Vlaams tijdschrift over design en mode — 2de trimester 2012 jaargang xxi — Abonnement € 23,55 Los nummer € 6,25
Kwintessens | design
Inhoud / Content
design 1
2
voorwoord Johan Valcke De zeven hoofdzonden preface The seven deadly sins Wel trots, niet hoogmoedig Koen Van der Schaeghe Ontwerpen in de schijnwerpers of in de schaduw? Proud but not haughty Designing in the spotlight or in the shadows?
8
Met de hand op de knip Frank Huygens Op zoek naar betaalbaar design Keeping a tight hold on your purse strings In search of affordable design
15
Lust voor het oog Natasja Admiraal Evoluties in de erotische industrie A delight for the eye Developments in the erotica industry
20
26
Sensaties van het supergewone Lut Pil Jaloers op de archetypische vorm Sensations of the super normal Envious of the archetypical form Steeds op zoek naar nieuwe horizonten Elien Haentjens Hoe drie ontwerpers de grenzen van hun domein overschrijden Always in search of new horizons How three designers cross the boundaries of their fields
33
Maak me kwaad a.u.b. Roel Jacobus Het effect van boosheid op creativiteit Please make me angry The effect of anger on creativity
36
Gemakzucht leidt tot creativiteit en innovatie Kurt Vanbelleghem NodeBox maakt het leven van de ontwerper gemakkelijker Laziness leads to creativity and innovation NodeBox makes the designer’s life easier
42
54
51 jaar design in Milaan in 51 beelden Christian Oosterlinck Design Week Milaan 2012 51 years of design in Milan in 51 images Design Week Milan 2012 Designmuseum met karakter Eva Coudyzer Een gesprek met Marie Pok, directrice van Grand-Hornu Images Design museum with character An interview with Marie Pok, director of Grand-Hornu Images
60
Agenda en nieuws Agenda and news
67
portfolio Constructed
Colofon / Colophon nummer 2, jaargang 21
KWINTESSENS DESIGN
Hoofdredacteur — Editor in chief Johan Valcke Redactie — Editorial team Steven Cleeren Christian Oosterlinck Coördinatie — Coordination Mies Van Roy Werkten mee aan dit nummer — Contributing editors Natasja Admiraal Eva Coudyzer Elien Haentjens Frank Huygens Roel Jacobus Christian Oosterlinck Lut Pil Kurt Vanbelleghem Koen Van der Schaeghe Fotografie portfolio — Photography portfolio Frederik Vercruysse Redactieadres — Editorial offices Design Vlaanderen/Kwintessens Koloniënstraat 56 (7de verdieping) 1000 Brussel T +32 (0)2 227 60 60 F +32 (0)2 227 60 69 E info@designvlaanderen.be W www.designvlaanderen.be Grafisch ontwerp — Graphic design Kris Demey Druk — Printing New Goff Vertaling — Translation Data Translations IGTV Abonnementen kunnen schriftelijk of telefonisch worden aangevraagd op het adres van Design Vlaanderen of door overschrijving van € 23,55 op het rekeningnummer IBAN BE68 3751 1109 9334 / BIC BBRU BEBB. Subscriptions may be requested in writing or by telephone by contacting the Design Flanders editorial offices or by transferring EUR 23.55 to bank account number IBAN BE68 3751 1109 9334 / BIC BBRU BEBB. Adreswijzigingen worden gemeld op het redactieadres. Changes of address may be sent to our editorial offices. Niets uit deze uitgave mag worden gebruikt zonder toestemming van de uitgever. © Design Vlaanderen Nothing contained in this publication may be used, whether in part or in whole, without the publisher’s consent. © Design Flanders Alle adressen van designers, kunstenaars, galeries e.a. kunnen bij Design Vlaanderen verkregen worden. The addresses of designers, artists, galleries and other information are available upon request from Design Flanders. Volg Kwintessens online op
www.facebook.com/kwintessens
Voorwoord
Preface
De zeven hoofdzonden
The seven deadly sins
Doorheen de hele westerse cultuurgeschiedenis vind je kunstenaars die zich door het thema van de zeven hoofdzonden lieten inspireren. Het is dan ook een meer dan intrigerend onderwerp. Je vindt de zeven zonden, afzonderlijk of samen, terug in tekeningen, schilderijen, films, muziek, literatuur, en andere mogelijke media. We willen in dit nummer design echter niet koppelen aan de zeven hoofdzonden in een artistieke context, want designers streven nu eenmaal geen persoonlijke expressie na in hun werk. Het zou wellicht eenvoudiger zijn om designers als feilbare mensen in de context van de hoofdzonden te plaatsen, maar dan komen we gevaarlijk dicht in de buurt van wat u in een tabloid kan lezen, en dat kan onze bedoeling niet zijn. Belangrijk is de vraag hoe het fenomeen design reageert op een moreel gegeven als de zeven hoofdzonden, vertrekkende vanuit de idee dat design er essentieel in bestaat de mensheid te bevrijden van allerlei materiële zorgen en hem bijgevolg vrij, blij en gelukkig te maken. Mocht je dit principe verder uitdiepen dan zou je tot de conclusie komen dat de mens die van design gebruikmaakt, helemaal geen tijd of zin meer zou hebben om zondig bezig te zijn. Design zou op die manier een soort paradijselijke situatie kunnen creëren waar zonden niet bestaan. Dit gaat uiteraard te ver. Hoe goed de bedoelingen, hoe creatief de inspanningen van designers ook zijn, de gebruiker beslist nog altijd hoe hij omgaat met de hem aangeboden processen en producten, waardoor er een grote kans bestaat dat design de mens helaas niet zal bevrijden van zijn zeven hoofdzonden. Het is wel een feit dat designers via hun methodiek, rekening houdend met hun eigen karakter, de invloed van deze menselijke gebreken in hun ontwerpen proberen te transformeren tot een beter gegeven. Misschien is zelfs sublimeren hier op zijn plaats. Het is een ijzeren wet dat designers een negatief gegeven tot iets positiefs proberen om te buigen en oplossingen zoeken voor de problemen waarmee ze geconfronteerd worden. Dit zie je bijvoorbeeld heel goed in service design of social design, omdat designers daar aangezocht worden om – via hun designdenken – voorstellen aan te reiken die kunnen zorgen voor een betere beheersing van maatschappelijke problemen. Zo worden ze recent ingeschakeld door lokale overheden om nieuwe inzichten aan te leveren omtrent fenomenen als vereenzaming, ouderenzorg, en zelfs de jeugdproblematiek. Het fijne van deze methodiek bestaat erin de gebruiker, de mens, centraal te stellen en te bevragen, zodat die een goed gedefinieerde inbreng krijgt, waar dan ook rekening mee wordt gehouden. Design tegen het licht van de zeven hoofdzonden houden toont aan dat de discipline heel wat meer in zijn mars heeft dan enkel het ontwerpen van een nieuwe stoel, tafel of bed. Het toont aan dat designers terdege nadenken over hun maatschappelijke positie en over de impact van hun ontwerpen, op zichzelf en op hun klanten.
The history of Western culture is littered with artists who have taken their inspiration from the seven deadly sins. The subject itself is more than intriguing. We find the seven deadly sins separately or together, in drawings, paintings, movies, music, literature and every other conceivable media. It is not our aim in this issue to link design with the seven deadly sins in an artistic context; designers aren’t seeking personal expression through their work. No, it would probably be easier to show designers as fallible people against the background of the seven deadly sins; but if we did, we would come dangerously close to what you might read in the tabloids, and that is certainly not our intention. What is important is the matter of how the phenomenon of design responds to a moral issue like the seven deadly sins, given the notion that design is basically about liberating mankind from all kinds of material concerns, so making him or her free, happy and content. Taking this principle further, you might come to the conclusion that people who employ design shouldn’t have the time or the propensity to sin. Design could therefore create a sort of paradisiacal situation in which sin no longer exists. Obviously, this is taking things too far. No matter how good the intentions or how creative the work of designers, it is still always the user who decides how he or she relates to the processes and products on offer, meaning that there is a good chance, unfortunately enough, of mankind never being liberated from the seven deadly sins. The fact is that with their methods and a good understanding of their own characters, designers attempt to transform the effects of these human frailties on their designs into something better. We could even mention the word sublimation here. It is written in stone that designers will try to turn a negative into something positive and seek solutions to the problems they are faced with. You see this very clearly in service design or social design, for example, because in those areas, designers are asked to propose ideas – due to their design thinking – that could bring about the better management of social problems. Local governments, for instance, have recently brought designers in to give new insights into phenomena like social isolation, geriatric care, and even youth issues. The nice thing about this method is that the users, real people, are put centre stage and asked for their opinions, so that they have a clear input and one that is actually taken into consideration. Holding design up against the seven deadly sins shows that the discipline has a lot more to it than just designing a new chair, table or bed. It shows that designers think long and hard about their social position and the impact of their designs on themselves and on their clients.
Johan Valcke
I
Wel trots, niet hoogmoedig
Ontwerpen in de schÄłnwerpers
of in de schaduw?
Proud but not haughty Designing in the spotlight or in the shadows?
Drop, Gert Van Dessel. Foto: Bieke Claessens
Koen Van der Schaeghe
Wie van het ontwerpen wil leven, komt nergens met ootmoedige bescheidenheid. Het is een evenwichtsoefening: het is best oké om trots te zijn op je designerskwaliteiten, zolang die trots maar niet misplaatst is, of omslaat in hoogmoed. Er zijn trouwens genoeg fraaie ‘anonieme’ ontwerpen die gemeengoed zijn geworden omdat ze hun plaats en functie onomstotelijk bewezen hebben. Tijdloze producten, ooit slim ontworpen, al weten we niet altijd precies door wie. Is trots een zonde of eerder een deugd? Hoe luider de trots klinkt, hoe harder de zelfverheerlijking weergalmt: voor sommigen ermee verwant, voor anderen de overtreffende trap én de eigenlijke zonde. Drie ontwerpers buigen zich elk vanuit hun oogpunt over het onderwerp: de ‘peetvader’ van het Vlaamse design, de bewust anonieme ontwerper, én de productontwikkelaar als radertje in een wereldmerk. Met gepaste trots Voor Axel Enthoven is design een zorgvuldige discipline die duurzame producten voortbrengt. Noem hem een aanhanger van het functionalisme, iemand die aandacht vraagt voor verantwoord design eerder dan in te gaan op de eisen van een trendgevoelige wegwerpcultuur. “Vandaag richt ik mij naar de ‘medioren’. Zij zijn mijn generatiegenoten en dus kan ik met overtuiging over hen communiceren. Het is wellicht een weinig sexy doelgroep, maar dat is volledig irrelevant!” Zijn naam is een begrip in de designsector, maar daarom nog geen ‘designerlabel’. Nochtans is Axel Enthoven niet vreemd aan gevoelens van trots: “Zolang het niet leidt tot narcisme, is trots iets positiefs. Waarom zou je niet fier mogen zijn op je verwezenlijkingen? Ik ben vooral trots dat ik het leeuwendeel van mijn loopbaan heb kunnen ontwerpen zonder compromissen te treffen.” Maar Axel is hoegenaamd geen cavalier seul. Hij is opgetogen dat hij anderen kan stimuleren en enthousiasmeren. Bijvoorbeeld aan de afdeling Mens en Mobiliteit van de Design Academy in Eindhoven, waar hij het hoofd is. Het zegt veel over zijn visie en zijn enthousiasme, want tenslotte leidt hij daar zijn toekomstige concurrenten op. “Trots ben ik vooral op mijn team, op de vele hanen in het kippenhok. Ontwerpers hebben sterke karakters. Het ene product ontwerp ik zelf, het andere ontspruit uit het brein van een teamlid. En de beste ideeën komen zeker niet altijd van mij. Bescheidenheid … het is een deugd van al wie beseft dat hij onvolmaakt is. In het begin van mijn loopbaan ben ik tien jaar extreem succesvol geweest met slechte producten. Het gaf me de mogelijkheid om later aan cherry picking te doen [selectief zijn, door bijvoorbeeld alleen de mooiste of bestbetaalde opdrachten te aanvaarden, red.]. Ja, ik heb me toen geestelijk geprostitueerd, maar dat heb ik later goedgemaakt. Het respect dat je krijgt is soms omgekeerd evenredig met de kwaliteit die je levert. Ik heb fenomenaal goede producten gemaakt waar ik verschrikkelijk trots op was, maar die toch commercieel flopten. En omgekeerd.”
Axel Enthoven. Foto: Marc Wouters Pulle Boa, Axel Enthoven (Enthoven Associates) voor MIVB/STIB
Anyone who wants to make a living as a designer will get nowhere with humility and modesty. It’s a question of balance: it is quite alright to be proud of your qualities as a designer, as long as pride is not misplaced and does not veer towards haughtiness. There are, after all, enough splendid ‘anonymous’ designs that have come to be common property because their place and function have proven to be incontrovertible. Timeless products, cleverly designed, even if we don’t always know exactly by whom. Is pride a sin, or rather a virtue? The louder one’s pride is proclaimed, the stronger the echo of self-glorification: for some, this is fine, while for others it is a step too far and has become a sin. Three designers ponder the question, each from his own standpoint: the ‘godfather’ of Flemish design, the deliberately anonymous designer, and the product developer as a cog in the wheel of a global brand.
3
Hanging around, Gert Van Dessel
Marseille, Gert Van Dessel. Foto: Bieke Claessens
Fishing line (detail), Gert Van Dessel. Foto: Dorien Ceulemans
Zelfreflectie De ontwerper ontving tal van erkenningen in binnen- en buitenland, waaronder ook een Henry van de Velde Award voor zijn gehele loopbaan, al in 2004. “Dergelijke schouderklopjes doen plezier, of het nu gaat om een prijs voor een ontwerp van een tram of van een ogenschijnlijk simpele wasspeld. In de eenvoud toont zich immers de meester. Het zou pas een uiting van misplaatste trots zijn mocht ik voor prijzen mijn neus optrekken. Nochtans hoef ik mijzelf niet te manifesteren. Als bedrijf hebben we een dna dat functionaliteit en design combineert. We ontwerpen geen signaturen voor onszelf, maar voor de klanten. Dat betekent dat je je trots opzij moet kunnen zetten om plaats te maken voor je vakkennis. Met overtuigingskracht zoek je naar de consensus, en daarbij moet je bereid zijn om jezelf steeds weer opnieuw uit te vinden. Het is soms een harde wereld, maar wat me oprecht blij maakte, waren de reacties van collega’s na De Bedenkers, waarin ik ons vak in bescherming nam.” Axel Enthovens reflexieve houding haalt het altijd op zijn geldingsdrang, nu meer dan ooit: “Ik heb een grotere horizon naar het verleden dan naar de toekomst. Toen ik begon, wist men hier nauwelijks hoe het woord ‘design’ geschreven werd. Ooit probeerde ik te lopen voor ik kon gaan; vandaag kijk ik eerder terug. Ik bezin me en durf existentiële vragen te stellen. Mijn rol is niet langer leidinggeven, maar inspireren. Ik ben klaar voor de opvolging, die ik met een zekere afstand aankijk. Het dna evolueert, de richting verandert, en dus zal ook de naam Enthoven verdwijnen. Ik wil niet zoals Chanel of Pininfarina mezelf overleven.”
Knijper, Enthoven Associates voor Moerman
4
With appropriate pride For Axel Enthoven, design is a precise discipline that produces enduring products. Call him an adherent to functionalism, someone who seeks a commitment to responsible design rather than meeting the demands of a trend-driven, disposable culture. “Nowadays I am focusing on the ‘mediors’. They are the members of my generation and therefore I can communicate to them with conviction. It may not be a very sexy target group, but that is completely irrelevant!” Enthoven is a name to reckon with in the design sector, but is not, for all that, a ‘designer label’. Yet Axel Enthoven is not without a sense of pride: “As long as it does not lead to narcissism, pride is something positive. Why shouldn’t you be proud of your creations? I am proud mostly of the fact that for the lion’s share of my career I was able to design without making compromises.” But Axel is hardly a lone ranger. He is delighted at being able to stimulate and inspire enthusiasm in others. For example, at the Man and Mobility department of the Design Academy in Eindhoven, where he is department head. That says a lot about his vision and enthusiasm, for in the end what he is doing is training his future competitors. “I am proud above all of my team, of the many roosters in the chicken coop. Designers have strong personalities. One product I may design myself, while the other is the brainchild of a fellow team member. The best ideas certainly don’t always come from me. Modesty… is the virtue of the person who realises that he or she is not perfect. At the beginning of my career, I was extremely successful for ten years with bad products. It gave me the opportunity later to do some cherry picking [selecting only the most beautiful or most well-paid commissions, for instance – ed.]. Yes, I engaged in some intellectual prostitution at the time, but later I made up for it. The respect that you receive is sometimes in inverse proportion to the quality you offer. I have made phenomenal products of which I was terribly proud, but that were complete commercial flops. And vice versa.” Self-reflection The designer has received a great deal of recognition at home and abroad, including a Henry van de Velde Award for his entire career, as early as in 2004. “These pats on the back are nice, whether the prize is for a design of a tram or of an apparently simple clothes peg. It is always in the simple things that one can see the work of a master. It would be a matter of misplaced pride, though, if I were to walk around with my nose in the air because of my prizes. I don’t need to show off. Our company has a DNA that combines functionality and design. We don’t design signatures for ourselves but for our clients. That means that you have to be able to set aside your pride to make room for your professional skill. You look with conviction for a consensus, and in the process you have to be prepared to reinvent yourself constantly. Sometimes it’s a harsh world out there, but what made me very happy were the reactions of colleagues after De Bedenkers, in which I took up the defence of our profession.”
Woodies (detail), Gert Van Dessel Blacky, Gert Van Dessel. Foto: Bieke Claessens
Bonny & Clyde, Gert Van Dessel. Foto: Denis Gruber
Gert Van Dessel
Axel Enthoven’s reflective attitude always prevails over his ambition, now more than ever: “I have a longer horizon behind me than ahead. When I began, people here scarcely knew how to spell the word “design”. In the past, I tried to run before I could walk; now I tend to look backwards more. I engage in reflection and dare to ask existential questions. My role is no longer to lead but to inspire. I am ready for the next generation, whom I observe from a certain distance. The DNA is evolving, the direction is changing, and so the name Enthoven will also disappear. I don’t want to survive myself like Chanel or Pininfarina.” Zelfcensuur als deugd Je kan moeilijk ijdelheid als een deugd beschouwen, maar aan de andere kant is een gebrek aan trots ook een slechte eigenschap, eentje die kan leiden tot een gevoel van doelloosheid. Ontwerper van verlichtingsobjecten Gert Van Dessel werkt bewust anoniem. Hij waarschuwt voor het stijgende belang van de personencultus en vermijdt een uitgesproken bewijsdrang. Dat wil niet zeggen dat hij geen trots kent: “Trots zijn over het resultaat is voor mij een conditio sine qua non om ermee naar buiten te komen. Maar zelfcensuur is noodzakelijk. Er worden te veel overbodige ontwerpen op de markt gebracht. Kijk naar de vormentaal van Starck of Alessi: heel herkenbaar voor een publiek dat dan dergelijke producten koopt enkel om de naam. Dat is voor mij artistieke vervuiling. Wie wordt daar beter van? Dat het ook anders kan, motiveert me. Ik verkies om mezelf te prikkelen in een nichesegment. Ik reproduceer een ontwerp niet, omdat het mij zou verhinderen om morgen iets heel anders te doen. Niemand moet mij vastpinnen op wat ‘een Van Dessel’ dan wel zou moeten zijn. Dat een product mijn naam draagt, vind ik helemaal onbelangrijk. Iemand als Philippe Starck raakt zijn etiket nooit meer kwijt. Kies je daarentegen voor de anonimiteit, dan behoud je te allen tijde je bewegingsruimte. Ben ik bijvoorbeeld een ontwerper of eerder een bedenker, wie zal het zeggen? Ik pretendeer niet dat ik iets nieuws uitvind, maar ik probeer wel een dimensie toe te voegen, iets dat een vonk veroorzaakt bij de koper.”
Self-censorship as a virtue It would be hard to consider idleness as a virtue, but on the other hand, a lack of pride can also be a negative quality, one that can lead to a sense of aimlessness. Gert Van Dessel, a designer of lighting objects, deliberately works anonymously. He warns against the increasing cult of personality and avoids the explicit need to prove himself. That does not mean that he has no pride: “Pride in the result is for me a conditio sine qua non for bringing an item forward. But self-censorship is essential. There are far too many unnecessary objects brought to market. Look at the visual language of Starck or Alessi: highly recognisable for an audience that buys such products solely because of the name. That is in my view artistic pollution. Who benefits from that? I am motivated by the notion that it can be done differently. I have chosen to direct my energies to a niche segment. I don’t mass produce or even reproduce my designs, because that would stop me from doing something entirely different tomorrow. No one should pigeon-hole me into what “a Van Dessel” ought to be. That a product bears my name is not at all important to me. Someone like Philippe Starck will never be able to lose his style. But if you opt instead for anonymity, then you will always have room to manoeuvre. Am I primarily a designer, for instance, or rather an inventor – who can say? I don’t pretend that I am inventing something new, but I do try to add a new dimension, something that will ignite a spark for the buyer.”
5
Hebben designers die de anonimiteit verkiezen ook een signatuur? “Ik heb een bepaalde vormentaal maar het heeft geen zin om die te labelen”, zegt Gert Van Dessel. “Er zit misschien een rode draad in mijn werk, maar ik vind het fijner om daar van af te wijken en te kijken in de afgrond van het experiment. Ik ben vrij, totdat die vrijheid terugbijt: als een ontwerp voor een lamp bijvoorbeeld klaar is en je plots beseft dat het onmogelijk is om het peertje te vervangen, dan heb je een probleem. Afstand nemen is de boodschap, anders geraak je verblind. Het loslaten is een natuurlijk proces en ik zal nooit eindeloos op een concept blijven hameren. Als ik tevreden ben, verlaat een ontwerp mijn atelier en daarmee verdwijnt ook de trots. Als ik het dan later terugzie, dan spréékt het tot mij: toen dacht ik blijkbaar zo, terwijl ik nu een andere vormentaal bespeel. Het is een achteruitkijkspiegel naar jezelf, bijna een biografie. Ook al zet ik mijn naam niet onder mijn ontwerpen, ze zeggen veel over mij. Ik behoud graag de controle, uit zelfbescherming.” Gert zweert bij effortless power, zonder lawaai en vooral zonder agressiviteit. Multidisciplinair
Steven Vindevogel is wat men een anonieme designer noemt. Barco is bekend als bedrijf, maar zijn ontwerpers zijn dat minder. Als master in de productontwikkeling overstijgt Stevens takenpakket de zuivere ‘vormgeving’: “Meerdere disciplines komen samen in het ontwerptraject en het designmatige denken zit eerder in de ‘architectuur’ van het product en hoe je daarmee het leven van de gebruiker vereenvoudigt. Als visualisatiegroep verkoopt Barco ‘beelden’. En zolang het ontwerp niet faalt en het beeld intact blijft, heeft niemand de technologie erachter opgemerkt.” Steven Vindevogel stoort zich niet aan zijn relatieve onbekendheid als designer, maar wel aan de beperkte aandacht die zijn vak krijgt. “Design wordt doorgaans vrij eng gedefinieerd. Bij het grote publiek is er enkel aandacht voor de personencultus van de mediagenieke meubelontwerpers. Design omvat echter veel meer dan een leuke vorm of een blingbling concept. Industriële vormgeving komt amper aan bod, terwijl de complexiteit van de discipline wel wat meer weerklank verdient.” Of hij doelbewust een groot bedrijf verkoos boven een loopbaan als zelfstandig designer? “Dat is eerder het gevolg van toevalligheden. Bij Barco zetten we onder één dak een idee om in een product, en ik vind het verrijkend om die ontwikkeling van dichtbij te volgen. Bij zelfstandige designers blijft daarentegen vaak weinig over van het idee dat ze oorspronkelijk voorstellen. Mijn naam doet er trouwens weinig toe. Mijn ‘trots’ heeft eerder betrekking op het product zelf, en dat is misschien nog een verschil tussen de zelfstandige ontwerper en hij die in loonverband werkt: als zelfstandige moet je trots zijn op jezelf, want je moet jezelf ten slotte toch ook verkopen.” Haantjesgedrag “Intern is de waardering groot, ook al komt Barco nooit met zijn ontwerpers naar buiten. De betrokkenheid met het product staat voorop, waardoor je het ook verdedigt als je eigen kind, vanaf de embryo-
6
Barco i70, i70 monitor met ingebouwde software, Barco
Do designers who have opted for anonymity also have a signature? “I have a specific visual language, but there is no point giving it a label,” says Gert Van Dessel. “There may be a connecting thread in my work, but I prefer to deviate from it and to look into the abyss of the experiment. I am free, until freedom bites back: if a design for a lamp is ready, for instance, and you suddenly realise that it is impossible to replace the bulb, then you have a problem. Distancing yourself is the message, otherwise you end up blind. Letting go is a natural process, and I will not keep on hammering endlessly on a given concept. Once I am satisfied, a design leaves my studio and with it goes my pride as well. If I see it again later, then it says to me: at the time I seem to have thought this way, while now I am playing with a different visual language. It is a rear-view mirror on yourself, almost a biography. Even if my name is not there below my objects, they reveal a lot about me. I like to retain control, as a form of self-protection.” Gert swears by effortless power, without noise and above all without aggression. Multidisciplinary
Steven Vindevogel is what people call an anonymous designer. Barco the company is well known, but its designers less so. With his Master’s degree in product development, Steven’s job description goes beyond purely ‘formal design’: “Several disciplines come together in the design process, and a designer’s way of thinking has more to do with the ‘architecture’ of the product and how you can use it to make the user’s life easier. As a visualisation group, Barco sells ‘images’. And as long as the design does not fail and the image remains intact, no one notices the technology behind it.” Steven Vindevogel is not concerned at being relatively unknown as a designer, but he does worry about the limited attention his field receives. “Design is for the most part defined very narrowly. The general public cares
ClickShare, draadloos presentatiesysteem, Barco
only about the personality cult of the mediagenic furniture designers. Yet design means a lot more than just a pretty shape or a bling bling concept. Industrial design is rarely mentioned, although the complexity of the discipline deserves a lot more interest.” Did he deliberately choose a large company over a career as a self-employed designer? “That is more a result of chance. At Barco we take an idea and transform it into a product all under the same roof, and I find it enriching to be able to follow the entire development from close range. With self-employed designers, by contrast, there is often very little left over from their original idea. My name matters very little, by the way. My ‘pride’ has to do more with my commitment to the product itself, and that is perhaps another difference between the self-employed designer and one who is employed by a company: as a self-employed person you have to be proud of yourself, for ultimately you have to be able to sell yourself as well.” Strutting like a rooster “Within the company, you are very highly valued, even if Barco never brings its designers before the public. The commitment to the product is foremost, and so you defend it like your own child, from the embryonic stage through to the launch. I am proudest of products that offer a simple and straightforward solution to complex problems. When the user does not need any additional explanation, then the problem has been solved perfectly. In this sense, the best design is one that does not scream for attention. Product development is a team effort, after all. But that does not mean there is less strutting about: precisely be-cause you work with creative and strong personalities, there will be conflicts from time to time. That just stimulates critical thinking, as long as it does not endanger the development of the project. Once the difficulties have been resolved, it is again one for all and all for one. The field of design itself calls for modesty: nature has laid down various laws that we cannot avoid. The functional aspect always takes precedence over the emotional, and in this sense there is no room for machismo. Whether someone with an ingenious invention will shine as a result will vary from one person to the next. That is not unique to designers, but true of all human beings.”«
nale fase tot de lancering. Het meest trots ben ik op producten die een ogenschijnlijk eenvoudig antwoord bieden op complexe problemen. Wanneer de gebruiker geen extra uitleg nodig heeft, dan is het probleem perfect opgelost. In die zin schreeuwt het beste design niet om aandacht. Productontwikkeling is trouwens teamwork. Maar daarom is het haantjesgedrag niet minder: net omdat je samenwerkt met creatieve en sterke persoonlijkheden, wil het nog wel eens botsen. Maar dat stimuleert het kritische denken alleen maar, zolang het de ontwikkeling van het project niet in gevaar brengt. Eens er knopen worden doorgehakt, is het weer allen voor één. Het vak zelf noopt trouwens tot bescheidenheid: zo legt de natuur ons bepaalde wetten op waar we niet onderuit kunnen. Het functionele gaat ook altijd boven het emotionele, en in die zin is er voor haantjesgedrag nauwelijks plaats. Of degene met de geniale vondst er mee zal pronken, hangt af van persoon tot persoon. Dat is niet eigen aan ontwerpers, maar aan de mens.”«
7
II Met de hand op de knip
Op zoek naar betaalbaar design
Keeping a tight hold on your purse strings In search of affordable design
Design heeft de reputatie exclusief en prijzig te zijn. Een aankoop in een designwinkel tikt aardig aan. Uitgekiende ontwerpen, superieure materialen en een zorgvuldige productie verklaren het vaak hoge prijskaartje. Is het echter mogelijk om goedkoop design in huis te halen? Kan je na een uitputtend bezoek aan een megawinkel van de Zweedse reus IKEA tevreden genieten van een stukje design? Wij hielden het bescheiden en gingen op zoek naar een betaalbaar bijzettafeltje en koffiekopje.
Design has the reputation of being exclusive and pricey. A purchase in a design shop will set you back a fair bit. Sophisticated designs, high-end materials and careful production are often the reason for the steep price tag. Is it possible to find any affordable design? Can you hope to bring home a nice piece of design after scouring the shelves of the Swedish giant IKEA? We set out with a modest budget in search of an affordable side table and a coffee cup.
Frank Huygens
Onder vuur Vanzelfsprekend vormt het grootschalige IKEA een gemakkelijk doelwit voor andersglobalisten. Enerzijds is er de geheel terechte vraag naar de duurzaamheid van de materialen en producten. Meer dan elk ander bedrijf legt IKEA op zijn website uit hoe het bedrijf ecologisch bewustzijn hoog in het vaandel draagt. Uiteraard is het niet makkelijk om een goedkoop meubel te produceren dat ook nog eens de eeuwigheid moet trotseren. De klant houdt het tegenwoordig ook niet zo lang uit met zijn aankopen. Interieurs zijn onderhevig aan snel wisselende trends die opgedrongen worden in fraaie interieurbladen. Zowel bij de consument als de producent leeft de mooie illusie dat het nieuwe telkens ‘anders’ en daarom ook ‘beter’ zou zijn dan het vorige. Maar hoe vaak kan het warme water nog uitgevonden worden? De aanvallen komen van alle kanten. Soms komt de kritiek zelfs uit politiek-ideologische hoek, wanneer bijvoorbeeld de geëngageerde Spaanse architect Andrés Jaque in het decembernummer van het toonaangevende architectuurtijdschrift Domus opmerkt dat: “98% van de mensen afgebeeld in de IKEA-catalogus is jong. 92% is blond. Ze hebben allemaal een gezin. Ze zijn ofwel zelf nog kinderen, of beginnen aan kinderen. Alles wat IKEA maakt, moet de huishoudelijke sfeer omvormen tot een zonnige, gelukkige, apolitieke ruimte bewoond door tevreden, gezonde, jonge mensen.” Bodemprijzen Op stap in IKEA langs de volgestouwde toonkamers beland ik in de afdeling salon- en bijzettafels. De website belooft een “ruime keuze aan stijlen, vormen en maten, en allemaal waar voor je geld!”. De keuze waaiert inderdaad breed uit, van de klassieke Hemnes over de sixties Stockholm tot de strak modernistische Klubbo. Qua prijs gaat het van 19,95 euro voor het massief houten, wit gelakt tafeltje Dalom, tot 179 euro voor de bijzettafel Isala. De hoge prijs van dit laatste meubeltje is te wijten aan de vier gedraaide poten in massieve beuk. Maar de absolute publiekstrekker is het tafeltje Lack, dat voor nog geen 5 euro de deur uitgaat. Het tafeltje werd meer dan twintig jaar geleden ontworpen door het designteam IKEA Sweden en is sindsdien blijven evolueren, althans volgens de informatiebrochure: “De Lacksalontafel is de afgelopen twintig jaar steeds lichter geworden. Ook is de productie steeds verder verhoogd. Hierdoor is de prijs laag gebleven en zien we overal blije gezichten. Want doordat Lack lichter is, is hij ook makkelijker te dragen en te monteren.” Het immens populaire tafeltje is op dit moment verkrijgbaar in berkenpatroon en vier zijdeglanskleuren voor 4,99 euro. Voor een exemplaar in een van de drie hoogglanslakken betaal je 12,95 euro. Dit prijsverschil doet vermoeden dat de basisprijs bewust laag wordt gehouden, als lokaas. Het werkt, want het tafeltje is ondertussen alomtegenwoordig, van een goedkoop ingericht studentenkot tot een trendy eetcafé. De haast vierkante Lack heeft een mooie verhouding tussen tafelblad en poten, is niet te groot of te klein. Het is vervaardigd uit de houtsurrogaten hardboard en spaanplaat. Het lichte gewicht schuilt in de vulling van papier. Hier wringt meteen ook het schoentje: bij een duwtje verschuift het tafeltje al snel en belanden koffie en gebak op de vloer.
Under fire The mega-retailer IKEA is of course an easy target for antiglobalists. On the one hand, there is the entirely valid question of the durability of the materials and products. More than any other company, IKEA explains on its website how highly the company values environmental awareness. It is not easy, of course, to produce a cheap piece of furniture that also has to withstand the test of time. Nowadays customers don’t hold on to their purchases for that long, anyway. Interiors are subject to the rapidly changing trends driven by lavish interior decoration magazines. Both consumers and producers nurture the fond illusion that what is new must always be ‘different’ and thus also ‘better’ than the previous version. But how often can you reinvent the wheel? Attacks come from all sides. Sometimes the criticism even takes a political or ideological tint, for instance when the politically engaged Spanish architect Andrés Jaque observed in the December issue of the authoritative architecture magazine Domus that: “98% of the people depicted in the IKEA catalogue are young. 92% of them are blond. They all have a family life. They are either children, or busy having children. Everything IKEA manufactures is aimed at turning the sphere of domesticity into a sunny, happy, apolitical space inhabited by contented, healthy, young people.” Rock-bottom prices Wandering through IKEA along the crammed showrooms, I wind up in the coffee table and side table section. The website promises “a wide range of styles, shapes and sizes, and all good value for your money!” The choice is indeed extensive, from the classical Hemnes table through the sixties-style Stockholm to the starkly modernistic Klubbo. As far as price is concerned, the items range from 19.95 euros for the solid wood and white lacquered Dalom table to 179 euros for the Isala side table. The high price of the latter is due to the four turned wooden legs in solid beech. But the absolute crowd-pleaser is the Lack table, which you can take home for under 5 euros. The table was designed more than twenty years ago by the IKEA Sweden design team and has continued to evolve since, although according to the information brochure: “For twenty years we’ve slimmed down and increased production of Lack coffee table. That’s kept both prices down and spirits up. During this time, Lack has also become easier to carry and assemble.” The immensely popular table is currently available in a birch effect and in four silky gloss colours for 4.99 euros. For a version in one of the three high-gloss lacquers, you pay 12.95. The price difference suggests that the base price was kept deliberately low, as bait. It works, for the table is now ubiquitous, from cheaply furnished student rooms to trendy cafés. The square Lack
Lack, IKEA. © IKEA
9
Guitig We vinden bij IKEA ook speels en guitig design. De vrij onderzoekende, Scandinavische aanpak zal daar wel voor iets tussen zitten. Een voorbeeld is het bijzettafeltje Hatten (19,95 euro). Het bestaat uit een onderstel van slanke buizen in verchroomd staal die een transparant kunststof kuipje met afneembaar blad dragen. Het blad dient meteen als serveerschaal en in het gelobde kuipje kan je bijvoorbeeld de afstandsbediening opbergen. Kortom, een fijn en veelzijdig ontwerp. Net als bij Lack zit de angel in het lichte gewicht: dansend op zijn frêle pootjes gaat ook Hatten al snel overstag. PostScriptum Voor de collectie IKEA PS 2012 doken diverse ontwerpers de IKEA-archieven in om er inspiratie uit te halen. Nike Karlsson en Jon Karlsson bedachten een set van drie stapelbare bijzettafeltjes. Het trio past als een matroesjka in elkaar. Twee gelakte stalen exemplaren omsluiten eentje in berkenfineer. De degelijke materialen en de fijne afwerking zijn toch mogelijk voor een prijs van 99 euro per set. Nog inventiever is de bijzettafel ontworpen door Henrik Preutz. Op het bamboehouten onderstel passen drie verschillende tafelbladen in kunststof: een egaal blad (29,95 euro), een blad met een uitgeholde komvorm (29,95 euro) of een blad met vier diepere kommen voor planten, bloempotjes of lekkere hapjes (39,95 euro). Henrik Preutz vond zijn inspiratie in de houten plantentafels uit de seventies maar slaagde erin om een actuele revisie te creëren.
features a nice relationship between tabletop and legs, and is neither too small nor too large. It is made of the wood surrogate hardboard and chipboard. The secret to its light weight is the paper filling. And there’s the rub: the table moves at the least little push, and your coffee and cake wind up on the floor. Mischievous IKEA also has some playful and mischievous designs. The inquisitive Scandinavian approach has something to do with this. An example is the Hatten side table (19.95 euros). It consists of a frame of thin tubes in chrome-plated steel, with a transparent table top in the shape of a bowl with a removable top. The top doubles as a serving tray and you can use the lobed storage space below to keep your remote control, for instance. In short, a nice, multifaceted design. As with the Lack, the weak spot is its light weight: dancing on its spindly legs, the Hatten can also easily be overturned. PostScriptum For the IKEA PS 2012 collection, various designers delved into IKEA’s archives for inspiration. Nike Karlsson and Jon Karlsson conceived a set of three nested side tables. The trio fits together like a matrioshka doll. Two lacquered steel versions with a middle one in birch veneer. The solid materials and the fine workmanship nevertheless go for a reasonable 99 euros per set. Even more inventive is the side table designed by Henrik Preutz. The bamboo frame comes with three different plastic table tops: a flat surface (29.95 euros), one with a big hollowed-out fruit bowl (29.95 euros) or one with four deeper bowls for plants, flowerpots or tasty snacks (39.95 euros). Henrik Preutz found inspiration in the wooden
IKEA PS 2012, Nike & Jon Karlsson. © IKEA
Hatten, IKEA. © IKEA
10
plant stands from the seventies but managed to create a contemporary update. A cup of coffee In the dinnerware department, the choice is just as great. For hot drinks such as coffee and tea, IKEA offers mainly cups, starting at 0.30 euro (really!) for the Älmhult stoneware to 3.99 euros for the double-walled ceramic Bakelse tumbler. For a coffee cup with matching saucer, you have the Dinera stoneware, based on a design by the Swedish designer Pia Eldin-Lindstén. The cup sells for 9.99 euros for a set of 6. Here, too, IKEA opted for an irresistible price. The coffee cup is made of dishwasher-safe stoneware, available in three subdued tones. The style is no less simple and everyday modern: a conical tapering cup with a comfortable handle. Simple and straightforward. More than that is neither necessary nor possible for that price. A slightly more expensive alternative is the ceramic coffee cup and saucer from the IKEA 365+ line, designed by Susan Pryke. This one is available only in a shiny white. It thus seems entirely possible to leave IKEA with a piece of affordable design. If you choose the lowest-priced furniture, then you will have to compromise on sturdiness and comfort. The household items seem to me destined for a somewhat longer future. Thoughtful As far as we know, Inge Van Gheel is the only Belgian designer who has created designs for IKEA. What is more, she worked on the staff of the head office in Älmhult, Sweden. The ball began to roll when, in 1999, her studies in 3D Design at The Arts Institute in Bournemouth, England, won her the Student Design Award.
IKEA PS 2012, Henrik Preutz. © IKEA
The prize was awarded by the prestigious Royal Society of Arts and was simultaneously linked to an IKEA work placement. This means that she could spend a year working as a product designer at the head office. In preparation for her career in Sweden, Van Gheel spent four months working at the IKEA store in Zaventem. She looked after the design of the various showrooms and so became familiar with the company. After her temporary job in Belgium, Inge Van Gheel drove her car to the far north. At the IKEA head office, located in the vast forests of Älmhult, the Flemish designer worked on a team of twelve designers who were given the greatest possible freedom to work on various projects alone or with colleagues. Through the regular feedback sessions, the designs developed step by step into the final product. “In the beginning I stood agape at the business culture. Swedes don’t make decisions easily. At the end of a meeting, they would say: now we’ll all go and think it over again carefully, and next week we’ll have another meeting. Initially I found that strange, but gradually I realised that it is a smart way to work. Here in Belgium, decisions are taken quite quickly, only to have to revisit them all again later.” Wallflower Given the various limitations in terms of material and production costs, Inge Van Gheel learned to be inventive with the resources available. This stimulated her creativity. Sometimes she was given the task of working with a given material, as in the case of the Banana Chair, while in other cases she was asked to create a specific product, for Christmas for instance. From the latter assignment came, in late 2000, the sober Tiara that serves as both a wall lamp and a bud vase. The marvellously simple design lasted longer than the expected six months and continued to be in stock for another four years. As is always the case at IKEA, one had to consider an economical use of materials and efficient packaging. Once the design was ready, Inge Van Gheel started dialoguing with the people at the factory and in the Packaging department. To keep wastage to a minimum, Tiara was ten centimetres wide so that exactly ten pieces could be cut from one sheet of aluminium without any leftover pieces. A few years ago, Van Gheel was asked by IKEA to extend Tiara to a series. The designs were ready but the rising price of aluminium prevented the company from going into production with the collection.
Een kopje koffie Bij de afdeling serviesgoed is de keuze eveneens ruim. Voor warme dranken als koffie en thee biedt IKEA vooral bekers aan, vanaf 0,30 euro (jawel!) voor de steengoed Älmhult, tot 3,99 euro voor de porseleinen dubbelwandige beker Bakelse. Voor een koffiekop met bijhorend schoteltje bestaat de steengoed Dinera, naar ontwerp van de Zweedse designer Pia Eldin-Lindstén. Het kopje wordt verkocht voor 9,99 euro voor 6 stuks. Ook hier kiest IKEA weer voor een onweerstaanbare prijs. De koffiekop is uitgevoerd in stevig vaatwasserbestendig steengoed, verkrijgbaar in drie zachte tinten. Al even eenvoudig en alledaags modern is de vormgeving: een taps toelopend kopje met een makkelijk oor. Rechttoe, rechtaan. Meer móet en kán dat niet zijn voor een dergelijke prijs. Een iets duurder alternatief is de porseleinen koffiekop met schotel uit de lijn IKEA 365+, ontworpen door Susan Pryke. Hier blijft de kleur beperkt tot een stralend wit. Het blijkt dus best mogelijk om een IKEA buiten te stappen met een stukje betaalbaar design. Kies je voor de meubels aan bodemprijzen, dan moet je wel inleveren op stevigheid en gebruikscomfort. De huishoudelijke producten lijken mij een langer leven beschoren. Bedachtzaam Voor zover wij weten is Inge Van Gheel de enige Belgische designer die voor IKEA heeft ontworpen. Meer nog: zij werkte in loondienst op het hoofdkwartier in het Zweedse Älmhult. Alles begon te rollen toen zij in 1999 haar studies 3d Design aan The Arts Institute in het Engelse Bournemouth bekroond zag
met de Student Design Award. De prijs werd uitgereikt door het prestigieuze Royal Society of Arts en er was tegelijkertijd een IKEA werkbeurs aan gekoppeld. Dit betekende dat zij voor een jaar als productdesigner aan de slag kon op het hoofdkwartier. In aanloop naar haar baan in Zweden ging Inge Van Gheel voor vier maanden aan het werk in de IKEAvestiging in Zaventem. Ze stond er in voor de inrichting van de verschillende showrooms en maakte zich zo vertrouwd met het bedrijf. Na haar tijdelijke baan in België, reed Inge Van Gheel met haar autootje naar het hoge noorden. In het IKEA-hoofdkwartier gelegen in de uitgestrekte bossen van Älmhult, werkte de Vlaamse ontwerpster in een team van twaalf designers die de grootste vrijheid kregen om alleen of met collega’s aan diverse projecten te werken. Doorheen regelmatige terugkoppelsessies groeiden de ontwerpen stap voor stap naar een finaal product. “In het begin stond ik met open mond te kijken naar de bedrijfscultuur. Zweden nemen niet makkelijk beslissingen. Aan het eind van een vergadering zeggen ze: nu gaan we er allemaal nog eens goed over nadenken en volgende week vergaderen we opnieuw. Aanvankelijk vond ik dat vreemd, maar gaandeweg besefte ik dat het best een slimme manier van werken is. Bij ons wordt vaak snel beslist, om achteraf alle beslissingen terug te draaien.” Muurbloempje Door diverse beperkingen inzake materialen en productiekost leerde Inge Van Gheel om inventief om te springen met de beschikbare middelen. Dit stimuleerde haar creativiteit. Nu eens kreeg zij de taak om vanuit
Dinera, IKEA. © IKEA
Tiara, Inge Van Gheel voor IKEA. © Inge Van Gheel
11
een materiaal te werken, zoals bij de Banana Chair, dan weer kreeg ze de specifieke opdracht om een product te creëren voor Kerstmis. Hieruit ontstond eind 2000 de sobere Tiara, tegelijkertijd een wandkandelaar als soliflore. Het wonderlijk eenvoudige ontwerp hield het langer uit dan de voorziene zes maanden en bleef nog een viertal jaren in de rekken beschikbaar. Zoals steeds bij IKEA diende er rekening gehouden te worden met zuinig materiaalgebruik en een efficiënte verpakking. Eens het ontwerp op punt stond, ging Inge Van Gheel de dialoog aan met de fabrieksvloer en de afdeling Packaging. Om het verlies aan materiaal tot een minimum te herleiden was Tiara tien centimeter breed, zodat er precies tien stuks uit een aluminium plaat gesneden konden worden, zonder restafval. Enkele jaren geleden kreeg Van Gheel van IKEA de opdracht om Tiara uit te breiden tot een reeks. De ontwerpen waren klaar maar de stijgende prijs van aluminium weerhield het bedrijf ervan om de collectie in productie te nemen. Ingepakt staat netjes Voor de meer experimentele PS-collectie van IKEA ontwierp Inge Van Gheel in 2002 de twee zitmeubels F.f.u.n en Ja-Pan. De zitelementen bestaan uit eenvoudige, platte kussens van schuimrubber met een textielen bekleding. Bij het vierkante Ja-Pan werd de omvang van de houten bodem herleid tot een formaat net kleiner dan een pallet, wat kosten bespaart in het stapelen en verpakken. De drieledige F.f.u.n leende zich daar minder goed voor. De basisvorm viel buiten elk standaardformaat. Van Gheels ontwerpen voor deze carte blanche-collectie werden niet in productie genomen. Ze waren te duur in productie en IKEA oordeelde dat de klant er nog niet rijp voor was. Inge Van Gheel vond drie jaar werken voor IKEA een goede leerschool. Ze leerde er om voortdurend te overleggen met collega’s, en in haar latere ontwerpen zal ze dezelfde ongekunstelde eenvoud aanhouden die ze in Zweden oppikte. Zij hecht ook nog steeds veel belang aan een intense dialoog met de fabrieksvloer, waar haar ontwerp in een gestroomlijnd productieproces wordt omgezet. Blokker Ook bij de Nederlandse keten voor huishoudproducten Blokker beseft men sinds enige tijd dat een designernaam doet verkopen. Blokker trok in 2009 de Antwerpse modeontwerpster Chris Janssens aan voor de creatie van een nieuwe lijn huishoudtextiel. Janssens was jarenlang ontwerpster bij Olivier Strelli en in 1994 lanceerde ze haar eerste eigen collectie. Sindsdien is ze een vaste waarde in het Vlaamse modelandschap. Na enkele collecties woontextiel tekende zij voor de zomer van 2010 een porseleinen servies. In de visuele chaos van een Blokkerwinkel is het even zoeken naar dit item. Op elk stuk prijkt de naam ‘Chris Janssens’ voluit, kwestie van elke twijfel omtrent de designkwaliteiten van het servies weg te nemen. De vormgeving van het
12
F.f.u.n (boven) & Ja-Pan (onder), Inge Van Gheel voor IKEA. © Inge Van Gheel
Neatly packaged For IKEA’s more experimental PS collection, in 2002 Inge Van Gheel designed two sofas, F.f.u.n and Ja-Pan. The seating components consist of simple, flat cushions of foam rubber and a fabric cover. For the square Ja-Pan, the size of the wooden base was reduced to a format a little smaller than a pallet, thus saving costs in storage and packaging. The three-seater F.f.u.n was less amenable in this regard. The shape of the base did not fit any standard format. Van Gheel’s designs for this carte blanche collection never went into production. They were too expensive to make and IKEA decided that the customer was not yet ready for them. Inge Van Gheel considers her three years spent working for IKEA a good training ground. She learned always to consult with colleagues, and in her later designs she would maintain the unassuming simplicity she picked up in Sweden. She continues to attach great importance to an intensive dialogue with the factory, where her designs are translated into a streamlined production process. Blokker The Dutch housewares chain Blokker also realised some time ago that a designer name sells. In 2009 Blokker recruited the Antwerp fashion designer Chris Janssens to create a new line of household linens. Janssens spent many years as a designer at Olivier Strelli, and in 1994 she launched her own collection. Since then, she has become a regular on the Flemish fashion scene. After a few collections of household linens, in the summer of 2010 she designed a ceramic dinnerware set. In the visual chaos of a Blokker shop it takes a while to find this item. The name ‘Chris Janssens’ is printed in full on each item, to dispel any doubt as to the quality of the set’s design. The style of the pure white dishes is somewhat reminiscent of that of the 1950s. The set fits in with Blokker’s house style, where the style is never pretentious. With its price of 2.99 euros for a cup and saucer, Blokker is in the same price category as the Swedish giant. In search of a suitable side table, I stumbled
zuivere, witte servies herinnert enigszins aan deze van de jaren 50. Het servies past in de huisstijl van Blokker, waar de vormgeving nooit bruskeert. Met een prijs van 2,99 euro voor een kop en schoteltje beweegt Blokker zich in dezelfde prijscategorie als de Zweedse gigant. Op zoek naar een toepasselijk bijzettafeltje stoot ik op een stapel mdf-platen voor 9,99 euro waar blijkbaar een tafeltje in schuilgaat. ‘Wankel’ is het minste wat je hierover kan zeggen. Lentefris Bij de winkelketen Casa, dat tevens deel uitmaakt van de Nederlandse Blokker Holding, is het aangenamer winkelen. De winkels leven haast op het ritme van de seizoenen en presenteren regelmatig nieuwe huishoudartikelen in toepasselijke kleuren. Met het uitbreken van de lente straalt de winkel een grasgroene en narcisgele vrolijkheid uit. Te midden van deze kleurenschittering vormt de afdeling serviesgoed een visueel rustpunt. Er staan diverse koppen en mokken die opvallen door hun kleurenpracht en leuke prints. Het witte servies Squito van producent Yong en het gekleurde servies Jazz ogen bescheiden modern, maar meer ook niet. Bij Squito heb je een koffiekopje met schotel voor 2,99 euro en bij Jazz kost het 3,19 euro. Het gelakte mdf-bijzettafeltje Trio dat voor 14,99 euro leverbaar is in drie kleuren, heeft iets van het stoere en functionele meubilair dat de Franse designer Jean Prouvé in de jaren 1940-1960 ontwierp. Eigentijds design is echter niet de hoofdbekommernis van Casa. In de winkels met een fris geurtje gaat het eerder om cosy, casual of trendy. Het tafeltje staat stevig op zijn vier poten, dat wel.
HEMA Bij HEMA neemt men design ter harte, al sinds de vroege jaren 80. In 1983 organiseerde het bedrijf de eerste HEMA ontwerpwedstrijd, die sinds 1990 jaarlijks plaatsvindt. In 2012 viert de wedstrijd zijn 25ste jaargang. Nederlandse en Belgische studenten in alle designdisciplines kunnen deelnemen. In 2012 waren ze met bijna duizend. Naast de wedstrijd voor studenten is er ook een wedstrijd voor “klanten met een leuk idee”. Indien één van de genomineerde producten ook geproduceerd en verkocht kan worden “voor een verrassend lage prijs”, dan belandt het uiteindelijk in de rekken. De winnende ontwerpen zijn idealiter exponenten van de HEMAstijl: “We geloven in het plezier van kleine dingen. In elk artikel herken je altijd die typische HEMA-stijl: eigentijds, fris, nuchter en gebruiksvriendelijk, met een ondertoon van zelfrelativering en optimisme. Zodat alles er bij HEMA bijzonder uitziet, zelfs de dagelijkse dingen. Omdat gewoon zo mooi kan zijn.” HEMA deelt met IKEA een rechttoe rechtaan-vormgeving maar de Nederlanders onderscheiden zich van de Zweden door een behoorlijke portie humor en vrolijkheid. Bovenal is er bij HEMA sprake van één huisstijl en geen allegaartje van stijlen en trends. Beide ketens hebben een fijn gevoel voor design dat bij HEMA misschien nog wel sterker speelt dan bij IKEA. Vele jonge gezinnen combineren dan ook producten van IKEA en HEMA tot een bont en opgewekt interieur. Hoe staat het nu met het bijzettafeltje en koffiekopje bij HEMA? De keuze is ruim, de kwaliteit is goed tot uitstekend, de vormgeving gaat van gewoon tot net dat ietsje méér, maar vooral: het gaat voor een onweerstaan-
upon a heap of MDF items for 9.99 euros, among which lurked a small table. “Shaky” is the best thing you can say about it. Fresh as a spring shower It’s more fun to go shopping in the Casa chain of stores, owned by the Dutch Blokker Holding company. The shops follow closely the rhythm of the seasons and regularly introduce new housewares in appropriate colours. With the arrival of spring, the shop is a burst of grass green and daffodil yellow. In the midst of this display of colour, the dinnerware department forms a visual resting place. There are various cups and mugs that stand out for their beautiful colours and cheery prints. The white Squito set by the manufacturer Yong and the colourful Jazz set aim at a modest modernity, nothing more. In the Squito line you can get a coffee cup with saucer for only 2.99 euros and in Jazz it will cost 3.19. The lacquered MDF side table from the Trio line which costs 14.99 and is available in three colours recalls the sturdy, functional furniture designed in the 1940s-60s by the French designer Jean Prouvé. Contemporary design is not, however, Casa’s chief concern. In its freshly scented shops, it is more a question of cosy, casual or trendy. The table was sturdy on its feet, there is no denying that.
Jazz, Casa. © Casa
Squito, Casa. © Casa
13
Premier, HEMA. © HEMA
baar lage prijs de deur uit. Net als IKEA, Blokker en Casa, biedt HEMA voor haar serviesgoed naast het obligate wit ook een ruim assortiment aan kleuren. Opvallend is dat het kleurenpalet minder seizoensgebonden en trendy is dan bij Blokker en Casa. De aankoop is minder snel gedateerd. Het porseleinen servies Odense heeft een neutrale, degelijke vormgeving met een al even rustige kleurencombinatie van wit-wit of grijswit. Het servies Nice doet door zijn fijne ribbelwand denken aan het deftige Duitse porselein van weleer. Eén kopje kost dan ook 4,50 euro. HEMA presenteert het aardewerken servies Premier als een “stijlvol servies waarbij verschillende kleuren onderling goed combineren”. Nieuw is de set van vier koffiemokken van wit glanzend aardewerk in een siliconen huls. Een set van vier bestaat uit verschillende tinten van HEMA HEMA has been taking design seriously since the early 1980s. In 1983, the company organised the first HEMA design competition, which has been held annually since 1990. In 2012, the competition celebrated its 25th anniversary. Dutch and Belgian students in all design disciplines can participate. In 2012 there were nearly a thousand entries. In addition to the student competition, there is also one for “customers with a great idea”. If one of the nominated products is also produced and sold “for a surprisingly low price”, then it will eventually wind up on the shelves. The winning designs should ideally be exponents of the HEMA style: “We believe that small is beautiful. In each item you can recognise the typical HEMA style: contemporary, fresh, sensible, and user-friendly, with undertones of self-relativisation and optimism. The result is that everything at HEMA looks different, even the most everyday objects. Just because it’s possible to make them so nice.” HEMA shares with IKEA a straightforward style, but the Dutch stand out from the Swedes by a good share of humour and playfulness.
14
één kleur. Eens gestapeld ontstaat een leuk kleurenritme dat bedoeld is om gezien te worden in een open keukenkast. Bestaat goedkoop design? Jazeker, al is het wel even zoeken tussen een massa van middelmatige producten. Door de (al te?) lage prijs moet er soms wel toegegeven worden op de gebruiksvriendelijkheid. Door het enthousiasme van ontwerpers die bereid zijn om mee te gaan in de ‘goedkope’ formule, is het mogelijk degelijk en betaalbaar design op de markt te brengen. Voorlopig bevindt het Zweedse IKEA zich op eenzame hoogte. Het is wachten tot een Belgisch bedrijf in de stappen van bijvoorbeeld het Nederlandse HEMA durft te treden. In de Vlaamse modewereld is die beweging al aan de gang. Nu dient het design nog te volgen.«
Above all, HEMA can be said to have a house style rather than a grab-bag of different styles and trends. Both chains have a strong sense of design, although that may be somewhat more pronounced at HEMA than at IKEA. Many young families combine products from IKEA and from HEMA into a cheery and colourful interior. Now what about that side table and coffee cup from HEMA? The choice is ample, the quality good to excellent, the design ranges from ordinary to just that little bit extra, but above all: you can take it home for an irresistibly low price. Like IKEA, Blokker and Casa, HEMA offers its dinnerware not only in the mandatory white but also in a broad range of colours. It is worth noting that their colour palette is less seasonal and trendy than that of Blokker and Casa. The purchase is thus less rapidly outdated. The Odense ceramic dinnerware set has a neutral, solid form with a choice of two equally low-key colour combinations, white-white or greywhite. The Nice set with its fine ribbed edge reminds one of the stately German porcelain of yesteryear. Yet a cup costs only 4.50 euros.
HEMA describes its Premier earthenware set as “stylish dinnerware combining several wellcoordinated colours”. A new item is the set of four coffee mugs of shiny white earthenware in a silicone case. A set of four consists of several shades of the same colour. Piled up, they form an attractive colour rhythm intended to be displayed in an open kitchen cabinet. Is there such a thing as affordable design? Certainly – even if it takes some searching among the mass of mediocre products. Sometimes on account of the (overly?) low price, something will be sacrificed in terms of user-friendliness. Thanks to the enthusiasm of designers who are prepared to go along with the “affordable” formula, it is possible to bring decent and reasonably priced design to the market. For the moment, IKEA occupies a unique position. It remains to be seen whether a Belgian company will dare to follow in the footsteps of the Dutch HEMA, for instance. In the Flemish fashion world, this movement is already under way. Now the design sector has to follow.«
Natasja Admiraal
III
The Milkmaid, Studio Oooms & Davy Grosemans
Lust voor het oog Evoluties in de erotische industrie
A delight for the eye Developments in the erotica industry Design en erotiek zijn in hoge mate doordrongen van allerlei emotionele, socio-culturele en visuele aspecten. Maar in hoeverre is design ook doorgedrongen tot het erotische domein? Ann Cuyvers is de aangewezen gesprekspartner voor dit onderwerp. Zestien jaar geleden maakte zij de keuze om op een kwalitatieve en vrouwvriendelijke manier erotische producten aan te bieden. De Erotische Verbeelding in Antwerpen trok vanaf het eerste uur overweldigend veel persaandacht.
Design and eroticism are both permeated by all sorts of emotional, socio-cultural and visual aspects. But to what extent has design been able to break through into the erotica industry? Ann Cuyvers is the ideal conversation partner on this subject. Sixteen years ago, she decided to sell erotica in a qualitative and female-friendly manner. The Erotische Verbeelding (‘Erotic Imagination’) in Antwerp attracted an enormous amount of press attention from the very beginning.
Leonardo, Bertrand Clerc & Olivier Grégoire
Aanvankelijk baatte ze de winkel uit met een collega en samen waren ze de eerste Vlaamse vrouwen die zich openlijk in deze handel stortten, en daarmee ook een curiosum voor pers en media. “We wisten toen nog niet veel meer van erotica dan we van onze moeders en vriendinnen hadden geleerd. Ontdekkingsreizigers die waren geland op een onbekende kust, dat waren we.” Als luisterend oor voor haar klanten groeide Ann uit van groentje tot ingewijde, en heeft ze van nabij de ontwikkelingen in de erotische industrie kunnen volgen. Een vrijmoedig gesprek over evoluties in vorm, materiaal, verpakking, functie en presentatie. “Alleen al op het gebied van lingerie is er een hoop veranderd. Voor wij de Erotische Verbeelding startten was er nog haast nergens een string verkrijgbaar. Nu liggen ze zelfs bij Zeeman. Ons uitgangspunt was het verkopen van sensuele lingerie die tegelijkertijd aangenaam en draagbaar is. In die beginjaren hebben we veel met Marlies Dekkers samengewerkt, toendertijd één van de weinige vrouwen die hiermee bezig was. We ontmoetten haar op een eroticabeurs in Maastricht, enkele jaren nadat zij haar label was gestart. Vandaag reikt het beeld van lingerie verder dan praktisch ondergoed. Sensuele setjes zijn geen zonde meer. Er is hard gewerkt om dat schuldgevoel weg te nemen.” Voorzichtig kwamen er ook speeltjes in hun aanbod, zonder dat ze daar de nadruk op wilden leggen. Inkopen deed Ann bij de Amsterdamse groothandel Scala. “Ik was in shock toen ik daar voor het eerst binnenstapte. Je wil niet weten wat ik daar allemaal aantrof! Een echte mannencultuur gedomineerd door platte porno. Plastisch, vrouwonvriendelijk, smakeloos. Kritisch koos ik slechts enkele artikelen uit die nog enigszins lief of fijn waren. Inmiddels ben ik veertig en heb ik een lijn in mijn werkwijze ontdekt: ik probeer van iets lelijks iets moois maken.” Nu er zoveel meer keus aan persoonlijke producten is, bestelt Ann via andere kanalen. Amsterdam is nog altijd toonaangevend. “Een wereld van verschil met Vlaanderen of
16
de rest van Nederland. Amsterdam is sowieso gek en ongewoon: de initiatieven kunnen er niet zot genoeg zijn, van een tandenborstelwinkel tot een hotel alleen voor vrouwen.” Verboden vrucht Een ode aan de liefde. Zo noemen de Franse ontwerpers Bertrand Clerc en Olivier Grégoire hun eettafel Leonardo. Ze bewijzen dat een voorwerp een intiem moment van verlangen kan vastleggen. Het tafelblad lijkt te smelten in een kusbeweging, terwijl de poten voetjevrijen. Vorm heeft hier niets met functie te maken, maar met emoties. In de erotica is er wat vormgeving betreft aanzienlijk meer vernieuwing dan vroeger. Maakte Ann bij haar eerste bezoek aan Scala kennis met kunstpenissen in alle soorten en maten, in de Erotische Verbeelding is er nauwelijks een te vinden. Is de kunstpenis passé, of heeft hij concurrentie gekregen van subtielere en originelere varianten? Logischerwijs kunnen ontwerpers op dit vlak naar hartenlust experimenteren met de vormentaal. Het Nederlandse label Rianne S weet zijn sexual accessories te verheffen tot voorwerpen die een verhaal vertellen. Mét humor. Forbidden Fruit is een elegant object dat op het eerste gezicht een parfumflesje had kunnen zijn. De stimulator in de vorm van een appel verwijst speels naar de verlokking van de verboden vrucht in het paradijs, het groene steeltje fungeert als joystick. Ook Matryoshka, een intimate massager geïnspireerd op het welbekende Russische souvenir, speelt in op nieuwsgierigheid. Ann: “De beste
Initially, she operated the shop with a colleague, and together they were the first Flemish women who openly engaged in this type of trade. This made them a curiosity for the press and the media. “At the time we did not know much more about erotica than what we had learned from our mothers and girlfriends. Explorers who had landed on unfamiliar shores, that is what we were.” As a listening post for her clients, Ann grew from a greenhorn into an initiate, and was able to follow developments in the erotica industry from up close. A candid conversation about changes in form, materials, packaging, function and presentation. “Just in the area of lingerie alone, a whole lot of things have changed. Before we opened the Erotische Verbeelding shop, you could hardly find a G-string anywhere. Now you can buy them even at Zeeman. Our starting point was to sell sensual lingerie that at the same time is wearable. In the early years we worked frequently with Marlies Dekkers, who was then one of the few women involved in this field. We met her at an erotica show in Maastricht a few years after she had launched her label. Today the image of lingerie is much more than practical underwear. Sensual bra and panty sets are no longer a sin. Every effort is made to dispel the sense of guilt.” Cautiously, some toys also began to make their appearance in their product range, although without being given any particular emphasis. Ann did her purchasing from the Amsterdam
producten kenmerken zich door eenvoud in vorm. Vaak slaan producenten door in het experiment, wat resulteert in ingewikkelde apparaten die bijna buitenaards aandoen. Of soms staat de uiterlijke vorm zó hoog in het vaandel dat de praktische aspecten vergeten worden. Zonde, want dan is het uiteindelijk niet meer dan een goed idee. ” Siliconen en Delfts blauw Materiaalkeuze is cruciaal bij erotische artikelen. Kwalitatief gezien is er vooruitgang geboekt: de veiligheidsregels zijn aangescherpt nadat weekmakers schadelijk voor de gezondheid bleken te zijn. “Vroeger was alles jelly”, vertelt Ann. “Je rook direct de penetrante geur van plastic bij het openen van de verpakking. Nu overheerst het veilige, anti-allergische siliconenrubber.” Hier en daar duikt een voorwerp op van hout of keramiek, waarbij de nadruk doorgaans op het ambachtelijke ligt. Studio Oooms en Davy Grosemans ontwierpen voor het project Dutch Souvenirs (geïnitieerd door het European Ceramic Work Centre in Den Bosch) een dildo in Delfts blauw. The Milkmaid is zonder meer opvallend te noemen, enerzijds door de historische link, want het voorwerp is geïnspireerd op het onschuldige schilderij Het melkmeisje van Johannes Vermeer, en anderzijds door het materiaalgebruik. De keuze voor keramiek en kurk verhoogt de gepercipieerde waarde en de opdruk in Delfts blauw geeft het object het karakter van een souvenir: nostalgisch en naïef. Dit wordt nog eens versterkt door het bijbehorende handgemaakte katoenen etui met een sluiting van twee Delfts blauwe kralen. Ann: “Ik juich het toe dat ontwerpers een uitstapje maken naar erotiek en dan een verrassende visie presenteren. Het is wel spijtig dat het resultaat doorgaans niet erg prijsvriendelijk is.” Coup de foudre De vormgeving van verpakkingen was in de beginjaren van de Erotische Verbeelding rampzalig, herinnert Ann zich. Vulgair, vrouwonvriendelijk of ronduit lelijk. “Na een levering scheurden we de producten eerst uit de verpakking. We verzonnen dan zelf wel een oplossing voor de presentatie aan klanten en pers. Uiteindelijk waren ook de leveranciers daar blij mee. Nu komt er steeds meer inzicht in het belang van mooie verpakkingen. Catalogi zoals die van het Zweedse merk lelo zijn smaakvol vorm-
wholesaler Scala. “I was in shock when I first stepped into that place. You don’t want to know about the stuff I found there! A real masculine culture, dominated by crude porno. Plastic, femaleunfriendly, tasteless. Critical as I am, I chose only a few items that seemed at least a little bit cute or nice. Now I am 40 and I have discovered a common thread in my way of working: I try to make something nice out of something ugly.” Now that there is so much more choice in personal products, Ann places her orders via other channels. Amsterdam is still the trend-setter. “A world of difference with Flanders and with the rest of the Netherlands. Amsterdam is crazy and bizarre anyways: the initiatives can never be daft enough, from a toothbrush store to a hotel for women only.” Forbidden fruit An ode to love. That is what the French designers Bertrand Clerc and Olivier Grégoire call their dining table, Leonardo. They prove that an object can capture an intimate moment of desire. The tabletop seems to melt in the moment of a kiss, while the legs are playing footsie. Form has nothing to do with function here, but with emotions. In erotica, there is much more innovation in form than there used to be. It was on her first visit to Scala that Ann encountered fake penises in every size and shape, something you will not find in her shop. Is the artificial penis passé, or did it meet with competition from more subtle and original variants? Logically, designers should be able to experiment to their heart’s content with formal language in this area. The Dutch label Rianne S knows how to turn sexual accessories into objects that tell a story. And with humour. Forbidden Fruit is an elegant object that at first sight looks like a perfume bottle. The stimulator in the form of an apple playfully refers to the allure of the forbidden fruit in paradise, while the green stem serves as a joystick. Similarly, Matryoshka, an ‘intimate massager’ inspired by the well-known Russian doll, plays on the theme of curiosity. Ann remarks: “The best products are simple in form. Manufacturers often engage in experimentation, resulting in complex devices that appear to have an otherworldly effect. Or sometimes the external form is so dominant that the practical aspects are forgotten. Too bad, for in the end it is nothing but a good idea.” Silicone and Delft blue The choice of materials is crucial when it comes to erotic items. From a qualitative point of view, there has been progress: the safety rules were tightened after it turned out that softening
Dual Sensual Stimulators, Philips
agents are bad for your health. “Before, everything was jelly”, Ann recalls. “You could smell the penetrating odour of plastic as soon as you opened the packaging. Now it is the safe, anti-allergenic silicone rubber that predominates.” Here and there, an object made of wood or ceramics makes its appearance, with an emphasis on the craftsmanship. Studio Oooms and Davy Grosemans designed a dildo in Delft blue for the Dutch Souvenirs project (launched by the European Ceramic Work Centre in ’s Hertogenbosch). The Milkmaid is quite remarkable, on the one hand because of the historical allusion, for the object draws inspiration from the innocent painting by Johannes Vermeer entitled Het melkmeisje, and on the other hand because of the way the material is used. The decision to use ceramics and cork increases the perceived value, and the imprint in Delft blue makes the object seem like a souvenir: nostalgic and naïve. This impression is further reinforced by the accompanying handcrafted cotton case with a clasp made of two Delft blue beads. Ann observes: “I am delighted that designers are getting into erotica and presenting a surprising vision. It is a shame, though, that the result is not always affordable.” Coup de foudre The design of packaging was disastrous in the early years of the Erotische Verbeelding shop, recalls Ann. Vulgar, derogatory to women or simply ugly. “After receiving a delivery, the first thing we did was to rip the products out of their packaging. Later we decided to devise our own solution for presentations to customers and the press. In the long run the suppliers were also happy with this. Nowadays there is increasing realisation of the importance of attractive packaging. Catalogues such as those of the Swedish brand LELO are designed in a tasteful manner, with nice photography. As you glance through it, you see that it
17
Isla deep rose,, Lelo Forbidden fruit,, Rianne S Tit Lamp,, Studio Job
gegeven, met frisse fotografie. Wanneer je die doorbladert draait het niet hoofdzakelijk om seks, maar om producten om verliefd op te worden. Coup de foudre, zoals de Fransen dat zo mooi zeggen.” Geen lusten zonder lasten Design is weliswaar verleidelijk, maar functionaliteit blijft voorop staan. Tal van nadelen liggen op de loer en ontwerpers zoeken bedrijvig naar oplossingen. De lat ligt hoog: we willen waterproof, geluidsarm, regelbaar, gebruiksvriendelijk. Lelo introduceerde als één van de eerste fabrikanten een adapter voor zijn producten, waardoor batterijen overbodig worden. Ann: “Ik beschouw dat als de belangrijkste ontwikkeling van de afgelopen jaren. Daarna is het wat stil gebleven. Wekelijks worden er nieuwe producten uitgebracht, maar lang niet alles is baanbrekend. Soms zit er iets vernieuwends tussen: een vibrator die aangesloten kan worden op een iPod en trilt op de beat van de muziek.” Wat betekent het dan dat een bedrijf als Philips twee jaar investeerde in onderzoek en ontwikkeling van een vibrator? “Het is een goed teken dat grote elektronicabedrijven deze sector serieus nemen. Tegelijkertijd voeren commerciële belangen de boventoon. Persoonlijk vind ik het product dan ook tegenvallen. Twee jaar onderzoek lijkt trouwens lang, maar dat valt wel mee in vergelijking met bedrijven waarvoor dit hun hoofdactiviteit is. Durex, wereldwijd marktleider in condooms, voert nu ook campagne voor een glijmiddel. Ik vind het een afschuwelijk product. Met andere woorden: schoenmaker, houd je bij je leest. De beste producten komen nog altijd van producenten die zich er jarenlang met perfectionisme op gestort hebben.”
18
is not primarily about sex but about products for falling in love. Coup de foudre, as the French put it so nicely.” No pleasure without pain Design may well be seductive, but functionality remains at the forefront. Many pitfalls lie along the way and designers are eagerly searching for solutions. The bar is set high: we want things to be waterproof, quiet, adjustable, user-friendly. Lelo was one of the first manufacturers to introduce a power adapter for its products, so that batteries would not be necessary. Ann remarks: “I consider that the most important development of the past few years. After that, things stood still for a while. Every week new products appear on the market, but not everything is breaking new ground, by any means. From time to time something innovative comes along: a vibrator that can be connected to an iPod and that vibrates to the beat of the music.” What does it tell us if a company like Philips invests two years into the research and development of a vibrator? “It’s a good sign that major electronics companies take this sector seriously. At the same time, commercial interests take the upper hand. Personally, I tend not to like the product either when that is that case. Two years of research may seem long, but that’s not so much in comparison with companies for whom that is the principal activity. Durex, the global market leader in condoms, is now also conducting an advertising campaign for a lubricant. I find it a terrible product. In other words, shoemaker, stick to your last. The best items are still made by manufacturers who have invested years into perfecting their products.” Open and exposed There is gradually less and less hesitation about open displays of erotica. In the early years Ann Cuyvers was often asked why her shop was
open during the day. “People were surprised that we were open from 11 am until 6 pm, that there were people who would go to the greengrocer and then stop off at Erotische Verbeelding. Fortunately, that mentality has changed. Many sex shops and erotica stores are now open during daylight hours, and appear welcoming. Red-light districts are being cleaned up and there is more social control.” At the same time, the latest gadgets are also being demonstrated in living rooms, as in the case of Upperdare home parties, the initiative of two Flemish women. Ann is familiar with the phenomenon but isn’t too fond of the idea: “Not jumping on that bandwagon may well represent a commercial loss for my shop, but I’d rather see that than interfere with someone’s privacy.” Designer Wendy Rameckers came up with a display concept in 2005 to make things easier for men who wish to buy lingerie: a wall of busts with all sorts of silicone curves. The idea is based on the notion that men have a selective memory: they know without fail the brand and make of their car or the latest score of their favourite football club, but ask them their girlfriend’s bra size and you will get a blank stare. Although several lingerie shops have shown an interest, the design was realised for practical and financial reasons. Ann had never heard of a wall of busts: “It’s a nice idea, but very abstract, without an actual body around it. And is it really so terrible, after all, if he sometimes buys the wrong size? Occasionally erotic objects make it into a museum. Recently, Tit Lamps have come to adorn the Job Lounge of Studio Job in the Groninger Museum. The voluptuous pink lamps were made by the renowned Venetian glass blower Venini. According to the museum director, Kees van Twist, they are in the form of pendulous breasts or full condoms. At any rate, they make for an ironic collision with the former business function of
Open en bloot Er is geleidelijk minder schroom over de openlijke presentatie van erotica. De eerste jaren kreeg Ann Cuyvers vaak de vraag waarom haar winkel overdag open was. “Men verbaasde zich over het feit dat we gewoon van elf tot zes open zijn, dat er mensen zijn die eerst naar de groenteboer gaan en daarna naar de Erotische Verbeelding. Gelukkig is die mentaliteit veranderd. Veel seksshops en erotheken zijn nu op klaarlichte dag open en hebben een toegankelijke uitstraling. Rosse buurten werden aangepakt en er is meer sociale controle.” Tegelijkertijd worden de nieuwste snufjes ook in de huiskamer gedemonstreerd, zoals bij de Upperdare homeparty’s, een initiatief van twee Vlaamse vrouwen. Ann is bekend met het fenomeen maar ziet het idee niet zo zitten: “Dat betekent wellicht een commercieel verlies voor mijn winkel, maar liever dat dan inbreuk plegen op iemands privacy.” Ontwerpster Wendy Rameckers bedacht in 2005 een winkelconcept om de drempel voor mannelijke lingeriekopers te verlagen: een borstenwand met allerhande siliconenrondingen. Het idee is gebaseerd op het feit dat mannen een selectief geheugen hebben: ze weten feilloos het merk en type van hun auto of de laatste score van hun favoriete voetbalclub, maar vraag hen naar de cupmaat van hun vriendin en ze moeten het antwoord schuldig blijven. Hoewel verschillende lingeriezaken interesse toonden, werd het ontwerp om praktische en financiële redenen niet uitgevoerd. Ann had nog nooit van de borstenwand gehoord. “Het is een mooi idee, maar erg abstract, zo zonder een echt lijf eromheen. Volgens mij gaat het de man niet echt helpen. Is het trouwens wel zo erg dat hij soms de verkeerde maat koopt?” Soms halen erotische objecten het museum. Tit Lamps sieren sinds kort de Job Lounge van Studio Job in het Groninger Museum. De wulpse roze lampen werden vervaardigd door de beroemde Venetiaanse glasblazerij Venini. Ze hebben – volgens museumdirecteur Kees van Twist – de vorm van hangborsten of gevulde condooms. Ze zorgen in ieder geval voor een ironische botsing met de eerder zakelijke functie van de lounge. In 2009 en 2010 werd het thema ‘erotiek’ op een meer reflexieve manier in een museale context geplaatst met de tentoonstelling Lingam, eerst in Stockholm, daarna nog in Utrecht en Bergen. Ruim honderd ontwerpers toonden hedendaagse interpretaties van het eeuwenoude fallussymbool dat staat voor leven en vruchtbaarheid. In Utrecht vond de prikkelende tentoonstelling onderdak in het Museum Catharijneconvent en deze ongewone (want semi-religieuze) setting gaf bezoekers stof tot nadenken over de context van seksualiteit en vruchtbaarheid. Tarzan in een nieuw jasje Van slaapkamer tot huiskamer, winkelstraat en museum. Bestaan er eigenlijk nog taboes in de erotiek? Ann Cuyvers aarzelt. “Niet echt. Maar ik pleit ervoor dat taboes niet volledig zouden verdwijnen. Openheid hoeft niet te betekenen dat de inhoud van het nachtkastje openbaar wordt. Spanning moet er zijn.” Er is zeker sprake van een ‘ver-designing’ van de erotische industrie, hoewel vernieuwing in functionaliteit voorlopig de grootste uitdaging blijft. Toch hoeft de branche niet van nieuwigheden te leven. We moeten het nu meer hebben van het upgraden van de klassiekers. “Tarzan, ’s werelds best verkochte vibrator, mag wel eens in een nieuw jasje gestoken worden. Daar bestaat geen mooie versie van. Ook zouden alle zintuigen meer geprikkeld mogen worden: proeven, voelen, zien, ruiken. Je hebt geurkaarsen en massageolie maar daar blijft het vaak bij. Er wordt te weinig gebruikgemaakt van hypersensitiviteit in de erotische industrie. Verder valt er in de toekomst misschien winst te halen uit ecologische producten. Maar ik denk dat we al heel blij mogen zijn dat het aanbod de afgelopen twintig jaar zoveel genuanceerder is geworden.”«
Hilde Dedecker voor Lingam, Museum Catharijneconvent Utrecht
the lounge. In 2009 and 2010, the theme of ‘eroticism’ was featured more thoughtfully in a museum context with the Lingam exhibition, first in Stockholm and then in Utrecht and Bergen. More than one hundred designers exhibited contemporary interpretations of an ancient phallic symbol that represents life and fertility. In Utrecht the stimulating exhibition was hosted by the Catharijneconvent Museum and this unusual setting (given its semi-religious nature) gave people food for thought about the context of sexuality and fertility. Tarzan in a new jacket From bedroom to living room, shopping street and museum. Are there any taboos left at all in eroticism? Ann Cuyvers hesitates. “Not really. But I would argue that taboos should not disappear completely. Openness need not mean that you must lay open the contents of your nightstand. There must be some suspense.” There is certainly talk of redesigning the erotic industry, although renewal in functionality still remains the greatest challenge. Yet the sector does not live by novelty alone. We have to be more involved in upgrading the classics. “Tarzan, the world’s bestselling vibrator, could be given a new look. There is no attractive option. And one could do better to stimulate all the senses: taste, touch, sight, smell. You’ve got scented candles and massage oil, but that’s often as far as it goes. Not enough use is made of hypersensitivity in the erotica industry. And in the future it may be possible to make money on ecological products. But I think that we should be quite happy that the range of what is on offer has become so much more nuanced over the past twenty years.”«
19
Slow, Stefan Schöning voor Eternum
IV
Sensaties van het supergewone Jaloers op de archetypische vorm
Sensations of the super normal Envious of the archetypical form
Jaloezie is dan wel een hoofdzonde, maar moet niet altijd een negatieve bijklank hebben. Vaak gaat het om een gezonde bewondering, een emotie die gedrevenheid en creativiteit stimuleert. Zo kan men bijvoorbeeld jaloers zijn op een uitgepuurde lijn. Dat levert dan intrigerende beelden op, niet alleen bij Le Corbusier, maar ook in recente ontwerpen van onder meer Stefan Schöning en Aniek Meeldijk.
Envy might be one of the cardinal sins, but it doesn’t always have to sound like a negative. It can often be a healthy admiration, an emotion that stimulates perseverance and creativity. A person can be envious of a clean line, for example. This yields intriguing images, not only from Le Corbusier, but in recent designs by Stefan Schöning, Aniek Meeldijk and others.
Lut Pil
Het verband tussen design en jaloezie, het wordt soms openlijk verwoord. In een artikel over bricolage in het 22ste nummer van Mister Motley wijst Luna van Loon op het verschil Bone Chair, tussen creativiteit uit pure noodzaak en een Joris Laarman. © Joris Laarman Lab creativiteit die ontstaat in een land waar alles in overvloed aanwezig is: “Het boek Objets Réinventés. La création populaire à Cuba (2002) toont de meest fantastische vondsten waarmee de doorgaans arme Cubaan zijn bestaan wat meer kleur geeft. Het zijn uitvindingen waar ze bij Droog Design jaloers op zouden zijn.” Droog Design kende op zijn beurt dan weer een succes waar anderen enkel van konden dromen. Dit werd duidelijk verwoord in het juryrapport van de Benno Premselaprijs 2007, uitgereikt aan Renny Ramakers en Gijs Bakker, de initiatiefnemers van Droog: “De impact van Droog Design is uitzonderlijk groot. Iedere generatie kan alleen maar hopen dat zoiets gebeurt. […] Droog heeft ervoor gezorgd dat er voor Nederlandse vormgeving een internationaal speelveld is gecreëerd. Binnen andere disciplines wordt jaloers gekeken naar de wijze waarop deze internationale push tot stand kwam.” Jaloezie heeft hier niet de negatieve connotatie die er meestal aan wordt gegeven. Op iets of iemand jaloers zijn kan immers ook positief geïnterpreteerd worden en inspirerend werken. Designers kijken soms met een zekere afgunst naar de creativiteit van anderen of naar de vrijheid in andere disciplines. Vele mensen – en niet in het minst wetenschappers en designers – benijden het ingenieuze van de natuur en bestuderen haar principes om deze zelf te kunnen toepassen in nieuwe domeinen. Computermodellen bootsen natuurlijke processen na, bijvoorbeeld de groei van botten, om zo te bepalen waar materiaal noodzakelijk is en waar overbodig. Deze berekeningen liggen aan de basis van de structuur van de bekende Bone Chair van Joris Laarman uit 2006. “De schoonheid van de natuur, het groeien, is nooit geometrisch. Uiteindelijk vertoont natuurlijke groei dit soort krommingen. Indien de evolutie een stoel zou gemaakt hebben, zou het er een geweest zijn die op deze zou gelijken”, zo vertelt Laarman. Ook Le Corbusier was jaloers op de wetmatigheden van de natuur, met name de natuurlijke selectie, waarin hij meteen ook het model herkende voor de productie van objecten. In vazen, glazen, flessen en borden bijvoorbeeld, herkende Le Corbusier gebruiksobjecten die beantwoorden aan vereisten van maximale capaciteit, maximale sterkte en maximale inzet van zowel materialen als arbeid (Le ( Purisme, 1921). Met de opkomst van de machine werd dit probleem van selectie nog dwingender. De toekomst lag voor Le Corbusier niet in design dat historische, decoratieve stijlen nabootste, wat door de mechanisatie op een betaalbare wijze haalbaar was geworden. Machinale selectie diende zich eerder te richten op universele, uitgezuiverde vormen, waarvan ook de gebogen lijnen getuigen van kracht, precisie en mathematische orde. De typeobjecten die hij hierbij voor ogen had, vormen stillevens in zijn ‘puristische’ schilderijen en zijn de tegenpolen van de ‘bric-à-brac’ en de ‘decoratieve kunsten’, zoals hij de designproductie van zijn eigen tijd bestempelde. Zijn manifest L’art décoratif d’aujourd’hui (1925), een reactie op de Exposition internationale des arts décoratifs et industriels modernes van 1925 in Parijs, publiceerde glas- en vaatwerk dat meteen herkenbaar is in zijn archetypische vorm. Die essentie is ook aanwezig in de ontwerptaal van Stefan Schöning. “Herleiden tot de pure essentie, dat vind ik boeiend. Dat is wat we nastreven.” Op zijn website is hij even duidelijk: “Als je een lijn tekent moet die alle andere overbodige lijnen vervangen. Het moet díe lijn zijn, met al zijn karakteristieken. Dit is absoluut noodzakelijk om de wereld te vrijwaren van rommel en buitensporigheid.” Voorbeelden hiervan zijn voor hem onder meer het design van Dieter Rams en het Super Normal-concept dat Naoto Fukasawa en Jasper Morrison vanaf 2005 verdedigen. Super Normal is een designmanifest waarin design – net zoals bij Rams – terug tot de essentie wordt gebracht. Die essentie omschrijft Morrison als iets dat je met de grootste voldoening gebruikt zonder dat je moet nadenken over de vorm of zonder dat je een verborgen boodschap moet ontcijferen. Super Normal is “de essentie van het gewone”, “een geconcentreerde vorm van wat iedereen bij een bepaald object verwacht” en waarvan de kwaliteit duidelijk wordt in
The link between design and envy is sometimes worded openly. In an article on bric-à-brac in the 22nd issue of Mister Motley, Luna van Loon refers to the difference between creativity through pure necessity and the creativity that arises in a country where everything is available in abundance: “The book Objets Réinventés. La création populaire à Cuba (2002) shows the most fantastic finds with which the generally impoverished Cubans bring a little more colour to their existence. They are discoveries that Droog Design would be envious of.” Droog Design in turn enjoyed the sort of success that others can only dream of. This is clearly stated in the jury’s report for the Benno Premsela Prize for 2007, awarded to Renny Ramakers and Gijs Bakker, Droog’s initiative takers: “Droog Design has had an exceptionally huge impact. Each new generation can only hope for something similar. […] Droog ensured the creation of an international playing field for Dutch design. Other disciplines looked on with envy at the way in which this international push came about.” Here, envy does not have the negative connotation it usually carries. This is because being envious of something or someone can also be interpreted positively and have an inspirational effect. Designers sometimes look with a certain envy at the creativity of others or the freedom of other disciplines. Many people – scientists and designers included – envy the ingenious side of nature and study its principles with a view to applying them in new areas. Computer models mimic natural processes, such as the growth of bones, to determine where material is needed or where it is superfluous. These calculations lie at the basis of the structure of the well-known Bone Chair by Joris Laarman in 2006. “The beauty of nature, growth, is never geometrical. Ultimately, natural growth shows these kinds of bends. If evolution had produced a chair, it would have made one that looks something like this,” Laarman tells us.
G-type sojasausflesje, sojasausflesje Masahiro Mori
21
Crown (links), Stefan Schöning voor Desalto San Pedro (rechts), Stefan Schöning voor Feld
de context van het dagdagelijkse gebruik. Ook dit leidt tot design dat verwantschap vertoont met het archetypische. “De designfilosofie van Super Normal vind ik fantastisch”, aldus Stefan Schöning. “Ook de ondertitel Sensations of the Ordinary is veelzeggend. Telkens wanneer Jasper Morrison iets nieuws maakt, kan ik niet anders dan toegeven: he did it again. Ik kan me dus vinden in hun filosofie, maar ik zal er geen dogma van maken.” Super Normal toont de eenvoud in al zijn evidentie, terwijl die evidentie lang niet zo vanzelfsprekend is. Het is een eenvoud die doordacht is en zich richt op gebruiksgemak, wat vaak tot iconische producten leidt, zoals een stoel die iedereen voor zich ziet als hij aan een stoel denkt. Gevraagd naar een voorbeeld uit Super Normal vermeldt Stefan Schöning het gekende G-type sojasausflesje uit 1958 van de Japanse keramiekontwerper Masahiro Mori. “De tuit suggereert het gieten. De eenvoud is tegelijkertijd heel functioneel. Het flesje heeft geen handvat maar het vasthouden zit wel in de vorm en lost meteen ook het probleem van links- of rechtshandig op. En de kleine opening bovenaan is nodig voor de luchtdruk die je nodig hebt bij het gieten. Ook het ganzenei, een ander voorbeeld van Super Normal, heeft een eenvoud om jaloers op te zijn, een eenvoud die meer is dan gewoon normaal. Super Normal beschrijft het goed: door de schaalverandering – het is geen kippenei – zien we het gewone opnieuw, alsof we het voor de eerste keer zien. Als je met het gewone iets doet, krijgt het extra aandacht. Hoe maak je bijvoorbeeld een kapstok minder banaal? Crown is een kapstok met een cirkel als voet, drie opgaande lijnen als staander en een gebogen lijn die uitnodigt om er jassen aan op te hangen. De gebogen lijn maakt het ontwerp interessant: zijn beweging kan oneindig voortgaan en tegelijkertijd vormt hij een kroon. Het is een mooie metafoor voor een oneindige rij gasten of voor het oneindig mogen terugkomen van de gasten.” Eenzelfde surplus typeert de kapstok San Pedro. Hij ontleent zijn naam aan de San Pedro-cactus, een cactus die zo hoog groeit dat hij uiteindelijk omvalt en opnieuw wortel schiet. In het ontwerp is de cactus herleid tot vijf dunne ribben met naalden die naar binnen en buiten zijn gericht en op verschillende hoogten zijn aangebracht, zodat ook kinderen hun jas kunnen ophangen. Opnieuw gaat het om een intensivering van de uitnodiging: zoals de cactus zich blijft hernieuwen, zo staat de kapstok telkens opnieuw klaar om bezoek te verwelkomen.
22
Le Corbusier too was envious of the laws of nature, i.e. natural selection, in which he immediately recognised the model for producing objects. In vases, glasses, bottles and plates for example, Le Corbusier recognised utensils that meet the requirement of maximum capacity, maximum strength and maximum use of both materials and labour (Le Purisme, 1921). With the arrival of the machine, this selection issue had even greater urgency. For Le Corbusier, the future lay not in design that imitated historic, decorative styles, which had become affordably feasible through mechanisation, but rather that machine selection should be geared towards universal, clean forms, the curved lines of which also revealed power, precision and mathematical order. The object types he had in mind became still lifes in his ‘puristic’ paintings and are the opposite pole of ‘bric-à-brac’ and the ‘decorative arts’, as he labelled the design production of his own time. His manifesto, L’art décoratif d’aujourd’hui (1925), in response to the Exposition internationale des arts décoratifs et industriels modernes of 1925 in Paris, published glass and dinnerware that is immediately recognisable due to its archetypical form. This essence is also present in the design language of Stefan Schöning. “Reducing things to their essence is what I find fascinating. It is what we are trying to do.” He is just as forthright on his website: “When you draw a line, it should replace all the other superfluous lines. It must be that line, with all of its characteristics. This is absolutely necessary in order to rid the world of clutter and excessiveness.” As examples, he cites, among others, the design of Dieter Rams and the Super Normal concept espoused by Naoto Fukasawa and Jasper Morrison since 2005. Super Normal is a design manifesto in which design – as is the case with Rams – is brought back to its essence. Morrison describes this essence as something you use with the greatest of satisfaction without ever having to consider its form or decipher its hidden message. Super Normal is “the essence of the ordinary”, “a concentrated form of what everyone expects of a given object” and the quality of which becomes clear in the context of everyday use. This too leads to design that demonstrates an affinity to the archetypical. “I find the Super Normal design philosophy fantastic,” says Stefan Schöning. “The subtitle Sensations of the Ordinary also says a lot. Every time Jasper Morrison creates something new all I can say is: he did it again. I can really agree with their philosophy, but I’m not going to be dogmatic about it.” Super Normal reveals simplicity in all its obviousness, whereas that very obviousness has not been as self-explanatory for a long time. It is well conceived simplicity that aims to achieve ease of use, which often leads to iconic products, such as a chair that everyone imagines when they hear the word chair. When asked for an example of the Super Normal, Stefan Schöning mentions the well-known G-type soy sauce bottle (1958) by Japanese ceramics designer Masahiro Mori. “The spout suggests pouring. The simplicity is at the same time the functional. The bottle has no handle but the grip is obvious from the shape and this solves immediately the problem of
Young,, Stefan Schöning voor Demeyere
Propeller, Stefan Schöning voor Coccodrillo
Ook de kookpotten uit de instapreeks Young voor Demeyere beantwoorden aan de beeldtaal van Stefan Schöning. Als archetype van een kookpot hebben ze tegelijkertijd alles in zich: rust, subtiliteit en evenwicht. “Vele ontwerpen zijn te vergezocht. Het is moeilijker om iets een rustige en eenvoudige uitstraling te geven. Schoonheid komt voort uit functie, en dan is de vorm het resultaat van die functie.” Stefan Schöning hecht bijvoorbeeld veel belang aan het handvat van een waterketel: hoe moet die eruitzien zodat je de ketel gemakkelijk kan vasthouden zonder je handen te verbranden? De ontwerper toont zich hier een verre erfgenaam van de Britse designhervormers uit het midden van de 19de eeuw. Binnen de beperkingen en mogelijkheden van een industriële productie zochten figuren zoals Henry Cole, Richard Redgrave en Owen Jones naar universele principes die materiaal, constructie en decoratie afstemden op functie en gebruiksgemak. De producten die zij voordroegen, hadden vaak elegante en rustige contouren als resultaat van een zoektocht naar optimale functionaliteit. Dit zoeken naar een essentie vertaalt zich bij Stefan Schöning in wat een ‘klare lijn’ kan worden genoemd. Het is een rode draad in zijn werk en toont zich opnieuw in het bestek dat recentelijk werd gelanceerd. Het bestek wil ‘slow’ zijn, wil gebruikt worden tijdens diners waar men tijd heeft om van de maaltijd te genieten, als tegenhanger voor de fastfoodcultuur. Een langgerekte beweging definieert het mes, de vork en de lepel. Er is geen scheiding tussen de delen. Niets is scherp, bruusk of agressief. De contouren zijn bijna een letterlijke vertaling van een ‘trage’ lijn. “Het is zoeken naar een perfectie, vanuit mijn intuïtie. En hopen dat de opdrachtgever er ook zo over denkt. Ergens heb je een projectie van die perfecte lijn in gedachten. Die vormt een leidraad voor wat je tekent en hertekent. Op een bepaald moment moet het ontwerpen wel stoppen, want als designer zal je altijd met onrust gaan slapen en opstaan.” Ook Spoon, een prototype van een chaise longue en Propeller, een schoenlepel voor de Antwerpse winkel Coccodrillo, lijken uitgezuiverd tot een bijna onwezenlijke abstractie. Het streven naar zuiverheid kan je binnen een bepaalde productcategorie echter niet eindeloos herhalen. Daarom staat het designbureau van Stefan Schöning open voor verschillende opdrachten, want het wíl en kán geen tien bestekken of tien stoelen tekenen. Elk ontwerp verraadt de eigen stijl en die kan je niet zomaar veranderen.
left or right-handedness. And the small opening at the top is needed to relieve the air pressure for pouring. The goose egg, another example of the Super Normal, has a simplicity to be envious of, a simplicity that is more than normal. Super Normal describes it well: due to the change of scale – it is far from a chicken egg – we are simply seeing it again as if we are looking at it for the first time. If you do something with the normal, it gets extra attention. For example, how do you make a coat stand less banal? Crown is a coat stand with a circle for a foot, three rising lines as standards and a curved line that invites you to hang your coat. The curved line is what makes the design interesting: its movement can continue without end, and yet at the same time it forms the crown. It is a beautiful metaphor for an endless row of guests or for an endless invitation for those guests to come round.” A similar surplus is what typifies the San Pedro coat rack. It gets its name from the San Pedro cactus, which grows so tall that it eventually falls over and takes root again. In the design, the cactus is reduced to five thin ribs with ‘needles’, directed inward and outward and set at different heights, so that children can hang their coats too. Once again, it is an intensification of the invitation: just as the cactus continues to renew itself, so the coat rack is always ready to welcome a new visit. The cooking pots in the entry level series, Young, by Demeyere, comply with Stefan Schöning’s language of imagery. At the same time they have everything of the essence of the archetypal cooking pot: calm, subtlety and balance. “Many objects are too far-fetched. It is harder to give something a calm and simple feel. Beauty arises from function, and the form is then the result of that function.” Stefan Schöning believes, for example, that the handle of a kettle is extremely important: how should it look if you are to be able to take hold of it without burning your hands? The designer shows himself here to be a distant heir of the British design reformers of mid-19th century. Within the confines and possibilities afforded by industrial production, figures such as Henry Cole, Richard Redgrave and Owen Jones sought universal principles that ordered material, construction and decoration in terms of function and ease of use. The products they singled out often had elegant and calming contours that resulted from a search for optimal functionality. This search for essence can be translated in the case of Stefan Schöning into what might be called a ‘clean line’. It is a theme throughout his work and it reveals itself again in the recently launched cutlery set. The cutlery wants to be ‘slow’, wants to be used at dinners where people have the time to enjoy the meal, contrary to the fast food culture. An elongated movement defines the knife, the fork and spoon. There is no separation of parts. Nothing is sharp, abrupt or aggressive. The contours are almost a literal interpretation of a ‘slow’ line. “It is a search for perfection, from my intuition. The hope is that the client will also think of it that way. Somewhere in your mind, you have a projection of that perfect line. It sets the theme for what you draw and redraw. At a given point, the design work has to stop, for as a designer you will always sleep and wake with a feeling of unrest.” Spoon, a prototype for a chaise longue, and Propeller, a shoehorn for the Antwerp store Coccodrillo, both appear to be reduced to an almost ethereal abstraction. However, you cannot endlessly repeat the pursuit of purity in a given product category. This is why Stefan
23
Foto: Kris Blondeel
Foto: Anne Ausloos
Dip & Dye, Aniek Meeldijk. Foto: Aniek Meeldijk
Schöning’s design firm is open to varied assignments because it can’t and won’t design ten cutlery sets or ten chairs. Each design carries the seeds of its own style and this are not something you can just change. The purity of the archetypical object also came to the fore in a recent project by Aniek Meeldijk, albeit not an industrial production piece. She too is envious of archetypical, perfect forms and gives this envy a dual significance: to her, a vase is a functional object and a sculpture for which the ideal form should be sought. For that reason, she starts out from basic archetypical shapes – the vase as we might draw it in a single flowing movement – and cuts it from folded paper, so as to build up an inventory of ideal images. “After I had made my selection (by asking people to pick out their perfect vase), I made the shapes life-size from paper first. I was able to work on a plaster turning machine at the European Ceramic Workcentre. You start out with a plaster cylinder that spins really fast. You decide what part of that shape will be cut away. Whatever you take away cannot be added back later. Gone is gone. So you are constantly asking yourself: do I carry on or do I stop? If I want to, I can spend a week on one form, but there comes a time when you have to say to yourself that you are done. And that the form is finished. Perfect is a word I rarely dare to use.” This longing for perfection has a critical undertone, which comes from a parallel of vase and body. This link manifests itself not only in the language, but visually: a vase, like a human body, has a belly and a neck that can have an almost unattainable perfection. Many people are envious of the perfect body and measure themselves against a superimposed and at the same time unattainable ideal of beauty. But what if you achieve perfection? Aniek: “I came to understand that perfection is a very difficult and subjective concept. I wondered too whether I was really looking for an average size, a vase that was simply nicely proportioned. But when I thought I had achieved that perfect, archetypical vase, I still wasn’t satisfied. These archetypical forms might be more interesting if a change takes place, a change that isn’t made, but which
24
De puurheid van het archetypische object duikt ook op in een recent project van Aniek Meeldijk, weliswaar los van de industriële productie. Ook zij is jaloers op archetypische, perfecte vormen en geeft die jaloezie een dubbele betekenis: voor haar is een vaas een functioneel object én een sculptuur waarvoor een ideale vorm gezocht moet worden. Ze vertrekt daarom vanuit archetypische basisvormen – de vaas zoals we ze in één vloeiende beweging zouden tekenen – en knipt die uit dubbelgebouwen papier om er een inventaris van ideaalbeelden mee op te bouwen. “Nadat ik een selectie had gemaakt (door ook mensen te vragen hun perfecte vaas aan te wijzen) heb ik deze vormen eerst op ware grootte uit papier gemaakt. In het Europees Keramisch Werkcentrum mocht ik werken op een gipsdraaimachine. Je begint dan met een gipsen cilinder die heel hard begint te draaien. Jij bepaalt wat er van de vorm verdwijnt. Wat je weghaalt, kan niet meer worden toegevoegd. Weg is weg. Dus je bent in constant overleg met jezelf: ga ik door of stop ik? Als ik zou willen, dan kan ik wel een week aan één vorm blijven werken, maar op een gegeven moment moet je tegen jezelf zeggen dat je klaar bent. En dat de vorm dus af is. Perfect durf ik bijna niet te zeggen.” Die hang naar perfectie krijgt een kritische ondertoon, vanuit een parellellie tussen vaas en lichaam. Die link manifesteert zich niet enkel in de taal maar evenzeer visueel: een vaas heeft net als een lichaam een buik en een hals die een haast onbereikbare perfectie kunnen bezitten. Vele mensen zijn jaloers op het perfecte lichaam en meten zich met een opgedrongen en tegelijkertijd onbereikbaar schoonheidsideaal. Maar wat als de perfectie bereikt is? Aniek: “Ik kwam erachter dat perfectie een heel moeilijk en subjectief begrip is. Ik vroeg me ook af of ik niet eerder op zoek was naar een gemiddelde maat, een vaas die gewoonweg mooi in verhouding is. Maar toen ik dacht dat ik die perfecte, archetypische vaas had bereikt, was ik toch nog niet tevreden. Die archetypische vormen zouden misschien interessanter worden wanneer er een verandering plaatsvindt, een verandering die niet aangebracht wordt maar spontaan ontstaat.” Gefascineerd door fysische en chemische reacties laat Aniek Meeldijk vervormingen toe: de vaas die barst door te experimenteren met de verhoudingen van de klei, of de vaas die gedeeltelijk inkrimpt door een (anorganisch) zout. In deze processen speelt toeval een rol. “Ik vind het mooi om iets te maken waarin ik de controle uit handen geef, zodat er iets kan ontstaan dat
me verbaast. Die chemische reacties kunnen bijvoorbeeld ontstaan tijdens het droogproces en het stoken. Juist die imperfectie maakt de vaas interessant. Na veel testen had ik ook een aantal glazuren ontwikkeld die zelf werden opgenomen door de vaas. Hierdoor ontstonden de Dip & Dye-vazen (2011). Ik liet het decoreren van de vaas door de vaas zelf gebeuren: omdat de scherf van de vaas heel poreus was, zoog de vaas de vloeibare glazuur helemaal op.” In Loam Vase – Seeking perfection? (2011) krijgt dit verlangen naar perfectie een erg drastische commentaar: schoonheid is vergankelijk. Aniek Meeldijk had er veel tijd en energie voor over om de Loam Vase te maken. De leem, een kalkachtige klei, heeft ze zelf in een steengroeve opgegraven. Ook nu werd er eerst een prototype gemaakt, dan een mal waarin de leem werd gedrukt. De vorm werd tot in de kleinste details afgewerkt, gedroogd en gestookt. En dan ... verbrokkelt de vaas. De kalkhoudende klei zwelt immers door de opname van vocht uit de lucht en valt langzaam in gruis uiteen. Het roept het verhaal op van de ongebakken vazen van de “bijzonder getalenteerde” pottenbakker Yi Sampyong zoals Peter Verhelst dit in Huis van de aanrakingen (2010) vertelt. Samen met andere porseleinbakkers zou Yi Sampyong in 1616 door Japan zijn ontvoerd om het geheim van het Koreaanse porselein te onthullen en te verspreiden. Gezeten op de berg waar ze naartoe zijn gebracht, zal Yi “vaas na vaas uit de klei tevoorschijn halen, met wanden die zo dun zijn dat de vingers aan de buitenkant de vingers aan de binnenkant lijken te raken – twee handen aan beide zijden van een kledingstuk. De klei zal door de zon, die af en toe door de wolken breekt, genoeg verharden om elke vaas zijn eigen gewicht te laten dragen. De voeten van de tere vazen zijn met kwarts ingelegd, zodat ze schitteren als met edelstenen beklede muiltjes. Natuurlijk weet Yi dat de ongebakken vazen geen week zullen overleven in de openlucht, maar misschien is dat net wat hij wil. Dat de regen de klei zal laten smelten, dat de zon de klei tot stof zal herleiden en dat de wind de korrels weg zal blazen, zodat het kwarts bloot zal komen te liggen, onweerstaanbaar blikkerend, zodat de trekvogels ze mee zullen nemen naar Korea.” In het spoor van de jaloezie kunnen krachtige en poëtische beelden ontstaan.«
happens spontaneously.” Fascinated by physical and chemical reactions, Aniek Meeldijk allowed distortions: the vase that cracks through experiments on the proportions of the clay, or the vase that partially shrinks due to an (inorganic) salt. Coincidence plays a role in these processes. “I think it is great to make something in a situation where I give up control, so that things happen that surprise me. These chemical reactions can take place, for example, during the drying process and during firing. This imperfection is precisely what makes the vase interesting. After lots of testing, I also developed several glazes that are actually absorbed by the vase. This gave rise to the Dip & Dye vases (2011). I allow the vase to control its own decoration: because the shell of the vase was very porous, the vase completely absorbed the liquid glaze.” In Loam Vase –Seeking perfection? (2011), this longing for perfection carries a drastic idea: beauty is perishable. Aniek Meeldijk had plenty of time and energy left to make the Loam Vase. She located the loam, a chalky clay, herself in a stone quarry. Here too she starts by making a prototype, then a mould into which the loam is pressed. The form is finished down to the tiniest details, then dried and fired. And then... it crumbles. This is because the chalky clay swells by absorbing moisture in the air and gradually breaks into pieces. It is reminiscent of the story of the unfired vases of the “extremely talented” potter Yi Sampyong, as told by Peter Verhelst in Huis van de aanrakingen (2010). Along with other porcelain makers, Yi Sampyong was taken by force to Japan in 1616 to reveal and spread the secret of Korean porcelain. Sitting on the mountain to which they had been brought, Yi “conjures up vase after vase in the clay, with walls so thin that the fingers on the outside appear to touch the fingers on the inside – like two hands on either side of a piece of clothing. The clay is hardened by the sun, which appears now and again from behind the clouds, just enough to enable each vase to support its own weight. The feet of the delicate vases are inlaid with quartz, so that they glitter like bejewelled slippers. Of course, Yi knows that the unfired vases won’t last a week in the open air without firing, but perhaps this is just what he wants – that the rain melts the clay, that the sun reduces it to dust and that the wind blows the grains away, so that the quartz lies upon the bare ground, gleaming so irresistibly that the birds pick it up and carry it back to Korea.” Envy can be the motivator behind powerful and poetic images.«
Loam Vase Seeking Perfection?, Perfection? Aniek Meeldijk
25
V
Steeds op zoek naar nieuwe horizonten
Hoe drie ontwerpers de grenzen
van hun domein overschrÄłden
Always in search of new horizons How three designers cross the boundaries of their fields
G55 lounger, Michäel Verheyden
Elien Haentjens
Elisa s nut, Michaël Verheyden
Gulzigheid, maar dan in de goede zin van het woord: Michaël Verheyden, Tim Van Steenbergen en Alain Berteau maken zich er steevast schuldig aan. Ze kunnen hun creatieve ei niet kwijt in één enkele discipline. Hun inspiratie drijft hen constant voort, op ontdekking naar nieuwe werelden. Drie creatieve gulzigaards over hun honger naar méér.
Michaël Verheyden: “Mijn ontwerpen zitten boordevol rituelen” Ik blijf me verbazen over het feit dat mensen het zo vreemd vinden dat ik me niet tot één discipline beperk. Nochtans voelt het voor mij erg natuurlijk aan. Al tijdens mijn studie werkte ik over verschillende disciplines heen. Ik studeerde productdesign maar was eigenlijk meer bezig met muziek, fotografie en mode. Als afstudeerproject heb ik dan ook multifunctionele mannenkleding ontworpen. Mijn voortdurende honger naar méér heeft geen strategische bedoeling, maar spruit voort uit mijn enorme passie voor het ontwerpen. Volgens mij typeert het mijn generatie om zich met meerdere disciplines tegelijk bezig te houden. En wellicht zal de volgende generatie het nog vanzelfsprekender gaan vinden. Dankzij de moderne technologische middelen leren zij van jongs af aan om te combineren, al bestonden er ook in het verleden al ‘gesamtkunstenaars’ à la Henry van de Velde. Met hem voel ik me verwant, of met iemand als Fabiaan Van Severen, die me tijdens mijn stage leerde dat goed vormgegeven objecten herkenbaar moeten zijn.
Greed, but in the best sense of the word: Michaël Verheyden, Tim Van Steenbergen and Alain Berteau are regularly guilty of it. They cannot fit their creative spirit into just one discipline. Their inspiration drives them ever farther along in quest of new worlds. Three creative gluttons talk about their hunger for more.
Michaël Verheyden: “My designs are full to the brim with rituals” I keep being surprised by the fact that people find it so strange that I do not limit myself to one discipline. And yet it feels so natural to me. Back in my student days I already worked across several disciplines. I studied product design, but was actually more interested in music, photography and fashion. For my final year project, I designed multifunctional men’s clothing. My enduring
Doordat ik zowel mijn handtassen als mijn home collection heb, houd ik het voor mezelf frisser. Want als ontwerper moet je een eigen vormentaal ontwikkelen, maar eens je die hebt, heeft het publiek ook bepaalde verwachtingen. Je kan dan niet meer te veel afwijken van wat anderen jouw stijl noemen, maar tegelijk mag je jezelf ook niet herhalen. Binnen die kleine marge ontwerpen is niet evident. Vanzelfsprekend is er een continue kruisbestuiving tussen mijn verschillende collecties. Mijn ervaring met stiktechnieken bij de handtassen laat me bijvoorbeeld toe om in mijn meubels met een fijnere, technisch moeilijkere detaillering te werken dan de meeste meubelbedrijven. Ook mijn liefde voor natuurlijke materialen, en leder in het bijzonder, is een weerkerend element. Zo voorzie ik een opbergpot uit koude natuursteen bijvoorbeeld van een ‘warmer’ lederen deksel, omdat dat aangenamer is om aan te raken. Mijn ontwerpen lijken eenvoudig, maar zitten boordevol rituelen. Dat verleent ze niet alleen een soort van vormelijke poëzie, maar laat ze ook baden in eenzelfde, tijdloze sfeer. Mijn tagline ‘understated chic’ geeft precies weer waar mijn klanten om vragen: voorwerpen in
hunger for more has no strategic significance, but springs forth from my enormous passion for design. I think that it is typical of my generation to work in several disciplines at once. And perhaps the following generation will see that as even more self-evident. Thanks to modern technological tools, they learn from a young age to combine different fields, even though in the past there had already been ‘universal artists’ in the manner of Henry van de Velde. I feel kinship with him, or with someone like Fabiaan Van Severen, who taught me during my internship that well designed objects must be recognisable. Because I have both a handbag line and a ‘home collection’ of my own, I am able to avoid getting into a rut. As a designer, you have to develop your own language of forms, but once you have done so, your public also has certain expectations. You can no longer deviate too much from what others call ‘your style’, but at the same time
Pocket money, Michaël Verheyden
you should not repeat yourself. Designing within that small margin is not so easy. It goes without saying that there is ongoing cross-fertilisation between my various collections. My experience with sewing techniques for handbags enables me to use a finer, technically more difficult detailing in my furniture than is the case with most furniture companies. My love for natural materials, and in particular leather, is also a recurring element. For instance, for a cold stone jar
27
Chrissie,, Michaël Verheyden Doblo Famille, Famille Michaël Verheyden
mooie, edele materialen en die naast esthetisch vooral ook bruikbaar zijn. Ze willen luxe, maar op een discrete manier. Daarom staat mijn logo nergens opvallend afgebeeld. Dat mijn klanten het zo verkiezen, was niet eenvoudig om uitgelegd te krijgen aan de mensen in mijn atelier in Marokko. Niet alleen vormelijk en technisch, maar ook commercieel is er een constante wisselwerking. Doordat de interieurcollectie momenteel bijvoorbeeld erg goed draait, delen ook de handtassen in dat succes. Zo mag ik binnenkort een capsulecollectie ontwerpen voor een Indiase concept store. Door die grote internationale weerklank van de home collection, met onder andere een publicatie in Wallpaper*, vragen mensen van over de hele wereld me de laatste tijd ook als consultant. Zo geef ik een Amerikaanse ontwerper van handtassen die me via de home collection ontdekte, technisch advies voor zijn eigen ontwerpen. Hoewel die rol als adviseur dus opnieuw heel wat perspectieven opent, ís en blíjft het mijn ultieme droom om me in de toekomst meer op kunst toe te leggen. Mijn erg vrije opleiding zit daar wellicht voor iets tussen. Want niet alleen moet je in kunst minder rekening houden met commerciële wetmatigheden, maar meer dan design of mode laat kunst ook toe om kritisch te zijn.
Tim Van Steenbergen: “Creativiteit bepaalt onze identiteit” Volgens mij is het niet meer van deze tijd om slechts met één ding bezig te zijn. Bovendien is de modewereld best absurd: elke zes maanden moet je een volledig nieuwe collectie ontwerpen die dan pas een half jaar later in de winkel ligt. Door de sterke concurrentie met grote huizen als Chanel of Dior stel ik me de vraag wie ik wil zijn. Me niet aan de strikte grenzen van de mode houden en een ‘creatief labo’ zijn, is mijn antwoord. Helemaal los van mijn eigen collecties staat mijn werk voor Luc Duchêne. Dat geeft me twee dagen per week een heel andere kijk op de modewereld. Want nu de overgang van Chine naar Luc Duchêne een feit is, sta ik niet alleen in voor de artistieke invulling van de collectie, maar denk ik ook mee over zakelijke aspecten zoals marktpositionering en export. Daarnaast ontwerp ik zonnebrillen voor Theo en schoenen voor Ambiorix, al zijn díe collecties wel gekoppeld aan mijn eigen naam. Bij Ambiorix waardeer ik de sterke verwevenheid met het ambacht. De schoenen vullen mijn kledingcollecties echt aan; bij de zonnebrillen voor Theo is de verwantschap misschien iets minder sterk. Dat Wim Somers en zijn team bij Theo vanuit een speelse creativiteit vertrekken zonder de commerciële realiteit uit het oog te verliezen, maakt de samenwerking voor mij bijzonder fijn. Voorafgaand aan mijn modestudie volgde ik een jaar theaterkostuumontwerp aan de Antwerpse Academie, maar iedereen raadde me aan om toch voor mode te kiezen. Ik maakte 28
I provide a ‘warmer’ leather cover to make it more agreeable to the touch. My designs seem simple, but are full to the brim with rituals. That lends them not only a sort of formal poetry, but also permeates them with one and the same timeless atmosphere. My tagline ‘understated chic’ reflects precisely what my clients want: objects in beautiful, noble materials and that are both aesthetic and above all practical. They want luxury, but in a discrete fashion. That is why my logo is never prominent. The fact that my clients like it this way was not easy to explain to the people in my workshop in Morocco. Not only in formal and technical terms, but also commercially speaking there is constant reciprocity. Thus the interior design collection is doing very well at the moment, and the handbag line shares in that success. Soon I will be able to design a capsule collection for an Indian concept store. Thanks to the broad international response to the home collection, including by way of an article published in Wallpaper*, people around the world have been asking me to serve as a consultant. For example, I have given an American handbag designer who discovered me via the home collection technical advice for his own designs. Although this role of advisor has in turn opened up many new perspectives, my ultimate dream is still to devote myself more to art in the future. My very free training may well have something to do with this. For with art not only do you have to worry less about commercial considerations, but art, more than design or fashion, allows you to take a critical approach.
(boven) collectie zomer 2012, Tim Van Steenbergen voor Theo (onder) collectie zomer 2012, Tim Van Steenbergen voor Ambiorix Metronome, Tim Van Steenbergen voor Delta Light. Foto: Tomas Vandecasteele
in mijn vrije tijd kostuums voor Rosas en Het Toneelhuis. Maar intussen is het kleinschalige er met de Ring-cyclus in de Scala eigenlijk wel uit. [lacht] Wereldwijd hebben zo’n vijf miljoen mensen de première van Die Walküre gezien. Het is een droom om voor het Milanese operahuis Teatro alla Scala te mogen werken, maar tegelijk is het ook een vloek. Het is erg arbeidsintensief: de uitvoering van de kostuums van deel drie schiet intussen goed op, maar ik moet ook al aan de 180 kostuums voor het vierde en laatste deel, Götterdämmerung, beginnen denken. Gelukkig verloopt de artistieke wisselwerking tussen Guy Cassiers, Sidi Larbi Cherkaoui, Enrico Banioli en ik prima, en heeft de oorspronkelijke scepsis bij de Scala voor zo’n jong manneke plaatsgemaakt voor enorm veel respect. Bovendien weet het team intussen perfect wat ik wil. De vakkennis en perfectie waarmee ze een kostuum op basis van mijn ontwerpschetsen en simulaties meteen perfect kunnen maken, vind ik ongelooflijk. Ik denk dat ik me als modeontwerper meer bewust ben van van de mens achter het personage en hoe die beweegt, misschien meer dan een kostuumontwerper dat is. Het kostuum moet de emoties die de muziek losweekt, ondersteunen. In de Ring werk ik heel veel met zelf ontworpen prints: ze maken de outfits boeiender om naar te kijken, ze vertellen een eigen verhaal en kunnen opgaan in de video-projecties op de achtergrond. Dankzij de verschillende projecten kan ik mijn creatieve ideeën beter kanaliseren. Ik hoef ze niet zo nodig allemaal in één collectie te proppen, maar kan ze uitwerken in hun meest geschikte context. Dat ik me dankzij mijn theaterervaring meer bewust ben van licht, kwam goed van pas bij de creatie van mijn eerste lamp, de Metronome voor Delta Light. Daarvoor heb ik
Tim Van Steenbergen: “Creativity determines our identity” It seems to me that these days it is no longer possible to do only one thing. Moreover, the fashion world is quite absurd: every six months you have to design an entirely new collection, which will only reach the shops a year and a half later. Given the keen competition with the major fashion houses such as Chanel or Dior, I sometimes wonder who I want to be. My answer is, a creative ‘lab’ that is not confined to the strict boundaries of fashion. Quite separate from my own collections, is the work I do for Luc Duchêne. That means that two days a week I take an entirely different look at the world of fashion. Now that the transition from the Chine label to Luc Duchêne is a reality, I am not only responsible for the artistic contents of the collection but I also help with the business aspects, such as market positioning and export. In addition, I design sunglasses for Theo and shoes for Ambiorix, although these collections are linked to my own name. At Ambiorix, I value the strong connection with the craft. The shoes really complement my clothing lines; in the case of the sunglasses for Theo, the link is perhaps a bit less close. The fact that Wim Somers and his team at Theo start out with a playful creativity without at the same time forgetting the commercial reality makes our collaboration particularly agreeable for me. Before beginning my studies in fashion, I spent a year studying theatre costume design at the Antwerp Academy, but everyone advised me to opt for fashion in the end. In my free time I made costumes for Rosas and Het Toneelhuis. But with the Ring cycle at La Scala, I am now working on a much larger scale. [laughs] Some five million people around the world have seen
29
kostuumontwerp, Tim Van Steenbergen voor Teatro alla Scala (Die Walküre). Foto Brescia e Amisano © Teatro alla Scala
collectie zomer 2012, Tim Van Steenbergen. Foto: Tomas Vandecasteele
kostuumontwerp, Tim van Steenbergen voor Het Toneelhuis (Blood Blood and Roses Roses). Foto: Koen Broos
de vorm van een bestaande lamp, de Husk, als architecturaal patroon uitgetekend. Door de lamellen beweegbaar te maken kan iedereen zijn lamp een persoonlijke touch geven. Omdat ik het boeiend vond om ruimtelijk te werken, ben ik intussen ingegaan op het aanbod van de Belgische stoffenproducent Aritex-Aristide om – in navolging van Marina Yee – een volledige interieurcollectie te ontwerpen. Samen zorgen al die projecten niet alleen voor een constante prikkeling, maar zorgen ze er ook voor dat ik alles wat kan relativeren. Creativiteit is bovendien het enige wat ze in landen als China niet kunnen nabootsen. Het vormt onze identiteit.
Alain Berteau: “Ik wil de Apple van de meubelindustrie worden” Tien jaar geleden heb ik besloten om me om te scholen tot designer. En daar heb ik nog geen seconde spijt van. Ik was een gefrustreerde architect. Bij het bouwen komt niet alleen veel administratie kijken, maar je hebt ook altijd toestemming nodig van de overheid. Innovatieve projecten krijgen volgens mij door de politieke corruptie te weinig kansen. Want als de beste projecten steeds zouden winnen, zouden we die dan niet in het straatbeeld zien?
30
the première of Die Walküre. It is a dream to be able to work for the Milan opera house Teatro alla Scala, but it is also a curse. The creation of the costumes for part three is coming along nicely, but I also have to start thinking about the 180 costumes for the fourth and last part, Götterdämmerung. Fortunately, the artistic collaboration among Guy Cassiers, Sidi Larbi Cherkaoui, Enrico Banioli and myself is going extremely well, and the original scepticism at La Scala about ‘such a young man’ has given way to an enormous respect. Moreover, the team now understands perfectly what I want. Their professional skill and the perfection with which they can prepare a costume on the basis of drawing sketches and simulations I find incredible. I think that as a fashion designer, I am aware of the person behind the character, and how he or she moves, perhaps even more so than a costume designer might be. The costume must support the emotions awakened by the music. For the Ring I am working with a lot of my own print designs: they make the outfits more interesting to look at, they tell their own story and can be included in the video projections in the background. These various projects allow me to channel my creative ideas better. I don’t have to stuff them all into one collection, but can work them out in the most appropriate context. My greater awareness of light, thanks to my own experience with theatre, came in handy when designing my first lamp, the Metronome for Delta Light. I sketched out the form of an existing lamp, the Husk, as an architectural pattern. By making the strips moveable, everyone can give his or her own lamp a personal touch. Because I found it exciting to work in a spatial setting, I have since then taken up the offer of the Belgian fabric manufacturer Aritex-Aristide to follow the example of Marina Yee and design a complete interior collection. All these projects taken together not only make for constant stimulus, but also ensure that I can relativise things a bit. Creativity is, after all, the hardest thing for countries such as China to imitate. It shapes our identity.
Alain Berteau: “I want to become the Apple of the furniture industry” Ten years ago I decided to retrain as a designer. And I have never regretted it for a moment. I was a frustrated architect. Building involves not only a lot of administrative matters but you keep having to get government permits. Innovative projects stand little chance, I feel, due to political corruption. After all, if the best projects always won, would
Daarom wou ik mijn tijd niet langer verspillen aan architectuur. Bovendien zie ik, behalve op vlak van schaal en tijdsbesteding, eigenlijk geen wezenlijk verschil tussen het ontwerpen van een lamp, een huis of een sofa. Het creatieve proces, het testen van innovatieve ideeën binnen diverse contexten boeit me. Als ik het gevoel heb dat iets binnen mijn bereik ligt, leer ik snel. Ik voel me een beetje verwant met een dirigent: ik ben niet de beste pianist, maar ik ken de mogelijkheden en kan er iets slims mee doen. Zo ontwerp ik momenteel voor het eerst in mijn carrière een horloge voor drie verschillende bedrijven. Omdat ik altijd al een voorliefde heb gehad voor horloges, vind ik die opdrachten bijzonder verrijkend. Eerder ontwikkelde ik al een auto, een keuken, elektrische schakelaars, chocolaatjes voor mijn vriend en chocolatier Laurent Gerbaud, of een parasol voor het Belgische Sywawa. Omdat ik voor die laatste opdracht eerder een innovatief concept wilde dan een louter vormelijke verandering, heeft het ontwerpproces bijna vier jaar in beslag genomen. Het resultaat is een opblaasbare parasol: niet alleen gemakkelijk op te bergen, maar ook onbreekbaar. Misschien is het niet de meest elegante parasol op de markt, maar ik hoop vooral dat de mensen het innovatieve concept kunnen smaken. Naast al die opdrachten heb ik een aantal vaste projecten. Zo sta ik in voor de lessen Meubelontwerp aan La Cambre en ben ik artistiek directeur bij rvb, een Brusselse producent van waterkranen. Vijf jaar geleden was het kleine fabriekje zo goed als ten dode opgeschreven. Ondanks de sceptische reacties heb ik me, samen met de bijzonder intelligente directeur, ingezet om dit ongelooflijke bedrijfje terug op de kaart te zetten. Daarbij levert mijn opleiding als architect een voordeel op: ik weet op basis van welke elementen ikzelf kranen uitkoos en ik besef al te goed dat ze ook moeten functioneren in een ruimte. Je moet dus buiten de strikte grenzen van je eigen domein leren denken. En dat is vooral bij jonge mensen een toenemend probleem. In 2011 heb ik tijdens Design September het nieuwe meubelmerk Objekten gelanceerd. De officiële, internationale lancering volgde in januari op de Parijse meubelbeurs Maison & Objet. De reacties zijn overweldigend: zo vonden de producten intussen hun weg naar alle uithoeken van de wereld en wijdde het Britse magazine Wallpaper* in zijn aprileditie een heel artikel aan het project. Met Objekten wil ik een soort Apple van de meubelindustrie worden: niet qua omvang, maar wel qua mentaliteit. Innovatie en gebruikscomfort vormen sleutelbegrippen. Omdat ze in staat zijn om een innovatief concept te bedenken binnen de grenzen van de industriële mogelijkheden, werk ik samen met Belgische designers als Sylvain Willenz en Stefan Schöning,
we not be able to see the results on the skyline? That is why I didn’t want to waste my time on architecture any more. Moreover, I see no essential difference, other than the scale and time required, between designing a lamp, a house or a sofa. The creative process, testing innovating ideas within a diversity of contexts, fascinates me. If I have the feeling that something is within my reach, I learn fast. I feel some kinship with a conductor: I’m not the greatest pianist, but I know what is possible and can do something clever with that. So at the moment I am designing a watch, for the first time in my career, for three different companies. Because I always had a soft spot for watches, I find these commissions particularly enriching. In the past I have a already developed a car, a kitchen, electric switches, chocolates for my friend and chocolate maker Laurent Gerbaud, and a parasol for the Belgian Sywawa company. For the latter design I wanted to develop an innovative concept rather than make a purely formal change. That is why the design process took nearly four years. The result is an inflatable parasol: not only easy to store, but unbreakable. It may not be the most elegant parasol on the market, but I hope above all that people will enjoy the innovative concept. Besides these various commissions, I have a number of steady projects. I teach the class in Furniture design at the La Cambre art school,
Tune,, Alain Berteau voor RVB
Ruby Alain Berteau Ruby, voor Montis
Swing Lamp, Alain Berteau voor Objekten
31
Pepper Mill, Dock Tray, Twist Lamp, Lamp Alain Berteau voor Objekten
Cake, Alain Berteau voor Wildspirit
of de jonge Fransman Sébastien Cordoleani. Ik wil eerlijke, fair geprijsde en ecologisch verantwoorde producten op de markt brengen. We gebruiken vaak slechts één materiaal, houden de fabricage zo eenvoudig mogelijk, en kiezen voor lokale productie om nodeloos transport te vermijden. Met dit concept wil ik niet de strijd met ikea aanbinden, maar op zijn minst een tegengewicht bieden. Want de lage prijs van hun producten heeft zowel op ecologisch als menselijk vlak een keerzijde. Bovendien is kostenverlaging hun enige motivatie om te innoveren.«
and I am an artistic director at RVB, a Brussels-based producer of water taps. Five years ago, the little factory was nearly written off as defunct. Despite the sceptical reactions, I decided, along with its very intelligent director, to revive this incredible little company. My training as an architect was particularly advantageous in this regard: I know how I used to select taps and I understand all too well that they have to fit in with a given space. You have to learn to think beyond the narrow boundaries of your own field. And that is an increasing problem especially among young people. In 2011, during Design September, I launched the new brand of furniture, Objekten. The official, international launch followed in January at the Paris furniture show Maison & Objet. The responses have been overwhelming: the products have already made their way to every corner of the world, and the British magazine Wallpaper* devoted an entire article in its April issue to the project. With Objekten I would like to become a sort of Apple of the furniture industry: not in terms of scale, but certainly in terms of mentality. Innovation and ease of use are the key concepts. Given their ability to think up innovative concepts within the boundaries of what is possible from an industrial perspective, I am collaborating with Belgian designers such as Sylvain Willenz and Stefan Schöning, or the young Frenchman Sébastien Cordoleani. I want to bring an honest, equitably priced and environmentally responsible product to the market. We often use just one type of material, keep the manufacturing as simple as possible, and opt for local production in order to avoid unnecessary transport. It is not that I am trying to compete against IKEA with this concept, but at least to offer a counterweight. The low prices of their products have a downside both in environmental and in human terms. Moreover, cost cutting is their sole motivation to innovate. « Moon, Michaël Verheyden
32
VI Anger never dies / It’s part of life / It’s part of you. De aanvaarding van boosheid als onontkombaar onderdeel van de menselijke psyche, spat er vanaf in de song van Hooverphonic. En als we er dan toch mee opgezadeld zitten, dan kunnen we er maar beter constructief van gebruikmaken. Geldt de wet van de call room – de plek waar topsprinters zich agressief mentaal opladen voor de wedstrijd – ook voor creativiteit? “Boosheid leidt inderdaad tot meer creativiteit, maar het vreet energie”, stelt universitair docent Matthijs Baas.
Anger never dies / It’s part of life / It’s part of you. The song by Hooverphonic is all about acceptance of anger as an inescapable part of the human psyche. So if we really are lumbered with anger, we had better put it to constructive use. Does the law of the ‘call room’ – where top sprinters aggressively psych themselves up for the race – also work for creativity? “Anger does indeed lead to more creativity, but it consumes energy,” says university lecturer Matthijs Baas.
Maak me kwaad a.u.b.
Het effect van boosheid op creativiteit
Please make me angry The effect of anger on creativity
Roel Jacobus
Anger is a gift, schreeuwde halverwege de jaren 90 de band met de ondubbelzinnige naam Rage Against The Machine. Herriebroeders Metallica kegelden er kort nadien het album St. Anger achteraan. Woede als scheppende kracht, als motor, als turbo voor de constructieve vlucht vooruit. Het creatieve proces – zeker als het in groep gebeurt – is niet altijd een pretje: meningen verschillen, inzichten botsen, ervaringen spreken elkaar tegen, en laten we niet vergeten dat het ook tussen ego’s heftig kan knallen. Tussen startlijn en eindresultaat ligt doorgaans een stekelig parcours van bloed, zweet en tranen. Lees elke biografie, bekijk elke documentaire over creatieve groepsprocessen en je stoot bijna altijd op legendarische strijdtonelen. Vaak leveren uitgerekend de hevigste slagvelden de grootste creaties op. In de toneel- en filmwereld wordt wel eens method acting toegepast. Dat is een techniek waarbij de acteur zich zowel óp als náást de set helemaal inleeft in zijn rol. Ook ‘buiten de uren’ wordt hij één met zijn personage. Dag en nacht in de huid kruipen van het karakter dat je speelt, met alle daaraan verbonden emoties en eigenschappen, zou helpen om een rol geloofwaardig neer te zetten. Wie dan de slechterik speelt, mag zich dagen en weken wentelen in de boosheid. Über-slechterik Marlon Brando verhief de techniek tot een kunst, maar ook Louis de Funès had zonder zijn temperamentvolle karakter wellicht nooit een gelijkaardig palmares bijeen gespeeld. En dan hebben we het nog niet over de slagvelden die zich afspelen in het hoofd van individuen, want ook daar kan het stormen. De ‘innerlijke strijd’ die kunstenaars zo typeert, geniet de kwalijke reputatie van bijzonder slopend te kunnen zijn, al vertrouwde de echtgenote van een Vlaamse ontwerper ons eerder toe dat híj juist rust vindt in zijn creatieve proces.
Matthijs Baas van de Universiteit Amsterdam is een expert op het vlak van de effecten van emoties op de menselijke psyche. Samen met collega’s toonde hij al in diverse studies de creatieve kracht van boosheid aan. Voordien konden we alleen beschikken over anekdotes over artiesten en uitvinders, en af en toe een losse bevinding van een onderzoeker. In 2008 publiceerde Baas een literatuurstudie die het instinctmatige aanvoelen ook empirisch-wetenschappelijk onderbouwde. Zijn uw resultaten sindsdien bevestigd? Matthijs Baas: In een recente serie experimenten hebben we aangetoond dat boosheid in– derdaad tot meer creativiteit leidt dan bijvoorbeeld verdriet of ‘neutrale’ stemmingen. Woede mobiliseert energie en activeert het individu. We hebben dit getest in diverse omstandigheden, die alle gericht waren op het genereren van ideeën en op creatieve inzichten. Matthijs Baas
Anger is a gift, yelled the unambiguously named Rage Against The Machine in the mid-90s. Hellraisers Metallica came out with the album St. Anger soon after–wards. Rage was seen as a creative force, a motor, a turbo jet for a constructive leap forward. The creative process – especially if it takes place in groups – is not always fun: opinions differ, insights clash, experiences contradict one another, and let’s not forget that there can also be violent explosions between egos. Between the start line and the end result there is usually a tortuous process of blood, sweat and tears. Read any biography, watch any documentary on creative group processes, and you almost always come across scenes of legendary conflict. Yet it is often precisely the fiercest battles that have given rise to the greatest creations. In the world of theatre and film, method acting is sometimes used. It is a technique in which the actor gets completely into his role, both on and off the set. Even offstage he is one with his character. Getting into the skin of the character that you are playing, day and night, with all the associated emotions and characteristics, is supposed to help make the role credible. This means that someone acting a villain may wallow in anger for days and weeks. Quintessential bad guy Marlon Brando raised the technique to an art form, but Louis de Funès also might never have risen to comparable heights without his temperamental nature. So far we have not even touched on the battles that take place in the minds of individuals, where storms can also rage. The ‘inner struggle’ that is so typical of artists is generally thought of as being highly debilitating, although the wife of one Flemish designer confided to us that he in fact finds peace in the creative process.
Matthijs Baas of the University of Amsterdam is an expert on the effects of emotions on the human psyche. Together with colleagues he has shown the creative power of anger in various studies. Previously all we had was anecdotes about artists and inventors, and occasionally a one-off finding from a researcher. Then in 2008 Baas published a literature review which gave an empirical, scientific foundation to the instinctive impression. Have your results been confirmed since? Matthijs Baas: In a recent series of experiments we demonstrated that anger does indeed lead to more creativity than, for example, sadness or ‘neutral’ moods. Anger mobilises energy and activates the individual. We tested this in various circumstances, all oriented towards generating ideas and creative insights.
34
“I WISH I’D MADE YOU ANGRY EARLIER.”
Sporters roepen soms boosheid op als een mentale ‘turbo’ ter voorbereiding van een grensverleggende prestatie. Zou je hetzelfde kunnen doen voor het creatieve proces? Het lijkt wenselijk om boosheid bij jezelf op te roepen, bijvoorbeeld door naar een bepaalde soort van muziek te luisteren of door terug te denken aan een voorval waarbij je erg boos werd. Maar je moet wel beseffen dat het stimulerende effect relatief kort is en je snel vermoeid raakt. Boos zijn kost veel energie en omdat deze energie beperkt voorhanden is, zie je dat de stimulerende effecten van boosheid na verloop van tijd afnemen. Ook op andere domeinen werkt boosheid, maar het hangt wel af van de omstandigheden, van jezelf en van de anderen. In onze tests pakten boze personen de creatieve opdrachten minder systematisch en gestructureerd aan dan bijvoorbeeld verdrietige mensen. Moet de woede uit jezelf komen of lukt het ook als iemand anders je boos maakt? Recent werd aangetoond dat mensen die op een boze manier feedback geven, ervoor zorgen dat de anderen vervolgens met creatievere ideeën komen. Dit effect treedt echter alleen op als de ontvangers ook bereid zijn om de feedback te overwegen. Daarnaast weten we ook dat boosheid helpt bij onderhandelingen: als mensen boos zijn op de inhoud van het bod van een ander – en niet op de persoon zelf! – dan behalen ze vaak betere onderhandelingsuitkomsten. Kan u een voorbeeld geven waar boosheid tot resultaat leidde? Van Steve Jobs is bekend dat hij geregeld woede-uitbarstingen had. Van Nobelprijswinnaar Max Perutz is bekend dat hij zo boos werd dat een andere wetenschapper de theoretische structuur van de alphahelix had gevonden, dat hij – gesterkt door zijn woede – het experiment bedacht waardoor het bestaan van deze structuur bewezen kon worden. Daarop zei zijn chef: I wish I’d made you angry earlier. «
Athletes sometimes summon up anger as a mental ‘turbo drive’ to prepare for a groundbreaking performance. Could you do the same for the creative process? It seems desirable to put yourself into an angry state of mind, for example by listening to a certain kind of music or thinking back to an incident in which you were very angry. But you need to bear in mind that the stimulating effect is relatively short-term and you quickly become tired. Being angry takes a lot of energy, and since that energy is in limited supply, you find that the stimulatory effects of anger decrease over time. Anger also works in other domains, but it does depend on your circumstances and those of others. In our tests angry people approached the creative assignments in a less systematic and structured way than, for example, sad people. Does the anger have to come from yourself or does it also work when someone else makes you angry? Recently it was shown that people who give feedback angrily ensure that the other party then comes up with more creative ideas. However, this effect only occurs if the recipients are also prepared to consider the feedback. In addition, we also know that anger helps in negotiations: if people are angry with the content of the other person’s offer – and not with the person himor herself! – then they often achieve better negotiation outcomes. Can you give an example where anger led to results? Steve Jobs is known to have regularly had outbursts of rage. Nobel Prizewinner Max Perutz is known to have become so angry that another scientist had discovered the theoretical structure of the alpha-helix that – strengthened by his anger – he devised the experiment through which the existence of this structure could be proved. At which point his boss said: “I wish I’d made you angry earlier.”«
35
Kurt Vanbelleghem
VII Spamghetto, To Do
Gemakzucht leidt tot creativiteit en innovatie NodeBox maakt het leven van
de ontwerper gemakkelÄłker
Laziness leads to creativity and innovation NodeBox makes the designer’s life easier
Als ik merk hoe achteloos mijn kinderen met hedendaagse technologie zoals gps, gsm en internet omgaan, dan sta je als ouder – opgegroeid zonder al die hulpmiddelen – toch even stil bij de toenemende gemakzucht in onze samenleving. Het voortdurende streven naar een vereenvoudigde omgang met de wereld en de daarin beschikbare informatie, heeft onze manier van oriënteren, communiceren en handelen volledig veranderd. Ik ben mij terdege bewust van de keerzijde van de medaille, van onze afhankelijkheid of zelfs verslaving aan dergelijke technologie, maar hier concentreren we ons enkel op haar weldadige effect. Ontwikkelingen in de technologie hebben ook voor designers geleid tot een nieuwe context, waarbij zij nu beroep kunnen doen op een groot aanbod van hard- en software om hen te ondersteunen. Maar wat als die tools nu ook zelf inhouden zouden kunnen genereren, zelf zouden kunnen ontwerpen: wat zegt dat dan over de positie van de designer? Leidt gemakzucht tot het overbodig maken van jezelf? Vanuit deze gedachte voerde ik een gesprek met twee onderzoekers die grensverleggende software ontwikkelen voor vormgeneratie en datavisualisatie.
When I see how easily my children interact with modern technology, like GPS, mobile phones and internet, I can’t help wondering, as a parent – someone who grew up without all these gadgets – how lazy everyone is getting in today’s society. The constant pursuit of a simple way of dealing with the world and the information available in it has completely changed our way of orienting, communicating and doing things. I am well aware of the other side of the coin, of our dependence, even addiction to this technology, but let us here concentrate only on its benevolent effect. Developments in technology have also led to a new context for designers, in which they can now call on a huge range of hardware and software to help them. But what if these tools were now able to generate content, were now able to do the designing themselves: what would that say about the position of the designer? Does being lazy mean making yourself superfluous? It was with these thoughts in mind that I interviewed two researchers who have developed pioneering new form generation and data visualisation software.
Binnen de Experimental Media Research Group (www.emrg.be) van Sint Lucas Antwerpen hebben jullie NodeBox ontwikkeld: opensourcesoftware die ontwerpers en kunstenaars kunnen gebruiken voor vormgeneratie en datavisualisatie. Hoe en waarom ontstaat zo’n idee binnen een kunsthogeschool? Frederik De Bleser: In het kader van ons afstudeerproject in 2004 zijn we begonnen met het ontwikkelen van een nieuw softwareplatform, enkel en alleen uit onvrede met bestaande applicaties zoals Photoshop en Illustrator. Onze grote frustratie kwam vooral voort uit het feit dat die software metaforen gebruikt voor instrumenten uit het verleden, zoals het penseeltje, het borsteltje, het sponsje enz. Op zich laten die programma’s dus enkel toe om te doen wat we vroeger reeds op analoge wijze deden, zij het beter, sneller en preciezer. Een computer kan je echter ook als een nieuw werkinstrument gebruiken, om dingen te realiseren waarvoor er simpelweg geen analogieën uit het verleden bestaan. Als ik bijvoorbeeld iets duizenden keren op een blad zou willen zetten, maar telkens een tikkeltje anders, dan vertrek ik daarvoor niet vanuit een analoge actie, want dat zou gewoon veel te veel werk zijn. Een dergelijke opdracht is echter op maat gemaakt van de computer. Voor een computer maakt het weinig uit of je het één keer wil, of duizend keer, of zelfs een miljoen keer. Dit was ons uitgangspunt en dit heeft geresulteerd in het NodeBox-programma: een krachtig gereedschap dat we oorspronkelijk vooral voor productiedoeleinden hebben gebruikt.
In the Experimental Media Research Group (www.emrg.be) at Saint Lucas Antwerp you developed NodeBox: an open source software that designers and artists can use to generate form and visualise data. How and why does an idea like this arise within an arts college? Frederik De Bleser: As part of our graduation project in 2004, we started developing a new software platform, simply and solely through our dissatisfaction with existing applications like Photoshop and Illustrator. Our greatest frustration was that these software programs used metaphors for instruments from the past, such as the pencil, brush, sponge, etc. All these programs really let us do is the same thing we did by analogue means, only better, faster and more accurately. But you can also use the computer as a new instrument, to do things that are simply not analogous with anything from the past. For example, if I want to put something on the page thousands of times, but just a little differently every time, I don’t start from any kind of analogue action because that would just involve too much work. A task of this sort is made for the computer. The computer doesn’t care if you want to do something once or a thousand times, or even a million times. This was our starting point and it resulted in the NodeBox programme: a powerful tool that we originally used for production purposes.
37
Ik neem aan dat de ontwikkeling van de NodeBox-software procesmatig is verlopen, beïnvloed door steeds nieuwe uitdagingen en mogelijkheden? Frederik De Bleser: Ons onderzoek is inderdaad in verschillende etappes verlopen. In het begin was het vooral toegespitst op het oplossen van productieproblemen. Neem nu een productcatalogus van meer dan 400 pagina’s in verschillende taalversies: om als ontwerper zoiets goed te kunnen beheren, kan je beter een systeem bedenken waardoor je niet elke pagina opnieuw moet lay-outen. De oplossing ligt voor de hand: koppel een database aan grafische software. Maar zoiets was in die tijd, met de traditionele vormgevingssoftware, niet haalbaar. Vandaar dat we dan onze eigen software zijn gaan schrijven. Geleidelijk aan zijn we de computer in het vormgevingsproces beginnen betrekken. Het uitgangspunt is een script dat werkt als een recept, en telkens wanneer dat script wordt afgespeeld, krijg je een variatie op hetzelfde. Een voorbeeldje hiervan is het Champ d’Action-logo op hun website, een van de NodeBox-realisaties. Als je op de website belandt, dan krijg je telkens een variant van het logo te zien, maar nooit zal je hetzelfde beeld twee keer zien. Dat was een belangrijke stap vooruit: de computer wordt niet meer als productietool ingezet, maar neemt een stuk van het ontwerpen op zich. Een volgende stap bestond erin om de computer in te zetten als ideeëngenerator. Is het mogelijk om een computer niet alleen mee te laten denken over de vorm maar ook over de inhoud? In 2005 hebben we Prism ontwikkeld, met als doel om op basis van een willekeurig woord een kleurenpalet te bepalen. Het kleurenpalet voor appels ziet er bijvoorbeeld frisgroen en rood uit. Hoe creëert een computer dan inhoud op basis van dergelijke input? Lucas Nijs: Wij gebruiken hiervoor het tekstuele deel van het internet als databank. Zo kunnen we ook output genereren voor concepten die niet visueel zijn. Neem bijvoorbeeld de emotie jaloezie: je kan daar geen foto van maken, maar op basis van een tekstuele analyse kan de computer wel een kleurenpalet genereren, in dit geval met combinaties van intens geel, intens groen en dieprood. Dat zijn dan blijkbaar de kleuren die mensen associëren met jaloezie. Door de implementatie van deze stap merkten we dat de computer meer kon dan enkel het vertalen van een bepaalde input naar een output, dat hij ook in staat was om die output zelf inhoud te geven. Soms kan de computer
38
I assume that the development of the NodeBox software was systematic, influenced by newer challenges and possibilities? Frederik De Bleser: Our research was indeed done in several phases. In the beginning, we concentrated on solving production problems. Take, for example, a product catalogue of more than 400 pages to be produced in different language versions: to get a good grip of something like this as a designer, it is best to devise a system in which you don’t have to redo the layout for every page. The solution is obvious: link a database to graphic software. But back then, this sort of thing wasn’t feasible with traditional design software. That’s why we wrote our own software. Gradually, we began to involve the computer in the design process. The starting point is a script that works like a recipe, and every time that script is run, you get a variation on the theme. A good example is Champ d’Action’s logo, one of our NodeBox realisations, on their website. When you visit the site, you always get a variant of the logo, but you will never see the same image twice. This was a significant step forward: the computer was no longer being used as a production tool, but took care of some of the design work. The next step consisted of using the computer as an idea generator. Would it be possible to get the computer to think not just about form, but about content too? In 2005, we developed Prism, which was designed to generate a colour palette for any random word. The colour palette for apples, for example, is fresh green and red. So how does a computer create content from input of this sort? Lucas Nijs: We use the textual part of the internet as a database. This lets us generate output for concepts that are not visual. Take, for example, the emotion of jealousy: you can’t photograph it, but on the basis of a textual analysis, the computer can generate a colour palette, in this case combinations of intense yellow, intense green and deep red. It appears that these are the colours people associate with jealousy. By implementing this step, we noticed that the computer could do more than just translate given input to output, that it was also capable of endowing that output with content. Sometimes the computer can really surprise you. Like when we put in the word ‘panther’; we didn’t get the colour black, which we were expecting, but pink, as in The Pink Panther. At times like this you notice the importance of this study of generative design and art: the computer appears capable of showing things that you didn’t programme in advance.
Prism, Tom De Smedt & Frederik De Bleser
je ook echt verrassen. Toen we bijvoorbeeld het woord ‘panter’ als input gaven, kregen we niet het verwachte zwart als resultaat, maar wel roze, als in The Pink Panther. Op zulke momenten merk je het belang van dit onderzoek naar generatieve vormgeving en kunst: de computer blijkt in staat te zijn om dingen te tonen die je vooraf niet hebt geprogrammeerd. Is een computer dan in staat om zelf inhoud aan te leveren? Frederik De Bleser: Absoluut, daar zijn we dan ook in een volgende fase naartoe geëvolueerd. We hebben een algoritme geschreven dat we de naam Hopkins-generator [naar kunstcriticus David Hopkins, red.] hebben meegegeven, met als doel om kunstkritiek te genereren. Het komt erop neer dat je een discours uitbouwt op basis van de woordenschat en syntaxis van een kunstcriticus. Op basis hiervan kan het algoritme eindeloos veel kunstkritische teksten genereren, waarvan hier een klein citaat: This morally ambiguous work here becomes the embodiment of unsublimated creative energy. But such concerns are socially decentered. This situation, symbolically, prefigures rhetorical strategy. The reorientation of art history here breeds a kind of puritan iconophobia. Alhoewel het inderdaad aanvoelt als een kunstkritische reflectie, blijkt die tekst geen echte betekenis weer te geven? Lucas Nijs: Op de Flesch leesbaarheidstest scoorden onze teksten 0%, wat ook de bedoeling van het algoritme was. Een normale tekst, te begrijpen door een achtjarige, scoort op die test ongeveer 80%. Maar toen we een bestaande tekst van een kunstenares door dezelfde test draaiden, scoorde die niet hoger dan 2%, wat betekent dat de auteur eigenlijk ook niet begrijpt waar het over gaat. We hebben bij wijze van test eens een computergegenereerde tekst ingezonden voor een lezing. Het was een ‘fictieve’ tekst over typografie. En die is aanvaard. We werden op het congres uitgenodigd, maar niemand wist waar het eigenlijk over ging, zelfs wij niet. Het bevestigt het vermoeden dat mensen zwijgen als ze iets niet begrijpen. Als computers inhouden kunnen genereren, dan roept dit natuurlijk heel wat vragen op over authenticiteit, creativiteit en auteurschap? Frederik De Bleser: De generatieve output overstijgt als het ware de vraag omtrent het auteurschap. Ik kan wel zeggen dat ík dit gemaakt
Is a computer capable of delivering content itself then? Frederik De Bleser: Absolutely, this is something that we evolved towards in the second phase. We wrote an algorithm that we named the Hopkinsgenerator [Editor: after the art critic David Hopkins] with the aim of generating art criticism. It is all about building up a discourse based on the vocabulary and syntax used by an art critic. On this basis, the algorithm can generate endless art-critical texts, an example of which we give below: This morally ambiguous work here becomes the embodiment of unsublimated creative energy. But such concerns are socially decentered. This situation, symbolically, prefigures rhetorical strategy. The reorientation of art history here breeds a kind of puritan iconophobia. It does sound like the thoughts of an art critic; does it actually have any real meaning? Lucas Nijs: The Flesch reading ease test scored our texts at 0%, and that was the whole point of the algorithm. A normal text, which can be understood by an eight-year-old, scores about 80%. But when we ran an existing text by an artist through the same test, it scored no higher than 2%, meaning that the author doesn’t actually understand what the text is about. By way of a test, we sent in a computer generated text for a reading. It was a ‘fictitious’ text on typography. And it was accepted. We were invited to the congress, but nobody actually knew what it was about, not even us. This confirms the suspicion that people keep quiet if they don’t understand something. If computers can generate content, this raises a lot of questions about authenticity, creativity and authoring, doesn’t it? Frederik De Bleser: The generative output exceeds, as it were, demand for authorship. What I can say is that I made this, but, on the other hand, I had nothing to do with making it. As a user, you can say how much control you want and specify the parameters within which a script is generated, but in some sense your say stops there. As with the art-critical texts, we started generating poetry, and I can assure you that some of the results are astounding. Some of the poems really are capable of evoking a mood and expressing complex emotions. And yet, we have contributed nothing to the content. You can let the script run endlessly and the computer will keep generating poetry endlessly. You get the same results with designs for logos. The computer generates tens of thousands in a few seconds. As the designer, you are no longer the actual inventor of the specific end result, but you are still making the choices.
39
heb, maar anderzijds heb ik er ook weer niets mee te maken. Als gebruiker kan je aangeven hoeveel controle je wil en binnen welke parameters je een script wil laten uitvoeren, maar daar stopt in zekere zin ook je inspraak. Op dezelfde wijze als met de kunstkritische teksten zijn we ook poëzie gaan genereren en ik kan je verzekeren dat sommige resultaten van verbluffende kwaliteit zijn. Sommige gedichten zijn echt wel in staat om een stemming op te roepen en bepaalde complexe emoties te vertalen. Toch hebben wij er inhoudelijk niets aan bijgedragen. Je kan het script eindeloos laten doorlopen en de computer zal eindeloos gedichten blijven genereren. Dezelfde resultaten kan je eveneens bereiken met het ontwerpen van logo’s. De computer genereert er tienduizenden op enkele seconden. Je bent dan als ontwerper niet meer de feitelijke uitvoerder van het concrete eindresultaat, maar je maakt wel nog de keuzes. Naast het gebruik van NodeBox als instrument voor het eindeloos genereren van vormen en inhouden, zijn jullie de laatste tijd ook meer gaan inzetten op het visualiseren van data. Frederik De Bleser: De hierboven beschreven projecten zijn experimenten, bedoeld om de grenzen af te tasten van de computer als ontwerpinstrument. Wanneer je binnen die context over de verwerking en visualisatie van data gaat praten, wordt het bijzonder interessant. In onze hedendaagse maatschappij worden er enorme hoeveelheden data geproduceerd en er blijft ook voortdurend informatie bijkomen. Je wil daar als vormgever natuurlijk ook betekenis aan geven, je wil de data verstaanbaar maken. En dan kom je in het gebied van datavisualisatie. Ik denk dat computers daarin een grotere rol zouden kunnen spelen. Datavisualisatie is dus een methode waarbij je gegevens met behulp van een computer in een vorm kunt gieten zodat grote hoeveelheden informatie in één oogopslag begrijpelijk worden gemaakt? Lucas Nijs: Dat is inderdaad één van de zaken die we met NodeBox kunnen realiseren. Een mooi voorbeeld hiervan groeide tijdens een workshop aan de Aalto Universiteit in Helsinki: een student wilde de meest populaire Finse achternamen visualiseren. Hij koppelde de database van het Finse bevolkingsregister aan de NodeBox-software en via de output presenteer je op een zeer visuele manier bepaalde gegevens die je onmogelijk zou kunnen aflezen uit ellenlange lijsten. Een andere mooie toepassing is Spamghetto. Spamghetto werd gemaakt door studio ToDo in Turijn en is een visualisatie van alle spamberichten die ze op kantoor binnenkregen. Op basis van die spam hebben ze een bijna eindeloos behangpapier gemaakt. Het is een mooi voorbeeld van hoe je NodeBox kan gebruiken om massa’s informatie – of non-informatie in dit geval – te visualiseren. NodeBox is een heel gebruiksvriendelijke tool waarmee je onoverzichtelijke hoeveelheden data, toch kan vormgeven. Wat is de waarde van dergelijke realisaties over vijf jaar, als de technologie alweer zoveel verder geëvolueerd zal zijn? Frederik De Bleser: Ons onderzoek is er niet per se om bepaalde resultaten te genereren, maar om software te ontwikkelen die anderen ook kunnen gebruiken. En die software willen we eigenlijk nuttig maken voor iedereen. Onze workshops draaien dus ook niet om de concrete resultaten die eruit voortkomen. Alhoewel het bijzonder interessant is om laten zien waartoe NodeBox in staat is, is het ons voornamelijk te doen om het verbeteren van de achterliggende processen. NodeBox versie 1 bestond louter uit code, maar wanneer mensen een syntax error tegenkwamen, dan blokkeerden ze. Dat was dus een beperking, terwijl het net onze bedoeling was om de kracht van computers voor iedereen toegankelijk te maken. NodeBox 2 gebruikte daarom een grafische gebruikersinterface die gebaseerd is op blokjes of ‘knopen’, op nodes. Die nodes kan je op een heel eenvoudige manier aan elkaar schakelen tot een geheel. Zo bouw je snel een netwerk op dat meer is dan de som van de delen. De deeltjes zelf kunnen heel simpel zijn, maar door ze te combineren krijg je geavanceerde netwerken die scripts genereren. NodeBox 3, nu nog in een testfase, gaat nog een stuk verder op deze ingeslagen weg. Het grote verschil met de vorige versie is dat je in NodeBox 3 vanuit lijstjes van gegroepeerde data kan vertrekken. Jullie opereren specifiek als onderzoekers binnen een academische context. Frederik De Bleser: De centrale vraag die ik mij als onderzoeker stel, is wat de impact is van generatieve software op vormgeving en hoe we met de ontwikkeling van NodeBox die impact
40
Besides using the NodeBox as an instrument for endlessly generating forms and contents, you have recently concentrated on the visualisation of data. Frederik De Bleser: The projects described above are experiments, designed to explore the limits of the computer as a design tool. Talking about the processing and visualisation of data in this context is particularly interesting. Our modernday society generates enormous quantities of data and information is continuously being added. As a designer, you set out to attach meaning to this, to make your data understandable. And this brings you into the realm of data visualisation. I think that computers could play a bigger role in this. Is data visualisation the method by which computers present data in a form that you can see, so that large amounts of data become more understandable at a glance? Lucas Nijs: This is certainly one of the things that we can achieve with NodeBox. A nice example of this came out during a workshop at the Aalto University in Helsinki: a student wanted to visualise the most popular Finnish surnames. He linked the Finnish population register database to the NodeBox software and through the output obtained, you can, in a very visual manner, present the sort of information you would not be able to derive immediately from interminable lists. Another nice example is Spamghetto. Spamghetto was created by the ToDo studio in Turin and is a visualisation of all the spam messages that came into the office. They were able to make a virtually infinite roll of wallpaper from the spam. This is a fine
NodeBox 3 (links) visualisatie Finse voornamen, workshop Aalto Universiteit Helsinki
example of how to use NodeBox to visualise masses of information, or in this case non-information. NodeBox is a very user-friendly tool that can be used to lend form to copious amounts of complex data. What will be the value of realisations like this in another five years, when the technology has again evolved so much further? Frederik De Bleser: Our research is not about generating certain results per se, but about developing software that other people can use. And we actually want that software to be of use to everyone. That means that our workshops are not really about any of the particular results that emerge from them. Though it is very interesting to show what NodeBox is capable of, our main task is to improve the underlying processes. NodeBox version 1 consisted of pure code, but when people encountered a syntax error, they froze. That was a limitation we had to overcome, because our intention had been to open the power of computers to everyone. NodeBox 2, then, used a graphic user interface based on nodes. These nodes can be very easily linked together to form a whole. This allows you to very quickly build a network that is greater than the sum of the parts. The parts themselves can be very simple, but you can get advanced networks that generate scripts by combining these parts. NodeBox 3, which is now in testing, goes another step down this road. The big difference between it and the previous version is that NodeBox 3 allows you to use lists of grouped data. You work specifically as researchers, in an academic context. Frederik De Bleser: The key question I ask myself, as a researcher, is how does generative software impact design and how we can increase that impact through our development of NodeBox? I believe that with new tools, you can prompt designers to think about things in different ways, to generate ideas other than those that have been realised so far in Illustrator, InDesign or Photoshop. So for me it is not just about NodeBox, but about the usefulness of generative software in general. There is a growing appreciation of this type of software, but at the same time designers still tend to shy away from it because they associate it with programming in code. When presenting them with the latest version of NodeBox, we note immediately that we are providing a tool that enables them to take that step in an easy way. We are able to show them that it is no more difficult than learning how to use the traditional software packages. In the end, it is all about democratising the tools with which data can be visualised. So how does generative software make life easier? How is it useful for graphic designers or designers in general? Lucas Nijs: Well, our software is particularly useful, for example, if an assignment involves a component in which certain things have to be done multiple times. Frederik De Bleser: I think that as a designer or artist you are always looking for something better in any case, for better ideas and better tools, and to make yourself better too. Do you, as a creative being, really want to waste your time on boring production processes in which the same action has to be constantly repeated and varied? Generative software allows a designer to spend more of his or her time actually being creative.«
kunnen vergroten. Ik geloof dat je met nieuwe tools vormgevers kunt aanzetten om op andere manieren te gaan denken, om andere ideeën te genereren dan tot nu gerealiseerd worden in Illustrator, Indesign of Photoshop. Het gaat mij daarbij niet alleen over NodeBox, maar over het nut van generatieve software in het algemeen. Er is groeiende appreciatie voor dergelijke software, maar tegelijkertijd zijn designers nog altijd bang, omdat ze het associëren met programmeren in code. Als we ze de nieuwste versie van NodeBox voorstellen, dan merk je onmiddellijk dat we ze daarmee een tool aanbieden die hen in staat stelt om op een eenvoudige manier de stap te zetten. We kunnen hen aantonen dat het niet moeilijker is dan het aanleren van de traditionele softwarepakketten. Het gaat uiteindelijk om het democratiseren van tools die data kunnen visualiseren. Hoe kan generatieve software dan het leven aangenamer maken? Wat is het nut ervan voor grafisch ontwerpers of voor designers in het algemeen? Lucas Nijs: Onze software is bijvoorbeeld bijzonder nuttig als er in een opdracht een component aanwezig is waarbij bepaalde dingen meerdere keren uitgevoerd moeten worden. Frederik De Bleser: Ik denk dat je als vormgever of als kunstenaar sowieso steeds op zoek bent naar iets beter, naar betere ideeën en tools, maar ook naar het verbeteren van jezelf. Je wil als creatieveling je tijd toch niet verspillen met saaie productieprocessen waarin dezelfde handeling voortdurend herhaald en gevarieerd moet worden? Generatieve software laat een ontwerper toe om echt creatief bezig te kunnen zijn.« NodeBox is een gratis softwarepakket dat je kan downloaden op www.nodebox.net. Op die website vind je ook een uitgebreide
NodeBox is a free software package that you can download from www.nodebox.net. The website also has a comprehensive
handleiding en een galerij met de resultaten van
manual and a gallery of the results of the various experiments and workshops.
de verschillende experimenten en workshops.
41
Christian Oosterlinck
M
Design Week Milaan 2012 Design Week Milan 2012
51 jaar design in Milaan in 51 beelden 51 years of design in Milan in 51 images
06
Belgium is Design, Triennale di Milano Belgium is Design is een samenwerking van Design Vlaanderen met Wallonie-Bruxelles Design/Mode en Brussels Invest & Export. Vorig jaar werd de Belgische presentatie gebracht in de Pinacoteca di Brera, maar nu werd er gekozen voor een mogelijks nog prestigieuzere locatie: het designmuseum van Milaan, de Triennale. Het is een toplocatie waar tijdens één week meer dan 100 000 bezoekers langskomen. Werken van 25 ontwerpers werden geselecteerd rond het thema Perspectives. Wat is de toekomst voor de huidige ontwerper? Welke uitdagingen wachten ons? Wat brengt de toekomst? In een verzameling van prototypes, producten, diensten, projecten en systemen, stelt Perspectives intrigerende, doordachte en speelse referentiepunten voor, die ons doen nadenken over de invloed en impact van design op het dagelijkse leven. Na de oprichting van het Designplatform Vlaanderen is het bezoek van minister-president Kris Peeters aan Milaan een nieuw bewijs dat Vlaanderen volop de designkaart trekt. Na een designdiner op maandag bezocht hij op dinsdag verschillende beursstands van Vlaamse bedrijven en opende hij officieel Perspectives [1]. In de Triennale waren we trouwens niet de enige Belgische aanwezigen. Objet Préféré van Fabrica was er te zien, een samenwerking met Grand-Hornu Images [2]. En aan de ingang werden onder het thema Insalata Belga hapjes geserveerd vanuit een caravan ontworpen door Xavier Lust, een Brussels initiatief [3]. We bevonden ons trouwens in goed internationaal gezelschap in de Triennale met bedrijven als Abet Laminati en de Liquidkristal-installatie van Ross Lovegrove voor Lasvit [4].
01
02 03 04 05 06
Claire Tillekaerts, gedelegeerd bestuurder van Flanders Investment & Trade, Kris Peeters, Vlaams minister-president en Johan Valcke, directeur van Design Vlaanderen / Claire Tillekaerts, CEO Flanders Investment & Trade, Kris Peeters, Minister-President of Flanders and Johan Valcke, director Design Flanders Foto: Barbara Tieleman Foto: Gustavo Millon/Fabrica © Xavier Lust Foto: Simona Cupoli Mathieu Lehanneur voor/for Objecten, States. Foto: Julien Renault Jean-François D’Or voor/for Reflect+/Deknudt, Elisabeth. Foto © P. Verplancke
01
02 03
05 04 43
Salone del Mobile De Salone del Mobile op Rho is en blijft de place to be voor vele bedrijven. Extremis toonde in première de Marina-collectie: een lange tafel met bijhorende banken. Deze keer niet van de hand van Dirk Wynants maar van Bruno Fattorini [15]. Bij Tribù zagen we de prototypes van de Branch, een ontwerp van studio Lievore Altherr Molina [16]. Manutti, dat tot voor enkele jaren onder de naam Four Seasons op de markt was, pakte uit met Jean-Luc Moerman, maar we keken vooral naar Mood, een eerste ontwerp van Gerd Couckhuyt voor Manutti [17]. Bij de tuinmeubelen sluiten we af met Royal Botania. Hun nieuwste collectie hadden ze al op Maison & Objet gelanceerd, maar toch enige aandacht voor hun Red Label XQI [18]. Casalis pakte uit met nieuwe ontwerpen van Aleksandra Gaca in de Slumber-reeks: een 3d-isolerende muurbekleding en kussens in hetzelfde rekbare textiel [19]. Bij Indera zagen we de Vida van Wim Segers en de Lazy Sunday, ontworpen door Stefan Schöning [20]. Natuurlijk zijn heel wat grote namen uit de internationale designwereld aanwezig op de beurs. Talk of the town was de samenwerking van rocklegende Lenny Kravitz met Philippe Starck voor Kartell, maar ook Comback van Patricia Urquiola mag in de Kartell-collectie gezien worden [21]. De stoel en tafel Mia van Jean Nouvel waren oorspronkelijk bedoeld voor het restaurant van een nieuw designcentrum in Montpellier, maar worden nu uitgebracht bij EMU [22].
07
07 08
09 10
11 12 13 14 15 16
Sylvain Willenz voor/for Stattman Neue Moebel, Profile Chair. © Stattman Neue Moebel 51N4E, Chevalier-Masson & Julie Vandenbroucke, Lichtbed. Foto: Filip Dujardin Michaël Bihain, Diaphragm. Foto: Anthony Graci Alain Gilles voor/for O’Sun, Nomad Portable Solar Lamp. © Alain Gilles Danny Venlet voor/for AGC, Luminous Touch. © Danny Venlet Maarten De Ceulaer, Mutation Series. Foto: Nicolas Neefs D’hanis & Lachaert, Changed Values. © D’hanis & Lachaert Kaspar Hamacher, Stein No. 1. Foto: Jonas Löllmann © Extremis © Tribu
09
10 11 08
44
Belgium is Design, Triennale di Milano Belgium is Design is a collaboration between Design Flanders with WallonieBruxelles Design/Mode and Brussels Invest & Export. Last year the Belgian presentation was held in the Pinacoteca di Brera, but a location that is possibly even more prestigious has now been chosen: the design museum of Milan, the Triennale. It is a major location visited by more than 100,000 people in one week. Works by 25 designers were selected on the theme of Perspectives. What is the future for today’s designer? What challenges await us? What will the future bring? In a collection of prototypes, products, services, projects and systems, Perspectives presents intriguing, thoughtful and playful reference points that make us think about the influence and impact of design on daily life. After the establishment of Flanders Design Platform, the visit of MinisterPresident Kris Peeters to Milan is further evidence that Flanders is firmly committed to design. After a design dinner on Monday, he visited various Flemish companies’ stands and officially opened Perspectives [1] on Tuesday. As it happens, we were not the only Belgians at the Triennale. Objet Préféré by Fabrica was there, a collaboration with GrandHornu Images [2]. And at the entrance snacks were served under the banner Insalata Belga from a caravan designed by Xavier Lust, a Brussels’ initiative [3]. Furthermore, we were in good international company at the Triennale with companies such as Abet Laminati and the Liquidkristal installation of Ross Lovegrove for Lasvit [4].
45
Edra pakte uit met Bois de Rose, een kast met een knipoog naar een piano, van hun eigen art director Massimo Morozzi [23]. Martino Gamper ontwiep een mooie Vigna-reeks voor Magis [24]. Casamania gaf de jonge Franse studio Les M (Céline Merhand en Anais Morel) een kans met Collerette, een poef met bijhorend deken voor de koude dagen [25]. Traditioneel veel kleur bij DEDON met de Fedra van Lorenza Bozzoli [26]. De Salone Satellite is voorbehouden aan jong talent, al werden er ter gelegenheid van de 15de editie enkele gekende namen uitgenodigd, zoals Big-Game, het Zwitserse collectief met de Belg Elric Petit. Het collectief stelde onder andere Pen voor [27]. Wallonie-Bruxelles Design/Mode pakte ook dit jaar weer uit met enkele nieuwe namen: tien ontwerpers waarvan de meesten zich voor de eerste keer op een internationaal podium presenteerden, zoals Pascal Breucker met zijn collectie lampen [28], Laure Kasiers met het Feuille-tapijt [29], Unu Studio (Jean-Baptiste Goetgheluck) met de Plica[30] en Rad Product met Archi Desk en Birdy Projekt [31]. Addict Creative Lab was eveneens aanwezig, met onder andere resultaten uit hun TouristLab, een project in samenwerking met Toerisme Vlaanderen [32]. Heel mooi is in elk geval de Shell van Bradley Bowers voor Studio PLZ DNT TCH, een ‘ligschelp’ [33]. Het meest opvallend was het project Hydro-Fold van student Christophe Guberan. Via een ordinaire inkjetprinter waar-van de inkt vervangen werd door water, wordt speciaal papier bedrukt en krijgt het zo vanzelf een origami-achtige vorm [34].
17
46
© Manutti © Royal Botania © Casalis © Indera © Kartell © Emu © Edra © Magis © Casamania © Dedon
19
21 18
17 18 19 20 21 22 23 24 25 26
22
Salone del Mobile The Salone del Mobile at Rho is and remains the place to be for many companies. Extremis pre miered the Marina collection: a long table with benches. This time not by Dirk Wynants, but by Bruno Fattorini [15]. At Tribù we saw the prototypes of the Branch, a design by studio Lievore Altherr Molina [16]. Manutti, which until a few years ago was on the market under the name Four Seasons, introduced JeanLuc Moerman, but we were mainly interested in Mood, the first design by Gerd Couckhuyt [17] for Manutti. We ended in garden furniture with Royal Botania. They had already launched their latest collection at Maison & Objet, but still some attention for their Red Label XQI [18]. Casalis unveiled new designs by Aleksandra Gaca in the Slumber series: a 3D insulating wall covering and cushions in the same stretchy textile [19]. At Indera we saw the Vida by Wim Segers and the Lazy Sunday, designed by Stefan Schöning [20]. Naturally, plenty of big names from the international design world were present at the fair. Talk of the town was the collaboration between rock legend Lenny Kravitz and Philippe Starck for Kartell, but Comback by Patricia Urquiola can also be seen in the Kartell collection [21]. The chair and table Mia by Jean Nouvel were originally intended for the restaurant of a new design centre in Montpellier, but are now being released by EMU [22]. Edra unveiled Bois de Rose, a box with a nod to a piano, by their own art director, Massimo Morozzi [23]. Martino Gamper designed a beautiful Vigna series for Magis [24]. Casamania gave the young French studio Les M (Céline Merhand and Anais Morel) a chance with Collerette, an ottoman and matching throw for cold days [25]. Traditionally lots of colour at DEDON with the Fedra by Lorenza Bozzoli [26].
47
Zona Tortona Jaren geleden ontstond er tijdens de meubelbeurs ook een off-parcours in de binnenstad van Milaan, de zogenaamde Zona Tortona. Vorig jaar waren er organisatorische problemen, maar de stad Milaan doet inspanningen om de zone te doen herleven. Nu zien we er nog een massa kleine presentaties, maar verder ook Established & Sons, Poltrona Frau, de showrooms van Moooi, Linteloo en Modular. Het Franse VIA, een organisatie voor de promotie van design, bracht een immense groepsstand met ruimte voor ontwerpers, producenten en speciale projecten. Veel aandacht ging naar Parades van Mathilde Bretillot [35]. Het Nederlandse Tuttobene had ook internationale gasten zoals Studio Appetit van Ido Garini, een in Israel geboren food designer, maar momenteel in de Verenigde Staten werkzaam, met een geheel eigen collectie accessoires [36]. We waren onder de indruk van installaties van Canon en Cristalplant. Bij Foscarini werd de verlichting in een hoekje gedreven en vervangen door een indrukwekkende videopresentatie, een concept van Vicente García Jiménez met videowerk van Massimo Gardone [37]. Heel mooi was ook de stoelenpresentatie van het Duitse Kusch+Co [38]. Of wat te denken van de Shaping Silestone-keuken van de gebroeders Campana, gebaseerd op het principe van het Zwitserse
27 28 29 30 31 32 33 34 35 36
© Big-Game © Pascal Breucker © Laure Kasiers © UNU Studio © .RAD Product © Addictlab © Studio PLZ DNT TCH Foto: Ecal – Nicolas Genta Foto: Marie Flores © Studio Appetit
29
27
28 31
32
48
The Salone Satellite is reserved for young talent, although one or two familiar names were invited on the occasion of the 15th edition, such as BigGame, the Swiss collective with the Belgian, Elric Petit. Among other things, the collective presented Pen [27]. WallonieBruxelles Design/Mode introduced one or two new names again this year: ten designers, most of whom were presenting for the first time on an international stage, such as Pascal Breucker with his collection of lamps [28], Laure Kasiers with the Feuille rug [29], Unu Studio (JeanBaptiste Goetgheluck) with the Plica [30] and Rad Product with Archi Desk and Birdy Projekt [31]. Addict Creative Lab was also present, with, among other things, results from their TouristLab, a project in collaboration with Tourism Flanders [32]. Very attractive in any event is the Shell by Bradley Bowers for Studio PLZ DNT TCH, a ‘reclining shell’ [33]. The most striking was the project Hydro-Fold by student Christophe Guberan. Via an ordinary inkjet printer in which the ink was replaced by water, special paper is printed and takes on an origamilike shape [34].
Zona Tortona Years ago during the furniture fair an offtrail grew up in the centre of Milan, the socalled Zona Tortona. Last year there were organisational problems, but the city of Milan is making an effort to revive the area. Now we are still seeing a mass of small presentations there, along with Established & Sons, Poltrona Frau, the showrooms of Moooi, Linteloo and Modular. The French VIA, an organisation for the promotion of design, brought a massive group stand with space for designers, producers and special
49
zakmes [39]? Helemaal geen grote naam, maar minstens even indrukwekkend is het straatmeubilair City Alphabet van Piotr Welniak en Michal Bartkowiak, op een Poolse groepsstand [40]. Aan de ingang van de Superstudio is er het Turkse Thus Spoke the Marble, met enorme marmeren installaties van Werner Aisslinger, Alfredo Häberli, Richard Hutten, James Irvine e.a. [41]. Bedoeling is dat deze expo nog internationaal zal rondreizen.
Ventura Lambrate Sinds drie jaar is deze wijk aan de rand van de stad een nieuwe trekpleister geworden. Z33 is er al sinds het begin aanwezig. Dit jaar toonden ze een preview van The Machine, de tentoonstelling die vanaf juni te zien is in C-Mine in Genk. De tento voert een onderzoek naar nieuwe systemen en materialen, tégen de massaconsumptie. Bij Z33 geen Belgische designers deze keer, maar wel de Fransen Thomas Maincent [42] en Thomas Vailly, en de Koreaans-Nederlandse Joong Han Lee. Maar niet getreurd: Atelier Belge, opgericht door Deevie Vermetten, was ook voor de eerste keer in Milaan [43]. Bij het jonge Duitse label Stattmann Neue Möbel was er nieuw werk van Marina Bautier, Unit Shelf [44], en van Sylvain Willenz.
37 38 39 40 41 42 43 44 45
Foto: Johan Valcke © Kusch & Co © Cosentino © Piotr Wełniak & Michal Bartkowiak Foto: Franco Chimenti Foto: Vincent van Gurp © Atelier Belge © Marina Bautier © Paradise – Royal College of Art
40
38
37 41
50
39
projects. Parades by Mathilde Bretillot [35] received a great deal of attention. The Dutch Tuttobene also had international guests such as Studio Appetit by Ido Garini, a food designer born in Israel but currently working in the USA, with a unique collection of accessories [36]. We were impressed by installations by Canon and Cristalplant. At Foscarini the lighting was pushed into a corner and replaced by an impressive video presentation, a concept of Vicente García Jiménez with video work by Massimo Gardone [37]. The chairs presentation of the German Kusch+Co [38] was also wonderful. Or what about the Shaping Silestone kitchen by the Campana brothers, based on the principle of the Swiss pocket knife [39]? By no means a big name, but at least as impressive is the street furniture City Alphabet by Piotr Welniak and Michal Bartkowiak, on a Polish group stand [40]. At the entrance to the Superstudio is the Turkish Thus Spoke the Marble, with huge marble installations by Werner Aisslinger, Alfredo Häberli, Richard Hutten, James Irvine and others [41]. The intention is for this expo to tour internationally.
Ventura Lambrate For the past three years this district on the edge of the city has been a new attraction. Z33 has been there since the beginning. This year they gave a preview of The Machine, the exhibition that can be seen from June in CMine in Genk. The exhibition is carrying out a study into new systems and materials, against mass consumption. No Belgian designers this time at Z33, but the Frenchmen Thomas Maincent [42] and Thomas Vailly, and the KoreanDutch Joong Han Lee. But not to worry:
51
Er waren heel wat designscholen aanwezig in Lambrate, maar de grootste presentatie werd toch gebracht door het Royal College of Art, met als thema Paradise. Opvallend was het werk van Silo Studio [45]. Ook Ikea was hier te vinden met de PS-collectie, een herinterpretatie van modellen uit de jaren 60 [46].
Centro Storico In het stadcentrum zijn heel wat flagship stores te vinden van de Italiaanse producenten. De Brera-wijk, die de jongste jaren almaar prominenter aanwezig was, leek dit jaar wat minder in de belangstelling te staan. Al was er natuurlijk wel nog de Moroso-winkel, dit jaar met een Oosterse presentatie: The Way of the Water Dragon. Aan de rand van Brera vinden we Skitsch, met onder andere het Paradise-bijzettafeltje van Stefan Schöning [47]. Quinze & Milan waren te vinden in het Museo Nazionale della Scienza e della Tecnologia met de Quartz-stoelen [48]. In de Samsonite Store werd de Firelite gelanceerd, een nieuwe lijn die volgt op de Cubelite en de Cosmolite, eveneens ontworpen door Erik Sijmons [49]. In het Palazzo Clerici werden 20 bestaande en onbestaande bedrijven gepresenteerd door Droog Design, onder de naam Material Matters – A future furniture fair [50]: nieuwe bedrijfsmodellen worden onderzocht voor een nieuwe wereld. Dit kaderde in de Domus Open Design Archipelago, The Future of the Making, een onderzoek naar de toekomst van design, waar we ook de Mod-Bike van Thomas Lommee en Jo van Bostraeten konden zien [51].
46 47 48 49 50 51
© Ikea © Stefan Schöning © Quinze & Milan © Samsonite © Droog Design Foto: Thomas Lommee
46
52
Atelier Belge, established by Deevie Vermetten, was also in Milan for the first time [43]. At the young German label Stattmann Neue Möbel there was new work by Marina Bautier, Unit Shelf [44], and by Sylvain Willenz. A great many design schools were present in Lambrate, but the largest presentation was by the Royal College of Art, on the subject of Paradise. The work of Silo Studio [45] was striking. Even Ikea was there with the PS collection, a reinterpretation of models from the 1960s [46].
Centro Storico In the city centre can be found many of the Italian producers’ flagship stores. The Brera district, which had become increasingly prominent in recent times, seemed a little less in the spotlight this year. Although there was naturally still the Moroso store, this year with an Eastern presentation: The Way of the Water Dragon. On the edge of Brera we find Skitsch, with, among other things, the Paradise side table by Stefan Schöning [47]. Quinze & Milan could be found in the Museo Nazionale della Scienza e della Tecnologia with the Quartz chairs [48]. In the Samsonite Store the Firelite was launched, a new line following on from the Cubelite and the Cosmolite, also designed by Erik Sijmons [49]. In the Palazzo Clerici, 20 existing and nonexistent companies were presented by Droog Design, under the name Material Matters - A future furniture fair [50]: new company models are investigated for a new world. This was part of the Domus Open Design Archipelago, The Future of the Making, a study into the future of design, where we could also see the Mod-Bike by Thomas Lommee and Jo van Bostraeten [51].
53
Sinds 1 februari 2012 staat Marie Pok aan het hoofd van GrandHornu Images, het museum voor design en toegepaste kunst nabij Bergen. Ze volgt Françoise Foulon op, die er sinds 1984 de artistieke leiding in handen had. Foulon slaagde erin om van de mijnsite, gelegen in het hart van de Borinage, één van de meest toonaangevende musea van het land te maken. Ze was het creatieve brein achter groots opgezette overzichtstentoonstellingen (Xavier Lust, Matali Crasset), achter vruchtbare samenwerkingsverbanden (Design Museum Gent, Design Vlaanderen) en originele tentoonstellingsconcepten (Fabrica – Objet Préféré, Le Fabuleux Destin du Quotidien). Vandaag geeft ze de fakkel door. Een loodzware erfenis of een nieuw begin? We vroegen het aan nieuwbakken directrice Marie Pok, onder het imposante industriële gewelf van haar nieuwe werkplek.
of Grand-Hornu Images
An interview with Marie Pok, director
Design museum with character
van Grand-Hornu Images
Een gesprek met Marie Pok, directrice
Designmuseum met karakter
G H
Marie Pok has been head of Grand-Hornu Images, the design and applied arts museum near Bergen, since 1 February 2012. She succeeded Françoise Foulon, who had been appointed artistic director there in 1984. Foulon had managed to turn this mine site in the heart of the Borinage into one of the country’s most prominent museums. Hers was the creative mind behind large-scale retrospective exhibitions (Xavier Lust, Matali Crasset), productive partnerships (Design Museum Ghent, Design Flanders) and original exhibition concepts (Fabrica – Objet Préféré, Le Fabuleux Destin du Quotidien). Today, she is handing on the torch. A hard act to follow or a new beginning? This is what we asked newly appointed director Marie Pok, under the imposing industrial vaulting of her new place of work.
Eva Coudyzer / foto’s: Michael De Lausnay
Grand-Hornu is een prachtige locatie met imposante tentoonstellingsruimten. Het moet een plezier zijn om hier te mogen werken. Jazeker. Dat is grotendeels te danken aan Henri de Gorge, de industrieel die hier aan het begin van de 19de eeuw arbeiderswoningen en mijngebouwen liet optrekken in neoklassieke stijl. Hij was een technisch vernieuwer maar hechtte ook veel belang aan het esthetische. Wij zetten met design die traditie in zekere zin voort: innovatie en esthetiek gaan hand in hand. De site Grand-Hornu zal trouwens door Unesco uitgeroepen worden tot werelderfgoed, wellicht in juni. We wachten nog op de officiële aankondiging. Niet alleen de gebouwen zelf, maar ook de arbeiderswoningen rondom zijn dan beschermd. Heeft het museum contact met de buurtbewoners? Ja, we hebben zelfs iemand in dienst die louter aan buurtwerking doet. Ik wil zeker het sociale aspect van mijn opdracht niet uit het oog verliezen. De mensen uit de buurt zijn bovendien heel vriendelijk en warm. Er heerst hier toch een andere cultuur dan in Brussel. Vanwaar de interesse om voor Grand-Hornu te werken? Want hiervoor was u vooral actief als journaliste en als organisator van designevenementen. Ik heb Romaanse filologie gestudeerd want ik wilde leerkracht worden. Na mijn studies ben ik echter begonnen als journalist voor l’Evénement, vervolgens voor La Libre Essentielle, waar ik artikels schreef over design, kunst en architectuur. Ik heb eigenlijk altijd mijn persoonlijke interesses gevolgd. Ik heb toen ook samen met Best Of Publishing het boekje Design in Belgium gelanceerd, dat nu jammer genoeg niet meer wordt uitgegeven. U hebt ook Design September gelanceerd? Ja, omdat er toen in Brussel enkel losse initiatieven bestonden rond design en geen echt grootschalig evenement. Brussel heeft geen internationale beurs, bijna geen industrie, en ik wilde aantonen dat er wel degelijk iets gebeurt in Brussel op het vlak van design. Toen ben ik op het idee gekomen van Design September, kwestie van alle mogelijke designactoren zoals bedrijven, galeries en winkels gedurende één maand met elkaar in contact te brengen. Het idee was eigenlijk om iets gelijkaardigs te doen als in de Zona Tortona, het alternatieve circuit van de meubelbeurs in Milaan. Maar nu heb ik de organisatie van Design September overgelaten aan Delphine Vercauteren.
Grand-Hornu is a fabulous location with impressive exhibition areas. It must be an honour and a pleasure to work here. It certainly is. Thanks for the most part to Henri de Gorge, the industrialist who built these neoclassical miners’ cottages and mine buildings in the early 19th century. He was a technical innovator, but very aesthetically minded too. We are, in some ways, using design to continue in this tradition: innovation and aesthetics go hand in hand. For that matter, Grand-Hornu is set to become a Unesco World Heritage Site, maybe in June. We are still awaiting the official announcement. The protected status will be conferred not just on the building, but on the surrounding workers’ cottages. Does the museum interact with the local residents? Yes, in fact we even have someone in charge of community relations. I, for one, wouldn’t like to lose sight of the social aspect of my job. The locals are actually very friendly and open. The culture here is very different to that in Brussels. What was it that drew your attention to Grand-Hornu? Because before this, you worked primarily as a journalist and a design event organiser. I studied Romance philology because I wanted to be a teacher. But when I graduated, I started working as a journalist for l’Evénement, and then
55
Bent u van plan om een radicale ommekeer teweeg te brengen in de programmatie? Neen, ik wil de lijn aanhouden die Françoise Foulon sinds de jaren 80 heeft uitgetekend. Zij heeft een echte identiteit gegeven aan Grand-Hornu. In de begindagen was de programmatie immers veel breder dan nu: er moest altijd ‘animatie’ plaatsvinden, of het nu ging om muziek, kunst of design. Er is hier zelfs ooit een show georganiseerd met paarden. Het is Françoise Foulon die een duidelijke identiteit aan Grand-Hornu heeft gegeven en zich heeft toegelegd op design en toegepaste kunst.
Maar u wilt ook eigen accenten leggen? Uiteraard. Ik heb een specifieke voorliefde voor architectuur en grafische vormgeving. Grafische vormgeving boeit me omdat het alomtegenwoordig is in ons leven: affiches, boeken, verpakkingen enz. De mensen zijn zich daar te weinig van bewust. Ik kan hier wel als primeur meegeven dat er binnenkort een tentoonstelling van de befaamde grafische ontwerper Stefan Sagmeister georganiseerd wordt in GrandHornu, een reizende tentoonstelling die eerder in Parijs en Seoul te zien was. Niet alleen het grafische aspect wordt er belicht, maar ook – en vooral – het commerciële. Sagmeister werkt als vormgever niet enkel voor de culturele sector, maar ook voor heel commerciële klanten. Zijn campagnes voor onder meer Levis en BMW kenden een groot succes. Vaak is zijn werk erg agressief. Het is interessant om het verband te tonen tussen het commerciële en het culturele. Ook de intelligente reflectie die eraan voorafgaat vind ik interessant. Daarnaast wil ik ook aandacht blijven vragen voor meubeldesign, zoals in de tentoonstelling over Maarten Van Severen die
for La Libre Essentielle, writing articles on design, art and architecture. As a matter of fact, I have always pursued my own personal interests. At that
time, I also launched the book Design in Belgium in association with Best Of Publishing, which, sadly enough, is no longer in print.
Hoe bent u dan terecht gekomen in Grand-Hornu? Ik kende de site natuurlijk al jaren en toen er een oproep verscheen voor kandidaten voor het directeurschap heb ik niet getwijfeld. Er moest een dossier opgesteld worden en er was een jurybeoordeling. En in november vorig jaar kwam het goede nieuws dat ik het gehaald had en al kon starten op 1 februari.
Did you also launch Design September? Yes, because back then in Brussels, there were just lots of separate little initiatives in the area of design and no real, large-scale event. Brussels has no international trade fair, virtually no industry, and I wanted to show that stuff was actually going on in Brussels in terms of design. It was then that I came up with the idea of Design September, a process of bringing all kinds of design players such as companies, galleries and stores into contact with each other for a month. The idea was to do something in the vein of the Zona Tortona, the alternative circuit to the Milan fashion fair. Now though, I’ve left the job of organising Design September to Delphine Vercauteren. How did you end up at Grand-Hornu? Obviously I’ve known about the site for years, and when I saw the call for candidates to take over the directorship, there wasn’t a doubt in my mind. I had to put a portfolio together and face assessment by a panel of jurors. In November of last year, I got the good news that I had succeeded and could start on 1 February.
56
momenteel in Grand-Hornu te bezichtigen is en waarvan ik vind dat elke designstudent ze gezien moet hebben. Het volledige proces van de .03-stoel, van idee tot product in de winkel, wordt er uit de doeken gedaan. En ook architectuur boeit u? Ja, architectuur interesseert me heel erg. In België besteden culturele organisaties er veel te weinig aandacht aan. Belgische bureaus hebben internationale uitstraling en dat komt veel te weinig uit de verf. Nochtans gebeuren er inspirerende dingen op architecturaal vlak: Ordos 100 was bijvoorbeeld zo een fantastisch project, van Chinees kunstenaar Ai Weiwei en het Zwitserse architectenbureau Herzog & de Meuron. Honderd architecten uit zevenentwintig verschillende landen werden samengebracht om villa’s te ontwerpen op een terrein van duizend vierkante meter in Ordos in Mongolië. Elk architectenbureau kreeg een aantal vierkante meter grond ter beschikking waarvoor ze – zonder artistieke inmenging van derden – een unieke villa mochten ontwerpen. Op die manier zou er een compleet nieuwe stad herrijzen in het desolate
Do you plan to bring about a radical turnaround in the programming? No, I intend to steer the course that Françoise Foulon has steered since the 1980s. She gave Grand-Hornu a true identity of its own. That’s because, in the early days, the programming was much broader than it is now: there had to be ‘entertainment’ at all times, whether it was music, art or design. Once there was even a show involving horses. It was Françoise Foulon who gave GrandHornu a clear identity, and it was she who tuned in to design and applied art. But won’t you want to do a few things your own way? Of course. My real loves are architecture and graphic design. What fascinates me about graphic design is its omnipresence in our lives: posters, books, packaging, etc. People are not really fully aware of it. I can give a sneak preview here and say that there is soon to be an exhibition at Grand-Hornu by the famous graphic designer Stefan Sagmeister, a travelling exhibition that has already visited Paris and Seoul. It reveals not only the graphic aspects, but, and above all, the commercial side of things. Sagmeister designs not just for the cultural sector, but for very commercial customers too. His cam-
steppelandschap van Ordos. België werd ginds onder meer vertegenwoordigd door David Van Severen van het Gentse bureau Office. [Tot op heden werd het project, dat gefinancierd zou worden door een privébedrijf, nog niet gerealiseerd. Begin 2012 werd een documentaire over Ordos 100 voorgesteld op het Internationaal Filmfestival van Rotterdam, in een regie van Ai Weiwei, red.]. Aan welke tentoonstellingen kunnen we ons nog verwachten in Grand-Hornu? Dit jaar staan er nog drie tentoonstellingen op het programma die door Françoise Foulon werden georganiseerd: één rond glas en twee rond keramiek. Daarnaast bereiden we de volgende editie van het internationale kunstenfestival Europalia voor, deze keer gericht op India. Bergen is in 2015 ook Culturele Hoofdstad van Europa en ik denk erover om dan iets te organiseren rond design en eenvoud, naar de Bijbelspreuk ‘Zalig zijn de armen van geest’. Maar dat idee staat nog in de kinderschoenen. Voor november denk ik aan een tentoonstelling rond science-fiction en design. Het idee bestaat erin om te werken rond ‘anticiperend’ design, of hoe voornamelijk wetenschappelijke ontwikkelingen zichtbaar worden in het design van een bepaalde tijd. Het is een erg narratief concept, vertrekkende vanuit het standpunt van Jules Verne. Als we teruggaan naar de jaren 60 zien we bijvoorbeeld duidelijk de invloed van de ruimtevaart en de mogelijkheid van buitenaards leven op het design van die tijd. Ik denk bijvoorbeeld aan de ontwerpen van Archigram, het futuristische architectenbureau rond Peter Cook uit het begin van de jaren 60. Over Archigram zou ik trouwens graag nog een aparte tentoonstelling maken. Ik denk ook aan de magische Visiona-interieurs die Verner Panton eind jaren 60 lanceerde, met die ronde vormen en dat typische kleurenpalet dat alludeerde op de ruimtecapsules. Ook de ontwerpen van Atelier Van Lieshout passen perfect in deze thematiek. Bovendien kunnen andere disciplines aan bod komen: de excentrieke mode van Pierre Cardin en de futuristische outfits van Henrik Vibskov bijvoorbeeld. Vandaag gaan de technologische ontwikkelingen nog een stap verder, bijvoorbeeld op het gebied van de nanotechnologie. Hoe vertaalt zich dat naar hedendaags design? Kan design nog dromen? Dat idee ben ik momenteel aan het uitwerken.
Tot slot: wat is uw ultieme droom voor Grand-Hornu? Ik zou van Grand-Hornu een vrijplaats willen maken voor unieke projecten en tentoonstellingen die nergens anders te zien zijn, niet in Brussel en niet in Parijs. Er is tegenwoordig een cultureel overaanbod en de site ligt vrij ver van de grote cultuursteden. Daarom wil ik Grand-Hornu een unieke identiteit geven, zodat we ons voldoende kunnen onderscheiden van andere organisaties.
Daarnaast is mijn grootste angst wellicht om niet dezelfde kwaliteit te kunnen bieden als mijn voorgangster Françoise Foulon. Het bewaren van de hoge kwaliteit van onze tentoonstellingen blijft een prioriteit. Om kort te gaan: ik wil van Grand-Hornu Images een inspirerende plek maken met originele en kwalitatieve tentoonstellingen, waar mensen graag een eind voor willen omrijden.«
57
paigns for the likes of Levis and BMW have been very successful. His work is often very aggressive. This demonstration of the links between the com mercial and the cultural is interesting. The intelli gent reflection that precedes it is also interesting. I would also like to keep drawing attention to furniture design, as in the exhibition on Maarten Van Severen, which is presently at the Grand Hornu and which I think is a must for every design student. It tells the complete story of the .03 03 chair, from the idea to the product in the stores. And you love architecture too? Yes, I have a passionate interest in architec ture. Cultural organisations in Belgium pay far too little attention to it. Belgian architectural firms have international allure and not enough is made of this. Nonetheless, all kinds of inspirational things hap pen in architecture: Ordos 100, for example, was a fantastic project of this type, by Chinese artists Ai Weiwei and the Swiss architectural firm Herzog & de Meuron. A hundred architects from 27 coun tries were brought together to design villas on a thousand square metres of land in Ordos, in Mon golia. Each of the architectural firms was given an area of land on which to design a unique villa, with no artistic input from anyone else. Through the process, a completely new town would rise up from the desolate steppes of Ordos. Belgium was represented over there by David Van Severen of the Ghent firm, Office. [Editor: to date, the project,
58
which is to be financed by a private company, has not yet been realised. In early 2012, a documen tary directed by Ai Weiwei on Ordos 100 was pre sented at Rotterdam International Film Festival]. What sort of exhibitions can we expect to see in GrandHornu? There are still three exhibitions, which were organised by Françoise Foulon, on the programme this year: one on glass and two on ceramics. We are also preparing the next edition of the Europalia International Arts Festival, which focuses on India this year. Bergen is Cultural Capital of Europe in 2015 and I’m thinking about organising something on design and simplicity, along the lines of the bi blical proverb ‘Blessed are the poor in spirit’. But the idea is still in its infancy. For November, I’m thinking of holding an exhibition on science fiction and design. The idea is all about looking at ‘anticipatory’ design, or how essentially scientific developments are visible in the design of a given era. It is a very narrative concept, related to the position adopted by Jules Verne. Going back to the 1960s, for example, we see clearly the influence of space travel and the possibility of extraterrestrial life in the design of the times. I am thinking, for example, of the designs of Archigram, the futurist architectural firm based around Peter Cook in the early 1960s. For that matter, I would like to organise a separate exhibi tion on Archigram. I am also thinking of the mag
ical Visiona interiors launched by Verner Panton in the late 1960s, with those round shapes and the colour palette typical of the space capsules. The designs produced by Atelier Van Lieshout tie in perfectly with this theme. Other disciplines will be covered too: the eccentric fashion of Pierre Cardin and the futuristic outfits of Henrik Vibskov, for example. Today, the technological develop ments go a step further and now include nano technology, for example. How does that translate into modern design? Can design still dream? I’m still trying to work that idea out. Finally, what is your ultimate dream for GrandHornu? I would like to turn GrandHornu into a sanc tuary for unique projects and exhibitions that can be seen nowhere else; not in Brussels, not in Paris. There is currently a cultural surfeit, and the site is a fair distance away from the big cultural cities. That’s why I’d like to give GrandHornu a unique identity, so that we can set ourselves sufficiently apart from the other organisations. My biggest fear is not being able to deliver the same quality as my predecessor, Françoise Foulon. Retaining the high quality of our exhibi tions remains a priority. To put it briefly: I would like to make Grand Hornu Images an inspiring place that offers origi nal exhibitions of high quality, for which people are prepared to go a little out of their way.V
PK
Horsepowe Hor rsepower sepower, your Majesty aajesty !
www.krisdemey.be
Kris Demey Paardekracht bvba 0496 / 12 46 59 krisdemey@gmail.com
Agenda tentoonstellingen BELGIË
Antwerpen Between Writing & Type: the Stencil Letter — tot 29.06.2012 Catapult Communication Designers Rubenslei 10 03 239 10 10 www.catapult.be Doorzon Interieurarchitecten — tot 10.06.2012 De Singel Desguinlei 25 03 248 28 00 www.desingel.be Een Leven in Mode. Vrouwenkleding 1750-1950. Uit de collectie Jacoba de Jonge — tot 12.08.2012 Modemuseum Nationalestraat 28/1 03 470 27 70 www.momu.be Brugge Paul Funcken, Han de Kluijver, Carine Neutjens, Frederik Van Overschelde — van 09.06.2012 tot 08.09.2012 Art-O-Nivo Wollestraat 25 050 33 50 61 www.artonivo.be Brussel De Nieuwe Oogst — van 08.06.2012 tot 19.08.2012 Design Vlaanderen Galerie Kanselarijstraat 19 02 227 60 68 www.designvlaanderen.be Laure Gonthier: Terre et fantasmes — tot 16.06.2012 Les Ateliers Galerie de l’Ô Waterstraat 56a 0495 28 71 74 www.galeriedelo.be Cerruti Baleri — tot 28.06.2012 Ligne Koninginnegalerij 12-16 02 511 60 30 www.ligne.be
60
Geneviève Kesteloot: Vegetale transparantie — tot 17.06.2012 Handmade – Pruiken, korsetten en kniebroeken — 31.12.2012 Museum voor het Kostuum en de Kant Violetstraat 12 02 213 44 50 musea.brussel.be Genk The Machine — van 03.06.2012 tot 07.10.2012 C-Mine Evence Coppéelaan 91 089 65 59 01 www.c-mine.be Gent Pieter De Bruyne (1931-1987). Pionier van het postmoderne Destrøy/Design – Een selectie uit de collectie van Frac NordPas de Calais — van 07.07.2012 tot 21.10.2012 Design museum Gent Jan Breydelstraat 5 09 267 99 99 www.design.museum.gent.be Hasselt De 20ste eeuw aangekleed. Vrouwenmode in de eeuw van de ontwerper — van 23.06.2012 tot 06.01.2013 Modemuseum Hasselt Gasthuisstraat 11 011 23 96 21 www.modemuseumhasselt.be Mind The System, Find The Gap — van 02.06.2012 tot 30.09.2012 Z33 Zuivelmarkt 33 011.29 59 60 www.z33.be Hornu 03. M. Van Severen — tot 17.06.2012 Guillaume Bardet: L’Usage des Jours — tot 16.09.2012 Meisenthal, le feu sacré — van 24.06.2012 tot 07.10.2012 Grand-Hornu Images 82 Rue Sainte-Louise 065 65 21 21 www.grand-hornu-images.be
Lommel International Glass Prize 2012 — van 09.06.2012 tot 08.10.2012 Glazen Huis Dorp 14b 011 54 02 21 www.hetglazenhuis.be Mons Prix européen des Arts appliqués 2012 — van 14.07.2012 tot 09.09.2012 WCC Belgique Francophone 17/02 Rue de la Trouille 065 84 64 67 www.wcc-bf.org Seneffe Accès Direct12: Hugo Meert, Alain Debono, Francine Delmotte e.a. — tot 02.09.2012 Domaine du Château de Seneffe − Musée de l’Orfèvrerie 6 Rue Lucien Plasman 064 55 89 92 www.chateaudeseneffe.be Sint-Truiden Clara, een sterke vrouw: Annemie Boonen, Warner Berckmans e.a. — tot 17.06.2012 Museum De Mindere Capucienessenstraat 1 011 67 29 71 www.demindere.be Tournai Tapisserie ou papier peint? Un art contemporain — tot 02.07.2012 Centre de la Tapisserie 9, Place Reine Astrid 069 23 42 85 www.centre-tapisserie.org Waregem Fernand Baudin Prijs Book Show Book Shop — tot 10.06.2012 Be-Part − Platform voor actuele kunst Westerlaan 17 056 62 94 10 www.be-part.be
DENEMARKEN
Ebeltoft Tobias Mohl & Trine Drivsholm: Hot & Cool Therman Statom: Six Voyages — tot 18.11.2012 Glasmuseet Ebeltoft Strandvejen 8 +45 8634 1799 www.glasmuseet.com
DUITSLAND
Deggendorf Global Paper — tot 16.09.2012 Stadtmuseum Deggendorf Östlicher Stadtgraben 28 +49 991 29 60 555 www.museen-deggendorf.de Hanau Geschenkt – Schätze des Bundespräsidialamtes Peter Bauhuis: Simultanea — tot 10.06.2012 Siegfried Männle zum Gedenken — tot 17.06.2012 Transit: Zeitgenössischer Schmuck aus Israel — van 14.06.2012 tot 12.08.2012 Annamaria Zanella & Michael Becker: Different Stories – formal affinity — van 28.06.2012 tot 07.09.2012 Highlights II – Silbvergerät. Sammlung des Deutschen Goldschmiedehaus — van 17.08.2012 tot 08.11.2012 Deutschen Goldschmiedehaus Altstädter Markt 6 +49 61 81 25 65 56 www.gfg-hanau.de Höhr-Grenzhausen Belgian Ceramics: Lut Laleman, Mieke Everaet, Anima Roos, Ann Van Hoey — van 22.07.2012 tot 14.10.2012 Kasino-Galerie Kasinostrasse 7 www.kultur-kasino.de
Idar Oberstein Daniel Kruger — tot 28.06.2012 Peter Bauhuis: Simultanea – Schmuck und Gefäss — van 04.07.2012 tot 10.08.2012 Industriedenkmal Jacob Bengel: Neuerwerbungen Historischer Männerschmuck von der Nahe — van 04.07.2012 tot 04.10.2012 Transit. Zeitgenösschischer Schmuck aus Israel — van 15.08.2012 tot 09.10.2012 Villa Bengel Wilhelmstrasse 44 +49 67 81 27 030 www.jacobbengel.de Funf Gänge. Aktuelle Diplomarbeiten aus dem Diplomstudiengang Edelstein- und Schmuckdesign — van 26.06.2012 tot 13.07.2012 Kreissparkasse Birkenfeld Auf der Idar 2 +49 6781 6015103 München Die Favoritinnen Anne Fischer, Juliane Schölß, Ja-Kyung Shin — van 01.06.2012 tot 14.07.2012 Endlich Sommer — van 20.07.2012 tot 01.09.2012 Galerie für Angewandte Kunst Pacellistr. 68 +49 89 29 01 47 0 www.kunsthandwerkbkv.de Klaus Schultze: Keramikskulpturen — tot 09.06.2012 Galerie Handwerk MaxJosephStraße 4, Eingang Ottostraße +49 89 59 55 84 www.hwkmuenchen.de/galerie
FINLAND
Helsinki Builders of the Future – Finnish Design 1945-1967 — tot 23.09.2012 Designmuseo Korkeavuorenkatu 23 +358 96 22 05 40 www.designmuseum.fi
FRANKRIJK
Beauvais Alice Bertrand: Reliques — tot 07.07.2012 École d’Art du Beauvaisis − Espace culturel François Mitterrand 43 Rue de Gesvres +33 3 44 15 67 06 Henrichemont Daniela Schlagenhauf — van 09.06.2012 tot 17.07.2012 Rafa Perez — van 21.07.2012 tot 28.08.2012 Pep Gomez — van 01.09.2012 tot 02.10.2012 La Borne − Centre céramique contemporaine +33 48 26 73 76 www.laborne.org Le Fel Teresa Girones: Igual y diferente — tot 05.07.2012 5ème Festival de Sculpture céramique européenne: Fauna Britannica — van 08.07.2012 tot 23.08.2012 5ème Festival de Sculpture céramique européenne: Au féminin — van 26.08.2012 tot 11.10.2012 Le Don du Fel +33 5 65 54 15 15 www.galeriedudon.com Lyon Amaury Poudray & Rémi Bouhaniche + USIN-e — tot 27.06.2012 Galerie Roger Tator 36 Rue d’Anvers +33 4 78 58 83 12 www.rogertator.com Paris Enric Mestre — van 15.06.2012 tot 28.07.2012 Galerie Hélène Porée 1 Rue de L’Odéon +33 1 43 54 17 00 www.galerieheleneporee.fr Sous les pavés, le design: Espace publique & designers — tot 23.06.2012 Le Lieu du Design 74 Rue du Faubourg SaintAntoine +33 1 40 41 51 05 www.lelieududesign.com
Louis Vuitton – Marc Jacobs — tot 16.09.2012 Trompe-l’oeil: imitations, pastiches et autres illusions — tot 01.11.2012 Les Arts Décoratifs 107 Rue de Rivoli www.lesartsdecoratifs.fr Roubaix Thiébaut Chagué: Itinérance — van 30.06.2012 tot 02.09.2012 La Piscine − Musée d’Art et d’Industrie 23 Rue de l’Espérance +33 3 20 69 23 60 www.roubaixlapiscine.com Saint-Etienne La Recherche s’expose. Espace publique et sans domicile fixe — tot 02.09.2012 Politique-fiction — tot 06.01.2013 Cité du Design 3 Rue Javelin Pagnon +33 4 77 33 85 13 www.citedudesign.com Sars-Poteries Anne-Claude Jeitz et Alain Calliste: Journal Intime — van 22.06.2012 tot 10.02.2013 MuséeAtelier du Verre 1 Rue du Général de Gaulle BP2 +33 327 61 61 44
GROOT-BRITTANNIË
Bexleyheath The Yellow Wallpaper — tot 31.10.2012 Danson House Danson Park www.bexleyheritagetrust.org.uk British Design 1948-2012 — tot 12.08.2012 Victoria and Albert Museum Cromwell Road London SW7 +44 20 7942 2687 www.vam.ac.uk
ITALIË
Milano TDM5: grafica italiana — tot 24.02.2013 Triennale di Milano Viale Alemagna 6 +39 02 724 341 www.triennale.it
LUXEMBURG
Luxembourg Fabrika – Mobile Museum: Money — tot 06.06.2012 Mudam Luxembourg 3 Park Dräi Eechelen +352 45 37 85 535 www.mudam.lu
NEDERLAND
Breda Rollercoaster – Het Beeld in de 21ste Eeuw — tot 02.09.2012 MOTI − Museum of the Image Boschstraat 22 +31 76 529 99 07 www.motimuseum.com Delft Swinging Ceramics: Ross Emerson, Ivan Jelinek — tot 23.06.2012 Galerie Terra Delft Nieuwstraat 7 +31 15 214 70 72 www.terradelft.nl Den Haag Orban Space: The Work and Practice of Luc Deleu T.O.P. Office — tot 08.07.2012 Stroom Den Haag Hogewal 19 +31 70 365 89 85 www.stroom.nl Deventer Catherine Chaillou — van 17.06.2012 tot 14.07.2012 Loes & Reinier − International Ceramics Korte Assenstraat 15 +31 57 001 30 04 www.loesreinier.com 61
Groningen
Zeewolde
Iris Van Erpen — tot 03.09.2012 Groninger Museum Museumeiland 1 - PB 90 +31 50 366 65 55 www.groninger-museum.nl
Nieuw land Nieuwe klei — tot 16.06.2012 De Verbeelding De Verbeelding 25 www.nvk-keramiek.nl
Heeswijk-Dinther Atelier Van Lieshout: Agricola Novus — tot 17.06.2012 Dertien hectare Meerstraat 22 www.dertienhectare.nl Leeuwarden Groen geluk, van volkstuin tot lusthof — tot 28.10.2012 Keramiekmuseum Princessehof Grote Kerkstraat 11 +31 58 294 89 58 www.princessehof.nl Rotterdam Making City — tot 12.08.2012 Nederlands Architectuurinstituut Museumpark 25 +31 10 440 12 00 www.nai.nl Tilburg Christien Meindertsma Solo — tot 23.09.2012 De Ploeg. Sterke stoffen 1923-2012 — van 16.06.2012 tot 16.09.2012 Timetables — tot 04.11.2012 Audax Textielmuseum Goirkestraat 96 +31 13 42 22 41 www.textielmuseum.nl Utrecht God Save the Queen. Kunst, kraak, punk 1977-1984 — tot 10.06.2012 Nijntje, het Huis: Atelier Remy & Veenhuizen — tot 03.02.2013 Centraal Museum Agnietenstraat 1 Postbus 2106 +31 30 36 23 62 www.centraalmuseum.nl
62
OOSTENRIJK
Wien MADE 4 YOU. Design for Change — van 06.06.2012 tot 07.10.2012 Museum für Angewandte Kunst Stubenring 5 +43 1 711 36 233 www.mak.at
PORTUGAL
Porto Contextile 2012 — van 01.09.2012 tot 14.10.2012 Ideias Emergentes Espaco Imerse Rue de Santa Catanna 781 contextile.wordpress.com
VERENIGDE STATEN
Los Angeles Benjamin Rollins Caldwell: Reinvented — tot 29.06.2012 Industry Gallery LA (Gallery B-270) 8687 Melrose Avenue at Pacific Design Center www.industrygallerydc.com New York Erwin Eisch — tot 03.02.2013 The Corning Museum of Glass 1 Museum Way www.cmog.org Washington Mathias Bengtsson: Presents Spun — tot 29.06.2012 Industry Gallery Atlas Theater District, 1358 Florida Ave www.industrygallerydc.com
ZWITSERLAND
Lausanne Couleur 3 – 30 ans Flavia Cocchi — tot 10.06.2012 Ettore Sottsass et Pierre Charpin: en verre et contre tout — tot 02.09.2012 Mu.dac Place de la Cathédrale 6 +41 21 315 25 30 www.mudac.ch
beurzen DMY International Design Festival Berlin 2012 — van 06.06.2012 tot 10.06.2012 Plaats: Tempelhof, Berlijn Info: DMY Berlin GmbH & Co. KG, Am Flutgraben 3, 12435 Berlin +49 30 53 21 31 28 www.dmy-berlin.com ContRact. B2B event for contract pros — van 13.06.2012 tot 14.06.2012 Plaats: Tour & Taxis, Brussel Info: Internationale Meubelbeurs, Hof Ter Vleestdreef 5b7, 1070 Brussel www.contract-contract.be Internationaal Keramiek Festival — van 16.06.2012 tot 17.06.2012 Plaats: Kasteel van Wippelgem, Evergem Info: Keramiek & Kunstpromotie, Fernand Everaert, Ommegangstraat 47, 9080 Lochristi 09 355 56 08 www.keramiekfestival.be 100% Design Singapore — van 10.10.2012 tot 12.10.2012 Plaats: Sands Expo & Convention Centre @ Marina Bay Sands Singapore Info: Reed Exhibitions Singapore, 1 Changi Business Park Crescent, Plaza 8, CBP Tower A, 486025 Singapore +65 67 89 45 38 www.reedexpo.com.sg Interieur 2012 — van 20.10.2012 tot 28.10.2012 Info: Stichting Interieur, Groeningestraat 37, 8500 Kortrijk 056 22 95 22 www.interieur.be Salon Européen des métiers d’art — van 09.11.2012 tot 12.11.2012 Info: Fédération Régionale des Métiers d’Art d’Alsace, 1b Rue de l’Ecole, 67140 Andlau +33 389 23 65 65 www.fremaa.com
wedstrijden ALGEMEEN
Time to Design — inschrijven tot 13.06.2012 Info: National Workshops for Arts and Crafts +45 32 96 05 10 www.svkh.dk Prix Tremplin – Jeunes créateurs 2012 — inschrijven tot 31.07.2012 — van 06.10.2012 tot 14.10.2012 Info: WCC Belgique Francophone 065 84 64 67 www.wcc-bf.org Design for Asia Award — inschrijven tot 31.07.2012 Info: Hong Kong Design Centre +852 25 22 86 88 www.dfaaward.com International Craft Film Contest for Students — inschrijven tot 01.08.2012 Info: WCC International Secretariat +91 44 28 47 85 00 www.worldcraftscouncil.org GLAS
Jutta Cuny-Franz Memorial Award 2013 — inschrijven tot 15.10.2012 Info: Museum Kunstpalast +49 21 18 92 91 73 www.museum-kunst-palast.de TEXTIEL EN PAPIER
10th Triennial of Miniature Textiles: Trop de toile ou pas — inschrijven tot 30.06.2012 Info: Musée Jean Lurçat et de la Tapisserie contemporain www.musees.angers.fr
cursussen, workshops, conferenties en lezingen GLAS
A-C Jeitz & A. Calliste: verre au chalumeau — van 11.06.2012 tot 16.06.2012 O. Juteau: réalisation de presse-papiers — van 20.06.2012 tot 21.06.2012 Giampaolo. Amoruso: soufflage — van 25.06.2012 tot 30.06.2012 Perrin & Perrin: fusing — van 20.08.2012 tot 25.08.2012
N. Ficheux: perles de verre au chalumeau — van 28.08.2012 tot 29.08.2012 O. Juteau: réalisation de presse-papiers — van 28.11.2012 tot 29.11.2012 Y. Oulevay: soufflage — van 03.12.2012 tot 08.12.2012 Info: Musée-Atelier du Verre, 1 Rue du Général de Gaulle - BP2, 59216 Sars-Poteries +33 327 61 61 44 museeduverre@cg59.fr
World Industrial Design Day — 29.06.2012 Plaats: NMBS-loods, Magdalenastraat, 8500 Kortrijk Info: Designregio Kortrijk www.weekvanhetontwerpen.be
GAS Conference 2011 — van 13.06.2012 tot 17.06.2012 Info: Glass Art Society, 3131 Western Ave Ste 414, WA 98121 Seattle +1 206 382 1305 www.glassart.org
JUWELEN & ZILVERSMEDEN
European Glass Context 2012 — van 16.09.2012 tot 17.09.2012 Info: The Royal Danish Academy, School of Design Bornholm, Stenbrudsvej 43, 3730 Nexo +45 56 49 10 03 www.europeanglasscontext.com Education in Glass — van 13.09.2012 tot 14.09.2012 Info: The Royal Danish Academy, School of Design Bornholm, Stenbrudsvej 43, 3730 Nexo +45 56 49 10 03 www.europeanglasscontext.com INDUSTRIËLE VORMGEVING
Cecilia’s Keuze: workshop human-centred design — Antwerpen: 12.06.2012 en 26.06.2012 — Zwijnaarde: 11.09.2012 en 25.09.2012 — Genk: 13.11.2012 en 27.11.2012 Info: Flanders InShape, Etienne Sabbelaan 51, 8500 Kortrijk 056 28 28 40 www.flandersinshape.be Matchpoint: Gutmann Plastic – Bart Lens — 22.06.2012 Info: Design Platform Limburg, Zuivelmarkt 33, 3500 Hasselt 011 29 59 70 www.platformlimburg.be Week van het Ontwerpen — van 22.06.2012 tot 01.07.2012 Digital Communication Day — 26.06.2012 Prototyping Event 2012 — 27.06.2012
Design Days 2012 — van 06.06.2012 tot 08.06.2012 Info: ERRIN, Avenue Palmerston 23, 1000 Bruxelles 02 230 44 41 www.dd2012.eu
Haken in metaal — van 08.06.2012 tot 09.06.2012 Solderen in zilver: zilverdraad — van 12.06.2012 tot 26.06.2012 Vrij atelier: verloren was — 23.06.2012 Zilver klei: zettingen o.l.v. Nathalie Perneel — 06.07.2012 Juweeltechnieken in polymeerklei — van 10.07.2012 tot 24.07.2012 Solderen in zilver: combinatie van plaat en draad — van 19.07.2012 tot 20.07.2012 Fototechnieken in polymeerklei — van 02.08.2012 tot 03.08.2012 Parels knopen — 10.08.2012 Vrij atelier: metaal — 17.08.2012 Ciseleren — van 24.08.2012 tot 25.08.2012 Verloren was techniek: hanger in zilver — van 11.09.2012 tot 25.09.2012 Verloren was techniek 2: mallen en zettingen — van 21.09.2012 tot 28.09.2012 Email op zilver — van 18.10.2012 tot 19.10.2012 Vrij atelier: verloren was — 26.10.2012 Zilver voor kids o.l.v. Nathalie Perneel — 31.10.2012 Technische vaardigheden — van 06.11.2012 tot 27.11.2012 Granule o.l.v. Nathalie Perneel — van 08.11.2012 tot 10.11.2012 Haken in metaal — van 17.11.2012 tot 24.11.2012 Info: Atelier Lotte De Mey, Schijfstraat 3, 2020 Antwerpen 0476 75 42 30 www.lottedemey.com
Summer Workshop 2012: Christoph Zellweger: 2000 millimetres of uncertainty — van 21.07.2012 tot 30.07.2012 Info: Alchimia, Piazza Piattellina 3.r, I-50124 Firenze +39 55 22 32 18 www.alchimia.it David Huycke: Granulation neu Interpretiert — van 23.06.2012 tot 27.06.2012 Peter Bauhuis: Verlorene Formen (Schmuck- und Gefässguss) — van 08.10.2012 tot 13.10.2012 Info: Akademie für Gestaltung und Design, Mühldorfstrasse 6, D-81671 München +49 89 45 09 81 625 www.hwk-muenchen.de.akademie KERAMIEK
Patty Wouters: Draaien aan de pottenbakkersschijf — van 05.07.2012 tot 08.07.2012 Anne Bulliot: Sculpturaal werken vanuit textuur en beweging — van 06.07.2012 tot 08.07.2012 Rudie Delanghe: Draaien voor gevorderden — van 25.08.2012 tot 26.08.2012 Luca Tripaldi: Vloeibaar papierporselein — van 27.08.2012 tot 28.08.2012 Sasha Wardell: Werken met gietmallen en en beenderporselein — van 10.11.2012 tot 11.11.2012 Thérèse Lebrun: kenmerken en mogelijkheden van papierklei en papierporselein — 11.11.2012 Plaats: Academie voor Schone Kunsten Turnhout Info: Atelier Cirkel, Van Hemelrijcklei 78 bus 2, 2930 Brasschaat 03 633 05 89 www.cirkel2.org Peter Bauhuis: Verlorene Formen (Schmuck- und Gefässguss) — van 08.10.2012 tot 13.10.2012 Info: Akademie für Gestaltung und Design, Mühldorfstrasse 6, D-81671 München +49 89 45 09 81 625 www.hwk-muenchen.de.akademie
63
Nieuws prijzen
grafie en vormgeving in de brede zin van het woord: van de historische, esthetische en functionele aspecten van de letter en haar beeldvorming
Modular Lighting Instruments mocht voor twee van zijn armaturen de
tot het geheel van processen die vandaag de grafische communicatie be-
Good Design Award 2011 in ontvangst nemen. Het gaat om hun ledlamp
palen. Het Plantin Instituut voor Typografie richt zich tot een brede in-
Scotty en hun diffuserloze tl-lamp United, die allebei ontworpen werden
stroom van gemotiveerde studenten die zich verder willen verdiepen in
door het designersduo Couvreur & Devos. In totaal waren er duizenden
de typografie: van ontwerpers, uitgevers en andere professionals uit het
inzendingen, verdeeld over 25 categorieën. Zo’n 500 ontwerpen kregen
boekenvak en de grafische sector, tot zelfs beeldende kunstenaars.
een Good Design Award toegekend.
Aanvragen en inschrijvingen worden aanvaard tot 31 augustus.
Op 21 april werden 18 boeken in verschillende categorieën bekroond met
design vlaanderen nieuws
de prijs voor De Best Vormgegeven Boeken 2012. Dit zijn boeken met een bijzonder geslaagde symbiose tussen vorm en inhoud. Daarnaast werd ook
Op donderdag 7 juni 2012 bent u van harte welkom in de Design Vlaanderen
de Publieksprijs voor het Beste Boekomslag uitgereikt. De prijsuitreiking
Galerie op de vernissage van de tentoonstelling De Nieuwe Oogst, met
vond plaats in deSingel in Antwerpen tijdens De Staat van het Boek.
werk van de bij Design Vlaanderen in 2011 erkende ontwerpers. Deel-
Grafisch vormgevers die in de prijzen vielen zijn: Sven Beirnaert, Lien
nemers zijn Pia Raeymaekers, Annelys de Vet, Vincent Knecht (Megaluna),
Buysens, Leen Depooter, Thomas Desmet, Danny Dobbelaere, Dooreman,
Jeroen Lathouwers (In Turtle We Trust), Wim Vandersleyen, Pieter Willems
Tim Enthoven, Inge Ketelers, Van Looveren & Princen, Ine Meganck, Mevis
(Pjotr), Bart Haesendonck (Moebius Design), Armand Fissette (Arman),
& Van Deursen, Katleen Miller, Jurgen Persijn, Stéphane de Schrevel, Filiep
Benoît Mintiens (Enthoven Associates), Reinhilde Van Grieken, Veerle
Tacq en Emma Thyssen. Via een lezersactie in samenwerking met Focus
Van Overloop (Fou de Feu), Stijn Yperman, Tim Baute (Interror.be),
Knack werd de cover van Kris Demey voor Mangat als beste omslag gekozen.
Sebastiaan Vanhecke (Kite Consultants), Martijn Vogelzang (Enthoven Associates), Didier Deschrijver (Système D) en Reg Herygers (Undercast).
Een logo ontworpen door Johnny Bekaert behoorde tot de ‘Choice of the
De tentoonstelling loopt tot 19 augustus 2012. Op 6 september opent de
Jury’ voor het boek Letterhead + Logo Design 12, uitgegeven door Rock-
tentoonstelling ApertoChiuso, rond het thema openen en sluiten.
port Publishers. 31 andere logo’s van Johnny Bekaert werden eerder al opgenomen in het boek LOGOS 1 van Howard E. Carter bij Bright Books.
Design Vlaanderen neemt deel aan de Week van het Ontwerpen in de NMBS-loods in Kortrijk. Dit is een tentoonstelling van afstudeerwerken
De Collectie Set de Sept, het resultaat van de samenwerking tussen sterren-
van ontwerpopleidingen uit Vlaanderen samen met vele innovatieve be-
chef Michel Bras en keramiste Roos Van de Velde voor Serax, is op Maison
drijven. Voka presenteert er de expo Fantastic Ideas. Verder komen nog
& Objet bekroond met een ‘Les Découvertes’-award. De frivole borden
aan bod: de expositie Fantastic Concepts met 30 grote designbureaus,
ontstonden uit de fascinatie van beide ontwerpers voor de natuur.
Vlaanderens belangrijkste Prototyping Conference, de Light Shaping Conference en de Pop-up Designmarkt. De Week van het Ontwerpen loopt
Lens°Ass architecten is de winnaar van de ideeënwedstrijd voor de re-
van 22 juni tot 1 juli 2012.
novatie van de Brusselse Nieuwstraat. Het winnende ontwerp bevat onder meer woningen boven de winkels, groen in de straat, en een nieuw wegdek.
Het European Regions Research & Innovation Network (ERRIN) organiseert
Het plan dient als inspiratiebron voor de renovatiewerken die ten vroegste
samen met het Vlaams-Europees verbindingsagentschap (VLEVA) en Design
in 2013 starten.
Vlaanderen van 6 tot 8 juni 2012 de Design Days. Heel wat internationale sprekers zijn te gast: Federico Casalegno (Design Director Massachusetts
De winnaars van de Wienerberger Brick Award 2012 zijn bekendgemaakt
Institute of Technology), Tuula Teeri (Director Aalto University), Robert-
tijdens een ceremonie in het Stadhuis van Wenen. Vijf internationale ar-
Jan Marringa (Directeur Design Cooperation Brainport Eindhoven) e.a.
chitecten werden beloond voor hun uitzonderlijke werk, voor projecten waarin baksteen als bouwmateriaal werd gebruikt. Architect Bart Lens
Tales of Heroes volgt Je Suis Dada op als de nieuwe rondreizende tentoon-
wist de jury te overtuigen in de categorie ‘Eengezinswoning’ met zijn pro-
stelling van Design Vlaanderen. Alles draait er rond de terugkeer naar de
ject getiteld De Konijnenpijp, de renovatie van een half vervallen bakstenen
roots, naar de oorsprong. Door globalisering, standaardisering en digitali-
hoeve tot een woongedeelte en een dierenartspraktijk.
sering is er ook een zekere ontreddering merkbaar, een behoefte aan meer diepgang, een zoektocht naar meer kwaliteit, ook naar het lokale. Wat
varia
schaars is, wordt waardevol: tijd, menselijke warmte, verhalen of sociaal contact. Tales of Heroes gaat in première tijdens de Design Week in Helsinki,
Het Plantin Instituut voor Typografie organiseert een tweejarige reeks van
van 5 tot 28 oktober tijdens de designbiënnale Reciprocity in Luik,
modules Type Design en Book Design. Vanuit een eigenzinnige visie en als
en begin 2013 in de Design Vlaanderen Galerie.
zelfstandig instituut biedt het een unieke combinatie aan van theoretische inzichten, historische achtergronden, up-to-date technische kennis en praktische vaardigheden. De sleutelwoorden van de opleiding zijn typo-
64
van 6 tot 16 september 2012. In België is deze tentoonstelling te bezoeken
expert classes over typografie en vormgeving, alsook de kortlopende
News PRIZES
from designers, publishers and other professionals from the book trade and the graphic sector, and even to visual artists. Applications and registrations will be
Modular Lighting Instruments was awarded the Good Design Award 2011 for
accepted up until 31 August.
two of its fittings. These are the LED lamp, Scotty, and their diffuserless strip lamp, United, both designed by the designer duo Couvreur & Devos. There were thou
DESIGN FLANDERS NEWS
sands of submissions, spread across 25 categories. Approximately 500 designs received a Good Design Award.
On Thursday, 7 June 2012, you will be most welcome in the Design Flanders Gallery at the preview of the exhibition De Nieuwe Oogst, with work by the de
On 21 April, eighteen books in various categories were awarded the prize for
signers recognised by Design Flanders in 2011. Participants include Pia Raey
The Best Designed Book 2012. These are books with a particularly successful
maekers, Annelys de Vet, Vincent Knecht (Megaluna), Jeroen Lathouwers
symbiosis between form and content. The Public Prize for the Best Book Cover
(In Turtle We Trust), Wim Vandersleyen, Pieter Willems (Pjotr), Bart Haesendonck
was also awarded. The award ceremony took place in deSingel in Antwerp during
(Moebius Design), Armand Fissette (Arman), Benoît Mintiens (Enthoven Asso
De Staat van het Boek. Prizewinning graphic designers include: Sven Beirnaert,
ciates), Reinhilde Van Grieken, Veerle Van Overloop (Fou de Feu), Stijn Yperman,
Lien Buysens, Leen Depooter, Thomas Desmet, Danny Dobbelaere, Dooreman,
Tim Baute (Interror.be), Sebastiaan Vanhecke (Kite Consultants), Martijn Vogelzang
Tim Enthoven, Inge Ketelers, Van Looveren & Princen, Ine Meganck, Mevis
(Enthoven Associates), Didier Deschrijver (Système D) and Reg Herygers (Under
& Van Deursen, Katleen Miller, Jurgen Persijn, Stéphane de Schrevel, Filiep Tacq
cast). The exhibition runs until 19 August 2012. The exhibition ApertoChiuso,
and Emma Thyssen. Through a readers’ campaign in collaboration with Focus
around the theme of opening and closing, opens on 6 September.
Knack, the cover by Kris Demey for Mangat was chosen as best cover. Design Flanders is taking part in the Design Week in the NMBS depot in Kortrijk. A logo designed by Johnny Bekaert was the ‘Choice of the Jury’ for the book
This is an exhibition of final projects from Flemish design courses in collaboration
Letterhead + Logo Design 12, awarded by Rockport Publishers. Thirtyone
with many innovative companies. VOKA will be presenting the expo Fantastic
other logos by Johnny Bekaert had previously been included in the book LOGOS 1
Ideas there. Also involved are: the exhibition Fantastic Concepts, with 30 major
by Howard E. Carter, published by Bright Books.
design agencies, Flanders’ largest Prototyping Conference, the Light Shaping Conference and the Pop-up Design Market. The Design Week runs from 22 June
The Collection Set de Sept, the result of the collaboration between celebrity chef
to 1 July 2012.
Michel Bras and ceramic artist Roos Van de Velde for Serax, received a ‘Les Découvertes’ award at Maison & Objet. The frivolous plates were the product of
The European Regions Research & Innovation Network (ERRIN) is organising,
both designers’ fascination with nature.
together with the Liaison Agency FlandersEurope (VLEVA) and Design Flanders,
Lens°Ass architecten is the winner of the ideas competition for the renova-
speakers: Federico Casalegno (Design Director Massachusetts Institute of Tech
tion of Nieuwstraat in Brussels. The winning design includes, among other
nology), Tuula Teeri (Director Aalto University), RobertJan Marringa (Director
things, homes above shops, greenery in the street, and a new road surface.
Design Cooperation Brainport Eindhoven), and others.
the Design Days from 6 to 8 June 2012. There will be several international guest
The plan will serve as a source of inspiration for the renovation work, which will not start before 2013.
Tales of Heroes succeeds Je Suis Dada as the new touring exhibition of Design
The winners of the Wienerberger Brick Award 2012 were announced at
standardisation and digitisation, a certain upheaval is also noticeable; there is a
Flanders. It is based around a return to roots, to the origin. Through globalisation, a ceremony in Vienna’s City Hall. Five international architects were rewarded for
need for greater depth, a search for more quality, for the local. What is scarce be
their outstanding work, for projects that used brick as a building material. Architect
comes valuable: time, human warmth, stories or social contact. Tales of Heroes will
Bart Lens managed to convince the jury in the ‘SingleFamily Dwelling’ category
be premiered during the Design Week in Helsinki, from 6 to 16 September 2012.
with his project entitled De Konijnenpijp (‘The Rabbit hole’), the renovation of
This exhibition can be seen in Belgium from 5 to 28 October during the design
a halfruined brick farmhouse into a living area and a veterinary practice.
biennial Reciprocity in Liège, and early in 2013 at the Design Flanders Gallery.
MISCELLANEOUS
The Plantin Institute of Typography is organising a twoyear series of expert clasdesign, together with the shortterm modules Type ses on typography and design, Design and Book Design. From its own vision and as an independent institute, it offers a unique combination of theoretical insights, historical background, up todate technical knowledge and practical skills. The keywords of the training are typography and design in the broad sense of the words: from historical, aesthetic and functional aspects of the letter and its design to all the processes that define the graphic communication of today. The Plantin Institute of Typography is aimed at a broad influx of motivated students who want to learn more about typography:
65
66
Onderzetter, Muller Van Severen (Galerie Valerie Traan) Butterfly, lamp, Benoît Deneufbourg Plastisch blauw, Pascale Hellebaut Coasterset, onderzetter, Jan Kuppers
FV Constructed
Fotograaf Frederik Vercruysse en stiliste Dimitra Apostolidis brengen in deze fotoproductie Belgische mode en Belgisch design samen in intrigerende en verstilde beelden. Ze spelen met perspectieven en halen de objecten uit hun context. Het zijn klassieke stillevens in een heldere en beklijvende hedendaagse versie, met links naar het werk van grote kunstenaars als Mondriaan en Louise Bourgeois.
Kruiskopjes, Unfold
Aimants, magneten, Diane Steverlynck De Visita, handtas, Sennes
Utah, theepot, Unfold
AD Infinitum, schalen,
Orchid Collection, onderlegger,
Lut Laleman
Charlotte Lancelot
tasje, Annelies Timmermans
Young, kookpotten, Stefan
Bau Texas Grano, handtas,
Houten plank, Studio Simple
Schöning voor Demeyere
Annelies Timmermans
(Galerie Valerie Traan)
Keramiek, Rudy Burm
Keramiek, Rudy Burm
Frankly, riem, Annelies Braeckman
Jeff black, riem, Jan Kuppers
Sjaal, Daniel Andresen
Gama Laminato Copper,
Aimants, magneten, Diane Steverlynck De Visita, handtas, Sennes
Sjaal, Hui-Hui Legging, Hui-Hui Dar Uma Volta, handtas, Sennes
Portemanteau, kapstok,
Twist, bijzettafel,
Marina Bautier
Benoît Deneufbourg
Donald, stoel,
Daily Sleepdrunken Lists,
Benoît Deneufbourg
Vaast Colsen, vormgeving:
Disk, lamp, Nathalie Dewez
De Poedelfabriek
baG, handtas,
Oorbel, collectie Geo Deco,
Michaël Bihain
Elisabeth Leenknegt Bris Texas Ginseng, handtas, Annelies Timmermans Coasterset, onderzetter, Jan Kuppers
Jurken, Maureen De Clercq
Borderlines, tafelkleed,
Frankly, riemen,
Diane Steverlynck
Annelies Braeckman
Box in marmer, Muller Van Severen (Galerie Valerie Traan) Leto Laminato Copper, handtas, Annelies Timmermans Offspring, spiegel, Stefan Schöning
Fotografie: Frederik Vercruysse Styling: Dimitra Apostolidis Productie: David Flamée - Sketch
Jurk, Capara
Met dank aan: Flanders Fashion
Broek, Capara
Institute & Design Vlaanderen
Broek, Daniel Andresen
Vlaams tijdschrift over design en mode — 2de trimester 2012 jaargang xxi — Abonnement € 23,55 Los nummer € 6,25
Kwintessens | mode
Inhoud / Content
mode 1
2
voorwoord Trui Moerkerke Een goed moment ? preface A good moment ? Printgekte Stephanie Duval Digitale prints zorgen voor revolutie in de mode Print mania Digital prints generate a fashion revolution
9
De man in de mode Jesse Brouns Hoe zou het nog met de Belgen zijn? The man in fashion How is it going with the Belgians?
13
Ik wil geen dictator zijn Siska Lyssens I do not want to be a dictator Interview Jean-Paul Lespagnard
18
Ik wijk graag af van de platgetreden paden Jolien Vanhoof I like to deviate from well-trodden paths Interview Cédric Jacquemyn
22
Mode gaat globaal Mieke De Lombaerde & Frank de Roover Tentoonstelling: De 20ste eeuw aangekleed. Vrouwenmode in de eeuw van de ontwerpers Fashion goes global Exhibition: Dressing the 20th century. Women’s fashion in the designer era
24
portfolio Constructed
Colofon / Colophon nummer 2, jaargang 21
KWINTESSENS MODE
Hoofdredacteur — Editor in chief Trui Moerkerke Redactie — Editorial team Stephanie Duval Jolien Vanhoof Jasmijn Verlinden Agnes Wené Veerle Windels Coördinatie — Coordination Trui Moerkerke Werkten mee aan dit nummer — Contributing editors Jesse Brouns Mieke De Lombaerde Frank de Roover Stephanie Duval Siska Lyssens Jolien Vanhoof Fotografie portfolio — Photography portfolio Frederik Vercruysse Redactieadres — Editorial offices Flanders Fashion Institute Nationalestraat 28/2 2000 Antwerpen T +32 (0)3 226 14 47 F +32 (0)3 232 63 96 E ffi@modenatie.com W www.ffi.be Grafisch ontwerp — Graphic design Kris Demey Druk — Printing New Goff Vertaling — Translation ElaN languages Abonnementen kunnen schriftelijk of telefonisch worden aangevraagd op het adres van Design Vlaanderen of door overschrijving van € 23,55 op het rekeningnummer IBAN BE68 3751 1109 9334 / BIC BBRU BEBB. Subscriptions may be requested in writing or by telephone by contacting the Design Flanders editorial offices or by transferring EUR 23.55 to bank account number IBAN BE68 3751 1109 9334 / BIC BBRU BEBB. Adreswijzigingen worden gemeld op het redactieadres. Changes of address may be sent to our editorial offices. Niets uit deze uitgave mag worden gebruikt zonder toestemming van de uitgever. © Design Vlaanderen Nothing contained in this publication may be used, whether in part or in whole, without the publisher’s consent. © Design Flanders Alle adressen van designers, kunstenaars, galeries e.a. kunnen bij Design Vlaanderen verkregen worden. The addresses of designers, artists, galleries and other information are available upon request from Design Flanders. Volg Kwintessens online op
www.facebook.com/kwintessens
Voorwoord
Preface
Een goed moment ?
A good moment ?
Wielrennen of tennis kan – als het voor onze landgenoten goed gaat – ook de niet-geïnteresseerden beroeren. De overwinning van Tom Boonen in Parijs-Roubaix, daarvoor ben zelfs ík even televisie blijven kijken, hoewel ik verder niets met die sport heb, laat staan er iets van af weet. Ook voor onze tennismeisjes wil ik wel eens een match uitzitten. Onze. Dat is het sleutelwoord. Een dergelijk gevoel was er bij veel mensen ook toen op paasmaandag bekend raakte dat Raf Simons benoemd was tot ontwerper van het mode- en couturehuis Dior, waar hij de legendarische en van zijn troon gevallen John Galliano opvolgt. Na maandenlange speculaties kwam het bericht toch nog als een verrassing en meteen gingen fashionista’s en modemensen op de social media juichend in overdrive. Onze Raf. Het is inderdaad groot nieuws, goed nieuws ook. Belgische of Vlaamse mode heeft al een goede internationale reputatie en het feit dat Raf Simons één van ’s werelds topjobs in de modewereld in de wacht sleept, geeft nu weer een extra boost aan dat imago. Dat is meegenomen in deze onzekere en moeilijke economische tijden. Want sowieso blijft een carrière in de mode een aartsmoeilijke evenwichtsoefening. Ook voor toptalenten. Sinds in de jaren 80 de Zes van Antwerpen de Belgische mode voor het eerst op de kaart zetten, is heel wat water door de Schelde gevloeid: nieuwe generaties ontwerpers stonden op en zijn, vaak vanuit de Modeacademie van Antwerpen, de wereld ingetrokken of hebben hier een carrière uitgebouwd, voor of achter de schermen van een modebedrijf. In Vlaanderen is mode binnen de creatieve industrie één van de grootste sectoren. Toch staat de sector voor grote uitdagingen. Producenten vinden hier geen vakmensen meer en trekken naar het buitenland. En ontwerpers hebben het vaak moeilijk om van hun creaties een commercieel succes te maken. Het Flanders Fashion Institute (FFI) trekt elk seizoen naar de modeweken in Parijs en recent ook Londen, om er in een showroom een aantal jonge ontwerpers aan pers en internationale aankopers voor te stellen. Gezien de reacties, in de pers maar ook qua genoteerde orders, is dat een aanpak die almaar meer vruchten afwerpt. Maar ook op vlak van zakelijke begeleiding van startende ontwerpers, speelt FFI een belangrijke rol. Overigens organiseert de Antwerp Management School in samenwerking met FFI eind augustus een Summer School Fashion Management. Met de internationale aandacht voor onze mode en met de groeiende interesse van het publiek is het wellicht een goed moment voor een doorgedreven sectoraanpak. Een aanpak waarin plaats is voor een herwaardering van technische opleidingen zoals stiksters en patroontekenaars, om één voorbeeld te geven. In dit nummer van Kwintessens brengen we interviews met startende ontwerpers van hier die scoorden tijdens de modeweken: Cédric Jacquemyn en Jean-Paul Lespagnard. Verder maakt journalist Jesse Brouns een stand van zaken op van de Belgische mannenmode en gaat modejournaliste Stephanie Duval dieper in op de mogelijkheden van digitaal printen in de mode.
Cycling and tennis can touch the uninterested when our fellowcountrymen do well. Even I watched some of Tom Boonen’s victory in Paris-Roubaix on TV, though I do not follow that sport at all or know much about it. From time to time I also watch an entire tennis match when one of our women is on TV. Our. That is the key word. Many people experienced a similar feeling when it was announced on Easter Monday that Raf Simons has been appointed artistic director at Dior, where he will succeed John Galliano, the legend who fell from grace. After months of speculation, the message still came as a surprise. Fashionistas and fashion people were immediately jubilant and went in overdrive on social media. Our Raf. It is big news indeed, good news too. Belgian or Flemish fashion already has a good international reputation and the fact that Raf Simons landed one of the top jobs in the fashion world gives that image an extra boost. That is a welcome bonus in these uncertain and difficult economic times. Because a career in fashion remains an extremely difficult balancing act, in any case. Even for major talents. Since the Antwerp Six put Belgian fashion on the map in the 1980s, a lot of water has flowed through the Scheldt River: new generations of designers arose and, often via the Antwerp Fashion Academy, went out into the world or built a career in Belgium either working behind the scenes or running a fashion company. Within the creative industry, fashion is one of the largest sectors in Flanders. However, the sector is experiencing big challenges. Manufacturers are not able to find skilled workers here so they move abroad. Designers often have a hard time turning their creations into a commercial success. The Flanders Fashion Institute (FFI) travels to the fashion weeks in Paris and London every season. It introduces a few young designers to the press and international buyers in a showroom. Given the reactions, both in the press and in customer orders, that approach is slowly paying off. FFI also plays an important role in the area of commercial guidance for beginning designers. Moreover, the Antwerp Management School, in collaboration with FFI, organises a Summer School Fashion Management course at the end of August. With the international attention for our fashion and with the interest of the general public it is probably a good moment for an intensive sector approach. An approach in which there is room for a revaluation of technical training like stitchers and pattern drawers, for example. In this edition of Kwintessens we offer interviews with beginning designers from here that scored during the fashion weeks: Cédric Jacquemyn and Jean-Paul Lespagnard. In addition, journalist Jesse Brouns has drawn up a state of affairs of Belgian men’s fashion and fashion journalist Stephanie Duval goes more deeply into the possibilities of digital printing in fashion.
PS: Op initiatief van Red Fish Factory (www.redfishfactory.com) organiseert FFI
PS: On the initiative of Red Fish Factory (www.redfishfactory.com), FFI will help
in juni mee de expo Nu_Fashion #1 (www.nu1.be). Daarin daagt modejournaliste
organise the exhibit Nu_Fashion #1 (www.nu1.be) in June. In that exhibition,
Veerle Windels ex-studenten van de Antwerpse Modeacademie die nu zelf aan
fashion journalist Veerle Windels challenges former students of the Antwerp
andere modescholen lesgeven uit, om met hun studenten naar Antwerpen terug
Fashion Academy, who now teach at other fashion schools, to bring their
te keren en een installatie te maken rond het thema identity.
students to Antwerp and create an installation on the theme identity.
Trui Moerkerke
P Piece of Chic
Stephanie Duval
Printgekte
Digitale prints zorgen voor revolutie in de mode
Modebloggers verzamelen ze als waren het statussymbolen, modejournalisten zoeken graag naar hun dieperliggende betekenis en het Modemuseum van Hasselt besteedde er onlangs een volledige tentoonstelling aan: prints beleven meer dan een fashion moment, ze zijn een belangrijk element in het modeverhaal. Vorig jaar toonde de expo Prints! In mode- en kostuumgeschiedenis 1750-2000 in het Modemuseum van Hasselt de evolutie van prints sinds de uitvoer van bedrukte stoffen uit India een vlaag van exotisme door Europa deed waaien. Qua stijl ruimden de kleurrijke bloemenmotieven al snel plaats voor geometrische vormen en abstracte dessins, maar ook de techniek stond niet stil. De industriële revolutie bracht innovatie. Het ingewikkelde proces om textiel te bedrukken werd steeds toegankelijker, want makkelijker en minder duur. In de jaren 30 breekt de zeefdruktechniek door, op de voet gevolgd door de transferdruk. De twee technieken zijn tot op vandaag nog in gebruik, maar worden in het digitale tijdperk meer en meer vervangen
Print mania Digital prints generate a fashion revolution Fashion bloggers collect them as if they were status symbols, fashion journalists like to look for their deeper meaning and the Fashion Museum of Hasselt recently devoted an entire exhibition on them: prints are experiencing more than a ‘fashion moment’, they are an important element in the fashion story. Last year’s exhibition Prints! In Fashion and Costume History 1750-2000 in the Fashion Museum of Hasselt showed the evolution of prints since the export of printed fabrics from India blew a flurry of exoticism through Europe. As for style, colourful flower motifs quickly gave way to geometric shapes and abstract patterns, but the technique continued to evolve. The industrial revolution brought innovation. The complicated process of printing textiles became more accessible, easier and less expensive. Silk-screen printing broke through in the 1930s and this was quickly followed by heat transfer printing. The two techniques are still used today, but in the digital era, they are increasingly being replaced by software programmes
door softwareprogramma’s die rechtstreeks digitale printers aansturen. Zeker nu in het afgelopen decennium dergelijke printers performanter en dus goedkoper zijn geworden, is het digitaal printen van textiel de methode bij uitstek geworden die een stempel drukt op het modelandschap. Het printen met een inkjetprinter brengt dan ook genoeg voordelen met zich mee om alle voorgaande technieken op een hoopje te vegen. Zeefdruk is een ontzettend tijdrovend en arbeidsintensief proces. Transfers zorgen vaak voor ontmoedigende resultaten op het vlak van kwaliteit. Digitaal printen is zuiniger met inkt en dankzij de evolutie van de technologie steeds sneller en scherper. Het biedt ook oneindige mogelijkheden wat creativiteit betreft: elke digitale afbeelding kan omgezet worden naar een patroon of motief. Deze revolutie leidt tot experimenteren met hyperrealistische prints die zodanig worden gemanipuleerd dat ze uitgroeien tot heuse grafische kunstwerken. Vooral in Londen, een stad met een rijke traditie in modeprints (denk maar aan de bekende Libertybloemetjesmotieven!), manifesteert deze voorliefde voor digitale print zich duidelijk.
that manage digital printers directly. In the past decade, such printers have become more powerful and therefore cheaper. Digital printing of textile has become the pre-eminent method and has left its mark on the fashion landscape. Printing with an inkjet printer has enough advantages to sweep all the previous techniques into a pile. Silk-screen printing is an extremely timeconsuming and labour-intensive process. Heat transfers often result in discouraging quality. Digital printing requires less ink and thanks to technological evolutions, it is increasingly faster and sharper. It also offers endless possibilities with regard to creativity: every digital image can be converted to a pattern or motif. This revolution has resulted in experimentation with hyper-realistic prints that have been manipulated in such a way that they become graphic works of art. A fondness of digital printing is clearly manifested in London, a city with a rich tradition in fashion prints (just think of the famous Liberty floral prints!). The design duo Peter Pilotto and Christopher De Vos (both graduates from the Fashion Academy in Antwerp but active in London) have been distinguishing themselves with creative, high-definition prints since their debut on the catwalk in 2009. According to them, Pilotto concentrates on developing fabrics and prints while De Vos draws the silhouettes and shapes. The designers find inspiration in a fantasy world that they create on the computer, but they translate this world into authentic haute-couture techniques in an
3
Dries Van Noten
Het ontwerpersduo Peter Pilotto en Christopher De Vos, beiden afgestudeerd aan de Modeacademie in Antwerpen maar werkend in Londen, onderscheiden zich sinds hun debuut op de catwalk in 2009 met creatieve, high-definition prints. Naar eigen zeggen is het Pilotto die zich concentreert op het ontwikkelen van stoffen en prints, terwijl De Vos de silhouetten en vormen tekent. De ontwerpers halen inspiratie uit een fantasiewereld die ze op de computer creëren, maar deze wereld vertalen ze naar authentieke haute-couturetechnieken in een ideale mix van oud en nieuw. In de International Herald Tribune omschreef Suzy Menkes het duo Pilotto-De Vos als het schoolvoorbeeld van the digital generation. De Britse ontwerpers Christopher Kane en Mary Katrantzou behoren eveneens tot die digitale generatie. Kane verwierf wereldfaam met zijn prints van haaien en gorilla’s in close-up, en Katrantzou speelde met digitaal gemanipuleerde foto’s van kostuumjuwelen en parfumflesjes. Mary Katrantzou wordt wel eens the queen of digital prints genoemd. Maar ook ontwerpers die al langer bekendstaan om hun creatieve prints maakten de overstap naar digitaal. Dries Van Noten bijvoorbeeld, geroemd om het gebruik van etnische prints, breidt sinds enkele seizoenen zijn repertoire uit voorbij de typische grafische elementen. Zo inspireerde hij zijn collectie voor zomer 2012 op het werk van de jonge Britse fotograaf James Reeve: foto’s van gedeeltelijk verlichte nachttaferelen, de zogenaamde Lightscapes. Het resultaat is een collectie met kledingstukken die niet zozeer een herkenbare print tonen, dan wel een subtiel kunstwerk in zich verbergen. Digitale prints lijken een weelde aan mogelijkheden te onthullen. Ze zorgen voor de nodige frisse wind in een modelandschap waarin elk mogelijk vormexperiment al de revue gepasseerd is.
4
ideal combination of old and new. In the International Herald Tribune Suzy Menkes described the duo PilottoDe Vos as a classic example of “the digital generation”. The British designers Christopher Kane and Mary Katrantzou also belong to that digital generation. Kane gained world renown with his prints of sharks and gorillas in close-up, and Katrantzou played with digitally manipulated photos of costume jewellery and perfume bottles. Mary Katrantzou is sometimes referred to as “the queen of digital prints”.
Passie voor print In onze digitale wereld zijn het hoogdagen voor ontwerpers die zich specialiseren in het ontwikkelen van bijzondere, opvallende prints. Niet elk huis of label heeft immers genoeg tijd − of de juiste mensen − om zelf nieuwe prints te ontwikkelen. Daarvoor bestaan gespecialiseerde bedrijven zoals het Belgische Piece of Chic. Barbara Repole werkte eerst enkele jaren als ontwerpster bij verschillende Belgische modemerken, terwijl haar partner Sébastien Pescarollo als artdirector werkte bij een Brussels communicatiebureau gespecialiseerd in fashion branding. Samen richtten ze in 2010 hun eigen ontwerpbureau op. Met behulp van Photoshop en Illustrator ontwerpen ze elk seizoen 400 nieuwe textielprints. Die bieden ze voornamelijk te koop aan via vakbeurzen zoals Indigo in Parijs, waar merken twee keer per jaar hun keuze komen maken uit textiel- en printontwerpen van verschillende leveranciers. Piece of Chic verkocht al werk aan Nike, Topshop, COS en Hampton Bays, en werkte ook samen met de ontwerpers Monsieur Bul, Marc Philippe Coudeyre en Jessie Lecomte. “Meestal kopen merken één van de prints die we ontwikkeld hebben, maar soms vragen ze om kleuren of details aan te passen,” vertelt Repole. “We kunnen ook custom prints ontwerpen en werken dan nauw samen met een designer om zijn of haar visie te vertalen naar een dessin.” De bedoeling is steeds om een herkenbare print te ontwikkelen, of die nu ontworpen is voor een specifiek merk of niet. “Prints gaan een steeds belangrijkere rol spelen in het modebeeld,” vertelt Repole. “Niet enkel door de technologische vooruitgang, maar ook omdat je met prints een sterke identiteit kan neerzetten. Prints zijn heel herkenbaar in het straatbeeld en leveren visibiliteit op voor een label.” Die strategie gebruikt Piece of Chic ook zelf door een eigen, gelijknamige modelijn uit te brengen met – vanzelfsprekend – originele prints: “Voor de eigen collectie leggen we onszelf geen commerciële beperkingen op. Voor het werk in opdracht ligt dat natuurlijk anders,” verklaart Repole. “Maar in beide gevallen staat Piece of Chic voor wat ik omschrijf als strong visual.” Zonder een bepaald thema of een eenduidig collectiebeeld voor ogen, kan alles tellen als inspiratiebron voor het creatieve duo. “De basis van onze inspiratie komt uit onze reizen,” vertellen ze. “Overal waar we komen, nemen we foto’s om zo prints en kleurharmonieën te creëren. Ons universum is erg kleurrijk en geïnspireerd op onze jeugd: we houden van speelgoed, robots, stripverhalen, snoep enz.” Maar Piece of Chic cultiveert ook een Belgische touch: in de eerste eigen collectie prijkten foto’s van een traditioneel frietkot en van Manneken Pis op de voorkant van de zijden jurken.
Designers that have been known for their creative prints for quite some time have also switched to digital. Dries Van Noten, who is famous for using ethnic prints, has been expanding his repertoire over the last few seasons past the typical graphic elements. His summer 2012 collection is inspired by the work of the young British photographer James Reeve: photos of partially lit night scenes referred to as Lightscapes. The result is a collection with garments that do not show a recognisable print but conceal a subtle work of art. Digital prints seem to reveal a wealth of possibilities. They provide the necessary fresh wind in a fashion landscape where every possible shape experiment has already passed in review.
Passion for print In our digital world, these are high days for designers that specialise in developing unusual, striking prints. Some fashion houses and labels do not have enough time – or the right people – to develop new prints. They call upon specialised companies such as Piece of Chic of Belgium.
Piece of Chic
5
Piece of Chic
Massa versus individualisme Het democratiseren van digitale prints in de mode heeft ook nadelen. Er is bezorgdheid over het feit dat zeefdruk binnenkort zou verdwijnen en dat digitale prints alles zouden gaan vervlakken. De Belgische ontwerpster Katrien Van Hecke lijkt het daarmee eens te zijn: “Digitaal printen is een vrijheid, maar anderzijds is de stoffenkeuze waarmee het kan, beperkt. Op den duur ziet alles er zowat hetzelfde uit.” Zelf kiest Van Hecke er voor om op een andere manier te werken: ambachtelijk en experimenteel. “Ik stel vast dat mensen mijn ontwerpen vaak kopen voor de prints die ik ontwikkel”, vertelt ze. “Het is dan wel grappig om te horen dat ze denken dat het om digitale prints gaat.” Maar het werk van Van Hecke is net het tegenovergestelde van digitaal printen: alles ontwikkelt ze met de hand. “Onderzoek is heel belangrijk in mijn werk. Ik heb nu een groter atelier en dat is een echt laboratorium waar ik kan experimenteren. Ieder kledingstuk is dus uniek. Ik wil geen jurkje verkopen, maar een visie”, aldus Van Hecke. Ze drukt haar twijfels uit over de enorme evolutie die prints het afgelopen decennium hebben gekend: “Vroeger had je blokprint. Dat duurde veel langer en het was een heel proces om stoffen te bedrukken, maar je had ook meer gelaagdheid. Nu ligt een digitale print óp de stof, in plaats van erin verwerkt of erin verweven te zijn. Dat geeft kwalitatief toch een verschil.” Sinds een jaar werkt de ontwerpster samen met een textiellab in het Nederlandse Tilburg, waar ze experimenteerde voor haar volgende wintercollectie. Zo leerde ze textiel kleuren met een mengeling van kruiden en metalen. “Ervoor had ik minder controle over kleur, ik was afhankelijk van anderen. Nu heb ik mijn eigen recepten. Ik heb draden gekleurd en in Illustrator een patroon gemaakt van een tekening. In Tilburg hebben ze daar dan jacquard van gemaakt: de stof is echt geweven naar mijn ontwerp.” Wanneer ze niet op grote schaal moet produceren, lukt het Van Hecke om alles met de hand te doen, maar zodra er grotere orders bij komen kijken, zet ze haar handgemaakte prints om met de computer. Of haar houding een reactie is tegen de digitale hype, daar is de ontwerpster niet van overtuigd. Wel meent ze dat het onderzoek naar prints steeds verder zal gaan. “Ik denk dat we meer naar structuur gaan zoeken en naar prints in breigoed. Dat zie je nog niet veel. Wat Proenza Schouler en Christopher Kane doen is interessant: het teruggrijpen naar oude technieken om iets modern te maken, zodat je denkt: ‘Hoe hebben ze dat gedaan?’” Volgens Van Hecke wordt de textuur van de stof zelf alsmaar belangrijker en krijgen we straks echte 3d-experimenten -experimenten te zien in plaats van de vlakke prints op een witte stof. Of we zullen nog meer innovatie zien in de manier waarop digitale prints worden toegepast. “Dries Van Noten is daarin een echte visionair: hij print rechtstreeks op zijn patroon en kan zo de motieven plaatsen waar hij ze wil, in plaats van een doorlopende print op meters stof te drukken. Dat is ook revolutionair voor mij.” Over de toekomst van prints is het jonge talent duidelijk: “Misschien hebben we binnen twintig jaar thuis allemaal een printmachine en kan iedereen zelf met stof aan de slag.”¶
Katrien Van Hecke
Barbara Repole worked as a designer for different Belgian fashion brands for a few years, while her partner Sébastien Pescarollo worked as an art director at a Brussels communication agency specialised in fashion branding. Together they established their own design agency in 2010. They design 400 new textile prints every season using Photoshop and Illustrator. They are mainly offered for sale via trade fairs like Indigo in Paris, where brands choose their textile and print designs from different suppliers twice a year.
7
Piece of Chic has already sold work to Nike, Topshop, COS and Hampton Bays, and it collaborates with the designers Monsieur Bul, Marc Philippe Coudeyre and Jessie Lecomte. “Brands usually purchase one of the prints that we designed, but sometimes they ask us to adjust colours or details,” says Repole. “We can also design custom prints. In that case we work closely with a designer to translate his or her vision into a pattern.” We always aim to design a recognisable print, whether it is designed for a specific brand or not. “Prints are going to play an increasingly important role in fashion,” says Repole. “Not only due to the technological progress, but also because you can create a strong identity with prints. Prints are very recognisable on the street and give a label visibility.” Piece of Chic also employs that strategy by producing its own fashion line, under the same name, with original prints: “For our own collection we do not impose any commercial limitations. Of course it is different for commissions,” explains Repole. “But in both cases Piece of Chic stands for strong visuals.” Without a certain theme or a clear-cut collection in mind, everything can be used as a source of inspiration for the creative duo. “The foundation of our inspiration comes from travelling,” they say. “Everywhere we go we take pictures for creating prints and colour harmonies. Our universe is very colourful and inspired by our youth: we love toys, robots, cartoons, candy, etc.” But Piece of Chic also cultivates a Belgian touch: our first collection displayed photos of a traditional chip stand and Manneken Pis on the front of the silk dresses.
Bulk versus individualism
Katrien Van Hecke
8
Democratising digital prints in fashion also has disadvantages. There is concern about the fact that silk-screen printing might disappear soon and that digital prints would even everything out. Belgian designer Katrien Van Hecke seems to agree: “Digital printing is a freedom, but on the other hand the choice of fabrics that work are limited. In time, everything will look more or less the same.” Van Hecke chooses to work differently: by using traditional techniques and experimenting. “I notice that people often buy my designs for the prints that I develop”, she says. “It is funny to hear that they think they are digital prints.” Van Hecke’s work is the opposite of digital printing: everything is developed by hand. “Research is very important in my work. I have a larger atelier now and it is a true laboratory where I can experiment. Every garment is unique. I do not want to sell a dress, I want to sell a vision”, says Van Hecke. She expresses her doubts about the enormous evolution that prints have experienced over the last ten years: “Block printing used to be popular. That took much longer and it was a whole process to print fabrics, but you also had more stratification. Now a digital print is on the fabric instead of being incorporated into or woven into the fabric. There is a difference in quality.” For the last year, Katrien Van Hecke has been collaborating with a textile lab in Tilburg, the Netherlands where she experimented for her next winter collection. She learned how to colour fabric with a mixture of herbs and metals. “Before I had less control over colour, I depended on others. Now I have my own recipes. I coloured threads and made a pattern from a drawing in Illustrator. They turned it into jacquard in Tilburg: the fabric is really woven according to my design.” When she does not have to produce on a large scale, Van Hecke is able to do everything by hand. As soon as larger orders come in, she transforms her handmade prints with the computer. The designer is not convinced that her attitude is a reaction against the digital hype. She thinks that research into prints will continue. “I think that we will look for more structure and for prints in knitwear. You don’t see much of that yet. The work of Proenza Schouler and Christopher Kane is interesting – they revert to old techniques to make something modern so that you think: ‘How did they do that?’” According to Van Hecke, the texture of the fabric itself will become more important. She expects that we will soon see real 3D experiments instead of flat prints on white fabric, or more innovation in the way that digital prints are used. “Dries Van Noten is a true visionary: he prints directly on his pattern. This enables him to place the motifs where he wants them instead of a continuous print on meters of fabric. I think that is revolutionary.” The young talent is clear about the future of prints: “Perhaps in 20 years we will all have a printer at home and everyone can work on fabric.”V
Jesse Brouns
/ Collagebeelden: Chaja Birdsong
De man in de mode Hou zou het nog
met de Belgen zijn?
M
The man in fashion How is it going with the Belgians?
Het gaat, alles welbeschouwd, behoorlijk goed met de Belgische mannenmode. Af en toe zijn er donderwolken, maar de Belgen houden stand.
All things considered, Belgian men’s fashion is doing quite well. Occasionally there are thunderclouds, but the Belgians stand firm.
Mannenmode werd vaak gezien als het zwakkere, ongeliefde deel van de textielindustrie. Mode, zo ging de redenering, was in eerste instantie iets voor dames. Mannen keken naar voetbal. Vrouwen brachten hun vrije tijd door in winkelcentra. Samengevat: alleen vrouwen spendeerden geld aan kleren en dus werd de aandacht van industrie en media grotendeels op hen gericht. Maar de tijden zijn veranderd. De mannenmode stelt het, vanuit economisch standpunt, uitstekend. De markt groeit bijna twee keer zo snel als die voor damesmode, zo bleek onlangs uit een rapport van consultants Bain & Company. De goede cijfers zijn deels te danken aan China, waar luxe traditioneel vooral een mannenzaak is. De honger naar mode lijkt er nog lang niet gestild. Bovendien realiseren vele westerse luxeboetieks hun omzet op de rug van Chinese toeristen, en dan vooral in Europa, waar de meeste luxemerken hun wieg hebben staan. Maar ook los van het Chinese verhaal lijkt de mannenmode aan een inhaalbeweging bezig. Het aantal aan mannenmode gewijde internationale tijdschriften is intussen niet meer bij te houden, van Fantastic Man over Man About Town tot Vogue Hommes Japan. De voorbije maanden zijn er ook nogal wat gespecialiseerde retailsites voor mannen bijgekomen, met Mr Porter als belangrijkste voorbeeld. Daarmee valt alvast een belangrijke drempel weg voor heren die lijden aan pashokjesvrees.
Men’s fashion was often seen as the weaker, unloved part of the textile industry. Fashion, so was the reasoning, was primarily something for women. Men watched football. Women spent their free time in shopping centres. In conclusion, only women spend money on clothing and therefore the attention from industry and the media was mainly focused at them.
Mode voor mannen is ook avontuurlijker dan vroeger. Mannen durven meer: opvallende kleuren, drukke prints, of in het geval van Marc Jacobs tijdens een cocktailreceptie onlangs in Parijs: een roze jurkje. En ze worden op hun wenken bediend. De mannenmode loopt tegenwoordig zelfs vaak voor op de damesmode. Dat was ooit anders.
Belgen aan het roer Belgische ontwerpers spelen een grote rol in de sector. Dat is al lang zo. Neem bijvoorbeeld de Zes van Antwerpen. Dries Van Noten begon in 1986 zijn carrière met een mannencollectie. Zijn vader had een mannenzaak en zijn grootvader was een kleermaker. In 2012 zijn de mannencollecties van Van Noten nog goed voor zo’n 35% van de omzet van het bedrijf, aldus een woordvoerder. Dirk Bikkembergs begon in dezelfde periode als mannenontwerper, aanvankelijk met een schoenencollectie in samenwerking met de lokale fabrikant Monarca. In 1988 volgde een kledinglijn, destijds met de Italiaanse textielgigant Gibo. Een niet bijzonder succesvolle damescollectie volgde in 1993. Komende winter waagt het merk zich na een lange onderbreking opnieuw aan damesmode (zie verder). Walter Van Beirendonck, in eigen land de beroemdste ontwerper, is ook in eerste instantie een mannenontwerper. Ann Demeulemeester daarentegen lanceerde haar mannenlijn pas in 1996, bijna 10 jaar na haar debuut, en ze wachtte nog eens 10 jaar alvorens die afzonderlijk in Parijs te showen. In 2012 lijkt de balans tussen mannen- en vrouwenmode voor de Belgen min of meer in evenwicht. Tijdens de mannenmodeweken van Parijs lijken de Belgische ontwerpers nochtans zwaarder te wegen dan tijdens de modeweken voor dames. Dat heeft vooral met twee ontwerpers te maken: Raf Simons en Kris Van Assche. Die hebben, allebei op hun manier, een immense invloed gehad op de mannenmode. Raf Simons zette 15 jaar geleden de modewereld op stelten met zijn schooljongens in krappe silhouetten. Hij gaf de mannenmode een nieuwe richting. Zijn stijl werd niet veel later gesublimeerd of gekopieerd (al naargelang de bron) door de Fransman Hedi Slimane in zijn mannencollecties voor achtereenvolgens Yves Saint Laurent en Dior Homme (met als onrechtstreeks resultaat het enorme succes van skinny jeans). Kris Van Assche was in die periode de belangrijkste assistent van Slimane: hij ontwierp de kleren waarvoor Karl Lagerfeld maar liefst 42 kilo vermagerde. Raf Simons wordt sinds het begin van de eeuw beschouwd als misschien de invloedrijkste mannenontwerper van zijn generatie, en sinds hij aan de slag ging bij Jil Sander, als een van de invloedrijkste ontwerpers zonder meer. Zijn shows behoren al jaren tot het handvol essentiële defilés op de kalender in Parijs. Kris Van Assche heeft sinds 2005 niet alleen zijn eigen merk, maar is sinds 2007 ook artistiek directeur van Dior Homme. Dat Franse huis heeft zoveel macht dat Van Assche zich een van de belangrijkste ontwerpers in de sector mag noemen. Zijn werk voor Dior is meer ingehouden dan dat van zijn voorganger, maar Van Assche heeft wel een plek verworven in de geschiedenis van de mannenmode. Zijn eigen label is relatief goed geïnstalleerd. Dries Van Noten wordt al jaren beschouwd als een van de grootste namen tijdens de mannenmodeweek. En terecht: zijn mode blijft jong en fris en toonaangevend en voor een ontwerper van zijn generatie is dat eerder uitzonderlijk. Walter Van Beirendonck heeft, na verschillende magere jaren, een status verworven als éminence grise van de mannenmode. Zijn intimistische, bijzonder creatieve (maar niet noodzakelijk commerciële) shows worden altijd geapprecieerd en dikwijls bewonderd. Er showen nog meer Belgen in Parijs, een label waaronder doorgaans ook ontwerpers met Belgische roots worden gerekend, omdat ze hier wonen, werken of gestudeerd hebben. Bernhard Willhelm, bijvoorbeeld, of Stephan Schneider (die beiden eveneens voor dames ontwerpen), of Damir Doma, die nog assistent is geweest van Raf Simons. De Kroatische ontwerper begon zijn label in de mannenmode, maar heeft intussen ook een veelbelovende dameslijn en een flagship store
10
But times have changed. From an economic point of view, men’s fashion is doing great. The market is growing almost twice as fast as that for women’s fashion according to a recent report by consultants Bain & Company. The good figures are partially due to China, where luxury is traditionally a matter for men. The thirst for fashion is far from quenched. More over, many western luxury boutiques realise their turnover on the back of Chinese tourists, mainly in Europe, the birthplace of most luxury brands. However, apart from the Chinese story, men’s fashion seems to be catching up. It is difficult to keep abreast of the number of international magazines devoted to men’s fashion, from Fantastic Man and Man About Town to Vogue Hommes Japan. Several specialised retail sites for men were added over the past few months; Mr Porter is the most important example. These sites should remove a major barrier for men who suffer from a fear of fitting rooms. Men’s fashion is also more adventurous than it used to be. Men have become more daring: striking colours, busy prints, or in the case of Marc Jacobs during a recent cocktail reception in Paris: a pink dress. Men are waited on hand and foot. Men’s fashion is currently gaining ground on women’s fashion. That did not used to be the case.
Belgians at the helm Belgian designers play a major role in the sector and they have been doing so for a long time. Take, for example, the Antwerp Six. Dries Van Noten began his career in 1986 with a men’s collection. His father had a men’s clothing shop and his grandfather was a tailor. Van Noten’s men’s collections accounted for about 35 percent of the company’s turnover in 2012 according to a spokesman. In the same period Dirk Bikkembergs began as a men’s designer, initially with a shoe collection in collaboration with the local manufacturer Monarca. A clothing line with the Italian textile giant Gibo followed in 1988. A moderately successful women’s collection followed in 1993. This coming winter the brand will venture into women’s fashion once again after a long break (see below). Walter Van Beirendonck, the most famous designer in Belgium, is also primarily a men’s designer. Ann Demeulemeester, on the other hand, only launched her men’s line in 1996, almost ten years after her debut, and she waited another ten years before showing the line separately in Paris. The balance between men’s and women’s fashion seems more or less in equilibrium for the Belgians in 2012. During the fashion weeks for men in Paris, the Belgian designers seemed to weigh heavier than during the fashion weeks for women. That is mainly related to two designers: Raf Simons and Kris Van Assche. They have both had an immense in fluence on men’s fashion in their own way. Raf Simons caused an uproar in the fashion world 15 years ago with his schoolboys in tight silhouettes. He gave men’s fashion a new direction. Not much later his style was refined or copied (depending on the source) by Hedi Slimane of France in his men’s collections for respectively Yves Saint Laurent and Dior Homme (an indirect result was the enormous success of ‘skinny jeans’). In that period Kris Van Assche was Slimane’s most important assistant: he designed the clothing for which Karl Lagerfeld lost about 42 kilos. Raf Simons has been regarded as the most influential men’s designer of his generation since the beginning of the century. When he started working at Jil Sander, he was regarded as one of the most influential designers full stop. For years his shows have been one of a handful of essential defiles on the Parish Fashion Week calendar. Kris Van Assche has had his own brand since 2005 and has been artistic director of Dior Homme since 2007. That French house has so much power that Van Assche can call himself one of the most important designers in the sector. His work for Dior is more subdued than that of his predecesor, but Van Assche has earned a place in the history of men’s fashion. His own label is relatively well established. For years Dries Van Noten has been known as one of the biggest names during men’s fashion week. And rightfully so. His fashion remains young, fresh and trend setting – for a designer of his generation that is rather exceptional. After several lean years, Walter Van Beirendonck has achieved the status of éminence grise in men’s fashion. His intimate, exceptionally creative (but not necessarily commercial) shows are always appreciated and often admired.
11
in de dure Rue Saint-Honoré in Parijs. In de andere grote modesteden zijn de Belgen minder dominant, hoewel de situatie in Milaan – met Dirk Bikkembergs en Les Hommes (die in januari een comeback maakten op de catwalk) en tot voor kort Raf Simons bij Jil Sander – toch allesbehalve hopeloos mag worden genoemd.
Donderwolken Kortom: de Belgische mannenmode staat zijn mannetje. Niet dat er af en toe geen donderwolken opduiken. Neem Raf Simons: die brak in januari 2011 met zijn Italiaanse zakenpartner, een bedrijf dat de verkoop, productie en distributie van de collecties voor zich nam. Simons kon diezelfde maand maar ternauwernood zijn show in Parijs laten doorgaan. De winkels van het label, allebei in Japan, werden gesloten. Waarop Simons zijn bedrijf herstructureerde. In februari werd Simons vervolgens ontslagen door Jil Sander (om plaats te maken voor Jil Sander zelf, die later dit jaar haar tweede comeback maakt bij het merk dat ze in 1968 zelf heeft opgericht maar dat intussen in handen is van het Italiaanse filiaal van een Japans bedrijf). Tijdens de modeweek van Milaan werd voorspeld dat Simons naar Dior zou gaan. Die berichten werden snel, zij het zonder veel overtuiging, de kop ingedrukt, om uiteindelijk een maand later toch bevestigd te worden. Sinds 11 april is Simons dus artistiek directeur van het damesdepartement van Dior, en alsdus verantwoordelijk voor prêt-à-porter, couture en accessoires. Bij Dior, misschien het meest vereerde Europese luxemerk, staan nu twee Belgische ontwerpers aan het hoofd. Het zijn bovendien mannenontwerpers, toch in essentie.
Heldere hemel Tijdens de recente modeweken kwamen nog twee andere Belgische ontwerpers in het nieuws. Dirk Bikkembergs presenteerde in Milaan voor het eerst sinds jaren nog eens een damescollectie (ooit werd die ontworpen door Marina Yee). Maar de lijn werd, net als zijn mannencollecties, niet langer door Bikkembergs zelf ontworpen en hij was tijdens de presentatie ook opvallend afwezig. De ontwerper verkocht recent zijn bedrijf (het is nu in Italiaanse handen) en behield een functie als artistiek directeur. En dan Walter Van Beirendonck. Die ging – zo werd veelvuldig in kranten en websites gekopt – ‘failliet’. Dat bericht klopte niet: het faillissement gold alleen voor de Antwerpse winkel van Van Beirendonck, niet voor zijn label. De mode komt en gaat, en voor ontwerpers geldt hetzelfde. Een ontwerper kan wegdeemsteren, of stoppen, of koppig zijn eigen weg blijven gaan. Nu en dan blijft een ontwerper aan de top en doorgaans gaat ook dat gepaard met vallen en opstaan. De Belgische mannenmode houdt al jaren goed stand, maar blijft dat ook zo? Met uitzondering van Damir Doma in Parijs en recenter Tim Coppens in New York, zijn er de voorbije jaren amper ontwerpers bijgekomen. Dat heeft allicht meer met conjunctuur te maken dan met een gebrek aan talent. Maar het roept toch ook vragen op. Wie wordt de volgende Raf Simons, de nieuwe Dries Van Noten?¶
12
More Belgians show their work in Paris, and that category also subsumes people with some kind of Belgian link, because they live, work or studied here. Bernhard Willhelm, for example, or Stephan Schneider (both of them also design for women), or Damir Doma, who was Raf Simons’s assistant. The Croatian designer began his label in men’s fashion but now also has a promising women’s line and a flagship store in the expensive Rue Saint-Honoré in Paris. Belgians are less dominant in the other major fashion cities, but the situation in Milano – with Dirk Bikkembergs, Les Hommes (that made a comeback on the catwalk in January) and, until recently, Raf Simons at Jil Sander – is far from hopeless.
Thunderclouds In short, Belgian men’s fashion stands its ground. Thunderclouds do appear occasionally. Take Raf Simons, he broke with his Italian business partner, a company that took care of the sales, production and distribution of the collection, in January 2011. Simons was barely able to go through with his show in Paris that same month. The label’s shops, both in Japan, were closed. Simons restructured his company. In February Simons was fired from Jil Sander (to make room for Jil Sander herself, who will make her second comeback later this year at the brand that she founded in 1968 but that is now controlled by the Italian branch of a Japanese company). During the fashion week in Milan, many predicted that Simons would go to Dior. Those rumours were quickly, but half heartedly, suppressed yet eventually confirmed one month later. Simons has been artistic director of the women’s department of Dior since April 11, and is therefore responsible for prêt-à-porter, couture and accessories. Dior, perhaps the most venerated European luxury brand, now has two Belgian designers at the top. Moreover, they are both men’s designers, at least in essence.
Clear skies Two other Belgian designers were in the news during the recent fashion weeks. In Milan Dirk Bikkembergs presented a women’s collection for the first time in years (once designed by Marina Yee). Yet just like his men’s collections, the line is no longer designed by Bikkembergs himself and he was conspicuously absent during the presentation. The designer recently sold his company (it is now in Italian hands) but he retains a position as artistic director. Then there is Walter Van Beirendonck. As was frequently headlined in newspapers and websites, he went ‘bankrupt’. That rumour is not true: the bankruptcy is only applicable for Van Beirendonck’s Antwerp shop, not for his label. Fashion comes and goes; the same is true for designers. A designer can fade away, stop, or stubbornly continue on their own path. From time to time a designer remains at the top and that is usually combined with ups and downs. Belgian men’s fashion has stood firm for years, but will it contue to do so? Except for Damir Doma in Paris and more recently Tim Coppens in New York, very few designers have been added to the list in the past few years. That probably has more to do with the economic situation than with a lack of talent. But it does raise questions. Who will be the next Raf Simons, the new Dries Van Noten?¶
Siska Lyssens
JP
Ik wil geen dictator zÄłn
Interview Jean-Paul Lespagnard
I do not want to be a dictator Interview Jean-Paul Lespagnard
Jean-Paul Lespagnard
SS 2012 Somewhere In Between
Begin maart toonde de Belgische ontwerper Jean-Paul Lespagnard zijn aankomende wintercollectie. Het was de eerste keer dat hij tijdens de Parijse modeweek een catwalkdefilé organiseerde. Op de eerste rij zaten übermode-journaliste Suzy Menkes en verschillende Vogue fashion editors. Geen slecht begin. Belgian designer Jean-Paul Lespagnard showed his winter collection at the beginning of March. It was the first time that he organised a catwalk defile during a Paris fashion week. Various Vogue fashion editors and über fashion journalist Suzy Menkes sat in the front row. Not a bad start.
In de modewereld is Jean-Paul Lespagnard een buitenbeentje. Hij verkiest zijn woon- en werkplaats net buiten Brussel boven Parijs. Als gastdocent bij Créahm in Luik engageert Lespagnard zich ook om mentaal gehandicapten artistiek te stimuleren, een project dat hem na aan het hart ligt. Sinds kort werkt hij samen met Anne Chapelle, de ceo van Bvba 32, het modehuis met Ann Demeulemeester en Haider Ackermann. De samenwerking is een persoonlijk project van Chapelle, die vanaf de zijlijn zorgt voor organisatorische en financiële steun. Voor Jean-Paul Lespagnard is het commerciële aspect van zijn label niet onbelangrijk, maar wel ondergeschikt aan zijn creatieve vrijheid. Jean-Paul Lespagnard wordt geïnspireerd door uiteenlopende bronnen. Zo integreerde hij voor zijn zomercollectie Somewhere In Between op overtuigende wijze basketbaldetails met etnische elementen. Voor komende winter vond hij voor I See ’Em inspiratie in de Schotse Hooglanden. De aparte creatieve intensiteit van Lespagnard maakt hem verschillend van generatiegenoten als Bruno Pieters of Olivier Theyskens, ontwerpers die van meet af aan gelauwerd werden en naadlozer opgaan in het milieu van de high fashion. Bij Lespagnard daarentegen behoren humor en lichtvoetigheid ontegensprekelijk tot zijn signatuur. Als zijn officiële website ons een idee moet geven van hoe de idiosyncratische ontwerper zijn toekomst ziet, dan wordt duidelijk dat hij daarover een bijzondere houding aanneemt. Op je website leidt een klik op de knop ‘future’ naar een site die tarotkaarten leest. Wat is daar de bedoeling van? [lacht] Dat is een knipoog naar wat van mode-ontwerpers wordt verwacht. Een goed ontwerper moet volgens de pers iemand zijn die visionair is, iemand die als het ware kan voorspellen wat mensen willen dragen. Natuurlijk wil ik collecties ontwerpen die mensen in de toekomst zullen dragen, maar ik kan wel niet in de toekomst kijken. In mode gaat het om mijn persoonlijke visie en die kan verschillen van die van anderen. Je wintercollectie I See ’Em stelde je in Parijs voor tijdens een defilé. Vanwaar die keuze? Eerlijk gezegd: gewoon om het eens uit te proberen. Ik heb steeds presentaties als medium gebruikt, maar ik kreeg dit seizoen het prachtige voorstel om een catwalkshow te organiseren. Ik ben erop ingegaan omdat ik wilde tonen dat mijn mode niet hoeft af te schrikken. Journalisten hebben het meestal over mijn creativiteit, veel minder over de
Jean-Paul Lespagnard is an outsider in the fashion world. He chooses to live and work just outside Brussels instead of Paris. As visiting lecturer at Créahm in Liege, Lespagnard also commits to stimulate the mentally handicapped artistically, a project that is very dear to him. He recently started working with Anne Chapelle, the CEO of Bvba 32, the fashion house with Ann Demeulemeester and Haider Ackermann. The collaboration is Chapelle’s personal project; she provides organisational and financial support from the sideline. For Jean-Paul Lespagnard, the commercial aspect of his label is important but it is subordinate to his creative freedom. Jean-Paul Lespagnard is inspired by diverse sources. For his summer collection entitled Somewhere In Between, he convincingly integrated basketball details with ethnic elements. For the coming winter collection, he found inspiration for I See ’Em in the Scottish Highlands. Lespagnard’s unusual creative intensity differentiates him from contemporaries like Bruno Pieters or Olivier Theyskens, designers who were praised from the outset and imperceptibly absorbed in the high fashion environment. By contrast, humour and agility are undeniably part of Lespagnard’s signature. If his official website is meant to give us an idea of how the idiosyncratic designer sees his future, then it is clear that he adopts a special attitude. A click on the ‘future’ button on your website leads to a site that reads tarot cards. What is the aim of that? [laughs] That is a reference to what is expected of fashion designers. According to the press, a good designer must be someone that is visionary, someone that can predict what people want to wear. I want to design collections that people will wear in the future, but I cannot look into the future. In fashion it is about my personal vision and that can differ from other people’s visions. You introduced your winter collection I See ’Em in Paris during a defile. Why did you choose to do that? Honestly, just to try it out. I have always used presentations as a medium but this season I was offered the amazing opportunity to organise a catwalk show. I accepted that opportunity because I wanted to show that my fashion does not have to deter. Journalists usually talk about my creativity and much less about the collection. I wanted to organise a show where a woman could say: ‘I want to wear all of it!’ Ultimately, fashion is also about reality. My aim was to show customers that my creativity is wearable. Was that mission successful? Yes, I am very satisfied, but I might do things differently next time. I was able to show what I wanted to show. The buyers were very enthusiastic, but others thought this collection was less impressive than my previous collection.
15
AW 2012 I See ’Em
collectie zelf. Ik wilde een show brengen waarvan een vrouw kon zeggen: ‘Dat wil ik allemaal dragen!’ Uiteindelijk gaat het in mode eveneens om de realiteit. Het was de bedoeling aan klanten te laten zien dat mijn creativiteit draagbaar is. Is die missie geslaagd? Ja, ik ben erg tevreden. Maar volgende keer pak ik het het misschien weer anders aan. Ik heb nu kunnen tonen wat ik wilde. Vooral de aankopers waren daar zeer over te spreken, maar anderen vonden deze collectie dan weer minder indrukwekkend dan mijn vorige. De collectie was minder conceptueel dan gewoonlijk. Hoe heb je die evolutie naar meer draagbaarheid aangepakt? Als je de stukken één voor één bekijkt, zal je merken dat mijn signatuur qua snit en vormen niet veranderd is, alleen de styling was anders. Er waren geen opvallende accessoires als schoenen, halssnoeren of tassen. De focus lag op de kleding, op de essentie van de look. We wilden niet steeds dingen toevoegen om daarmee indruk te maken. Met een goede basis heb je die extra’s niet nodig. Dat is belangrijk voor mij, want op dit punt in mijn carrière ben ik nog bezig met het opbouwen van een imago. Wat was jouw uitgangspunt voor I See ’Em? Na de presentatie in oktober van Somewhere In Between ben ik voor twee weken naar Schotland getrokken. Het was de eerste keer dat ik er kwam. Het alleen zijn daar en de rust hebben me beïnvloed. De collectie is kalm en gebalanceerd. Ik liet me ook inspireren door de kilt. Ik heb de essentie ervan bewaard, maar er een hedendaags vervolg op gemaakt. Vooraan zie je nauwelijks een verschil, maar als je van dichterbij kijkt, dan zie je aan de snit, de plooien en de zakken dat het een moderne versie is.
16
The collection was less conceptual than usual. How did you tackle that evolution to more wearability? If you look at the pieces individually, you notice that my signature did not change with regard to tailoring and shapes, only the styling was different. There were no striking accessories like shoes, necklaces or bags. The focus was on the clothing, on the essence of the look. We did not want to keep adding things in order to impress. You do not need those extras if you have a good basis. That is important to me because at this point in my career I am still busy building up an image. What was your starting point for I See ’Em? After the presentation of Somewhere In Between in October 2011, I travelled to Scotland for two weeks. It was my first visit to Scotland. Being alone there and the peace and quiet influenced me. The collection is calm and balanced. I was also inspired by the kilt. I preserved the essence of it but gave it a modern twist. You barely see a difference in the front, but if you look closer then the tailoring, pleats and pockets reveal that it is a modern version. You recently received many reviews from influential journalists and other fashion professionals. Whose opinion is most important to you? All opinions count for me. After every fashion week, I take a one-week vacation. I isolate myself, collect all the opinions and draw a conclusion. Take the coming winter season: the press found my collection less impressive but the buyers loved it due to its wearability. Sometimes opinions and reviews are completely incompatible and that’s why it is good to place the various perspectives next to each other. I am creative and I have a vision but I always ask the opinion of people around me. For the fabrics, I ask women that I work with whether they find the chosen fabrics pleasant and whether they would want to wear them. You know … I am a man but I make women’s clothing so I need their opinion. I do not want to be a dictator. I make suggestions and give women choices.
Je hebt de afgelopen tijd veel recensies gekregen van invloedrijke journalisten en andere modeprofessionals. Wiens mening vind je het belangrijkst? Alle meningen zijn van tel voor mij. Na iedere modeweek neem ik een week vakantie. Ik zonder me dan af, leg de opinies samen en trek een besluit. Neem nu het komende winterseizoen: de pers vond mijn collectie minder indrukwekkend, maar de aankopers waren er wel dol op, omwille van de draagbaarheid. Meningen en recensies kunnen soms compleet tegengesteld zijn en daarom is het goed om de verschillende perspectieven naast elkaar te leggen. Ik ben creatief en ik heb een visie, maar ik vraag steeds de mening van de mensen rondom mij. Voor de stoffen bijvoorbeeld, check ik bij de vrouwen met wie ik werk of zij de gekozen stoffen aangenaam vinden en zouden willen dragen. Weet je … ik ben een man, maar ik maak vrouwenkleren, dus ik heb ik hun mening nodig. Ik wil geen dictator zijn. Ik doe suggesties en geef vrouwen keuzes.
SS 2012 Somewhere In Between
Hoe zou je de Lespagnard-signatuur omschrijven? Op mijn ontwerpen staat geen leeftijd en ze zijn niet gebonden aan maten. Vele stukken kunnen eveneens door mannen gedragen worden. Ik was dit seizoen erg blij om te zien dat niet alleen jonge vrouwen naar de showroom kwamen om de collectie te bekijken. Ze zagen er werkelijk geweldig uit in die kleren! Is ontwerpen voor jou een moeilijk proces? Dat hangt ervan af. Mijn research gaat altijd heel breed, maar wordt dan gereduceerd van zodra ik een focus heb gevonden. Het is voor mij erg belangrijk om tot de essentie te komen. Soms is het een lijdensweg, soms is het ware vreugde! Maar als je tot de essentie komt, dan ben je een gelukkig man. En tegelijkertijd is het ook gewoon een job.¶
How would you describe the Lespagnard signature? My designs are not made for a certain age group and they are not linked to sizes. Many pieces could also be worn by men. This season I was very happy to see that not only young women came to the showroom to view the collection. They looked really great in those clothes! Is designing a difficult process for you? That depends. My research is always very broad, but is reduced as soon as I find a focus. It is very important for me to reach the essence. Sometimes it is agony, sometimes it is true ecstasy! When you reach the essence, you are a happy man. Yet at the same time, it is just a job.¶
17
C j
Op korte tijd maakte Cédric Jacquemyn naam als ontwerper van mannenmode. Na drie seizoenen waarin hij ook opgemerkt werd door de internationale modepers, is het hoog tijd voor een gesprek. Over schilderen, IJslandse gletsjers, de Eyjafjallajökull en andere inspiratiebronnen.
SS 2012 Model Martin Lekic @ Scoop Models
In a short period of time, Cédric Jacquemyn gained a reputation as a men’s fashion designer. After three seasons in which he was noticed by the international fashion press, it is high time for a conversation about paintings, Icelandic glaciers, the Eyjafjallajökull and other sources of inspiration.
Jolien Vanhoof
/ Foto's: Yves De Brabander
Ik wijk graag af van de platgetreden paden Interview Cédric Jacquemyn
Een eigen website, samenwerkingen met Atelier 11, Theo Eyewear en het Zweedse label Weekday … een mens zou bijna vergeten dat de Wilrijkse ontwerper Cédric Jacquemyn nog maar twee jaar op eigen modebenen staat. Tijdens zijn eerste jaar aan de Antwerpse Modeacademie verscheen hij al in Dazed & Confused en ook zijn afstudeerproject The Last Glacier kon menig modeliefhebber bekoren. Het werd de eerste in een rij persoonlijke mannencollecties die het midden houden tussen bijzondere snits en een nonchalante bohemienstijl. De laatste collectie, Fields of Regeneration, maakte onlangs nog furore tijdens Showroom Belgium in Londen, een initiatief van het Flanders Fashion Institute. Je bent nu twee jaar bezig. Kan je een balans opmaken? Ik denk dat ik best trots mag zijn op mijn werk en op het afgelegde parcours. Ik had na mijn studie snel het gevoel dat ik zelf iets wilde opstarten. Toen Romain en Anna van het Antwerpse Ra me vroegen een collectie te ontwerpen voor hun conceptstore, heb ik die kans meteen gegrepen. Sindsdien is alles stapsgewijs gegroeid. Ik ben niet bezig met een langetermijnvisie. Dat beperkt je creativiteit. Ik probeer wel elk seizoen beter te doen. Daarnaast leg ik mezelf niet al te veel eisen en verwachtingen op. Misschien heb ik over twee jaar zelfs geen budget om een show te doen, dus waarom daar nu al over nadenken? Je schildert ook graag. Was het moeilijk om te kiezen tussen mode en schilderkunst? Nee, de prikkel voor mode was gewoon groter. Tijdens mijn studie zag ik in dat ik geen dag meer kon zonder ontwerpen, stikken, draperen en borduren. Niet dat ik het schilderen voorgoed heb afgezworen. Ik doe het nog steeds en haal er ook inspiratie uit. Neem nu de manier waarop Sam Dillemans speelt met verfijning op afstand en bruutheid
I like to deviate from welltrodden paths Interview Cédric Jacquemyn
His own website, collaborations with Atelier 11, Theo Eyewear and the Swedish label Weekday … one could almost forget that Cédric Jacquemyn of Wilrijk has only had his fashion legs for two years. During his first year at the Antwerp Fashion Academy, he appeared in Dazed & Confused and his final project The Last Glacier appealed to many fashion lovers. It was the first in a row of personal men’s collections that are a cross between special tailoring and a nonchalant bohemian style. His latest collection, Fields of Regeneration, recently made furore during Showroom Belgium in London, a Flanders Fashion Institute initiative. You have been working for two years; can you draw up a balance? I think I can be proud of my work and the distance I have covered. After my studies, I quickly had the feeling that I wanted to start a business. When Romain and Anna of Ra in Antwerp asked me to design a collection for their concept store, I immediately seized the opportunity. Everything has grown gradually since then. I am not working on a long-term vision. That limits your creativity. I try to do better every season. That is why I do not place too many demands and expectations on myself. Perhaps I will not have the budget to do a show in two years, so why would I start thinking about it now? You also like to paint. Was it difficult to choose between fashion and painting? No, the stimulus for fashion was simply greater. During my studies, I realised that I cannot go a day without designing, stitching, draping or embroidering. Not that I have renounced painting once and for all. I still do it and I gain inspiration from it. Take the way Sam Dillemans plays with refinement from a distance and bruteness up close: that grabs me by the throat every time. In my designs you often notice the opposite: from afar some designs look quite crude, but when you see and feel the materials up close, you get a very soft experience.
19
dichtbij: dat grijpt me telkens weer naar de keel. In mijn ontwerpen merk je vaak het tegenovergestelde: van ver zien sommige ontwerpen er vrij cru uit, maar wanneer je de materialen van dichtbij ziet en voelt, krijg je net een heel zachte ervaring. Sommige ontwerpers halen inspiratie uit junglekleuren of uit grafische prints. Jij zoekt het bij smeltende ijskappen in IJsland? IJsland loopt inderdaad als een rode draad doorheen al mijn collecties. Het is het resultaat van mijn korte trip met fotograaf Yves De Brabander naar the middle of nowhere. Dat ruwe landschap heeft een diepe indruk op mij nagelaten. Het levert een zeer dankbaar verhaal op dat zich almaar verder ontwikkelt: de kracht van de natuur, destructie, verandering, heropbouw enz. Denk maar aan wat de uitbarsting van de Eyjafjallajökull betekent voor de omringende natuur: alles, maar dan ook echt álles ligt bedolven onder dikke, verwoestende lagen as. En toch is dat as ook weer heel vruchtbaar en zorgt het ervoor dat nieuwe planten kunnen groeien. Die dualiteit tussen destructie en nieuw leven vind je ook terug in mijn collecties. Waarom zijn contrasten zo belangrijk voor jou? Wat voor sommige ontwerpers misschien een bron van conflict lijkt, is voor mij net heel vanzelfsprekend. Ik wijk graag af van de platgetreden paden, bijvoorbeeld door een perfect gedrapeerde snit af te wisselen met minimalistische stukken die onafgewerkt lijken. Zo krijgt het geheel meer diepgang, zo geeft het meer stof tot nadenken. Een zekere etnische touch is jou niet vreemd? Volkeren die zich in dierenhuiden wikkelen om zichzelf te verwarmen en te beschermen, intrigeren mij. Hun instinctieve manier van kleden probeer ik te rijmen met de klassieke mannenmode. Ik werk ook het liefst met pure materialen. Voor Fields of Regeneration gebruikte ik bijvoorbeeld een mix van zijde en kasjmier, maar ook Peruviaanse alpacawol, omdat ik houd van de dubbele gelaagdheid van de stof. Ze lijkt heel ruw, maar voelt verrassend zacht wanneer je ze draagt. Ook de kleuren zijn bewust sober en gedempt gehouden. Sommige broeken en jassen zijn al echte ‘speciallekes’: die stukken spreken voor zich.
AW 2012 Model Sam Deliaert @ Dominique Models
20
Some designers draw inspiration from jungle colours or graphic prints. You are inspired by melting ice caps in Iceland? Iceland is indeed a leitmotiv throughout all my collections. It is the result of a short trip with photographer Yves De Brabander to the middle of nowhere. That rough landscape left a deep impression on me. It provided a very rewarding story that continues to develop: the power of nature, destruction, change, reconstruction, etc. Just think what the eruption of the Eyjafjallajökull means to the surrounding nature. Everything, I mean everything, is covered with thick, destructive layers of ash. Yet that ash is also very fertile and it ensures that new plants can grow. That duality between destruction and new life can be found in my collections. Why are contrasts so important to you? What may seem like a source of conflict to some designers is simply a matter of course for me. I like to deviate from well-trodden paths, for example by alternating a perfectly draped cut with minimalist pieces that seem unfinished. This gives the whole piece more depth, more food for thought. A certain ethnic touch is not foreign to you? I am intrigued by people that wrap themselves in hides for protection and to keep warm. I try to rhyme their instinctive way of dressing with classic men’s fashions. I also prefer to work with pure materials. For example, in Fields of Regeneration I used a mix of silk and cashmere as well as Peruvian alpaca wool because I love the double stratification of the fabric. It seems very rough but feels surprisingly soft when you wear it. The colours are consciously kept sober and subdued. Some trousers and jackets are really special; those pieces speak for themselves. How do you develop a recognisable style? I have no idea! [laughs] I am not occupied with fashion in a tactical manner. Perhaps by remaining faithful to your sources of inspiration and not losing yourself in trends? That’s what it is all about for me: emotions, things that I think are important and that can touch me once again every day. That is why I admire designers like Haider Ackermann and Ann Demeulemeester. They are very consistent in their work and leave a unique, personal mark on trends. If my work sometimes reminds people of that of the young Raf Simons, I can only take that
AW 2011 Model Thiemon Sempels @ Keen
as a compliment. He rolled into the profession rather unexpectedly, but always designs from an intense gut feeling. You only see that in a real self-made man. Your collection is currently available in top shops like IT in Hong Kong and Ra in Antwerp and Paris. Do you dream about your own shop? The further you get with your label and the more your clothing is enjoyed, the more frequently you play with that thought. Honestly, I think that my own shop is not a priority right now. I am on good terms with Ra and the other international sales points. Let things stay that way for a while. Do you ever think about a women’s line? Another dilemma ... do I think that is necessary or not? Female buyers sometimes pull my sleeve with that question. I always have difficulty answering ‘no’ resolutely. I like to add a female model during fashion shoots, but she simply wears one of my men’s suits. [laughs] It feels more natural to translate my feelings and ideas on a male body, simply because that is closer to me. It is not that I cannot design clothing for women. I am just not very interested right now. Perhaps later ... never say never.¶
Hoe ontwikkel je een herkenbare stijl? Geen idee! [lacht] Ik ben niet tactisch bezig met mode. Misschien door effectief trouw te blijven aan je inspiratiebronnen en jezelf niet te verliezen in trends? Daar draait het bij mij in elk geval om: emoties, dingen die ik voor mezelf belangrijk vind en die mij elke dag opnieuw kunnen raken. Vandaar mijn bewondering voor ontwerpers als Haider Ackermann of Ann Demeulemeester. Zij zijn heel consequent in hun werk en drukken een unieke, persoonlijke stempel op trends. Dat mijn werk soms zou doen denken aan dat van de jonge Raf Simons, kan ik ook alleen maar als een compliment opvatten. Hij is eerder onverhoeds in het vak gerold, maar ontwerpt wel steeds vanuit een intens buikgevoel. Dat zie je alleen bij een echte selfmade man. Jouw collectie ligt momenteel in topwinkels als IT in Hong Kong en Ra in Antwerpen én Parijs. Droom je van een eigen winkel? Hoe verder je geraakt met je label en hoe meer je kleding wordt gesmaakt, hoe vaker je natuurlijk met die gedachte speelt. Al vind ik – eerlijk gezegd – dat een eigen winkel momenteel geen prioriteit is. Ik heb een goed contact met Ra en ook met de andere internationale verkooppunten. Laat dat nog maar even lopen zo. Denk je ook aan een lijn voor vrouwen? Nog zo’n dilemma ... vind ik dat nodig of niet? Vrouwelijke inkopers trekken weleens aan mijn mouw met die vraag. Ik heb het altijd moeilijk om resoluut ‘neen’ te antwoorden. Tijdens modeshoots haal ik er zelfs graag een vrouwelijk model bij, maar eigenlijk trekt ze dan gewoon mijn mannenkostuums aan. [lacht] Het voelt natuurlijker om mijn gevoelens en ideeën te vertalen op een mannelijk lichaam, simpelweg omdat dat dichter bij mezelf staat. Niet dat ik het niet kan hoor, kleren voor vrouwen ontwerpen. Het zegt me momenteel gewoon weinig. Misschien later ... zeg nooit nooit.¶
21
tentoonstelling / exhibition
Mieke De Lombaerde & Frank de Roover
20 Mode gaat globaal
De 20ste eeuw aangekleed. Vrouwenmode in de eeuw van de ontwerpers
Fashion goes global
Dressing the 20th century. Women’s fashion in the designer era
In het Modemuseum van Hasselt loopt vanaf 23 juni een tentoonstelling waarin de 20ste eeuw centraal staat en die het verhaal vertelt van de Roaring Twenties over de New Look en de avantgarde tot de explosie van stijlen aan het einde van de eeuw.
A new exhibition will open in the Fashion Museum of Hasselt on June 23 in which the 20th century will occupy centre stage. It will cover the Roaring Twenties, the New Look and the avantgarde to the explosion of styles at the end of the century.
In 1853 verwelkomde de Parijse beau monde een Spaanse parel in haar midden: Eugénie de Montijo werd door haar huwelijk met Napoleon iii keizerin van Frankrijk. Eugénie deed voor al haar logistieke behoeften beroep op het kruim onder de vakmensen. Wat haar vestimentaire noden en nukken betrof, vertrouwde zij op de Brit Charles Frederic Worth. Zijn creaties bevielen de keizerin dermate dat hij tot hofleverancier werd benoemd. Een select groepje dames mocht zich zelfs – met haar toestemming weliswaar – ook door Worth laten kleden. In die tijd ontboden de rijken doorgaans een kleermaker die dan iets moest maken naar het voorbeeld van een outfit waarin een hoveling het laatst gespot was. Worth echter laat de dames tot bij hem komen en hij kleedt ze zoals híj dat wil. De dames zijn al blij dat de persoonlijke ontwerper van de keizerin ook bereid is om hén te kleden. Het Victoriaanse tijdperk nadert zijn einde en een nieuw tijdperk gaat van start, in een explosie van uitvindingen: automobiel, telegraaf, telefoon enz. Mobiliteit en snelheid winnen veld. Een mijlpaal in de vestimentaire geschiedenis is ongetwijfeld de ontwikkeling van de naaimachine, omdat het massaproductie en ten slotte ook een democratisering van de mode mogelijk maakt. We schrijven 1851 als Singer zijn eerste patent neerlegt.
In 1853, the Parisian beau monde welcomed a Spanish pearl in its midst: Eugénie de Montijo became empress of France upon marrying Napoleon III. Eugénie called upon the best craftsmen for all her logistical needs. For her clothing needs and whims, she trusted the Briton Charles Frederic Worth. The empress liked his creations so much that he was granted a Royal Warrant. A select group of ladies were allowed – with her permission naturally – to be outfitted by Worth. In those days, the rich usually summoned a dressmaker who was asked to make something similar to the model of an outfit in which a courtier was recently spotted. Worth had the ladies come to him and he dressed them as he wanted. The ladies were happy that the personal designer of the empress was also willing to dress them. The Victorian era was approaching the end and a new era was starting with an explosion of inventions: the automobile, telegraph, telephone, etc. Mobility and speed gained ground. A milestone in clothing history is undoubtedly the development of the sewing machine because it enabled the mass production, and eventually a democratisation, of fashion. Singer registered his first patent in 1851.
Couturehuizen In Parijs opent Worth in 1858 het allereerste couturehuis: Maison Worth. De Brit wordt ook wel de eerste echte couturier genoemd. In zijn voetsporen verrijzen in Parijs onder meer Maison Jeanne
Couture houses Worth opened the very first couture house in 1858, Maison Worth. The Briton is referred to as the first real couturier. In his wake, the following couturiers emerged in Paris: Maison Jeanne Paquin, Callot Soeurs (later taken over by Georges Doeuillet), Maison Madeleine Chéruit and Boutique Martine. More than just Parisians lent lustre to the City of Light: the German Gustav Beer, the Italian Elsa Schiaparelli and the Spaniard Mariano Fortuny set up shop here.
Paquin, Callot Soeurs (later overgenomen door Georges Doeuillet), Maison Madeleine Chéruit en Boutique Martine. En het zijn niet alleen Parijzenaars die de lichtstad glans verlenen: ook de Duitser Gustav Beer, de Italiaanse Elsa Schiaparelli en de Spanjaard Mariano Fortuny vestigen zich hier. Na Worth verschenen tal van ontwerpers op het toneel, elk met een eigen signatuur en een uitgesproken persoonlijkheid. De Chambre Syndicale de la Haute Couture ziet erop toe dat ontwerpers elkaars ideeën niet pikken.
Tijdssilhouetten Het is fascinerend hoe de carrière van ontwerpers innig met die van collega’s verbonden is. Topontwerper en leerling vormen elkaars uitdaging en inspiratie. Hun parcours is geen lineair verhaal maar een dynamisch weefsel van kleurrijk talent en meesterschap. Trends komen en gaan. Niet alleen onder invloed van technologie, maar ook door culturele en sociale veranderingen krijgt het ontwerpersvak geleidelijk een andere invulling. We belanden in een nieuwe eeuw. Met de huidige tentoonstelling voert het Modemuseum Hasselt de gehele 20ste eeuw ten tonele: oriëntalisme, Roaring Twenties, de elegante jaren 30, de nieuwe eenvoud, de New Look en de revolutionaire Sixties, maar ook de ‘anti-mode’ en de etnische invloeden, Dress for Succes en de avant-garde die aan het einde van de eeuw explodeert in verschillende stijlen. Alles wordt geïllustreerd met outfits uit de eigen verzameling van het Modemuseum, een collectie die enkele nieuwe aanwinsten telt en ook Limburgse ontwerpers op de voorgrond zet. In de expo zijn creaties te zien van ontwerpers en labels die zich in razend tempo een plaats verzekerden in de geschiedenis van de mode: Chanel, Balenciaga, Versace, Yves Saint Laurent, Cardin, Comme des Garçons, Moschino, Issey Miyake, Balmain, Dior, Lanvin, Valentino, Tim Van Steenbergen, Dirk Van Saene, Jean-Paul Gaultier, Yohji Yamamoto, Cavalli, Jil Sander, Ungaro, Alexander McQueen, Vivienne Westwood, John Galliano, Raf Simons, Martin Margiela, Dirk Bikkembergs, Ti+Hann en nog vele anderen. Deze namen verraden nog maar eens dat de designermode geen exclusieve Parijse aangelegenheid bleef. Ook in Amerika, Italië, België, Groot-Brittannië en Japan kregen we een veelvoud aan stijloefeningen, visies en omwentelingen. Staan ze ons niet in het geheugen gegrift, de iconen uit de 20ste eeuw, zoals de mini-jurkjes van Mary Quant geshowd door Twiggy, of de marinière-look van Chanel? Als hun indrukken enigszins vervaagd zijn, dan zal de tentoonstelling in Hasselt uw modegeheugen opfrissen.¶
Several designers appeared on the stage after Worth, each with their own signature and an explicit personality. The Chambre Syndicale de la Haute Couture made sure that designers did not steal each other’s ideas.
Silhouettes of the period It is fascinating how the career of designers is closely linked to that of colleagues. Top designer and student are each other’s challenge and inspiration. Their career is not a linear story but a dynamic web of colourful talent and mastery. Trends come and go. The trade of fashion designer is gradually given a different interpretation; it is not only influenced by technology, but also by cultural and social changes. We arrive in a new era. With the current exhibition, the Fashion Museum of Hasselt presents the entire twentieth century: Orientalism, Roaring Twenties, the elegant 1930s, new simplicity, the New Look and the revolutionary Sixties, as well as ‘antifashion’ and ethnic influences, Dress for Success and the avant-garde, which exploded in different styles at the end of the century. Everything is illustrated with outfits from the Fashion Museum’s own collection, a collection that consists of a few new acquisitions and that highlights designers from Limburg. The exhibition includes creations by designers and labels that quickly secured a place in the history of fashion: Chanel, Balenciaga, Versace, Yves Saint Laurent, Cardin, Comme des Garçons, Moschino, Issey Miyake, Balmain, Dior, Lanvin, Valentino, Tim Van Steenbergen, Dirk Van Saene, Jean-Paul Gaultier, Yohji Yamamoto, Cavalli, Jil Sander, Ungaro, Alexander McQueen, Vivienne Westwood, John Galliano, Raf Simons, Martin Margiela, Dirk Bikkembergs, Ti+Hann and many others. These names once again reveal that designer fashion did not remain an exclusively Parisian affair. America, Italy, Belgium, Great Britain and Japan also saw a multitude of style exercises, visions and revolutions. Are the icons of the 20th century such as Mary Quant’s miniskirts modelled by Twiggy and Chanel’s marinière-look not indelibly printed in our memory? If their impressions have faded somewhat then the exhibition in Hasselt will refresh your fashion memory.¶ Dressing the 20th century. Women’s fashion in the designer era, from 23 June 2012 to 6 January 2013 in the Fashion Museum of Hasselt. More info on www.modemuseumhasselt.be.
De 20ste eeuw aangekleed. Vrouwenmode in de eeuw van de ontwerpers, van 23 juni 2012 tot 6 januari 2013 in het Modemuseum Hasselt. Meer info op www.modemuseumhasselt.be.
23
Dress, Capara Trousers, Capara Trousers, Daniel Andresen
FV Constructed
Photographer Frederik Vercruysse and stylist Dimitra Apostolidis bring together Belgian fashion and Belgian design in intriguing and tranquil images in this photo production. They play with perspective and remove objects from their context. These are classical still lifes in a clear and captivating contemporary version, with links to the work of great artists such as Mondrian and Louise Bourgeois.
Twist, side table,
Benoît Deneufbourg
Borderlines, tablecloth, Diane Steverlynck
Daily Sleepdrunken Lists, Vaast Colsen,
Marble box, Muller Van Severen
design: De Poedelfabriek
(Galerie Valerie Traan)
Earring, Geo Deco collection,
Marina Bautier Donald, chair,
Portemanteau, coat rack,
Leto Laminato Copper, handbag,
Dresses, Maureen De Clercq
Elisabeth Leenknegt
Annelies Timmermans
Frankly, belts,
Bris Texas Ginseng, handbag,
Benoît Deneufbourg
Offspring, mirror, Stefan Schöning
Annelies Braeckman
Annelies Timmermans
Disk, lamp, Nathalie Dewez
Coasterset, coaster,
baG, handbag,
Jan Kuppers
Michaël Bihain
Scarf, Hui-Hui Orchid Collection, place-mat,
Leggings, Hui-Hui
Utah, teapot, Unfold
Dar Uma Volta,
Gama Laminato Copper, small bag, Charlotte Lancelot
handbag, Sennes
Annelies Timmermans
Bau Texas Grano, handbag,
AD Infinitum, bowls, Lut Laleman
Wooden board, Studio Simple
Annelies Timmermans
Young, cooking pots,
Kruiskopjes, Unfold
(Galerie Valerie Traan)
Ceramics, Rudy Burm
Stefan Schöning for Demeyere
Frankly, belt, Annelies Braeckman
Jeff black, belt, Jan Kuppers
Ceramics, Rudy Burm
Scarf, Daniel Andresen
Photography: Frederik Vercruysse
Coaster, Muller Van Severen
Styling: Dimitra Apostolidis
(Galerie Valerie Traan)
Production: David Flamée - Sketch
Butterfly, lamp, Benoît Deneufbourg
Thanks to: Flanders Fashion Institute
Plastisch blauw, Pascale Hellebaut
& Design Flanders
Coasterset, coaster, Jan Kuppers
Aimants, magnets, Diane Steverlynck De Visita, handbag, Sennes