![](https://assets.isu.pub/document-structure/250127143916-0161cc9c344a00c553931c39b48afa4b/v1/01d87000c84afeddfc8bb6526ac1f560.jpeg)
![](https://assets.isu.pub/document-structure/250127143916-0161cc9c344a00c553931c39b48afa4b/v1/d2d223dc369dc2b78a9e923d4ea6509b.jpeg)
Illustraties Adriaan Bijloo
De hele zaterdagmiddag blijven de dieren bij het bankje.
‘Ik vind het zo verdrietig dat Muis er niet is,’ zegt Odette.
Koe slaat een arm om haar heen. ‘Ik ook,’ zegt ze zacht.
DOE JE DAT? * Omgaan met afscheid
De zaterdag daarna is Muis er weer niet. En daarna weer niet.
Op de zaterdag dáárna heeft Ep iets meegebracht:
een houten plankje met de naam van Muis erop.
‘Dit moet op het bankje,’ zegt hij. ‘Op de plek van Muis.’
Ep timmert het plankje vast.
Daarna wordt het even stil. Muis-stil.
Dan gaan Ep, Odette en Koe zitten.
Ze kletsen over van alles en nog wat. Het lijkt net als vroeger; en toch is het anders.
Als kinderen voor het eerst naar school gaan, komen ze in aanraking met allerlei sociale situaties die ze veelal nog niet eerder hebben ervaren. In een groep wordt er veel meer van de sociale en emotionele vaardigheden van een kind verwacht dan in een gezinssituatie. Zo krijgen ze te maken met verschillende leeftijdgenoten die allemaal op hun eigen manier reageren.
De leraar is soms de eerste (professionele) ‘opvoeder’ waar ze mee te maken krijgen naast hun eigen ouder(s)/verzorger(s). Elk kind gaat op zijn eigen wijze om met de overgang naar school.
Het ene kind zal zich makkelijk aanpassen en veel gewenst gedrag laten zien, terwijl het andere kind daar veel meer moeite mee heeft.
Voor kinderen is het niet altijd even duidelijk welk gedrag er van ze verwacht wordt. Niet alle kinderen hebben een antenne voor deze vaak impliciete gedragsverwachtingen. Het is daarom goed om die uit te spreken. Ook als je denkt dat iedereen dat wel zal begrijpen.
De serie Hoe doe je dat? geeft de leerkracht een handvat om met de kinderen in gesprek te gaan over gewenst gedrag, zodat ze zich meer bewust worden van de geldende gedragsverwachtingen.
De gedragsverwachtingen die in de diverse prentenboeken aan de orde komen, hebben specifiek betrekking op emotionele en sociale vaardigheden en op taak-/werkhoudingsvaardigheden.
Gewenst gedrag leren kinderen niet aan door er alleen maar over te praten. Ook het oefenen van gewenst gedrag is belangrijk. Dat kan met behulp van de vragen, oefeningen en spelvormen in dit boek.
Bij de keuze voor de sociale en emotionele vaardigheden en de taak-/werkhoudingsvaardigheden die in de thema’s aan bod komen, is gebruikgemaakt van verschillende leerlijnen, onder andere van Stichting Leerplanontwikkeling (SLO), het CED en het HCO.
In de verhalen is gekozen voor een fictieve dierenwereld. De dieren maken allerlei (sociale) situaties mee die voor jonge kinderen herkenbaar zijn. Door gebruik te maken van dieren met menselijke eigenschappen, kunnen kinderen zich op een veilige manier met deze dieren identificeren. In de verhalen vertonen de dieren zowel gewenst als ongewenst gedrag. Zo worden de verschillen tussen gewenst en ongewenst verduidelijkt en zijn de verhalen levensechter. Daarbij is het ook goed om te laten zien dat het niet erg is als niet alles meteen goed gaat. Gelukkig kan en mag je nog veel leren.
Het is goed om je te bedenken dat ongewenst gedrag vaak niet bewust ongewenst is, maar bijvoorbeeld voortkomt uit onwetendheid en enthousiasme. Gewenst en ongewenst gedrag zijn termen die we niet gebruiken om te moraliseren, maar om aan te geven dat gewenst gedrag het mogelijk maakt goed te functioneren binnen een groep.
De prentenboeken in de serie Hoe doe je dat? zijn losse delen.
Ze kunnen in willekeurige volgorde gebruikt worden naargelang de behoefte van de kinderen in de groep.
De leerkracht start met het voorlezen van het prentenboek.
Daarna kan het verhaal prent voor prent besproken worden aan de hand van de vragen. In het groepsgesprek dat dan ontstaat, is ruimte voor de kinderen om hun eigen ervaringen te delen, hun gevoelens te verwoorden en vragen te stellen.
Vervolgens bieden de werkvormen de kinderen de mogelijkheid om de diverse gedragingen zelf te ervaren en oefenen. Dit doen ze aan de hand van de verschillende oefeningen en spelvormen.
Deze serie heeft het meeste effect als het voorlezen, het gesprek en de verwerking verspreid worden over meerdere lesmomenten. Veel van de spelvormen en oefeningen kunnen geïntegreerd worden in bestaande lesmomenten zoals het buitenspelen, (vrije) spelmomenten en/of gym.
In elk deel van de serie Hoe doe je dat? komen een aantal specifieke emotionele en sociale vaardigheden en/of taak-/ werkhoudingsvaardigheden aan de orde. Deze zijn te vinden in het kader hiernaast. Het niveau van de vaardigheden is afgestemd op groep 1-3 van het basisonderwijs. Binnen de serie komen verschillende vaardigheden aan bod. Sommige vaardigheden komen in meerdere delen aan de orde.
Dit prentenboek gaat over omgaan met afscheid. Afscheid nemen is iets wat we dagelijks zien. Denk aan een kleuter die afscheid neemt van mama of papa bij het naar school gaan. Iedereen gaat
anders om met het nemen van afscheid en de gevoelens die daarbij ontstaan. Soms is afscheid nemen iets wat in de lijn der verwachtingen zit, zoals het afscheid nemen van iemand die op bezoek is geweest. Maar afscheid kan daarnaast abrupt en soms ook heel definitief zijn (denk aan een scheiding, een verhuizing, een overlijden). Een schoolomgeving kan voor een kind een plek zijn die houvast en veiligheid biedt in tijden van persoonlijk gemis. In dit prentboek komen verschillende facetten van afscheid nemen aan de orde. Het geeft handvatten om in gesprek te gaan over afscheid, verlies en gemis en hoe daarmee om te gaan. In het verhaal komen de vrienden Ep, Odette, Muis en Koe elke week bij elkaar. Op een dag komt Muis niet opdagen. De vrienden hebben allerlei gedachten over wat er gebeurd zou kunnen zijn. Iedereen heeft zo zijn eigen ideeën, zijn eigen gevoelens en zijn eigen manier om om te gaan met het wegblijven van Muis. In het verhaal en in de werkvormen komen diverse vaardigheden aan de orde zoals; weten dat het oké is om verdrietig te zijn, een ander troosten, het gebruikmaken van afscheidsrituelen, het verdergaan na een afscheid.
De volgende symbolen kom je tegen in dit deel:
binnenactiviteit
buitenactiviteit
binnen- en buitenactiviteit
naar de website
In dit deel komen de volgende vaardigheden aan bod:
met afscheid *
• Afscheid nemen
• Afscheidsrituelen gebruiken
• Belangstelling tonen voor een ander
• Betrokken zijn
• Contact houden
• Een ander troosten
• Herkennen van gevoelens bij jezelf en een ander
• (Samen) herinneringen ophalen
• Jezelf kennen
• Omgaan met het gevoel van gemis
• Omzien naar elkaar
• Rekening kunnen houden met de gevoelens van een ander
• Verdergaan na afscheid
• Weten dat de ander zich anders kan voelen dan jij
• Weten dat het oké is om verdrietig te zijn
• Weten wat je kunt doen om je beter te voelen
25
Vaardigheden: Afscheid nemen, herkennen van gevoelens bij jezelf en een ander
Waar denken de kinderen aan bij ‘afscheid nemen’? Laat enkele kinderen iets noemen. Bekijk daarna met elkaar de praatplaat. Wat zien de kinderen allemaal?
Teken op een groot vel papier (of op het digibord) drie smileys: blij, verdrietig en neutraal. Laat de kinderen de emoties aanwijzen die ze zien op de praatplaat. Verken met de kinderen hun eigen emoties bij het afscheid nemen.
Extra
Vertel dat de kinderen vandaag al afscheid genomen hebben van diegene die hen wegbracht naar school. Hoe ging dat en wat voelden ze erbij? Laat ze een passende smiley aanwijzen en erover vertellen.
Op de website is de praatplaat te vinden.
Vaardigheid: Afscheid nemen
Bedenk samen verschillende manieren om afscheid van elkaar te nemen. Bijvoorbeeld: met een handdruk, een knuffel, kus of zwaai. Laat de kinderen de manieren voordoen.
Speel het afscheidsspel: verdeel de kinderen over twee kanten van de ruimte. Aan elke kant vormen de kinderen een rij (schouder aan schouder). Op jouw teken steken ze over. Als ze iemand tegenkomen, dan zeggen ze elkaar gedag. Ze haken de armen in elkaar en
draaien een rondje. Daarna spreken ze samen af op welke manier ze afscheid gaan nemen (misschien bedenken ze wel iets nieuws?) en zo nemen ze afscheid voordat ze verdergaan naar de overkant.
Vaardigheid: Afscheid nemen
Vertel de kinderen dat jullie op school elke dag afscheid nemen van elkaar. Misschien zingen jullie wel elke dag hetzelfde afscheidsliedje. Hoe gaat dat?
Leer het lied 'Zeg maar dag met je hand' aan. Het bestaat uit meerdere coupletten. Het eerste kan gezongen worden bij een afscheid aan het eind van de schooldag, het tweede past bij een afscheid van iemand die langere tijd weggaat, bijvoorbeeld op vakantie. Het derde en laatste couplet kunnen gezongen worden als het een definitief afscheid is, bijvoorbeeld bij een verhuizing.
Oefen elke keer een couplet en bespreek situaties waarin het gezongen kan worden.
Op de website is het lied 'Zeg maar dag met je hand' te vinden.
• VAARDIGHEDEN
• Afscheid nemen
• Herkennen van gevoelens bij jezelf en een ander
• Wat doen de dieren elke zaterdag?
• Wat zeggen ze als ze aan het eind van de dag weer naar huis gaan?
• Wanneer neem jij weleens afscheid van iemand?
Omgaan met afscheid * HOE DOE JE DAT?
Vaardigheden: Betrokken zijn, contact houden
ACTIVITEIT
Vertel dat je na een afscheid contact kunt houden, bijvoorbeeld door iemand een kaart te sturen. Oefen met de kinderen het liedje op de wijs van ‘Zeg, ken jij de Mosselman’.
Zeg mij eens waar woon jij dan, waar woon jij dan, waar woon jij dan?
Zeg mij eens waar woon jij dan, dan stuur ik jou een kaartje.
Laat de kinderen om de beurt vertellen in welke straat en op welk nummer ze wonen. Vertel ze hun adres als ze dat zelf niet weten.
NB Is hun adres nog lastig voor de kinderen? Oefen dit dan wat vaker of laat alleen noemen in welk dorp/welke wijk ze wonen
Maak een binnen- en een buitenkring. De binnenkring heeft de handen vast en deze kinderen kijken naar de kinderen in de buitenkring. Zing samen het liedje. Tijdens het zingen draaien de kringen rond in tegengestelde richting. Is het liedje afgelopen, dan vertellen de kinderen die tegenover elkaar staan (tweetallen) waar ze wonen. Het ene kind schrijft het nummer van het andere kind zogenaamd op een kaart en geeft het aan de ander
Afronding
Is het spel een paar keer gespeeld, vraag dan aan wie de kinderen allemaal een ‘kaart’ hebben gegeven. Van wie weten ze het nummer nog? Misschien zijn ze ook weleens bij diegene thuis geweest, laat ze er dan over vertellen.
Is er iemand die je mist?
Vaardigheid: Omzien naar elkaar
LIED
Oefen het lied ‘Is er iemand die je mist?’ en zing dit ’s ochtends vroeg in de kring. Laat de kinderen tijdens het zingen goed om zich heen kijken. Is iedereen er? Of is er iemand die ze missen? Deel waarom diegene er niet is en stuur met elkaar een kaart met iets liefs erop.
Is er iemand die je mist?
Welkom, welkom, deze nieuwe dag!
Even zwaaien naar elkaar, ik zit hier en jij zit daar. Kijk of iedereen er is.
Is er iemand die je mist?
Wij zijn samen, samen met elkaar!
Op de website is het liedje 'Is er iemand die je mist?' te vinden.
Vaardigheid: Contact houden
UITSPELEN
Vertel dat mensen vaak videobellen met iemand die ver weg woont en die je niet zo vaak ziet. Laat de kinderen iemand noemen met wie ze weleens videobellen. Verdeel de kinderen in tweetallen en laat ze tegenover elkaar aan een tafel zitten. Spreek af wie welke rol speelt en laat ze dan met elkaar een videogesprek te voeren. Oefen met vragen als: Hoe gaat het met je? Wat heb je gisteren gedaan? Wat ga je vandaag doen?
Variatie
Laat de kinderen echt met elkaar videobellen door ze elk in een aparte ruimte te zetten.
VAARDIGHEDEN
• Betrokken zijn
• Contact houden
• Omzien naar elkaar
VRAGEN
• Waarom kijken de dieren stil voor zich uit?
• Wat zouden ze kunnen denken?
• Waar denk jij dat Muis is?
• Wat denk jij dat de dieren kunnen doen om erachter te komen waar Muis is?
29
Omgaan met afscheid * HOE DOE JE DAT?
Bestelnummer: 0715
ISBN: 978-90-5788-620-1
Op zaterdag komen Ep, Odette, Koe en Muis altijd samen bij het bankje. Om te voetballen, te kletsen en om gezellig bij elkaar te zijn. Maar deze zaterdag is Muis er niet. En de week erna alweer niet. Ep, Odette en Koe missen hem erg. Waar is hij heen? Zou hij ziek zijn? Of op reis? De dieren zijn uit hun doen, maar allemaal op hun eigen manier.
Zo gaat dat als je iemand mist.
De serie Hoe doe je dat? is bedoeld voor kinderen in de onderbouw van de basisschool. In de verhalen komen onderwerpen aan de orde die voor jonge kinderen herkenbaar zijn. Omdat dieren de hoofdpersonen zijn in de verhalen wordt het voor kinderen makkelijker om vrijuit mee te denken over de situaties, alternatieven te bedenken en uit te proberen. Door de vragen en werkvormen bij de verhalen kunnen kinderen spelenderwijs oefenen met sociale en emotionele vaardigheden.
Van de makers van Kwink.