Samenwerking amateurs en professionals wichman lit

Page 1

Waar twee werelden samenkomen: over de samenwerking tussen amateurs en professionals in de podiumkunsten.

Sanne Wichman Master Kunsteducatie AHK Literatuuronderzoek 2012 Begeleider:

M. van Hoorn

Tweede begeleider:

F. Haanstra


Inhoudsopgave Inleiding

3

Context, praktijkvoorbeeld Vraagstelling en leeswijzer Hoofdstuk 1: Samenwerken in kennisgemeenschappen

7

1.1 Community of Practice, een kennisgemeenschap 1.2 Voordelen van Communities of Practice, kennisgemeenschappen Hoofdstuk 2: De praktijk en voorbeeld projecten

12

2.1 De actoren, amateur en professional 2.2 FCP-regeling ‘Het beste van twee werelden’, beschrijving gehonoreerde projecten 2.3 Vergelijking en analyse van gehonoreerde projecten podiumkunst Hoofdstuk 3: Vergelijking theorie en praktijk

27

3.1 Vergelijking communities of practice en projectvoorbeelden van samenwerking tussen amateurs en professionals 3.2 Vertaalslag mogelijke voordelen Hoofdstuk 4: Conclusie en aanbevelingen

31

Literatuur, bronvermelding

LOZ 2012

-

Sanne Wichman

-

2


Inleiding Als danser en docent heb ik verschillende vormen van samenwerking tussen amateurs en professionals mogen meemaken in de praktijk. Van een professionele choreograaf die een stuk leert aan amateurdansers, tot het creëren van een voorstelling door amateurs en professionals samen. In andere kunstdisciplines is deze vorm van samenwerking tussen professionelen en liefhebbers ook niet ongewoon. In beleidsnota’s vindt men aandacht voor zulke samenwerkingsverbanden terug, een korte toelichting op enkele publicaties. Samenwerking is niet nieuw, ook in de kunstdisciplines niet. Over samenwerking tussen amateurs en professionals wordt op verschillende niveaus nagedacht. In het coalitieakkoord 2007 Samen werken, samen leven, van het toenmalige kabinet CDA, PvdA en CU, wordt gesproken over samenwerking in het licht van sociale cohesie. Kunst en cultuur diende daarbij mensen te verbinden en moest bijdragen aan sociale samenhang in de maatschappij (Coalitieakkoord, 2007). Het Fonds voor Cultuurparticipatie (hierna: FCP), één van de grootste subsidieverstrekkers in de culturele sector, besteedde in haar beleidsplan voor 20092012 aandacht aan de samenwerking tussen amateurs en professionals in de kunsten. Culturele diversiteit en jongerencultuur hebben in de podiumkunst een overgangsgebied doen ontstaan tussen amateurs en professionals. Denk bijvoorbeeld aan Urban dans waar professionele dansers vaak regelrecht van de straat af komen, zonder een dansvakopleiding te hebben afgerond. Zo’n overgangsgebied vindt men echter niet altijd in alle kunstdisciplines. Bovendien kent Nederland geen vanzelfsprekendheid in de samenwerking tussen amateurs en professionals, en ook niet tussen de diverse instellingen die zich met de verschillende praktijken bezig houden. In het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld is dat anders. Daar worden zulke samenwerkingsverbanden veel meer gezien als een taak die bij de professional hoort. In Nederland wil men die verbinding tussen professionelen en liefhebbers nu ook bevorderen, want ze hebben elkaar veel te bieden, zo is de overtuiging (consensus). Het beleidsplan 2009-2012 van het FCP beschrijft deze samenwerking met name in het licht van een kwaliteitsimpuls voor de amateurkunst. Zij stelde een

LOZ 2012

-

Sanne Wichman

-

3


stimuleringsprogramma op genaamd ‘Het beste van twee werelden’. Daarover meer in hoofdstuk twee. Verder het conferentieverslag: ‘Wie is er bang voor amateurs?’ (De Boer & Twaalfhoven, 2011). Tijdens deze conferentie werden diverse kwesties omtrent de amateur en samenwerking met amateurs besproken en kregen verschillende ervaringsdeskundigen het woord. Hun motieven voor samenwerking blijken divers, maar altijd is men gemotiveerd het beste uit de samenwerking te halen. Het lijkt een actueel onderwerp te betreffen. Waar het in het coalitieakkoord van 2007 voornamelijk ging om sociale cohesie, wordt in 2009 onder andere door het FCP aandacht besteed aan wat het voor de kwaliteit kan opleveren. Er is een “Toenemende cross-over van de semiprofessionele top van amateurkunstenaars met professionals”, stelde Ensink al enige tijd geleden (in: Kommers, 2005, p.13). Deze samenwerking tussen de amateur en de professional in kunstprojecten, is het onderwerp dat in deze literatuurstudie centraal staat. Het roept diverse vragen bij mij op, waar ik niet direct een antwoord op vind. Een actueel onderwerp waar nog niet veel literatuur over geschreven is. Praktijkvoorbeeld De introductie van de praktijk in mijn openingszin kan ik iets uitgebreider illustreren. Het betreft een voorbeeld van samenwerking tussen amateurs en professionals in de productie ‘Trottoir’. Het gaat om een groep dansers met verschillende achtergronden, van wie sommigen een vakopleiding hebben afgerond. Geen van hen verdient zijn hoofdinkomen als uitvoerend danser. De dansers voor deze productie zijn gekozen door Nana van Moergestel en Neel Brans, artistiek leiders van Dansnest, een broedplaats voor dans. Binnen deze co-creatie werken de dansers op gelijke voet met elkaar samen, ondanks het verschil in kennis en ervaring. Na afloop van de voorstellingen, tijdens informele gesprekken, geeft het publiek te kennen dat ze het onderscheid tussen professionals en amateurs niet of nauwelijks ziet. Betekent dat nu dat de kwaliteit van de professionals niet goed zichtbaar is? Of zou je, positiever gedacht, mogen concluderen dat iedere danser in zijn kracht is gezet en elkaar aanvult? Dat ze het beste uit elkaar naar voren halen?

LOZ 2012

-

Sanne Wichman

-

4


Zelf dans ik als professional ook in deze productie en ik ervaar er veel enthousiasme, directheid, drive, leergierigheid en zin in de samenwerking. Er is een ander werktempo tijdens dit proces, dan in een productie waarin uitsluitend professionele dansers werken. Het betekent, in vergelijking met werkprocessen van professionals, enerzijds dat er minder lang wordt stilgestaan bij het uitwerken van bewegingsmateriaal en dat correcties soms wat meer tijd nodig hebben om te beklijven. Anderzijds is een ieder uiterst gedreven om van elkaar te leren en er samen het beste van te maken, en dat niet alleen binnen de afgesproken repetitietijd. Deze vorm van samenwerking tussen amateur en professional heeft mij nieuwsgierig gemaakt naar wat er al over bekend en geschreven is. Welk motief hebben anderen voor zo’n samenwerking en wat levert het hen op? Zie daar mijn motivatie voor dit literatuuronderzoek. Vraagstelling Zoals gezegd richt dit literatuuronderzoek zich op de samenwerking tussen amateurs en professionals. Daarbij wordt speciaal naar de podiumkunsten gekeken. Wegens mijn ervaring gericht op de podiumkunst en ter beperking van de vraag. Een twintigtal projecten die zijn gehonoreerd door de FCP-regeling ‘Het beste van twee werelden’ worden onder de loep genomen. Wat mij daarbij hoofdzakelijk interesseert is een mogelijke meerwaarde van de samenwerking op artistiek, kunstzinnig vlak. Niet zo zeer de instrumentele, vaak organisatorische en financiële kant dus. Echter is dit behoorlijk lastig te onderzoeken gebleken. De samenwerking vindt plaats in de praktijk en ervaringsdeskundigen spreken erover. Jan Jaap Knol (in: Jacobs & In ’t Veld, 2011) motiveert de samenwerking tussen amateurs en professionals met het profijt van professionele ondersteuning voor de amateur en de verbondenheid met de samenleving voor de professional. Meerdere vragen betreffende dit onderwerp zijn voor mij onbeantwoord. Wat voor samenwerkingsverbanden zijn er, hoe zien die eruit en wat is het motief daarvoor? Daarbij luidt de onderzoeksvraag van deze literatuurstudie: Welke vormen van samenwerking tussen amateurs en professionals in de podiumkunsten bestaan er en wat zijn de motieven voor die samenwerking?

LOZ 2012

-

Sanne Wichman

-

5


Leeswijzer In dit literatuuronderzoek worden samenwerkingsprojecten van amateurs en professionals onderzocht. Ik heb verschillende bronnen om kennis te vergaren: Verschillende theoretische bronnen over samenwerkingsverbanden en praktijkprojecten die op dergelijke samenwerking gestoeld zijn, gehonoreerd door de regeling van het FCP. Hoofdstuk één begint met een theoretisch kader over samenwerken en voornamelijk over samenwerken in kennisgemeenschappen. Kennisgemeenschappen of communities of practice worden bestudeerd, mede aan de hand van Wenger (1998, 2002, 2006). Het bevordering van creativiteit door middel van sociale perspectieven wordt ook belicht (Runco, 2007). Daarbij zijn de voordelen bij hantering van de theorie uiteengezet. Vervolgens richt hoofdstuk twee zich meer op de praktijk. Daarvoor eerst een verdere toelichting op de context. Mede door gehanteerde begrippen en definities te verklaren en verhelderen. Daarna een beschrijving en analyse van de gehonoreerde projecten uit de subsidieregeling ‘Het beste van twee werelden’ van het FCP. Met gebruikmaking van de projectbeschrijvingen van Jacobs en In ‘t Veld (2011). Voor deze praktijkvoorbeelden heb ik gekozen omdat de projecten geselecteerd zijn op een vorm van samenwerking tussen amateur en professional, dat is dus bij allen aanwezig. Bovendien is het een geselecteerde groep projecten die bekeken zijn op die samenwerking en ze zijn beschreven. In een documentanalyse worden deze projecten naast elkaar gezet, met een specifiek overzicht van kenmerkende aspecten van de samenwerkingsprojecten. Deze aspecten zijn gebaseerd op de doelen van de FCP-regeling. Het geeft een inzage in hoe de samenwerking tussen amateurs en professionals bij deze kunstprojecten is vormgegeven. In hoofdstuk drie wordt geprobeerd de theorie uit hoofdstuk één en de projecten, met resultaten van de projectanalyse, uit hoofdstuk twee met elkaar in verband te brengen. Wellicht zijn er mogelijkheden om de praktijk vanuit de theorie te onderbouwen of te verklaren. In ieder geval wordt vanuit beide perspectieven iets gezegd over de samenwerking, tussen amateurs en professionals. Tot slot is er de conclusie op grond van de onderzoeksvraag.

LOZ 2012

-

Sanne Wichman

-

6


Hoofdstuk 1: Samenwerken in kennisgemeenschappen Samenwerken is van alle tijden en ook in de kunst wordt samengewerkt. De inleiding geeft een context van de samenwerking tussen amateurs en professionals in de kunst. Tevens is de onderzoeksvraag beschreven. In theorie zijn aanknopingspunten voor samenwerking onder andere te vinden bij kennisgemeenschappen. Dit hoofdstuk behandelt voornamelijk de theorie van kennisgemeenschappen, communities of practice (hierna: CoP). Een beschrijving van kennisgemeenschappen in het algemeen en de mogelijke voordelen. Met die informatie wordt in de volgende hoofdstukken meer gekeken naar de praktijk van de samenwerking, specifiek tussen amateurs en professionals in de podiumkunst. 1.1 Community of Practice, een kennisgemeenschap Voortdurend zoekt men naar nieuwe vormen van samenwerken. Naar die samenwerkingsvormen wordt onderzoek gedaan. Een van de actuele vormen van samenwerken is het werken in communities of practice, een concept van Lave en Wenger (1991) uit de jaren negentig. De CoP is in het Nederlands vertaald naar kennisgemeenschappen (Pieters & De Vries, 2005). In een dergelijke gemeenschap leren de leden van elkaar en willen zij hun werkzaamheden verbeteren. De meeste kennisgemeenschappen kennen drie gemeenschappelijke kenmerken. Het eerste kenmerk is de gedeelde interesse; in de vorm van eenzelfde taak, productdoelstelling, baan of achterliggende interesse. Het tweede kenmerk gaat over een gemeenschappelijk doel van de groep mensen. Het laatste kenmerk betreft de gemeenschappelijke activiteiten. Variërend van informele en formele ontmoetingen op fora, conferenties en dergelijken, tot het samenwerken aan een product. Samengevat is een kennisgemeenschap een georganiseerde groep mensen werkzaam in hetzelfde domein, waaruit een gedeelde interesse, gedeeld belang en een gemeenschappelijk doel voortkomt. Vaak ondernemen ze gemeenschappelijke activiteiten om te optimaliseren of te innoveren binnen het domein (Pieters & De Vries, 2005).

LOZ 2012

-

Sanne Wichman

-

7


In de context van Pieters en De Vries (2005) staat het begrip kennisgemeenschap in relatie tot het onderwijs, dat centraal stond in hun onderzoek. Dat onderzoek betrof een voorstudie naar de rol van kennisgemeenschappen, als mogelijke oplossing voor het beter op elkaar aansluiten van onderwijspraktijk en onderwijsonderzoek. Het oorspronkelijke Engelse begrip communities of practice definieert Etienne Wenger (2006, p.1) in het kort als volgt: “Communities of practice are groups of people who share a concern or a passion for something they do and learn how to do it better as they interact regularly.” Hieruit is het eerder genoemde gedeelde belang of de gedeelde interesse binnen het domein waar men werkzaam is te herkennen. Evenals het in contact zijn met elkaar daarover, om iets te verbeteren aan die activiteiten binnen dat domein. Wenger (2006) geeft drie cruciale kenmerken van een community waardoor het ook een community of practice is en niet zomaar een gemeenschap. Het eerst genoemde kenmerk betreft het domein. De community heeft een identiteit door een gedeeld domein van belang of interesse. Om lid van de community te zijn wordt betrokkenheid bij het domein verwacht en gedeelde competenties die de leden onderscheiden van anderen, buiten deze community. De community is gelijk het tweede kenmerk. Een groep mensen is niet hetzelfde als de community die Wenger bedoelt. Voorwaarde voor een community voor de CoP is dat leden interactie met elkaar hebben en samen leren. Ze helpen elkaar, delen informatie en zijn begaan bij gezamenlijke activiteiten en discussies. Zowel nieuwe als ervaren community leden leren van elkaar. Tot slot het derde kenmerk, de practice zelf. De leden hebben namelijk niet alleen een gedeelde interesse, ze voeren activiteiten uit binnen het domein. Ze ontwikkelen een gedeelde praktijk, een repertoire aan ervaringen, verhalen, hulpmiddelen, gereedschappen en oplossingen. Het opbouwen van een dergelijk repertoire vraagt tijd en langdurige interactie. Het woord practice wordt wel gebruikt als tegengestelde van theorie, idee, ideaal. Wenger maakt deze scheiding niet in zijn community of practice, zowel het praktische als het theoretische deel kan geïncorporeerd worden. De relatie tussen theorie en praktijk is altijd complex en interactief (Wenger, 1998). Uiteindelijk is het de combinatie van deze drie

LOZ 2012

-

Sanne Wichman

-

8


kenmerken die een community of practice vormen. Wenger beaamt dat er verschillende namen voor een CoP gebruikt worden. Hierboven zijn voor de kennisgemeenschap en de community of practice drie kenmerken beschreven. Het domein of de gemeenschappelijke interesse en de practice of gemeenschappelijke activiteiten worden in beide gevallen genoemd. Het derde kenmerk verschilt: de kennisgemeenschap kent het gezamenlijk doel en de CoP is gekenmerkt door de community. Dit duidt mogelijk op een accent verschil. Voor een CoP is de community van belang, hoewel Wenger in zijn definitie ook het bevorderen van de uitvoer van activiteiten benoemt. De afwezigheid van een gemeenschappelijk doel is niet genoemd. Heijnen (2011, p.35), in zijn studie naar kenmerken van informele visuele netwerken, afgezet tegen de traditionele beeldende lessen op school, beschrijft een community of practice als volgt: “Een groep die gevormd is op basis van gedeelde belangen, interesses en competenties, waarin deelnemers door praktijkervaring een collectief repertoire ontwikkelen door gemeenschappelijke activiteiten, het delen van informatie en leren van elkaar.” 1.2 Voordelen van Communities of Practice, kennisgemeenschappen Een CoP of een kennisgemeenschap is dus een vorm van samenwerken. In principe wordt een dergelijke samenwerking ingezet in de hoop dat het ook wat oplevert. De kennisgemeenschap in het onderwijs wordt vaak ingezet voor kenniscirculatie. Men komt samen voor het uitwisselen van kennis, ervaringen, opvattingen of producten. In mindere mate wordt er ook gezamenlijke kennisproductie ontwikkeld. Tot slot is er gezamenlijke reflectie, om tot nieuwe standpunten of tot het verbeteren van lespraktijken te komen (Pieters & De Vries, 2005). Ofwel voordeel van werken in een kennisgemeenschap is kenniscirculatie, kennisproductie en het komen tot nieuwe standpunten of het verbeteren van activiteiten in de praktijk. “Kennisgemeenschappen hebben meer dan andere samenwerkingsverbanden de

LOZ 2012

-

Sanne Wichman

-

9


potentie om bestaande grenzen tussen groepen en organisaties te overschrijden en mensen bij elkaar te brengen met overlappende praktijken die op andere wijze niet snel tot directe samenwerking zouden zijn gekomen” (Pieters & De Vries, 2005, p.29). Ofwel het voordeel van een kennisgemeenschap ligt mede in het samenbrengen van mensen. Juist verschillende groepen mensen die normaliter niet snel samen komen, kunnen via een kennisgemeenschap worden samengebracht. Zij hebben bijvoorbeeld verwante praktijken waardoor mogelijk op de grensgebieden van elkaar te leren valt. De kennisgemeenschap heeft als voordeel het samenbrengen van groepen mensen voor kenniscirculatie, kennisproductie en het komen tot nieuwe standpunten of het verbeteren van activiteiten in de praktijk. Uit onderzoek van Van Vlokhoven, Thölke, Kingma, Peters en Herder-Wynne (2012) naar kennisgemeenschappen in het primair onderwijs blijkt dat er winst ligt op individueel en op collectief niveau. De respondenten uit dat onderzoek (schoolbesturen en andere professionals) geven aan dat de kennisgemeenschap op individueel niveau bijdraagt aan algemene inzichten, reflectieve vaardigheden en andere professionele vaardigheden. De organisatie profiteert van de inzichten ontwikkeld in de kennisgemeenschap. De kennisgemeenschap is voor de individuele deelnemers bovendien een professionaliseringsinstrument. De collectieve opbrengsten zijn minder goed zichtbaar en benoembaar. Wel werd door een ruime meerderheid van de respondenten aangegeven dat de onderwijskwaliteit was verbeterd (Van Vlokhoven et al., 2012). Wenger (2002) geeft voordelen van een community of practice. Hij maakt onderscheid tussen het voordeel voor de leden en voor de organisatie. De leden hebben op korte termijn steun aan elkaar. Ze helpen elkaar bij uitdagingen, door toegang te geven tot hun expertise en vertrouwen in elkaar te tonen. Op de lange termijn gaat het voor hen om: persoonlijke ontwikkeling, reputatie en het opbouwen van een netwerk. Voor een organisatie is het voordeel op korte termijn de efficiëntie: het delen van kennis, het vergroten van het probleemoplossend vermogen en tijdsbesparing. Op lange termijn spelen strategische mogelijkheden een belangrijke

LOZ 2012

-

Sanne Wichman

-

10


rol. Zoals het op de hoogte blijven en vernieuwen, alsmede het behoud van talent. Runco (2007) beschrijft de invloed van het sociale perspectief op de ontwikkeling en uiting van creativiteit. Het belang van social support voor het vergroten van het creatief potentieel. Deze sociale ondersteuning kan de vorm hebben van publiek, echter ook het samenwerken in groepen kan hieraan bijdragen. Creativiteit moet namelijk herkend en erkend worden om volledig tot ontwikkeling te komen. Hij onderschrijft de meerwaarde van samenwerking, collaboration zoals hij het noemt, voor creatieve producten. Meer ideeën en oplossingen van de groep samen, dat werkt meer bevorderend voor de creativiteit dan de ideeën en oplossingen van een enkel persoon. Optimaal voor creativiteitsontplooiing is een niet al te grote, heterogene groep. Het liefst zijn daar twee of drie beginners bij, omdat zij nog open staan en zich flexibel kunnen opstellen (Runco, 2007). Runco richt zich daarbij op samenwerken in het algemeen, zijn theorie is niet gebaseerd op kennisgemeenschappen. “(…) some learning is best done in groups and some learning is best done by oneself” (Wenger, 1998, p.226). Een voorbeeld van leren in groepsverband, samen leren, is de kennisgemeenschap. De voordelen van kennisgemeenschappen in het kort op een rij. Het samenbrengen van verschillende groepen mensen met overlappende praktijken voor kenniscirculatie, kennisproductie en het komen tot nieuwe standpunten of het verbeteren van activiteiten in de praktijk. De kennisgemeenschap draagt voor de leden bij aan algemene inzichten, reflectieve vaardigheden en andere professionele vaardigheden. Bovendien helpen leden elkaar bij uitdagingen, door toegang te geven tot hun expertise en vertrouwen in elkaar te tonen. Voorts draagt de sociale ondersteuning bij samenwerking in groepen, bij aan de creativiteitsontwikkeling.

LOZ 2012

-

Sanne Wichman

-

11


Hoofdstuk 2: De praktijk en voorbeeld projecten Een vorm van samenwerken is het samenwerken in een community of practice. Samenwerking in die vorm kan een aantal voordelen opleveren, zoals blijkt uit hoofdstuk 1. Een CoP is niet de enige vorm. In dit hoofdstuk staan voorbeelden uit de praktijk centraal. Hiervoor wordt een geselecteerde groep projecten bekeken, namelijk de gehonoreerde projecten uit de regeling ‘Het beste van twee werelden’ van het FCP. Een belangrijke bron met voorbeelden uit de praktijk waar samenwerking tussen de amateur en de professional uitgangspunt is. Deze voorbeelden, projecten, worden beschreven, geanalyseerd en vergeleken. Aan de hand daarvan wordt informatie verkregen over vormen van samenwerking in de praktijk en mogelijke motieven daarvoor. In de inleiding is de onderzoeksvraag beschreven en is er een context geven van de samenwerking tussen amateurs en professionals in de kunst. De actoren van dit onderzoek, amateurs en professionals, zijn echter niet gedefinieerd. Daar het van belang is die definiëring te verhelderen, mede omdat er verschillende definiëringen worden gehanteerd, start dit hoofdstuk daarmee. 2.1 De actoren, amateur en professional FCP verstaat onder amateurs personen die kunst beoefenen uit passie, liefhebberij of engagement. Amateurs voorzien daarmee niet primair in hun levensbehoefte. Professionals daarentegen vervullen artistieke of inhoudelijke functies binnen de kunsten, zij zijn daarin grondig onderlegd door een relevante vooropleiding te hebben voltooid of hebben daarmee gelijk te stellen ervaringen opgedaan (Staatscourant, 2010). Het FCP kijkt dus enerzijds naar opleiding en functie, en anderzijds naar de insteek waarop de kunsten worden beoefend: uit liefhebberij of als werk. De term liefhebber wordt niet voor niets genoemd. Amateur komt immers van het woord ‘amore’ dat liefde of liefhebber betekent (Kunstfactor, 2010). Desalniettemin heeft de term amateur of amateurisme een negatieve bijklank. Het verwijst meestal niet meer naar de toewijding en belangenloosheid, maar naar een gebrek aan

LOZ 2012

-

Sanne Wichman

-

12


bekwaamheid en inzicht van de liefhebber (De Swaan, 2008). Natuurlijk zijn er grote verschillen tussen amateurbeoefenaars. Evenmin is deze visie op amateur en professional constant; met het verglijden van de tijd verandert ook de kijk op de amateur (Knulst, 2007). De Swaan (2008) stelt dat er nauwelijks verschil van smaak is tussen amateurs en professionals waar het gaat om populaire genres, in de hoge kunst is dat verschil des te scherper. Dit resulteert in de praktijk in een vruchtbare bodem voor samenwerking tussen de professional en de liefhebbers binnen de populaire genres, waar dat in de hoge kunst slechts sporadisch voorkomt. Er is ook nog een ander verschil tussen amateur en professional waarbij men stil moet staan. In de podiumkunst speelt men vaker samen, waar in de beeldende kunst overwegend alleen wordt gewerkt. Het betrekkelijk isolement van de laatste maakt de afstand tot de eigentijdse gevestigde kunstwereld groter. Die kunstwereld wordt als een netwerk gezien waar onderlinge samenwerking plaatsvindt op basis van gedeelde kennis en werkwijze. In de podiumkunst is de afstand tussen de amateursector en de beroepsgroep kleiner, mede door de bestaande samenwerkingsverbanden (De Swaan 2008). In de podiumkunst wordt bijvoorbeeld de choreografie uitgevoerd door de uitvoerend kunstenaar, deze is echter gemaakt door de scheppend kunstenaar, de choreograaf in dit geval. De amateur voert dan mogelijk de choreografie uit van een professionele choreograaf. In de beeldende kunst vallen de uitvoerend en de scheppend kunstenaar vaker samen. Een schilder bedenkt zelf wat hij gaat schilderen, de scheppend kunstenaar, en voert vervolgens het schilderwerk ook zelf uit, de uitvoerend kunstenaar. 2.2 FCP-regeling ‘Het beste van twee werelden’ Nu helder is wie een amateur is en wie een professional, kan gekeken worden naar praktijkvoorbeelden waar de amateur en de professional samenwerken. In deze paragraaf worden de negentien gehonoreerde projecten uit de FCP-regeling ‘Het beste van twee werelden’ nader bekeken. Alvorens naar de projecten zelf te kijken eerst een nadere blik op de regeling.

LOZ 2012

-

Sanne Wichman

-

13


Deze regeling is gericht op een financiële bijdrage aan projecten waar professionals en amateurs in de kunst samenwerken. De titel verwijst naar het samenvoegen van ‘het beste’ van de amateur en ‘het beste’ van de professional. Het doel van de regeling is het stimuleren van duurzame betrokkenheid van de professionele instellingen bij de amateursector, om zodoende de ontwikkeling van de amateursector te bevorderen (Staatscourant, 2010). De winst is wederzijds; de professionele sector en de amateursector kunnen elkaar wederzijds inspireren, uitdagen en versterken. De achterliggende gedachte daarbij is dat zowel amateurs als professionals van de verschillende manieren waarop zij beide in de samenleving staan gebruik kunnen maken. Zij kunnen de eigen aansluiting bij de samenleving verbreden, ze kunnen ervaringen delen en elkaar faciliteren. Daarnaast is het fonds benieuwd wat de wisselwerking met de amateursector zal opleveren (Jacobs & In ‘t Veld, 2011). Gehonoreerde projecten ‘Het beste van twee werelden’ Hieronder staan de gehonoreerde projecten uit de FCP-regeling centraal. In tabel 1 staan de (podiumkunst) projecten beschreven, waarbij een korte analyse is gemaakt over: de kunstdiscipline, de vorm van samenwerken en de manier waarop de amateursector wordt ondersteund. Hierbij wordt gebruik gemaakt van Jacobs en In ’t Veld (2011). Tabel 1 Documentanalyse, projecten uit de regeling ‘Het beste van twee werelden’.

LOZ 2012

-

Sanne Wichman

-

14


Projecten

Inhoud

Kunstdiscipline

Artworlds

Beeldende kunst tentoonstelling, open inschrijving, anonieme selectie. Amateurs maken eigen versie van TA repertoire. Coaching traject. Nieuwe creatie met amateurs. Toegankelijk, website en tijdschrift, inspiratie. Opleidingstraject in theater voor jongeren tot 20 jaar. Drenthe.

Beeldend

Nieuwe muziekschool, werkwijze brassgemeenschap en lange leerlijn muziek: noten lezen, instrumentarium , repertoire. Proces naar nieuw park, groene ontmoetingsplek . Boom in ruil voor verhaal. Samenkomen.

Toneelgroep Amsterdam, TA ontmoet amateurs

Mister Motley

PeerGrouP , PeerJonG

SKVR, Brass Muziekschool

5e Kwartier, Kantine oost

LOZ 2012

-

Doel

Vorm van samenwerking

Manier van ondersteuning (aan amateursector)

Ontwikkeling en zichtbaar maken van amateursector. TA wortelen in de samenleving, nieuw publiek.

TA coacht naar vraag amateur, biedt faciliteiten en laat amateurs een professioneel stuk van hun spelen.

Voornamelijk inhoudelijk of artistiek samenwerken ter bevordering van amateursector.

Multidisciplinair Theater

Een opleidingstraject voor jongeren realiseren dat is gericht op locatietheater.

Gericht op ontwikkeling en mogelijk doorgroei mogelijkheden richting een kunstvak.

Muziek

Het opzetten van een muziekschool voor brassmuziek. Een wederzijdse kennisuitwisseling.

Jonge amateurs meenemen in het maken van een voorstelling, vervolgens mogen ze met coaching zelf een voorstelling maken. Professionele muziekdocenten geven les aan leerlingen. Tegelijk leren de docenten de werkwijze in de brass-muziek.

Community art, documentair locatietheater

Buurtbewoners vormgever en eigenaar maken van levende, groeiende, groene ontmoetingsplek

Buurtbewoners komen samen en delen daar verhalen. Kunstenaars helpen in workshops bij het

De verhalen worden zichtbaar gemaakt en bewoners krijgen ondersteuning

Theater

Beeldend

Sanne Wichman

-

Wederzijds leren en ontwikkelen, inhoudelijk en artistiek samenwerken ter verruiming van eigen kunnen.

15


in de wijk. Met de ambitie het een werkplaats te maken waar buurtbewoners en kunstenaars samenkomen. De oprichting van een nationaal jongeren theater gezelschap, dat nieuw repertoire gaat spelen.

Jeugdtheaterhuis ZuidHolland, NV Verse Bekken

Nieuw toneelrepertoire voor jongeren ontwikkelen en jongeren coachen als acteur of schrijver.

Theater

Centrum v/d Kunsten Beverwijk, Young Art

Jaarlijks laagdrempelig festival. Amateur, professional en workshop deelnemers staan naast elkaar op podium. Optimaliseren productieklimaat. Laboratorium kunst en samenleving. Professionaliseren, legitimeren, inbedden en verankeren. Post-HBO opleiding.

Verschillende disciplines

Jongeren in IJmond in contact brengen met kunst en cultuur, en hen stimuleren actief te participeren.

Community arts

Festival Havenwerk, Festival Havenwerk On Tour en podium

Theater

Een duurzame verbinding, d.m.v. platform, tot stand brengen tussen het culturele veld en andere sectoren betrokken bij community arts. Zodoende productieklimaat voor community arts optimaliseren. Podiumbieden aan amateurkunst, aan kwaliteit en spelplezier.

ZIMIHC, CAL XL

Theaterschip, Over Stag

LOZ 2012

-

Sanne Wichman

tot stand komen van de ontmoetingsplek en groeiverhalen.

bij creaties.

Professionals coachen jongeren voornamelijk bij schrijven van theaterteksten. Jongeren spelen, in de toekomst, speciaal voor jongeren geschreven toneelstukken. Podium waar amateurs en professionals naast elkaar staan. Contact en uitwisseling is dan laagdrempelig. Bovendien zijn er workshops. Delen netwerk en bijscholingen. Community artists hebben verschillende achtergronden, daarmee kunnen ze leren van elkaar. Zodat bijvoorbeeld de kwaliteit verbetert van projecten waaraan amateurs deelnemen.

Talentontwikkeling en doorgroeimogelijkheden creëren. Verder podiumbieden aan amateurs en jongeren theater zichtbaar maken.

Podium voor topamateurkunst en spelplezier waar verschillende

Artistieke ontwikkeling, ondersteuning en zichtbaarheid van de

-

Ondersteuning om mogelijkheden te creëren en jongeren/ amateurs zichtbaar te maken.

Krachten bundelen, elkaar ondersteunen en mogelijkheden voor ontwikkeling creëren.

16


Circomundo, toekomst in de piste

professional en amateur. Talentontwikkeling, spelplezier, workshops en coaching. Ervaringen uitwisselen, deskundigheidsbevordering, inhoudelijke samenwerking verbeteren.

Circus

Inhoudelijke samenwerking, faciliteiten en begeleiding verbeteren. Betere scouting en begeleiding van talent. Voor de ontwikkeling van kwaliteit in jeugdcircussen. Amateurdansers en jonge choreografen op alternatieve wijze met elkaar in contact brengen en nieuwe groepen betrekken bij bewegingsonderzoek.

groepen naast elkaar staan, soms ook professionals. Verder coaching en workshops van de professionals. Voornamelijk workshops voor makers en docenten jeugdcircus.

amateursector bevorderen.

Wekelijkse lessen, workshops, maandelijkse jamsessies, studiopresentaties en voorstellingen. De amateurs en professionals kunnen een heel proces met elkaar in contact blijven.

Inhoudelijke en artistieke samenwerking. Zichtbaar en inzichtelijk maken van moderne dans voor amateurs. Doorgroei en ontwikkelmogelijkheden voor jonge professionals. Stimuleren en mogelijkheden creëren voor artistieke ontwikkeling amateur. Organisatorische begeleiding en faciliteiten bieden. Ondersteunen in aanloop naar concert en zichtbaar maken / podium bieden aan amateurmusici.

Random Collision, movement research project

Plek voor ontwikkeling jonge choreografen. Choreografen ook in contact brengen met amateurs.

Dans

Muziektheater De Plaats, Prateurs

Grote muziektheater producties op locatie. Educatief traject met praktijk als beste leerschool.

Theater, muziek, dans

Grote bijzondere producties op locatie maken.

Amateurs vervullen rollen in voorstelling van professionals. Verder lessen, workshops, coaching en dergelijke.

Het concertgebouw Fonds, tempel zonder drempel

Meerjarig programma, zowel gebouw als muziek toegankelijk maken. Workshops, ook

Muziek

Mensen raken in muziekbeleving, door concertgebouw open te stellen als podium voor amateurmusici

Verschillende trajecten waarbij een professional een groep amateurs leidt naar optreden in concertgebouw.

LOZ 2012

-

Sanne Wichman

-

Inhoudelijke ondersteuning ter bevordering van de kwaliteit en veiligheid. Meer zichtbaarheid voor het jeugdcircus en de opleidingen.

17


Beleven, powered by new arts

in de wijk. Dag per jaar amateurs en muziek samen in gebouw. Samenwerking van zes centra voor de kunsten in Oost Nederland. New arts plek geven in aanbod en kwaliteit verbeteren. Organiseren, structureren, podium bieden en scholing ook voor docenten.

en publiek.

Eigentijdse kunstdisciplines, New Arts

New Arts beter aan laten sluiten bij de bestaande culturele infrastructuur, een vaste plek geven en naar een hoger plan tillen. Daarvoor is scholing van docenten van belang, met uiteindelijk een methodiek als resultaat. Bewoners stimuleren zich creatief te uiten, mede door mee te werken aan het creëren van kunstprojecten en voorstellingen.

Zinaplatform, Zina neemt de wijk

Groep kunstenaars die de wijk in gaan voor projecten. Publiek, de buurt, herkent zich in voorstellingen. Luisteren naar mensen en hen een stem geven.

Theater, community art

Solid Ground Movement , Solid Moves

Broedplaats voor training Urban danstalent. Talentontwikkeling en verdieping. Natuurlijk verloop amateur en professional.

Dans

Het creëren van een broedplaats voor training en ontwikkeling van Urban dans en dansers.

Handtheater, het beste van twee werelden

Theater door doven, voor dove en horende mensen.

Theater

Opleiden van nieuwe projectmedewerkers zodat het handtheater

LOZ 2012

-

Sanne Wichman

Samenwerking tussen centra voor de kunsten en tussen docenten. Scholing van docenten en het creëren van mogelijkheden (podia, projecten, masterclasses) voor New Arts.

Ontwikkeling en doorgroeimogelijkheden voor beoefenaars van New Arts. Een kwalitatieve ontwikkeling en meer mogelijkheden stimuleren.

Professional gaat wijk in opzoek naar verhalen die in voorstelling worden verwerkt. Voorstelling is weer in de wijk te zien. Vanuit oprechte interesse samen een voorstelling creëren. Opleiden van jongeren, uitwisselen en samen maken door amateurs en professional, en aansluiting bij onder andere productiehuizen. (lessen, coproducties, debat) Opleidingstraject voor doven, workshops in de cultuureducatie voor doven, open

Inhoudelijk samenwerken, van verhalen naar een artistiek product. Het product heeft een meerwaarde omdat het herkenbaar is voor buurtbewoners. Artistieke samenwerking tussen amateurs en professionals. Daarnaast ontwikkelen en laten doorgroeien van Urban danstalent. Het opleiden van dove theatermakers, acteurs en project-

-

18


Holland Dance, de DansTuinen

Onderdeel van Holland Dance. Ontmoeting tussen amateur, dansdocent en professional staat centraal. Onderverdeeld in verschillende tuinen.

Dans

kan blijven bestaan.

podium en een voorstelling.

Ontmoetingen creëren tussen choreografen, dansers, docenten en amateurs, seedo-experience.

Workshops, inleidingen, masterclasses, nabesprekingen, ontmoetingen en co-producties.

medewerkers. Het ontwikkelen van gebaren theater. Inhoudelijk of artistiek samenwerken voor kwaliteitsimpuls en ontwikkeling van amateur(sector).

Zoals in de beschrijving van de projecten te zien is, zijn de projecten divers van aard. Van die negentien projecten gaat het in twee gevallen uitsluitend om beeldende kunst (Jacobs & In ’t Veld, 2011). Bij de gehonoreerde projecten uit deze regeling betreft het dus vaker de podiumkunst, of in sommige gevallen een mengvorm. In de hierna volgende analyse worden de beeldende projecten niet meegenomen, er is gekeken naar zeventien gehonoreerde projecten uit de FCP-regeling. 2.3 Vergelijking en analyse van de gehonoreerde projecten podiumkunst In de vorige paragraaf zijn de projecten kort beschreven, op basis van een aantal aspecten. Uiteraard is dit slechts een selectie aan voorbeeldprojecten uit het werkveld, echter wel diverse projecten waarbij de samenwerking tussen amateurs en professionals van belang is en ook beschreven is. Uitgaande van de onderzoeksvraag in deze literatuurstudie wordt in deze paragraaf een verdere analyse en vergelijking toegepast op de projecten. Kijkend of er uit deze projecten een bepaalde algemeenheid van vormen van samenwerking en motieven voor samenwerking naar voren komt. De projecten zijn op drie aspecten geanalyseerd. Deze aspecten zijn al enigszins te herleiden uit de beschrijving van de projecten in de vorige paragraaf. Het is namelijk gebaseerd op de doelen en toegangseisen van de FCP-regeling waaruit al de

LOZ 2012

-

Sanne Wichman

-

19


projecten een financiële bijdrage (subsidie) hebben gekregen. Het is voor de hand liggend om eerst naar die regeling te kijken. Ten grondslag aan de regeling ligt de duurzame betrokkenheid van culturele instellingen om de ontwikkeling van de amateursector te bevorderen. Ten eerste kan dus gekeken worden naar de vorm van samenwerken met de amateur en de professional. Concreet zijn de projecten beoordeeld op manieren waarop die duurzame betrokkenheid is vormgegeven: a. Artistieke of inhoudelijke samenwerking ter bevordering van artistieke of inhoudelijke ontwikkeling van de amateursector, b. Ondersteuning en zichtbaarheid van de amateur sector verbeteren, c. Ontwikkeling van doorgroeimogelijkheden voor talentvolle amateurs. Deze drie manieren van vormgeving van duurzame betrokkenheid zijn de ondersteuningsmogelijkheden uit artikel 1 (Staatcourant, 2010). Dit is het tweede punt waar de projecten op geanalyseerd worden. Tot slot impliceert de titel van de regeling dat ‘het beste’ van die twee werelden, die van de amateurs en die van de professionals, wordt gecombineerd. Dat ‘beste’ kan vertaald worden naar hetgeen een amateur een professional te bieden heeft en vice versa. De meerwaarde van de samenwerking schuilt wellicht in het samenbrengen van dat ‘beste’. Dat is het derde aspect waar naar gekeken wordt bij de projecten. De Van Dale omschrijft samenwerken als ‘in onderling overleg’. Dat zou betekenen dat er een soort gemeenschappelijke basis bereikt dient te worden waar de partners elkaar in vinden. Het hoeft niet te betekenen dat men er beter van wordt, noch dat men ieder het beste inbrengt. Hoewel misschien te verwachten is, dat in een overleg waarin men elkaar weet te overtuigen, uiteindelijk het beste naar boven komt. Want twee mensen weten meer dan één, zoals de volkswijsheid ons leert. In de hierna volgende analyse worden de projecten op de volgende punten geanalyseerd: 1.

Werkwijzen of vormen van samenwerking.

2.

Manier van vormgeving waarop de amateursector ondersteund wordt.

LOZ 2012

-

Sanne Wichman

-

20


a. Inhoudelijke of artistieke samenwerking ter bevordering van de amateursector. b. Ondersteuning en zichtbaarheid van de amateursector verbeteren. c. Ontwikkeling van doorgroeimogelijkheden voor talentvolle amateurs. 3.

Verwachte meerwaarde van samenwerking.

Vormen van samenwerking Vormen van samenwerking staan centraal in deze literatuurstudie, het samenwerken staat ook centraal bij de projecten uit de FCP-regeling. Bij de projecten is sprake van verschillende samenwerkingsvormen en werkwijzen, tevens is er regelmatig sprake van een combinatie van meerdere samenwerkingsvormen. Er zijn bijvoorbeeld verschillende onderdelen of deelprojecten, soms is een project op zich complex en vraagt daarom om verschillende vormen van samenwerking. Om de vorm waarin wordt samengewerkt bij de projecten te analyseren is gebruik gemaakt van Jacobs en In ’t Veld (2011). Daaruit komen hoofdzakelijk vier samenwerkingsvormen naar voren. Ten eerste blijkt bij twee projecten dat de amateur de uitvoerder is, en de professional de scheppende kunstenaar. Bijvoorbeeld bij Muziektheater de Plaats, waar de professional de amateur inzet voor de grote professionele voorstellingen. Daarnaast zijn er projecten waarbij tijdens het creëren van de voorstelling de professional in meer of mindere mate samenwerkt met de amateur, dit is bij vijf projecten het geval. PeerGroup is een dergelijk voorbeeld. De professionals en amateurs gaan daar samen een maakproces aan en de inbreng van allen is van belang. Het verschil tussen deze eerste twee vormen van samenwerken is cruciaal, doch soms lastig te onderscheiden. De vormen worden waarschijnlijk ook naast elkaar gebruikt. Voor de categorisering gaat het erom waar men naar streeft. Samenwerken in lesverband gebeurt ook en dat raakt een volgende vorm van samenwerking. Bij tien projecten is er sprake van het verzorgen van lessen, het geven van workshops en masterclasses door professionals aan amateurs. De professional deelt zijn expertise met de amateur in een, meestal korte, sessie. Deze workshops worden er vaak bij gedaan, naast de kernwerkzaamheden van het creëren van een voorstelling

LOZ 2012

-

Sanne Wichman

-

21


bijvoorbeeld. In een aantal gevallen gaat het wat betreft de lessen wel om een verband van langere duur. Daarnaast delen docenten informatie en zijn er bijscholing voor hen, dat betreft geen amateur – professional verhouding en is dan ook niet meegeteld bij deze samenwerkingsvorm. Tot slot is er bij zes projecten sprake van begeleiding of coaching van de amateur door de professional, de vierde samenwerkingsvorm. Hierbij gaat het om het begeleiden tijdens het toewerken naar een voorstelling. Een amateurgezelschap kan TA vragen om extra coaching tijdens de eindregie van een gemaakte voorstelling, een voorbeeld ter illustratie. Dit zijn de voornaamste vormen van samenwerking die uit de projecten naar voren komen. Daarnaast is er nog samenwerking op het organisatorisch vlak, het vormen van netwerken en contacten met andere instellingen. Ook het bieden van een podium aan amateurs eventueel gedeeld met professionals bijvoorbeeld. Deze vormen kunnen de relatie professional – amateur uiteindelijk wel ten goede komen, maar daar wordt hier nu verder niet op ingegaan. De vier algemene vormen van samenwerken zijn als volgt te concluderen: de amateur voert het werk van de professionele scheppende kunstenaar uit, de amateur maakt samen met de professional een voorstelling, de amateur volgt lessen of workshops van de professional, of de amateur wordt begeleid of gecoacht door de professional. Hierbinnen is wel overlap zichtbaar. In tabel 2 wordt het aantal projecten per samenwerkingsvorm nogmaals weergegeven. Bovendien wordt het percentage gegeven, afgerond op nul decimalen. Niet ieder project is bij een van de vier vormen in te delen en sommige projecten vallen onder meerdere vormen, vanwege de deel projecten. Random Collision geeft bijvoorbeeld lessen, daarnaast is er voor de amateur de gelegenheid een kijkje in de keuken te nemen tijdens een maakproces. Het kijkje in de keuken gaat gepaard met discussies wat ook de jonge makers feedback geeft. Weldegelijk een vorm van samenwerken, alleen niet in te delen bij deze vier vormen.

LOZ 2012

-

Sanne Wichman

-

22


Tabel 2 Aantallen per samenwerkingsvorm Samenwerkingsvorm

Aantal

Percentage

Amateur voert werk uit van professioneel scheppend kunstenaar

2

12%

Amateur maakt samen met professional een voorstelling

5

29%

Amateur volgt lessen of workshops van professional

10

59%

Amateur wordt begeleid of gecoacht door professional

6

35%

Manier van vormgeving waarop de amateursector ondersteund wordt De duurzame betrokkenheid van de professionele instellingen bij de amateursector wordt op drie manieren vormgegeven, zoals eerder aangegeven. Evenals het voorkomen van een combinatie van vormen van samenwerken, is er ook een combinatie van manieren waarop de duurzame betrokkenheid is vormgegeven te constateren bij de projecten. Ieder project valt onder minstens één van de drie, sommige vallen onder meer. Vandaar dat de totale som van percentages in tabel 3, meer dan 100% is. De verdeling van de projecten over de drie ondersteuningsvormen lijkt redelijk evenredig op basis van deze gegevens. Het betreft acht projecten met een artistieke of inhoudelijke samenwerking ter bevordering van de artistieke of inhoudelijke ontwikkeling van de amateursector. Negen projecten die verbetering van de ondersteuning en zichtbaarheid van de amateur sector nastreven. Er worden repetitie mogelijkheden en podia om zich te presenteren aangeboden, op die manier wordt de amateursector ondersteund in het maken van werk en is er volgens de gelegenheid om het ook daadwerkelijk te presenteren. Expliciet noemt men dan het tonen of zichtbaar maken van de amateur bijvoorbeeld, doordat ze op een podium staan waar ook anderen hen zien bijvoorbeeld. Tot slot zeven projecten welke aansturen op de ontwikkeling van doorgroeimogelijkheden voor talentvolle amateurs. Solid Ground Movement bijvoorbeeld, een opleidingsplek om Urban danstalent te scholen en verder te laten ontwikkelen buiten de officiële dansacademies. Binnen deze aantallen is een lichte verschuiving mogelijk afhankelijk van de uitleg van de manieren waarop duurzame betrokkenheid is vormgegeven.

LOZ 2012

-

Sanne Wichman

-

23


Tabel 3 Aantallen per ondersteuningsvormgeving Vormgeving ondersteuning amateursector

Aantal

Percentage

8

47%

Ondersteuning en zichtbaarheid van de amateursector verbeteren.

9

53%

Ontwikkeling van doorgroeimogelijkheden voor talentvolle

7

41%

Inhoudelijke of artistieke samenwerking ter bevordering van de amateursector.

amateurs.

Verwachte meerwaarde van samenwerking Overleggen en samenwerken kost tijd en energie. Gelukkig levert het meestal ook wat op, en daarom doet men het graag en veel. Volgens de titel van de regeling wil men ‘het beste’ van twee werelden samenbrengen, de meerwaarde die dat oplevert, ofwel het geen de amateur en de professional elkaar te bieden hebben en wat de versmelting daarvan oplevert, wordt bij het merendeel van de projecten benoemd en gewaardeerd. In tabel 4 is een overzicht weergegeven, per project staat de verwachte meerwaarde voor zover bekend, beschreven. Hieronder volgt een korte samenvatting van een aantal punten van verwachte meerwaarde. Voor de amateursector wordt een kwaliteitsimpuls, gegeven door de professionals, gezien als een pré. Dit gebeurt door middel van de bevordering van kennis, techniek en vaardigheden. Een podium aangeboden krijgen waar de kunsten gezien en erkend worden wordt tevens herhaaldelijk als meerwaarde benoemd. Vanuit het perspectief van de professional wordt als voordeel genoemd: het bereiken van een nieuw, breder of ander publiek. Bovendien haalt de professional inspiratie uit de eigenheid, de vrijheid en het enthousiasme van de amateur. Voor beide partijen speelt uiteindelijk de uitzonderlijkheid van het gezamenlijk gecreëerde werk een rol in de motivatie voor de samenwerking. Tot slot wordt de term ontmoeten meerdere keren gebruikt; ontmoeten, van elkaar willen leren, verder komen en onderling begrip om op te kunnen bouwen.

LOZ 2012

-

Sanne Wichman

-

24


Tabel 4 Verwachte meerwaarde per project Projecten

Verwachte meerwaarde

Toneelgroep Amsterdam,

Amateursector wordt verder ontwikkeld door begeleiding en

TA ontmoet amateurs

gebruik van kwaliteiten van de professional. Amateursector wordt zichtbaarder. TA bereikt een nieuw publiek.

PeerGrouP, PeerJonG

Jongeren leren het vak van de professionals en de professionals halen inspiratie uit de eigenheid en energie van de jongeren.

SKVR, Brass Muziekschool

De muziekschool bereikt een voor hen onbereikbare doelgroep. Die doelgroep kan leren in een lange leerlijn, maar op een manier die bij hen past. De leerlingen krijgen meer onderbouwing in muziekonderwijs, waardoor ze sterker staan in hun vak en hun mogelijkheden vergroten.

5e Kwartier, Kantine oost

Ontmoeten en verbinden.

Jeugdtheaterhuis Zuid-

Er wordt mooi en goed repertoire ontwikkeld dat qua toon en

Holland,

inhoud juist aansluit bij jongeren.

NV Verse Bekken Centrum v/d Kunsten

Van elkaar leren en elkaar verder helpen, in plaats van zelf het wiel

Beverwijk, Young Art

uit vinden.

ZIMIHC, CAL XL

Door de duurzame verbindingen tussen alle betrokken partijen in de community arts, kunnen kunstenaars betekenis geven aan het alledaagse leven of aan veranderingsprocessen.

Theaterschip, Over Stag

De amateursector ontwikkeld zich verder. Professionals verbinden zich aan de samenleving. Samen creëren ze mooie voorstellingen die door hen beide tot stand zijn gebracht. Podium bieden.

Circomundo,

Ontmoeting, samenwerking en monitoring voor de

toekomst in de piste

kwaliteitsontwikkeling van het jeugdcircus.

Random Collision,

Onderling begrip voor bewegingsonderzoek en voor de creatie. De

movement research project

amateurs, het publiek, krijgt een kijkje in de keuken. De professional leert zijn publiek kennen.

Muziektheater De Plaats,

De amateur krijgt kans om mee te werken aan een bijzondere en

Prateurs

grote productie. Professional kan een dergelijke productie maken, deze was met alleen professionals niet te betalen. Een avontuurlijke nieuwe ervaring voor iedereen.

Het concertgebouw Fonds,

Door de verschillende deelprojecten wordt er meer gezongen en er

tempel zonder drempel

komen meer verschillende doelgroepen in het concertgebouw.

LOZ 2012

-

Sanne Wichman

-

25


Beleven,

New Arts een vaste plek in het scholingsaanbod geven en een

powered by new arts

kwaliteitsimpuls voor de New Arts. Daarnaast komt er een breder publiek naar de centra voor amateurkunst en naar de New Arts.

Zina-platform,

De verhalen in de wijk krijgen een stem en worden zichtbaar

Zina neemt de wijk

gemaakt. Het publiek, de wijkbewoners, herkent zich vervolgens in de voorstelling.

Solid Ground Movement,

Een plek waar hiphop werkelijk wordt onderwezen. Hun eigen stijl,

Solid Moves

met mensen uit die stijl, maar er wordt geanalyseerd en gekeken wat voor mogelijkheden de bewegingen nog meer kennen. Erkenning voor hiphop.

Handtheater,

Een opleidingsplek voor doven en een plek waar theateraanbod

het beste van twee werelden

voor doven wordt ontwikkeld. Bovendien wordt de gebarentaal verder ontwikkeld.

Holland Dance,

Holland Dance haalt jongeren binnen die dans leuk vinden en kan

de DansTuinen

hen verder helpen. Elkaar inspireren en samen mooi werk maken wat anders niet tot stand zou zijn gekomen.

LOZ 2012

-

Sanne Wichman

-

26


Hoofdstuk 3: Vergelijking theorie en praktijk In hoofdstuk 1 is theorie over community of practice behandeld en in hoofdstuk 2 zijn een aantal praktijkvoorbeelden van samenwerking tussen amateurs en professionals in de podiumkunst geanalyseerd. Om een antwoord te kunnen formuleren op de onderzoeksvraag wordt nu de informatie verkregen uit beide hoofdstukken, ofwel uit theorie en praktijk, vergeleken. Waar mogelijk wordt een vertaalslag van de theorie naar de praktijk toegepast. 3.1 Vergelijking communities of practice en projectvoorbeelden van samenwerking tussen amateurs en professionals. Een community of practice is op een aantal punten vergelijkbaar met de samenwerkingsprojecten tussen amateurs en professionals. De CoP is mogelijk een vorm waarin amateurs en professionals in kunstprojecten samenwerken. In deze paragraaf worden de samenwerkingsprojecten vergeleken met het kader van een CoP. Het domein is een kenmerk van de CoP. Het domein is de gedeelde interesse van amateurs en professionals. Bijvoorbeeld de kunstvorm zelf, een specifieke voorstelling of juist de samenwerking tussen amateurs en professionals. Voorwaarde voor het benoemen van de gedeelde interesse als domein is dat iedereen, ongeacht amateur of professional, zich betrokken voelt bij dat domein. Bovendien deelt men in principe bepaalde competenties binnen het domein. Het verschil van smaak tussen amateurs en professionals in de populaire kunstvormen is kleiner dan in de hogere kunst (De Swaan, 2008). Wat betreft gedeelde interesse voor de uiting van de kunstvorm komt die bij amateurs en professionals in de populaire kunstvormen in theorie meer overeen. Een volgend kenmerk is de community. Amateurs en professionals die samenwerken in een kunstproject kun je in zoverre een community noemen, omdat er interactie plaatsvindt binnen een groep. Echter wordt er in veel gevallen niet wederzijds geleerd. In een CoP gaat het erom elkaar verder te helpen. Bij de projecten uit de FCP-regeling lag het accent op het ondersteunen van de amateurs door de

LOZ 2012

-

Sanne Wichman

-

27


professionals, meer een eenrichtingsverkeer wat betreft inhoudelijk leren. De amateur leert voornamelijk inhoudelijk en op kunst-intrinsiek gebied. De professional kan eerder de amateur en het publiek leren begrijpen. Het derde kenmerk van de CoP betreft de practice. De amateurs en professionals zijn betrokken bij gedeelde activiteiten en ze hebben elkaar iets te bieden. Ze bouwen binnen hun kunstproject een gedeelde praktijk op met een repertoire van ervaringen, oplossingen en mogelijk zelfs letterlijk repertoire, zoals een dansvoorstelling. Een verschil is dat de practice van de CoP een langere tijd betreft. Bij de kunstprojecten gaat het meestal om een beperkte tijd, in ieder geval qua samenstelling. De FCPregeling wil wel investeren in een duurzame betrokkenheid van de professionele instellingen bij de amateursector. Een samenwerking met een duurzaam karakter wordt op waarde geschat door de FCP-regeling en is een karakteristiek van de CoP. 3.2 Vertaalslag mogelijke voordelen Het is te verwachten dat de beschreven voordelen van de CoP in enige mate ook bij de samenwerkingsprojecten tussen amateurs en professionals aanwezig zullen zijn. In deze paragraaf wordt gepoogd een vertaalslag te maken van die mogelijke voordelen van CoP’s, naar samenwerkingsprocessen tussen amateurs en professionals. Wanneer men op zoek is naar verbetering op een terrein waar samenwerking voordelen, opbrengsten of meerwaarde kan opleveren, versterkt dat mogelijk de motivatie voor die samenwerking. De amateurs en de professionals kunnen elkaar helpen, van elkaar en elkaars expertise leren, en samen komen tot nieuwe inzichten. Ze bouwen een netwerk op en kunnen zich persoonlijk ontwikkelen. Voordelen welke overeenkomstig zijn met de kennisgemeenschappen. Doctor (2005) typeert de professional in tegenstelling tot de amateur als: vormbewust, met het vermogen om eigenheid te verbijzonderen, met meer inzicht, met beter ontwikkelde zeggingskracht en gebruik van het kunstmatige. Ze benoemt de eigenheid, de intuïtie, de zoektocht naar de beleving en het behoud van authenticiteit als kenmerken van de amateur. Kenmerkende kwaliteiten die, bij een samenwerking tussen amateurs en professionals, kunnen worden ingebracht.

LOZ 2012

-

Sanne Wichman

-

28


Deze ingebrachte kwaliteiten kunnen als voordeel binnen de samenwerking gezien worden. Afgezien van die kenmerkende kwaliteiten, blijven de professionals op de hoogte van wat er leeft onder amateurs en ontwikkelt het talent van amateurs zich door samenwerking met professionals. Een samenwerkingsproces betreft een groep. De sociale ondersteuning van de groep is van belang om optimaal voordeel te behalen op de ontwikkeling en uiting van creativiteit (Runco, 2007). De professional kan bijvoorbeeld de kwaliteiten van een amateur erkennen door deze een podium te bieden. De amateur kan het publiek zijn en zijn herkenning en waardering over het werk van de professional uiten tijdens een open gesprek. Dit is bijvoorbeeld bij het project van Random Collision het geval, de professional krijgt inzicht in hoe zijn werk verstaan wordt door de amateur. Runco (2007) benoemt het positieve effect van een heterogene groep. Bij een samenwerkingsproces tussen amateurs en professionals is er in principe een extra heterogeen element. De amateur heeft namelijk een andere professionele ontwikkeling. Theoretisch gezien stimuleert dit de creatieve ontwikkeling binnen een groep. Of dit in de praktijk altijd een gunstig effect oplevert verschilt per situatie. In bepaalde gevallen is de professionele ontwikkeling mogelijk irrelevant voor het creatieve proces. Zowel bij een CoP als bij een groepsproces omschreven door Runco (2007) wordt het voordeel van enkele beginners bij de groep genoemd. De amateur is gedeeltelijk te vergelijken met de genoemde beginners. Hij is minder geschoold, dikwijls enthousiast en in principe open voor ontwikkeling. Uiteraard zijn er ook amateurs die absoluut geen beginner zijn en liever vasthouden aan bestaande patronen. Bovendien kan een professional pas net begonnen zijn met zijn professionele carrière. In het kort de voordelen op een rij die vanuit de theorie te vertalen zijn naar de samenwerkingsprojecten. De amateurs en professionals kunnen elkaar helpen en van elkaar leren, leren van de verschillende expertises die ieder meebrengt. Zo kunnen de amateurs bijvoorbeeld leren van de zeggingskracht, de vormbewustheid en het

LOZ 2012

-

Sanne Wichman

-

29


inzicht van de professional. De professional kan leren van de eigenheid, authenticiteit en intuïtie van de amateur of het op zijn minst gebruiken als inspiratie. Ze vergoten hun netwerk en nemen kennis van hetgeen er leeft bij elkaar. Het samenwerken in een heterogene groep vergroot bovendien de potentie tot het ontplooien van de creativiteit. Dit hoofdstuk gaf een inzage in de vergelijking tussen theorie en voorbeeldprojecten, en de vertaalslag van de voordelen uit de theorie naar de voorbeeldprojecten in de praktijk. Nu rest een korte toevoeging, in hoeverre de projecten in een bepaalde categorie in meer of mindere mate overeenkomen met de CoP. De projecten die in hoofdstuk twee bij analyse wat betreft motief vielen onder punt twee, ondersteuning en zichtbaarheid, hebben vaak minder overeenkomsten met een CoP. Als het gaat om inhoudelijk of artistiek samenwerken, of talentontwikkeling dan zijn er maastal meer overeenkomsten met een CoP te vinden. Vooral binnen de groep talentontwikkeling zijn de deelnemers vaak voor langere tijd met elkaar verbonden. Als men denkt aan het groeiproces, wat van langere duur is dan het creëren van één voorstelling. Er is meer tijd voor het opbouwen van een gezamenlijk repertoire en ook de amateurs hebben een intense interesse en wil om te leren. De professionals zijn hun voorbeeld, maar in de toekomst wellicht hun concurrent. Het risico is dat het grotendeels gaat om lessen, een meester-gezel verhouding, dat is echter niet de insteek van een CoP. Het is immers niet direct wederzijds en evenwichtig leren in een groep. Voor de projecten die gaan om het samen creëren, binnen de talentontwikkeling, geldt dat wel. Hierbij kan men bijvoorbeeld denken aan PeerGroup en Solid Groud Movement. Bij de projecten die qua motief vielen onder ondersteuning en zichtbaarheid gaat het in bijna alle gevallen (ook) om het geven van lessen.

LOZ 2012

-

Sanne Wichman

-

30


Hoofdstuk 4: Conclusie en aanbevelingen Vanuit mijn interesse voor samenwerking tussen amateurs en professionals is deze literatuurstudie vormgegeven. Verschillende publicaties zijn er over dit onderwerp. Gedegen literatuur over een mogelijke meerwaarde, voor deze samenwerking bijvoorbeeld, heb ik niet gevonden. Publicaties, vanuit de theorie en de praktijk, over vormen van samenwerking en diverse verwante zaken hebben als ondersteuning gediend voor deze literatuurstudie. Er is gefocust op de projecten uit de FCP-regeling ‘Het beste van twee werelden’, om de geformuleerde onderzoeksvraag te beantwoorden. De centrale onderzoeksvraag luidde: Welke vormen van samenwerking tussen amateurs en professionals in de podiumkunsten bestaan er en wat zijn de motieven voor die samenwerking? Concluderend kwam er bij de praktijkvoorbeelden over het algemeen een viertal vormen van samenwerking met enige regelmaat naar voren. Ten eerste, de amateur is de uitvoerder van de professionele scheppende kunstenaar. Dat was bij twee projecten te herkennen. Ten tweede, in vijf projecten werken de amateur en de professional samen aan het maken van bijvoorbeeld een voorstelling. Het aandeel van de amateur en de professional was wel verschillend per project. Recapitulerend denk ik dat de productie ‘Trottoir’, zoals beschreven in de inleiding, onder deze vorm valt. Ten derde, de professional verzorgt lessen of workshops voor de amateur. Bij tien van de projecten was dit herkenbaar, soms ook als extra activiteit. Deze leraarleerling samenwerking is wellicht de meest traditionele vorm van samenwerking tussen amateurs en professionals, in ieder geval nog steeds veel voorkomend. Tot slot, is bij een zestal projecten sprake van begeleiding of coaching van de amateur door de professional. Uit de analyse van de projecten uit de FCP-regeling is naar voren gekomen dat het grotendeels om projecten in de podiumkunst ging. In de podiumkunst is de amateur geregeld te zien als uitvoerend kunstenaar van het werk gecreëerd door een professioneel scheppend kunstenaar. In de beeldende kunst is de scheppend en

LOZ 2012

-

Sanne Wichman

-

31


uitvoerend kunstenaar vaker dezelfde persoon (De Swaan, 2008). Wat een mogelijke verklaring is voor meer samenwerking in de podiumkunst. Daarvoor is vanuit de theorie de community of practice besproken, ook een vorm van samenwerken. De samenwerkingsprojecten tonen in manieren en elementen van samenwerken overeenkomsten met de CoP (Wenger, 2006). Zo is er bij beiden sprake van een domein, een gedeeld interesse gebied. Betrokkenheid bij en competenties in het domein zijn voorwaarde voor leden van een CoP. De Swaan (2008) geeft een grotere overeenkomst van smaak bij amateurs en professionals in de populaire cultuur versus de hogere kunst aan. Dat maakt wellicht verschil bij welke culturele uitingen men eerder gebruik zou maken van een CoP. Een kennisgemeenschap heeft wel de kracht mensen die zelf niet direct met elkaar in contact komen, maar wel een verwante praktijk kennen, bij elkaar te brengen (Pieters & De Vries, 2005). In de praktijkvoorbeelden betrof het niet significant meer voorbeelden uit de populaire cultuur. Een andere overeenkomst tussen CoP en samenwerkingsprojecten is de practice of gedeelde praktijk, gemeenschappelijke activiteiten. Hoewel niet met zekerheid te bevestigen is dat de projecten uit de FCPregeling lang genoeg stand houden om een voor de CoP gewenst repertoire op te bouwen. Dit verschilt per project, de projecten binnen de groep talentontwikkeling gaan over het algemeen een langere samenwerking aan met dezelfde deelnemers. Verschil was te constateren bij het CoP kenmerk community. Bij de samenwerkingsprojecten was wel sprake van interactie, maar minder expliciet van wederzijds leren. Voorgaande maakt helder dat er niet één vorm van samenwerken bestaat, maar dat er verschillende vormen zijn waarin amateurs en professionals met elkaar samenwerken. Daarbij hebben ze vrijwel altijd een gedeelde interesse en gezamenlijke activiteiten. De inbreng en de functie van beide partijen verschilt aanzienlijk per samenwerkingsvorm. Uiteraard kunnen ook alleen amateurs of professionals samenwerken. Naar die vormen van samenwerking en naar de verschillen in vergelijking met alleen amateurs of professionals, zal nader onderzoek

LOZ 2012

-

Sanne Wichman

-

32


noodzakelijk zijn om daar meer inzicht in te verkrijgen. Als men gaat samenwerken dan ligt daar in principe een beweegreden of motivatie aan ten grondslag. Die motivatie of het motief behelst het tweede deel van de onderzoeksvraag in deze literatuurstudie. Een antwoord op deze vraag komt minder expliciet naar voren in dit literatuuronderzoek. Een mogelijke beweegreden om te gaan samenwerken is de verwachting dat de samenwerking iets oplevert. Investeren in een samenwerking kost tijd en energie. Een al oud principe luidt: voor wat, hoort wat. Men wil iets terug in ruil voor de investering. Men verwacht wellicht door de investering voordeel te behalen op een terrein waar ontwikkeling, verbetering of voordeel gewenst is. De FCP-regeling ‘Het beste van twee werelden’, heeft de intentie het beste van de amateursector en het beste van de professionals samen te brengen, om te kijken of het een meerwaarde oplevert. Die (verwachte) meerwaarde zou mogelijk het motief kunnen zijn voor de samenwerking. Bovenstaande redenatie in ogenschouw nemend wordt gekeken naar de mogelijke meerwaarde of voordelen, naar motivatie voor de samenwerking. Een kennisgemeenschap of community of practice brengt voordelen met zich mee. Evengoed resulteerde uit de samenwerkingsprojecten verschillende meerwaarde. Niet uitsluitend dat er ook vanuit andere invalshoeken mogelijk motieven zijn voor samenwerking. De samenwerking met de professional kan voor amateurs een meerwaarde in kwaliteit opleveren. Deze kwaliteitsimpuls wordt door het beleidsplan 2009-2012 van het FCP beoogd. De professional brengt kennis, techniek en vaardigheden in. Herkend en erkend worden als amateur is een blijk van waardering en stimuleert de creativiteit (Runco, 2007). Een motief van de amateur voor samenwerking is dus mogelijk de wens om zichzelf inhoudelijk of artistiek verder te ontwikkelen. Dit was een van de manieren qua ondersteuning van de amateursector gesteld door het FCP voor de regeling. Naast de inhoudelijke of artistieke ondersteuning voor de inhoudelijke of artistieke ontwikkeling van de amateursector waren er nog twee manieren. De stimulering van de ondersteuning en zichtbaarheid van de

LOZ 2012

-

Sanne Wichman

-

33


amateursector, en doorgroei mogelijkheden en talentontwikkeling voor amateurs. Als er voor de amateur een wens op dat gebied ligt kan dat een motivatie opleveren voor de samenwerking. De professional kan in een samenwerking met amateurs voordeel halen uit het bereiken van een nieuw of ander publiek. Over het algemeen kan de amateur de professional inspiratie bieden door zijn eigenheid, vrijheid en enthousiasme. Tot slot is de uitzonderlijkheid van het gezamenlijk gecreëerde werk en de ontmoeting, met grote regelmaat aanleiding voor samenwerking. De kennisgemeenschappen of CoP’s leveren ook voordeel op. Wederom is niet helder geworden wat het motief voor deelname aan een CoP is. De voordelen die deelname aan een CoP op kunnen leveren zouden aanleiding kunnen zijn tot een motief voor participatie. De voordelen, vertaald van een CoP naar een samenwerkingsproces tussen amateurs en professionals, kunnen zijn: elkaar helpen, van elkaar en van elkaars expertise leren. Overeenkomstig met wat hier boven al benoemd staat en dus in de praktijk zichtbaar blijkt, wat de professional en amateur van elkaar mee kunnen nemen. In aanvulling daarop kan de amateur leren van de zeggingskracht, de vormbewustheid en het inzicht van de professional. De professional kan leren van de eigenheid, authenticiteit en intuïtie van de amateur of het op zijn minst gebruiken als inspiratie. Leren van elkaars kwaliteiten is zowel als voordeel van een CoP genoemd, en als meerwaarde in de praktijk. Bovendien kan men gaan samenwerken, als men op zoek is naar verruiming van het eigen netwerk. Dit blijkt uit de voordelen van een CoP. Voor de CoP geldt interesse om zich in de ander te verdiepen en de mogelijkheid daartoe als voordeel. In de praktijk wordt letterlijk benoemd dat men elkaars wereld en begripsveld beter kan leren kennen. Als men de motivatie heeft om de creativiteit te ontwikkelen zou men de samenwerking in de combinatie amateur en professional ook aan kunnen gaan, daar het in principe een heterogene groep betreft. Dat werkt volgens Runco (2007) bevorderend voor de ontplooiing creativiteit.

LOZ 2012

-

Sanne Wichman

-

34


Deze literatuurstudie was voor mij een interessante verkenning van de samenwerking tussen amateurs en professionals in podiumkunstprojecten. Nieuwe inzichten, maar ik heb vooral ook veel herkenning bij mijn eigen praktijk ervaren. Het heeft mij zeker meer bewust gemaakt van beweegredenen voor samenwerkingsverbanden. Bovendien ben ik meer alert op de gang van zaken binnen de samenwerking en de actualiteit van deze thematiek. Er zijn geen baanbrekende conclusies uit deze literatuurstudie naar voren gekomen, doch wel een beknopte inzage in de vormen van samenwerking. Daarnaast een kijk op de mogelijke motieven voor of misschien liever gezegd de mogelijke voordelen van een samenwerking tussen amateurs en professionals. Op basis van deze informatie kan ik moeilijk nagaan of zowel de vormen van samenwerking als de mogelijke voordelen werkelijk zo specifiek zijn voor de combinatie amateurs en professionals in de podiumkunst. Het is niet onmogelijk dat bepaalde resultaten ook gelden voor samenwerking tussen andere groepen of tussen bijvoorbeeld allemaal professionals. Bovendien kunnen de resultaten bij voorbeeldprojecten buiten de FCP-regeling ook weer anders zijn. Nader onderzoek, naar de samenwerking tussen deze doelgroepen in de podiumkunst, is wat mij betreft een welkome aanvulling.

LOZ 2012

-

Sanne Wichman

-

35


Literatuur Beleidsplan 2009-2012 (2009). ‘Fonds voor cultuurparticipatie’. cultuurparticipatie.nl – 25-11-2012 http://www.cultuurparticipatie.nl/over_het_fonds/publicaties_en_verslagen/ Boer, A. de & Twaalfhoven, A. (2011). Wie is er bang voor amateurs? Verslag van de conferentie over samenwerking tussen professionals en amateurs in de podiumkunsten. Utrecht/Amsterdam/Utrecht: Fonds voor cultuurparticipatie/TIN/Kunstfactor. Coalitieakkoord (2007). ‘Samen werken, samen leven.’ rijksoverheid.nl – 23-09-2012 http://www.rijksoverheid.nl/documenten-enpublicaties/rapporten/2007/02/07/coalitieakkoord-balkenende-iv.html Docter, I. (2005). Samenwerking tussen amateurs en professionals levert het beste van beiden op; kwetsbaarheid boven virtuositeit. De theater nv, 4(18), 20-21. Heijnen, E. (2011). Informele visuele netwerken. In M. van Hoorn (Ed.), Informeel leren in de kunsten: theorie en praktijken (pp. 32-54). (Cultuur + Educatie, 11(30)). Utrecht: Cultuurnetwerk Nederland. Jacobs, A. & Veld, W. in ‘t (2011). Het beste van twee werelden. Utrecht: Fonds voor cultuurparticipatie. Knulst, W. (2007). Oude en nieuwe idealen rond amateurkunst. In M. van Hoorn (Ed.), Amateurkunst in de lage landen (pp. 12-26). (Cultuur + Educatie, 7(20)). Utrecht: Cultuurnetwerk Nederland. Kommers, M-J. (2005). Zicht op…amateurkunst; achtergronden, literatuur en websites. Utrecht: Cultuurnetwerk Nederland.

LOZ 2012

-

Sanne Wichman

-

36


Kunstfactor (2010). Over de liefde (amore) voor het vak (profession): waarom amateurs en professionals samenwerken in dans en theater. [DVD]. Utrecht: Kunstfactor, sectorinstituut amateurkunst. Lave, J. & Wenger, E. (1991). Situated learning; legitimate peripheral participation. Cambridge: Cambridge University Press. Pieters, J. M. & Vries, B. de (2005). Kennisproductie en kennisdisseminatie in het Nederlandse onderwijsveld; een voorstudie naar de rol van kennisgemeenschappen. Enschede: Universiteit Twente, faculteit gedragswetenschappen. Runco, M. A. (2007). Creativity: Theories and Themes: Research, Development and Practice. Amsterdam etc.: Elsevier. Staatscourant (2010). ‘Regeling Het beste van twee werelden.’ (Nr.:6671) Cultuurparticipatie.nl – 25-08-2012 http://www.cultuurparticipatie.nl/over_het_fonds/publicaties_en_verslagen/publicaties/

Swaan, A. de (2008). Niet bij kunst alleen; over de amateurs in de beeldende kunst. De draagbare De Swaan. Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker. Vlokhoven, H. van, Thölke, J., Kingma, M., Peters, M & Herder-Wynne, F. (2012). Kennis maken en delen in het primair onderwijs; een onderzoek naar kennisgemeenschappen. Arnhem en Nijmegen: Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Wenger, E. (2006). ‘Community of practice, a brief introduction.’ ewenger.com – 2508-2012 http://www.ewenger.com/theory/ Wenger, E. (2002). ‘Start-up guide.’ ewenger.com – 25-08-2012 http://www.ewenger.com/theory/start-up_guide_PDF.pdf

LOZ 2012

-

Sanne Wichman

-

37


Wenger, E. (1998). Communities of practice; learning, meaning, and identity. Cambridge: Cambridge University Press.

LOZ 2012

-

Sanne Wichman

-

38


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.