Zijn musea bijzondere plekken om te leren sijstermanslit

Page 1

Zijn musea bijzondere plekken om te leren?

Annemie Sijstermans Juni 2008

1


Inhoud Inleiding Kennistheorieën Leertheorieën Educatietheorieën Voorbeelden uit de museumpraktijk Conclusie Bronnen

blz 3 blz 4 blz 4 blz 5 blz 6 blz 9 blz 10

2


Zijn musea bijzondere plekken om te leren? Inleiding

Heeft een museumervaring een educatieve potentie? Dit vroeg George Hein zich af in zijn boek ‘Learning in the museum’ (1998). In dit boek presenteert hij vier educatietheorieën voor museumeducatie. Hij legt de fundamenten bloot die nodig zijn voor een duidelijke visie. Zijn ideeën zijn nog zeer actueel en er wordt naar hem vaak verwezen in educatief museumland. Bij ‘tips en links’ van de landelijke site ‘museumeducatie’ pronkt zijn boek toch nog op de tiende plaats. Volgens hem kan een museumervaring ondanks zijn vluchtigheid, exclusief zijn en zelfs is een goddelijke openbaring mogelijk. De museumstaf vindt museumeducatie belangrijk maar hoe het instituut educatie beschouwt is vaak nog vaag of helemaal niet geformuleerd. Zijn missie is nu weer actueel, vooral nu museumeducatie een belangrijke rol toebedeeld krijgt voor de vervulling van levensechte, betekenisvolle leertaken en door de opleving van erfgoededucatie. En ook in het onderwijs staat de leerling centraal met zijn actieve rol. Deze aspecten krijgen in het bestek van Hein een plaats. In dit artikel bespreek ik zijn visie en verbind dit met vier voorbeelden uit de actuele Nederlandse educatieve museumwereld. Mensen zijn complexe wezens en hun overwegingen en mogelijkheden van hoe en wat ze leren zijn vaag. Alle modellen die menselijk gedrag pogen te beschrijven zijn zeer welkom bij het formuleren van een weldoordachte filosofie over educatie. Musea moeten zich bewust worden van hun educatiebeleid want bij afwezigheid dragen ze toch krachtige boodschappen uit die tegenstrijdig kunnen zijn waardoor bezoekers verward raken. Vergelijk dit met de opvoedingstijl van ouders die diep geworteld zit in het culturele en sociale systeem van de gemeenschap maar niet altijd bewust is. In het museum kunnen we door goede observatie de onderliggende houding en structuur van educatie blootleggen. Elk element: de ordening, de architectuur, de stijl, de ontvangst of de samenstelling van de staf draagt bij tot de communicatie en educatieve missie. Achter de tekst, de informatie of de publiciteit bevindt zich een subtekst van curator tot ontwerper, die met ontelbare tegenstrijdige berichten van wensen, ambities en vooroordelen verweven is. Het constructivistisch museum blijkt volgens Hein het meest geschikt te zijn voor enerzijds het museum om tot een gedegen visie te komen en anderzijds voor het publiek om een rijke ervaring te hebben. Constructivisme is een verzamelnaam voor oudere ideeën over hoe een museum educatie kan inrichten. John Dewey gaf al blijk van deze opvatting in 1934. Om een educatietheorie te formuleren heb je twee theorieën en een praktische toepassing nodig over ‘wat’ het is dat geleerd wordt, over ‘hoe’ men leert en ‘hoe’ je dit in praktijk kunt brengen. Dit zijn achtereenvolgens een kennistheorie, een leertheorie en een doceertheorie. Door deze theorieën te formuleren kan de ontologische status van het museum bepaald worden. Het geloof over de geaardheid van kennis bepaalt de diepe overtuiging voor de benadering van educatie door het enerzijds als een absolute en onafhankelijk bron op te vatten of anderzijds als iets dat geconstrueerd wordt in het hoofd van mensen. Laten de musea objecten en opvattingen zien zoals het echt is, representeren ze sociale conventies of zorgen ze voor situaties waardoor de bezoeker zelf kan interpreteren? ‘Leren’ kunnen we aflezen aan stabiele veranderingen in gedrag. De positie die het museum over leren inneemt bepaalt de manier van presenteren en begeleiden van een expositie binnen een museum. Ook de doceerstijlen en de organisatie van het educatieve materiaal verschilt naar gelang de opvatting van de kennis- en leertheorie: Leren mensen op een bijzondere manier?; Welke methode is het meest geschikt?; Of is de methode en doceerinterventie overbodig?

3


Kennistheorieën: Om de ontologische status van de kennistheorie te begrijpen kan je uitgaan van twee tegengestelde visies. De eerste is de realistische positie die zegt dat kennis extern en onafhankelijk is van de ideeën van mensen. Plato is de vader van deze opvatting en karakteriseert de ervaring van mensen als gebrekkige imitaties van de echte, buiten ons waarnemingsveld aanwezige ideeën. Slechts de rede, het verstand en de begrippen brengen ons dichter bij de waarheid. Een typische representatie van waarheid is het chronologisch ophangen van schilderijen of het inrichten volgens een bepaalde tijd of stijl omdat hun aard dit verondersteld. Dit komt voort uit de 19e eeuwse opvatting die tekstboeken voorschreef volgens de natuur van het onderwerp. De tekstboeken lieten de representatie van basale en fundamentele opvattingen volgens een logische structuur zien waarna in latere hoofdstukken de verfijnde elementen werden toegevoegd en uitgelegd. Dit principe wordt ook in museumexposities toegepast. Simpel refereert naar fundamenteel en naar de basisideeën waarop verder alle informatie berust. John Dewey bekritiseerde de op pure zekerheid afstemmende onderzoekers. Volgens hem hangt kennis af van praktische ervaring. De tegenovergestelde theorie is de idealistisch opvatting dat louter in het hoofd kennis wordt ontwikkeld die niet door een externe onafhankelijke wereld bepaald wordt. De beroemde uitspraak van George Berkeley die deze theorie steunt, is dat er alleen iets werkelijk is wanneer, zoals bij bijvoorbeeld een vallende boom, het ook daadwerkelijk waargenomen wordt. Er bestaat volgens de voorstanders van de idealistische opvatting geen absolute werkelijkheid. Volgens Glasersfeld bestaat er misschien wel een absolute wereld maar deze kunnen we niet doorgronden. Freire en Dewey beweren dat kennis niet kan worden gescheiden van de omstandigheden en van actie. Paulo Freire zegt dat bij een actieve reagerende leerling kritisch bewustzijn verondersteld wordt. Dus een museum kan volgens deze aanhangers nooit een helder beeld geven van de onafhankelijke werkelijkheid. Deze twee extreme ideeën van de werkelijkheid veroorzaken problemen omtrent de visie hoe personen tot de waarheid kunnen komen. Bij een educatietheorie wordt een kennispositie geformuleerd of stilzwijgend uitgedragen door aan de ene kant de mededeling van waarheid, onafhankelijk van de ervaring en cultuur van de bezoeker of aan de andere kant de mededeling dat kennis relatief is, beïnvloed door de cultuur en behoeften van de bezoeker of museumstaf. Onvermijdelijk neemt een educator een positie in over wat het is dat mensen leren. De realistische opvatting heeft betrekking op de natuur van het onderwerp en niet op de interesse of interpretatie van de kijker. De idealistische curator gelooft daarentegen dat de betekenis van het object ontleend is aan de betekenis die er aan gegeven wordt.

Leertheorieën Kennis- en leertheorie zijn onafhankelijk van elkaar maar zijn toch door een onvermijdelijke vermenging verbonden. Als van simpel naar complex de logische uitleg van het onderwerp is dan wordt het vanzelf een leertheorie. Ook de leertheorieën zijn het beste voor te stellen door twee tegengestelden.

4


Aan de ene kant bestaat de opvatting van het ‘absorberend leren’ die het opnemend vermogen van aangeboden informatie veronderstelt. Bij absorberend leren wordt informatie in kleine stukjes, stap voor stap toegevoegd aan de voorstelling van vaten die gevuld moeten worden. Deze trapsgewijze aanpak van simpel naar complex domineert nog steeds de lespraktijk en behoort tot het vroege behaviorisme. Volgens deze theorie is de oorspronkelijke geest een onbeschreven blad en kennis wordt verkregen door de opeenhoping van duizenden simpele associaties door stimuli. Locke is de grootste voorstander. Aan de andere kant is er het geloof dat mensen kennis construeren door actieve participatie van het hoofd aan verschijnselen die gepresenteerd worden. Het hoofd maakt schema’s en leren bestaat uit het selecteren en organiseren van de rijkdom van onze omringende sensaties. Actieve leertheorieën hebben betrekking op de kwaliteiten van de leerling. Volgens Piaget zijn we met deze holistische manier van leren geboren zoals we bij ons taalvermogen kunnen zien. In zijn taalvisie wordt meer belang gehecht aan betekenisvorming dan aan de specifieke basisvaardigheden van het lezen doch hij erkent ook niveaus. Er wordt betekenis ontleend aan de inhoud in relatie tot de vormgeving en grafische voorstelling, door verbinding te leggen met symbolen en de ervaring van de beginnende lezer. Deze holistische benadering is een eigenschap van de actieve leertheorie.

Educatietheorieën: Door deze twee uiterste kennistheorieën en leertheorieën te combineren ontstaan vier educatietheorieën:  traditioneel = realisme + absorberend leren,  behaviorisme = idealisme + absorberend leren,  ontdekkend leren = realisme + actief leren,  constructivisme = idealisme + actief leren . Een educator kan een realistische of idealistische visie hebben en toch geloven dat leren een passief proces van opnemen is en leerlingen passieve ontvangers van informatie zijn. Daarentegen kunnen de realist en de idealist onafhankelijk van elkaar geloven dat leren een actief proces is door het ontwerpen van kennis in het hoofd. Traditionele educatietheorie: realisme + absorberend leren Bij traditioneel onderwijs heeft de docent twee verantwoordelijkheden waarvan de eerste het beheersen van de logische structuur van het materiaal is. Deze onthullende, belerende educatietheorie is onder alle omstandigheden waar en onafhankelijk van de ervaringen van mensen. In deze realistische visie is de docent expert. Deze onderwijsopvatting wordt sinds de Renaissance gedicteerd. De tweede verantwoordelijkheid van de traditionele leraar is hoe de leerling de waarheid het gemakkelijkst kan leren. Het materiaal moet in het hoofd van de leerling terecht komen door het presenteren van steeds ingewikkeldere taakjes, het geven van voorbeelden en door herhaling. De leraar hoeft geen persoon te zijn maar kan ook een tekst of een geprogrammeerde instructie zijn. Deze op de methode gerichte structuur komt voort uit de natuur van het onderwerp en stamt af van het logisch lineaire tekstboek uit de 19e eeuw. Pedagogie voor traditionele educatie is het zoeken naar de essentiële structuur van het onderwerp en speuren naar onderdelen die het gemakkelijkst geleerd kunnen worden. De traditioneel museumexpositie is opvolgend, heeft een hiërarchische opstelling van simpel naar complex, een duidelijk begin en eind en labels die de tentoongestelde werken beschrijven.

5


Behaviorisme: idealisme + absorberend leren Het behaviorisme of de stimulus-respons theorie is reactief: leren ontstaat door gevolgen van gedrag. Leerling is consument en een onbeschreven blad. In het onderwijs is dit een leidende benadering door formulering van nauwkeurig omschreven doelstellingen voor concreet voorspelbaar gedrag. Door geprogrammeerde instructiepakketten met in kleine stapjes verdeelde stof en door regelmatig belonen gaat leren haast vanzelf. Het behaviorisme is oorspronkelijk een psychologische leertheorie. Hun onderwijs richt zich op de methode en maken geen claim op de objectieve waarheid of op wat geleerd moet worden. Er is niet één waarheid en hiermee vertegenwoordigen ze de idealistische visie en door het belang van de methode horen ze bij de ‘absorberend leren’ visie. Behavioristische exposities kunnen ook ontdekkende elementen hebben met vooraf bepaalde resultaten zoals bij een computerhandeling waar je na een goed antwoord door mag. Ontdekkend leren: idealisme + absorberend leren Leren is een actief, meer dan stap voor stap proces door opneming van het compleet beeld (Piaget). Deze holistische benadering zagen we al bij de taalopvatting. Ontdekkend leren is een actief proces door interactie met het materiaal waardoor het leervermogen uitbreidt. Het gaat om de mentale activiteit die ondersteunt wordt door fysieke handeling zoals horen, zien, voelen, categoriseren, interpreteren, begrijpen en gebruiken. Universele waarheden kunnen ontdekt worden door uitvinden, ervaren en ontdekken en dingen mogen fout gaan. De focus ligt op de leerling en minder op het object. Individuele leerlingen ontdekken dingen plots en kunnen goddelijke openbaringen hebben onafhankelijk van het lesprogramma. Een eventuele pedagogische vereenvoudiging is meer praktisch dan cognitief. Eigen interpretatiemogelijkheden zijn naast de gewenste interpretaties mogelijk. Constructivisme: idealisme + actief leren Zowel de kennis als de manier waarop deze verworven wordt is afhankelijk van de leerling. Hij voegt niet simpelweg feiten toe aan het hoofd maar reorganiseert en creëert begrippen wanneer hij in interactie met de wereld staat. Dit proces van actieve participatie door handen en hoofd is individueel of sociaal en heeft geen ontologische status buiten het hoofd van de leerling. Experimenten zijn cruciaal om het begrijpen te verhogen en om algemeenheden te ontdekken. De verworven conclusies hoeven niet conform een externe standaard van waarheid. Ze zijn zinvol binnen de geconstrueerde waarheid van de leerling en misconcepties zijn persoonlijk geldig. Dat mensen hun eigen conclusies trekken uit ervaringen of door gewoon gezond verstand, hoort bij de aard van mensen. De constructivistische opvatting is een schok voor degenen die denken dat leren onafhankelijk is van de lerende. Daardoor wordt constructivisme ook wel radicaal genoemd zoals Glaserveld die zegt dat kennis alleen in het hoofd van mensen ontstaat. Een constructivistische tentoonstelling heeft veel entreepunten, geen speciaal pad, begin of einde; heeft een groot aanbod van actieve leersituaties; en het tekstboek wordt aangeboden als encyclopedie. Veel opvattingen worden aangeboden en verbindingen worden gelegd met het bekende, door objecten, ideeën, activiteiten en levenservaringen te koppelen aan de behoeften van de bezoeker.

Voorbeelden uit de museumpraktijk Ik heb eenderde van de museumeducatieve projecten op de projectenbank van cultuurnetwerk bekeken. Het was niet gemakkelijk om schoolvoorbeelden van deze vier educatietheorieën te vinden. Vooral, en daar moet ik Hein gelijk in geven, omdat de projecten vaak vaag omschreven zijn en slechts als aankondiging dienen. Inzage in het ‘volledige’ educatiemateriaal is niet altijd online beschikbeer. En dat is vreemd daar een docent zich snel een beeld wil vormen of het materiaal iets toevoegt. Mijns

6


inziens ontbreken vaak de fundamenten voor een duidelijke visie en vooral de didactische handvaten voor docenten zijn vaag, minimaal geformuleerd of tegenstrijdig. In de volgende vier voorbeelden zal ik hier licht op werpen.

Traditionele educatietheorie Museum: Het Nationaal Archief, Archief in de klas; geschiedenis in de basisvorming. Deze onderzoeksopdracht van huwelijken uit de 19e eeuw staat helemaal uitgewerkt, met leerlingenmateriaal en docentenhandleiding op de website van het Nationaal Archief. De leerlingen krijgen door het analyseren van bronnenmateriaal met huwelijksakten inzicht in de maatschappelijke situatie van burgers in de 19e eeuw. Het materiaal is geschikt voor de basisvorming en voor de tweede fase van het voortgezet onderwijs en voldoet aan de kerndoelen geschiedenis. De opdrachten vullen de leerlingen in duo’s op gedownloade en uitgeprinte opdrachtenbladen waaraan ze in duo’s zelfstandig of klassikaal werken. Het bespreken en vergelijken van de resultaten gebeurt klassikaal door de docent die voor de gehele lessenserie een stappenplan krijgt aangereikt maar die desondanks zelf tussentijds oplossingen moet bedenken voor didactische en organisatorische leegten. Voor de leerlingen is er bij aanvang van de lessenserie vijf pagina’s inleidende tekst beschikbaar. Daarna krijgen ze vier onderzoeksgebieden aangereikt met per gebied een vel inleidende informatie met aansluitend een vel met tien gesloten vragen die ze in schema’s en statistieken op het gedownloade antwoordenvel moeten invullen. Tien huwelijksakten moeten door de leerlingen van een zelf gekozen provincie geanalyseerd worden om de vragen te kunnen beantwoorden. De gegevens op de akten gerubriceerd volgens de 19e eeuwse standaard, bieden volgens het Archief een schat aan informatie over analfabetisme, leeftijd, beroep en familiegenoten van de gewone burger uit de 19e eeuw. De onderzoeksgebieden zijn: 1. Onderzoek naar huwelijksleeftijd; 2. onderzoek naar analfabetisme; 3. onderzoek naar herkomst van gehuwden; 4. onderzoek naar maatschappelijke achtergrond huwelijkspartners. Als eindverslag staat er een opdracht over regulatieve vaardigheden zoals: 1. tijd eraan besteed; 2. wat geleerd; 3. hoe samengewerkt. Verantwoording van de lessenserie ‘Huwelijken’ voor de traditionele leermethode. Het is een complexe gesloten opdracht. Het is een opdracht met gewenste concrete resultaten. Alles moet beantwoord worden want anders kunnen de leerlingen geen conclusie trekken. De lessenserie heeft ontdekkende elementen met desondanks een gesloten voorbestemd karakter. Ik herken veel traditionele elementen zoals het achterhalen van de waarheid en het stap voor stap in kleine delen absorberen van het lesmateriaal. De verleiding was groot, door het etiket ‘ontdekkend leren’ van de makers, de gevraagde actieve houding van de leerling, de samenwerkingsvorm en door het complexe van de opdracht, om deze lessenserie toe te schrijven aan ontdekkend leren, maar de kenmerken wijzen toch in de richting van traditioneel onderwijs. Het leerproces is pas betekenisvol wanneer het eindproduct, de conclusie getrokken is. De leerlingen moeten het bronnenmateriaal analyseren, de gesloten vragen moeten stap voor stap beantwoord worden en de gegevens moeten in de statistieken verwerkt worden volgens de werkwijze van de geschiedeniswetenschap. Deze kenmerken maken deze opdracht traditioneel. http://www.nationaalarchief.nl/archief_id_klas1/leerlingen/index.html

Behaviorisme

Rijksmuseum, Online bordspel van 9-12 jaar Online bordspel ‘werken als Rembrandt’. Webles waarin speler leert dat Rembrandt een kunstenaar was van de speciale effecten. Rembrandt is de verteller. Dit spel wordt gespeeld

7


door twee personen of door één persoon die speler en tevens medespeler is. De spelers gooien om de beurt een worp. De tactiek is om bij het verplaatsen van de pion afhankelijk van de worp op een opdracht te komen. Dat lukt niet altijd door oponthoud met vragen waarop je noodgedwongen komt te staan die over het leven van alledag in de 17e eeuw gaan zoals: ‘Je hebt een bedelaar een gulden gegeven, dat is verboden dus je moet een beurt overslaan’. Alleen de beantwoorde opdrachten tellen om door te gaan naar het volgende level en na vier levels kun je je meesterschilder noemen en dan is het doel van het spel bereikt. De opdrachten gaan altijd over de schilderstechniek, schilderswijze of onderwerpen van Rembrandt. Bijvoorbeeld: 1. ‘Zet deze drie schilderijen van fijn naar grof?’; 2. ‘Zet de juiste leeftijd bij de volgende drie zelfportretten?’; 3. ‘Welk model is mijn zoon?’ De opdrachten worden altijd ingeleid door een stukje tekstinformatie. De opdrachten worden naar gelang het level moeilijker. Wanneer de opdracht niet juist beantwoord is krijg je twee herkansingen. Je krijgt ook bij elke opdracht of vraag punten erbij of eraf uitgedrukt in guldens. Het startbedrag is twintig gulden. Het spel is pas afgelopen wanneer alle opdrachten beantwoord zijn. De puntenscore wordt pas interessant in vergelijking met andere duo’s zoals in een klassensituatie. Verantwoording van het online spel voor het behaviorisme. Dit spel is reactief en past daardoor bij de stimulus-respons leertheorie. Leren ontstaat door gevolgen van gedrag. Door beantwoording van de vragen wordt je beloond en mag je door. Je wordt aangemoedigd om de vraag goed te beantwoorden door herkansingen en beloning. Er is maar een antwoord goed maar wanneer je na twee herkansingen nog geen juist antwoord gegeven hebt mag je toch verder. Pas bij het behaalde level mag je door naar het volgende level. Al doende leer je, het leren gaat vanzelf en is daardoor verhuld. De aandacht gaat niet naar de leerling maar naar wat er geleerd wordt en naar de methode, het spel. Ze claimen wel een waarheid en staan niet onverschillig tegenover wat er geleerd wordt daardoor is dit geen schoolvoorbeeld van het behaviorisme. Dat wat ze leren is verhuld maar is toch belangrijk. http://www.rijksmuseum.nl/onderwijs/basis/bovenbouw?lang=nl

Ontdekkend leren

Naturalis, Expert in de klas Online in gesprek met een expert van Naturalis. Via een beeldscherm heeft de klas een interactief gesprek met een expert die aan het werk is. Verantwoording van de les ‘Expert in de klas’ voor ontdekkend leren De kinderen stellen vragen en deze interactie met de expert zorgt voor een unieke ervaring, is verassend en de leerlingen leren plots. De leerlingen worden visueel en door het onderwijsleergesprek geprikkeld. Ze leren van elkaar in interactie met de situatie. Deze is niet voorspelbaar maar ontdekkend. In het experimenteren met vragen en in de voorwaarde van een actieve houding is, ondanks het uitblijven van fysiek ervaring met het materiaal, het ontdekkend element aanwezig. Door de wisselwerking met de antwoorden van de expert en de vragen van de medeleerlingen worden de kinderen aangezet tot mentale activiteit. Ze leren van de objecten waardoor deze methode realistisch is. Er is één waarheid, die van de expert in relatie tot het object. De leerling staat centraal doordat hij of zij persoonlijke vragen mag stellen. Dit is geen schoolvoorbeeld van ontdekkend leren omdat de fysieke experimentele ervaring ontbreekt. Ook is de objectieve waarheid door de expert dominant aanwezig waardoor deze methode ook verwant is met de traditionele visie. http://www.naturalis.nl/asp/page.asp?alias=naturalis.nl&view=naturalis.nl&id=i000256&f rameurl=http%3A%2F%2Fwww.naturalis.nl%2Fasp%2Fpage.asp%3Falias%3Dnaturalis.nl

8


constructivisme

CODA Museum, My Life Story, vmbo ers bouwen website met mediawijsheid. My Life Story is een multimediaal lesprogramma waarbij leerlingen van het VMBO met hun levensverhaal en hun toekomstdromen als inhoud een website bouwen. De website krijgt een Hyves- of MySpace-achtige uitstraling en het doel van deze opdracht is beoordelen en verwerken van informatie voor het internet. Er wordt een beroep gedaan op hun lees- en schrijfvaardigheden en door interview en debat leren ze omgaan met meningsvorming. De informatiestroom komt via internet onbegrensd en ongefilterd bij ons naar binnen. Door bewustwording worden leerlingen weerbaarder in het publiceren van persoonlijke verhalen op internet waardoor de waarde van privacy en de zin en betekenis van internet inzichtelijk wordt. Spelenderwijs geven ze vorm aan hun levenspad in ‘My Live Story’. Verantwoording lessenserie ‘My Life Story’ voor het constructivisme. Dit lesprogramma voldoet aan de verwachtingen voor het curriculum voor mediawijsheid. Ik had geen inzage in het volledig lesmateriaal maar deze aankondiging van het CODA Museum voldoet aan de criteria voor het constructivisme. De leerlingen geven op een persoonlijke manier in dialoog met de werkelijkheid betekenis aan hun leren. Zowel de kennis als de manier waarop deze verworven wordt is afhankelijk van de leerling. De leerling staat in interactie met de wereld, door actieve participatie door handen en hoofd en door experiment wordt betekenis gegeven aan het eigen leerproces. http://www.coda-apeldoorn.nl/

Conclusie

Constructivisme is al heel oud en stamt af van oudere visies zoals ontwikkelingsleerpsychologie van Piaget en John Dewey (1934). De huidige opvattingen van de leerling centraal en het actieve leren zijn al driekwart eeuw oud maar nog zeer actueel. Opvallend was bij het bekijken van de projectenbank dat de musea voor moderne en hedendaagse kunst vaak een idealistische visie hebben of zelfs constructivistisch zijn. De leerling staat centraal, worden gehoord in hun mening en de leerervaringen worden vaak verwerkt in persoonlijke producten zoals beeldend werkstuk of toneelspel. Het onderwerp van een schilderij of expositie is leidraad om bij de ervaringen en gevoelens van de leerlingen te komen en wordt als waardevol uitgangspunt ingezet. De persoonlijke waarheden zijn geldig en de leerling wordt als initiatiefrijk individu benaderd. Verder verzorgt elk museum veel rondleidingen. Deze educatievorm wordt als vanzelfsprekend gezien en daardoor worden er niet veel woorden aan vuil gemaakt. De summiere aankondigingen variëren van ‘de expert is aan het woord’ of ‘vragen is vrij’. En het magische woord interactiviteit verklaart kennelijk alles. Erfgoedhuizen en de musea van de levende of dode flora en fauna verkondigen veelal ‘de waarheid’. De musea en de medewerkers zijn expert en de leerlingen leren van hun kennis. Het komt voor dat er verkapt onder het mom van ontdekkend leren traditioneel onderwezen wordt zoals we bij het ergoedmuseum Het Nationaal Archief hebben kunnen zien. Verder wordt de leerling maar vooral ook docent toch nog aan het lot over gelaten. De docent krijgt volgens mijn kijk weinig begeleiding en moet zelf nog veel uitzoeken en organiseren. Wil een museum iets toevoegen dan moet de docent het niet alleen inhoudelijk maar vooral ook didactisch gemakkelijk worden gemaakt zodat de stof echt vervangbaar is. Natuurlijk mag de docent ook een rol krijgen maar deze mag dankbaarder zijn en niet alleen als reparateur.

9


Verder wil ik niet oordelend zijn en aanwijzen welke educatietheorie goed of fout is. Ik denk dat ze alle vier waardevol zijn. Om terug te komen op de titel. Ik denk inderdaad dat musea bijzondere plekken om te leren zijn, zeker nu ze zich mogen verheugen op een herleefde erfgoedbelangstelling en zich gesterkt voelen door de vraag naar hun taak in betekenisvol en levensecht leren. Maar wanneer je een zet doet, doe het dan goed en kom er eerlijk voor uit. Wanneer je stap voor stap dé methode vind geef de leerlingen dan handvaten en stop geen acht gesloten vragen in de suggestie van twee zoals bij het huwelijksonderzoek. Desondanks vind ik het project ‘huwelijksonderzoek’ heel geslaagd. In oude bronnen duiken met een thema dat nu nog levendig is, zo herkenbaar en toch ook anders, lijkt me wel bijzonder. En met de expert aan het woord is niets mis want een interessante aanjager blijft waardevol. Een kleine aanpassing zou kunnen zijn - niet ‘je mag vragen stellen’ maar- aan de leerlingen de vragen te stellen, waardoor ze op onderzoek moeten uitgaan. Of materiaal aanbieden dat vragen oproept en ze daarna verschillende visies aanreiken waardoor ze conclusies moeten trekken, in discussie moeten gaan om vervolgens een eigen pad in te slaan. Dit wordt natuurlijk allemaal al gedaan maar dat komt bij mij op wanneer ik Hein gelezen heb en ik in de praktijk te vaak de vage didactisch aanwijzing lees: ‘vragen is vrij’. Bronnen - CODA Museum. (2008). My Life Story. Apeldoorn: CODA Museum. Geraadpleegd 23 juni 2008 op http://www.coda-apeldoorn.nl/

- Hein, G. (1998). Learning in the museum. (pp. 13-40). London: Routledge. - Het Nationaal Archief. (2008). Het archief in de klas: een ongevingsonderzoek naar huwelijksomstandigeheden in de 19e en 20e eeuw. Den Haag: Het Nationaal Archief. Geraadpleegd 23 juni 2008 op http://www.nationaalarchief.nl/archief_id_klas1/leerlingen/index.html

- Hooper-Greenhill, E. (2003). The educational role of the museum. (pp 73-78). London: Routledge. - Natruralis. (2008). Expert in de klas. Leiden: Natruralis. Geraadpleegd 23 juni 2008 op http://www.naturalis.nl/asp/page.asp?alias=naturalis.nl&view=naturalis.nl&id=i000256&f rameurl=http%3A%2F%2Fwww.naturalis.nl%2Fasp%2Fpage.asp%3Falias%3Dnaturalis.nl - Rijksmuseum. (2008). Werken als Rembrandt. Amsterdam: Rijksmuseum. Geraadpleegd 23 juni 2008 op http://www.rijksmuseum.nl/onderwijs/basis/bovenbouw?lang=nl

10


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.