl kunstvakken aan de orde komt en deze groeien langzaam naar de nieuwe stijl toe. De docent verwacht dat over drie jaar alle twee de stijlen zullen uitgroeien tot één kunstvak waar van beide stijlen een beetje zit. “Uiteindelijk zullen de podiumkunsten en de beeldende kunsten overblijven met daarbij een kunstgeschiedenis waar veel culturele achtergronden in voor komen”. “De tendens die ik waarneem en verwacht is dat er twee verschillende CSE’s Kunst- & cultuurgeschiedenis komen die gekoppeld zijn aan een praktijk gedeelte. Dit vind ik logisch en prima, als het CPE maar blijft bestaan.” “De winst is dat er op iedere school een kunstvak wordt aangeboden en het theoretische deel meer diepgang kent dan twintig jaar geleden. Zowel op de havo, met meer kunstgeschiedenis naast de kunstbeschouwing, als op het vwo met meer cultuurgeschiedenis.”

10


3.02 PSG Jan van Egmond Lyceum Het Jan van Egmond Lyceum in Purmerend is een openbare school en onderdeel van de Purmerendse Scholen Groep (PSG). De school toegankelijk is voor alle havo/vwo leerlingen, ongeacht hun levensovertuiging, godsdienst, politieke gezindheid of afkomst. Op de school zijn ongeveer 1200 leerlingen ingeschreven die worden onderwezen door 120 docenten. Een reguliere schooldag bestaat uit 9 lesuren van 50 minuten met daartussen 2 pauzes. De school heeft de afdelingen havo, atheneum en gymnasium en deze hebben eigen deelscholen. Met verschillen tussen de leerlingen wordt, waar dat mogelijk is, rekening gehouden, zowel in de determinatie als in de begeleiding. Deze visie komt in de organisatie van de school tot uitdrukking. De talentgebieden ‘kunstklas’, ‘sportklas’ en ‘wetenschapsklas’, zijn onlosmakelijk verbonden met de school. Via verdieping en verbreding wil de school de leerlingen uitdagen om zijn kwaliteiten en talenten verder in ontwikkeling te brengen. 3.02.1 de docent Een van de docenten die het vak tekenen met kunstgeschiedenis geeft, is docent B. Docent B geeft eenendertig jaar les op dezelfde school. Docent B is lid van de vakvereniging NVTO en daarmee ook lid van het vakblad Kunstzone. Docent B is lid van de vak-community’s op Kennisnet.nl. Docent B geeft les aan de leerniveaus havo en vwo en heeft meer dan tien jaar ervaring met het CPE. Van alle uren les die docent B geeft, worden het meeste gegeven aan vwo. Docent B is minder bekend met de actuele stand van zaken betreffende de oude- en nieuwe stijl kunstvakken. 3.02.2 de kunstvakken In de onderbouw krijgen alle leerlingen tekenen en handvaardigheid als vak aangeboden. In de Tweede Fase kan een leerling het vak tekenen kiezen, met de daarbij behorende kunstgeschiedenis, naast de verplichte CKV of KCV. In havo 4 en 5 krijgen de leerlingen twee uur tekenen en één uur kunstgeschiedenis. In vwo 4 krijgen de leerlingen twee uur praktijk en theorie, waarvan één uur theorie gemiddeld om de drie weken. In vwo 5 krijgen de leerlingen naast twee uur praktijk het gehele jaar één uur theorie. Dit gaat in vwo 6, vanaf het uitreiken van de CPE, over in twee uur theorie naast de twee uur praktijklessen. Het aantal leerlingen dat het vak tekenen kiest in de havo is jaarlijks veertig in de 4e en 5e klas. Bij het vwo is het variërend van twintig leerlingen in vwo 4, vierentwintig in vwo 5 en dertien in vwo 6. De docent vindt reflectie belangrijk bij de praktijklessen, “een wezenlijk onderdeel van praktijkproductieproces”. De reflectie binnen de praktijk is regulier onderdeel van de onderbouw tot en met de bovenbouw. 3.02.3 de factoren De aanleiding tot het maken van een keuze tussen de oude stijl- en de nieuwe stijl kunstvakken, lag wat eerder dan de invoering van de Tweede Fase door het ministerie OCW. Acht jaar daarvoor probeerde handvaardigheid al een examenvak te worden. Begin jaren tachtig resulteerde dat in een concreet voorstel aan de plenaire lerarenvergadering. Het voorstel van de sectie bleek te duur; het voorstel van de schoolleiding werd door de sectie handvaardigheid formeel onaanvaardbaar verklaard omdat daarin te weinig uren ter beschikking werden gesteld. Het werd niet in stemming gebracht en handvaardigheid werd geen examenvak. Het sectiehoofd van handvaardigheid ging uiteindelijk weg en docent B werd sectiehoofd tekenen. In overleg met collega’s wilde men tekenen als bovenbouwvak aanbieden. De sectie wilden het meer zien als onderdeel van de algemene vorming van alle leerlingen, dus ook voor hen die het anders zouden laten vallen. Voor het invoeren van de basisvorming was er een goed aanbod voor alle leerlingen in de bovenbouw en daarmee bereikte de docenten alle leerlingen. Deze breedte werd als waardevol gezien. Toen kwam de invoering van de basisvorming, zes jaar eerder dan de invoering van de Tweede Fase. Dit kostte uren in de onderbouw. De directie besloot toen, bijna zonder overleg, om tekenen (op vmbo, havo en vwo) en handvaardigheid (op vmbo en havo) in de bovenbouw als examenvak aan te bieden. De verantwoordelijkheid voor het besluit oude stijl te blijven aanbieden wordt gedragen door zowel de directie als de sectie. Vanuit de kant van de directie is het vak tekenen en handvaardigheid als automatisme behandeld. Binnen de sectie is wel gesproken over de nieuwe stijl kunstvakken, maar er was geen interesse. “Niks het oude vak, ‘hèt vak’.” De sectie wil het zo houden vanwege de investeringen die gedaan zijn. De docent kan nu goed ‘fijn-tunen’ en uitwerken van de thema’s. Dit proces opnieuw doormaken wordt als zwaar ervaren. Theoretisch is kunstgeschiedenis breed genoeg

11


met de examenthema’s voor meer diepgang. Met daarbij het vak tekenen, dat de docent echt geleerd heeft. Toen de vakken handvaardigheid en tekenen waren ingevoerd als examenvak is er met de gehele sectie met plezier aan de opzet gewerkt. “Je bent terug bij waar je voor geleerd hebt”. Docent B vond het een behoorlijke klus om over te schakelen naar het CPE en examenthema’s. Bij de invoering van de Tweede Fase werden de oude stijl kunstvakken ontzien. “In de wandelgangen werd even door directieleden gevraagd: jullie zitten wel goed? Dan laten we jullie zitten”. Na de invoering van de Tweede Fase waren de examenvakken pas een aantal jaren ingevoerd op de school. En om dan weer geheel om te schakelen naar nieuwe stijl was te veel werk. Docent B is met het voortraject van bijscholing CKV2 gestart, maar niet afgerond en verder niks mee gedaan. Docent B weet niet precies hoe CKV2,3 zich heeft ontwikkeld in de afgelopen tien jaar, maar vindt het wel goed dat er meerdere disciplines worden behandeld bij de nieuwe stijl theorie. Daarentegen vindt docent B het CPE erg goed en bijzonder omdat het werk van buitenaf wordt beoordeeld en je als docent ook naar buiten moet om te beoordelen. Docent B is geen voorstander van kunst beeldend. Docent B vindt handvaardigheid zelf geen vak voor de middelbare school. Te moeilijk om niveau te halen dat bij tekenen wel wordt gehaald. Hetzelfde geld voor textiele werkvormen. “Een potlood beweegt zich makkelijk over het papier.” Docent B vindt van kunst beeldend dat “de breedte de creativiteit om zeep helpt.” Muziek wordt wel als waardevol gezien omdat het een degelijk, ander vak is. Er waren geen knelpunten bij alle momenten van de invoering van de examenvakken. Faciliteiten zijn goed evenals de begroting en de tijd. Modern ingerichte lokalen. De huidige directie heeft geen zin om kunstvakken nog eens geheel om te gooien en wil het liefst bij deze situatie houden. Als externe factor wordt de nieuwe gezamenlijke, huisvesting in 1995 met de Da Vinci college, genoemd. Deze school had meer traditie met muziek en podiumkunsten en het Jan van Egmond had meer traditie met beeldende kunstvakken. Dit brede aanbod in de onderbouw van twee scholen en het talentgebied ‘de kunstklas’, zorgt voor meer diepgang. Hieruit zouden meer leerlingen kunnen komen die voor de kunstvakken in de bovenbouw kiezen. 3.02.4 de toekomst Docent B vindt de bestaande vrijheid ideaal. Maar hij kan zich goed voorstellen dat “de geloofwaardigheid naar buiten toe over het voortgezet onderwijs in geding komt”. De docent vindt dat het ministerie OCW één lijn moet trekken. Daaraan wordt toegevoegd dat de docent van mening is dat hij “te oud is om nog nieuwe truckjes te leren.”

12


3.03 Stedelijk Gymnasium Het Stedelijk Gymnasium in Haarlem is een categoriaal gymnasium. Op deze school zijn 797 leerlingen ingeschreven die allen op vwo niveau onderwijs volgen. Er geven 64 docenten les en het is een openbare school zonder onderscheid in godsdienst of levensovertuiging en is voor 99% autochtoon. Elke les is 45 minuten lang en een dag bestaat uit 9 lesuren en 3 pauzes. De algemene doelstelling van de school legt de nadruk op het intellectuele element van de vorming van leerlingen. Een andere belangrijke onderwijskundige doelstelling is de opleiding tot zelfstandig werken. Deze zelfstandigheid wordt ontwikkeld, naast de klassikale lessen, doormiddel van een activerende didactiek bij opdrachten. Hierbij worden samenwerken, plannen en intrinsieke motivatie, bevorderd. De school vormt samen met vijf andere gymnasium scholen het samenwerkingsverband Onderwijs Stichting Zelfstandig Gymnasia (OSZG). Deze stichting stelt zich ten doel de instandhouding en verdere uitbouw van het categoriaal gymnasiaal onderwijs te bevorderen. 3.03.1 de docent Op de school wordt het examenvak tekenen & kunstgeschiedenis gegeven door docent S. Docent S geeft drieëndertig jaar les in het voortgezet onderwijs waarvan achtentwintig jaar op deze school. Op dit moment geeft docent S les aan alle bovenbouw klassen en één derde jaar klas. Docent S heeft ervaring met het CPE. Docent S is geen lid van de NVTO of andere vakverenigingen en is geen lid van het maandblad Kunstzone. Docent S bezoekt geen bijeenkomsten maar bezoekt wel de vakcommunity’s op Kennisnet.nl. Docent S is op de hoogte van de situatie betreffende de oude- en nieuwe stijl kunstvakken. 3.03.2 de kunstvakken In de onderbouw wordt het vak ‘beeldende vorming’ gegeven. Dit is een combinatie van tweedimensionaal en driedimensionaal werken, en is verplicht voor alle leerlingen. De leerlingen leren omgaan met communiceren doormiddel van beelden, en het leren hanteren van verschillende materialen. In de Tweede Fase is het vak Klassieke Culturele Vorming, de pendant van CKV, verplicht. CKV is ook in de vrije ruimte als extra vak te kiezen. Sinds twaalf jaar wordt tekenen aangeboden als examenvak. Daarnaast wordt het vak muziek aangeboden als examenvak. Het is ook mogelijk in de vrije ruimte, enkel de keuzemodule ‘kunstgeschiedenis –beschouwing’ (240 slu) te kiezen. In vwo 4 en 5 krijgen de leerlingen twee uur tekenen en één uur kunstgeschiedenis per week. In de vwo 6 krijgen de leerlingen twee uur theorie. De weging voor het SE ligt ongeveer op 50% voor de theorietoetsen en 50% voor de praktijkopdrachten. Het vak tekenen wordt gemiddeld gekozen door 25% (20-29 leerlingen) van de leerlingen in de bovenbouw, per jaar. Over het algemeen wordt het vak door meisjes gekozen en in mindere mate door jongens. Voor de praktijk worden de thema’s in vwo 4 en 5 door de docent bedacht. Dit verschilt elk jaar van korte, kleinere opdrachten tot groot uitgewerkte thema’s. De docent geeft voorkeur aan het productieve gedeelte van het vak tekenen en reflectie vindt plaats in kleine vorm en enkel op de leerling zijn eigen werk. In vwo 6 heeft de leerling naast een klein thema het CPE. Bij kunstgeschiedenis wordt er klassikaal lesgegeven en de docent geeft er bij de theorie de voorkeur aan om diep op de kunstdisciplines in te gaan. De methode waar de leerlingen uit werken is ‘Kunsthistorisch overzicht’, een oude methode maar volgens de docent op dit moment de enige goede methode die er bestaat. De sectie bestaat uit twee personen: de docent en een collega die enkel in de onderbouw lesgeeft. Er zijn geen andere secties waarmee inhoudelijk of organisatorisch overleg plaatsvindt. 3.03.3 de factoren Voor de aanleiding tot de keuze om de kunstvakken oude stijl te blijven handhaven, wordt de invoering van de Tweede Fase van het ministerie van OCW, genoemd. Het initiatief om over de toekomst van de kunstvakken in de bovenbouw te vergaderen, kwam van de sectie. De kunstvakken nieuwe stijl werden destijds zo gepresenteerd dat het de bedoeling was dat het de oude stijl zou vervangen. Om deze reden heeft de docent in samenspraak met de directie een start gemaakt met een opleiding CKV2 om in de toekomst voor de theorie ook de kunstdisciplines drama, dans en muziek te kunnen geven. Er werd het volgen van deze opleiding nog geen definitieve keuze gemaakt om over te stappen naar deze nieuwe kunstvakken.

13


De verantwoordelijkheid voor de keuze lag in eerste instantie bij de directie. De vaksectie draagt verantwoordelijkheid voor de inhoud en het uitvoeren van de genomen keuze. De rol van de directie bij het besluit om de oude stijl te blijven aanbieden in de Tweede Fase was klein. De directie heeft vooral goed geluisterd naar de adviezen van docent S. De directie heeft het advies om de oude stijl te blijven handhaven, overgenomen. Maar als docent S had aangegeven toch over te willen stappen, dan had de directie hier geen bezwaar tegen gemaakt. De grote knelpunten die geconstateerd werden en aanleiding gaven om de oude stijl te blijven handhaven, kwamen van docent S. Ten eerste viel de aanvullende opleiding veel te zwaar bij docent S. Er was teveel werkdruk en te weinig tijd om deze opleiding met aandacht te voltooien naast het werk. Door deze druk betwijfelde docent S of de nieuwe kunstdisciplines een toegevoegde waarde zouden zijn voor de theorie. Docent S heeft besloten voortijdig te stoppen met de aanvullende opleiding. Ten tweede werd gesteld dat als een school zou overstappen naar de nieuwe stijl kunstvakken, deze verplicht waren in het profiel C&M. Dit vond de docent een bezwaar omdat er altijd leerlingen in dat profiel zitten die geen affiniteit hebben met het vak tekenen. Dit zou kunnen resulteren in een afkeer bij de leerlingen voor dit profiel. Er is een groot draagvlak binnen de school voor het vak tekenen en kunstgeschiedenis. Mede omdat veel leerlingen voor dit vak kiezen is er onder de schoolleiding goede aandacht voor de kunstvakken in het C&M profiel. Daarom heeft de directie het advies van de docent geheel overgenomen, zonder aanpassingen. Traditie heeft uiteindelijk ook een grote rol gespeeld binnen de school. “De kunstvakken oude stijl zaten goed in het examenprogramma en werd goed gekozen door leerlingen.” Buiten het feit om dat de aanvullende opleiding voor grote knelpunten heeft gezorgd, vindt de docent de kunstvakken oude stijl “gewoon een ontzettend goed vak”. Hier wordt vooral gedoeld op het CPE en de bronnenbundels voor het CSE waardoor “heel veel diepgang en kwaliteit ontstaat”. Ook extra factoren hebben invloed gehad op de beslissing over de kunstvakken. Een goede collega op een andere school in Haarlem is wel overgestapt op de nieuwe stijl kunstvakken. Docent S zag hoeveel werk en tijd het koste om de lessen voor te bereiden. En vooral werd gezien hoeveel stof er in dezelfde hoeveelheid tijd moest worden behandeld. Docent S voorzag veel werk en omdat de oude stijl kunstvakken nog steeds gegeven mochten worden, was voor docent S de keuze makkelijk om het bij de oude situatie te laten. 3.03.4 de toekomst Docent S is er geen voorstander van om in de toekomst één profielvak kunst aan te bieden in de bovenbouw. De keuzevrijheid in de scholen om te kunnen kiezen voor een kunstvak dat het dichtst bij de identiteit van de school ligt, wordt als waardevol geacht. Tevens heerst er bij docent S angst dat dit brede profielvak kunst te veel zal lijken op de huidige nieuwe stijl kunstvakken waardoor alsnog de geschiedenis zich zou herhalen. Veel werkdruk om het vak vorm te geven, weinig compensatie daarvoor, minder diepgang als het gaat om de inhoud van de kunstdisciplines en veel versnippering op het gebied van de theorie.

14


3.04 Atheneum college Hageveld Het Atheneum college Hageveld in Heemstede is een zelfstandig, categoriaal atheneum met een openbare katholieke achtergrond. Op deze school zijn ongeveer 1300 leerlingen ingeschreven, die enkel op vwo atheneum niveau, les krijgen. Op de school zijn 104 docenten werkzaam. Een schooldag bestaat uit 9 lesuren van 50 minuten met daartussen 3 pauzes. De school stimuleert leerlingen zich veelzijdig te ontwikkelen. Intellectueel, cultureel, maatschappelijk en sociaal. Doormiddel van aandacht schenken aan de joods-christelijke uitgangspunten worden leerlingen georiënteerd op waarde en normen. De school heeft een breed en gevarieerd aanbod aan vakken naast de verplichte onderwijsvakken in het atheneum, zoals extra expressievak, Latijn en sport. Binnen de school gaat het om de ontwikkeling van de leerling in zijn geheel als mens. Niet enkel intellectueel maar ook op expressie. De visie van de school is ‘zo lang mogelijk, zo breed mogelijk ontwikkelen’. 3.04.1 de docent De docent die kunst beeldend en CKV geeft op de school is docent M. Docent M zit drieëndertig jaar in het onderwijs waarvan vijfentwintig jaar op deze school. Docent M begon met het vak handvaardigheid, waar tekenen, handvaardigheid en filmkunde in zaten. Docent M is wel lid van de VLBV, maar bezoekt geen examenbijeenkomsten, is bekend met het vakblad Kunstzone en bezoekt een enkele keer de vak-community’s op Kennisnet.nl. Docent M is wel op de hoogte van de actuele stand van zaken betreffende de oude- en nieuwe stijl kunstvakken. 3.04.2 de kunstvakken In de onderbouw krijgen de leerlingen verplicht de vakken tekenen, handvaardigheid, textiele werkvormen, muziek, drama en dans. Omdat de school veel intellectuele vakken heeft, wil de directie ook de creatieve kanten van alle leerlingen, extra ontwikkelen. In de Tweede Fase kunnen de leerlingen naast de verplichte vakken KCV en CKV, kiezen uit kunst beeldend en kunst drama met kunst algemeen als theorievak. De profielkeuze is op de school uitgesteld tot het eind van vwo 4. In vwo 4 krijgen de leerlingen van de maatschappijstroom twee uur kunst beeldend in de week. De leerlingen van de natuurstroom krijgen één uur per week een ingedikt programma. In vwo 4 krijgen de leerlingen geen kunst algemeen. Als de leerlingen bij de profielkeuze kiezen voor een kunstvak dan krijgen ze in vwo 5 twee uur kunst beeldend en drie periodes twee uur kunst algemeen en drie periodes één uur kunst algemeen. In vwo 6 is de urenverdeling gelijk aan vwo 5. Het aantal leerlingen in vwo 4 zijn drie groepen met in totaal achtenveertig leerlingen, twee groepen maatschappijstroom en één groep natuurstroom. In vwo 5 kiezen daarvan tweeëntwintig leerling kunst beeldend en in vwo 6 blijven daarvan achttien leerlingen over die het examen doen. Er zijn geen extreme uitschieters wat leerling populatie betreft. De aantallen zijn hetzelfde bij kunst drama. Bij de weging van het SE ligt het zwaartepunt vooral op de praktijk met ongeveer 60%. Sinds de vernieuwde Tweede Fase is kunst algemeen ingevoerd waardoor de wegingen opnieuw vastgesteld moesten worden. Deze weging is in samenspraak met de directie en de secties vastgesteld omdat de schoolvond dat als een leerling een kunstvak kiest in vwo 5, deze voor praktijk kiest en niet voor de theorie. Er zijn drie verschillende kunstsecties in de school actief. Voor kunst beeldend één docent, kunst drama één docent en kunst algemeen ook één docent. Zij vormen bij elkaar niet één gehele sectie. De docenten beslissen ieder voor hen eigen vak. Er is geen gezamenlijke vergadering, maar de secties weten van elkaar wat er gedaan wordt, omdat er een goede informatiestroom onderling is. 3.04.3 de factoren Aanleiding om te starten met CKV3, was de invoering van de Tweede Fase door het ministerie OCW. Voor de invoering had de school geen examenvak en liepen alle kunstvakken van de brugklas door tot en met vwo 4. Dit hield in dat vwo 4 veel verschillende kunstdisciplines kende en deze sloot aan bij de schoolvisie: zo lang mogelijk, zo breed mogelijk. De directie nam het initiatief en kwam naar de secties toe om de komende situatie te bespreken. De Tweede Fase werd ingevoerd en de oude situatie kon niet meer blijven bestaan. Docent M heeft toen kenbaar gemaakt aan de directie dat er geen behoefte was om CKV2 op te zetten. Deze beslissing had meerdere redenen. Ten eerste kwamen er in de tijd van de invoering al geluiden van andere collega’s (muziek), die de opleiding volgde, klachten dat het veel tijd en energie kostte om het nieuwe vak op te zetten. Zonder een vorm van compensatie wilde geen van de docenten CKV2

15


ontwikkelen. Daarbij kwam dat men niet nog meer intellectuele vakken wilde in de toen al zo drukke Tweede Fase. Het was te veel werk. Daarentegen waren de docenten samen met de directie er wel over eens het vak CKV3 op te zetten en in te voeren. De docenten van al deze verschillende vakken hebben samen gewerkt om het vak op te zetten. CKV3 viel beter in de smaak bij de directie en de docenten omdat het toen nog geen eindexamen kende, enkel een schoolexamen. Hierdoor ontstond een grote mate van vrijheid voor de invulling van CKV3. Bij het opzetten van CKV en CKV3 waren veel collega’s betrokken en werd er vanuit eigen motivatie voor het vak alles opgezet. “Veel gezelligheid en veel van elkaar geleerd, als er wordt teruggekeken was het wel pittig, maar leuk”. Toen de vernieuwde Tweede Fase zich in 2007 aandiende, moest de school wel kunst algemeen gaan invoeren. Docent M wilde dit nog steeds niet. “Theorie en praktijk beinvloeden elkaar heel erg. In positieve vorm. Bij kunst beeldend steek ik enige tijd in ‘het kunstgeschiedenis boekje’ dat de leerlingen zelf moeten maken. Maar mijn nadruk ligt nog steeds op de praktijk.” Er volgde een interne vacature en een docent Nederlands wilde kunst algemeen graag op gaan zetten wegens persoonlijke interesse. Vanaf de invoering van de vernieuwde Tweede Fase lopen de vakken beeldend, drama door tot aan het eindexamen. Kunst algemeen begint pas in vwo 5. In vwo 4 is geen kunst algemeen opgenomen wegens te weinig plek in de ‘volle profielstromen’. Daarbij komt dat er in vwo 4 nog veel ‘aarzelaars’ zitten. Andere kunstvakken werden niet gekozen door de directie vanwege te weinig leerlingen die ervoor zouden kiezen. Vandaar dat dans en muziek verviel. De verantwoordelijkheid voor de keuze ligt bij de directie in de eerste instantie. De vaksectie draagt verantwoordelijkheid voor de inhoud en het uitvoeren van de genomen keuze. De directie en de vaksectie hebben gezamenlijk een keuze gemaakt voor de kunstvakken nieuwe stijl. Er waren geen knelpunten bij de invoering van CKV3 en ook niet bij de invoering van kunst algemeen. Ook daarin schuilt de traditie van goed overleg en het belang van de school waar de docenten achter staan. De school werkte mee om samen een goede creatieve sectie en vakken op te zetten. Het draagvlak voor de kunstvakken is groot. Er zijn twee grote vakgroepen, ‘beta’ en ‘crea’, die een grote stem hebben in de school en invloed uitoefenen op het schoolbestuur. “De vakken staan hier niet achter de streep, maar meer daarvoor. Er wordt naar ons geluisterd en we worden serieus genomen”. Traditie speelde een grote rol om voor CKV3 te kiezen en niet te kiezen voor de oude stijl kunstvakken. Met traditie wordt gedoeld op de traditie van de podiumkunsten in de school. Vanaf de onderbouw wordt er veel gewerkt aan het vak drama. Drie maal per schooljaar is er een groot open podium, ‘Glad Marmer’. De oude stijl kunstvakken kende geen drama als kunstvak. Tevens vonden de directie en de sectie de oude stijl te beperkt voor een school met een brede visie. En daarbij komt dat er werd uitgegaan van een tijdelijk bestaan van de oude stijl kunstvakken en dat deze uiteindelijk zouden verdwijnen. “Waarom zouden we iets invoeren voor een paar jaar dat ook nog een CPE kende terwijl wij enkel een SE wilde”. Als externe invloed om geen kunst muziek en dans in te voeren geld de concurrentie met omliggende scholen. Die hebben grote traditie in muziek en dans waardoor leerlingen naar deze scholen gaan hiervoor. De school wil zich juist profileren met de overige kunstvakken. 3.04.4 de toekomst Docent M is van mening dat er wel één breed kunstvak zou moeten komen in plaats van de huidige tweedeling. “Als je aankondigt dat er een nieuw vak komt en het de oude stijl overneemt, moet je gewoon een besluit nemen. Als binnen mijn klas zo omga met besluiten nemen, dan heb ik zo een ordeprobleem. Geef duidelijkheid ook al doet dat voor sommige scholen soms pijn”.

16


3.05 Berlage Lyceum Het Berlage Lyceum in Amsterdam is een school voor algemeen bijzonder voortgezet onderwijs met een openbaar karakter. Er zijn op dit moment ongeveer 850 leerlingen ingeschreven op de school in de leerniveaus mavo, havo en vwo. Binnen de school zijn 87 docenten werkzaam. Een lesdag telt 9 lesuren van ieder 50 minuten met daartussen 3 pauzes. De school heeft een gemengde populatie van leerlingen met autochtone en allochtone afkomst. De school is een resultaatgerichte school met hart voor de leerlingen. De school streeft ernaar om de talenten van ieder kind optimaal te ontwikkelen en het behalen van het voor hem of haar hoogst mogelijke diploma. De school bereikt dit door overzichtelijke kleine afdelingen waarin leerlingen goed worden begeleid door professionele docenten. 3.05.1 de docent Op de school wordt kunst algemeen, kunst beeldend en CKV gegeven door docent R. Docent R geeft les sinds 1992 waarvan de laatste tien op de school waar hij cultuurcoördinator is. Docent R is geen lid van een vakvereniging maar heeft wel een abonnement op het vakblad Kunstzone. Docent R bekijkt met regelmaat de vak-community’s op Kennisnet.nl en is op de hoogte van actuele stand van zaken betreffende de oude- en nieuwe stijl kunstvakken. Docent R had voor de invoering van de Tweede Fase geen ervaring met de oude stijl kunstvakken als examenvakken. 3.05.2 de kunstvakken In de onderbouw wordt het vak ‘beeldende vakken’ gegeven. Dit is een combinatie van tweedimensionaal en driedimensionaal werken, en is verplicht voor alle leerlingen. In de Tweede Fase wordt er naast de verplichte CKV de vakken kunst algemeen en kunst beeldend aangeboden als examenvak. Leerlingen binnen het profiel cultuur & maatschappij (C&M) zijn verplicht een kunstvak te kiezen, bij de overige profielen is het kunstvak een keuzevak. In havo 4, 5 en in vwo 4,5 en 6 krijgen de leerlingen twee uur kunst beeldend en één uur kunst algemeen gedurende het hele schooljaar. De weging binnen het SE tussen theorie en praktijk is 33% theorie en 66% praktijk. Gemiddeld is er een (stijgende) lijn van 16 leerlingen per jaar die kiezen voor een kunstvak. Over het algemeen genomen wordt het vak gekozen door 25% jongens en 75% meisjes. De thema’s worden door docent R zelf bedacht. Per periode kunnen meerdere thema’s worden behandeld en binnen elk thema worden verschillende beeldende disciplines beoefend. De theorie in de praktijklessen wordt als introductie gebruikt voor de thema’s Er wordt op de school meer uren kunst algemeen gegeven omdat leerlingen overzicht moet hebben om alle informatie te kunnen begrijpen. Er wordt veel gebruik gemaakt van de elektronische leerweg omgeving (ELO). Alle bronnen voor kunst algemeen worden hierin aangeboden. Leerlingen gebruiken zelfstandig de bronnen en in de les wordt alles samengevat en aangewezen. Toetsen worden digitaal op de ELO afgenomen. De sectie voor de kunstvakken in de Tweede Fase bestaat uit drie collega’s. De gehele sectie beeldend bevat 7 docenten. De secties voeren goed overleg. 3.05.3 de factoren De aanleiding om de nieuwe stijl kunstvakken aan te bieden was destijds de invoering van de Tweede Fase door het ministerie OCW. Op de school bestond er vóór de Tweede Fase geen examen kunstvakken. De Tweede Fase was een goede kans om een examenvak kunst in te voeren. Er werd niet besloten oude stijl in te voeren. De visie van de Tweede Fase werd in zijn geheel overgenomen en dus ook de nieuwe stijl kunstvakken. De school wilde naar een hedendaags vak. Het kiezen voor de oude stijl kunstvakken werd ervaren als stap terug. Het initiatief kwam vanuit de directie. De sectie, en daarmee docent R, werd gevraagd om CKV2,3 op te zetten. Docent R vond dit een goede keuze ten opzichte van de kunstvakken oude stijl. Docent R heeft in zijn opleiding ook nooit aan één media gehouden en in zijn beleving zou het raar zijn om oude stijl aan te bieden in een nieuwe stijl onderwijs. “Waarom zou je jezelf beperken? Verschillende disciplines door elkaar creëert een grote mate van vrijheid, je kunt een leerling veel meer keuzes aanbieden en als docent kan je zelf invulling geven aan het vak en nieuwe wegen vinden.” De verantwoordelijkheid voor de keuze lag in eerste instantie bij de directie. De vaksectie draagt verantwoordelijkheid voor de inhoud en het uitvoeren van de genomen keuze. De directie en de vaksectie hebben gezamenlijk een keuze gemaakt voor de kunstvakken nieuwe stijl.

17


Het draagvlak voor de kunstvakken nieuwe stijl in het profiel C&M is groot. Omdat het aantal leerlingen dat voor dit profiel kiezen minder is ten opzichte van andere profielen, wordt er binnen het profiel C&M extra aandacht gegeven aan de kunstvakken. De sectie vindt dat je binnen het profiel C&M een cultuurvak moet aanbieden. Het is onlogisch als een leerling het profiel C&M kiest en geen kunst krijgt. Er zit ook een nadeel aan, je hebt minder geïnteresseerde en gemotiveerde leerlingen. De angst was dat als het vak niet verplicht werd gesteld in het profiel C&M er een daling van het aantal leerlingen zou ontstaan. Binnen één klas kunst komen veel leerlingen uit de N&T- en N&G-profielen. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de toekomstverwachtingen en achtergronden van de leerlingen. Er wordt gedacht dat met een N-profiel men betere educatie en vervolgopleidingen kunnen kiezen waardoor betere banen gekregen kunnen worden. Het draagvlak buiten het profiel C&M is wat minder maar de brede blik van de nieuwe stijl kunstvakken draagt de school wel uit als visie & beleid. Er waren knelpunten in het begin met budget en lokalen. Maar deze zijn gaandeweg verholpen en op dit moment is de sectie tevreden met de huidige faciliteiten. De schoolvisie is een grote interne factor die invloed heeft gehad op de keuze voor de nieuwe stijl kunstvakken. Binnen de school was er een visie om het onderwijs in modules aan te bieden, veel samen te werken met externe organisaties en te werken met vakoverstijgende projecten. In de oude stijl kunstvakken zat teveel traditionele en klassikale invloeden. Met de nieuwe aanpak kon je uit het lokaal en andere verbanden leggen. Docent R is bij veel bijeenkomsten geweest om de nieuwe kunstvakken vorm te geven. Docent R vindt dat juist diepgang wordt verkregen door disciplines te combineren. Docent R vindt dat men “moet kijken naar hedendaagse kunstvormen, ga mee met je tijd”. Docent R vindt het CPE geen gemis want hij vindt het raar dat een leerling opeens aan het einde van vwo 6 een soort ‘proef van bekwamen’ moet afleggen. Ook vindt docent R het vreemd dat de weging tussen het SE en de CSE opeens 50% om 50% is, terwijl de lestijdfactor daar niet op wordt toegepast. “Eerst heel lang bezig met praktijk, en op het eind is theorie opeens meer belangrijk.” Daarnaast heeft docent R de opleiding voor CKV2 gedaan. De school bood hiervoor geld & faciliteiten maar docent R kreeg er geen uren voor. De opleiding viel docent R zwaar en bood weinig praktische en inhoudelijke hulp aan de opzet van het vak. Volgens docent R leer je het meeste tijdens de voorbereiding van de lessen. De eigen motivatie en visie op kunstonderwijs van docent R zorgde voor energie om het op te zetten. Traditie speelt Omdat er voor aangeboden en met de traditie

op deze school een bijzondere rol bij de keuze voor de nieuwe stijl kunstvakken. de invoering van de Tweede Fase geen examenvakken in kunstdisciplines werden de school een geheel nieuw onderwijssysteem ten uitvoer bracht, werd er gebroken van het ontbreken van kunstvakken in de examenklassen.

Als externe factor om over te stappen op de nieuwe kunstvakken werd de ‘concurrentie’ genoemd. In de omgeving van de school staan vele andere scholen met ieder een eigen identiteit. De school moet zich profileren en onderscheiden van de andere scholen uit Amsterdam. 3.05.4 de toekomst Docent R vindt dat leerlingen niet mogen opdraaien voor de keuze van de docent. “Leerlingen weten vaak niet beter, oude- of nieuwe stijl. Als vakdocent moet je openstaan voor nieuwe ontwikkelingen en niet achterblijven, ook al ben je niet bekwaam.” Onderwijs moet meegaan met de tijd en scholen moeten geen keuze maken uit verschillende kunstvakken. Het ministerie moet kiezen en de scholen ondersteunen in de keuze. Docent R denkt dat oude stijl langzamerhand uitsterft.

18


3.06 OSG Willem Blaeu Het OSG Willem Blaeu in Alkmaar is een school voor openbaar onderwijs, hetgeen inhoudt dat leerlingen met uiteenlopende maatschappelijke en levensbeschouwelijke achtergronden onderwijs kunnen volgen. Er zijn ongeveer 1000 leerlingen ingeschreven in de leerniveaus vmbo, havo & vwo. Er geven 140 docenten les op de school. Het dagrooster bestaat uit 9 lesuren van 50 minuten met daartussen 2 pauzes. De school wil bij de leerling een houding ontwikkelen die zich kenmerkt door een positief kritische, leergierige en onderzoekende opstelling ten opzichte van school en maatschappij. Naast het ontwikkelen van bovengenoemde houding is de ontwikkeling van zelfstandigheid en het leren nemen van verantwoordelijkheid belangrijk. 3.06.1 de docent Op de school geeft docent J de vakken CKV, KCV, kunst beeldend & kunst algemeen. Docent J is vijfentwintig jaar werkzaam in het onderwijs waarvan tweeëntwintig op deze school. Docent J heeft twintig jaar ervaring met bovenbouwklassen in handvaardigheid en textiele werkvormen. Docent J heeft geen ervaring met het CPE. Docent J is geen lid van de NVTO maar wel geabonneerd op het maandblad Kunstzone. Docent J maakt soms gebruik van de vak-community’s op Kennisnet.nl en is op de hoogte van de actuele stand van zake betreffende de oude- en nieuwe stijl kunstvakken. 3.06.2 de kunstvakken In de onderbouw wordt het vak ‘beeldende vorming’ gegeven. Dit is een combinatie van tweedimensionaal en driedimensionaal en is verplicht voor alle leerlingen. In de Tweede Fase is er naast het verplichte vak CKV voor de leerlingen de keuze uit kunst beeldend en kunst muziek met daarbij kunst algemeen als examenvak. In havo 4 krijgen de leerlingen drie uur kunst beeldend in de week en dit loopt door tot de eerste periode in havo 5. Vanaf de tweede periode in havo 5 krijgen de leerlingen drie uur kunst algemeen per week. In vwo 4 krijgen de leerlingen drie uur kunst beeldend tot en met periode drie van vwo 5 . Vanaf periode vier in vwo 5 krijgen de leerlingen drie uur kunst algemeen. De drie lesuren per week zijn verdeeld in een blokuur en één enkel uur. Docent J vindt dat de urenverdeling tussen theorie en praktijk zo moet blijven. Op deze manier worden de leerlingen goed voorbereid op het CSE. De sectie heeft de weging van het SE het zwaartepunt gegeven bij de praktijk. Het aantal leerlingen dat een beeldend vak als examen kiest varieert van jaar tot jaar van drie tot achtentwintig leerlingen in een klas. Dit komt deels door de keuzemogelijkheden die sterk wisselen per schooljaar. Er was eerst een uitgestelde profielkeuze waardoor een cultuurvak in de ‘maatschappij stroom’ verplicht was, nu is deze regeling afgeschaft. Deze variërende leerlingaantal is er niet sinds de invoering van de nieuwe kunstvakken. Op dit moment zijn er tien leerlingen in havo 4 & 5, dertien leerlingen in vwo 4, negen leerlingen in vwo 5 en elf leerlingen in vwo 6. De thema’s binnen kunst beeldend worden zelf gemaakt en/of bedacht door docent J. 3.06.3 de factoren Als aanleiding om over te stappen naar de nieuwe kunstvakken wordt de invoering van de Tweede Fase, door het ministerie OCW, genoemd. Voorheen waren er de examenvakken handvaardigheid en textiele werkvormen, maar geen examen teken. Er was wel gevraagd om tekenen te geven als examenvak, maar dit bleek te duur te zijn en er was geen formatie noch faciliteiten. Deze situatie bleef zich voort slepen. De nieuwe stijl vakken CKV2,3 bleek voor de sectie een goede gelegenheid om de vreemde situatie van het examenvakken bij de havo, aan te passen. De kunstvakken nieuwe stijl gaven mogelijkheden om muziek aan te bieden als examenvak en om tekenen, handvaardigheid en textiele werkvormen samen te voegen tot één kunstvak beeldend. Ook zag men kans de examenvakken aan te bieden aan vwo 6 en niet enkel de havo. Het initiatief om over te stappen naar de nieuwe kunstvakken kwam vanuit de sectie. Er was een nieuwe docent muziek aangenomen en samen met docent J werd er aan de directie gevraagd om CKV2,3 op te zetten. De directie wilde graag meer kunstvakken kunnen aanbieden als examenvak en ook op vwo niveau. Voor de sectie en de directie viel er meer te halen als te verliezen bij de keuze voor de nieuwe stijl kunstvakken. Oude stijl kunstvakken is nu geen optie meer. Daarvoor zijn er te weinig leerlingen om drie verschillende kunstklassen te vullen en kost het volgens de directie te veel.

19


De verantwoordelijkheid voor de keuze ligt in de eerste instantie bij de directie. De vaksectie draagt verantwoordelijkheid voor de inhoud en het uitvoeren van de genomen keuze. De directie en de vaksectie hebben gezamenlijk een keuze gemaakt voor de kunstvakken nieuwe stijl. Het draagvlak voor de kunstvakken nieuwe stijl in de school, wordt als ‘normaal’ ervaren. De kunstvakken horen erbij en zijn even belangrijk als andere examenvakken. Knelpunten waren er altijd in vorm van tijd-, geld-, faciliteit-, lokaal- en roosterproblemen. De directie wilde alles wat bij de nieuwe kunstvakken hoorde, maar voor de minste investeringen. De knelpunten waren voorheen veel erger dan tegenwoordig. Tegenwoordig zijn er goede vaklokalen met goede apparatuur. Het budget voor de kunstvakken is sinds de invoering gegroeid en heeft nu een stabiel en een goed plafond. Daarnaast werd als groot knelpunt gezien dat docent J kunst beeldend, plotseling drie vakken tegelijkertijd moest geven zonder affiniteit met het tweedimensionale vlak. Uiteindelijk kwam er een klassenassistent om bij volle klassen docent J te assisteren. Docent J heeft met haar collega samen de opleiding CKV coördinator en CKV2, gevolgd. Dit bleek erg zwaar en er werd veel tijd in gestoken. Docent J en haar collega hebben van elkaar geleerd en elkaar gemotiveerd. Collegialiteit en veel investeringen hebben ervoor gezorgd dat het gelukt is om nieuwe stijl op te zetten. Er was geen compensatie voor al het voorbereidende werk en voor de opleidingen. Docent J vindt dat het “niet veel nut had je te verzetten. Als je dan toch moet, doe het dan met wat energie en motivatie. Niet altijd je hakken in het zand zetten, dan wordt het alleen maar zwaarder. Je moet er het beste van maken met elkaar.” Docent J constateert dat er een groeiende vraag is naar toetsbare kennis, en de theoriekant wordt daarom zwaarder dan de praktijk kant en breidt zich hierdoor uit. Docent J vindt dit geen goede ontwikkeling maar vindt het aanbod van de vele kunstdisciplines binnen kunst algemeen wel een goede vooruitgang ten opzichte van kunstgeschiedenis. Mede omdat de opleidingen ook veel meer disciplines aanbieden in zowel praktijk als theorie. Daarentegen vond docent J de oude kunstvakken wel veel overzichtelijker en dat de theorie in kunst algemeen heel erg ‘dun’ is geworden. Ook vindt docent J het raar dat je meer theorie moet behandelen in evenveel tijd als oude stijl. Traditie speelt op deze school geen grote rol bij de beslissing voor de nieuwe stijl kunstvakken. Er was immers een oud examenprogramma waar men graag verandering in wilde aanbrengen. In die zin werd er snel afstand gedaan van de oude situatie rondom handvaardigheid & textiele werkvormen. 3.06.4 de toekomst Docent J vindt het geen goed idee één breed kunstvak aan te bieden. Docent J vindt oude stijl wel een stevig en solide examenvak, en daarnaast kunnen scholen kiezen voor de nieuwe variant met vele opties. De tweedeling vindt docent J niet vreemd. “Iedere school heeft een andere identiteit dus laat hun de keuze.” Maar als docent J naar de toekomst kijkt verwacht ze dat de scholen mee moeten met “die smalle, lichte en brede samenleving en dus zal het wel kunst algemeen worden.”

20


4

resultaten

De gegevens uit de interviews zijn hieronder samengevat waarbij er een scheiding is gemaakt tussen de oude- en nieuwe stijl scholen. Na de samenvatting volgt de conclusie en de discussie van het onderzoek. De informatie in dit hoofdstuk zijn geformuleerd vanuit de persoonlijke interpretatie van de onderzoeker.

4.01 samenvatting scholen oude stijl De drie scholen die enkel kunstvakken oude stijl aanbieden in de Tweede Fase bevinden zich in Overveen, Purmerend en Haarlem. Zij hebben respectievelijk 560, 1200 en iets minder dan 800 leerlingen. Van de drie geïnterviewde docenten hebben twee ruim dertig jaar werkervaring en één docent zestien jaar. Twee zijn goed geïnformeerd over de actuele stand van zaken betreffende de oude – en nieuwe stijl kunstvakken. Één docent is wel op de hoogte van deze situatie, maar heeft zich niet verdiept in de inhoudelijke ontwikkelingen van de nieuwe stijl kunstvakken. Alle drie de scholen bieden tekenen en kunstgeschiedenis aan in de Tweede Fase. Bij alle drie de scholen ligt de urenverdeling op éénderde theorie en tweederde praktijk. Op één school wordt er meer tijd besteed aan de theorie. De weging van de SE’s tussen theorie- en praktijk opdrachten is op alle drie de scholen 50% om 50%. Het aantal leerlingen dat kiest voor een kunstvak in de Tweede Fase ligt op alle drie de scholen rond een gemiddelde van twintig. Bij scholen in Overveen en Haarlem was de invoering van de Tweede Fase de aanleiding om over een keuze voor een bepaalde stijl na te denken. De school in Purmerend gaf aan dat de aanleiding tot discussie acht jaar eerder lag dan de invoering van de Tweede Fase. Bij deze school werd het besluit om tekenen als examenvak aan te bieden genomen in 1996. Het initiatief voor een discussie over de mogelijkheden van beide stijlen kwam bij alle drie de scholen vanuit de docenten. Bij Overveen en Haarlem bestond dit uit het initiatief om de opleiding CKV2 te volgen, bij Purmerend bestond het initiatief om tekenen als examenvak aan te bieden. De verantwoordelijkheid voor de uiteindelijke keuze lag bij alle drie de scholen bij de directies en de secties. Er zijn bij alle drie de scholen geen echte knelpunten geweest na de besluitneming voor de oude stijl. Er waren voldoende faciliteiten en deze zijn in de loop der jaren alleen maar verbeterd. Er is voldoende draagvlak binnen de school voor het oude stijl kunstvak. Op de school in Haarlem wordt het vak tekenen vaak gekozen door de leerlingen uit het C&M profiel. Als externe invloeden worden nieuwe huisvesting en de moeite die een collega op een andere school had om nieuwe stijl op te zetten genoemd. De inhoudelijke opvattingen en werklast hebben een grote rol gespeeld bij de advisering aan de directie. Traditie speelt op alle drie de scholen een andere rol in de keuze voor de oude stijl. In Overveen is traditie ook echt een ‘traditie’. Een school waar het examenvak tekenen al bestaat vanaf het begin. In Purmerend is traditie meer een persoonlijke visie op het vak tekenen. Tekenen als examenvak bestaat nog niet lang op deze school, maar de docent heeft dit vak geleerd en beoefent het vak al meer dan dertig jaar. In Haarlem speelt dezelfde persoonlijke hechting aan het vak tekenen een rol bij de keuze voor oude stijl. Daarnaast is op deze school een angst dat als er gekozen zou worden voor de nieuwe stijl, veel leerlingen het vak niet meer zouden kiezen. Als het gaat om de toekomst heerst er bij alle drie de docenten de angst dat als er één breed profielvak kunst zou komen, dit teveel lijkt op de nieuwe stijl. Één kunstvak zou wel kunnen mits de CPE en de diepgang bij kunstgeschiedenis niet verloren gaat.

21


4.02 samenvatting scholen nieuwe stijl De drie scholen die enkel kunstvakken nieuwe stijl aanbieden in de Tweede Fase bevinden zich in Heemstede, Amsterdam en Alkmaar. De eerste heeft 1300 leerlingen, Amsterdam 850 en Alkmaar ongeveer 1000. De docent in Heemstede heeft drieëndertig jaar werkervaring, de docent in Amsterdam zeventien jaar en de docent in Alkmaar is vijfentwintig jaar werkzaam in het onderwijs. Alle docent zijn volledig op de hoogte van de actuele stand van zaken betreffende de oude- en nieuwe stijl. In Heemstede wordt kunst beeldend en kunst drama aangeboden, in Amsterdam enkel kunst beeldend en in Alkmaar kunst beeldend en kunst muziek. De urenverdeling is op elke school anders maar komt kort samengevat neer op éénderde theorie en tweederde praktijk. Het zwaartepunt van de wegingen binnen het SE liggen op alle drie de scholen bij de praktijk met ongeveer 60%. De grootte van de klassen heeft een gemiddelde van achttien leerlingen. Als aanleiding om over te stappen op de nieuwe stijl kunstvakken noemen alle drie de scholen de introductie van de Tweede Fase. Voor Heemstede bood het de mogelijkheid de schoolvisie goed voort te zetten in de bovenbouw wat met de oude stijl niet mogelijk werd gevonden. Amsterdam wilde een geheel nieuw schoolconcept opzetten en daar paste de oude stijl niet bij en Alkmaar wilde af van de vreemde situatie dat tekenen geen examenvak was en handvaardigheid en textiele werkvormen wel. Het initiatief tot een voorstel om over te stappen kwam bij Heemstede en Amsterdam vanuit de directie. Bij de school in Alkmaar was het de sectie die naar de directie toe stapte. De verantwoordelijkheid wordt op alle drie de scholen gedragen door de directie en de sectie. Bij twee scholen waren er facilitaire knelpunten als inroosteren en materiele benodigdheden, tijdens de omschakeling naar de nieuwe stijl kunstvakken. De problemen zijn nu opgelost. Bij de school in Heemstede en Amsterdam is een groot draagvlak aanwezig voor de kunstvakken. Vooral in Heemstede hebben de creatieve vakken secties een grote stem binnen de school. In Amsterdam is het draagvlak voornamelijk groot binnen het profiel C&M. In Alkmaar is er een normaal draagvlak. Concurrentie blijkt van invloed te zijn geweest op twee van de drie scholen. Deze scholen gaven aan zich te willen onderscheiden van andere scholen in de regio. Traditie heeft op deze drie scholen een heel andere lading dan bij de oude stijl scholen. In Heemstede heeft de traditie om zo lang mogelijk zo veel mogelijk kunstvakken aan te bieden een zware stempel gedrukt op het besluit nieuwe stijl te geven. In Amsterdam heeft de docent, die gewend was om in de praktijk met meerdere media tegelijkertijd te werken, in samenwerking met de schoolvisie ertoe geleid dat er werd overgegaan op de nieuwe stijl kunstvakken. In Alkmaar wilde men af van de heersende disbalans bij de kunstvakken omdat tekenen geen en handvaardigheid wel een examenvak was. Twee scholen vinden dat er op termijn één kunstvak zou moeten komen, de andere school is afwachtend tegenover de mogelijke vernieuwing van de kunstvakken. Twee scholen vinden dat onderwijs met zijn tijd mee moet gaan en dat de nieuwe stijl kunstvakken veel beter past bij het huidige brede aanbod in het onderwijs.

4.03 conclusie De hoofdvraag van het onderzoek is: welke factoren bepalen de keuze van directies & van docenten om of de beeldende vakken oude stijl of nieuwe stijl, aan te bieden in de Tweede Fase van havo/vwo? De oude stijl scholen gaven aan dat de introductie van de Tweede Fase een aanzet gaf tot discussie over de oude stijl kunstvakken. Deze aanleiding, van de overheid, leidde echter niet tot een definitieve keuze voor één van de twee stijlen, dit had andere factoren. In ‘Beweging in beeld, feiten en verhalen over onderwijsinnovatie in het voortgezet onderwijs’ (Busman, 2007) is te zien dat de aanleiding voor onderwijs innovatie voor 92% de schoolvisie en voor 56% aan de veranderende omgeving/maatschappij, worden toegekend. Als we deze resultaten vergelijken met dit onderzoek dan blijkt dat de oude stijl scholen in mindere mate de schoolvisie als fundering voor de keuze van het kunstvak gebruiken. Er wordt veel meer vakinhoudelijke argumenten gegeven die verder weinig een connectie hebben met de schoolvisie. Deze vakinhoudelijke argumenten komen overigens ook naar voren in het artikel ‘Over oude liefdes en nieuw elan: de kunstvakken vergeleken’ (Hoorn,

22


2005), waar docenten oude- en nieuwe stijl en een examenmaker van het Cito, aan het woord zijn. De oude stijl kunstvakken behandeld bij kunstgeschiedenis geen muziek, dans en drama waardoor op de overige kunstdisciplines veel dieper kan worden ingegaan op de stof. In combinatie met het CPE wordt dat als zeer waardevol ervaren. De docenten vinden de diepgang van kunstgeschiedenis en de degelijkheid van het CPE te waardevol om te laten varen voor een nieuw vak dat veel tijd en energie kost om op te zetten. Daarentegen wordt op de nieuwe stijl scholen de schoolvisie gebruikt als katalysator voor onderwijsvernieuwing. Veel meer wordt er gekeken of de inhoud van de nieuwe stijl kunstvakken past binnen de schoolvisie. Er vindt een afstemming plaats tussen de kunstvakken en de visie van de school op het onderwijs. De nieuwe stijl kunstvakken zijn breder georiënteerd met meer kunstdisciplines die aan bod komen. Het grote voordeel is de samenhang die gecreëerd wordt en de verbanden die leerlingen leggen tussen kunstdisciplines en ook met andere vakken. Deze samenhang wordt dan ook teruggevonden in de schoolvisie. Bij onderwijsveranderingen worden docenten altijd betrokken en bij meer dan 80% van de docenten is er draagvlak voor deze veranderingen. Daarnaast is iets meer dan de helft van de docenten ‘in enige mate’ toegerust op onderwijs vernieuwing (Busman, 2007). Bij de oude en nieuwe stijl scholen worden alle docenten gevraagd naar hun expertise met betrekking tot de kunstvakken. Het is bij alle zes de scholen duidelijk dat het advies van de docenten zwaar telt bij de directie. De beslissing van de directie om één van de twee stijlen te kiezen vind vaak instemming bij de docenten. De keuze voor een stijl hangt dus veel af van de mate waarin een docent pleit voor een bepaald kunstvak. En wat een docent adviseert aan de directie hangt af van de ervaringen van de docent. Zo bleek de opleiding CKV2 veel te zwaar voor de oude stijl docenten waardoor er een afkeer ontstond tegen dit nieuwe kunstvak. De docenten voorzagen veel werk in te weinig tijd bij het opzetten van het nieuwe kunstvak waar geen compensatie voor werd gegeven. De meeste werkervaring hadden de docenten in de oude stijl en deze stijl konden ze daardoor zeer gedegen aan leerlingen bieden. Daarbij komt dat het niet verplicht was over te stappen van oude- naar nieuwe stijl en dat de docenten nog steeds inhoudelijk achter de oude kunstvakken stonden. De keuze om oude stijl te houden werd hierdoor de meest voor de hand liggende. De nieuwe stijl docenten voelden zich bij de introductie van de Tweede Fase al meer toegerust op de nieuwe stijl. Deze docenten hebben tijdens de docenten opleiding of tijdens de lessen oude stijl al kunstdisciplines gecombineerd. Deze docenten wilden veranderen van kunstvak en wilden zich breder oriënteren en meer verbanden leggen. Ze vonden de oude stijl kunstgeschiedenis te smal en te veel op maar enkele kunstdisciplines gericht. Dit vak ging niet mee met de tijdgeest van het onderwijs. Door deze open houding naar de nieuwe stijl kunstvakken werd de opleiding CKV2 ook veel lichter en leuker ervaren. Ook zij vonden het veel werk maar hadden het ervoor over. Vanuit hun werkervaring met meerdere disciplines wisten de docenten dat er een grootte meerwaarde en diepgang te halen viel uit de nieuwe stijl kunstvakken. Zij benoemde de brede oriëntatie en de mogelijkheid om verbanden te leggen de diepgang die door de oude stijl docenten oppervlakkigheid wordt genoemd. Het is opvallend te noemen dat twee van de drie docenten nieuwe stijl voor de invoering van de Tweede Fase geen ervaring hebben met de oude stijl kunstvakken. Dit gegeven kan een grote invloed hebben op de mening van de docent over de oude stijl kunstvakken. Tenslotte is de mening en ervaring van de docent van grote invloed op de besluitvorming van de directie omtrent de vakken die worden aangeboden in de Tweede Fase. In de ‘Monitor cultuureducatie voortgezet onderwijs, meting 2008’ (Oomen, 2008) blijkt dat 62% van de scholen in Nederland ‘misschien één breed kunstvak willen, ter vervanging van de huidige oude& nieuwe stijl. Dit hangt af van de inhoud.’ En 27% gaf aan de huidige situatie te willen behouden. Ook in dit onderzoek geven alle docenten aan dat één kunstvak, met de sterke punten van beide stijlen, een goed uitgangspunt zou zijn. Bij toekomstig onderhoud Tweede Fase kan men ervan uitgaan dat er draagvlak is onder de docenten beeldende kunstvakken mits van te voren de inhoud daarvan aan hen is voorgelegd. Alle docenten vinden dat het geen goede zaak is dat het ministerie OCW geen éénduidige lijn trekt in het beleid van de kunstvakken. In het artikel ‘Single of samen’ (Haanstra, 2009) komt ook naar voren dat het geen goede optie is om enkel te kiezen voor oude stijl of enkel te kiezen voor nieuwe stijl. Voorlopig houden de docenten sterk vast aan de stijl waarvoor ze nu gekozen hebben. Er wordt ook sterk aangeraden dat als er één kunstvak komt, de inhoud daarvan goed moet worden

23


kortgesloten met de scholen in Nederland. Vervolgend moet er een goed voortraject plaatsvinden om alle docenten hierop goed voor te bereiden. Het aantal leerlingen dat op de scholen onderwijs krijgen blijkt geen invloed te hebben op de keuze voor een stijl kunstvakken. Wel wordt er bij het maken van een keuze een vak aan te bieden, vanuit de directie gekeken hoeveel leerlingen dit zouden kunnen kiezen. Als een vak weinig draagvlak onder de leerlingen heeft dan zal dit vak niet snel worden aangeboden in de Tweede Fase. In ‘Beweging in beeld’ (Busman, 2007) wordt ook aangegeven dat een verandering in leerling populatie geen aanleiding is voor onderwijsinnovatie.

Om antwoord te geven op de hoofdvraag moet er gekeken worden naar een combinatie van factoren. Bij alle scholen is de keuze voor een bepaalde stijl kunstvakken het gevolg van een combinatie tussen schoolvisie en de ervaring van de docent met beide stijlen. De ervaring van docenten is in eerste instantie het vak dat ze gaven voor de invoering van de Tweede Fase. Het vak dat de docenten geleerd hebben. Ten tweede behelst de ervaring de mening van de docent over de andere stijl kunstvakken die hij/zij heeft opgedaan tijdens de invoering van de Tweede Fase. Deze twee ervaringen resulteren in een afkeer tegen één van de twee stijlen en een positieve advisering, naar de directie toe, voor de andere stijl. Dit advies weegt zwaar bij de directie en er wordt dan bekeken of dit advies past binnen de visie en beleid van de school. Het advies wordt bijna altijd overgenomen. De combinatie van deze twee factoren heeft de meeste invloed op de keuze voor één van de stijlen kunstvakken. Daarna komen in veel mindere mate de concurrentie met andere scholen, facilitaire knelpunten en het draagval van de kunstvakken binnen de school, als factoren met invloed op de keuze voor een kunstvak.

4.04 discussie Dit onderzoek geeft van zes scholen een beeld welke factoren meewegen bij een school als het gaat om het onderwijsaanbod in de Tweede Fase. Het geeft aan wat er fout is gegaan bij de vorige invoering en wat er verbeterd moet worden bij een mogelijke toekomstige vernieuwing van de kunstvakken. Belangrijkste punt daarin is het voorbereiden van de docenten op deze vernieuwing. De vraag of directies van scholen tijd en geld willen steken in deze voorbereiding zou een interessante toevoeging zijn bij een vervolgonderzoek. Het zou wel handig zijn als er een totaal overzicht is van hoeveel scholen in Nederland oude stijl of nieuwe stijl aanbieden. Een goede toevoeging hierop zou een lijst zijn van de scholen die sinds de Tweede Fase nieuwe stijl zijn gaan aanbieden maar daarvoor geen oude stijl aanboden.

24


L

iteratuur

Beek, S. (2004) Ruimte laten en keuzes bieden. ’s-Hertogenbosch: KPC groep Busman, L. et al. (2007) Beweging in beeld, feiten en verhalen over innovatie in het voortgezet onderwijs 2007. Utrecht: VO-project Innovatie & Oberon Groenedijk, T. Wensing, M. (2008) De vernieuwde Tweede Fase, gevolgen voor de kunstvakken. Kunstzone nr.4, p.4-6 Haanstra, F. (2009) Singel of samen. Kunstzone nr.8, p.9-11 Hoorn, M van. (2005) Over oude liefdes en nieuw elan: de kunstvakken vergeleken. Bulletin cultuur & school nr.38, p.6-8 Huijsson, B. Groenewegen, P. (2005) Zeven jaar Tweede Fase, een balans. Den Haag: Tweede Fase Adviespunt Inspectie van het onderwijs (2003) Tweede Fase vierde jaar. Utrecht: Inspectie van het onderwijs Kamp, M.T. van de (2007) Zicht op…kunstvakken in de vernieuwde tweede fase. Utrecht: Cultuurnetwerk Nederland Martin, F. (2009) De nieuwe kunstvakken in de vernieuwde Tweede Fase. Utrecht: CEVO Mulder, H. (2006) Reactie van SLO op het ontwerpadvies van de profielcommissies “Bruggen tussen natuur en maatschappij”. Enschede: SLO Oomen, C. et al. (2008) Monitor cultuureducatie voortgezet onderwijs, meting 2008. Utrecht: Oberon SBKV. (2004) Ruimte laten en kunst bieden. Amsterdam: SBKV Tweede Fase adviespunt. (2007) Vernieuwde Tweede Fase, de start in cijfers. Den Haag: Tweede Fase adviespunt Veldhuis, J.G.F. et al. (2005) Kortetermijnadvies. Enschede: SLO Veldhuis, J.G.F. et al. (2006) Bruggen tussen natuur en maatschappij. Den Haag: Deltahage Veldhuis, J.G.F. et al. (2007) Kernadvies; kennis, kwaliteit en keuze in de Tweede Fase. Harderwijk: Flevodruk

25


B

ijlagen

B1. overzicht literatuuronderzoek Oude stijl kunstvakken Kunstgeschiedenis (theorie) Tekenen (praktijk) Benaming TF Handvaardigheid (praktijk) Textiele werkvormen (praktijk) Muziek (praktijk) Kunstgeschiedenis (theorie) Tekenen (praktijk) Benaming VTF Handvaardigheid (praktijk) (sep 2007) Textiele werkvormen (praktijk) Muziek (praktijk) C&M: profielkeuzevak (1 cultuurvak: Kunst, Profielplek Filosofie of 2e mod. vreemde taal) E&M, N&T, N&G: keuzevak vrije deel Havo: 320 studielasturen Studielast Vwo: 480 studielasturen Kunst op niveau Methodes Zien der ogen kunst Theorie: zelfstandig leren, gebruik van bronnen, presenteren. In eindtermen meer nadruk op reproductie kennis en kunstbeschouwing. Didactiek Praktijk: procesmatig werken, thematisch opdracht, logboek bijhouden, werk beschouwen/analyseren, werk presenteren.

SE

CE / CSE

Nieuwe stijl kunstvakken CKV2 (theorie) CKV3 (praktijk)

Kunst algemeen (theorie) Kunst beeldende vormgeving (praktijk) Kunst muziek (praktijk) Kunst drama(praktijk) Kunst dans (praktijk) C&M: profielkeuzevak (1 cultuurvak: Kunst, Filosofie of 2e mod. vreemde taal) E&M, N&T, N&G: keuzevak vrije deel Havo: 320 studielasturen Vwo: 480 studielasturen History De bespiegeling Palet: ckv2 Theorie: zelfstandig leren, gebruik van bronnen, werken met probleemstellingen, presenteren. In de eindtermen meer nadruk op verbanden leggen en het hanteren van bronmateriaal.

Bestaat uit: vaktheorie, vakpraktijk en vakoriëntatie.

Praktijk: procesmatig werken, thematisch opdracht, logboek bijhouden, werk beschouwen/analyseren, werk presenteren. Bestaat uit: vaktheorie, vakpraktijk en vakoriëntatie.

Theorie: vrij in de stofkeuze voor de toetsen. Praktijkopdrachten: d.m.v. thema’s een beeldend werkproces doorlopen. Disciplines: tweedimensionaal, driedimensionaal, architectuur, industriële vormgeving.

Theorie: vrij in de stofkeuze voor de toetsen. Praktijkopdrachten: d.m.v. thema’s een beeldend werkproces doorlopen. Disciplines: tweedimensionaal, driedimensionaal, architectuur, industriële vormgeving, dans, drama, muziek.

Vorm: schriftelijk examen.

Vorm: computer examen.

Stofomschrijving: Romaans tot en met heden Stofomschrijving: Cultuur van de kerk, 11de met een verplichting van 1800 tot en met tot en met de 14de eeuw. Moderne cultuur, heden. eerste helft 20ste eeuw. Massa cultuur, tweede helft 20ste eeuw. Invalshoeken voor de stof: Religie, esthetica, opdrachtgever, vermaak, wetenschap, intercultureel. 26


CPE

Smal vak

Combinatie

Weging

Uurverdeling

Kandidaten

Argumenten

Havo: geen CPE Vwo: wel een CPE Het is mogelijk om enkel het vak kunstgeschiedenis te volgen. Het is alleen te kiezen in het vrije deel van een profiel met de aanvulling van een ander vak.

Havo & vwo: geen CPE Het is mogelijk enkel Kunst algemeen te kiezen in het vrije deel van alle profielen. Mits het vrije deel wordt aangevuld met een ander keuzevak om aan de verplichte uren te voldoen.

SE-cijfers tellen niet mee, enkel het CEcijfer. Enkel mogelijk in het profiel C&M: er kan Enkel mogelijk in het profiel C&M: er kan een combinatie gemaakt worden van twee een combinatie gemaakt worden met twee kunstvakken. Één kunstvak als kunstvakken. Één van de vakken is dan een profielkeuzevak met een SE en een CSE. Het profielkeuzevak met een SE en een CE. Het andere vak heeft enkel een SE. andere vak wordt dan een keuzevak in het vrije deel dat enkel bestaat uit een SE, maar wel met een extra aanvullende opdracht. Havo: CSE 50% en SE 50% Havo: CE 50% en SE 50% Vwo: CSE 25%, CPE 25% en SE 50% Vwo: CE 50% en SE 50% Binnen het SE zijn scholen vrij in de weging tussen de theorietoetsen en de praktijkopdrachten. School geheel vrij in verdeling van de vakuren theorie en praktijk Een lichte daling in het aantal leerlingen. Dit hangt samen met de stijging van scholen die kiezen om kunst algemeen/beeld aan te bieden. In historisch perspectief is een afname in het algemeen te merken bij leerlingen die een kunstvak kiezen. Minder leerstof Smaller georiënteerd, eenzijdige richting Meer diepgang van een paar disciplines Beknopte stofomschrijving Meer kennis gericht

Binnen het SE zijn scholen vrij in de weging tussen de theorietoetsen en de praktijkopdrachten. School geheel vrij in verdeling van de vakuren theorie en praktijk Een lichte stijging in het aantal leerlingen. Dit hangt samen met de daling van scholen die kiezen om kunst oude stijl aan te bieden. In historisch perspectief is een afname in het algemeen te merken bij leerlingen die een kunstvak kiezen. Teveel leerstof, weinig contacturen Breder georiënteerd, meer aansluiting overige vakken Minder diepgang, oppervlakkiger Te hoge werkdruk Meer verbanden leggen

TF: Tweede Fase (september 1998 tot en met augustus 2007) VTF: vernieuwde Tweede Fase (vanaf september 2007) CKV: culturele en kunstzinnige vorming C&M: profiel cultuur en maatschappij E&M: profiel economie en maatschappij N&T: profiel natuur en techniek N&G: profiel natuur en gezondheid SE: school examen CE: centraal examen CSE: centraal schriftelijk examen CPE: centraal praktisch examen

27


B2. tabel examenkandidaten 2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

Havo kandidaten Nederlands

50.239 42.122 42.101 42.580 45.176 46.847 48.508 50.356 52.347

Vwo kandidaten Nederlands

33.192 32.871 29.085 30.244 31.574 33.142 34.276 35.501 37.951

Middelbare scholen Nederland Havo kandidaten Tekenen (os & ns)

6.074

5.840

5.023

Havo kandidaten Handvaardigheid (os & ns) 2.351

2.090

1.717

Havo kandidaten TeHaTex

8.617

8.064

6.922

6.157

5.812

5.812

Vwo kandidaten Tekenen (os & ns)

3.210

3.208

2.685

2.542

2.207

2.181

Vwo kandidaten Handvaardigheid (os & ns)

705

683

460

367

379

Vwo kandidaten TeHaTex

3.932

3.935

3.178

2.964

2.675

5.996

6.064

227

238

2.279

2.351

2.507

339

319

362

333

2.584

2.717

2.722

2.831

210

220

Havo VO-scholen TeHaTex

Vwo VO-scholen TeHaTex Totaal VO-scholen TeHaTex Havo kandidaten Ckv2 / Kunst (SE)

6.026

253 454

2.637

3.398

4.842

0

312

1.700

2.028

5.305

5.897

6.234

6.415

195

211

220

204

2.480

2.896

3.032

3.152

6.553

Havo kandidaten Kunst (CE) Havo VO-scholen Ckv2 / Kunst Vwo kandidaten Ckv2 / Kunst (SE)

3.360

Vwo kandidaten Kunst (CE) Vwo VO-scholen Ckv2 / Kunst os: oude stijl / ns: nieuwe stijl Bron (blauw & groen): Cito examenverslagen 2000 - 2008. Bron (paars): IB-groep examenafdeling cijferoverzicht 2003 - 2008. Bron (rood): Kunstzone 2005 - 2008.

28

2010


B3. interviewleidraad docent Introductie Voorstellen, vragen voor opname & citeren, doelstelling onderzoek kort benoemen. Categorie 2: de docent Hoe lang bent u al docent voor de kunstvakken? Aan welke leerniveaus geeft u les? In welke vakken geeft u les? Wat is uw ervaring met het examen voor beeldende kunstvakken? Bent u lid van de NVTO of een andere vakvereniging? Leest u de maandelijkse vakbladen over de kunstvakken zoals Kunstzone? Bent u lid van de vak-community KUA op Digischool.kennisnet.nl? Bezoekt examenbijeenkomsten van de kunstvakken? Categorie 3: de kunstvakken Biedt de school nog andere kunstvakken aan in de Tweede Fase, naast de beeldende? Hoeveel uur wordt er praktijk gegeven in de Tweede Fase? Hoeveel uur wordt er theorie gegeven in de Tweede Fase? Welke wegingen worden gehanteerd tussen de SE en de CE? Heeft u voorkeur om bij de praktijk meer productief of meer reflectief les te geven? Heeft u de voorkeur om bij de theorie de diepte in te gaan op een paar kunstdisciplines of de breedte in te gaan op heel veel kunstdisciplines? Kunt u verantwoorden waarom u zo praktijk/theorie les geeft? Categorie 4: de factoren Was er een wens vanuit de directie om voor een kunstvak te kiezen? Was er een wens vanuit de sectie om voor een kunstvak te kiezen? Was er een verandering in leerlingpopulatie bij de kunstvakken waardoor deze keuze tot stand kwam? Of waren er andere aanleidingen? Wie nam de verantwoordelijkheid voor deze keuze? Hoe groot was de invloed van de directie op de keuze van de kunstvakken? In welke mate werd de sectie betrokken bij het maken van de keuze? Speelde de traditie van de school een grote rol bij het maken van de keuze? Was er draagvlak binnen de gehele school voor deze keuze? In welke mate speelde tijd een rol bij de keuze? In welke mate speelde de begroting/geld een rol bij de keuze? Zijn de faciliteiten op school voldoende om deze kunstvakken aan te bieden? Welke knelpunten werden voorzien bij het maken van deze keuze? Welke inhoudelijke visie op kunstonderwijs van de sectie heeft een rol gespeeld bij de keuze voor de kunstvakken? Categorie 5: de toekomst Vindt u dat er op termijn ĂŠĂŠn breed profielvak kunst moet komen ter vervanging van de huidige oude- en nieuwe stijl kunstvakken? Afsluiting Bedanken van de docent voor de medewerking, vragen of opmerkingen noteren.

29


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.