1. Demontagebedrijf
Luuk kijkt naar zijn tweelingzus, Sara.
Ze staat voor de spiegel en bekijkt zichzelf van alle kanten.
‘Heb je soms een nieuwe jurk? Je staat jezelf zo te bewonderen.’
‘Ja, gisteren gekocht.’
‘Mooi hoor, met al die verschillende vlinders erop.’
‘Dank je wel! Moet ik jou nu ook een complimentje geven?’
Met een deftige stem zegt ze: ‘Luuk draagt een zwart-wit geruite blouse op een zwarte short. De short heeft een geel accent aan de zoom.’ Het klinkt alsof ze een modeshow presenteert.
Luuk lacht. ‘Dat weten we dan ook weer. Maar wat gaan we doen vandaag? We hebben nu al bijna een week vakantie en we hebben nog niets bijzonders gedaan… Zullen we een eind gaan lopen, met Bobby, en dan bedenken wat we kunnen gaan doen?’
Bobby staat meteen naast hem. Hij drukt zijn snuit tegen
Luuks been.
‘Ja, trouwe Bobby, jij hebt er zin in, zie ik.’
Hij kijkt naar Sara.
‘Ga je ook mee?’
‘Waar gaan we heen?’
‘Zomaar, we zien wel.’
‘We zien wel? Het klinkt of je al een plan hebt.’
‘Klopt. Ga je mee?’
‘Ja, nu zeker. Ik ben benieuwd.’
In de gang kijkt Sara nog even in de spiegel. Met een paar handige bewegingen doet ze haar lange blonde haren in een staart.
Luuk staat achter haar en kijkt mee.
4
‘Ik ben toch wel blij dat ik niet zulk lang haar heb,’ zegt hij.
‘Ja, als ik zo’n krullekop had als jij liet ik mijn haar ook kort.’
Luuk slaat zijn arm om haar heen. Lachend kijken ze elkaar in de spiegel aan.
‘Je ziet er goed uit,’ zegt Luuk.
‘Jij ook, je lijkt op mij.’
‘Ha, ha. Twee blozende koppies. Kom, we gaan!’
Met Bobby aan de lijn lopen ze het wandelpad op. Op het punt waar het pad zich splitst wijst Luuk naar links.
‘Hé,’ zegt Sara, ‘gaan we daarheen? We gaan toch altijd de andere kant op…’
‘Ja, maar dat is saai. Dat doen we altijd al, nu gaan we het andere pad verkennen. Let maar op: dat is het plan.’
‘O…’
Bij het begin van een stuk bos stopt Luuk. Hij wijst naar de grond. ‘Ik was hier al eerder met Bobby, er zijn hier heel veel kleine paadjes. Kijk maar, hier loopt een paadje het bos in.
Zullen dat eens proberen?’
‘Ben je hier vaker geweest?’ vraagt Sara.
‘Nee, maar ik denk dat ik wel weet waar het uitkomt. Doen?’
‘Ja, doen.’
Luuk maakt Bobby los van de riem. Die kijkt hem aan.
‘Ja, ga maar. Wij volgen.’ Bobby loopt door. Veel sneller dan zij. Even verder staat hij te wachten bij een brede greppel.
Er staat een laagje water in. Maar aan de andere kant van de greppel zien ze het paadje verdergaan.
‘Eroverheen?’ vraagt Sara.
‘Ja. Bobby eerst. Bobby, spring!’
Hij springt er met het grootste gemak overheen. Net als Luuk en Sara. Ze hoeven nauwelijks een aanloop te nemen.
Aan de overkant van de greppel lopen ze verder over het paadje. Het is er heel stil.
5
Het enige wat ze horen zijn vogels en in de verte het geluid van de windmolens van het windmolenpark. Een eindje verder komt het bospaadje weer uit op het brede wandelpad.
‘Nou, dat was een mooi omweggetje,’ zegt Sara. ‘Echt iets voor mensen met een hond. Leuk.’
‘Ik liep net te denken,’ zegt Sara, ‘dat ik het eigenlijk best gaaf vind dat meester Paul met ons meegaat naar groep acht.’
Ze kijk Luuk aan.
‘Vind jij dat ook?’
‘Ja, dat vind ik hartstikke leuk. Toevallig dat je het vraagt. Want deze wandeling heeft eigenlijk ook met meester Paul te maken…’
Aan de linkerkant van het wandelpad begint een lange rij coniferen. Luuk wijst: ‘Hierachter ligt het bedrijventerrein. Je weet wel, met het tankstation waar we altijd heengaan. Dit pad komt vast uit op de weg waarlangs al die bedrijven staan.’
Dan ziet Luuk nog een klein paadje, het loopt tussen de coniferen. ‘Er doorheen?’ vraagt hij. Sara knikt. Bobby gaat weer voorop. Ze wringen zich door de coniferen, het kleine paadje in. Het paadje komt uit bij het bedrijventerrein.
‘Kijk,’ zegt Luuk als ze verder lopen, ‘een autosloperij, zie je het?’ Ze stoppen. Op het hek hangt een bord. Er staat een logo op en daarbij DEMONTAGE VAN VOERTUIGEN.
Sara kijkt hem aan. ‘Ging het je dáárom? Maar wat moeten wij bij een sloopbedrijf. Dat is misschien handig als je hier verderop je auto koopt. Dan kun je je oude auto als hij op is op hetzelfde terrein naar de sloperij brengen. Krijg je er
6
dan trouwens nog geld voor? Een soort statiegeld, of moet je ervoor betalen?’
‘Weet ik het? We gaan kijken. Bobby kom. Aan de lijn nu.’
‘Kom op, vertel: wat heb jij ineens met autosloperijen?’ vraagt Sara verbaasd.
‘Nou,’ zegt hij, ‘meester Paul vroeg op de laatste dag voor de vakantie toch of we een verslag wilden maken over wat we hadden gedaan of gezien in de vakantie? “Graag iets aparts” zei hij. En omdat we dit jaar niet weggaan op vakantie, moest het iets dicht bij huis zijn.’ ‘En toen dacht jij natuurlijk meteen aan auto’s,’ lacht Sara. ‘Want jij denkt altijd aan auto’s.’ ’Ja,’ antwoordt Luuk, ‘maar dan wel iets bijzonders en iets om uit te zoeken. Toen dacht ik: Wat doen ze nu precies met oude auto’s? Het leek me leuk om dat uit te zoeken.’
‘Die slopen ze natuurlijk,’ zegt Sara. Ze haalt haar schouders op. ‘Wat dacht jij dan, smelten ofzo?’ Luuk lacht.
‘Smelten? Dat zou mooi zijn, dan kun je het materiaal daarna weer gebruiken. Maar ik wil er graag achter komen hoe het precies gaat. Ik dacht: dat weten ze vast bij een autosloperij. En als we daar samen gaan kijken, kunnen we er een mooie presentatie van maken. Dat is echt iets voor jou, zo’n presentatie maken.’
‘Ik heb nog nooit gehoord dat iemand een presentatie houdt over een autosloperij,’ zegt Sara.
‘Nou, daarom is het juist een goed idee! Weer eens wat anders.’
‘Ja, als je het zo bekijkt…’ Sara kijkt nu met meer belangstelling naar de autosloperij.
7
Luuk haalt zijn telefoon tevoorschijn.
‘Ik maak vanaf nu foto’s en filmpjes van alles wat ik zie. Te beginnen met het bord.’
Terwijl Luuk alles filmt, lopen ze het terrein op.
‘Kijk, links is een soort van kantoor. Met een superdure auto ervoor. Een Porsche Taycan GTS sport!’ zegt Luuk enthousiast. ‘Dat is een van de allernieuwste elektrische auto’s! Wow! Moet je zien wat een wagen! Met een Belgisch kenteken, zie je het?’
‘Zeker van de directeur,’ zegt Sara nuchter.
Ze lopen verder. Achteraan is een grote werkplaats. Op een groot terrein staan links en rechts rijen op elkaar gestapelde autowrakken. Er lijkt niemand te zijn.
‘Zouden ze ook weleens iets vinden in zo’n sloopauto?’ vraagt Sara dan. ‘Iets wat iemand vergeten is eruit te halen?’ ‘Vast wel,’ antwoordt Luuk. ‘Dat is een leuke vraag.’
‘Moet je zien,’ zegt Sara verbaasd, ‘het zijn er honderden! Is dat demonteren? Wat moeten ze daarmee?’
‘In de pers,’ zegt Luuk.
‘In de pers? Krijg je dan autosap? Of… ha, ha. Als het een Citroën is… citroensap.’
‘Nee,’ lacht Luuk, ‘ze worden wel platgeperst, maar er komt niets uit.’
Hij wijst naar een stapel platgeperste autowrakken.
‘Dan krijg je dat.’
‘O, en wat doen ze daar dan mee?’
‘Ja… zullen we dat gaan vragen?’
Ze lopen links en rechts om zich heen kijkend en filmend steeds verder het terrein op.
Ineens horen ze iemand roepen.
‘Hé, waar gaan jullie naartoe?’
8
Ze blijven staan en kijken om. Bobby lijkt gespannen. In de deuropening van het kantoorgebouwtje staat een man. Hij is niet groot, maar behoorlijk gezet. Hij heeft een geel overhemd aan en zijn mouwen zijn opgestroopt.
‘Zoeken jullie iemand?’ vraagt hij met een boze uitdrukking op zijn gezicht. ‘We hebben hier liever geen kinderen. Het is hier geen speeltuin. Nou? Komt er nog wat van?’ zegt hij ongeduldig.
Lekker vriendelijk, denkt Luuk. Hij houdt zijn telefoon maar buiten het zicht van de man.
‘Wij willen op school een spreekbeurt houden over een autosloperij, over wat er gebeurt met auto’s als ze zijn afgedankt,’ zegt Sara dan. ‘Kunt u ons er wat over vertellen?’
Ze vraagt het wel, maar ze vindt de man zo onaardig, dat ze hoopt dat hij het niet doet.
‘Of is er iemand anders die dat kan?’ gaat ze dan snel verder.
‘Wat is dat voor school?’ vraagt de man achterdochtig. ‘Een technische?’
‘Nee, we zitten in groep acht van de basisschool.’
‘Nou daar beginnen we niet aan. Straks komen ze ook nog met een kleuterschool. Kom maar terug als je een technische opleiding hebt gehad.’
‘En,’ zegt hij erachteraan, ‘loop dan niet zomaar het terrein op, maar meld je aan. Ja? En nu wegwezen hier.’
Streng wijst hij naar de uitgang.
Bobby heft zijn kop op. Zijn achterpoten staan strak gespannen.
Luuk en Sara kijken elkaar aan.
‘Lekker vriendelijk…’ zegt Sara zacht.
Luuk trekt de lijn aan.
‘Kom maar Bobby, we zijn niet welkom.’
Teleurgesteld lopen ze het terrein af. Vlak bij de uitgang komt hen een auto tegemoet. Als hij naast hen is, stopt hij. Een
9
jonge vrouw doet het raampje open.
‘Hallo. Zoeken jullie iemand?’
‘Nee, we willen een presentatie maken over wat er op een autosloperij allemaal gebeurt,’ zegt Luuk, ‘maar we zijn niet welkom. We worden weggestuurd alsof we kleuters zijn!’
Hij kijkt om naar het kantoor. Daar staat de man die hen wegstuurde naar hen te kijken. De vrouw ziet hem ook.
‘O, o,’ zegt ze, ‘ja, sorry. Je moet maar wat anders bedenken voor je presentatie.’
Ze doet het raampje dicht, maar doet het meteen weer open.
‘Over een paar dagen gaat hij met vakantie,’ zegt ze. ‘Kom dan nog maar eens terug als je wilt. Dag.’
‘Nou,’ zegt Luuk als ze wegrijdt, ‘dat was een valse start.’
Hij houdt zijn telefoon op. ‘Maar we hebben al wel het eerste materiaal voor ons project.’
10