Kwintessens Design Vlaams tijdschrift voor vormgeving en mode 2de tr imester ja a rga ng xix abonnement € 23,55 los nummer € 6,25
Backstage
L’Artisan Electronique Maison Martin Margiela
colofon colophon
inhoud
hoofdredacteur editor in chief
1 Voorwoord Preface
Johan Valcke redactie editorial team Steven Cleeren Christian Oosterlinck Lut Pil auteurs authors
3 Belgische keramiek kampt met imagoprobleem Een gesprek met Marieke Pauwels There is an image problem with Belgian ceramics An interview with Marieke Pauwels
Luc Hubert
5 Keramiekgalerieën: nood aan meer kampioenen en sterkere concepten Ceramics galleries: a need for more champions and stronger concepts
Frank Huygens Elke Peeters Kurt Vanbelleghem Henk Van Nieuwenhove fotografie portfolio photography portfolio Kristof Vrancken redactieadres editorial offices Design Vlaanderen / Kwintessens Koloniënstraat 56 (6de verdieping)
12 Jan Marechal, sprokkelaar van beroep Jan Marechal, a gleaner by profession 15 Pleidooi voor de pot In defence of the pot
1000 Brussel t
+32 (0)2 227 60 60
f
+32 (0)2 227 60 69
e
info@designvlaanderen.be
url
20 Ambachtelijke massaproductie: vier Vlaamse bedrijven stellen zich voor Old-fashioned mass production: four Flemish businesses in the spotlight
www.designvlaanderen.be
Grafisch ontwerp
Design
Johan Vandebosch, ziezo Druk
Printing
Sint-Joris Vertaling Translation ElaN Translations DataTranslations
26 Ondoordringbaar gebied. Keramiek van Johan Creten Impenetrable area. Ceramics by Johan Creten 32 Le Don du Fel, Europese aardewerklaboratorium Le Don du Fel, European stoneware laboratory 37 The Fuping Eleven: Vlaamse keramisten in China The Fuping Eleven: Flemish ceramicists in China
Abonnementen kunnen schriftelijk of telefonisch worden aangevraagd op het adres van Design Vlaanderen of door overschrijving van € 23,55 op het rekeningnummer be 16 0912 2120 3374. Subscriptions may be requested in writing or by telephone by contacting the Design Flanders editorial offices or by transferring eur 23.55 to bank account number iban BE 16 0912 2120 3374. Adreswijzigingen worden gemeld
42 Details en meer Details and more 47 Salone del mobile 58 Portfolio
op het redactieadres. Changes of address may be sent to our editorial offices. Niets uit deze uitgave mag worden gebruikt zonder toestemming van de uitgever. © Design Vlaanderen Nothing contained in this publication may be used, whether in part or in whole, without the publisher’s consent. © Design Flanders Alle adressen van designers, kunstenaars, galeries e.a. kunnen bij Design Vlaanderen verkregen worden. The addresses of designers, artists, galleries and other information are available upon request from Design Flanders.
69 Nieuws en agenda News and agenda
1
Voorwoord
— Joh a n Va lcke
Preface
Vanita’s: Suzanne (foto: Boud Cielen)
Design Vlaanderen houdt van keramiek. Alle ambachtelijke ontwerpers kunnen overigens bij ons terecht. Ze maken deel uit van de roots van onze organisatie, onder meer omdat ze behoren tot die grote familie van designers. Maar er is altijd een ‘maar’, en die komt neer op de vraag die ik mij nu al 30 jaar stel: waar leg je de grens tussen design en kunst? Wanneer behoort een keramist tot de beeldende kunst en wanneer is hij een ontwerper stricto sensu? Moeilijke vraag, aartsmoeilijk zelfs, vooral omdat de beeldende kunst zelf niet erg duidelijk is in zijn positionering. Woorden als ‘anekdotisch’, ‘kitsch’ en ‘decoratief’ zijn niet van de lucht wanneer het over keramiek gaat, ook al slagen bepaalde keramisten erin om te ontsnappen aan dergelijke veroordelingen. Er is een soort van keramiek die doorgesluisd wordt naar Design Vlaanderen als zouden we een opvangcentrum zijn van keramisten die ‘gebuisd’ zijn bij de Beeldende Kunsten. En dat zijn we gelukkig niet! Tijdens onze selecties zoeken we naar interessant werk dat beantwoordt aan onze criteria van authenticiteit, vernieuwing en technische perfectie. Niet alle keramiek wordt door ons aanvaard en veelal focussen we op de functionaliteit ervan. Laat ik echter niet te defensief overkomen. Ik ga deze discussie niet opnieuw voeren, omdat zij toch maar bestaat uit argumenten die we al duizenden keren gebruikt, herkauwd, verteerd en nog eens herkauwd hebben. Wij kiezen voor kwaliteit, laat dat alvast een basiscriterium zijn. Keramiek is een schitterende discipline, die als drager kan fungeren van bijzonder boeiend werk. Het is bovendien een materiaal – klei – dat de mensheid dient sinds die sedentair en jagend is, en dan spreken we toch al gauw van een slordige honderdduizend jaar, misschien wel meer. In de 21ste eeuw heeft keramiek nog altijd een functie, getuige de vele kopjes, schoteltjes, soep- en andere borden, maar ook rioolbuizen, lavabo’s tot zelfs ruimteschipbekledingen, samen met nog talloze andere producten die dagelijks ontworpen en geproduceerd worden. En daar ontstaat ook een spanning. Het gros van de keramische producten rondom ons zijn industriële producten. Dat is hoegenaamd geen probleem, ware het niet dat we soms vergeten dat er nog genoeg mannen en vrouwen zijn die keramiek een eigen boodschap willen meegeven, op een artistieke manier. Dat lukt niet altijd, want het materiaal is allesbehalve gewillig en je moet al een sterke persoonlijkheid zijn om de balans tussen techniek en artisticiteit goed te beheersen. Het is bijzonder moeilijk om op ambachtelijke en geheel eigen wijze functionele keramiek te produceren, laat staan om daar dan ook nog een inkomen mee te vergaren. Ik weet niet of dat überhaupt nog mogelijk is. Vroeger geloofde ik wel nog in die mogelijkheid, vandaag veel minder. Dit nummer gaat over sterke persoonlijkheden in de keramiek. Ze zijn duidelijk artistiek gericht en verleggen grenzen op zowel ambachtelijk als beeldend gebied. De ‘Fuping Eleven’ zijn daar een schitterend voorbeeld van. Bij het verschijnen van dit nummer zal hun tentoonstelling onze Galerie net verlaten hebben, maar die expositie was voor ons een uitstekende aanleiding om dit nummer aan keramiek te wijden. •
Design Flanders loves ceramics. As a matter of fact, we offer a home to all craftspeople. They are part of our organisation’s roots, and this has something to do with the fact that they belong to the wider family of designers. But there is always a ‘but’, and this one comes down to something I have asked myself for the last 30 years: where do we draw the line between design and art? When is a ceramicist an expressive artist and when is he a designer stricto sensu? This is an extremely difficult question to answer, particularly since expressive art is itself unsure of the position it holds. Words like ‘anecdotal’, ‘kitsch’ and ‘decorative’ abound when applied to ceramics, though some ceramicists do manage to evade this type of labelling. There is a type of ceramics which channels through to Design Flanders as if we were a refuge for ceramicists who ‘failed’ Plastic Arts School. And happily that is not the case! When making our selections we look for interesting work that meets our criteria of authenticity, innovation and technical perfection. Not everything ceramic is acceptable to us, and we tend to focus on its functionality. But I don’t want to come across as too defensive. I’m not going to raise the subject all over again, because it revolves around arguments which we have used a thousand times, chewed over, digested and chewed over again. We go for quality, so let that be one of our basic criteria from the outset. Ceramics is a glorious discipline, which can provide a medium for particularly fascinating work. It is first and foremost a material – clay – which has served mankind since the very first settlements, which might easily go back a good hundred thousand years, or even further. In the 21st century ceramics still have a function, witness the many cups, plates, soup bowls and other dishes, as well as sewage pipes, washbasins and even heat shields for spacecraft, along with countless other products designed and produced with daily regularity; and this also creates a pressure. The majority of the ceramics around us are industrial products. This would not in itself be a problem, were it not for the fact that we sometimes forget the persistence of men and women who set out, in an artistic manner, to give ceramics a message of its own. It doesn’t always work, because the material is everything but cooperative and you need strength of personality to strike the balance between technique and artistry. It is extremely difficult to produce functional ceramics in a traditional but truly unique way, let alone make a living from it. And I am not even sure whether that is possible anyway. I used to believe it was, but much less so today. This issue is about strong personalities in ceramics. They are obviously artistic and push the boundaries in terms of both craftsmanship and expression. The ‘Fuping Eleven’ are the perfect example of this. By the time this edition reaches publication their exhibition will have left our Gallery, but it was for us the ideal occasion to devote this edition to ceramics. •
2 3 4
Belgische keramiek kampt met imagoprobleem Een gesprek met Marieke Pauwels
— Elke Peeter s
There is an image problem with Belgian ceramics An interview with Marieke Pauwels
Badscene, performance in klei en met klei (foto: Patrick Verbeeck)
Saccoglossus Kowaleski (foto: Stefaan Van Hul)
‘Iedereen in onze familie houdt zich wel op de een of andere manier met kunst bezig. Mijn broer is theatermaker, mijn zus is veel bezig met literatuur en mijn vader doceerde aan de academie van Antwerpen. Als kind tekende ik heel graag. Bovendien was ik een druk meisje met een grote behoefte aan sociaal contact. Mijn ouders hebben me altijd gestimuleerd om mezelf te ontplooien. Ik volgde muziekles, ging naar de tekenacademie en danste de flamenco, maar het liefst van alles hield ik me bezig in het fraaie atelier van mijn vader Achiel.’ Onze gesprekspartner is Marieke Pauwels, een bevlogen vrouw die van kindsbeen af haar hart verloor aan de keramiek. Dat liefde en haat dicht bij elkaar liggen, weet Marieke als geen ander. ‘Net omdat ik les kreeg van mijn vader, heb ik me nooit vrij gevoeld tijdens mijn studie keramiek aan de Antwerpse academie. Ik voelde me niet objectief beoordeeld, ik leefde tussen twee werelden. Langs de ene kant begreep ik de mening van mijn vader, langs de andere kant die van mijn medestudenten. Ik hield vooral mijn mond. Deze tweestrijd hield me lange tijd in de ban, maar ik wilde me graag losmaken van mijn vader en mijn eigen weg gaan. Tegelijkertijd voelde het aan als een soort verraad. Uiteindelijk was híj het die me al mijn hele leven lang liefdevol bijstond met raad en daad. De band met mijn vader doorbreken betekende meteen dat ik de keramiek zou afstoten. Ik zag maar één uitweg. Een tijdlang heb ik dan ook gerebelleerd tegen de wereld waarin ik opgroeide, tegen mijn opvoeding. Ik maakte vrienden die zich uitdrukten met materialen die mij onbekend waren. Kortom, ik ging op zoek naar nieuwe beeldtalen.’ Ondertussen is Marieke teruggekeerd naar haar oude liefde en gebruikt ze keramiek om haar ideeën vorm te geven. ‘De techniek is mij zo vertrouwd dat het mijn sterkte geworden is, hoewel het me niet belet om ook met andere materialen zoals textiel, plexiglas, polyester, paraffine, glas of gips te blijven werken.’ Porselein rekent Marieke tot haar specialiteit. Niet zijn traditionele voorkomen, maar wel de ruwe, ondoorzichtige materie boeit haar. Haar werk leunt aan bij de hedendaagse beeldende kunst, vertelt ze. ‘Het is beeldend en ambachtelijk tegelijkertijd, en een achterliggend concept is vanzelfsprekend. Stilaan begrijp ik mijn vaders visie. Hij heeft altijd benadrukt dat de uitwerking van een goed idee niet kan zonder een grondige vakkennis. Ik ga deze wijsheid meer en meer appreciëren. De idee waartegen ik altijd heb gevochten, neem ik nu voor waar aan.’ Creëren is voor Marieke Pauwels synoniem met leven. Ze kan het moeilijk van elkaar loskoppelen. ‘Het lijkt wel alsof de tijd de dingen verdicht,’ vertelt ze. ‘Alles komt samen, het is als een puzzel die in elkaar valt. Ik forceer me ook niet meer om objecten tot leven te roepen. Veel vaker dan vroeger neem ik de tijd om ingevingen te laten bezinken, tot ze als vanzelf uit mijn handen vloeien. Creëren moet steeds een uitdaging blijven. Repetitief werken wil ik niet.’ Alles wat leeft, kan Marieke inspireren. Ze houdt van mensen, en van hun psyche. ‘Misschien is het daarom dat ik zo graag lesgeef!’, lacht ze (Marieke doceert onder andere aan de Provinciale Hogeschool Limburg, nvdr). ‘Al jarenlang gaat mijn fascinatie uit naar de volkskunde, naar offerrituelen in het bijzonder. Wat maakt een offer zo buitengewoon? Wat is het verschil tussen een volksvrouw die haar devotie richt op een hogere macht en de kunstenaar die de materie wil overstijgen met zijn werk? Dat zijn vragen die mij bezighouden. Antwoorden zoek ik in mijn reizen naar oosterse landen. Hun volksgebruiken en -rituelen weerklinken in mijn werk. Op de een of andere manier geven ze vorm aan mijn persoonlijkheid.’ Een werk dat voor Marieke een heel bijzondere betekenis meedraagt, is haar bewegende berg. ‘Het is een berg van ongebakken klei die gaat ronddraaien als iemand de ruimte betreedt waarin hij staat. Het bewegende onderstel is de oude draaischijf uit het atelier van mijn vader. De berg zelf doet denken aan een heilige berg. De combinatie van techniek en mystiek is wat dit werk zo interessant maakt. Het concept past ook niet binnen de grenzen van de toegepaste kunst. Dan zijn er nog de gevonden objecten uit gips en aardewerk die ik inbed in gepolijst plexiglas of polyester. Zo bescherm ik ze en worden ze onaanraakbaar. De weerspiegeling van het voorwerp in het transparante materiaal maakt dat je het vanuit verschillende hoeken tegelijk kan bekijken. Ook dit werk vindt weinig aansluiting bij de traditionele definitie van keramiek.’ De performance ‘La Familia’ is eveneens opmerkelijk te noemen. Samen met haar familie verbindt Marieke Pauwels een berg van klei met theater en dans. De opvoering toont hoe keramiek relaties kan aangaan met uiteenlopende disciplines. Pauwels’ benadering van de keramiek staat duidelijk mijlenver van het beeld dat de doorsnee amateur sinds mensenheugenis koestert. ‘Het valt mij op dat de Belgische keramiek langzaamaan zichzelf heruitvindt. Jonge, vrije kunstenaars ontdekken het materiaal, zien de talloze mogelijkheden ervan en gebruiken het om hun ideeën vorm te geven. Kijk maar naar de sculpturen van bijvoorbeeld Caroline Coolen, Nadia Naveau en Tinka Pittoors, dames wiens wortels niet liggen in de toegepaste kunst. Daarnaast is het frappant dat de avondscholen vollopen met geïnteresseerden in het ambacht. Keramiek leeft dus, maar de traditionele invulling verdwijnt stilaan naar de achtergrond. Langs de ene kant evolueert het van ambacht naar vrije kunst, anderzijds staan vormgeving en functionaliteit meer dan ooit op het voorplan. Trouwens, keramiek is alomtegenwoordig. Kijk maar naar serviesgoed, tegels, bakstenen, dakpannen, enzovoort. Zelfs in raketmotoren vind je keramiek. En dat allemaal terwijl hogescholen hun keramiekopleidingen onherroepelijk schrappen. Toch wel een gemiste kans op vernieuwing, als je het mij vraagt.’ Kampen buitenlandse kunstenaars dan met dezelfde betreurenswaardige problematiek als het gaat over het imago van de keramiek? ‘Het is hoofdzakelijk een Belgische aangelegenheid,’ denkt Marieke. ‘In Nederland, Denemarken, Spanje, Japan en China is keramiek veel beter geïntegreerd, zowel in de kunstwereld als in
‘Everyone in our family is involved in art in one way or another. My brother works in theatre, my sister is very involved in literature, and my father taught at the Antwerp Academy. As a child I loved to draw. I was also a very busy little girl and I needed a lot of social contact. My parents always encouraged my self-development. I took music lessons, went to the art academy and danced the flamenco, but what I loved more than anything else was busying myself in the fabulous workshop of my father, Achiel.’ These are the words of Marieke Pauwels, an inspired woman who has been in love with ceramics since childhood. Marieke knows like no other the close alliance between love and hate. ‘It was because I was taught by my father that I never felt free when learning ceramics at the Antwerp Academy. I never felt that I was being assessed objectively, and I lived between two worlds. On the one hand, I saw my father’s point of view, and on the other that of my fellow students. What I did was I bit my tongue. For a long time I was caught in two minds, but I wanted to break free from my father and follow my own path. At the same time it felt like a sort of betrayal. After all, it was he who had stood beside me throughout my life. Breaking this bond with my father implied that I would have to give up ceramics. I could see only one way out. For a while I rebelled against the world I grew up in, and against my education. I made friends who expressed themselves through materials that were unknown to me. In short, I looked for new means of expression.’ Since then, Marieke has returned to her old love and she now uses ceramics to lend form to her ideas. ‘The techniques are so familiar to me that they have become my strength, but this doesn’t prevent me from working with other materials such as textiles, plexiglass, polyester, paraffin wax, glass and plaster. Marieke names porcelain as her specialty. It is not the traditional appearance of porcelain, but the raw, opaque material that fascinates her. Her work leans towards contemporary expressive art, she tells us. ‘It is expressive and traditional at the same time, and obviously has an underlying concept. I am gradually beginning to understand my father’s vision. He has always argued that it is impossible to develop a good idea without a proper grasp of the know-how. I am coming to appreciate the wisdom of this more and more. I now accept as true that idea which I have always fought against.’ For Marieke Pauwels creating is synonymous with living. She finds it difficult to separate the two. ‘Time seems to narrow things down,’ she says. ‘Everything comes together, like a puzzle falling into place. I no longer force myself to bring objects to life. More than ever before, I give my inspiration time to sink in, until it flows from my hands all by itself. The process of creating must always be a challenge. I don’t want to be repetitive.’ Marieke is likely to find her inspiration in anything living. She loves people, and their psyche. ‘Maybe that’s why I love teaching so much!’, she laughs [editor’s note: Marieke teaches at several institutions, including the Provincial University College of Limburg]. ‘For years I’ve been fascinated by folklore, and by ritual offerings in particular. What makes an offering so extraordinary? What difference is there between
de samenleving. Eigenlijk ontmoet je in zowat alle Europese landen mensen die keramiek geen louter decoratief etiket opplakken. Voor een project in Fuping in China, trok ik twee jaar geleden in het gezelschap van tien Belgische kunstenaars naar de Fuping Pottery Art Village om er zes weken te werken. Wat we ter plekke realiseerden, wordt sinds 2008 permanent tentoongesteld in het gloednieuwe Belgische paviljoen van het Chinese FuLe International Ceramic Art Museum. Af en toe komen we naar buiten als de Fuping Eleven en stellen we onze Chinese, keramische ervaringen voor aan de rest van de wereld. Zo kon je recent terecht in de Design Vlaanderen Galerie voor onze tentoonstelling The Fuping Eleven, Ceramic Unica. Het museum voor hedendaagse keramiek in het Deense Middelfart zal tot eind juni 2010 mijn werk presenteren. Recent werd ik geselecteerd voor de European Ceramic Contest. De daaraan verbonden tentoonstelling is gepland voor september 2010 in Bornholm, eveneens in Denemarken. De nieuwe Galerie Wouter De Bruycker in Gent herkent zich in mijn universele visie op keramiek. In de loop van 2011 staat ook daar een expositie op de agenda.’
Badscene, performance in klei en met klei (foto: Patrick Verbeeck)
Marieke vecht onvermoeibaar voort om de zieltogende, Belgische keramiekopleidingen in leven te houden en om ze tegelijkertijd van een nieuw elan te voorzien. Die inspanningen levert ze in de eerste plaats in het voordeel van de generatie keramisten die zal afstuderen aan de Provinciale Hogeschool van Hasselt. ‘Het is de enige hogeschool in Vlaanderen die deze opleiding nog aanbiedt. Daarom is het zo belangrijk dat ik voortdurend ijver voor het voortbestaan van mijn vak, uitkijk naar gedreven studenten, kwaliteitsvol onderwijs aanbied en bovenal mijn eigen werk kritisch blijf onderzoeken.’ •
Consecrated (foto: Marieke Pauwels)
Relics (foto: Marieke Pauwels)
a working woman who offers her devotions to a higher power, and the artist who seeks to transcend the material through his work? These are the questions I think about. I look for answers through my travels to countries in the East. Their folk customs and rituals echo throughout my work. They give shape to my personality in one way or another.’ One piece, which carries extremely special significance for Marieke, is her moving mountain. ‘It is a mountain of unfired clay which starts revolving when someone steps into its space. The revolving base is the old wheel from my father’s workshop. The mountain itself has the look of a holy mountain. What makes this piece so interesting is its combination of technique and mystique. And the concept itself does not fit within the constraints of applied art. Then again, there are the plaster and pottery objects I find, which I encase in polished plexiglass or polyester. This is how I protect them and make them untouchable. Mirroring them like this in the transparent material means that they can be viewed from different angles at the same time. This piece too has little in common with the traditional definition of ceramics.’ The ‘La Familia’ performance can also be described as remarkable. With the help of her family, Marieke Pauwels connects a mountain of clay to theatre and dance. The presentation shows how ceramics can relate to a variety of disciplines. Pauwels’ approach to ceramics is clearly miles away from that age-old picture held by the average amateur. ‘What I am seeing is that Belgian ceramics is gradually rediscovering itself. Young, free artists are discovering the material, seeing its countless possibilities, and using it to lend shape to their ideas. Look at the sculptures of Caroline Coolen, Nadia Naveau and Tinka Pittoors, for example, women who don’t have their roots in applied art. It is also striking that evening classes are full of people with an interest in this. So ceramics is alive, but the traditional interpretation is gradually fading into the background. The craft is evolving into a free art form on the one hand, but on the other, design and functionality are closer to the fore than ever before. For that matter, ceramics is ubiquitous. You just have to look at crockery, tiles, bricks, roofing tiles, and so on. You even find ceramics in rocket engines. And colleges are scrapping ceramics courses forever while all this is happening. This is certainly a missed opportunity for innovation, if you ask me.’ Do foreign artists suffer the same deplorable problem with the image of ceramics? ‘It is more predominant in Belgium,’ thinks Marieke. ‘Ceramics is much better integrated in the Netherlands, Denmark, Spain, Japan and China, both in the art world and in society. Actually, in almost every European country you will meet people who don’t consider ceramics to be merely decorative. Two years ago, for a project in Fuping in China, I went on a six-week working trip with ten Belgian artists to the Fuping Pottery Art Village. The work we created there has been on permanent exhibition since 2008 in the brand new Belgian pavilion at the Chinese FuLe International Ceramic Art Museum. Now and again we appear as the Fuping Eleven and present our experience of Chinese ceramics to the
5 6 7 8 9 10 11
rest of the world. Our exhibition, The Fuping Eleven, Ceramic Unica was recently held at the Design Flanders Gallery. The museum of contemporary ceramics in Middelfart in Denmark will be displaying my work until the end of June 2010. I was recently selected for the European Ceramic Contest. The ensuing exhibition is planned for September 2010 in Bornholm, also in Denmark. The new Wouter De Bruycker Gallery in Ghent identifies with my universal vision of ceramics. They too have put me down for an exhibition some time in 2011.’ Marieke continues to fight tirelessly to keep the ailing Belgian ceramics courses alive and at the same time give them a new allure. She is doing this first and foremost for the next generation of ceramicists to graduate from the Provincial University College of Hasselt. ‘It is the only college in Flanders that still offers the course. This is why it is so important that I keep fighting for the survival of my craft, stay alert to motivated students, offer high quality education and, above all, keep a critical eye on my own work.’ •
Keramiekgaleri nood aan meer kampioenen en sterkere concep Apollonia (foto: Marieke Pauwels)
— Luc Hubert
Ceramics galleries: a need for more champions and stronger concepts
Parnassus (foto: Marieke Pauwels)
Artonivo
Als fervente bezoeker van kunstgalerieën, waaronder die keramiek tonen, voel ik mij nauw betrokken bij hun lot. Hun toekomst vind ik bijgevolg de moeite waard om er even over na te denken en enkele gedachten op papier te zetten. De meningen en stellingen die men hier kan lezen, zijn dus volledig voor mijn rekening en moeten eerder gezien worden als stof voor een verdergaande discussie. Ter voorbereiding van dit onderwerp startte ik de dialoog met enkele betrokkenen in het ‘veld’, galeriehouders, keramisten, curatoren maar ook verzamelaars. Die gesprekken brachten heel wat emoties naar boven, met vaak nogal wat pessimistische en soms ronduit defaitistische getuigenissen. Gelukkig waren er ook positieve en constructieve geluiden te horen, waarin gedrevenheid en inzet doorklonken.
ieën:
n pten Artonivo
Waarom deze negatieve stemming? Sta mij toe een bloemlezing te maken van de typische uitspraken die ik te horen kreeg: ‘Het publiek is gewoon niet geïnteresseerd, er is hier geen markt voor toegepaste kunst en zeker niet voor keramiek; keramiek is een moeilijk te verkopen product, omdat de verzamelaar er weinig aan wil besteden; een galerie runnen is niet leefbaar en tentoonstellingen – zelfs die met internationale allure – geraken nauwelijks uit de kosten; curatoren hebben geen aandacht voor keramiek als kunstuiting en de media besteden er weinig aandacht aan; de overheid (waaronder ook de uitgever van dit blad) doet nog onvoldoende om de keramisten te ondersteunen; keramisten verkopen hun werk goedkoper via hun atelier dan via de gespecialiseerde galerie; galeriehouders vragen een te hoog percentage op de verkoop en voor de kosten van de opening moeten we dan nog zelf opdraaien; galerieën steunen ons niet om onze naamsbekendheid te verhogen en vaak wordt keramiek in een hoekje weggestopt; unieke stukken verkopen via een galerie maakt het werk veel te duur.’ De realiteit Tot zover de getuigenissen. Laat ons, los van de gevoeligheden, proberen om enkele van deze uitspraken te objectiveren. Allereerst zou de interesse en de markt voor keramiek te beperkt zijn in Vlaanderen. Een dergelijk statement is eigenlijk te algemeen; er moet minstens een onderscheid gemaakt worden tussen de verschillende soorten keramisch werk. Ik ben overtuigd dat er voor gebruikskeramiek en keramisch design (vaatwerk, vazen, verlichting) wel degelijk een vraagmarkt is. De prijzen voor deze objecten zijn meestal haalbaar en er is altijd een publiek dat op zoek gaat naar authentieke producten met een persoonlijke, unieke uitstraling. Ook de keramist erkent de meerwaarde van die persoonlijke touch, ook al produceert hij niet altijd zelf. In dit laatste geval zijn goede afspraken met de producent over productiekwaliteit, verpakking en presentatie erg belangrijk. Voor unica ligt de markt heel wat moeilijker. Kopers kunnen we onderverdelen in verzamelaars, musea, overheden, collega-keramisten
Studio Job
en occasionele kopers. Het spreekt voor zich dat dit soort werk doorgaans duurder is, waardoor de drempel om te kopen ook hoger is. Zelfs al behoort klei tot onze ambachtelijke traditie, dan is het gebruik om uniek keramisch werk te verzamelen als kunstobject nauwelijks in Vlaanderen aanwezig. Galeriehouders, zeker die uit Brussel, bevestigen ons dat een belangrijke groep van kopers buitenlanders zijn die in België verblijven. Een logische gevolgtrekking uit het feit dat de potentiële markt beperkt is, zou zijn dat galeries nauwelijks nog levensvatbaar zijn, laat staan economisch rendabel. Nochtans is het voortbestaan van een klein aantal galerieën die unieke keramiek aanbieden, haalbaar. Laten we een kleine rekenoefening maken en ervan uitgaan dat de jaarlijkse kosten die verbonden zijn aan het runnen van een keramiekgalerie minimaal 75000 euro bedragen. We houden hier rekening met de huur van het pand, de nutsvoorzieningen, allerlei vaste kosten, de kosten verbonden aan tentoonstellingen en het loon voor een voltijdse galeriehouder. Als de gemiddelde verkoopwaarde voor een werk ongeveer 1000 euro is, dan moet de galerie minstens 150 werken per jaar verkopen, wat mij zeer veel lijkt. De galerist wordt dus wel verplicht om een creatieve oplossing te bedenken. Zo kan hij naast keramiek ook andere, meer lucratieve (kunst-)objecten verkopen of de loon of de huur niet volledig doorrekenen. Maar zo verdwijnt keramiek al snel op de achtergrond of wordt de galerie een vorm van mecenaat, of zoals een galeriehouder mij toevertrouwde: ‘je moet – economisch gezien – zowat een idioot zijn om een galerie met keramiek open te houden’. Verbonden met het voorgaande punt, is het feit dat galerieën ook almaar meer concurrentie ondervinden. Het aantal locaties en toonmomenten voor keramisch werk is sterk toegenomen. Keramiek wordt nu ook voortdurend aangeboden in museumshops, interieur- en decoratiewinkels, designshops, kunstencentra en natuurlijk in de ateliers van de keramisten zelf. Een tijdelijk aanbod kan je bovendien terugvinden in culturele centra, kortlopende markten, privéverkopen, veilingen, beurzen, via binnenhuisarchitecten of tijdelijke inrichtingen van evenementenruimtes. Ten slotte kan je keramiek ook nog kopen via gespecialiseerde websites. Op zich is deze toename positief, omdat het aanbod zo uitgebreider wordt en de aankoop gemakkelijker wordt. Een nadelig gevolg is dat er weinig transparantie bestaat omtrent het kwaliteitsniveau en de prijszetting van het aangeboden werk. Het veld Maar hoe ziet het landschap van de keramiekgalerieën er eigenlijk uit? Wie zijn de belangrijkste spelers? Sinds 10 jaar is Puls Contemporary Ceramics in Brussel ondertussen een vaste waarde geworden, een galerie met een sterk concept. Enkele
As a fervent visitor of art galleries, including those that exhibit ceramics, I feel closely involved in their fate. So I think it worth the effort to consider their future and to put a few of my thoughts to paper. The theories and opinions you read here are therefore all my own and should be seen as opening material for a more in-depth discussion. To prepare for this subject I started up a dialogue with a few of the people involved in the ‘field’, gallery managers, ceramicists and curators, as well as collectors. These interviews brought quite a few emotions to the surface, and some quite pessimistic and at times plain defeatist arguments. Fortunately, there were a few positive and constructive noises to be heard, in which the words drive and application resounded. Why the negative frame of mind? Please allow me to present here a miscellany of statements, typical of those I heard: ‘The public simply isn’t interested, there is no market for applied arts here and certainly not ceramics – ceramics are a product which is difficult to sell, because the collector doesn’t want to spend that much on it – it’s hard to make a living running a gallery and exhibitions, even those of international allure, hardly ever cover the costs – curators are not interested in ceramics as an expression of art and the media devote little attention to it – the government (which includes the publisher of this magazine) is still not doing enough to support ceramicists – ceramists sell their work through their workshops for less than through the specialised gallery – gallery managers ask too high a percentage on the sale and we have to come up with the costs of the opening ourselves – galleries do not support us when it comes to increasing awareness of our name and ceramics are often tucked away in a corner – selling unique pieces through a gallery makes the work much too expensive.’ The reality
One logical inference from the fact that the potential market is small, is that galleries are barely viable these days, let alone profitable. Nonetheless, it is feasible that a small number of galleries that offer unique ceramics will continue to survive. Let’s quickly do the sums and assume that the annual costs involved in running a ceramics gallery are at least 75,000 euro. This includes the lease on the premises, the utilities, the overheads, the costs involved in organising exhibitions and the fulltime gallery manager’s salary. If the average sales value of a piece is about 1,000 euro, the gallery will need to sell at least 150 pieces a year, which seems quite a lot to me. The gallery will certainly have to find a creative solution. So, alongside ceramics he might sell other, more lucrative (art) objects, or not charge all the rent or salary in the price. But in this way the ceramics can quickly fade to the background or the gallery can become a sort of patron, or as one gallery manager confided to me: ‘you would have to be a bit of an idiot – in economic terms – to want to keep a ceramics gallery open’. In relation to the point above, we have the fact that galleries are having to become more and more competitive. The number of locations and display opportunities for ceramic work has grown appreciably. Ceramics are now permanently on sale in museum shops, interior and decoration stores, design shops, art centres and, of course, in the workshops of the ceramicists themselves. A temporary offering can also be found in cultural centres, street markets, through private sale, auctions, trade fairs, through interior architects or temporary exhibition events. Finally, you can also buy ceramics through specialist websites. In itself this increase is a positive thing, because there is a broader range on offer and buying is made easier. One of the negative consequences is that there is little transparency in the quality level and pricing of the work you find.
This was, at any rate, what was said. Let us, without wishing to cause offence, try to get a few of these The field statements into perspective. To start with it seems that market interest in ceramics is too small in But what does the landscape of these ceramFlanders. This type of statement is actually too gen- ics galleries actually look like? Who are the most eral; a distinction should at least be made between important players? Over the last 10 years Puls the different types of ceramic work. I am convinced Contemporary Ceramics in Brussels has become a that there is a demand market for consumer ceram- beacon; a gallery with a strong concept. A few of ics and ceramic design (kitchenware, vases, light- the elements which help determine Puls’s identity ing). The prices for these objects are usually prac- are exclusive dedication to ceramics (and glassticable and there is always a public with an interest ware now and then), its eight exhibitions a year, its in authentic products with personal and unique offering of the best international work, its focus on allure. The ceramicist also recognises the added Denmark, the recurring combination or confronvalue of this personal touch, even though he does tation of a big name with up and coming talent, not always produce the goods himself. In the latter and the drive of the gallery manager who brings case it is extremely important to reach agreement all these elements to life and ensures their quality. with the producer over product quality, packaging and presentation. The market for unique pieces is In a higher price segment, but certainly an asset to much more difficult. We can categorise buyers into Brussels, is the Pierre Marie Giraud Gallery. Here, the collectors, museums, governments, fellow cerami- emphasis lies on the applied arts: besides ceramcists and occasional buyers. It goes without saying ics this gallery exhibits glass and silverware. The that this type of work is generally more expensive, gallery has opted resolutely for the biggest talents and so the purchase threshold is higher. Though in Europe, North America and Japan, and carries a clay is part and parcel of our crafts tradition, the rich selection of modern and contemporary work custom of collecting unique ceramic work for its along with a succession of themed and solo exhiartistic merit barely exists in Flanders. Gallery bitions. It collaborates intensely with international managers, and certainly those in Brussels, confirm design and arts fairs (Basel, Miami, London, Paris) for us that a significant group of buyers is made and the artists’ reputations are supported outup of foreigners staying in Belgium for a while. side the gallery through a number of publications.
De Mijlpaal (foto: Philippe Van Gelooven)
De Mijlpaal (foto: Philippe Van Gelooven)
elementen die de identiteit van Puls mee bepalen zijn de exclusieve toewijding aan keramiek (sporadisch ook glaswerk), de acht tentoonstellingen per jaar, het internationale aanbod van het beste werk, de focus op Denemarken, de terugkerende combinatie of confrontatie van een gevestigde waarde met aankomend talent, en de gedrevenheid van de galeriehouder die al deze elementen tot leven brengt en de kwaliteit ervan bewaakt. In een hoger prijssegment maar zeker een aanwinst voor Brussel is Galerie Pierre Marie Giraud. De nadruk ligt hier op de toegepaste kunsten: naast keramiek komen ook glas en zilverwerk aan bod. Men kiest hier resoluut voor de grootste talenten uit Europa, Noord-Amerika en Japan, met een rijke selectie van moderne en hedendaagse werken en een opeenvolging van thematische en solotentoonstellingen. Er bestaat een intense samenwerking met internationale design- en kunstbeurzen (Basel, Miami, Londen, Parijs) en de naamsbekendheid van kunstenaars wordt buiten de galerie ondersteund door de uitgave van publicaties.
De Mijlpaal (foto: Philippe Van Gelooven)
De Mijlpaal (foto: Philippe Van Gelooven)
Een andere invalshoek wordt gepresenteerd door Art Center Artonivo in Brugge,een tentoonstellingsruimte die verbonden is aan een designwinkel. De ligging is niet ideaal maar het concept van Artonivo is wel sterk. De nadruk ligt hier namelijk niet op de onmiddellijke verkoop van de werken, maar op het aanbieden van de mogelijkheid aan keramisten en anderen om hun werk voor te stellen in tijdelijke, thematische tentoonstellingen. De galeriehouder baseert zijn selectie op de aantrekkelijkheid van hun werk, hun meesterschap (dat verder moet gaan dan kennis van materie en techniek), maar ook de inpasbaarheid binnen het thema van de tentoonstelling. Ook de combinatie van atelier en galerie presenteert een boeiend antwoord. De aanwezigheid van het creatieve talent en de sfeer van het atelier zijn wat dit betreft een duidelijke meerwaarde. Ateliers galerie de L’Ô in Vorst is hier een interessant voorbeeld van. Naast een eigen atelier biedt de uitbater ook andere keramisten de mogelijkheid om zich in volle vrijheid te presenteren. Een ander voorbeeld van deze combinatie atelier-galerie is Atelier27 in Aalter. De Mijlpaal in Heusden-Zolder heeft als galerie een bijzondere inhoudelijk invulling. De identiteit van de ruimte wordt bepaald door het stimuleren van de dialoog of de confrontatie tussen hedendaagse kunst, etnische kunst en design. Als keramiek aan bod komt, dan moet dit steeds passen binnen het concept dat de galeriehouder wenst uit te werken. De galerie kiest voor sterk werk met een hoge kwaliteit en experimenteert met nieuwe manieren van presenteren, met muzikale omlijsting en met voordrachten. Ook Galerie Anima in Deinze probeert hedendaagse kunst te combineren met de kunstambachten. Buiten de landsgrenzen is een sterk voorbeeld van een galerie met tijdelijke tentoonstellingen L’accent bleu in Saint Quentin la Poterie (Frankrijk). In juli en augustus biedt deze galerie een bijzondere selectie van onder meer Belgische keramisten. Het boeiende aan deze galerie is de sfeer en de beleving die de bezoeker ervaart. De huiselijke warmte, de onbevangen ontvangst, de inspirerende
Another perspective is presented by Art Center Artonivo in Bruges, an exhibition space associated with a design shop. Though the location is not ideal Artonivo does have a strong concept. This is because the emphasis lies not on the immediate sale of the work, but on giving ceramicists and others the opportunity to present their work in temporary, themed exhibitions. The gallery manager bases his selection on the attractiveness of their work, their mastery of the craft (which should go beyond a knowledge of the subject and techniques), and on how well they fit in with the theme of the exhibition. The combination of workshop and gallery also presents a fascinating solution. The presence of creative talent and the atmosphere of the workshop clearly provide added value here. Ateliers galerie de L’Ô in Forest/Vorst (Brussels) is an interesting example of this. Besides running his own gallery, the owner gives other ceramicists the opportunity and complete freedom to present themselves. Another example of this workshop/gallery combination is Atelier27 in Aalter. The Mijlpaal in Heusden-Zolder serves a particular contextual purpose as a gallery. The space’s identity is created through the stimulation of dialogue or confrontation between contemporary art, ethnic art and design. When ceramics are exhibited it is a requirement that this ties in with the particular concept the gallery manager wishes to develop. The gallery goes for strong work of high quality and experiments with new methods of presentation, musical settings and readings. The Galerie Anima in Deinze also attempts to combine contemporary art with artistic crafts. Beyond our national borders we find an excellent example of a gallery which features temporary exhibitions: L’accent bleu in Saint Quentin la Poterie (France). In July and August this gallery offers a special selection of ceramicists, including ceramicists from Belgium. The fascinating thing about this gallery is the atmosphere and the visitors’ experience. The homely warmth, the welcoming reception, the inspirational presentation and environment, the background music, the cosy settees and the good coffee: the whole sweeps the visitor off to a universe which raises his ceramics experience to a higher level. One newcomer to Antwerp is Studio Job, an exhibition space provided by the designer duo of the same name. It contains unique, quirky pieces full of madness and imagination, always on the borderline between art and design but made with mastery and expertise. This space will eventually be used as an independent platform for contemporary art and design. With its completely unique character we also have the Galerie Frank Steyaert, a gallery in beautifully renovated premises in Ghent. The gallery manager is a ceramicist himself, but twice a year he exhibits work by artists who express themselves through ceramics and have already reached an international level. In addition, the gallery exhibits historical ceramics and the owner’s own work on a permanent basis. Another gallery run by people who themselves work in the trade is Artworks Muys & Muylaert in Antwerp.
L’accent bleu
presentatie en omgeving, de muzikale omkadering, tot de knusse zetels en de goede koffie: het geheel sleept de bezoeker mee naar een universum dat de keramiekervaring tot een hoger niveau tilt. Een nieuwkomer in Antwerpen is Studio Job, de expositieruimte van het designersduo dat onder dezelfde naam zijn collectie uitbrengt. Je vindt er unieke, eigenzinnige stukken vol zottigheid en fantasie, steeds op de grens tussen kunst en design maar ook meesterlijk en ambachtelijk gemaakt. Op termijn zal deze ruimte ook benut worden als een onafhankelijk platform voor hedendaagse kunst en design. Met een geheel eigen karakter is er nog Galerie Frank Steyaert, een galerie die zich bevindt in een bijzonder gerenoveerd pand in Gent. De galeriehouder is zelf een keramist, maar twee maal per jaar brengt hij kunstenaars die zich uitdrukken in keramiek en reeds een internationaal niveau bereikt hebben. Daarnaast worden historisch keramisch werk en ’s mans eigen werk permanent getoond. Een andere galerie van uitbaters die zelf in het vak staan, is nog Artworks Muys & Muylaert te Antwerpen. Ten slotte brengt uiteraard de Design Vlaanderen Galerie ook thematische tentoonstellingen, soms tot wel acht per jaar. Zo kan men aanstormend keramisch talent zien tijdens de tentoonstelling De Nieuwe Oogst. De Waalse evenknie wccbf beschikt eveneens over een tentoonstellingsruimte. Hier kan je keramiek bewonderen in de permanente collectie Vitrine des Créateurs, of thematische tentoonstellingen zoals Tremplin of de Triennale européenne de la Céramique et du Verre. Een duurzame plaats voor keramiek Hoe kunnen we een leefbare plaats voor keramiek binnen het galerielandschap tot stand brengen en in stand houden? Daarvoor zijn natuurlijk meerdere voorwaarden te vervullen, maar ik beperk mij hier tot slechts twee belangrijke punten. Vooreerst hebben we nood aan galerieën met een sterk concept en een onderscheidend verhaal. Ik heb het al aangehaald: keramiek vind je vandaag op vele plaatsen en via het internet kan je zelfs keramisch werk thuis laten leveren. Als galeriehouder zal je dus net iets meer moeten doen om het verschil te kunnen maken. Een witgeschilderde ruimte, enkele sokkels en veel goede wil zijn dus niet voldoende. De succesvolle galeriehouder moet een wervende visie kunnen formuleren voor een bewust gekozen doelpubliek en deze visie ook coherent kunnen vertalen in de galerie. Een wervende identiteit bekom je onder meer door een antwoord te formuleren
op de vragen: waarvoor staat je galerie, hoe help je potentiële kopers om keramiek te ontdekken en hoe kan je je publiek verrassen? De antwoorden op deze vragen moet je dagelijks kunnen vertalen naar de concrete werking van de galerie: locatie, selectie van werk, keuze tussen disciplines, frequentie van tentoonstellingen, interieur, communicatie … Het geheel moet tot in de kleinste details kloppen en overeenkomen met de identiteit. Op deze manier kan een hechte en levendige band en wisselwerking ontstaan tussen het publiek en de galerie. Willen we keramiek in Vlaanderen een gezonde plaats geven, dan moet er nog een tweede voorwaarde vervuld worden; we hebben dringend nood aan meer keramisten met een ‘kampioenenstatus’. Het is een beetje zoals in topsport: kampioenen maken een sport populair en toegankelijk. We merkten hetzelfde al op in de kunst, waar een kampioen als Luc Tuymans een belangrijke hefboom vormde voor de revival van de schilderkunst. We hebben in de keramiek ooit zulke figuren gehad, bijvoorbeeld in de jaren 70 met mensen als José Vermeersch en Carmen Dionyse. Intussen staan onze Belgische keramisten niet meer op het wereldpodium. We zijn goed genoeg, maar er is meer nodig om internationaal mee te spelen op het hoogste niveau: hard en intensief werken, jezelf durven meten met de grote namen, met een gezonde portie lef of fierheid naar buiten treden, gestaag een palmares opbouwen, meesterschap cultiveren, kiezen voor evolutie, kiezen voor kwalitatieve verkoopkanalen en vooral veel geduld uitoefenen. Op deze manier kan keramiek betoverend werken en een breder publiek aanspreken. Het is de interactie tussen beide voorwaarden die kan leiden tot nieuwe kansen voor een duurzame plaats voor keramiek. Gelukkig moeten we niet van nul starten. Reeds enkele Belgische galerieën getuigen van een gezonde belangstelling voor keramiek. Zelfs al hebben de galeristen het niet altijd gemakkelijk, de wil en gedrevenheid om verder te gaan en te experimenteren met keramiek is groot. Misschien kan de huidige internationale revival voor keramiek (Biënnale van Venetië, Kassel, Palazzo Litta, Palais de Tokyo enz.) een stimulans zijn voor onze keramisten en galerieën om deze uitdaging aan te gaan. •
L’accent bleu
Finally, of course, the Design Flanders Gallery also organises themed exhibitions, sometimes up to eight a year. More up and coming ceramic talent can be seen at the De Nieuwe Oogst exhibition. The Walloon equivalent, wcc- bf , also has an exhibition area. Here you can admire ceramics in the permanent Vitrine des Créateurs collection, or themed exhibitions such as Tremplin or the Triennale européenne de la Céramique et du Verre. A permanent seat for ceramics How can we create and sustain an inhabitable place for ceramics in the gallery landscape? There are several conditions to be satisfied first, but I will confine myself to just two important points here. To start with, we need galleries with a strong concept and a narrative that sets them apart. I have already touched on this: ceramics can be found in many places these days and products can even be home-delivered via the Internet. As a gallery manager it is important to do just that little bit more to make a difference. A whitewashed space, a few plinths and plenty of goodwill is just not enough. The successful gallery manager must be able to come up with an attractive vision for a deliberately targeted public and be able to employ this vision coherently in the gallery. One way to come up with an attractive identity is to find answers to the following questions: what does your gallery stand for, how can you help potential buyers to discover ceramics, and how can you surprise your public? You should be able to incorporate the answers to these questions in the workaday activities of the gallery: location, selection of work, choice of disciplines, frequency of exhibitions, interior, communication, etc. The whole should ring true right down to the smallest details and match perfectly with the gallery’s identity. It is possible in this way to create a lively and cohesive link and interaction between the gallery and its public. If we wish to give ceramics a healthy place in Flanders, we will need to satisfy a second condition; we have an urgent need of more ceramicists of ‘champion status’. The situation is somewhat like that in top-level sports: champions make a sport popular and accessible. We have already noticed the same process at work in art, were a champion like Luc Tuymans has added leverage to a revival in painting. We have at times had figures like these in ceramics, in the 1970s, for example, through people like José Vermeersch and Carmen Dionyse. Since then our Belgian ceramicists have lost their places on the world podium. We are good enough, but we need more if we are to participate internationally
at the highest level: hard and intensive work, daring to compare yourself against the big names, putting yourself forward with a healthy dose of grit and pride, gradually collecting a cabinet of awards, cultivating mastery, choosing to evolve, opting for qualitative sales channels and, above all, being patient. This is how ceramics can become alluring and appeal to a broader audience. It is the interaction between both conditions that can lead to new opportunities for a permanent seat for ceramics. Fortunately, we don’t have to start from scratch. A few Belgian galleries are already reporting a healthy interest in ceramics. Though it is not always easy going for the gallery managers, there is a huge drive and desire to continue experimenting with ceramics. Perhaps the current international revival of ceramics (the Venetian biennial, Kassel, Palazzo Litta, Palais de Tokyo, etc.) will offer the incentive for our ceramicists and galleries to take on the challenge. •
CU 02
12 13 14 15
Jan Marechal, sprokkelaar van beroep
— Kurt Va nbelleghem
Reeds tijdens zijn opleiding productdesign aan de Katholieke Hogeschool Limburg opteerde Jan Marechal ervoor om met keramiek aan de slag te gaan. Zo kwam hij tot een persoonlijke, sensitieve relatie met zijn ontwerp. Ontwerpen met behulp van de computer kwam hem te ongevoelsmatig en afstandelijk over. Als ontwerper-in-opleiding koos hij resoluut om met klei te werken, omdat de moduleerbaarheid en de flexibiliteit van het materiaal een veel grotere diversiteit aan vormexpressies oplevert.
Jan Marechal, a gleaner by profession
Draaikommen
CSU 01
De Nederlandse historicus Johan Huizinga stelde in zijn referentiewerk Homo Ludens uit 1938 dat spel een noodzakelijke voorwaarde zou zijn voor het voortbrengen van cultuur. Deze stelling illustreert duidelijk de basisgedachte waarmee de jonge productdesigner en keramist Jan Marechal (°1976) zijn oeuvre uitbouwt.
Die keuze voor klei heeft Jan Marechal gevoelsmatig genomen en ze sluit nauw aan bij zijn karakter en zijn manier van werken. Hij omschrijft zichzelf als een sprokkelaar, als iemand die voortdurend op zoek gaat naar vormen en materialen die aan de aandacht van anderen ontsnappen. Hij sprokkelt reeds bestaande elementen en volumes waarmee hij vervolgens een nieuwe vorm kan creëren. Zijn uitgangspunt daarbij is dat de mens niet in staat is om iets totaal nieuws te bedenken. Iedere ‘nieuwe’ vorm of structuur is dan eerder een ongeziene combinatie van bestaande elementen. Een van de mooiste voorbeelden van dat principe ziet hij in de buitenaardse wezens in allerlei sciencefiction films. Zulke imaginaire wezens bieden de perfecte aanleiding voor filmmakers om iets totaal nieuws te concipiëren, aangezien niemand ook maar het minste idee heeft van hoe een dergelijke creatuur er zou moeten uitzien. Het resultaat is echter dat alle buitenaardse wezens menselijke of dierlijke vormen en expressies meekrijgen. Een buitenaards wezen wordt doorgaans opgebouwd door allerlei bekende biologische en fysiologische kenmerken en elementen te combineren om zo tot een nieuw geheel te komen. Jan Marechal hanteert hetzelfde principe. Hij verzamelt allerlei plastic verpakkingen (van lampen, speelgoed en zelfs ijsjes) en die negatieve vormen worden dan de moules waarmee hij in keramiek nieuwe objecten creëert. Zijn manier van werken
The Dutch historian Johan Huizinga postulated in his reference work Homo Ludens (1938) that play was a necessary precondition for producing culture. This proposition clearly illustrates the basic idea on which the young product designer and ceramicist Jan Marechal (°1976) has founded the further development of his oeuvre. It was during his product design studies at Limburg Catholic University College that Jan Marechal decided to start working in ceramics. In this way he came to a personal, sensitive relationship with his subject. Computer assisted design struck him as being too unintuitive and detached. As a trainee designer he opted resolutely to work in clay because the ease of modulation and flexibility of the material offered much greater diversity in the expression of forms. Discobol
vertoont grote gelijkenissen met hoe kinderen spelen met lego-blokjes. De bouwstenen waarmee men iets kan maken zijn al gedefinieerd, de vormen van de blokjes kunnen niet meer veranderd worden. Maar dat neemt niet weg dat je met het lego nog steeds allerlei bizarre en fantasierijke constructies kan construeren. Het enige verschil is dat Jan Marechals lego bestaat uit de flesdoppen of gemoduleerd verpakkingsmateriaal. Van deze plastic containers maakt hij een negatief afgietsel in gips en in die mallen giet hij dan klei om zo tot een positieve vorm te komen. Die volumes combineert hij dan vervolgens tot bijzondere objecten, zoals in zijn meest recente reeks van ruimteschepen, die onder meer gemaakt werden met behulp van de verpakking van een wandlamp. Maar het idee om te vertrekken van bestaande vormen en die te verzamelen, te recycleren en te herdefiniëren, is reeds aanwezig in de vroegste werken van Jan Marechal. De discobollen, een eerste, eenvoudig werkje uit 2002 geeft al aan in welke richting zijn creatieve denken zich zal oriënteren. Bestaande voorwerpen, zoals een puzzelbal voor peuters of een slazwierder, werden langs binnen- en buitenkant bekleed met stukjes spiegel en fonkelende glitters en functioneerden perfect als bizar ogende discoballen die het licht telkens anders weerkaatsen. Onmiddellijk na zijn opleiding als productdesigner nam hij deel aan Super! 1ste Triënnale voor Beeldende Kunst, Mode en Design in Hasselt in 2005, waarbij hij een snoezelkamer inrichtte op basis van de alom bekende Fatboy-ligzakken. Enorme kussens, sommige wel 4 m² groot, werden gebruikt om een ruimte volledig in te palmen. De kussens werden wel voorzien van een andere vulling en een andere hoes. Hoewel ze vormelijk nog verwezen naar de originele Fatboys, kregen ze toch een heel andere tactiliteit mee. De aanblik van een ruimte vol met grote kussens geeft iemand het gevoel van luieren en snoezelen en dit enkel door de connecties die men maakt met de vorm van het voorwerp. Maar door de inhoud en de huid te vernieuwen veroorzaakte Jan Marechal een totaal andere waarneming en ervaring. Snoezelen verwijst als woord reeds naar een gevoelsactiviteit, naar een sensomotorische stimulatie. Door de elementen, de Fatboys, substantieel maar tegelijk heel geraffineerd en schijnbaar minimaal te herdefiniëren, creëert hij een prachtig spanningsveld tussen
cognitie – wat we weten en verwachten – en het sensorische – wat we gewaarworden. Na zijn studie als productdesigner heeft Jan Marechal nog een keramiekopleiding gevolgd aan de Provinciale Hogeschool Limburg. Een aantal werken uit die periode illustreren duidelijk zijn zoektocht naar experimenteel gecreëerde volumes en moules. De serie ‘draaikommen’ (2006-2007) zijn keramische kommen die tot stand gekomen zijn door een emmer met gips op een draaitafel te plaatsen. Door de middelpuntvliedende kracht wordt de gips gelijkmatig opgestuwd langs de wanden van de emmer en ontstaat er een perfecte boogcurve. De gips, tegelijkertijd functionerend als vorm en volume, werd op die manier de mal voor zijn gietporselein. De vorm is door een extern proces tot stand gekomen, waardoor je duidelijk aanvoelt dat hij zijn object als een productdesigner heeft ontwikkeld. Nog experimenteler en vooral nog speelser ging het eraan toe bij de productie van zijn ‘knalpotten’ (2006-2007). In een massieve bol klei bracht hij een voetzoeker tot ontploffing, waardoor de inwendige druk een soort van holle bol creëerde en op een bepaalde plaats zijn weg via een scheur naar buiten zocht. Op deze manier heeft hij een volledige serie potten gemaakt, waarbij iedere knalpot uniek is, door de niet te controleren ontploffing die telkens zorgde voor een nieuw en verrassend resultaat. In zijn manier van werken zie je duidelijk de invloed van zijn opleiding als productdesigner. Plastic wegwerpmateriaal leidt tot een vorm die hij vervolgens in serie produceert in porselein. Al puzzelend brengt hij dan verschillende van deze modulaire vormen samen. Dit ontwerpproces is voor hem een kwestie van trial and error, net zoals andere designers ideeën laten groeien via schetsen. De uitdaging bestaat erin om het juiste evenwicht te vinden tussen materiaal, vorm, techniek en sfeer. Een geslaagd ontwerp wordt dan een prototype dat hij meerdere keren maakt, zij het met telkens kleine veranderingen. Het resultaat is een collectie van vreemde en fantasmagorische objecten die als sculpturen het imaginaire en het extraordinaire sterk uitdrukken. Volgens een geheel eigen methode weet hij het residu van alledaagse gebruiksvoorwerpen te transformeren naar speelse, fantasierijke en best grappige objecten. Door de herbestemming van
This choice of clay took Jan Marechal instinctively and ties in closely with his character and way of working. He describes himself as a gatherer, someone who is constantly looking for forms and materials that escape the attention of others. He gathers existing elements and volumes with which he can then create a new form. He works on the basis that humankind is not capable of conceiving something entirely new. Every ‘new’ form or structure then becomes a hitherto unseen combination of existing elements. He sees one of the most beautiful examples of this principle in the extraterrestrial beings that appear in science fiction films. Imaginary beings like this give filmmakers an ideal opportunity to conceive of something completely new, especially since no one has even the remotest idea of what such a creature should look like. But the result is that all of these extraterrestrials inherit human or animal forms. Extraterrestrial beings are usually made up by combining all kinds of known biological and physiological characteristics and elements and through this process achieving a completely new whole. Jan Marechal operates the same principle. He gathers all kinds of plastic packaging (from lamps, toys and even ice-lollies) and these negative forms then become moulds from which he creates new objects in ceramics. His method has much in common with the way in which children play with Lego bricks. The building blocks from which things can be put together have already been defined, the shapes of the blocks cannot be changed. But that doesn’t stop you from making all kinds of bizarre and imaginative constructions from Lego. The only difference is that Jan Marechal’s Lego consists of bottle tops or moulded packaging materials. From these plastic containers he makes a negative plaster cast, and then into these moulds he pours clay to obtain a positive form. He then combines these volumes to create extraordinary objects, as we see in his most recent series of spaceships, made from such things as the packaging for a wall lamp. But this idea of starting out from existing shapes and then to gather, recycle and redefine them, was already present in Jan Marechal’s earliest works. The disco balls, a first, simple work dating back to 2002 gave an early indication of the direction in which his creative intellect was to turn. Existing objects, such as a puzzle ball for toddlers, were covered inside and out with pieces of mirror and sparkling
verpakkingsmateriaal dragen deze voorwerpen ook verwijzingen in zich naar onze consumptiedrang en wegwerpmaatschappij.
glitter and functioned perfectly as bizarre-looking disco balls, each of which reflects the light in a different way.
mould for the porcelain. The form is obtained by an external process, through which you get the feeling that he developed his object as a product designer.
Het bewuste inbouwen van verschillende betekenislagen is intussen nog toegenomen. Jan Marechal creëert zijn eigen fantasiewereld; hij bevolkt zijn duikbootjes en ruimteschepen met kleine action figures, die hun leven leiden volgens eigen wetten en gedragscodes. Deze wereld geeft hij de naam nwwrld, een concept dat hij beschrijft als ‘een reeks verstilde, fragmentarische taferelen van porselein die ieder een voorgeschiedenis met zich meedragen en ook autonoom verder leven in de fantasie van de toeschouwer. De stillevens suggereren een wereld waar techniek en natuur met elkaar verweven zijn en zelfs opgaan in elkaar.’ Het is op zich een eenvoudige truc, maar een heel effectieve, want de kleine figuurtjes roepen heel wat tegenstrijdige associaties op: lichtheid en drama, aards en buitenaards, herkenbaarheid en bevreemding, theatraliteit en sereniteit.
Immediately after completing his studies as a product designer he took part in Super! 1st Triennial for Expressive Art, Fashion and Design in Hasselt in 2005, for which he set up a sensory therapy room based on the well-known Fatboy bean bags. Enormous cushions, some up to 4 m², were used to take over the space completely. These cushions were given a different filling and a different cover. Although they still made reference to the original Fatboys in terms of form, they gave a completely different tactile experience. The sight of a space full of giant cushions gives you a sense of lazing around and undergoing sensory therapy, purely through the connections you make with the shape of the object. However, by renewing the content and skin, Jan Marechal created a completely new perception and experience. The words sensory therapy already imply a sensory activity, or sensomotor stimulation. By substantially, but at the same time in a very refined and apparently minimal way, redefining the elements, the Fatboys, he creates a marvellous tension between cognition – what we know and expect – and sensory perception – what we feel.
He was even more experimental and, above all, more playful when producing his ‘knalpotten’ [firecracker pots] (2006-2007). He set off a firecracker in a solid ball of clay, through which the internal pressure created a sort of hollow sphere and found its way to the outside through a crack. He made a complete series of firecracker pots in this way, each pot made unique by an uncontrollable explosion which produced a new and surprising result every time.
De sprokkel- en constructiemethode die hij hanteert voor zijn keramiekobjecten, gebruikt hij trouwens ook in een andere passie; als dj analyseert en defragmenteert hij muziek. Op een bijzonder methodische manier ontleedt hij songs tot het aantal beats per minuut. Vanuit deze analyse gaat hij dan opnieuw experimenteel combineren. Ook hier stelt hij weer bestaande elementen samen tot een nieuwe geheel. Het zou mij niet verwonderen als hij in de toekomst zijn werkmethode nog zal toepassen binnen andere artistieke domeinen. Als vormgever becommentarieert Jan Marechal in zijn geheel eigen taal de wereld en de procedure volgens dewelke hij deze werkelijkheid vertaalt, is duidelijk gedefinieerd en flexibel inzetbaar. •
After his product design studies Jan Marechal went on to study ceramics at Limburg Provincial University College. A few works from that period clearly illustrate his search for experimentally created volumes and moulds. The ‘draaikommen’ [turntable bowls] series (2006-2007) – his ceramic bowls which were made by placing a bucket of plaster on a potters’ wheel. The centrifugal force forces the plaster evenly up along the walls of the bucket and creates a perfect curve. The plaster, which serves as form and volume at the same time, becomes the
Snoezelruimte
Knalpotten
We see clearly, in the way he does things, his training as a product designer. Disposable plastic leads him to a form that he produces in series in porcelain. As though solving a puzzle he brings some of these modular forms together. This design process is for him a matter of trial and error, in the same way that other designers allow their ideas to grow through sketches. The challenge is one of finding the right balance between material, form, technique and character. A successful object then becomes a prototype, which he makes several times, possibly with small changes here and there. The result is a collection of strange and phantasmagorical objects, which, as sculptures, vividly express the imaginary and the extraordinary. Using this unique method he is able to transform the residue of everyday consumer items into playful, imaginative and even funny objects. This redefinition of the packaging’s use also infuses these objects with references to our tendency to consume, and our consumer society. The deliberate incorporation of different layers of meaning has grown since then. Jan Marechal is
creating his own fantasy world; he populates his submarines and spaceships with little action figures, who live their lives in accordance with their own laws and codes of conduct. He calls this world nw w r ld , a concept which he describes as ‘a series of tranquil, fragmentary porcelain scenes each of which carries a previous history and lives on autonomously in the imagination of the onlooker. The still lifes suggest a world in which technique and nature interweave with each other and even merge.’ It is in itself a simple trick, but an extremely effective one, because the little figures evoke all kinds of contradictory associations: lightness and drama, terrestrial and extraterrestrial, identifiability and astonishment, drama and serenity. In fact, he employs the gather-and-construct method which he uses for his ceramic objects for another of his passions; as a DJ he analyses and defragments music. In an extremely methodical way he anatomises songs right down to the number of beats per minute. From this analysis he then begins again with experimental combinations. Here too, he composes existing elements to create a new whole. It wouldn’t surprise me to see him apply his method in other artistic areas in the future. As a designer Jan Marechal comments in his completely unique language on the world and the procedure by which he translates reality is clearly defined and flexible in its application. •
15 16 17 18 19
Pleidooi voor de pot
— Fr a nk Hu ygens
In defence of the pot
CV W 02
Clouds by my fingers, Anne Marie Laureys
De Vlaamse keramiek is een zorgenkind, vroeger en nu. Het zit het kind niet altijd mee. Nu eens wordt hij onvoldoende verzorgd, dan weer verwaarloost hij zichzelf. Wat later stelt hij zich puberaal aan, even daarna is hij weer te laks. Soms wil ik hem een trap tegen zijn achterste geven, maar vaker bekijk ik hem vol bewondering. Wat hierna volgt is niet meer dan een subjectieve kijk op het hedendaagse keramische gebeuren in Vlaanderen.
Clouds by my fingers, Anne Marie Laureys
Het terrein van de keramiek is niet in één oogopslag te overzien. Zowel de argeloze liefhebber als de geroutineerde kenner van design loopt wat verloren in het grote bos. Er is veel te zien in het bos, maar niet alles is bezienswaardig. Er zijn hoge bomen, sterke stammen, lage struikjes. De top van de Vlaamse keramisten vindt alvast steeds vlotter zijn weg naar buitenlandse galerieën en manifestaties. Onder die top beweegt zich een wisselende groep van nationale talenten, gevolgd door vele regionale en lokale creatievelingen. Dankzij diverse lokale initiatieven en de breed verspreide Week van de Amateurkunsten kunnen de talloze amateurkunstenaars voor het voetlicht treden. Maar niet iedereen grijpt die uitgelezen kans. Aan de benaming ‘amateurkunstenaar’ kleeft voor velen nog een wrange nasmaak. Ten onrechte, want schuilt in de term ‘amateur’ niet net de liefde voor het métier? De ware amateurkunstenaars, en onder hen zovele keramisten, leven voor hun kunst en dragen dit ook zo uit. Uiteraard is het lovenswaardig dat de amateurkunstenaar zijn plaats verovert in het artistieke veld. De Week van de Amateurkunsten en de kunstroutes werken zonder twijfel drempelverlagend. Dergelijke initiatieven combineren met enige flair een voyeuristische inkijk in privé-woningen en kunstenaarsateliers met een zonnige uitstap langs een bonte menigte kunstenaars. Het is tijdens dergelijke kunstmanifestaties dat de doordeweekse kunstliefhebber kennismaakt met de toegepaste kunsten. Naast schilderijen en beelden die altijd al op een sokkel geplaatst werden, is er een rijkdom aan keramiek, glas, juwelen, textielkunst en andere disciplines te bewonderen. Vaak wordt de toeschouwer gecharmeerd door het ‘ambachtelijke karakter’ van het handwerk. Hij luistert geboeid naar de bevlogen uitleg van de aanwezige artiest. De meer getalenteerde beeldende kunstenaar schrikt terug voor deze wijze van presentatie en blijft dromen van een galerie in een voorname stad. Tijdens de zomer presenteert de artiest zich graag in beeldentuinen en tentoonstellingscircuits die in Vlaanderenland welig tieren. Hier treft men alvast één type keramist aan: de beeldenmaker. Maar daarover later meer. Trek me uit de Vlaamse klei Op deze zonnige kunstmanifestaties is de romantisch geïnspireerde pottenbakker een graag geziene gast. Gezeten achter een draaischijf tovert hij voor de ogen van het verbaasde publiek de ene vaas na de andere te voorschijn. De toeschouwers kijken met groeiende verbazing naar dit mooie schouwspel. Haast ongemerkt vormt zich een aura van oerdegelijk vakmanschap rond deze pittoreske
figuur. In een begeleidende folder maakt de noeste arbeider duidelijk dat hij in de creatie van keramiek de oerelementen van aarde en vuur verenigt. De bezoeker is meer dan verheugd, want precies dit wenst hij te zien: degelijk handwerk dat ver staat van het industriële en dus onpersoonlijke design uit een anonieme fabriek. De romantische voorstelling van een pottenbakker aan een draaischijf, met de handen en armen vol kleispatten, werpt nog steeds een zware slagschaduw over de esthetische beleving en erkenning van keramiek in Vlaanderen. Het oog en bijgevolg ook de geest wordt blijvend misleid door goedbedoeld amateurisme. Vanzelfsprekend is de romantische beleving van keramiek geen fenomeen dat zich beperkt tot Vlaanderen. Tijdens een zorgeloze vakantie in Frankrijk kan de toerist de talloze potiers haast niet vermijden. Liefst nestelen zij zich in pittoreske dorpjes met kasseien en bloemenperkjes alom. De ‘goede oude tijd’ wordt hier bewust gekoesterd én verkocht. Wat ik wil zeggen is dat het vooral de keramiek is die nog sterk te lijden heeft onder het romantiserende beeld van de eerlijke en noeste handarbeid. Andere disciplines zoals glas en zilver genieten door de natuurlijke schittering van de materie een hogere status. Misschien is de textielkunst nog zowat de enige toegepaste kunst die in hetzelfde bedje ziek is. Voor een breed publiek beperkt keramiek zich tot leuke potjes en schaaltjes, waarin de draairingen het waarmerk van echtheid garanderen. Dichter bij de natuur dan klei en vuur kan men nauwelijks komen. Een eigentijdse vormgeving is het laatste waar men hierbij aan denkt. Lijkt deze stelling u wat overtrokken? Misschien is dat ook zo, maar alleen al het feit dat keramiekgalerieën ternauwernood enkele jaren overleven in België lijkt er toch op te wijzen dat keramiekvormgeving in Vlaanderen geen brede erkenning geniet. De Brusselse galerie Puls Contemporary Ceramics is zowat de enige galerie in België die keramiek van hoogstaande (lees: museale) kwaliteit aanbiedt. Internationale toppers passeren hier de revue en trekken een eerder select publiek van verzamelaars en kenners. De balans slaat door Gaat de argeloze pottenbakker in zijn rozige wolk niet geheel vrijuit, ook de ‘keramist met grote K’ creëert zijn eigen imago. De keramist wil vaak niets te maken hebben met zijn vakbroeder, de pottenbakker. Hij blijft ver weg van de keramiekmarkten en aanverwante activiteiten. Liefst profileert hij zich in middens waar de beeldende kunsten zich vermeien. Hij ziet zich niet zozeer als een vormgever, maar als een beeldende kunstenaar. De watervrees voor het gedraaide kommetje en het schaaltje wordt hem aangepraat in academies waar de beeldende kunsten de toon aangeven. Keramiek is daar een materiaal dat zich goed leent tot de creatie van sculpturen of installaties. De academisch geschoolde keramist met artistieke ambitie hanteert ook een ander taalgebruik. Niets van het mystieke huwelijk van aarde en vuur. Hij laat zich eerder verleiden tot de ietwat cryptische taal waarin de actuele kunst zich graag hult. Liefst
Flemish ceramics is, and always was, a problem child. The infant didn’t always fare well. At times it wasn’t well enough cared for, at others it couldn’t look after itself. Later it reached adolescence, but then it turned out to be lazy. Sometimes I want to kick it up the back side, but, more often than not, I look on in amazement. What follows is nothing more than a subjective view of contemporary ceramics in Flanders. With ceramics, it is impossible to assess the lie of the land at a single glance. Both the naive lover and wily connoisseur of design can get a little lost out there in the forest. There is much to be seen, but not all of it is worth the effort. There are tall trees, strong trunks, low bushes. The very best Flemish ceramicists are finding their way ever more rapidly to foreign galleries and events. Among the very best we see an alternating group of national talents, followed by a host of regional and local talents. Various local initiatives and the widespread Amateur Arts Week provide a platform for countless amateur artists. But not everyone grabbed this excellent opportunity. For many the term ‘amateur artist’ still leaves a sour taste in the mouth. But this is unjustified, for doesn’t the very term ‘amateur’ reveal a love of the metier? True amateur artists, and among them so many ceramicists, live for their art and live their art to the full. Of course, it is commendable that the amateur artist is gaining ground in the artistic arena. Amateur Arts Week and the arts routes are lowering the threshold without a doubt. Initiatives like these combine, with some flair, a voyeuristic view into private homes and artists’ studios with a sunny walk among a colourful crowd of artists. It is at art events like this that the weekday art lover comes into contact with applied arts. Besides paintings and sculptures, which are always on a pedestal, there is a wealth of ceramics, glass, jewellery, textile art and other disciplines to be admired. Visitors are often charmed by the ‘traditional character’ of the handiwork. They listen intently to the artists’ enthusiastic explanations of their work. The more talented artist recoils from this way of presenting his work and keeps dreaming of that gallery in a major city. In the summer months artists are happy to present their work in the sculpture gardens and exhibition circuits that we see flourishing in Flanders. Here we encounter a particular type of ceramicist: the sculpturist; but more about that later. Draw me from the Flemish clay The romantically inspired potter is always a welcome guest at these sunny art events. Seated behind his potters’ wheel he conjures up vase after vase for an astounded audience. Onlookers watch this beautiful spectacle with growing amazement. Almost unnoticed, an aura of age-old craftsmanship forms around this picturesque character. In an accompanying brochure the industrious worker lets it be known that he combines the ancient elements of earth and fire in his creation of pottery. The visitor is more than delighted, because this is what he really wants to see: great craftsmanship a
million miles away from the industrial, and therefore impersonal, designs of an anonymous factory. The romantic idea of a potter at the wheel, hands and arms spattered with clay, still casts a heavy shadow over the way in which ceramics are aesthetically perceived and recognised in Flanders. The eye and therefore the mind are constantly misled by well-intentioned amateurism. It goes without saying that this phenomenon of romanticising ceramics is not confined to Flanders. On any carefree holiday to France it is almost impossible to avoid the countless potters. They prefer to nestle in picturesque villages full of cobblestones and flower boxes. Here the ‘good old days’ are consciously cherished and, indeed, sold. What I am trying to say is that it is ceramics that has suffered most from this romanticised image of honest and labour-intensive handiwork. Other disciplines, such as glass and silver enjoy higher status, thanks to the natural brilliance of the materials. And textiles may be the only other applied art in the same sickbed. For much of the public, ceramics are no more than nice pots and dishes, in which the turned rings are the hallmark of authenticity. You can’t really get any closer to nature than clay and fire. Contemporary design is the last thing you might associate with this. Does this sound a little exaggerated? Perhaps it is, but the mere fact that ceramics galleries rarely survive more than a few years in Belgium would seem to suggest that ceramics are not that widely recognised in Flanders. The Brussels gallery, Puls Contemporary Ceramics, is just about the only gallery in Belgium to offer ceramics of high (read: museum) quality. The pick of international talent is passed under review and tends to attract a select audience of collectors and connoisseurs. The balance remains As the innocent potter remained trapped in his rose-coloured cloud, so the ‘ceramicist with a capital C’ creates his own image. Often, the ceramicist wants nothing to do with his fellow craftsman, the potter. He stays far away from ceramics markets and other, related activities. He prefers to maintain a presence among the plastic arts. He sees himself to be not so much a designer, as a plastic artist. This fear of the thrown bowl and plate is subliminally drummed into his head in academies where the plastic arts lead the way. There, clay is a material which lends itself well to creating sculptures or installations. Your academically schooled ceramicist with artistic ambitions uses another language. Nothing borrowed from the mystical marriage of earth and fire. He is seduced by the rather cryptic language in which contemporary art finds refuge. He prefers to exhibit alongside painters and sculptors, in galleries and cultural centres. His message sounds lofty and harmonious. Does it look like I have a problem with sculptural ceramics? I most certainly do not. But I would argue for a more accurate name. We are talking about ceramic sculpture and not sculptural ceramics. Here, fired clay is the medium in which sculpture is produced; as with bronze, marble, wood or plaster,
Prototypes, Jos Devriendt
Prototypes, Jos Devriendt
stelt hij tentoon met schilders en beeldhouwers in galeries en cultuurcentra. Zijn boodschap klinkt verheven en welluidend.
Muurtjes moeten gesloopt worden zodat er eindelijk wat frisse lucht waait door de kamers van het grote keramische huis.
Denkt u dat ik een probleem heb met sculpturale keramiek? Dat heb ik hoegenaamd niet. Toch zou ik eerder pleiten voor een preciezere naamgeving. Het gaat hier om keramische sculptuur en niet om sculpturale keramiek. De gebakken klei is hier het medium waarin een sculptuur is gemaakt, net zoals brons, marmer, hout of gips materialen zijn voor de realisatie van een beeld. Waar ik dan wel een probleem mee heb, is dat de zogenaamde sculpturale keramiek de functionele keramiek ten onrechte overvleugelt. In diverse tentoonstellingen omtrent keramiek domineert het aanbod van keramische sculptuur. Het lijkt wel of de curator zich schaamt voor die oubollige poterie flamande en dit tracht te compenseren met een flinke dosis sculpturen. Tot daar aan toe, denkt u, maar er is meer aan de hand. De overdaad aan sculptuur verdoezelt niet alleen de kleinschalige vazen en kommen, zij vertroebelt ook de blik en geest van de toeschouwer. Snel stapt hij voorbij aan vaas en schaal om zich te vergapen aan het virtuoze beeldende geweld. Net als die romantische pottenbakker in de zomer etaleert de keramistbeeldenmaker zijn technieken. Vele keramieksculpturen gaan gebukt onder spetterende glazuren en gedurfde ingrepen. Hierbij valt die eenvoudige kom uiteraard in het niet.
Potverdorie
Moet de pot dan gedurfder worden? Welnee. We moeten beter leren kijken. Indien je de keramische sculptuur vergelijkt met de actuele beeldende kunst die uitgevoerd wordt in andere materialen, dan verbleekt de keramiek haast. De naakte figuren opgebouwd uit kleiplaten gaan al sinds de jaren 70 mee en hebben nu wel hun houdbaarheidsdatum ruim overschreden. Het expressieve gebruik van fel gekleurde glazuren is niet meer dan een verre echo van het Amerikaanse abstracte expressionisme uit de fifties. Ook talloze installaties doen vaak oubollig aan. Kortom, niet de vaas en de kom zijn gedateerd, maar een grote brok van de keramische sculptuur heeft zijn beste tijd gehad. Maar in het land der blinden is eenoog koning. Het schoentje wringt hem in de enge begrenzing die de keramiek zich doorheen de jaren heeft opgelegd. Keramisten stellen samen met andere keramisten tentoon. De navelstaarderij is alom aanwezig. Binnen de kleine keramiekscene wordt de sculptuur bevoordeeld door curatoren en kenners, als zou het gaan om een hoger te schatten genre. Niemand kijkt over het muurtje. Waarom niet de keramische beelden integreren in tentoonstellingen van hedendaagse sculptuur? Waarom niet de functionele keramiek confronteren met design in glas, zilver of plastic?
Is er dan nog een toekomst voor de pot, de kom, de schaal en het servies? Natuurlijk wel. De keramist in Vlaanderen kan zich best in één discipline bekwamen en hier ver in gaan. Slechts enkele grootmeesters is het gegeven zich te onderscheiden in zo uiteenlopende domeinen als sculptuur en gebruiksgoed of sierobjecten. Het is ook niet langer nodig de technische kennis te etaleren in virtuoze spielereien. Dat werkt niet enkel vermoeiend, maar het levert niet zelden een potsierlijk resultaat op. Degelijk vakmanschap en de totale beheersing van materialen en technieken is meer dan nodig. De blik van de keramist moet vanaf de opleiding gericht worden naar brede horizonten. Zowel musea voor hedendaagse kunst als musea met aloude culturen verdienen een bezoekje. Door de blik te verruimen, groeit de artistieke bagage. Klassieke vormen als kom, schaal en vaas zijn zeker niet gedemodeerd. Op internationale manifestaties weerklinkt de vraag naar goed vaatwerk steeds luider. Ook de simpele koffiekop, het melkkannetje en het eetservies biedt nog eindeloze mogelijkheden. De eenvoud van deze voorwerpen is bedrieglijk. Een koffiekop die goed in de hand ligt, met een makkelijk oortje, niet te hoog, niet te klein; het blijft nog steeds de moeite om als keramist hier een fris en afdoend antwoord op te geven. Meester-keramisten als Jos Devriendt, Evelien De Winter, Hugo Meert, Lut Laleman, Anne Marie Laureys en Ann Van Hoey bewijzen dat het nog steeds kan. •
Prototypes, Jos Devriendt
the materials are the means of creating an image. Where I do have a problem, is with the idea that so-called sculptural ceramics outstrips functional ceramics and without good cause. In all kinds of ceramics exhibitions we find that ceramic sculpture dominates. It is as if the curator is embarrassed by this corny old poterie flamande and tries to compensate with a hefty dose of sculpture. All right so far, you think, but there is more to it than that. This surfeit of sculpture not only obscures the smallscale vases and bowls, but it muddies the view and mind of the visitor. He quickly passes the vase and the dish by, to stand and gape at the virtuoso force of expression. Just like our romantic potter in the summer months, the ceramicist places his techniques on display. Many ceramic sculptures are weighed down under crackling glazes and bold handling. Obviously, the simple bowl has no real place here. So should the pot become more daring? Of course not. We have to learn to look more attentively. If we compare ceramic sculpture with contemporary plastic art in other materials, ceramics quickly pale. These bare figures, made from sheets of clay, have been on the go since the 1970s and have long exceeded their use-by date. The expressive use of vividly coloured glazes is nothing more than a distant echo of the American abstract expressionism of the nineteen fifties. And lots of installations have become corny too. In short, it is not the vase and the bowl which have become dated, but rather the case that a huge chunk of ceramic sculpture is now over the hill. But in the land of the blind the oneeyed man is king.
grandmasters carry entitlement to excel in areas as far apart as sculpture and consumer durables or decorative objects. And it is no longer necessary to exhibit technical expertise through all this virtuoso tinkering. Not only is it wearing, but it frequently produces absurd results. Good craftsmanship and total mastery of the materials and techniques are more than enough. Once his training starts the ceramicist’s gaze should move towards broader horizons. Museums of modern art and museums of ancient culture are equally worth a visit. Broadening the view brings a growth in artistic substance. Classical forms such as the bowl, dish and vase are certainly not out of fashion. The clamour for good dinnerware is growing louder at international events. The humble coffee cup, milk jug and dinner service still have endless possibilities to offer. The simplicity of these objects is deceptive. A coffee cup that sits well in the hand, with a good handle, not too high, not too small – it is still worth the ceramicist’s while to give a fresh and effective answer to this. Master ceramicists such as Jos Devriendt, Evelien De Winter, Hugo Meert, Lut Laleman, Anne Marie Laureys and Ann Van Hoey provide the proof that anything is still possible. •
The problem lies with the limitations ceramics has imposed itself over the years. Ceramicists exhibit alongside other ceramicists. Introspection is rife. In the small ceramics scene sculpture is favoured by curators and connoisseurs, as if belonging to a more praiseworthy genre. No one peeps over the wall. Why not include ceramic sculptures in exhibitions of modern sculpture? Why not place functional ceramics alongside designs in glass, silver or plastic? The walls should be knocked down to allow fresh air to circulate through the rooms of the ceramics mansion. Mad as a potter So do the pot, the dish, the bowl and the service set have a future? Of course they do. The ceramicist working in Flanders is best advised to specialise in one discipline and carry it further. Only a few
Prototypes, Jos Devriendt
20 21 22 23 24 25
Ambachtelijke massaproductie: vier Vlaamse bedrijven stellen zich voor
— Chr isti a n Ooster linck
Old-fashioned mass production: four Flemish businesses in the spotlight
Drop, Loudordesign Studio voor S&P
Op de internationale beurs Maison & Objet in Parijs vallen enkele Belgische stands van bedrijven op, niet alleen door hun oppervlakte, maar ook door de kwaliteit die ze brengen. In de sector van decoratieartikelen, interieurobjecten en tafelgerei mag de concurrentie dan al moordend zijn, toch zijn ze er alle in geslaagd om uit te groeien tot wereldspelers. In een poging om zich te onderscheiden van de anderen, werken deze bedrijven de laatste tijd steeds vaker samen met ontwerpers. De productie gebeurt evenwel vooral in China, omdat dat nu eenmaal de economische realiteit is. Wij bezochten in Parijs enkele van deze stands, met name die van Serax, D&M Depot, S&P en Domani. D&M Depot D&M Depot is het bedrijf van Suzy Verbinnen en Steve Vercammen. Suzy is van opleiding onderwijzeres maar is gepassioneerd door alles wat met interieur en natuur te maken heeft. Keramiek is voor haar het kruispunt waar beide interesses samenkomen. D&M Depot startte in 1992 als een klein bedrijfje dat produceerde in een ambachtelijk Portugees atelier. Zij waren de eerste die een sobere collectie op de markt brachten, beschikbaar in diverse kleuren. Dit blijft één van de voornaamste kenmerken van hun aanbod; het gamma wordt voortdurend aangepast naar allerlei kleuren en modellen. Een ander aspect is dat de producten toch een ambachtelijke look behouden, ook al worden ze momenteel op grote schaal in China vervaardigd. Een gedraaide vaas moet er uitzien als een gedraaide vaas. Voor de Chinezen in Chaozhou is het soms moeilijk te begrijpen waarom een bepaald reliëf moet aangebracht worden of waarom niet met standaardglazuren kan gewerkt worden. D&M Depot werkt namelijk voor elk product met glazuren die ze zelf ontwikkelen. Ze experimenteren ook voortdurend met de klei, door er bijvoorbeeld koffie of rijst aan toe te voegen. Ook moeilijk te realiseren kleuren als rood of fuchsia komen aan bod. D&M Depot wil zich een groen imago aanmeten, ook al is dit allesbehalve evident in deze sector. Ze werken samen met een bureau om alle ecologische aspecten te onderzoeken. Ze hebben daarbij niet alleen bijzondere aandacht voor het milieu, maar ook voor de arbeidsvoorwaarden in de Chinese ateliers. Dit alles maakt de producten uiteraard niet goedkoper. Men produceert in een tiental Chinese bedrijven, waarvan er één exclusief voor het Vlaamse bedrijf werkt. Veel moeite wordt geïnvesteerd om nieuwe zaken geheim te houden in China, wat soms moeilijk is, omdat er vaak eerst maanden geëxperimenteerd wordt. Suzy Verbinnen is zelf verantwoordelijk voor het kleurenpalet, de vormen en de afwerking van de collecties. De ontwerpen van Anja Meeusen vindt men vooral terug in restaurants. Voor haar werk voor D&M gebruikt Anja het label a.me, terwijl ze voor haar zelf vervaardigde collectie de merknaam p tze hanteert. Tine Debruijne komt uit de wereld van de interieurarchitectuur en het webdesign. Na een opleiding aan de stedelijke academie van Leuven en veel binnen- en buitenlandse workshops, ontwikkelde ze voor D&M de Calyx- en Cocoon-collecties. Haar eigen werk bestaat vooral uit gelegenheidskeramiek zoals huwelijksschalen of grafurnen met
A few Belgian stands stand out at the international Maison & Objet trade fair in Paris, not just because of the square footage they occupy, but because of the quality they bring. Though competition might be murderous in the decorative articles, interior objects and tableware sector, these businesses have managed to grow into world players. In an attempt to differentiate themselves from the others they have recently been more prepared to collaborate with designers. Production is mostly located in China, because that is the new economic reality. We visited a few of these stands in Paris, i.e. Serax, D&M Depot, S&P and Domani. D&M Depot D&M Depot is a business run by Suzy Verbinnen and Steve Vercammen. Suzy trained as a teacher but has a real passion for interiors and nature. She sees ceramics as the crossroads for both these interests. D&M Depot started out in 1992 as a small business producing its wares in a traditional Portuguese workshop. It was the first to market a simple collection that was available in a variety of colours. This is still one of the leading characteristics of its products; the range is being continually changed to match all kinds of colours and models. Another aspect is that all the products retain a traditional look, though they are mass produced in China. A turned vase has to look like precisely that – a turned vase. The Chinese in Chaozhou sometimes find it difficult to understand why a particular relief should be applied or why standard glazes just won’t do. The reason being that D&M Depot uses its own specially developed glazes for each product. They also experiment endlessly with clay by adding things like coffee and rice, for example. And they work in colours which are technically difficult to achieve, such as red and fuchsia. D&M Depot is seeking to create a green image for itself, though this may seem a far-from-obvious pursuit in this sector. They are collaborating with a bureau to look into the various ecological aspects. Through this they have concentrated not just on the environment, but on working conditions in the Chinese workshops. Of course, none of this makes the products any cheaper. Production is spread over ten or so Chinese businesses, one of which works for the Flemish company exclusively. They go to great lengths to keep new ideas secret in China, which can be difficult at times considering that the first few months often involve a lot of experimentation. Suzy Verbinnen is responsible for the colour palette, shapes and finishes of these collections. The majority of Anja Meeusen’s designs make their way to restaurants. Anja uses the a . me label for her work with D&M and the brand name p t ze for her own collections. Tine Debruijne comes from the worlds of interior architecture and web design. After studying at the municipal academy of Leuven and at many workshops at home and abroad, she developed the Calyx and Cocoon collections for D&M. Her own work consists largely of special ceramic pieces such as wedding plates, or funeral urns inscribed with poetry. Noëlle Oboussier and Bart De Keyser have also designed collections for D&M. And the company has recently collaborated with the
daarop poëzie. Ook Noëlle Oboussier en Bart De Keyser hebben collecties ontworpen voor D&M. Recent werd ook samengewerkt met de Nederlandse Judith Bloedjes. Deze is zowel juweelontwerpster als keramiste en brengt typische architecturale vormen, een soort van kronkels die op de vazen zullen aangebracht worden. D&M werkt momenteel aan EcoDeco, een groen label. Daarbij gaat speciale aandacht naar afvalverwerking, verpakking en zelfs de rol van rietplantages in de ecologie. Innovatie is belangrijk. De dochter van Suzy en Steve studeert productontwikkeling in Antwerpen en het bedrijf zou graag met haar school een project uitwerken rond ecologie. Ze onderhouden ook goede contacten met Flanders InShape. Medewerkers van het bedrijf participeren aan de oefening ‘ideeëngeneratie’, waarbij innovatieve ideeën leiden tot bijvoorbeeld een nieuw materiaal bestaande uit gerecycleerd papier, zand en hars. De productie hiervan gebeurt in Ceylon, in het kader van een sociaal project.
Dipped, Tinne Debruijne voor D&M Depot
Het grootste deel van de producten wordt in België verkocht. De smaak in Zuid-Europa is vaak te frivool. Wat bestemd is voor export, wordt alleen verdeeld bij de betere winkels. In eigen land wordt 60% van de omzet nog gehaald bij de bloemenwinkels, de rest in decoratiezaken. D&M wil duurzame producten maken, geen decoratieve elementen die samen met de planten in de vuilbak verdwijnen. Serax – Maison d’être
Planet (gerecycleerd papier en zand), D&M Depot
Serax werd 20 jaar geleden opgericht door Serge en Axel Van Den Bossche. Geen evidente keuze voor de ondernemers, want Serge heeft een lerarenopleiding lichamelijke opvoeding achter de rug en Axel is biochemicus. Ze kenden de sector wel al via een familiebedrijf dat vooral koperen potten verkocht. Ze begonnen met een collectie bloempotten, maar kwamen al snel uit bij een volledig assortiment decoratieartikelen. Frank Lambert deed zijn intrede in het bedrijf in 1992. Hij hield zich vooral bezig met de juridische aspecten en kende de sector via zijn vader, die in bloemen handelde. Serax realiseert 75% van de omzet in het buitenland, via 4000 verkooppunten in meer dan 60 landen. De binnenlandse markt is groeiende. Daarvoor ontwikkelden ze het concept van de shop-in-shop, waarbij de eigen producten aangeboden worden in een speciaal daarvoor ingerichte hoek van de winkel. Een vertegenwoordiger schikt de koopwaar op de tafels, levert de displays en affiches en houdt zich bezig met de merchandising. Het hele proces is professioneel georganiseerd en alles gebeurt veel sneller dan de detailhandelaar zelf zou kunnen. Serax heeft nu al zo’n honderd van die verkoopspunten gerealiseerd. De klassiekers in het gamma zijn nog steeds de terracottapotten, half of volledig geglazuurd of in het mos; het zijn producten die ze halen uit China, Vietnam of Indonesië. Maar steeds weer worden inspanningen geleverd om met nieuwe collecties voor de dag te komen. Serax lanceert jaarlijks niet minder dan 800 nieuwe modellen, wat resulteert in een productcatalogus van 3 600 verschillende items. Een product wordt maximaal 10 jaar geproduceerd, al
Dutch designer Judith Bloedjes. She is both jewellery designer and ceramicist and works with typical architectural forms, a type of twist which is applied to the vases. D&M is currently working on EcoDeco, a green label. This label pays special attention to waste processing, packaging and even how the reed plantations affect the local ecology. Innovation is important. Suzy and Steve’s daughter is studying product development in Antwerp and the company is interested in developing a project on ecology with her school. They also have a good relationship with Flanders InShape. The company’s employees take part in an ‘idea generation’ exercise, and one of the innovative ideas they came up with, for example, led to a new material made from recycled paper, sand and resin. It is produced in Ceylon as part of a broader social project. The majority of the products sell in Belgium. Southern Europeans tend to be too frivolous in their tastes. The products earmarked for export are distributed solely among the more up-market stores. Here at home, 60% of sales are made in flower shops, the rest in decoration shops. D&M aims to produce sustainable products, as opposed to decorative elements which disappear into the dustbin along with the plants. Serax – Maison d’être Serax was set up 20 years ago by Serge and Axel Van Den Bossche. This was not an obvious direction, because Serge studied as a pe teacher and Axel is a biochemist. They knew something of the sector through the family business, which sold copper pots. They started with a collection of flower pots, but soon brought out a full range of decorative articles. Frank Lambert joined the business in 1992. He took charge of the legal aspects and knew the sector through his father, who bought and sold flowers. Serax realises 75% of its sales abroad, through 4,000 points of sale in more than 60 countries. The domestic market is growing. To cater for this they designed the concept of the shop-in-shop, in which they offer their own products in a specially designed corner of the store. A representative sets the merchandise up on the tables, provides the displays and posters and takes care of the merchandising. The overall process is professionally organised and it is all done much faster than the retailer would manage on his own. Serax now has about a hundred of the points of sale. The classics in the range are still the terracotta pots, semi or fully glazed or with a mossy finish; these are products that they buy in from China, Vietnam or Indonesia. But they are spending more and more time developing new collections. Every year Serax launches no fewer than 800 new models, and this has resulted in a product catalogue of 3,600 items. A product is made for no more than 10 years, although its run-time is usually a lot shorter. This is because some collections are quicker to go out of fashion. Sometimes it is quite easy to freshen up a collection simply by changing the colour or a detail of the shape. There is a strong possibility that
is de looptijd meestal een stuk korter. Sommige collecties demoderen immers sneller. Soms kan een collectie eenvoudig opgefrist worden, door bijvoorbeeld enkel een kleur te vervangen of een detail aan de vorm te wijzigen. De kans is trouwens groot dat na 2 à 3 jaar kopieën op de markt verschijnen. In China kan je je daar moeilijk tegen beschermen en daarom worden de modellen in Europa beschermd. Deze voortdurende zoektocht naar vernieuwing is niet evident want een nieuwe collectie vergt al snel een investering van 100.000 euro en een inspanning van zes maanden om van ontwerp tot productie te komen. De eerste collecties werden vormgegeven door Marie Michielssen – die nog steeds als de huisontwerpster beschouwd kan worden –, Moniek Vanden Berghe, René Barba en René Belehradek. Intussen is het lijstje ontwerpers aangegroeid met heel wat gekende namen: Piet Stockmans, Roel Vandebeek, Loudordesign, Arnout Visser, Roos Van de Velde enz. Het gaat echter niet enkel om gevestigde namen, want ook het afstudeerproject rond vazen in kalebasvorm van de Nederlander Bart van Didden kreeg een kans. Het lijstje wordt voortdurend aangevuld, ook al streeft het bedrijf naar langdurige relaties met zijn ontwerpers. Nieuwe collecties, met onder meer werk van Ann Van Hoey en Hugo Meert, zitten in de pijplijn. Uno-due-tre, Piet Stockmans voor Serax
Uno-due-tre, Piet Stockmans voor Serax
De ontwerpers kunnen steeds hun eigenheid behouden. Serax heeft niet de ambitie om exacte kopieën van het werk van bijvoorbeeld Piet Stockmans op de markt te brengen. Toch moet de collectie die de naam van de ontwerper draagt, de eigenheid van zijn of haar werk weergeven en als dusdanig herkenbaar zijn. Dat principe wordt doorgetrokken tot in de verpakking. Serax beschouwt zich als een soort van Zara voor decoratieartikelen, door kwaliteitsvolle producten goedkoper aan te bieden. Het is ook een ontlasting voor de ontwerpers als zij zich voor één keer niets moeten aantrekken van de productie. De samenwerking met het bedrijf zorgt vaak ook voor nieuwe impulsen bij de ontwerpers. De designcollectie is momenteel goed voor 30 tot 35% van de verkoop, maar ze zit in stijgende lijn. Door een goed aanvoelen van de marktsituatie komt men tot een correcte en voor iedereen aanvaardbare prijsstelling. S&P (Salt & Pepper) Aerts is een familiebedrijf gespecialiseerd in hotelporselein, bestek en glaswerk. Sinds een aantal jaren profileert het bedrijf zich onder de labels Yong en S&P. Yong bestaat voor 80% uit vaatwerk en verder nog enkele andere tafelaccessoires. Het wordt verkocht in winkels zoals Casa en Blokker. Om even een idee te geven van de verkoop: van het best verkopende servies van Yong worden maandelijks zo’n 30 tot 40 vrachtwagens verkocht. Dat is niet altijd gemakkelijk. Wanneer binnen een bepaald servies bepaalde kommen of borden beter verkopen, dan moeten die bijgemaakt worden om toch steeds volledige serviezen aan te kunnen bieden. Maar zo’n extra bestelling betekent minstens 100 000 stuks, met het risico dat je daar dan weer mee blijft zitten. De aardewerkproductie gebeurt uitsluitend in China, waar ze al aanwezig zijn sinds 1978 en zelf
Uno-due-tre, Piet Stockmans voor Serax
copies will appear on the market within 2 to 3 years. There is little you can do to protect against this in China, so the models are protected in Europe. This ongoing search for innovation is not a given in the sector, for a new collection can quickly require an investment of 100,000 euro and about six months’ work to go from the design stage to production. The first collections were designed by Marie Michielssen (who can still be thought of as the house designer), Moniek Vanden Berghe, René Barba and René Belehradek. In the meantime, the list of designers has grown to include quite a few wellknown names: Piet Stockmans, Roel Vandebeek, Loudordesign, Arnout Visser, Roos Van de Velde, etc. But they don’t confine themselves to the big names, because they also welcomed Dutch student Bart van Didden’s thesis project on gourd-shaped vases. The list is constantly growing, even though the company aims to maintain long-term relations with its designers. There are new collections, including more work from Ann Van Hoey and Hugo Meert, in the pipeline. The designers are always free to retain their individuality. Serax does not intend to place exact copies of works by designers such as Piet Stockmans, for example, on the market. But a collection which carries the name of the designer must reflect the individuality of his or her work and be recognisable as such. This principle extends to the packaging. Serax sees itself as a sort of Zara for decorative articles, by offering good quality products at lower prices. It is also a relief for the designers when for once they are able to forget about problems of production. Collaboration with the company often gives the designers new creative impulses. The design collection currently accounts for 30 to 35% of sales, but the trend is upwards. Through an intuitive understanding of the market situation the parties settle on a good price and one which is acceptable to all involved. S&P (Salt & Pepper) Aerts is a family business which specialises in hotel porcelain, cutlery and glassware. For several years now the business has been operating under the labels Yong and S&P. Yong is 80% dinnerware and the rest includes a few other table accessories. It is sold in stores such as Casa and Blokker. To give a brief idea of sales: about 30 to 40 lorry loads of the best-selling service set are sold under the Yong label every month. That is not always easy. If some of the plates or bowls in a given service set are more popular and sell better, extra numbers have to be produced to ensure that there will always be full service sets available for sale. But an extra order like this can imply at least 100,000 units, and there is always the risk that you might be left sitting with them. The pottery is produced exclusively in China, where the company has been present since 1978 and even has its own business, in Shanghai. It is very important that the designs be protected, which is something of a problem in China if you bear in mind that there are about 500 porcelain factories in a city of about 4 million workers. The competition is cutthroat. Aerts still hasn’t found a suitable Chinese
een eigen bedrijf hebben, in Sjanghai. Er wordt veel belang gehecht aan het beschermen van de ontwerpen, wat in China problematisch is als je bedenkt dat er in een stad van vier miljoen inwoners zo’n 500 porseleinfabrieken zijn. De concurrentie is moordend. Voor het glaswerk heeft Aerts nog geen geschikte Chinese partner gevonden, zodat de productie daarvan nog in Polen, Slovenië en Tsjechië gebeurt. Met S&P wil men zich meer gaan profileren in de designwereld. De collectie bestaat al 10 jaar en is een samenwerking met een Australische en een Griekse partner. De leiding van het bedrijf is om praktische redenen in Australië geconcentreerd. Meerdere zetels bleek moeilijk werkbaar. De producten worden in de ganse wereld verdeeld. Daarvoor wordt in Europa deelgenomen aan de beurzen van Brussel (DecooH), Frankfurt (Ambiente) en Parijs (Maison & Objet). In het begin beperkte S&P zich tot porselein, maar intussen is het gamma uitgegroeid tot een totaalconcept, van bestekken, vazen, klokken tot zelfs schemerlampen. Waar oorspronkelijk het merendeel van de producten aangekocht werd en vervolgens gedecoreerd naar de laatste trends, bestaat momenteel 90% van het aanbod uit eigen ontwerpen. Daarvoor hebben ze in eigen huis een grafisch ontwerpster, Astrid De Deyne, die verantwoordelijk is voor de trendy decoraties en voor de verpakkingen. In België ontwerpt vooral Jean-Louis d’Or voor S&P en verder wordt er nog gewerkt met een Duitse en Indische ontwerper. Ook Leo Aerts vinden we terug in de collectie. Ontwerpers zijn steeds welkom om nieuwe ideeën te presenteren. Paul Aerts is ervan overtuigd dat originaliteit en creativiteit rendeert en hij is dan ook continu op zoek naar nieuwe dingen. Domani
Yong
Bart Bauweraerts en Jan Buelens richtten 18 jaar geleden Domani op, met een geheel eigen productie naar eigen ontwerp. Bart had als verkoper bij een groothandel al in de sector gewerkt. Ze gingen op zoek naar mogelijkheden in glas, maar kwamen al snel bij aardewerk uit. Walter Van Gastel, een naam in de bloemen- en plantenwereld, financierde mee de opstart en stelde hen ruimte ter beschikking, achteraan in een loods. De eerste producten waren handbeschilderde potjes, die ze inkochten bij groothandel Van Remoortel en met de hand afwerkten. Ook Murano-glas werd te koop aangeboden. Voor de productie is men al snel in Hongarije uitgekomen, waar men produceert in Boedapest en Pecs, het centrum van de keramiek aldaar. Men was aanvankelijk een beetje bang voor China. Nu ligt dat anders. Zo is men voor de White Gold-collectie van Stefan Schöning na lang zoeken naar de gewenste afwerkingskwaliteit en productiemethode, toch in China beland. Mede door het feit dat Stefan niet gewoon was om met keramiek te werken, waren zijn ontwerpen moeilijk te realiseren. De naam van de collectie is trouwens geïnspireerd door het feit dat porselein in het 17de-eeuwse China als ‘wit goud’ beschouwd werd. De collectie bestaat uit een aantal objecten die zowel voor binnen als buiten passen,
partner for its glassware, so this is still produced in Poland, Slovenia and the Czech Republic. With the S&P label they aim to better position themselves in the design world. The collection has been in existence for 10 years now and results from collaborations with an Australian and Greek partner. For practical reasons the company’s management is concentrated in Australia. It turned out that having several branches was unworkable. The products are distributed throughout the world. To reach the rest of the world the company participates in trade fairs in Brussels (DecooH), Frankfurt (Ambiente) and Paris (Maison & Objet). In the beginning S&P confined its activities to porcelain, but in the meantime the range has grown to become a total concept, from cutlery, vases, and clocks to standard lamps. Whereas originally most of the products were bought in and decorated to suit the latest trends, 90% of the current range is made up of in-house designs. To this end they have brought in an in-house graphic designer, Astrid De Deyne, who is responsible for coming up with the trendy decorations and packaging. In Belgium the main designer is Jean-Louis d’Or, for S&P, and they also rely on a German designer and an Indian designer. Leo Aerts is also involved in the collection. Designers are always welcome to present new ideas. Paul Aerts is convinced that originality and creativity pays and so he is continually in search of new things. Domani Bart Bauweraerts and Jan Buelens set up Domani 18 years ago, with its own, complete and originally designed production set-up. Bart had already worked in the sector as a buyer for a wholesale business. They originally set out in search of possibilities for glass, but soon settled on pottery. Walter Van Gastel, a name from the world of flowers and plants, co-financed the company’s start-up and provided the space in the back of a warehouse. The first products were hand-painted pots, which they bought in from the wholesalers Van Remoortel and finished by hand. They also sold Murano glass. When it came to production they settled on Hungary fairly quickly, the main locations being Budapest and Pecs, the centre of ceramics in that country. They initially felt a little trepidation about China. But now they think otherwise. They ended up in China, in any case, for Stefan Schöning’s White Gold collection, after searching long and hard for the right production method and quality of finish. Stefan’s designs weren’t easy to produce, partly due to the fact that he wasn’t used to working with ceramics. Indeed, the collection’s name is inspired by the fact that porcelain was known as ‘white gold’ in 17th century China. The collection consists of a number of objects which are suitable for interiors or exteriors, and are just as appropriate for city projects as they are for modern interiors. So in fact a lot has changed since the beginning. Over the years many of the products have become more ‘monumental’. Besides its large pieces in terracotta, Domani is known for objects in materials like zinc and polyester. These are mostly
even goed bruikbaar voor stadsprojecten als in een hedendaags interieur. Sinds de start is er dus veel veranderd. Met de jaren zijn veel van de producten ‘monumentaler’ geworden. Naast het terracotta in groot formaat is Domani ook gekend voor objecten in materialen als zink en polyester. Deze worden vooral verkocht via de betere bloemisterijen en tuinzaken, maar ook via projecten met architecten. Domani heeft tot voor kort nooit uitgepakt met namen van designers. Bij de opstart hadden ze niet de reflex om onmiddellijk ontwerpers te contacteren. Er was toen trouwens toch geen geld om met bekende namen samen te werken. Daarom werd aanvankelijk alles door henzelf gerealiseerd, zowel naar modellen als kleuren. Men brengt ook slechts enkele nieuwe producten per jaar op de markt, in tegenstelling tot de bedrijven in de sector die meer inspelen op trends. Met Paul Odekerke, een Nederlandse keramist, klikte het wonderwel. Vanuit die samenwerking groeide de Limited-collectie. Domani heeft ook een voorliefde voor raku, keramiek gekenmerkt door zijn bijzondere craquelé. Voor het outdoor-gamma is het kleurengamma beperkt, maar de interieurcollectie heeft heel mooie kleuren. Het gamma gaat verder dan alleen aardewerk: Amandus Vanquaille (The Nomad Concept) ontwikkelde voor Domani vier standaardzeilen naar het model van de rest van zijn tentsculpturen. JeanFrançois d’Or ontwikkelde een aantal meubelen vertrekkend vanuit de vorm van een vaas. Domani is ook verdeler van de keramiek van het Franse Barraux-Parage, een collectie die ze leerden kennen op de Scenes d’Interieur van Maison & Objet. Op deze beurs komen zich elk jaar heel wat ontwerpers voorstellen en ze kunnen daar hun internationale klanten zien. Belangrijk bij zo’n beurs is een goede catalogus en na de afloop volgens steeds vele bestellingen. Er wordt ook een speciale catalogus gemaakt voor architecten en bloemisten, omdat dit geheel verschillende markten zijn. •
sold through the more up-market florists and garden centres, but also through projects run by architects. Until recently Domani had never enlisted the names of designers. When they first started they didn’t have a natural reflex for contacting designers. And there wasn’t enough money, in any case, to collaborate with well-known names. This is why they started out by deciding on the models and colours themselves. And they only introduce a few new products to market per year, as opposed to other companies in the sector which respond more readily to trends. Things clicked wonderfully well with Paul Odekerke, a Dutch ceramicist. It was from this collaboration that the Limited collection grew. Domani also has a fondness for raku, ceramics with a special craquelured glaze. The colours of the outdoor range are limited, but the indoor collection features some really beautiful colours. The range goes further than just pottery: Amandus Vanquaille (The Nomad Concept) developed for Domani four standard sail cloths based on the model for his tent sculptures. Jean-François d’Or developed several items of furniture based on the shape of a vase. Domani also distributes ceramics by the French firm Barraux-Parage, a collection to which they were introduced at Scenes d’Interieur at the Maison & Objet fair. Lots of designers come to display their products at this fair every year and it is the place where they meet their international clients headto-head. The important thing to have at a fair like this is a good catalogue, from which lots of orders will usually follow. There is also a special catalogue made for architects and florists, because these are very different markets. •
White Gold, Stefan Schöning voor White Gold Collection/Domani
26 27 28 29 30 31
Ondoordring Keramiek van Johan Creten
— Lut Pil
Impenetrable area. Ceramics by Johan Creten La Perle Noire V, La Chinoise (2007)
Why does strange fruit always look so sweet? (2002/2008)
gbaar gebied. n
Sinds de jaren 80 werkt Johan Creten (°1963, SintTruiden) met klei. Hij doet dit zonder om te kijken naar de besloten keramiekwereld die soms ongemakkelijk haar plaats zoekt in de wereld van kunst, ambacht of design. Zijn praktijk situeert hij in de grote traditie van de beeldhouwkunst. Heel direct speelt hij met referenties naar de 19de-eeuwse beeldhouwer Auguste Rodin of naar de 16de-eeuwse keramist, kunstenaar en wetenschapper Bernard Palissy, maar ook Lucio Fontana is voor hem een artistieke voorloper in het ruimtelijk openbreken van de keramische huid. De band met klassiekers uit de kunstgeschiedenis zoekt Johan Creten ook doelbewust op wanneer hij in belangrijke internationale musea tentoonstelt. Tijdens de expositie Contrepoint 2 (2005) plaatste hij zijn beelden in de Palissy-zaal van het Louvre. In 2007 confronteerde hij zijn sculpturen in het Stedelijk Museum De Lakenhal in Leiden met 17de-eeuwse voorwerpen in grillige kwabstijl. Het zijn twee voorbeelden van een tentoonstellingspraktijk die hem goed ligt. Onlangs was hij een van de kunstenaars die expliciet in dialoog gingen met collectiestukken op de tentoonstelling Who’s Afraid of the Museum in het Mechelse Hof van Busleyden (voorjaar 2010). Tussen zijn werk en bepaalde museumobjecten ontstonden boeiende dubbelportretten, bewust opgezocht door de curatoren Bert De Leenheer, Dirk Vanhecke en Stef Van Bellingen. De dialogen vertakten zich bovendien naar andere collectiestukken, omdat de sculpturen van Johan Creten meerduidig zijn en zich inhoudelijk en visueel niet binnen vaste contouren laten opsluiten.
Johan Creten (born 1963, Sint-Truiden) has been working in clay since the 1980s. He does this without paying attention to the closed world of ceramics, which sometimes occupies an uncomfortable seat in the world of art, craft or design. He situates his work in the greater tradition of sculpture. He plays with very direct references to the 19th century sculptor Auguste Rodin, or the 16th century ceramicist, artist and scientist Bernard Palissy. But he also sees Lucio Fontana as an artistic frontrunner when it comes to spatially rupturing the shell of ceramics. Johan Creten deliberately seeks this connection with the classics from the history of art when he exhibits his work at major international museums. At the Contrepoint 2 (2005) exhibition he set up his sculptures in the Palissy room of the Louvre. In 2007 he placed his sculptures head-tohead with 17th century objects in a strangely flabby style at the De Lakenhal Municipal Museum. These are two examples of a method of exhibition which suits him. He was recently one of the artists who explicitly entered a dialogue with collection pieces at the Who’s Afraid of the Museum exhibition in the Hof van Busleyden in Mechelen (spring of 2010). Fascinating dual portraits arose between his works and certain museum objects, and these were deliberately sought by the curators Bert De Leenheer, Dirk Vanhecke and Stef Van Bellingen. These dialogues also branched off towards other collection pieces, because Johan Creten’s sculptures are ambiguous and cannot be confined within set contextual or visual lines.
Johan Creten durft groot te denken en te werken, in keramiek en in brons. In zijn recente persoonlijke tentoonstelling Dark Continent bij galerie Emmanuel Perrotin in Parijs (voorjaar 2010) hielden drie reusachtige eekhoorns in geglazuurd steengoed een al even monumentale eikel tegen hun lichaam geklemd (Collectors, 2008-2009). De spanning van deze twee meter hoge dierenlichamen, rechtop en tegelijkertijd in een lichte boog gekromd, geeft de beelden een ingehouden beweging. Die beweging zet zich door in de behandeling van hun geglazuurde huid. Johan Creten ‘denkt’ in het medium keramiek. Hij buit het oncontroleerbare van de glazuurwerking uit om oppervlakken ogenschijnlijk te laten schuiven en gisten als donkere territoria. Door de indruk van beweging verliest de blik zich in de textuur van het beeld. De kleuren hebben er diepte – letterlijk en figuurlijk – en spreken tegen dat beeldhouwkunst een kunst van contouren zou zijn die ook door een blinde zou kunnen worden gemaakt. Kleur is hier even essentieel als de vorm. Kleur is onmisbare informatie voor de expressie van het beeld, zoals Eugène Delacroix dit in een beroemd geworden dagboeknotitie verwoordde: ‘La couleur n’est rien, si elle n’est convenable au sujet, et si elle n’augmente pas l’effet du tableau par l’imagination’. De soms vurige kleurtoetsen in wat voor veel 19de-eeuwse tijdgenoten van Delacroix enkel chaos leek, krijgen bij Johan Creten een driedimensionale drager en versmelten tot smeuïge emailvelden.
Johan Creten is not afraid to think and work big in ceramics or bronze. At his recent personal exhibition Dark Continent at the Emmanuel Perrotin gallery in Paris (spring of 2010), three giant glazed ceramic squirrels pressed an equally monumental acorn to their bodies (Collectors, 2008-2009). The inherent tension of these 2-metre-high animal bodies, standing erect but ever so slightly bowed, gave the figures a restrained sense of movement. This sense of movement continued in the treatment of their glazed skins. Johan Creten ‘thinks’ in the medium of ceramics. He bends the uncontrollable aspects of the glaze finish to make surfaces appear to shift and seethe like dark territories. Through this impression of movement the look gets lost in the texture of the sculpture. The colours have depth – literally and figuratively – and contradict the idea that sculpture is an art of contours that could be mastered by a blind man. Here, the colour is every bit as essential as the form. Colour is an indispensable item of information in expressing the image, as Eugène Delacroix once put it in a now famous diary note: ‘La couleur n’est rien, si elle n’est convenable au sujet, et si elle n’augmente pas l’effet du tableau par l’imagination’. The at times fiery colour touches, in what appeared to many of Delacroix’s 19th century contemporaries to be nothing but chaos, are given a three dimensional medium by Johan Creten and melt together into vivid fields of enamel.
Niets lijkt vast te liggen. De keramische beelden (en eigenlijk ook hun bronzen tegenhangers) lijken elk ogenblik te kunnen openbarsten in nieuwe organische vormen die op hun beurt een eigen leven leiden. Hun huid verhindert een aandachtspunt, zelfs indien de toeschouwer zich op het beeld fixeert. Ze
Nothing appears fixed. The ceramic figures (and their bronze counterparts for that matter) look capable at any time of bursting out into new organic forms and living a life of their own. Their skins present no point on which to attach a look or glance, even if the onlooker fixes on the figure. They resist any gaze that seeks to categorise or
verzetten zich tegen een blik die wil categoriseren en definiëren. Soms zijn het ongenaakbare totems, alsof de beeldhouwer zijn eigen creaties niet in bedwang kon houden en de monumentaliteit onafhankelijk van zijn eigen inbreng ontstaat. Toch willen deze sublieme wezens aangeraakt worden. Door hun formaat creëren ze afstand die door de zintuiglijkheid van hun huid weer wordt tenietgedaan. De uitnodiging tot aanraken is meteen ook een uitnodiging om het beeld te begrijpen, om het beeld in de eigen concrete ervaringscontext te plaatsen. De Finse architect en architectuurtheoreticus Juhani Pallasmaa citeert daaromtrent in zijn essay The eyes of the skin de antropoloog Ashley Montagu: ‘[The skin] is the oldest and the most sensitive of our organs, our first medium of communication, and our most efficient protector [...] Even the transparent cornea of the eye is overlain by a layer of modified skin. [...] Touch is the parent of our eyes, ears, nose, and mouth. It is the sense wich became differentiated into the others, a fact that seems to be recognised in the age-old evaluation of touch as ‘the mother of the senses’.’1 Aarde als de moeder van de beeldhouwkunst is hier een mal voor de tastzin als de moeder van de zintuigen. Het aanraken (of de uitnodiging daartoe) roept een ervaring op die concreet in de tijd verloopt en een actieve, persoonlijk uitgevoerde handeling veronderstelt. Sporen laat dit niet meteen na op het beeld, tenzij bij veelvuldig aanraken, wat dan een patina oplevert (en waar het bronzen beeld I Am a Good Horse on a Soft Brick expliciet mee speelt). Als een (esthetisch) effect wijst patina op de dynamische relatie van het aanraken, maar ook op de dynamische eigenschappen van de materie: ‘Patina can be regarded as a material accretion to the object or as a sort of corroding ‘parasite’, but it is not one that adheres from outside to the surface of the object, but rather emerges from inside of it, indicating therefore an immanent dynamics of the matter.’2 Steeds opnieuw herkent men in Cretens sculpturen een iconografie die op uiteenlopende wijze vrouwelijkheid en vruchtbaarheid oproept. Dark Continent brengt zelfs bronzen beelden waarin de vrouw ruw lijkt gekneed uit natte klei en als een klomp vochtig gehouden aarde de man ontvangt (I Am a Good Horse on a Soft Brick, 2004-2008). Wat tot een duidelijk profiel is herleid – een fallussokkel – draagt een vrouwenlichaam dat bijna vormeloos is geworden (en dat ook verwijst naar het plastische verbouwen van het vrouwenlichaam om aan heersende of perverse schoonheidsnormen te beantwoorden). Vruchtbaarheid zit ook in de glazuren die Johan Creten gebruikt. De glazuren verleiden de toeschouwer, trekken hem dichterbij en lokken hem rondom hun ‘kloppende’ lichaam. Op de huid maar ook onder de huid lijkt de materie voortdurend te bewegen. Het druipende, glimmende email brengt de abstractie van het sjabloon waarin bijvoorbeeld de eekhoorns zijn vormgegeven, terug naar een concreet, materieel niveau. Mat en glanzend wisselen elkaar af, een roze huid lijkt met mos overgroeid. Het is de vochtige natuur van een Gustave Courbet, de donkere oever aan een beboste waterpartij, waar de vegetatie ruikt naar een plek zonder licht, ondergedompeld in een tijdloze, glibberige schaduw waarin alles langzaam voortgroeit. Of het is het Afrikaanse oerwoud dat de ontdekkingsreiziger Henry Morton Stanley een ‘donker continent’ noemde. Sigmund Freud nam deze uitdrukking over om na
dertig jaar praktijk te noteren dat het seksuele leven van de volwassen vrouw evengoed een donker continent bleef voor de psychologie. Johan Creten eigent zich op zijn beurt deze formulering toe als titel voor bepaalde sculpturen of voor zijn tentoonstelling. Veel van zijn werk evoceert immers wat Julia Kristeva in de International Dictionary of Psychoanalysis bij het lemma aangeeft: ‘The evocative phrase dark continent connotes a geographic space that is murky and deep, one that defies understanding.’ 3 Of nog anders geformuleerd: ‘Sphinx-like, Woman thus remains for him [Freud, maar evenzeer Johan Creten] a ‘dark region’ associated with enigmatic and dangerous powers – an unchartered feminine terrain, theoretically ‘unsatisfying, shadowy and incomplete.’ 4 Cretens beelden zijn heel fysiek aanwezig en ademen de lichamelijkheid van aarde en vrouw en van de immanente veranderingen in deze vormen van ‘materie’. Als een bijna natuurlijk gevolg hiervan ontstaat een spanning tussen vorm en vervorming. Wat uitgehard is, lijkt ook weer zacht te kunnen worden, zelfs vloeibaar en eindeloos te transformeren. Email verandert van kleur, concaaf wordt convex en in het barokke oppervlak groeien nieuwe structuren. Patronen kunnen zich herhalen, soms in een zekere symmetrie. Twee stronken, twee rotsen, twee golven: is de ene helft een verdubbeling van de andere, of is de ene een vervolg op de andere en daarom reeds van de symmetrie afgeweken? Het werk van Johan Creten vraagt een aandachtig kijken. En zelfs dan wordt de toeschouwer voortdurend verrast. Plots ziet men een opengewerkte navel in een overwoekerd rozentorso: het verleidelijke maar bedreigende vrouwenlichaam lijkt iets van toenadering te beloven. In de binnenholte van een ander vrouwenbeeld fonkelt een bronzen bijenkorfhoofd als een gouden reliekschrijn (Le Rocher, 2010). Vrouw en korf worden er metafoor voor behuizing, met wereldlijke en goddelijke connotaties. Ze refereren aan ‘architectuur, hut, koepel, mijter’ en aan de ‘intensiteit’ en ‘grandeur’ die daarbij horen, aldus de kunstenaar.5 Elders bekroont een vergulde sprinkhaan een wespennest of bijenkorf (Wasps, 2002). Het monumentale sierstuk oogt decoratief maar is tegelijkertijd een reflectie over de complexe band tussen kunstenaar en gemeenschap. Johan Creten herkent er iets in van ‘De krekel en de mier’. Maar Wasps is minder eenduidig. De structuur van het beeld kan ook gelezen worden ‘als een Golgotha, een podium, een architectuur, een monument... (is de ondertitel niet Monument voor de ongekende kunstenaar)? Is het vergulde insect een beeld van mezelf, krekel of sprinkhaan? Muziek of verbrande aarde? Profiteur of noodzaak? Zijn de Wasps strijders, agressief maar ook ondersteunend en constructief, of werkers, naamloos en communautair tegenover... uniek en eenzaam?’ De relatie tussen kunstenaar en maatschappij is daarom niet zo negatief als in La Fontaines fabel, want publiek en privaat mecenaat maken het de kunstenaar mogelijk om verder te werken.6 In het Hof van Busleyden contamineert dit beeld de opstelling van een hele tentoonstellingszaal en maakt er duidelijk dat mens, dier, ornament, kunstenaar en maatschappij gemakkelijk tot eenzelfde cluster van betekenissen kunnen behoren.
define them. At times they are like unapproachable totems, as though the sculptor were unable to control his own creations and it was not he who gave them their monumental proportions. And yet these sublime beings crave to be touched. By virtue of their size they create distance, which is then destroyed by the sensuality of their skin. The invitation to touch is at the same time an invitation to understand the image, to place the image in its own special context of experience. On this subject Finnish architect and architectural theoretician Juhani Pallasmaa quotes in his essay The eyes of the skin, anthropologist Ashley Montagu: ‘[The skin] is the oldest and the most sensitive of our organs, our first medium of communication, and our most efficient protector [...] Even the transparent cornea of the eye is overlain by a layer of modified skin. [...] Touch is the parent of our eyes, ears, nose, and mouth. It is the sense that became differentiated into the others, a fact that seems to be recognised in the age-old evaluation of touch as ‘the mother of the senses’.’1 Earth as the mother of sculpture is here a template for touch as the mother of the senses. Touch (or the invitation to touch) calls up an experience which takes place in time and assumes an active, personal and deliberate action. There are no immediate traces of this on the statue, unless left by multiple touches, which then creates a patina (an idea explicitly entertained by the bronze statue I Am a Good Horse on a Soft Brick). Patina, as an (aesthetic) effect, refers to the dynamic relationship of touching, and to the dynamic properties of the material: ‘Patina can be regarded as a material accretion to the object or as a sort of corroding ‘parasite’, but it is not one that adheres from outside to the surface of the object, but rather emerges from inside of it, indicating therefore an immanent dynamics of the matter.’ 2 Always anew, we recognise in Creten’s sculptures an iconography that calls up femininity and fertility in varying ways. Dark Continent actually presents bronze statues in which the woman seems to be roughly kneaded from wet clay and replaces the man as a lump of earth which has been kept damp (I Am a Good Horse on a Soft Brick, 2004-2008). Something which has been reduced to a clear profile – a phallic pedestal – bears a female body which has become almost formless (and which also refers to the plastic remodelling of the female body to satisfy prevailing or perverse standards of beauty). Fertility also lies in the glazes that Johan Creten uses. The glazes seduce the onlooker, pull him closer and entice him around their ‘beating’ body. The matter appears to be moving constantly on the skin but also under the skin. The trickling, gleaming enamel brings the abstraction of the template through which the squirrels, for example, took shape, back to a concrete, material level. Matt alternates with gloss, a pink skin appears to be overgrown with moss. It is the damp nature of a Gustave Courbet, the dark bank of a forest pond, where the vegetation smells of a place without light, wrapped in a timeless, slippery shadow in which everything slowly carries on growing. Or it is the jungle of Africa, which the explorer Henry Morton Stanley referred to as a ‘dark continent’. Sigmund Freud adopted this expression to note, after thirty years of practice, that the sexual life of the adult woman was still a dark continent to psychology. Johan
Creten also adopts this phrase as a title for some of his sculptures or for his exhibition. Indeed, much of his work evokes Julia Kristeva’s definition in the International Dictionary of Psychoanalysis: ‘The evocative phrase dark continent connotes a geographic space that is murky and deep, one that defies understanding.’3 Or, to put it another way: ‘Sphinx-like, Woman thus remains for him [Freud, but equally Johan Creten] a ‘dark region’ associated with enigmatic and dangerous powers – an unchartered feminine terrain, theoretically ‘unsatisfying, shadowy and incomplete.’4 Creten’s sculptures have a very physical presence and are redolent with the corporality of earth and woman and of immanent changes in these forms of ‘matter’. As an almost natural consequence of this there arises a tension between form and distortion. Something that has hardened also looks like it might be soft, or even fluid and capable of endless transformation. Enamel changes colour, concave becomes convex and new structures grow in the baroque surface. Patterns can repeat, sometimes with a certain symmetry. Two stumps, two rocks, two waves: is one half a copy of the other, or is one a consequence of the other and therefore a departure from the symmetry? The work of Johan Creten requires close attention. And even then the onlooker can be constantly surprised. Suddenly we see a cut away navel in an overgrown rose torso: the seductive yet threatening female body seems to promise something like permission of closeness. In the cavity of another female figure there scintillates a bronze beehive head like a golden reliquary (Le Rocher, 2010). Woman and hive are metaphoric of home, with connotations of the worldly and the divine. They refer to ‘architecture, hut, dome, mitre’ and to the ‘intensity’ and ‘grandeur’ associated with these, so the artist tells us.5 Elsewhere a gilded grasshopper crowns a wasps’ nest or beehive (Wasps, 2002). The monumental ornament looks decorative but is at the same time a reflection on the complex connection between artist and community. Johan Creten acknowledges something in it of ‘The Grasshopper and the Ant’. But Wasps is less unambiguous. The structure of the sculpture can also be read as ‘a Golgotha, a stage, an architecture, a monument... (is not the subtitle Monument to the unknown artist)? Is the gilded insect an image of myself, a cricket or a grasshopper? Music or scorched earth? Profiteer or necessity? Are the wasps warriors, aggressive but also supportive and constructive, or workers, nameless and communal as opposed to... unique and solitary?’ The relationship between artist and society is therefore not as negative as in La Fontaine’s fable, for the public or private patron makes it possible for the artist to carry on working.6 In the Hof van Busleyden this sculpture contaminates the setup of an entire exhibition hall and makes it clear that humankind, animal, ornament, artist and society can easily belong to the same cluster of meanings. These tentacles of context and form also wind around older sculptures in the Hof van Busleyden collection. Sculptures built from one perspective take on several profiles when cleverly set up with Creten’s statues. Suddenly the rear view is just as interesting as the front. In the Hof van Busleyden
Ashley Montagu, ‘Touching: The Human Significance of the Skin’,
Ashley Montagu, ‘Touching: The Human Significance of the Skin’, New
1
1
New York: Harper & Row, 1986, p.3; geciteerd door Juhani Pallasmaa,
York: Harper & Row, 1986, p.3; quoted by Juhani Pallasmaa,
‘The Eyes of the Skin. Architecture and the Senses’, Chichester, West Sussex:
‘The Eyes of the Skin. Architecture and the Senses’, Chichester, West
Wiley, 2005, p. 11.
Sussex: Wiley, 2005, p. 11.
Madalina Diaconu, ‘Patina – Atmosphere – Aroma.
Madalina Diaconu, ‘Patina – Atmosphere – Aroma.
2
2
Towards an Aesthetics of Fine Differences’, in A.-T. Tymieniecka (ed.),
Towards an Aesthetics’ of Fine Differences’, in A.-T. Tymieniecka (ed.),
Analecta Husser liana, XCII, 2006, p. 132.
Analecta Husserliana, XCII, 2006, p. 132.
Julia Kristeva, ‘Dark Continent’, in Alain de Mijolla (ed.),
Julia Kristeva, ‘Dark Continent’, in Alain de Mijolla (ed.),
3
3
International Dictionary of Psychoanalysis, 2005. eNotes.com, 2006,
International Dictionary of Psychoanalysis, 2005. eNotes.com, 2006,
www.enotes.com/psychoanalysis-encyclopedia/dark-continent,
www.enotes.com/psychoanalysis-encyclopedia/dark-continent,
geraadpleegd op 8 maart 2010.
consulted on 8 March 2010.
Joan Raphael-Leff, ‘Freud’s ‘Dark Continent’’,
Joan Raphael-Leff, ‘Freud’s ‘Dark Continent’’,
4
4
in Parallax, 13, 2, 2007, p. 41.
in Parallax, 13, 2, 2007, p. 41.
The Rock (2009-2010)
Miami Wave (2003)
Die inhoudelijke en vormelijke tentakels slingeren zich ook rond oudere beeldhouwkunst in de collectie van het Hof van Busleyden. Sculpturen die vanuit één gezichtspunt zijn opgebouwd krijgen door een uitgekiende opstelling met Cretens beelden meerdere profielen. Plots is de achterzijde even interessant als het vooraanzicht. In het Hof van Busleyden gebeurt dit impliciet in de dialoog tussen Cretens Miami Wave en enkele neoclassicistische marmersculpturen. Maar zelfs als de confrontatie heel nadrukkelijk gebeurt, zoals tussen Miami Wave en een buste van de 17de-eeuwse Mechelse beeldhouwer Lucas Faydherbe, is het resultaat intrigerend. ‘Miami Wave (2003) was in oorsprong geïnspireerd op de vloedgolven in Miami. Cretens fascinatie met de oerkracht van de natuur vormt het hoofdelement van zowel de sculptuur als haar presentatie in Busleyden. Creten draait een van de busten van Lucas Faydherbe om en toont op die manier hoe het beeld is opgebouwd. Net als bij een kreupelwoud wordt de huid van de buste gestut door zuilen in klei, en het is hier dat de klei haar oorsprong toont: de aarde. Het is de aarde waar we van leven, tot kunst gekneed, maar haar natuurlijke energie behoudend; op die manier wordt Miami Wave een sculpturale voorstelling van perfecte schoonheid, van een voortdurende beweging en vernieuwing die zulke zuivere vormen aanneemt, die enkel de natuur zelf kan creëren.’7 Niet langer onttrokken aan het zicht, opent de achterzijde van de terracottabuste van Faydherbe op een donker, beenderig krocht, een terra incognita, zoals Miami Wave een ondoordringbaar ‘continent’ suggereert boven twee vlezige been-golven. •
this happens implicitly in the dialogue between Creten’s Miami Wave and a few neoclassical marble sculptures. But even if the confrontation is made very explicit, as between Miami Wave and a bust by the 17th century sculptor from Mechelen, Lucas Faydherbe, the result is intriguing. ‘Miami Wave (2003) was originally inspired by tidal waves in Miami. Creten’s fascination with the primeval force of nature provides the main element of both the sculpture and its presentation in Busleyden. Creten turns one of Lucas Faydherbe’s busts around and in this way shows how the piece was built up. Like a thicket, the skin of the bust is propped up by clay pillars and it is through this that the clay reveals its origin: the earth. It is from the earth that we live, moulded into art, but retaining its natural energy; in this way Miami Wave becomes a sculptural presentation of perfect beauty, of a continuous movement and renewal which assumes pure forms of this type, which only nature itself can create.’7 No longer hidden from view, the rear of Faydherbe’s terracotta bust opens up a dark, skeletal crypt, a terra incognita, just as Miami Wave suggests an impenetrable ‘continent’ above two fleshy wave legs. •
Collectors (2008-2009)
Wasps, or monument for the unknown artists (2002)
Johan Creten geciteerd door Daan Rau, ‘Een eigen parcours.
Johan Creten quoted by Daan Rau, ‘Een eigen parcours. Beelden
5
5
Beelden van Johan Creten’, in OKV, 46 jg., oktober-november 2008, p. 7.
van Johan Creten’, in OKV, 46 Vol, October-November 2008, p. 7.
6
Toelichting van Johan Creten aan Lut Pil, maart 2010.
7
6
Explanation by Johan Creten for Lut Pil, March 2010.
Michael Schär, ‘Johan Creten’, in Who’s Afraid of the Museum.
7
Michael Schär, ‘Johan Creten’, in Who’s Afraid of the Museum.
Actuele kunst in confrontatie met de collectie van het museum
Actuele kunst in confrontatie met de collectie van het museum
Hof van Busleyden. Mechelen: Stedelijke Musea, 2010, p. 60.
Hof van Busleyden. Mechelen: Stedelijke Musea, 2010, p. 60.
32 33 34 35 36
Le Don du Fel, Europese aardewerklaboratorium
— Henk Va n Nieu w enhov e
Le Don du Fel, European stoneware laboratory
De tijd heeft nauwelijks vat op de grillige landschappen van de Auvergne, waar de natuur de bovenhand haalt. Achter de vulkanische heuvels verwacht je een jachttafereel met cro-magnons en langharige mammoeten. De kleuren van dit woeste land zijn ontstaan door de verwoestende kracht van vuur en lava. Eén met de natuur, in de oven van Frankrijk, bevindt zich de Pôle Européen pour la Céramique Contemporaine, een laboratorium waar sedert 2007 Europese hedendaagse keramiek gepromoot wordt. Als er één plek in Europa is waar aardewerk thuishoort, dan is het wel hier. ‘In een grootstad is er te veel drukte en lawaai om de kleine stem van de hedendaagse keramiek te kunnen horen. Ici, c’est une véritable oasis.’ Aan het woord zijn Suzy en Nigel Atkins, de bezielers van Le Don du Fel. Begin jaren 70 werden zij, op bezoek in de Cantal, aangezogen door de pottenbakkerijen van Montsalvy. Het was liefde op het eerste gezicht. ‘Vrienden hadden in de Dordogne voor een stokbrood een huis gekocht’, lacht Nigel Atkins. ‘Ik verkocht mijn camera om een huis en een lap grond van 30 hectare te kopen.’ Er was geen water en geen elektriciteit en het pand moest nog helemaal bewoonbaar gemaakt worden. Het Brits-Amerikaanse koppel woonde in Londen waar hij business manager en zij secretaresse was. Suzy ging echter een cursus keramiek volgen aan het Harrow Art College, waar bleek dat ze aardig wat talent had. Toen ze haar diploma op zak had, vestigde het koppel zich in Zuid-Frankrijk en in 1977 zag de Poterie du Don het levenslicht. ‘We zijn van nul begonnen’, zegt Nigel Atkins. ‘Niemand kende ons, wij hadden geen netwerk. Maar Suzy had talent voor keramiek, ze ontwikkelde een persoonlijke stijl en die sloeg aan zodat ze al snel verdronk in het werk.’ Stap voor stap bouwden Suzy en Nigel hun business uit en na een parcours van 30 jaar, in 2007 om precies te zijn, openden ze in het nabijgelegen adelaarsnest Entraygues-sur-Truyère, op het plateau van de Puech de Cassos, een Europees laboratorium voor hedendaagse keramiekkunst dat jaarlijks zo’n 50000 bezoekers trekt. Ruraal Guggenheim Entraygues-sur-Truyère is één van die dorpen waarvan men zegt dat de tijd er is blijven stilstaan. Het werd dan ook terecht gelabeld als ‘plus beau Village de France’. Een vredig gevoel overvalt je wanneer je het dorp in de Aveyron achterlaat en het groene landschap induikt via een meanderende weg die eertijds de pelgrims naar Compostella voerde. Plots doemen op de heuvelkam als een fata morgana vijf cilindrische constructies op die samen Le Don du Fel vormen. De koperkleurige constructies lijken de warmte van de zon op te vangen als reusachtige ovens. Binnenin vermoedt men het sudderende magma dat uit het binnenste van de aarde wordt opgestuwd om er de duistere krachten van de alchemie te tarten. Heel even doet de zinderende constructie denken aan het Guggenheim in Bilbao, ware het niet dat de bucolische omgeving die droom uit elkaar doet spatten. Roofvogels cirkelen boven de ovens, eindeloze bossen vormen hun habitat, rotsen en kloven doorklieven het landschap. De mens wordt hier letterlijk met zijn voeten op de grond gedrukt en tot bescheidenheid aangezet in deze
Time hardly seems to affect the rugged landscapes of the Auvergne, where nature has the upper hand. Out on the volcanic hills you might expect to witness a hunting scene, with Cro-Magnons and woolly mammoths. The colours of this wild land were created by the devastating power of fire and lava. At one with nature, in the oven of France, we find the Pôle Européen pour la Céramique Contemporaine, a laboratory which has been promoting modern European ceramics since 2007. If there is a place in Europe where pottery is truly at home, this is it. ‘It is too busy and too noisy in a large city to hear the tiny voice of modern ceramics. Ici, c’est une véritable oasis.’ These are the words of Suzy and Nigel Atkins, the driving force behind Le Don du Fel. In the early 1970s, while visiting the Cantal, they were drawn to the potteries of Montsalvy. It was love at first sight. ‘Our friends bought a house in Dordogne for the price of a baguette’, laughs Nigel Atkins. ‘I sold my camera for a house and 30 hectares of land.’ We had no water and no electricity, and there was a lot to be done before we could live there. The BritishAmerican couple were living in London, where he was a business manager and she a secretary. But Suzy took classes in pottery at Harrow Art College, where it became clear that she had something of a talent. Once she gained her diploma the couple moved to the South of France, and the Poterie du Don saw the light of day in 1977. ‘We started with nothing’, says Nigel Atkins. ‘Nobody knew who we were, we had no network. But Suzy had a talent for pottery and developed a style of her own, which caught on. And she was quickly flooded with work.’ Step-by-step Suzy and Nigel built up their business and, after a journey of 30 years, in 2007 to be precise, they opened a European laboratory for modern ceramic art nearby, in the valley of Entrayguessur-Truyère, on the Puech de Cassos plateau. It now attracts a good 50,000 visitors a year. Rural Guggenheim Entraygues-sur-Truyère is one of those villages where they say that time stood still. It is rightly known as the ‘plus beau Village de France’ (most beautiful village in France). You start to feel the peace and calm once you leave this village in the Aveyron behind you and dive into the green landscape, along a meandering road that once led the pilgrims to Compostella. Suddenly, five cylindrical constructions appear like a mirage over the crest of the hill, together they form the Le Don du Fel. The copper-coloured constructions appear to absorb the heat of the sun like giant kilns. Inside you suspect that simmering magma, sent up from the centre of the earth, will conjure up the dark powers of alchemy. Fleetingly this shimmering construction might call to mind the Guggenheim in Bilbao, were it not for the fact that such a dream could never last in this bucolic environment. Birds of prey circle over the kilns, endless forests form the habitat, rocks and chasms cleave through the landscape. This place literally forces you to keep your feet on the ground, to be unobtrusive amid the symphony of nature. Here, all is dominated by the earth, the earth which will be smelted, through the power of the elements, into ceramic creativity in the laboratory of art.
symfonie van de natuur. Hier heerst de aarde nog, de aarde die door de kracht van de elementen in het laboratorium van de kunst zal versmelten tot keramische creativiteit. Jacques Lacombe en Michel de Florinier zijn de architecten van deze rurale versie van het Guggenheim. Afkomstig uit Rodez kennen zij de streek en zijn ze ervan doordrongen. Zij zijn erin geslaagd de perfecte harmonie te vinden tussen de overweldigende natuur en het intense ambacht van de keramiek. De vijf cilindrische potten die ze in het groen hebben neergepoot lijken zo uit de aarde op te rijzen en zijn discreet met elkaar verbonden als een chemische molecule. Samen vormen ze een culturele en economische aantrekkingspool die deze landelijke omgeving op de kaart van Europa plaatst. Het is op zijn minst verbazingwekkend om in the middle of nowhere zo’n pracht van een kunstencentrum te vinden. Le Don du Fel is 363 dagen per jaar geopend en omvat een internationale galerie, een vaste tentoonstellingsruimte, het atelier van Suzy Atkins, een productieruimte, een documentatiecentrum én een winkel waar werk van toonaangevende Europese keramiekkunstenaars te koop wordt aangeboden. In de galerie worden jaarlijks een achttal tentoonstellingen met gerenommeerde artiesten georganiseerd. In mei van dit jaar was de Belgische ontwerpster Ann Van Hoey er te gast, samen met kunstenaars als Agnès His en Ashraf Hanna. In de zomerperiode, van 11 juli tot 19 augustus, vindt er het derde festival van de Europese Keramische Beeldhouwkunst plaats. Thema dit jaar is ‘Arrêt sur Image’. De kunstenaars worden uitgenodigd om vluchtige momenten in klei te vatten en zo de relatie te leggen tussen de voortschrijdende tijd en het unieke moment. Een aantal topkunstenaars uit Tsjechië zullen er geconfronteerd worden met kunstenaars uit andere Europese landen. Het kostenplaatje voor het kunstencentrum bedroeg zowat 1 miljoen euro, maar het is natuurlijk niet van vandaag op morgen tot stand gekomen. Aan de basis van het succes liggen de complementaire talenten van Suzy en Nigel. Onuitgegeven techniek Suzy Atkins, die opgroeide in New York en naar Londen verkaste, was 27 toen ze voor het eerst de klei beroerde. Ze volgde een avondcursus en ging algauw haar leven heroriënteren naar de keramiek. Ze vervolmaakte zich aan het Sir John Cass College of Art, nadien nog aan het Harrow College of Art, waar zij gevormd werd door profs met een internationale renommee. Haar man studeerde industriële vormgeving aan het Royal College of Art en legde zich vooral toe op de zakelijke kant van het artistieke bedrijf. ‘Onze drijfveer is nochtans altijd heel eenvoudig gebleven’, zegt Nigel Atkins. ‘Wij wilden gewoon onze boterham verdienen met gebruiksvoorwerpen van hoge kwaliteit.’ De combinatie van twee elementen, gebruiksvriendelijke voorwerpen en een onuitgegeven techniek, liggen aan de basis van het succes. Suzy Atkins haalde haar inspiratie bij een Duitse techniek uit de 14de eeuw waarbij de steengoedklei met zout gestookt wordt om een specifieke glans te bekomen. Daar voegt ze een bijzonder kleurenpalet aan toe, met voornamelijk blauw, aardekleur en
accenten van goud, wat haar werk sterk herkenbaar maakt. ‘In 1977 zijn we met zijn tweeën gestart in onze kleine afgelegen hoeve in de verste uithoek van de Cantal, maar door de stijgende vraag zijn we stap voor stap gegroeid’, vertelt Nigel Atkins. ‘In 1990 hadden we vier werknemers en werd de toegangsweg naar onze verscholen hoeve eindelijk geasfalteerd. Toen namen we de beslissing om fors te investeren in de modernisering van de installaties en de galerie te openen die na amper drie jaar tijd tot de meest succesvolle keramiekgaleries in Frankrijk zou gaan behoren. Jaarlijks kregen we 15 000 bezoekers, waardoor we, na de Puy Mary, de meest bezochte ‘lieu isolé’ van de Cantal werden. Het leverde ons een medaille van het ministerie van Toerisme op. Nadien openden we een boetiek in de commerciële voetgangerszone van het nabijgelegen Aurillac. Rond de eeuwwisseling was onze site in Montsalvy echter te klein geworden om de toestroom van bezoekers op te vangen en gingen we op zoek naar een nieuwe en meer toegankelijke locatie. Die hebben we gevonden op deze magnifieke hoogte van Puech de Cassos waar we onze droom verwezenlijkt hebben en in 2007 een Europees keramiekcentrum geopend hebben. We willen hier niet alleen hedendaagse keramiek tonen, maar ook talentrijke keramisten opleiden en kansen geven.’ Bevrijdend anachronisme In het succesverhaal van Le Don du Fel draait alles (letterlijk) rond het artistieke talent van Suzy Atkins, al is zijzelf de eerste om dat te relativeren. ‘Ik ben een pottenbakster – voor het geval u mij als keramiste zou willen bestempelen! – en ik bedoel daarmee dat ik veel belang hecht aan de traditionele kwaliteit van het ambacht. Daarom maak ik ook uitsluitend potten die als gebruiksvoorwerp dienen, die deel uitmaken van het dagelijkse leven van de anderen. Ik zie mijn potten als geladen voorwerpen, die tegelijk een bevestiging, een licht protest en een contradictie in zich dragen, en daarmee de weerspiegeling zijn van mezelf.’ Suzy Atkins legt de nadruk op het ambacht, op het utilitaire, maar dat belet niet dat haar potten wel degelijk een cerebrale betekenis hebben. Meer zelfs, haar potten vormen een statement, een visie die de dichotomie tussen ambacht en kunst op de helling zet en indruist tegen vele gangbare meningen. ‘De potten zijn mijn ambassadeurs, die door andere plaatsen op te zoeken de waarden uitdragen die ik koester: mijn streven naar onafhankelijkheid, mijn visie als kunstenares, mijn identiteit als vrouw en – boven alles – mijn zoektocht naar het menselijke dat in deze wereld constant in gevaar is’, zegt Suzy Atkins. Mijn potten zijn subversief, ze vormen een stilzwijgend protest tegen de ontmenselijking als gevolg van de industriële rationaliteit. Wat is er irrationeler dan zijn tijd te verspillen met het maken van breekbare en kostbare potten die voldoen aan een behoefte die volgens de economische logica veel beter door industriële producten kan worden ingevuld? Een pot die met de hand gemaakt is, is meer dan zomaar een pot. Ik zie de pottenbakkerij als een anachronisme dat bevrijdend werkt, een motie van wantrouwen, sluimerend aanwezig en misschien niet altijd herkend, een materieel statement
Jacques Lacombe and Michel de Florinier are the architects behind this rural version of the Guggenheim. Originally from Rodez, they know the region well and feel it in their blood. They managed to achieve perfect harmony between the overpowering nature of the place and the intense craft of ceramics. The five cylindrical pots they have plonked amid the greenery appear to rise up out of the ground and bond together with the discretion of a chemical molecule. Together, they form a cultural and economic pole of attraction which places this rural environment on the map of Europe. It is astonishing, to say the least, to find such a magnificent arts centre in the middle of nowhere. Le Don du Fel is open 363 days a year and contains an international gallery, a permanent exhibition area, Suzy Atkins’ workshop, a production area, a documentation centre and a shop which sells works by the leading ceramics artists of Europe. The gallery hosts eight exhibitions of well-known artists each year. In May of this year the guest was Belgian designer Ann Van Hoey, along with artists such as Agnès His and Ashraf Hanna. In the summer, from 11 July to 19 August, the third festival of European Ceramic Sculpture will be held. This year’s theme is ‘Arrêt sur Image’. The artists are invited to capture fleeting moments in clay and so describe the relationship between passing time and the unique moment. A number of top artists from the Czech Republic will come here to meet artists from other European countries. The art centre cost about EUR 1 million, but it certainly didn’t arrive overnight. At the root of its success lie the complementary talents of Suzy and Nigel. Original technique Suzy Atkins, who grew up in New York before moving to London, was 27 when she first touched clay. She took evening classes and soon after reoriented her life towards ceramics. She studied at the Sir John Cass College of Art, then at the Harrow College of Art, where she was taught by professors of international renown. Her husband studied industrial design at the Royal College of Art and has dedicated himself to the business side of the artistic business. ‘Our motive is and always has been very simple’, says Nigel Atkins. ‘We simply wanted to earn a living by making high quality pottery.’ A combination of two elements – user-friendly objects and an original technique – lies at the basis of their success. Suzy Atkins took her inspiration from a 14th century German technique in which the stoneware is fired with salt to obtain a particular glaze. To this she adds a particular colour palette, mostly blue, and earthen, with accents of gold, which makes her work instantly recognisable. ‘In 1977 the two of us set up in our little farmhouse in a remote corner of the Cantal, but, with demand rising, we gradually grew and grew’, says Nigel Atkins. ‘In 1990 we had four employees, and we eventually paved the drive to our hidden farm. At that time we decided to invest most of what we had in modernising the installations and opening the gallery, which went on, after only three years, to become one of the most successful ceramic art
galleries in France. We were getting 15,000 visitors a year, which made us the most visited ‘lieu isolé’ (hidden gem) of the Cantal, after the Puy Mary. We even won a medal from the Ministry of Tourism. After that we opened a boutique in the commercial pedestrian area of Aurillac, which was not far away. Around the turn of the century our site at Montsalvy had become too cramped to cater for the influx of visitors and we went in search of a new and more accessible location. This we found at the magnificent Puech de Cassos plateau, where we turned our dream into reality and opened a European ceramics centre in 2007. More than simply exhibit modern ceramics, we want to train talented ceramicists and give them opportunities.’ Liberating anachronism In the success story of Le Don du Fel everything (literally) revolves around the artistic talent of Suzy Atkins, although she is the first to put it into perspective. ‘I am a potter – just in case you fancied labelling me as a ceramicist! – and by that I mean that I attach a great deal of importance to the traditional quality of the trade. So I make nothing but pots to serve as everyday utensils, which have their place in the everyday lives of other people. I see my pots as objects charged with meaning – they are a confirmation, a slight protest and carriers of an inherent contradiction, and therefore a reflection of myself.’ Suzy Atkins lays the emphasis on the craft, on the utilitarian, but this doesn’t stop her pots from taking on a very real cerebral significance. More than that, her pots are a statement, a vision which challenges the dichotomy between craft and art and runs counter to many other current opinions. ‘The pots are my ambassadors, which, by finding other locations, express the values I hold dear: my quest for independence, my vision as an artist, my identity as a woman and – above all – my search for the humanity which is constantly under threat in this world’, says Suzy Atkins. My pots are subversive, they are a silent protest against the dehumanisation which has taken place as the result of industrial rationalism. What could be more irrational than wasting your time making breakable and valuable pots to satisfy a need which, according to the logic of economics, is much better fulfilled by industrial products? A pot made by hand is more than just a pot. I see pottery as an anachronism that liberates, a vote of no confidence, latent and maybe not always recognised, a material statement against the commercial-industrial legacy which has affected all relational mechanisms in our society for decades. At the same time there is a contradiction in my pots, and in this way they are no different from the human conflict which each of us carries within. What could be more normal than being right and wrong at the same time? It is a sign that a dialogue exists, and that everyone acts in accordance with their own criteria and logic. My pots breathe the contradictions, the paradoxes which are particular to me. I drive a sophisticated car when I deliver my pots, and in so doing deliver proof, in many ways, of that dichotomy. In a certain sense I enjoy the contradiction which proves that society attaches importance to my testimony in clay. The objects I make with my hands find intimate inclusion in
Suzy & Nigel Atkins
tegen het commercieel-industriële gedachtegoed, dat sedert decennia alle relationele mechanismen in onze samenleving besmet. Tegelijk schuilt er een contradictie in mijn potten en daarin verschillen ze niet van de menselijke tweespalt die ieder van ons in zich draagt. Wat is er normaler dan tegelijk gelijk en ongelijk te hebben? Het is een teken dat de dialoog bestaat en dat iedereen handelt volgens zijn eigen criteria en zijn eigen logica. Mijn potten ademen dezelfde tegenstellingen, dezelfde paradoxen die eigen zijn aan mezelf. Ik rijd met een gesofisticeerde auto als ik mijn potten ga leveren, en lever daarbij in vele opzichten het bewijs van die dichotomie. In zekere zin geniet ik van die contradictie die het bewijs levert dat de maatschappij belang hecht aan mijn getuigenis in aarde. De voorwerpen die ik met mijn handen maak worden intiem opgenomen in het dagelijkse leven, en niet op een piëdestal geplaatst onder het mom van een verheven creativiteit die losgekoppeld wordt van de zwoegende arbeid. Laat dit duidelijk zijn: ik spreek alleen voor mezelf. Mijn potten ben ik. Mijn potten die bestemd zijn voor het dagelijkse gebruik zijn de enige dingen waarin ik mijn eigen competenties kan uitdrukken. Op die manier hoed ik mij om niet ten prooi te vallen aan de pretenties die een groot aantal pottenbakkers hebben gevoerd naar de leegte van de ontworteling. Ik ben pottenbakster, ik blijf pottenbakster!’ Dezelfde contradicties die Suzy Atkins hier zo mooi verwoord heeft, vinden we terug in Le Don du Fel, een 21ste-eeuws architecturaal meesterwerk dat dient om een ode te brengen aan het werken met de handen in de klei. En toch is de link, de harmonie aanwezig en daarin schuilt juist de meerwaarde van de architectuur, de meerwaarde van het project. De architecturale cilinders lijken niet alleen op drums die de aarde doen dreunen, ze zijn ook uit de aarde ontsproten. ‘Als je in Frankrijk wil slagen, moet je in de eerste plaats deel worden van de lokale identiteit’, zegt Nigel Atkins. ‘Als je een business wil opzetten moet je je kunnen integreren in de lokale structuren en een steentje bijdragen tot de promotie van dat specifieke stukje Frankrijk. Dat is de enige kans om steun te krijgen en zonder die steun kan je het schudden. Je moet dus met andere woorden ‘le terroir’ aanvoelen en doorgronden.’ •
day-to-day life, and they are not placed on a pedestal on the pretext of some elevated creativity independent of the painstaking labour. Let’s be clear about this: I speak only for myself. My pots are me. My pots, which are intended for everyday use, are the only things in which I can express my own skills. In this way I keep myself from falling prey to the pretences a great many potters have adopted in the emptiness left behind when they lose their roots. I am a potter, and a potter I will remain!’ These very contradictions, which Suzy Atkins so beautifully describes here, can also be found in Le Don du Fel, a 21st century architectural masterpiece which serves as an ode to working in clay with your hands. And yet the link, the harmony is present, and in this resides the added value of the architecture, the added value of the project. The architectural cylinders look not just like drums to reverberate the earth, but as though they have sprung forth from it. ‘If you want to succeed in France, you have to become part of the local identity first’, says Nigel Atkins. ‘If you want to set up in business you have to fit in with the local structures and help promote your particular little piece of France. That is the only way to get support, and without that support you can forget it. In other words, you have to feel and fathom ‘le terroir’ (the land).’ •
37 38 39 40 41
The Fuping Eleve Vlaamse keram China V.l.n.r.: Bruno Vemeiren, Stefan Serneels, Johan Van Geert, Marieke Pauwels, vertegenwoordiger Belgische ambassade, Gerda Steegmans, Emile Desmedt, Tjok Dessauvage, Patrick Piccarelle
— Chr isti a n Ooster linck
The Fuping Eleven: Flemish ceramicists in China
www.flicam.com www.flicam.com
en: misten in
‘During the Collect Fair in London, Dr. Hsu met Piet Stockman. He came to Dr. Hsu’s hotel and they had a brief discussion about FLICAM and agreed that Dr. Hsu will visit him in Belgium before he went to Holland. He arranged how Dr. Hsu visit him in his place in Belgium. In Feb. 12, Dr. Hsu took Euro Star from London to Brussels and then transferred to a local train Genk. Piet came to the train station and met Dr. Hsu and took him to see his house, studio and show room. They had a long talk and had a dinner together. When Dr. Hsu get back to Beijing, he will prepare letters to make initial contact of these artists and waiting for their first responses. Because these are senior artists and many of them are in old age, So Dr. Hsu hope that even they could not come they may be able to introduce other younger artists to come. We are looking for 6 artists, not a big number. Dr. Hsu only stayed Jenk one day.’ Fuping is een Chinese stad in de nabijheid van Xi’an, bekend van zijn terracotta leger. Het flica m (FuLe International Ceramic Art Museum) wordt er geleid door Chi Hsu, en bestaat naast het museum nog uit een dakpannenfabriek, een hotel en een fruitboomgaard. Naast het centrale gebouw zijn de jongste jaren een aantal nieuwe vleugels opgetrokken. In 2005 opende op deze locatie het Franse en Scandinavische museum, gevolgd door een Australisch, Noord-Amerikaans en een WestEuropees museum. Het laatste bestaat uit aparte units voor Groot-Brittanië, Nederland en België. Voor de nabije toekomst is de opening van nog twee musea gepland, waar het beste uit de Italiaanse en Duitse keramiekwereld zal getoond worden. Zoals het basale Engels op de flica m-website beschrijft [zie boven], lag de oorsprong van het Belgische paviljoen in een contact op de Collectbeurs in Londen tussen de directeur van het museum en Piet Stockmans. Een eerste lijst van deelnemers werd voorgesteld, maar de Chinezen verkozen jongere mensen. Marieke Pauwels, die tijdens een tweede Chinareis dr. Hsu had leren kennen, bezorgde hem enkele nieuwe namen. Oorspronkelijk werd gevraagd naar een achttal namen, waarna ook nog 2 Walen voorgesteld werden. Het resultaat was dat in de zomer van 2008 elf Belgische keramisten voor zes weken naar China trokken. Gedurende een maand werkten ze in de Fuping Pottery Art Village. Voor de afreis kenden sommigen elkaar minder goed, maar al snel groeide een hechte groep. Het blijvende resultaat daarvan is dat ze nog steeds samen tentoonstellen en er al plannen gemaakt worden om in 2012 opnieuw naar China te trekken. Het grote probleem ter plaatse was de communicatie. In het atelier was geen materiaal beschikbaar. Alles, tot het kleinste schroefje, moest via een tolk aangevraagd worden aan een meestergast, die het daarna doorspeelde aan een Chinese arbeider. Het gevraagde was pas beschikbaar na enkele dagen. Bij technische problemen daarentegen stonden er vlug een paar Chinezen ter beschikking die hen met raad en daad bijstonden. De aanwezige tolken bleken ook niet in staat om alles duidelijk over te brengen aan de arbeiders. Gelukkig was er Stefan Serneels, niet zozeer om er te werken, maar om af en toe bij te springen in het vertaalwerk.
Alle werkzaamheden werden gedurende de ganse periode gefilmd. De producten die ter plaatse vervaardigd werden, blijven voor 70% eigenaar van de keramist. Wanneer iemand een glazuur liet maken, werd dit wel dubbel samengesteld, inclusief een staaltje voor het Chinese archief. In elk atelier waren 4 tot 5 arbeiders aanwezig, onder leiding van een ploegbaas. Bij aanvang verliep alles vrij chaotisch. De arbeiders werden de technieken aangeleerd zodat ze daarna zelfstandig konden produceren. De Chinese arbeiders wonen en werken ter plaatse. In ruil voor vooral kost en inwoon werken ze zeven dagen op zeven. Tot verbazing van de Chinezen werkten ook de Belgen bijna iedere dag laat door, vaak tot 11 uur ’s avonds. Problematisch was wel dat de Chinezen de karretjes te vol stapelden om ze de tunneloven in te sturen. Objecten die bovenaan gestapeld werden, gingen zo kapot, ofwel werden de aangebrachte glazuren door de kracht van de gasbranders weggeblazen. Toen een kar in de oven gekanteld was, stapten de Chinese arbeiders tot verbazing van de Belgen onvervaard de oven in, weliswaar nadat de ruimte wat afgekoeld was, maar nog steeds in een ondraaglijke temperatuur. Het hoogtepunt van het verblijf was de opening van het Belgische paviljoen. Met een volledige koepelvorm van 10 meter hoog en 12 meter doorsnede werd de architectuur van het gebouw groots opgevat. Enkele uren voor de ceremonie moest alles nog afgewerkt worden. Maar in China is dat geen probleem; er worden dan massaal nieuwe werkkrachten aangevoerd om het geheel op tijd klaar te krijgen. De opstelling van de werken gebeurde ’s nachts, terwijl tegelijkertijd nog de deuren en de vensters geplaatst werden, de elektriciteit aangesloten en de vloeren geschrobd. Maar wat hebben onze keramisten in Fuping gerealiseerd? Wat hebben ze er geleerd? De eerste dagen werden vooral de mogelijkheden onderzocht; men leerde de eigenschappen van de plaatselijke klei kennen en men bekeek wat in de plaatselijke fabriek gerealiseerd kon worden. De deelnemers hadden afgesproken om zich niet te zeer door de Chinese cultuur te laten beïnvloeden. Marieke Pauwels werkte verder op het thema van de beenderen en de feniks die uit zijn as herrijst. Dit werd gesymboliseerd door zwarte op witte elementen. Tevens maakte ze een berg met een kruiwagen bovenop, verwijzend naar een heilige berg. Maar over haar werk kan men elders in dit nummer meer lezen. Johan Van Geert had zich goed voorbereid door op voorhand rubberen vormen te maken. Hierdoor kon hij snel in productie gaan. Hij liet 500 exemplaren van een ufo maken. In het kader van een project rond urnes en levenslang leven, wilde hij in elke ufo een staaltje dna van verschillende personen onderbrengen. De Chinezen wilden dit concept maar niet snappen, laat staan dat ze zelf een haartje zouden afstaan. Ook vond hij het jammer dat dit geen regio is waar met porselein gewerkt wordt, aangezien dit toch zijn lievelingsmateriaal blijft.
‘During the Collect Fair in London, Dr. Hsu met Piet Stockman. He came to Dr. Hsu’s hotel and they had a brief discussion about FLICAM and agreed that Dr. Hsu will visit him in Belgium before he went to Holland. He arranged how Dr. Hsu visit him in his place in Belgium. In Feb. 12, Dr. Hsu took Euro Star from London to Brussels and then transferred to a local train Genk. Piet came to the train station and met Dr. Hsu and took him to see his house, studio and show room. They had a long talk and had a dinner together. When Dr. Hsu get back to Beijing, he will prepare letters to make initial contact of these artists and waiting for their first responses. Because these are senior artists and many of them are in old age, So Dr. Hsu hope that even they could not come they may be able to introduce other younger artists to come. We are looking for 6 artists, not a big number. Dr. Hsu only stayed Jenk one day.’ Fuping is a Chinese town near Xi’an, known for its terracotta army. The FLICAM (FuLe International Ceramic Art Museum) is run by Chi Hsu, and consists of, besides the museum, a roofing tile factory, a hotel and an orchard. In recent years several new wings have been added to the central building. In 2005 a French and Scandinavian museum opened at this location, and this was followed by Australian, North American and Western European museums. The latter is made up of separate units for Great Britain, the Netherlands and Belgium. Another two museums, featuring the best of Italian and German ceramics, are planned for the near future. As the rudimentary English on the FLICAM website tells us [see above], the idea for the Belgian pavilion came through contact between the museum director and Piet Stockmans, at the Collect trade fair in London. An initial list of participants was put forward but the Chinese expressed a preference for younger people. Marieke Pauwels, who had made Dr Hsu’s acquaintance on her second visit to China, provided the director with a few new names. He originally asked for eight, and was then given another two, both Walloons. The result was that eleven Belgian ceramicists left for a six-week stay in China in the summer of 2008. They worked in the Fuping Pottery Art Village for a month. They didn’t know each other particularly well before they set off, but soon bonded as a group. The lasting result is that they still exhibit their works together and have already made plans to return to China in 2012.
Gerda Steegmans
The main problem they encountered was communication. There were no materials in the workshop. Everything, down to the smallest screw, had to be asked for via a foreman through an interpreter, and the message was then relayed to a Chinese worker. It always took a few days for the things to arrive. But then again, whenever they had a technical problem it wasn’t long before a few Chinese workers stepped in to lend a hand. The interpreters, it seemed, were not always adept at explaining things clearly to the workers. Fortunately Stefan Serneels was there, not so much to work there, but to lend a hand with translations from time to time.
Bruno Vermeiren
The activities were filmed over the entire period. The products they produced on-site remain the property of the ceramicists, at least for a 70% share. Tjok Dessauvage
Patrick Piccarelle werkte, omwille van de mogelijkheid om grote vormen te laten persen, met architecturale vormen. Jammer genoeg is heel wat werk kapotgegaan tijdens het bakken. Gerda Steegmans had in 2004 reeds drie weken in China doorgebracht, in het kader van de 1000-jarige viering van porselein in Jingdezhen. Een 15-tal Belgische keramisten werden toen uitgenodigd om deel te nemen aan workshops, symposia, studiereizen, een filmfestival en een internationale tentoonstelling. Sindsdien is ze heel anders gaan kijken naar China. Ze had zich voor de werkperiode in 2008 niet bijzonder voorbereid, omdat het doorgaans haar gewoonte is om indrukken en thema’s ter plekke te laten inwerken. De ideeën zijn gaan groeien tijdens de vlucht van Beijing naar Xi’An. In haar geest ontstond een fascinatie voor de grafische weergave van water en wolken in oosterse taferelen, daartoe geïnspireerd door prints op de zetelstoffen in het vliegtuig en de donzige wolkenlandschappen die er als bergen uitzagen. Bij het zien van de mogelijkheden die de tunnelovens te bieden hadden, besloot ze groots te gaan werken. Uiteindelijk groeide er een installatie die bestaat uit de weergave van positieve en negatieve landschappen, bergen en wolkvormen. Ze maakte ook een stapel bolle vormen met daarop wolkenformaties. Opmerkelijk, want dezelfde typische wolkjes werden ook op de schalen en potten gekrast die in de plaatselijke shop voor Chinese toeristen verkocht werden. Rik Vandewege maakte eerst een twintigtal kleine sculpturen, opgebouwd met vormen die hij in de fabriek vond. Deze werden als een geheel gepresenteerd. Hij maakte ook een vier meter lange slingerende vorm met een 200-tal vrij sobere dakpanvormen. Deze werden buiten gerookstookt in een houtoven die hij zelf verbouwde. In een aantal sculpturen werd bamboe op spanning gebracht door gebruik te maken van keramische schijven. De plaatselijke klei was moeilijk op te bouwen. Daarom creëerde hij een zestal potvormen in een mal. Hij paste zelf één van de wagens aan die door de tunneloven lopen, waardoor hij onafhankelijk van het Chinese productietempo kon werken. In 2004 was Mieke Everaet op prospectie geweest in China voor keramiek en porselein. Ze wist dus op voorhand in welke omstandigheden ze zou terechtkomen wat betreft arbeidsomstandigheden en productiemogelijkheden. Daar de opdracht veel vrijheid liet, kon ze trouw blijven aan haar eigen idee van keramiek. De plaatselijke klei met lichte contaminaties (loodkorrels) in de stroeve klei sloot weinig aan bij haar werk. Anton Reynders van het European Ceramic Work Centre in ’s Hertogenbosch was trouwens ook in die periode aanwezig om de klei wetenschappelijk te onderzoeken. Mieke had op voorhand heel wat schetsen gemaakt als voorbereiding. Ze maakte vormstudies, komsculpturen, verweven vormen. Ze baseerde zich daarvoor op historische keramiek, zoals de bourdalou, een historische, achthoekige po voor vrouwen. Ze zag vergelijkingen in haar potvormen met de plaatselijke architectuur. Ze gebruikte geen glazuren, maar de natuurlijke kleur van afvalklei. Dit sluit aan bij haar meest recente werk, ecologisch geïnspireerd, met sobere kleuren en ook naar de baksteenkleur evoluerend. Mieke zou het avontuur graag nog eens willen herhalen, al was het maar om de schitterende samenwerking tussen de deelnemers. De groep wil in 2012 terugkeren naar Fuping. Ondertussen zijn andere Vlaamse keramisten zoals Marc Verbruggen er al gaan werken. Ook anderen zijn geïnteresseerd, ook al omdat men er internationale contacten kan leggen. Zo waren in 2008 Franse keramisten aanwezig. Ateliers d’Art de France publiceerde trouwens een boek over het verblijf van de Fransen. Misschien een idee voor de toekomst? •
When someone prepared a glaze, twice the quantity was produced in order to provide a sample for the Chinese records. There were 4 to 5 workers in every workshop, led by a foreman. In the beginning things were fairly chaotic. The workers were taught techniques which would enable them to carry on independently. The Chinese workers lived and worked on site. They worked seven days a week in exchange for food and accommodation. To the amazement of the Chinese the Belgians also worked late every day, often until 11 o’clock in the evening. One problem was that the Chinese stacked the railcars too high to fit into the tunnel kiln. The objects stacked on top got broken, or the glazes were blown away by the force of the gas burners. When one of the railcars tipped over in the kiln, the Chinese workers, to the amazement of the Belgians, stepped into the kiln without a care, albeit once it had cooled a little, but while it was still at an unbearable temperature. The highlight of the stay was the opening of the Belgian pavilion. With its full dome, at 10 metres high and 12 metres in diameter, the architecture was conceived on a grand scale. They were still finishing the site off a few hours before the opening ceremony. But in China this is never a problem; a host of new workers was brought in to get everything ready on time. The works were set out on display at night, while the doors and windows were being fitted, the electricity connected and the floors scrubbed. But what did our ceramicists achieve in Fuping? What did they learn? They spent most of their time in the first few days looking into the possibilities; they learned the properties of the local clay and looked at the type of things that could be made in the local factory. The participants had agreed not to let themselves be too influenced by Chinese culture. Marieke Pauwels continued to work on the theme of bones and the phoenix rising from the ashes. This she symbolized by placing black elements on
white. She also made a mountain with a wheelbarrow on top, in reference to a holy mountain. But you can read more about her work elsewhere in this edition. Johan Van Geert had prepared in advance by making rubber moulds. This enabled him to start producing quickly. He produced 500 copies of a UFO. As part of a project on urns and lifelong living, he decided to put a DNA sample of a different person in each UFO. The Chinese were unable to understand this concept, let alone part with a strand of their own hair. He also thought it a pity that this wasn’t a porcelain region, because porcelain is actually his favourite material. Patrick Piccarelle worked with the idea of architectural forms, because of the potential for pressing large shapes. Unfortunately, though, much of it broke when fired in the kiln. Gerda Steegmans had spent three weeks in China before, in 2004, for the 1000-year celebration of porcelain in Jingdezhen. 15 Belgian ceramicists had been invited to take part in workshops, symposiums, study trips, a film festival and an international exhibition. Since that time she has come to view China in a completely different light. She hadn’t made any special preparations for the 2008 work period, because it is a habit of hers to allow impressions and themes to filter through once she arrives. Her ideas began to grow during the flight from Beijing to Xi’An. She realized that she had become fascinated by the graphic representation of water and clouds in scenes from the East, inspired by the printed seat fabrics in the airplane and fluffy cloudscapes they depicted, which looked like mountain ranges. Once she understood the possibilities afforded by the tunnel kilns she decided to work on a large scale. From this grew an installation based on the depiction of positive and negative landscapes, mountains and cloud shapes. She also made a stack of spheres with cloud formations on top. This was remarkable, because similar, in fact typical, cloud scenes were carved into the pots and plates sold to Chinese tourists in the local shop. Rik Vandewege started by making twenty small sculptures from shapes he found around the factory. These he presented as a whole. He also made a four-metre long, meandering configuration from about 200 fairly plain roofing tile shapes. These were smoke heated outside in a wood kiln which he built himself. In some of these sculptures he placed bamboo under stress with the help of ceramic discs. The local clay was not easy to work. So he created six pot shapes in a mould. He modified one of the railcars that run through the tunnel kiln, and this enabled him to depart from the Chinese pace of production. Mieke Everaet had already been to China in 2004, prospecting for ceramics and porcelain. This meant that she already knew what to expect by way of working conditions and production potential. Since the briefing left plenty of room for manoeuvre she was able to stay true to her own idea of ceramics. The local clay, which is rough and has slight contaminations (lead granules), was not particularly suited to the way she works. Anton Reynders of the European Ceramic Work Centre in ‘s Hertogenbosch was also there at that time, and was able to carry out a scientific analysis of the clay. Mieke had done quite a few sketches in preparation. She made studies of forms, bowl sculptures, woven shapes. She took historical ceramics as her basis, such as the bourdaloue, a historical, octagonal chamber pot for women. She saw comparisons with the local architecture in her pot shapes. She stayed away from glazes, preferring the natural colour of waste clay. This ties in with her most recent work, ecologically inspired, which uses restrained colours and seems also to be moving towards the colour of brick. Mieke would love to experience the adventure all over again, if only for the marvellous collaboration between the participants. The group intends to return to Fuping in 2012. In the meantime other Flemish ceramicists, such as Marc Verbruggen, have gone over there to work. Others have also expressed an interest, partly because of the potential for international contacts. There were French ceramicists in the area in 2008. Ateliers d’Art de France actually published a book on the French trip. An idea for the future, maybe? •
42 43 44 45 46 47
Details en meer
— Lut Pil
Details and more
Honeycomb Vases Made by Bees, Studio Libertiny (Foto © Z33, Liesje Reyskens)
Frozen Bath, Wieki Somers
L’Artisan Electronique, Unfold & Tim Knapen
Keramiek is geen outsider op tentoonstellingen die focussen op experiment, onderzoek en reflectie. Zo had Design by Performance in kunstencentrum Z33 onverwacht veel aandacht voor diverse vormen van keramiek. Het duidelijk geformuleerde uitgangspunt liet veel ruimte voor uiteenlopende vormen van design: ‘Design by Performance vertrekt van een andere tendens die net als critical design zijn oorsprong in de wereld van de kunst kent. We zien een verschuiving van een passieve naar een actieve ervaring en creatie van objecten. Het eindproduct blijft van belang, maar het proces ernaartoe wordt minstens even belangrijk.’1 Ook Le fabuleux destin du quotidien in Grand Hornu Images-m ac’s had enkele interessante keramische ‘objecten’ in haar presentatie. Wat banale gebruiksobjecten konden zijn, dobberden of hingen er in een mentale ruimte. Design? Kunst? De tentoonstelling in Grand Hornu zocht niet de afbakening op, evenmin ging ze uit van een interactie tussen twee disciplines die wezenlijk van elkaar verschillend zouden zijn. Het thema lag in de titel vervat: het alledaagse dat ‘ongelooflijk’ wordt, dat op een verrassende manier communiceert, of het nu design of kunst is. Minimale ingrepen zijn soms voldoende om een typeobject of designicoon van karakter te veranderen en met de toeschouwer te laten communiceren. Wanneer de kunstenaar François Curlet in een kopie van de lcw (Lounge Chair Wood) van Charles en Ray Eames twee banale, kleine schroefjes in de rugleuning draait, dan betekent dit meer dan het presenteren van een bekend ontwerp uit 1946 met enkele onhandig aangebrachte verbindingselementen. Op een visuele manier citeert de kunstenaar hiermee de beroemde uitspraak van Charles Eames: ‘The details are details. They make the product. The connections, the connections, the connections. It will in the end be these details that gave the product its life.’ De kwaliteit van de verbindingen bepaalt de kwaliteit van het eindproduct. Hoe onopvallend Curlets ingreep in de kopie van de Eames-stoel ook is, de twee slecht geplaatste schroefjes vormen een kritische commentaar op de designidentiteit en -kwaliteit van producten die met minder zorg in elkaar worden gestoken. Curlet schroeft letterlijk stoornissen in een materieel gebruiksvoorwerp en verbindt uiteenlopende contexten: ea mkea (2003) wordt zo een discursief object dat het beeld van een designicoon koppelt aan de kitmeubelen die interieurgigant ikea aanbiedt. Het koppel Eames streefde naar kwaliteit in massaproductie, naar het beste tegen een betaalbare prijs voor zo veel mogelijk mensen. Wat blijft van deze designvisie doorwerken in de productiecultuur van ikea? Hoe hybride is een designmeubel van een dergelijk bedrijf? Hybride is natuurlijk ook de ea mkea van Curlet. Zelfs de lcw brengt twee verschillende werelden bij elkaar. De heldere en comfortabele structuur van de stoel werd door Charles Eames in een context van industriële massaproductie en waardige sociale werkomstandigheden geplaatst. De stoel is echter ook het product van de artistieke context waarin Ray Eames is opgegroeid, met name de American Abstract Artists. De overtuiging dat abstracte kunst niet gebaseerd was op representatie maar op ruimtelijke expressie, was erg invloedrijk in haar bijdrage aan de designontwerpen. Joseph Giovanni stelt daarom nadrukkelijk: ‘The story
Design by Performance, infobrochure, 2010.
1
Ceramics is far from being a dark horse at exhibitions which focus on experimentation, investigation and reflection. Design by Performance, in the Z33 arts centre, also concentrated heavily on various ceramic designs. Its clearly conceived basis left plenty of room for different design forms: ‘Design by Performance comes about through another trend, which, like critical design, finds its origins in the world of art. We are seeing a shift from a passive to active experience and creation of objects. The end product is still important, but the process of getting there is every bit as important too.’1 Le fabuleux destin du quotidien in Grand Hornu Images-MAC’s also presented a few interesting ceramic objects. What could have been commonplace consumer objects, floated around or appeared ‘suspended’ in a cerebral space. Design? Art? The exhibition in Grand Hornu didn’t seek to draw the lines, nor did it suppose an interaction between two disciplines thought to be radically different from each other. The theme lay enshrined in the title: the everyday that becomes ‘incredible’, that communicates its message in a surprising way, whether design or, art. Minimal interventions are sometimes enough to alter the character of a type of object or design icon, thereby allowing it to communicate with the beholder. When artist François Curlet screws two standard little screws into the back of a copy of the LC W (Lounge Chair Wood) by Charles and Ray Eames, this implies more than merely presenting a well-known object from 1946 with a few randomly applied connecting elements. With this the artist is visually citing a famous statement by Charles Eames: ‘The details are details. They make the product. The connections, the connections, the connections. It will in the end be these details that gave the product its life.’ It is the quality of the connections which determines the quality of the end product. However inconspicuous Curlet’s changes to the Eames chair copy might be, the two randomly positioned screws are a critical comment on the design identity and quality of products which are thrown together more carelessly. Curlet literally screws disorder into a material consumer object, connecting together a range of divergent contexts: EAMKEA (2003) then becomes a discursive object which connects the design icon image to the self-assembly furniture offered by interior giant IKEA. The Eameses strove for quality in mass production; for the best at an affordable price for the masses. How much of this design vision continues to affect IKEA’s production culture? How hybrid is a piece of furniture designed by a company of this type? Curlet’s EAMKEA is, of course, also hybrid. The LC W, for that matter, brings two different worlds together. Charles Eames set the simple and comfortable structure of the chair in the contexts of industrial mass production and decent working conditions. However, this chair is also the product of the particular artistic context in which Ray Eames grew up, that of the American Abstract Artists. The conviction that abstract art was not based on representation but on spatial expression was highly influential in its contribution to design objects. Hence Joseph Giovanni’s emphasis that: ‘The story overshadowed by this explanation [of Charles Eames] is that the Eameses’ furniture design is rooted in the American Abstract Artists movement and, beyond that, in overlapping traditions of European abstraction. The implicit subject of the
Design by Performance, info brochure, 2010.
1
Do Break, Tjep. (foto © Bianca Pillet)
overshadowed by this explanation [of Charles Eames] is that the Eameses’ furniture design is rooted in the American Abstract Artists movement and, beyond that, in overlapping traditions of European abstraction. The implicit subject of the chairs is not only structure but richly dimensionalized space. [...] The complexity and ambiguity of the work lies partially in its hybrid character. [...] Although Ray never thought of the chairs as art – ‘no, no, no’, she expostulated in an interview – the argument could be made that their collaboration represented a fusion of disciplines. The chairs might even be considered an instance of art furniture avant la lettre (though they were conceived as multiples).’ De ea mkea van Curlet roept ook andere interpretaties op die het Eames-designicoon verbinden met het kitidee. Zo vertaalde Dries Verbruggen van het Antwerpse Unfold in 2003 de ruimtelijke vorm van lcw opnieuw naar een tweedimensionaal patroon dat op elke vlakke drager kan worden gedrukt. In principe kan iedereen de 100% unfolding lcw zo zelf in elkaar plooien. Bovendien, aldus de ontwerper, is het voordeel van deze ‘un-folding’ dat je de lcw ook vlak tegen de muur kan hangen, om zo plaats vrij te maken voor een andere designklassieker. En hoe communiceren keramische objecten op Le fabuleux destin du quotidien? Ook hier gaat het vaak om archetypische objecten: een boot, een bad, een bord. Frozen bath (2001) van Wieki Somers, een parelmoerkleurig keramisch boot-bad, speelt met de dubbelzinnigheden van ‘baden in water’ en ‘drijven op water’ en de plezierige associatie tussen beide concepten. De poëzie van het object wordt nog versterkt door de interactie tussen het wit van het bad en het zwart van het water dat door synthetische hars wordt gesuggereerd, tussen de hardheid van keramiek en de flexibiliteit van de ogenschijnlijk opblaasbare boot, tussen binnen en buiten, tussen tastbare materialiteit en een mentaal reizen. Is Frozen bath een bevroren droom? Wat helder staat afgetekend in de museumruimte lijkt tegelijkertijd te kunnen wegzinken in het donkere territorium dat door de plas wordt ingenomen. En als bad is het object te laag en te weinig comfortabel om echt bruikbaar te zijn, wat voor Wieki Somers in 2007 een reden was om er zelf slechts gedeeltelijk tevreden over te zijn. Een soortgelijke omkering realiseerde ze nadien met Bathboat (2005). Deze bad-boot keert de vorm van een houten boot binnenstebuiten, zodat het water door de vorm wordt omsloten. De realiteit van het varen op water wordt hier letterlijk omgedraaid en het bad wordt een intieme zee om in weg te drijven. Robert Therrien stapelt monumentale borden in keramiek in No Title (Stacked Plates) (1994). Minimal art lijkt zich met pop art te verzoenen. De gigantische stapel herinnert aan de modulaire herhaling van eenvoudige vormen bij de Amerikaanse kunstenaar Donald Judd. Waar de doosachtige volumes van Judds Stacks echter met lege tussenruimten strak tegen de wand zijn gemonteerd en de reeks eindeloos zou kunnen uitbreiden, dreigen de in evenwicht gehouden borden van Therrien onder hun gewicht te kantelen. Met hun uitvergrote herkenbaarheid roepen ze een wereld van kinderlijke herinneringen en sprookjesachtige omkeringen op. In Le fabuleux destin du quotidien stonden ze opgesteld in de nabijheid van drie stoelen van Donald Judd. Vanaf 1973 is Judd vanuit een praktische noodzaak meubilair beginnen ontwerpen waarvan de vormentaal verwantschap vertoont met zijn kunst. Judd erkende deze gelijkenissen maar stelde nadrukkelijk dat zijn stoelen geen kunst maar functionele gebruiksvoorwerpen zijn: ‘A work of art exists as itself, a chair exists as a chair itself.’ Het rationele van Judds ‘een stoel is een stoel’ contrasteert op een doordachte wijze met het dansende van de reuzenstapel van Therrien, waar een keramisch bord meer is dan een keramisch bord. Meer, minder, anders: de keramische borden in Domestic (2002) van Michel François kunnen alle richtingen uit, ook al zijn ze stuk en hangen ze gebundeld boven de vloer. François’ recente tentoonstelling Plans d’évasion in het s.m. a.k. te Gent was een ode aan het rizomatische denken en creëren. In zijn werk evolueert alles voortdurend in diverse richtingen. Vormen lijken zich te herhalen maar zijn ‘valse tweelingen’: ze vertonen een sterke gelijkenis, maar zijn bijvoorbeeld reeds verschillend omdat de plek en het tijdsmoment van de twee objecten niet dezelfde zijn. Ook keramische borden duiken op in dit artistieke labyrint. Ze refereren aan het vormgeven van onze dagelijkse wereld, aan het ‘vastnemen’ van de dingen, het tastbare en het materiële. Tegenstellingen en gelijkenissen tussen vormen en inhouden wisselen elkaar voortdurend af of zijn verstrengeld: verticaal-horizontaal, rond en hard, vlak en volume, beweging en stilstand, veel en weinig... En wat vorm heeft, lijkt onvermijdelijk ook in een staat van vormeloosheid te vervallen.
Joseph Giovanni, ‘The Office of Charles Eames and Ray Kaiser.
2
The Material Trail’, in Donald Albrecht e.a., The work of Charles and Ray Eames. A Legacy of Invention, New York: Harry N. Abrams, 2005, p. 69. Anna Bates, ‘Wieki Somers and Bertjan Pot. Part one’, in Icon 054,
3
December 2007, www.iconeye.com/index.php?option=com_ content&view=article&id=2845. Donald Judd, ‘It’s Hard to Find a Good Lamp’ (1993), in Alex Coles,
4
Design and Art, (Documents of Contemporary Art), LondenDo Break, Tjep. (foto © Tjep)
Cambridge, Mass.: Whitechapel-MIT Press, 2007, p.26.
chairs is not only structure but richly dimensionalized space. [...] The complexity and ambiguity of the work lies partially in its hybrid character. [...] Although Ray never thought of the chairs as art – ‘no, no, no’, she expostulated in an interview – the argument could be made that their collaboration represented a fusion of disciplines. The chairs might even be considered an instance of art furniture avant la lettre (though they were conceived as multiples).’ Curlet’s EAMKEA also calls up other interpretations which connect the Eameses design icon to the self-assembly-idea. Thus in 2003 Dries Verbruggen of the Antwerp duo Unfold retranslated the spatial form of the LC W into a two-dimensional pattern that could be printed on any flat surface. In theory anyone can fold the 100% unfolding LC W themselves. Moreover, according to the designer, the advantage of this ‘un-folding’ capability is that you can also hang the LC W against the wall, to make room for another design classic. And how do ceramic objects communicate at Le fabuleux destin du quotidien? Here again, we are often concerned with archetypical objects: a boat, a bath, a plate. Frozen bath (2001) by Wieki Somers, a mother-of-pearl coloured ceramic boat-bath, plays with the ambiguities of ‘bathing in water’ and ‘floating on water’ and the pleasurable association between the two. The poetry of the object is even further enhanced by the interaction between the white of the bath and the black of the water (suggested by the synthetic resin), between the hardness of ceramics and the flexibility of the apparently inflatable boat, between inside and outside, and between tangible materiality and a mental journey. Is Frozen bath a frozen dream? That which is clearly demarcated on the museum floor looks, at the same time, in danger of sinking into the dark domain occupied by the pool of water. And the bath is too low and too uncomfortable to actually be used as such, something which led Wieki Somers to express her partial dissatisfaction with it in 2007. She has since realised another inversion with Bathboat (2005). This bath-boat takes the form of an insideout wooden boat, so that the water is contained in the shape. Here the reality of sailing on water is literally turned on its head, and the bath becomes an intimate sea on which to drift away. Robert Therrien stacks ceramic plates to monumental proportions in No Title (Stacked Plates) (1994). Minimal art appears to have reconciled itself with
pop art. The gigantic stack is reminiscent of the modular repetition of simple shapes by American artist Donald Judd. Whereas the boxlike volumes of Judd’s Stacks are fixed to the wall with empty spaces in between and the series could stretch to infinity, Therrien’s balanced plates look like they are going to topple over under their own weight. Their larger than life recognisability conjures up a world of child memories and fairytale inversions. In Le fabuleux destin du quotidien they were set up next to Donald Judd’s three chairs. In 1973, through practical necessity, Judd started designing furniture the design language of which was in keeping with his art. Judd acknowledged these similarities but emphatically stated that his chairs are not art, but functional utensils: ‘A work of art exists as itself, a chair exists as a chair itself.’ The rationale of Judd’s ‘a chair is a chair’ contrasts, in a logical manner, with the dance of Therrien’s gigantic stack, where a ceramic plate is more than a ceramic plate. More, less, something else: the ceramic plates in Domestic (2002) by Michel François can be viewed from any perspective, even though they are broken and hang in a bundle over the floor. François’ recent exhibition Plans d’évasion in the S.M. A.K in Ghent was an ode to rhizomatic thought and creation. In his work everything evolves continually in different directions. Shapes appear to repeat themselves but are ‘false twins’: they reveal a strong similarity, but already differ, for example, by virtue of the fact that the two do not share the same time and place. Ceramic plates crop up in this artistic labyrinth too. They refer to the design of our everyday world, to ‘taking hold’ of things, the tangible and the material. Contrasts and similarities between shapes and contents constantly alternate or become entwined: vertical-horizontal, round and hard, surface and volume, movement and standstill, much and little... And that which has form, inevitably appears to be in a state of formlessness. The story of the ceramic objects in Design by performance is, to be more explicit, one of ‘becoming’. Do Break (2001) by Tjep is not just the title of a series of vases in the Droog Do Create project, it is also an explicit invitation to actually smash vases. The layer of rubber specially applied to the inside prevents the shards from flying all over the place, but holds the vase together when it inevitably cracks, and keeps the vase waterproof too. In Shock Proof (2006) Tjep tests how resistant vases by well-known designers (such as Hella Jongerius and Marcel Wanders) are to pelting or falling from a greater or lesser height. The final vase emerges when the action has stopped. But the traces leave a reminder of their performance, which is also documented by film. The Swedish design collective Front runs the performance digitally. A vase in Delft porcelain is converted to a computer version using CAD software and then distorted by a simulated gust of wind. This virtual world then seeks to re-establish contact with reality: a still from the digital distortion process provides the parameters for the real porcelain Blow Away Vase (2009). Unfold (Claire Warnier and Dries Verbruggen) and Tim Knapen also combine elements from ceramics with new technology. Their joint installation L’Artisan Electronique (2010), commissioned by Z33, gives the public the chance to ‘turn’ shapes on a virtual wheel. The hand movements are scanned and the digital objects created in this way then materialise via a 3D printer. The installation’s rapid prototyping technology uses clay as a printing material and builds up the shape through layers of ‘clay rolls’. These layers of clay can be clearly seen. The surface can be smoothed, as with traditional clay working, but Unfold likes to leave the creation process visible in the skin of the printed object, which can then be fired. Vases can also be made by pressing clay through an extruder. In 2007 Pieke Bergmans and Madieke Fleuren looked into this unique production method at the European Ceramic Work Centre in ‘s-Hertogenbosch. The flexible tube of clay continuously produced by their ‘clay mill’ was cut into sections, lightly worked (folded, rolled, pressed) and dried. Each vase was unique, making this not a Limited, but an Unlimited Edition. Unconventional production processes alter this view of the traditional vase and of the relationship between designer/user and product. The vase remains a vase but tells an unusual story. This is also true of
2
Joseph Giovanni, ‘The Office of Charles Eames and Ray Kaiser.
The Material Trail’, in Donald Albrecht et al, The work of Charles and Ray Eames. A Legacy of Invention, New York: Harry N. Abrams, 2005, p. 69. 3
Anna Bates, ‘Wieki Somers and Bertjan Pot. Part one’, in Icon 054,
December 2007, www.iconeye.com/index.php?option=com_ content&view=article&id=2845. 4
Donald Judd, ‘It’s Hard to Find a Good Lamp’ (1993), in Alex Coles,
Design and Art, (Documents of Contemporary Art), LondonCambridge, Mass.: Whitechapel-MIT Press, 2007, p.26.
Het verhaal van de keramische objecten in Design by performance is nog explicieter eentje van ‘worden’. Do Break (2001) van Tjep is niet enkel de titel van een reeks vazen binnen het Droog-project Do Create, het is ook de expliciete uitnodiging tot het daadwerkelijk aan diggelen gooien van de vazen. Door de rubberlaag die speciaal aan de binnenkant is aangebracht, vliegen de stukken niet in het rond maar worden ze met de onvermijdelijke barsten bijeengehouden door de rubberlaag, die de vaas zelfs dan nog waterdicht maakt. In Shock Proof (2006) test Tjep in hoeverre vazen van bekende ontwerpers zoals Hella Jongerius en Marcel Wanders bestand zijn tegen beschieting en een val van grote of minder grote hoogte. In de uiteindelijke vazen is de actie stilgelegd. Maar de sporen herinneren aan de performance die ook filmisch is gedocumenteerd. Het Zweedse designerscollectief Front laat de performance digitaal verlopen. Een vaas in Delfts porselein wordt met ca d-software omgezet tot een computerversie die door een gesimuleerde windvlaag wordt vervormd. Die virtuele wereld zoekt dan opnieuw contact met de realiteit: een still uit het digitale vervormingsproces vormt de parameters voor de echte porseleinen Blow Away Vase (2009). Ook Unfold (Claire Warnier en Dries Verbruggen) en Tim Knapen combineren elementen uit de keramiektraditie met nieuwe technologie. Hun gezamenlijke installatie L’Artisan Electronique (2010), een opdracht van Z33, biedt het publiek de mogelijkheid om op een virtuele draaischijf vormen te ‘draaien’. De handbewegingen worden gescand en de zo ontstane digitale objecten kunnen nadien door een 3d-printer worden gematerialiseerd. De rapid prototyping-technologie in de installatie gebruikt klei als printmateriaal en bouwt de vorm op via lagen ‘kleirolletjes’. Die kleilaagjes zijn duidelijk te zien.
Zoals bij traditionele kleiopbouw zou het oppervlak glad gemaakt kunnen worden maar Unfold laat het maakproces graag zichtbaar in de huid van het geprinte object, dat nadien gebakken kan worden. Vazen kunnen ook ontstaan door klei doorheen een extrusiemachine te persen. In 2007 onderzochten Pieke Bergmans en Madieke Fleuren deze unieke productiemethode in het European Ceramic Work Centre in ’s-Hertogenbosch. De flexibele kleibuis die hun ‘kleimolen’ continu produceerde werd in stukken gesneden, lichtjes gemanipuleerd (geplooid, gerold, geduwd) en gedroogd. Elke vaas was uniek, waardoor dit geen Limited maar een Unlimited Edition was. De ongebruikelijke productieprocessen veranderen onze blik op de traditionele vaas en op de relatie tussen ontwerper/gebruiker en product. De vaas blijft vaas maar vertelt een ongewoon verhaal. Zo ook de Honeycomb Vase (2006) van de Slovaakse productontwerper Tomás Gabzdil Libertíny die zowel in Z33 als in Grand Hornu Images-m ac’s te zien was. Het ontwerp is bijzonder. De vaas start als een basismal uit bijenwas. De mal heeft de vorm van een vaas en is bedrukt met een honingraatmotief, zoals bij de ramen in bijenkasten. De vaasvorm wordt dan in een echte bijenkorf geplaatst waar een week lang 40 000 bijen de vorm met hun eigen honingraat verder uitbouwen. Op een ecologische wijze en door de designer als ‘slow prototyping’ omschreven ontstaat zo een unieke vaas met een eigen kleur en geur. •
Shockproof, Tjep. (foto © Tjep.)
the Honeycomb Vase (2006) by Slovakian product designer Tomás Gabzdil Libertíny, which was on display in both Z33 and Grand Hornu Images-MAC’s. The design is extraordinary. The vase starts out as a basic beeswax mould. The mould has the shape of a vase and is stamped with a honeycomb motif, as placed in the frames of beehives. The vase shape is then placed in a real hive for a week, where 40,000 bees develop the shape further along with their own honeycomb. This gives rise, in an ecological manner described by the designer as ‘slow prototyping’, to a unique vase with a colour and odour of its own. •
47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57
Salone del mobile Milaan 2010 Design Vlaanderen en Kwintessens was opnieuw present tijdens het grootste designevenement ter wereld. Op de meubelbeurs in Milaan toonden we de rondreizende tentoonstelling Je suis dada. Niettegenstaande deze eerder al Turijn, Wenen, en nog een aantal andere steden had bezocht, was ze voor de meeste bezoekers ongezien en één van de mooiste presentaties in de Zona Tortona. De tentoonstelling werd wel aangevuld met enkele premières: de Baobab van Xavier Lust en de nieuwe versie van de Equilibre van Luc Ramael. Maar we waren natuurlijk niet de enige Belgen in Milaan. Zo zagen we heel wat nieuw werk bij verschillende internationale bedrijven die beroep doen op Vincent Van Duysen en Xavier Lust. D’Hanis & Lachaert en Studio Job waren alom in de stad aanwezig. Op de beurs viel ons vooral de geheel nieuwe collecties bij Indera op en ook bij Tribù was er heel wat nieuws te zien. Leuk bij Extremis was de licentie voor het zelf in elkaar knutselen van één van hun stukken; een statement om duidelijk te maken dat het toch echt niet eenvoudiger is om zelf een meubel te maken en dat het allerminst goedkoper zal zijn. Op de Salone Satellite was voor de tweede maal James Van Vossel aanwezig. Onze vrienden van Wallonie-Bruxelles Design / Mode presenteerden daar niet minder dan 10 jonge ontwerpers. 101% Designed in Brussels was zowat onze buur in de Zona Tortona. Ze presenteerden hun selectie voor 2010 en er was ook een tentoonstelling rond Alain Berteau te zien. Unfold trok veel aandacht met L’artisan électronique. Het publiek kan daarbij de vorm bepalen van een kom door met de vinger een laserstraal te doorbreken. De vorm wordt vervolgens opgeslagen en opgebouwd door een machine. Eveneens bij Z33 nieuw werk van Bram Boo. In de Zona Lambrate vonden we ten slotte nog twee Vlamingen die werken in Milaan: Jens Praet en Frederik De Wachter. •
Blow Away Vase, Front (foto © Z33, Maarten van Houten)
Loudordesign voor Jongform, The Book
Milaan 2010 Design Flanders and Kwintessens once again had the pleasure of attending the world’s pre-eminent design event, the Milan International Furniture Fair, where we presented the travelling exhibition Je suis dada. Despite the fact that it had already been on display in venues such as Turin, Vienna, and a number of other cities, the exhibition was completely new to most visitors and widely considered as one of the most aesthetically pleasing in the Zona Tortona. There were, however, a number of works being displayed for the first time at the fair, such as Xavier Lust’s Baobab and the new version of Luc Ramael’s Equilibre. But we were of course not the only Belgians in Milan. We saw a lot of new work from various international companies having called on the services of Vincent Van Duysen and Xavier Lust. There were also D’Hanis & Lachaert and Studio Job, who were present throughout the city. At the fair, we particularly liked the entirely new collections presented by Indera, and Tribù also had many new things on display. A fun idea at the Extremis stand was to let visitors buy a license that allows them to recreate one of their pieces of furniture themselves, and this was a very effective way of making it clear that it is actually not simpler to make a piece of furniture yourself and that it isn’t cheaper, quite the contrary! James Van Vossel was at the Salone Satellite for the second time and our friends from WallonieBruxelles Design/Mode were introducing no fewer than 10 young designers. Our neighbour in the Zona Tortona was 101% Designed in Brussels, who presented their selection for 2010, and there was also an exhibition on Alain Berteau. Unfold garnered a lot of attention with L’artisan électronique, where visitors were able to design the shape of a bowl by interrupting a laser beam with their fingers, save the image and then have the object built by a machine. And there was also new work by Bram Boo with Z33. Finally, while at the Zona Lambrate we ran into two Flemings currently working in Milan: Jens Praet and Frederik De Wachter. •
Loudordesign voor Indera, Astrid
Vincent van Duysen voor Tribu, Neutra Trolley
Stefan Schöning, Delvaux Chair by Bulo (Wallpaper)
Luc Vincent voor Indera, Classic
Marina Bautier voor Swedese, Cruiser
Bram Boo voor Indera, Barbasso
James Van Vossel,
Quinze & Milan voor Eastpak
Boekentasstoel
Fabiaan Van Severen & Wim Segers voor Tribu, Mirthe
Michael Bihain, X-Table
Xavier Lust voor MDF Italia, Baobab Alain Berteau voor Aluci, Swing. (foto: Nick Proot) Chevalier Masson, Trame Rug. (foto: Fien Muller)
Vincent Van Duysen voor Toscoquattro, Elements
Rob van Puijenbroek, Le Puij
Xavier Lust voor Borella, Ecran
Sylvain Willenz voor Karimoku, Homerun. (foto: Takumi Ota)
Matthias van de Walle, Spiegel
Unfold, l’Artisan Êlectronique Casalis, Bonnet Quadrato
(foto: Lieske Reyskens)
Dirk Wynants voor Extremis, Abachus-licentie
James Van Vossel, Invert
Xavier Lust voor MGX Materialise
Couvreur & Devos voor Modular, Spock
Stuut, Babelute (foto: Stuut)
Maarten De Ceulaer, Colour Lights
Nathalie Dewez voor Felt, Disk (foto: Fien Muller)
Michael Verheyden voor When Objects Work, Cone-collectie
Studio Job voor Nodus, Deperished Persian
Bram Boo, Still Life (Z33)
D’Hanis & Lachaert voor Nodus, Almost Red
Vincent Olm, Utopia
Vincent van Duysen
Luc Ramael voor Prandina
voor Swarovski
Sylvain Willenz voor Established & Sons, Print
Dirk Wynants voor Extremis, Sticks Curved
Charles Kaisin voor Val Saint-Lambert, Kaleido
Marie Gobert, Rainbow Light (foto: Marie Gobert)
Hugo Meert, Terrarist. (foto: Fien Muller)
DWA (Alberto Artesani & Frederik De Wachter) i.s.m. Alessandro Costariol, Oltre Dove. (foto: Giovanna Silva)
Studio Job & Pieke Bergmans voor Dilmos, Wonderlamp
Unfold, l’Artisan électronique
Unfold, l’Artisan électronique
(foto: Unfold)
(foto: Kristof Vrancken)
Xavier Lust voor Flat Design, Mouth
Jens Praet, Aquamarine, tafel
58 59 60 61 62 63 64 65 66 67
Portfolio Els Jacobs
Gerda Steegmans
Carlo Van Poucke
Stefanie Condes
Tijdens haar studies aan La Cambre in Brussel richtte Els Jacobs reeds haar label Some-thing-els op, met gebreide accessoires. In het begin maakte ze alles zelf op een handbreimachine, maar sinds enige tijd werkt ze samen met bedrijven. De collecties Re-marquer, Découvrir en Dessous zijn ontstaan als een zoektocht naar de mogelijkheden van de breitechniek. Ze beoogt daarmee een samenhang van materie, kleur en structuur, die op hun beurt het functionele karakter bepalen. Om aan producten in grote oplagen toch een uniek karakter te kunnen geven, ontwerpt ze zodanig dat na productie nog handmatige veranderingen aangebracht kunnen worden.
Het werk van Gerda Steegmans is een persoonlijk verslag van hoe ze de wereld ervaart: nieuwe situaties of opmerkelijke waarnemingen vinden hun vertaling in klei. Het materiaal is gewillig, kneedbaar en luistervaardig. Jarenlang heeft ze met de technische mogelijkheden geëxperimenteerd. De natuur inspireert Gerda door haar schoonheid, maar ook in haar afwijkingen en imperfecties. Een ander spoor is de ongrijpbare wereld: thema’s als sterfelijkheid, eeuwigheid en oneindigheid. Een derde inspiratiebron wordt gevormd door haar reizen. Landschappen die vanuit de lucht geobserveerd worden, kunnen er zo bijvoorbeeld uitzien als een taart. Al deze elementen zitten vervat in Jachtschotel, een werk uit kaolien, beenderen, papier en gips.
Carlo Van Poucke zoekt naar verloren eenvoud en verwondering in het dagelijkse leven. Op die manier maakt hij ruimte in een object voor emotionele betekenissen. Het zijn objecten om te gebruiken, te koesteren, te vergeten en opnieuw te ontdekken. Het werk balanceert tussen gebruiksgoed en kunst, uitersten van eenzelfde expressie. Hij geeft zijn werk een graad van verstilling en leegte mee, een poëtische dromerigheid die openheid beoogt voor de kijker en de gebruiker. Tegelijkertijd laat hij voldoende ruimte aan de toeschouwer om er een eigen verhaal aan toe te voegen, zoals in deze Vriendjes voor Emily.
Gedurende haar opleiding juweelontwerp en zilversmeden raakte Stefanie Condes geïntrigreerd door oude technieken zoals granulatie, waarbij kleine korrels of kralen zich vasthechten aan een oppervlakte. Ze ging op zoek naar hedendaagse productiemethodes die haar toelieten om hetzelfde resultaat te verkrijgen, zonder dat de kralen ergens op geplakt moeten worden. Zo kwam ze uit bij rapid prototyping en rapid manufacturing. Ook al gebruikt ze daarvoor ca d in het ontwerpproces, toch heeft ze ondervonden dat haar kennis van edelsmeedkunst onontbeerlijk blijft.
While studying at La Cambre in Brussels, Els Jacobs set up her own knitted accessories label, Something-els. In the beginning she made everything herself on a hand knitting machine, but more recently she has been collaborating with other businesses. The Re-marquer, Découvrir and Dessous collections started out as an exploration of the possibilities of knitting. With them she sought to achieve coherence of material, colour and structure, which in turn determines functional character. To give large editions of products something of a unique character she designs in such a way that changes can be made by hand after the production process.
Gerda Steegmans’ work is a personal account of how she experiences the world: new situations or striking observations are translated into objects in clay. The material is obedient, malleable and listens well. She spent years experimenting with the technical possibilities. Nature inspires Gerda, through its beauty, but through its deviations and imperfections too. Another perspective is the impalpable world: themes such as mortality, eternity and infinity. Her third source of inspiration is her travels. Landscapes observed from the air can look something like a tart for example. All of these elements are combined in Jachtschotel, a piece made from china clay, bones, paper and plaster.
Carlo Van Poucke searches for lost simplicity and amazement in everyday life. In this way he creates space for emotional significance in an object. They are objects to be used, cherished, forgotten and rediscovered. The work is finely balanced between utensil and art, extremes of the same expression. He gives his work a degree of hush and emptiness, a poetic dreaminess which seeks to create openness for those who look at it and those who use it. At the same time he leaves the beholder room to create a story of his own, as in Vriendjes voor Emily.
While studying jewellery design and silversmithing Stefanie Condes became intrigued by old techniques such as granulation, in which small grains or beads adhere to a surface. She went in search of modern production methods which would give her the same results without having to stick the beads to the surface. This search brought her to rapid prototyping and rapid manufacturing. Though she made use of CAD in the design process, she found that her knowledge of the silversmith’s trade was indispensible.
Jan Marechal
Ingrid Adriaenssens
Anne Perneel
Carolien Van den Hole
Jan Marechal creëert NeW WoRLD, een projectie van zijn fantasie waarin action figures leven volgens eigen wetten en gedragscodes. Het zijn verstilde, fragmentarische taferelen die een wereld suggereren waar techniek en natuur met elkaar verweven zijn. Het creatieve proces start vaak met het verzamelen van allerlei vormen, vaak plastic wegwerpmateriaal. Deze vormen worden via mallen, een verzameling die steeds aangroeit, in porselein gereproduceerd. Vervolgens combineert hij de losse puzzelstukken in ongebakken porselein tot een tafereel. Hier ziet u 2B2CW 01, waarvan de naam verwijst naar de verschillende elementen die gebruikt werden. De figuren stralen de kracht en zelfzekerheid uit van superhelden en intergalactische krijgers, maar hebben tegelijk ook iets menselijks en fragiel.
Ingrid Adriaenssens is begonnen met juweelontwerp vanuit een passie voor tekenen. Ze wordt vooral geboeid door de details, en minder door het grotere geheel, en maakt bewust gebruik van die vervreemdende, microscopische blik. De rijkdom van het materiaal en de drie dimensies vergroten de mogelijkheid tot een eigen vormentaal; ze tekent als het ware met metaal. Daarbij zoekt ze naar tegenstellingen en puurheid: volle vormen, lege contouren … Het zijn alle herkenbare, eenvoudige vormabstracties. Om deze vormen inhoud te geven, laat ze zich inspireren door de literatuur.
Anne Perneel startte haar eigen pottenbakkersatelier in 1985. Haar werk bestaat uit gebruikskeramiek, vervaardigd op de draaischijf en manueel ingelegd in mallen. Haar streven is om mooie dingen te maken die mensen beroeren, inspireren en vreugde geven. Ze werkt zowel voor een breed publiek als voor enkele gerenommeerde restaurants. Alle objecten worden gedraaid met Westerwaldklei en op 1250° glad gebrand. De decoraties zijn engobes die met een ringeloor getekend worden. In een verder stadium worden verschillende lagen glazuur aangebracht met daartussen een wasdecoratie. De rijkdom, diepte en het warme koloriet bekomt ze door het gebruik van asglazuren.
Carolien Van den Hole studeerde zowel productontwikkeling als textielontwerp. In de huidige wegwerpcultuur neemt ze haar verantwoordelijkheid als ontwerper om te zoeken naar duurzame oplossingen, als tegengewicht voor de snelle vergankelijkheid van consumptiegoederen en de afvalberg die daar het gevolg van is. Mikken op duurzaamheid is niet enkel inzetten op recycleren, maar ook een strategie om positieve mentaliteitswijzigingen te veroorzaken. Dat kan onder meer door een emotionele waarde te koppelen aan de producten rondom ons. Zo onderzocht ze de mogelijkheid om kopjes en lepeltjes in suiker te vervaardigen, zodat deze langzaam wegsmelten bij gebruik. Hetzelfde thema keert terug op damasten tafellakens en servetten binnen haar collectie Maison Caro.
Jan Marechal has created NeW WoRLD, a projection of his imagination in which action figures live according to their own laws and codes of conduct. These are tranquil, fragmentary tableaus which suggest a world in which technology and nature are intertwined. The creative process usually starts by collecting all kinds of forms, often disposable plastic objects. These forms are then cast in porcelain using an ever increasing collection of moulds. He then combines the separate unfired porcelain jigsaw pieces in a tableau. Here we see 2B2CW 01, whose name refers to the various elements used in its composition. The figures exude the power and self-assuredness of superheroes and intergalactic warriors, but have a certain humanness and fragility about them.
Ingrid Adriaenssens started designing jewellery through her passion for drawing. What fascinates her, above all, is the detail, more than the greater whole, and she employs this alienating, microscopic view deliberately. The richness of the material and the three dimensions enhance the possibility of arriving at a particular design language; it is as if she were drawing in metal. In this process she looks for contrasts and purity: full shapes, empty contours … They are all recognisable, simple abstractions of shape. To give these shapes content she takes her inspiration from literature.
Anne Perneel set up her own pottery workshop in 1985. Her oeuvre consists of ceramic items for everyday use, created on the wheel and inlaid manually using moulds. She aims to create beautiful things which move, inspire and bring people joy. She sells her work to a broad public and to a few well-known restaurants. All her pieces are thrown in Westerwald clay and smooth fired at 1250°C. The decorative elements are finely applied. At a later stage she adds several layers of glaze alternating with wax decoration. She achieves the richness, depth and warmth of colour through her use of ash glazes.
Carolien Van den Hole studied product development and textile design. In our current culture of disposability she shoulders her responsibility as a designer by looking for sustainable solutions, as a counterbalance to the rapid transience of consumer goods and the mountain of waste which this spawns. Going for sustainability involves more than a commitment to recycling, but a strategy to bring about positive changes in attitude. One way of doing this is by attaching emotional value to the products around us. This led her to look into the possibility of making little cups and spoons from sugar, so that they gradually melt away with use. This theme recurs in the damask tablecloths and napkins in her Maison Caro collection.
Els Jacobs
Gerda Steegmans
Carlo Van Poucke
Stefanie Condes
Jan Marechal
Ingrid Adriaenssens
Anne Perneel
Carolien Van den Hole
Kristof Vrancken kristof_vrancken@yahoo.com +32 494 609025 www.galerieds.eu
nieu ws
69 70 71 72 73
nieu ws
Design Vlaanderen Nieuws
Prijzen
In 2009 werden niet minder dan 21 ontwerpers erkend door Design Vlaanderen. Van 10 juni tot 14 augustus 2010 wordt de Design Vlaanderen Galerie hun platform, in de tentoonstelling De Nieuwe Oogst. In de categorie ‘grafisch ontwerp’ werden geselecteerd: Tom Andries (todaydesign), Ronny Duquenne (eenendertig) en Pascal Van Hoorebeke. Tuur Van Balen, Geert Buelens & Veerle Vanderlinden (EER), Juan Gonzales en David Pas vormen een nieuwe lichting productdesigners. Ingrid Adriaenssens en Stefanie Condes werden geselecteerd als juweelontwerpers, Lotte Martens en Carolien Van den Hole (maisoncaro) als accessoire- en textielontwerpers en bij keramiek vinden we Jan Marechal, Anne Perneel, Gerda Steegmans, An Van den Abbeele en Carlo Van Poucke. In de categorie ‘meubel- en interieurobjecten’ werden ten slotte Maarten De Ceulaer, Stijn Ruys (guilmelmus), Frank Sveid en Fleur Swildens geselecteerd. Let op: de Design Vlaanderen Galerie heeft nieuwe openingsuren: van dinsdag tot vrijdag zijn we te bezoeken tussen 12 en 17 uur; op zaterdag en zondag van 13 tot 17 uur, en op afspraak. De Galerie is gesloten op maandagen en officiële feestdagen (11 juli, 21 juli & 15 augustus 2010). De Nieuwe Oogst wordt gevolgd door de tentoonstelling: Toegepast: Fit to Boost (i.s.m. Design Platform Limburg), van 10 september tot 14 november 2010.
2010 REBRAND Global Award Today Design kreeg een bijzondere vermelding in deze internationale wedstrijd voor de rebranding van het Primus-bier.
Oeverture 2010 plant opnieuw een design-circuit langs de Leie in Gent van 3 tot 5 september 2010. Design Vlaanderen slaat zijn tenten op in de Nemrodzaal, Willem de Beersteeg 20. Design Vlaanderen organiseert voor de 6de maal zijn designtriënnale, onder de naam Belgium is Design. Design for Mankind, van 21 november 2010 tot 2 maart 2011. Deze triënnale wordt georganiseerd n.a.v het tweehonderdjarige bestaan van de Grand Hornu-site en in het kader van het Belgisch voorzitterschap van de Europese Unie. www.belgiumisdesign.be
Van 17 juni tot 15 augustus strijkt onze tentoonstelling Je Suis Dada, rond het surrealistische aspect in Vlaamse vormgeving, neer in het Norwegian Design and Architecture Center in Oslo. Wie de tentoonstelling nog niet gezien heeft en niet zo ver wil reizen, kan ook in Luik terecht tijdens de designbiënnale: van 1 tot 24 oktober in het Institut Saint-Luc. Met de Ecolizer 2.0 lanceert de ova m een wetenschappelijk onderbouwd hulpmiddel dat kan bijdragen tot het verhogen van het milieuverantwoord karakter van een ontwerp of product. De eerste Ecolizer dateert van 2005. Nu, vier jaar later, werden alle data geactualiseerd en opnieuw verwerkt naar indicatoren volgens ‘ReCiPe’, de nieuwe eco-indicator-methode. Nieuw is ook dat de Ecolizer 2.0 tweetalig is (Nederlands en Engels). De ova m hoopt zo een actueel instrument aan te bieden dat ontwerpers en bedrijven inspireert tot innovatieve en milieuverantwoorde producten. In samenwerking met Design Vlaanderen organiseert de ova m nog een Ecolizer 2.0. workshop op 16 september 2010, bij Design Vlaanderen in Brussel.
Scythia 8 Dorothea Van de Winkel is geselecteerd met Moving Circle III en IV voor deze textielbiënnale in Oekraïne. Van 22 tot 26 juni zullen haar werken getoond worden tijdens de conferentie in Kherson. Red Dot Award In het vorige nummer publiceerden we al dat Eric Symons met de Samsonite Cosmolite een Red Dot–Best of the Best won. De volledige lijst van laureaten wordt pas bekendgemaakt op 7 juli 2010. We hebben wel al vernomen dat ook Meyvaert Glass Engineering met de Sanaavitrinekast in de prijzen is gevallen. iF Product Design Award Een lijstje van de Belgische winnaars: Neo, hakselaar, ontworpen door PiliPili voor Eliet; Swing, bureaulamp, ontworpen door Alain Berteau voor Aluci; Walker TC G, tuinverlichting, ontworpen door Paul Ameloot voor Delta Light; Topix en Endless, wandverlichting, ontworpen door het Delta Light designteam; Kosmos, meubel voor binnen en buiten, ontworpen door Dirk Wynants voor Extremis; Cool Stackables, bewaardoosjes voor de koelkast, ontworpen door Jan-Hendrik De Groote voor Tupperware; AEG inbouwoven en kookvuur, ontworpen door Electrolux Design Center Europe voor Electrolux Home Products Corporation (Zaventem); Emura, wandairco, ontworpen door Design 3 (D) voor Daikin Europe; EVRF Handset, handset voor het verwijderen van spataders, ontworpen door PiliPili voor F Care Systems.
www.theradiatorfactory.com
Design Vlaanderen is verheugd om de winnaar van de Henry van de Velde Award Publiek 2009 aan te kondigen. De Play radiator van Jaga Ontwerpstudio kreeg de meerderheid van de stemmen die de bezoekers tijdens de tentoonstelling van de Henry van de Velde Awards & Labels konden uitbrengen. Play is een kindvriendelijke verwarmingsoplossing die maximaal kleur brengt in één radiator. De vierkleurige Play4Girls of Play4Boys radiatoren zorgen overal voor een speelse sfeer. Ga je liever voor clean wit of stijlvol zwart? Het warme gevoel blijft! Play geeft alleen veilige warmte en zorgt volop voor sfeer in huis, maar ook in heel wat openbare gebouwen, ziekenhuizen, kinderdagverblijven, scholen… want waar veel mensen samen zijn, zijn veiligheid en vrolijkheid nu eenmaal onmisbaar. Zijn lage oppervlaktetemperatuur en houten kast met ronde hoeken beantwoorden aan de strengste veiligheidsnormen.
Design Flanders is pleased to announce the winner of the Henry van de Velde Award Public 2009. The Play radiator by Jaga Design Studio received the majority of the votes that were cast by the visitors of the Henry van de Velde Awards & Labels exhibition. Play is a child-friendly heating solution that brings you maximum colour in one radiator. The four coloured Play4Girls or Play4Boys radiators create a playful atmosphere anywhere. You prefer clean white or sleek black? The warm feeling remains! Play only gives off safe warmth and creates an atmosphere at home, but also in public buildings like hospitals, nurseries, and schools… because when lots of people are together, security and happiness is simply indispensable. Its low surface temperature and wooden cabinet with rounded edges meet the strictest safety standards.
nieu ws
nieu ws
Cursussen, workshops, conferenties en lezingen
nieu ws
nieu ws
Beurzen
Algemeen
Industriële vormgeving
Transforming Design 07/09/2010 – 08/09/2010 Sprekers: Kate Aronowitz (Facebook), Joe Ferry (Virgin Atlantic), Mike Ganderton (Lego), Willem Boijens (Vodafone), David Kester (Design Council) e.a.
Experienced Cradle to Cradle Workshop 23/06/2010
Internationaal Keramiek Festival 19/06/2010 – 20/06/2010
Maison & Objet – Meuble Paris 03/09/2010 – 07/09/2010
— Info: Vlerick Leuven Ghent Management School,
— Kasteel van Wippelgem, Evergem
— Info: SAFI, 4, Passage Roux,
Reep 1, 9000 Gent
Info: Keramiek & Kunstpromotie,
F-75850 Paris Cedex 17
09 210 98 99
Ommegangstraat 47, 9080 Lochristi
+33 1 44 29 02 18
www.vlerick.be
09 355 56 08
www.maison-objet.com
— Info: DMI, 101 Tremont Street,
Juwelen en zilversmeden
www.keramiekfestival.be
Suite 300, MA 02108 Boston, USA
Dubieus Design 26/06/2010 Designmarkt met meer dan 60 standhouders
Argillà Italia 04/09/2010 – 05/09/2010
Tradition, Innovation and Sustainability: it’s Promotion from the Administration 10/06/2010 – 11/06/2010
Summer Workshop 2010: David Bielander, Helen Britton 19/07/2010 – 30/07/2010 inschrijven tot 31/05/2010 Thema: Authenticity in the age of style surfing
— Info: Fundacion Espanola
— Info: Alchimia, Via dell’Orto 35 R,
Para El Fomento de la Artesania,
I-50124 Firenze
Lagasca 134-1° Doha,
+39 55 22 32 18 www.alchimia.it
New Designers 01/07/2010 – 11/07/2010 Business Design Centre, London
— Info: Crafts Council, 44a Pentonville Road, UK-N1
E-28006 Madrid, Espana
Keramiek
— Info: Upper Street Events,
www.craftscouncil.org.uk
+1 61 73 38 63 80 www.dmi.org
+34 91 561 02 62 www.fundesarte.org
— Info: Designcenter De Winkelhaak,
— Info: Argillà Italia, Comune di Faenza, Piazza del Popolo 31, 48018 Faenza +39 05 46 69 13 06 www.argilla-italia.it
Lange Winkelhaakstraat 26, 2060 Antwerpen 03 727 10 30 www.winkelhaak.be
Origin 2010 23/09/2010 – 29/09/2010 Old Spitalfields Market, Londen 9BY London Islington +44 20 72 78 77 00
58 White Lion Street, N1 9PP Islington
7th Conference of the International Committee of Design History and Design Studies 20/09/2010 – 22/09/2010 Thema: Design and Craft – A History of Convergences and Divergences.
Primitieve Afrikaanse Potten 18/06/2010 – 20/06/2010 Handopbouw/Rookstoken 23/06/2010 – 27/06/2010
www.designandcraft2010.be
7th International Conference on Design & Emotion 04/10/2010 – 07/10/2010
www.newdesigners.com
100% Design London 23/09/2010 – 26/09/2010 — Info: 100% Design London,
— Info: Galerie Etienne Dewulf,
Art in Action 15/07/2010 – 18/07/2010 Waterperry House, Oxfordshire
Verkortingstraat 44, 9040 Sint-Amandsberg
— Info: Art in Action,
+44 20 89 10 71 93
09 238 29 58
96 Sedlescombe Road, SW6 1RB London
www.100percentdesign.co.uk
www.galerie-etiennedewulf.be
+44 20 73 81 31 92
www.interaction.org.uk
Interieur 2010 15/10/2010 – 24/10/2010
Code18. Copenhagen Design 26/08/2010 – 29/08/2010
— Info : Stichting Interieur, Groeningestraat 37, 8500
— Info: Bella Center,
www.interieur.be
Textiel en papier
350 North LaSalle Street 350,
Maryse Pillu: Vilten 12/06/2010
60610 Chicago, Illinois, USA
— Info: Galerie Etienne Dewulf,
Center Boulevard, 2300 Copenhagen
+1 31 25 95 49 00
Verkortingstraat 44, 9040 Sint-Amandsberg
+45 32 52 88 11
www.id.iit.edu
09 238 29 58
www.bellacenter.dk
— Info: IIT Institute of Design,
www.galerie-etiennedewulf.be
Design at the Edges. 2011 IDA Congress Taipei 24/10/2010 – 28/10/2010 3-1 Park Street, 115 Nangang Taipei
Scythia 8 22/06/2010 – 26/06/2010 Oproep voor kandidaat-sprekers Thema: Traditioneel en hedendaags
+886 2 26 55 81 68
— Info: Scythia, 73028 Kherson, Ukraine
www.tdc.org.tw
anschnei.public.kherson.ua
Glas
Workshops Haslach 18/07/2010 – 30/07/2010
Amélie de Montard: Glass beads 14/06/2010 – 19/06/2010 Scott Chaseling: Roll-up/Glass blowing 21/06/2010 – 26/06/2010 Sylvie Vandenhoucke: Fine pâte de verre 28/06/2010 – 01/07/2010 Koen Vanderstukken: Sand casting 05/07/2010 – 10/07/2010 Vanessa Bunet: Beads 11/08/2010 – 12/08/2010 Etienne Leperlier: Pâte de verre 16/08/2010 – 25/08/2010 Nathalie Painchart: Beads 28/08/2010 – 29/08/2010
— Info: Textile Kultur Haslach,
— Info: Taiwan Design Center, 3F, Bldg.G,
— Info: Musée-Atelier du Verre, 1, rue du Général de Gaulle - BP2, 59216 Sars-Poteries +33 327 61 61 44 museeduverre@cg59.fr
Marktplatz 45, 4170 Haslach +43 72 89 72 300 www.textile.kultur.haslach.at
International Textile Conference Costa Rica 03/09/2010 – 10/09/2010 — Info: Red Textil Iberoamericana, 12355 S.W 129 Court Suite #10, 33186-6406 Miami www.redtextilia.org
Gateway House-28 the Quadrant Richmond, UK-TW9 1DN Surrey
Kortrijk
nieu ws
nieu ws
Wedstrijden
agenda
73 74 75 76
België
Algemeen
Keramiek
Antwerpen
Ecodesign Award 2010 inschrijven tot 30/06/2010 Wedstrijd voor studenten
3. ICMEA Competion inschrijven tot 30/06/2010
— Info: OVAM, Stationsstraat 110,
No.1, Qiaoshan Road, Fuping County
Belgian ceramics: K. Campo, V. Decapmaker, A. Roos, A. Van Hoey, R. Vandewege tot 11/07/2010
2800 Mechelen
www.flicam.com
— A & D Gallery,
— Info: Fuping Pottery Art Village,
015 28 42 84
Grote Koraalberg 17
www.ovam.be
Textiel en papier
0494 28 58 94
Seoul International Design Competition 2010 inschrijven tot 13/07/2010 Thema: Design for All
16ème Carrefour Européen du Patchwork 16/09/2010 – 19/09/2010 inschrijven tot 10/07/2010 Thema: When materiales collide
Afstudeerders IKA Mechelen Glaskunst 18/06/2010 – 26/06/2010
— Info: Seoul Design Foundation,
— Info: Patchwork Europe, 5,
Lange Winkelhaakstraat 26
9th Fl., Yeonho Bldg., 21-1,
rue Kroeber Imlin F, 68160 Ste Marie-aux Mines
03 727 10 30
Seosomun-dong, Jung-gu, Seoul
+33 3 89 58 33 10
www.winkelhaak.be
+82 2 37 05 00 00
www.patchwork-europe.com
— Designcenter De Winkelhaak
Rijswijk Textiel Biennale inschrijven tot 30/08/2010
Zwart: Meesterlijk zwart in mode & kostuum tot 08/08/2010
Info: Museum Rijswijk, Herenstraat 67,
— Modemuseum
NL-2282 BR Rijswijk
Nationalestraat 28/1
— Info: Seoul Design Foundation,
+31 70 39 03 617
03 470 27 70
9th Fl., Yeonho Bldg., 21-1,
www.museumryswyk.nl
www.momu.be
Internationale kantwedstrijd voor kinderen en jongeren 11/11/2010 – 19/12/2010 inschrijven tot 01/10/2010
Ruys: Topstuk in de kijker tot 22/06/2010
— Info: Kant in Vlaanderen vzw,
03 202 48 90
Infirmeriestraat 5, 3290 Diest
www.provant.be/diamant
www.designboom.com/seoul_design_fair.html
Seoul Cycle Design Competition inschrijven tot 05/07/2010 Thema: Cycling with design: Seoul Style
Seosomun-dong, Jung-gu, Seoul +82 2 37 05 00 00 www.scdc.kr
RecyclingDesign2010 inschrijven tot 31/08/2010 Tentoonstelling in het MARTa in Herford, daarna op diverse locaties
— Provinciaal Diamantmuseum Koningin Astridplein 19-23
www.kantinvlaanderen.be
— Info: Arbeitskreis Recycling e.v.,
Ana Cardim: Not for Sale tot 26/06/2010
www.recyclingboerse.org
Körperhüllen 19/03/2011 – 16/04/2011 inschrijven tot 15/09/2010
Glas
— Info: Handwerksform Hannover,
0474 78 01 37
Berliner Allee 17, D-30175 Hannover
www.silkefleischer.com
Heidestrasse 7, D-32051 Herford
— Silke & The Gallery Steenhouwersvest 49
Jutta Cuny – Franz Foundation Memorial Award 2011 inschrijven tot 15/10/2010
+49 51 13 48 59 www.hwk-hannover.de
Victor & Rolf: Dolls tot 16/07/2010
— Info: Museum Kunst Palast,
6th Int. Biennial of Contemporary Textile Art 16/05/2011 – 01/06/2011 inschrijven tot 15/12/2010 Xalapa, Mexico
— Studio Job
— Info: World Textile Art,
Brugge
Ehrenhof 4, D-40479 Düsseldorf +49 21 18 92 91 73 www.museum-kunst-palast.de
Industriële vormgeving
Begijnenvest 8 03 232 25 15 www.studiojob.be
4640 N.W. Doral Court, FL, 33178 Miami
IF-Award 2011 inschrijven tot 15/09/2010 — Info: International Forum Design GmbH, Messegelaende, D-30521 Hannover +49 51 18 93 24 04 www.ifdesign.de
Juwelen en zilversmeden
+1 78 65 46 80 17 www.wta-online.org
Vallonia – Artoday/Dialogues en oeuvre(s) tot 20/06/2010 Flandria – Francia: Tjok Dessauvage, Jean-Pierre Umbdenstock 26/06/2010 – 19/09/2010 — Art-O-Nivo Wollestraat 25
16. Silbertriennale inschrijven tot 01/07/2010 — Info: Gesellschaft für Goldschmiedekunst, Altstädter Markt 6, D-63450 Hanau +49 61 81 25 65 56 www.gfg-hanau.de
050 33 50 61 www.artonivo.be
agenda
agenda
agenda
agenda
Denemarken Brussel
Gent
Kortrijk
Middelfart
Fighting The Box. 20 Belgian Designers – 20 Stories behind the Products 11/06/2010 – 03/10/2010
Plantin Moretusprijs 2010 tot 12/09/2010 Piet Stockmans: retrospectieve Jasper Morisson: Super Normal, Sensation of the ordinary Nilton Cunha: Good Luck! (Sterckshofopdracht) 03/07/2010 – 24/10/2010
Week van het Ontwerpen 2010 23/06/2010 – 27/06/2010
Gerd Hiort Petersen, Hans Munch Andersen 13/06/2010 – 29/08/2010 Lin Utzon 05/09/2010 – 28/11/2010
— Design Museum Gent
— De Electriciteitscentrale. European centre for Contemporary Art, Sint-Katelijneplein 44 www.brupass.be
— NMBS-loods Magdalenastraat www.weekvanhetontwerpen.be
— Grimmerhus Center
Mechelen
Kongebrovej 40
De Nieuwe Oogst 11/06/2010 – 16/08/2010 Toegepast: Fit to Boost 10/09/2010 – 14/11/2010
Jan Breydelstraat 5
Carine Neutjens, Ann Van Hoey tot 20/06/2010
09 267 99 99
— Cultuurcentrum Mechelen
design.museum.gent.be
Minderbroedersgang 5
— Design Vlaanderen Galerie
Hasselt
www.cultuurcentrummechelen.be
Devout/Devine, Fashion vs Religion 26/06/2010 – 09/01/2011
Mons
— Modemuseum Hasselt 011 23 96 21
Lingam. 121 hedendaagse vruchtbaarheidssymbolen tot 22/08/2010
www.hasselt.be
— Les Etables, Site des anciens abattoirs
015 29 40 14
Kanselarijstraat 19 02 227 60 68 www.designvlaanderen.be
Dominique Thomas tot 14/08/2010 Anne-Marie Laureys, Nèle Content 19/08/2010 – 09/10/2010
Gasthuisstraat 11
— ISEL – Librairie Rayon Art
Arcangelo Sassolino: Time Tomb tot 17/08/2010 Philip Metten 27/06/2010 – 03/10/2010
Waterloosesteenweg 31 02 504 80 70 www.iselp.be
Place de la Grande Pêcherie 065 40 53 18 www.mons.be
Seneffe
— Z33
The enormous eternal Kalam of the Soul tot 30/06/2010
Zuivelmarkt 33 011 29 59 60 www.z33.be
— Istituto di Skriptura J. Jordaensstraat 22
Hornu
www.skriptura.be
Kluisstraat 86
In Progress: Studio Wieki Somers, Big-Game, Matali Crasset e.a. tot 12/09/2010 Daniel Weinberger: Plastique c’est chique. Bijoux éternels tot 26/09/2010
02 642 24 62
— Grand Hornu Images
www.aam.be
Rue Sainte-Louise 82
Paris – Bruxelles. Twee eeuwen van architecturale affiniteit tot 29/08/2010 — Museum voor Architectuur
065 65 21 21
Sixties! Bevrijdende kleuren tot 31/12/2010
www.grand-hornu.be
— Museum voor het kostuum en de kant
Keerbergen
Violetstraat 12 02 213 44 50
Gilbert Decock, Damien Gernay tot 25/07/2010
Vermeersch: José, Pol, Robin, Rik, Lowie, Tinus, Vera, Pieter tot 03/07/2010
— Galerie Dessers Beeck Hazendreef 4 015 52 90 91
Vlaams Parlement IJzerenkruisstraat 99
Kluisbergen
02 552 46 46 www.vlaamsparlement.be
Rehabilitation tot 15/08/2010
Bart Baccarne, Amandus Vanquaille, Dorothea Van De Winkel tot 30/08/2010 — Galerij Theaxus
Wiels
Ommegangstraat 3
Van Volxemlaan 354
055 38 60 53
02 347 30 33
www.galerij-theaxus.com
www.wiels.org
for International Studiokeramik
Rendez-Vous Tendance: Createurs de bijoux contemporains de la Communité Française tot 29/08/2010 Thierry De Mey: Parc en mouvement tot 14/09/2010 — Domaine du Château de Seneffe rue Lucien Plasman 6 064 55 89 92 www.chateaudeseneffe.be
+45 64 41 47 98 www.grimmerhus.dk
agenda
agenda
Duitsland
agenda
agenda
Frankrijk
Groot-Brittannië
Frankfurt am Main
Ludwigsburg
Le Fel
London
Mike Bouchet: New Living 01/07/2010 – 12/09/2010 Playing the City II 09/09/2010 – 26/09/2010
Zeitgenössische Künstlerische Keramik 18/06/2010 – 27/06/2010
Quilts tot 04/07/2010
— Schirn Kunsthalle Frankfurt
www.schloss-ludwigsburg.de
Richard Phethean, Yo Thom, Emmanuel Peccatte tot 08/07/2010 3ème Festival de Sculpture céramique européenne: Arrêt sur image 11/07/2010 – 19/08/2010 Claire Curneen, Olivia Chagué 22/08/2010 – 14/10/2010
— Keramikmuseum im Schloss Ludwigsburg Schlossstrasse 30
Römerberg +49 69 29 98 820
München
www.schirn.de
Alessi: Storia e Futuro di una Fabbrica del Design Italiano tot 19/09/2010
— Galerie Du Don
Die Berliner Goldschmiede Emil Lettré und Herbert Zeitner 13/06/2010 – 01/08/2010 Stroh zu Gold – Staatliche Zeichenakademie Hanau tot 25/08/2010 Ulla und Martin Kaufmann: Different from 15/08/2010 – 28/10/2010 NOW. Norman Weber – Best of Jewels 02/09/2010 – 05/11/2010
— Die Neue Sammlung,
www.galeriedudon.com
Ulla und Martin Kaufmann: Different From tot 25/07/2010
+33 1 40 41 51 05
— Deutschen Goldschmiedehaus
— Neues Museum
Altstädter Markt 6
Klarissenplatz
+49 61 81 25 65 56
+49 91 12 40 22 30
www.gfg-hanau.de
www.nmn.de
Les Lalanne tot 04/07/2010 Normal Studio. Design élémentaire Le Wallpaperlab d’A3P tot 15/08/2010
Heidelberg
Pforzheim
Keramikkünstler aus Finnland, Helsinki-Gruppe tot 27/06/2010 Sandy Brown 11/07/2010 – 29/08/2010 Tagung der AIC (Academie International de la Ceramique), Paris 13/09/2010 – 22/09/2010
Trachtenschmuck aus dem Bayerischen Nationalmuseum tot 05/09/2010
— Galerie Marianne Heller
Solingen-Gräfrath
Hanau
Le Don du Fel +33 5 65 54 15 15
Museum für Angewandte Kunst Türkenstrasse 15
Paris
+49 89 27 27 250 www.die-neue-sammlung.de
Noam Toran: Things Uncommon 24/06/2010 – 21/08/2010
Nürnberg
— Le Lieu du design 74 rue du Faubourg Saint-Antoine www.lelieududesign.com
— Les Arts Décoratifs 107 rue de Rivoli
— Schmuckmuseum Pforzheim im Reuchlinhaus Jahnstrasse 42 +49 72 31 39 21 26 www.schmuckmuseum-pforzheim.de
Friedrich-Ebert-Anlage 2 +49 62 21 61 90 90 www.galerie-heller.de
Amboss-Bestecke tot 04/07/2010 — Deutsches Klingenmuseum
Höhr-Grenzhausen
Klosterhof 4 +49 2 12 58 36 10
Kunstkeramik aus Finnland: Feuer und Eis tot 27/06/2010 — Keramikmuseum Westerwald Lindenstrasse 13 +49 26 24 94 60 10 www.keramikmuseum.de
Idar Oberstein Iris Eichenberg tot 26/06/2010 Aktueller Autorenschmuck aus Frankreich 23/06/2010 – 15/08/2010 Stroh zu Gold (Staatlichen Zeichenakademie Hanau) 01/09/2010 – 28/09/2010 — Villa Bengel Wilhelmstrasse 44 www.jacob-bengel.de
www.klingenmuseum.de
www.lesartdecoratifs.fr
— Victoria and Albert Museum +44 20 79 42 26 87 www.vam.ac.uk
agenda
agenda
Nederland
agenda
agenda
Oostenrijk
Zwitserland
Acquoy
Eindhoven
Wien
Lausanne
DNKTNK: Tuttobene 06/06/2010 – 29/09/2010
Play van Abbe: Tijdmachines tot 12/09/2010
Design Impulse aus der Steiermark tot 31/08/2010
Matali Crasset: In Vino Veritas tot 10/10/2010
— Kunstfort Asperen
— Van Abbemuseum
— Design Austria-Designforum
— Mu.dac
Langedijk 60
Bilderdijklaan 10
Museumplatz 1
Place de la Cathédrale 6
www.kunstfortasperen.nl
+31 40 238 10 00
+43 1 524 49 49
+41 21 315 25 30
www.vanabbemuseum.nl
www.designaustria.at
www.mudac.ch
Groningen
Otto Neurath: Gypsy Urbanism Hans Weigand: Vortex Flowers for Kim Il Sung tot 05/09/2010 Ina Seidl tot 26/10/2010 Minimal. Art and Furniture from the MAK Collection tot 31/10/2010
Amsterdam Michele de Lucchi: Produzione Privata 11/06/2010 – 21/06/2010 — Museum van Loon
Now at the former Groninger Museum tot 05/09/2010
Keizersgracht 672
— Groninger Museum
+31 20 62 45 25
Museumeiland 1 / Postbus 90
www.museumvanloon.nl
+31 50 36 66 555 www.groninger-museum.nl
Crystal loves Leather tot 29/08/2010
Leeuwarden
— Tassenmuseum Hendrikje Herengracht 573 +31 20 52 46 452 www.tassenmuseum.nl
Stubenring 5
Oranjegoed! Vier eeuwen Oranje-Nassau op keramiek tot 14/11/2010 — Keramiekmuseum Princessehof
Breda
Grote Kerkstraat 11 +31 58 29 48 958
Infodecodata. Geen woorden maar beelden tot 02/09/2010
www.princessehof.nl
Middelburg
— Graphic Design Museum Boschstraat 22 +31 76 529 99 07 www.graphicdesignmuseum.com
Delft
Lievelingen. Favorieten uit de collectie tot 27/06/2010 Monique van Heist: Mode met Monique tot 24/10/2010 — Zeeuws Museum Abdij Middelburg
Koesteren, ontdekken en verstilling: Birgit Daamen, Floor Max, Sylvia Blickman tot 28/08/2010
+31 118 65 30 00 www.zeeuwsmuseum.nl
Rotterdam
— Galerie Lous Martin +31 15 213 26 97
Atelier Van Lieshout: Infernopolis tot 26/09/2010
www.galerielousmartin.nl
— Museum Boijmans-van Beuningen
Kromstraat 3
18-20 Museumpark
Michael Cleff tot 26/06/2010 Marta Nagy 04/09/2010 – 16/10/2010
Postbus 2277
— Galerie Terra Keramiek
Tilburg
+31 10 44 19 400 www.boijmans.nl
Nieuwstraat 7 www.terra-delft.nl
Lijnen in mijn hoofd. Dertig jaar Lam de Wolf, 1980-2010 26/06/2010 – 12/09/2010
Deventer
— Audax Textielmuseum
+31 15 214 70 72
Goirkestraat 96
Lut Laleman 12/09/10 – 09/10/10 — Loes & Reinier, International Ceramics Korte Assenstraat 15 +31 57 00 13 004 www.loes-reinier.com
— Museum für Angewandte Kunst
+31 13 42 22 41 www.textielmuseum.nl
+43 1 71 13 62 33 www.mak.at
Vlaams tijdschrift voor vormgeving en mode 2de tr imester ja a rga ng xix abonnement € 23,55 los nummer € 6,25
Kwintessens Mode
Backstage Blow Away Vase Art meets Fashion
Honeycomb Vases Made by Bees Performance Backstage
Do Break
colofon colophon
inhoud content
hoofdredacteur
2 Vitrine 2010 in het teken van slow fashion Vitrine 2010 focusses on slow fashion
editor in chief
Veerle Windels auteurs
authors
Stéphanie Duval
Marleen Daniëls
productie fotosessie production photo shoot
David Flamée – Sketch Redactieadres
4 Oh my god, how wonderful: Vlaamse mode in the Big Apple Oh my god, how wonderful: Flemish fashion in the Big Apple
fotosessie photo shoot
Editorial offices
Flanders Fashion Institute Nationalestraat 28/2 2000 Antwerpen t +32 (0)3 226 14 47 f +32 (0)3 232 63 96 e ffi@modenatie.com url www.ffi.be
Abonnementen kunnen schriftelijk of telefonisch worden aangevraagd op het adres van Design Vlaanderen of door overschrijving van € 23,55 op het rekeningnummer be 16 0912 2120 3374. Subscriptions may be requested in writing or by telephone by contacting the Design Flanders editorial offices or by transferring eur 23.55 to bank account number iban BE 16 0912 2120 3374. Adreswijzigingen worden gemeld op het redactieadres. Changes of address may be sent to our editorial offices. Niets uit deze uitgave mag worden gebruikt zonder toestemming van de uitgever. © Design Vlaanderen Nothing contained in this publication may be used, whether in part or in whole, without the publisher’s consent. © Design Flanders Alle adressen van designers, kunstenaars, galeries e.a. kunnen bij Design Vlaanderen verkregen worden. The addresses of designers, artists, galleries and other information are available upon request from Design Flanders.
7 Fotosessie Photo shoot 14 Designers Against AIDS: Belgisch initiatief met internationale reputatie Designers Against AIDS: a Belgian initiative with an international reputation 17 De blik van Flore Zoé — ‘Het onverwachte antwoord’ Flore Zoé’s view — ‘The unexpected answer’ 21 Nieuws en telex News and telex
2 3
Vitrine 2010 in het teken v slow fashion
Veer le Windels
Vitrine 2010 focusses on slow fashion
deelnemers over Slow Fashion
participants Slow Fashion
— Mich a el Ver hey den: 'Het jachtige ritme van de mode intrigeert ons, maar aan de andere kant verzetten we ons er tegen. We proberen naar het tijdloze te streven in onze ontwerpen.' 'We are intrigued by fashion’s hectic pace but on the other hand we try to resist it. Our ambition is to capture something timeless in our designs.' — Anna Hey len: 'Ik experimenteer graag en hou ervan om de dingen uit hun context te trekken.' 'I love to experiment and enjoy taking things out of their context.' — Bruno Va n Gils (Ca fé Cost ume): 'We missen in ons kleermakersvak een boegbeeld, een iconisch beeld dat ons doet stilstaan bij de essentie van waar we in mode mee bezig zijn. Dit icoon toont hoe we alles kunnen herleiden tot de geboorte. Daarom een campagne voor… het schaap.' 'We lack a figurehead in the tailoring trade, an iconic image that makes us reflect about the essence of what we are doing in fashion. This icon shows us how we can reduce everything to birth. That is why we designed a campaign for... sheep.'
van www.ffi.be
Vitrine 2010 loopt van 5 tot 26 juni 2010 in de Antwerpse binnenstad. Vitrine 2010 runs from 5 until 26 June 2010 in Antwerp’s city centre.
Het thema van Vitrine 2010 is slow fashion, een begrip dat meteen geassocieerd wordt met slow food en slow living. Maar kan dit wel binnen het vluchtige gegeven van de mode? Creatief begeleider voor 2010 is Woestijnvis-gezicht Tom Lenaerts. ‘Ik heb geen seconde getwijfeld. Integendeel, ik voelde me bevoorrecht.’
The theme of Vitrine 2010 is slow fashion, a concept that is usually associated with slow food and slow living. But is this possible in the ephemeral frame of fashion? The creative director for 2010 is Tom Lenaerts, a Flemish entertainer and television maker at Woestijnvis. ‘I didn’t hesitate for a second. On the contrary, I felt privileged.’
Op één van de tafels van het ffi liggen enkele custom versies van de Vitrine 2010-affiche, ontworpen door onder meer Karine Nuñez de Fleurquin, Peter Ceursters en de zussen Capara. ‘Ik was erg onder de indruk van die Capara-zussen’, steekt Lenaerts meteen van wal. ‘Ik ben geen “fashionisto”, maar ik ben wél dagelijks met creativiteit bezig. Bovendien houd ik van interessante levens en bevlogen mensen. De creativiteit die ik te zien kreeg toen de ontwerpers hun voorstellen kwamen verdedigen, deed me denken aan de momenten dat ik goeie programmavoorstellen op tafel krijg bij Woestijnvis. Het gaat om eenzelfde soort passie.’
On one of the tables at the ffi are a few custom versions of the Vitrine 2010 poster, designed among others by Karine Nuñez de Fleurquin, Peter Ceursters and the Capara sisters. ‘I was really impressed with the Capara sisters’, Lenaerts starts by saying. ‘I’m not a “fashionisto” but creativity is part and parcel of my job. And I like interesting lives and passionate people. The creativity that I got to see when the designers came to defend their proposals reminded me of the way I feel when I receive good program proposals at Woestijnvis. It’s that same type of passion.’
Lenaerts kreeg een heuse plejade van designers over de vloer en aanhoorde hun voorstellen. ‘Bij bepaalde ontwerpers had ik meteen een reactie van: dit wil ik zien! Wanneer heb je het af? Sommige designers waren wat lui geweest en dan moesten we hun project wat meesturen, ongeveer zoals in een brainstorm voor een tv-programma. Sowieso heb ik de focus niet gelegd op mode bij het bekijken van een project. Ik dacht alleen maar: is het een open deur intrappen of word ik erdoor geprikkeld? Zal ik hiervoor een stap terugzetten en de moeite nemen om het op een afstand te bekijken? Ik had geen verwachtingen, maar ik stond versteld van wat ik te zien kreeg.’ Hij pikt prints van tafel die bij het projectvoorstel van Café Costume horen. Ik zie afbeeldingen van schapen. Slow fashion, inderdaad. Lenaerts vindt het duidelijk veelbelovend. ‘Ik heb zeker niet de pretentie om te zeggen dat ik veel van mode afweet, maar ik zal er zeker meer over weten dan de gemiddelde Vlaming. Maar nogmaals: het moet niet over mode gaan. Vitrine is van oudsher een multidisciplinair project. Iedereen denkt buiten het hokje, wat altijd erg inspirerend werkt. Dat is wat ik in mijn vak ook probeer.’ Lenaerts kan zich heel goed vinden in het thema. Slow fashion is erg op zijn plaats in tijden als deze, vindt hij, en sowieso boeiend in de context van de snelheid waarmee mode altijd gepaard gaat: ‘Veel mensen zijn toch begaan met het 'consuminderen'. Dan biedt slow fashion net dat extra doordenkertje.’ •
Lenaerts met a slew of designers and listened to their proposals. ‘In some cases I immediately had a gut response: I really want to see this! When can you finish it? Some designers were a little lazy which meant that we had to coach them a little in their project. A little like a brainstorm for a TV program. Anyhow, I did not emphasise fashion when looking at a project. All I would think is: is this kicking in an open door or does this motivate me? Will I take a step back for this and make an effort to look at it from a distance? I did not have any expectations, but I was amazed at what I got to see.’ He picks up the print-outs off the table for the Café Costume project proposal. I see images of sheep. Slow fashion indeed. Lenaerts clearly thinks it is promising. ‘I certainly do not have the pretention to say that I know a lot about fashion but I most definitely know more about it than the average Fleming. But again: it does not always have to be all about fashion. Vitrine has always been a pluridisciplinary project. Everyone thinks outside of the box, which is always very inspiring. That is what I try to do in my profession.’ Lenaerts immediately identified with the theme. He feels that slow fashion is really appropriate at times like these and fascinating in the context of speed with which fashion is always associated. ‘Many people are still committed to reducing their consumerism. In that sense slow fashion gives you something extra to think about.’ •
4 5 6
Oh my god, how wonderful: Vlaamse mode in the Big Apple foto's: Nicolas Polet
— Veer le Windels
Oh my god, how wonderful: Flemish fashion in the Big Apple
Een boeiende selectie Belgische modemakers was in februari aanwezig in New York tijdens de befaamde New York Fashion Week. Het zorgde voor aardig wat fashionista-geweld in het Flanders House én voor interessante contacten. Een reportage.
In February a fascinating selection of Belgian fashion designers was present in New York during the renowned New York Fashion Week. It caused quite a fashionista ruckus at Flanders House and also resulted in some interesting contacts. A report.
Van oudsher vormt de New York Fashion Week de kickoff voor een wekenlange modekaravaan die nadien nog halt houdt in Milaan, Londen en Parijs. Enkele tientallen Amerikaanse designers staan hier op de officiële kalender van de Mercedes-Benz Fashion Week en in de marge presenteren evenveel getalenteerde ontwerpers hun collecties in showrooms of galerietjes. Reden te over dus om ook enkele Belgische ontwerpers naar de Big Apple te halen. Edith Vervliet, directrice van het Flanders Fashion Institute, wist de mooiste ruimte te versieren van het Flanders House, dat zich op de 44ste verdieping bevindt van het bekende New York Times Building (architect: Renzo Piano). En het mag gezegd: het uitzicht was er fenomenaal. Dat vonden de designers en hun gasten, maar ook Diane Von Furstenberg, de in Brussel geboren modeontwerpster die sinds jaar en dag in New York aan haar iconische label werkt. Ze bracht de Belgische designers een bezoekje en was uitgelaten over hun werk: ‘Het is altijd fantastisch om talent te spotten’, zei ze toen ze amper binnen was. ‘And what a view!’
Traditionally New York Fashion Week kicks off a week-long fashion caravan, which then stops in Milan, London and Paris. A few dozen American designers are all included in the official calendar of the Mercedes-Benz Fashion Week and in the margin just as many talented designers present their collections in showrooms or galleries. An excellent reason to invite a few Belgian designers to the Big Apple. Edith Vervliet, the director of the Flanders Fashion Institute, managed to book the wonderful space that is Flanders House on the 44Th floor of the well-known New York Times building (architect: Renzo Piano). And yes, the view was spectacular. The designers and their guests thought so and so did Diane Von Furstenberg, the Brussels-born designer who has been working on her iconic label in New York for several years now. She visited the Belgian designers and was elated about their work. ‘It is always nice to be able to do some talent spotting’, she said after she had barely entered the showroom. ‘And what a view!’
Talent was er inderdaad te over. Te beginnen bij de minicollectie sjaals van Peter Ceursters. Peter volgde de modestudie van de academie in Sint-Niklaas en bouwde zijn knowhow op via allerlei jobs in de luxeretail. Vandaag runt hij de Acne Studio in Antwerpen, maar hij werkt na de uren graag aan wat hij zelf een ‘romantische’ en een ‘uiterst fragiele’ collectie noemt. De ontwerper haalde voor zijn creaties allerlei stukken uit zijn kleerkast en herwerkte die tot ingenieuze sjaals die je op diverse manieren rond de hals of het lichaam kan wikkelen. Alles is met de hand gemaakt en afgewerkt, de stoffen zijn uiterst precieus en secuur gekozen. Zijn collectie verkoopt in winkels als Louis in Antwerpen, maar maakt evengoed een uitstekende beurt als kunstproject. Marc-Philippe Coudeyre was hier aanwezig met zijn eerste volwaardige dameslijn, geïnspireerd op het mythische eiland Avalon. ‘Ik hou van dat Middeleeuwse sfeertje’, zo sprak hij, ‘maar ik heb toch geprobeerd dit magische verhaal te vertalen naar een hedendaagse context.’ Tinten als champagne en ebbenhout werden gemixt met zilver en koraalrood. Er werd gewerkt met geperforeerd leder, met lurexzijde en met Swarovski-kristallen, voor de overigens schitterende juwelen. Pronkstuk was een goudkleurige short, maar er zaten ook flink wat functionele stuks tussen. Marc-Philippe studeerde in 2007 af aan de modeafdeling van de Antwerpse academie en begon nadien te werken in het atelier van het Brusselse modehuis Natan, waar hij na zes seizoenen nog steeds actief is. 'Ik voel wel dat ik klaar ben voor een eigen lijn', zei Coudeyre, wiens partner Jan Verheyen de zakelijke kant waarneemt. Anke Loh speelde een thuismatch. De ontwerpster werd in Duitsland geboren, studeerde mode in Antwerpen, maar werkt en woont al jaren in Chicago, waar ze mode doceert aan The School of the Art Institute of Chicago. Anke is een krak in de research
There are a lot of talent in the room. Starting with the capsule collection of scarves by Peter Ceursters. Peter is a graduate of the fashion department of the academy in Sint-Niklaas and acquired knowledge through several jobs in luxury retail. Today he is running the Acne Studio in Antwerp but after hours he likes to work on what he calls a ‘romantic’ and ‘extremely fragile’ collection. The designer drew his inspiration from clothes in his own wardrobe and turned them into ingenious scarves which you can drape around your neck or body in a variety of ways. Everything is hand-made and hand-finished, the fabrics have been selected with care. His collection is sold in shops such as Louis in Antwerp but could also function perfectly well as an art project. Marc-Philippe Coudeyre presented his first full women’s line, inspired by the mythical island of Avalon. ‘I rather like that medieval atmosphere’, he said, ‘but I tried to translate this magical tale to a contemporary context.’ Hues such as champagne and ebony were blended with silver and red coral. He used perforated leather, lurex silk and Swarovski crystals, for the amazing jewellery. The centrepiece was a pair of golden shorts but there were also a number of more functional pieces. Marc-Philippe graduated from the fashion department of the Antwerp Academy in 2007 and then started working for Brussels fashion brand, Natan, where he has been working for six seasons now. ‘I feel that I am ready for my own line’, says Coudeyre, whose partner Jan Verheyen is in charge of the business aspect of his collection. Anke Loh played a home game. The designer was born in Germany, studied fashion in Antwerp but has been working and living in Chicago for several years, where she teaches at the Fashion School of the Chicago Art Institute. Anke excels at research into high-technological fabrics which is evident from her new collection. Uncomplicated types of knitwear, unique constructions that seem to dance
naar hoogtechnologische stoffen en dat merken we ook aan haar nieuwe collectie. Ongecompliceerde vormen van breigoed, unieke constructies die lijken te dansen en een mooie diepgang geven aan elk stuk. ‘Ik heb me laten inspireren door stedelijke architectuur en door origamitechnieken’, vertelde ze. Anna Heylen had een mannenkleerkast opengetrokken en daar bijzondere stuks uitgehaald om die aan denkbeeldige vrouwen te geven. Die luisterden naar namen als Alexandra, Andrea, Georgina, Simona en Alicia en hadden zelfs elk een leeftijd en een woonplaats (Palma, Alaska, Italië). De werkwijze? Een uiterst klassiek herenhemd kreeg een vrouwelijke kraag mee van tule, een klassiek gesneden herenpantalon werd achteraan voorzien van vrouwelijke details. Opvallend was het gebruik van raffia, van mooie wolsoorten en van unieke prints, gecreëerd door de designer zelf. ‘Stoer maar toch supervrouwelijk’, zei Anna. Erg trots was ze op de brokaatzijde die ze samen met een fabrikant had gerealiseerd, én op haar galamouw – ‘so dressed up’, aldus Anna, tegen een van de plaatselijke journalisten. Lenny Leleu viel vrolijk uit de toon met haar collectie unieke badpakken, een concept waarmee ze in 2007 afstudeerde aan de modeafdeling in Antwerpen. Nadien werkte ze met Daryl K en met Jeremy Scott (in zijn team in Los Angeles) en startte in stilte haar eigen swimwear-lijn. Denk grafische dessins, gestructureerde belijning, opvallende tinten (wit, geel, rood), ongeziene uitsnijdingen. Ze wil met de lijn ook buiten België doorbreken, liefst in de vs, en daarom is ze meegekomen. ‘Ik heb voor het eerst ook T-shirts klaar die een mooie aanvulling zijn op mijn badmode.’ Idriz Jossa toonde een collectie bijzondere kazuifeljassen, terwijl Stephan Schneider zijn herenlijn naar New York had meegebracht. Het is een heel persoonlijke collectie met mooie, rijkelijke materialen en ietwat strenge vormen; heerlijk breigoed dat het midden houdt tussen nostalgie en realiteit maar ook een afwerking made in Belgium. Iets waar ze in New York duidelijk van opkijken. Vooral tijdens de persconferentie van deze Antwerp Showroom in New York was het op de koppen lopen. Talloze journalisten van plaatselijke kranten, tvploegen en bloggers waren op de afspraak en praatten met de diverse designers. Ook enkele buyers waren van de partij. Het viel op dat ze wel al van Belgische mode hadden gehoord maar niet altijd wisten wat ze zich daarbij moesten voorstellen. Iedereen was erg onder de indruk van zowel de presentatie als de afwerking van de collecties. Getoetst aan de slogan Flanders: an innovator nation (dixit Lorin Parys, voorzitter van Flanders dc) was dit initiatief alvast een schot in de roos. •
around the body and a beautiful depth characterise each item. 'I was inspired by urban architecture and origami techniques', she said. Anna Heylen had opened a men’s wardrobe and pulled out a number of special items to give them to imaginary women. They listened to names such as Alexandra, Andrea, Georgina, Simona and Alicia and even had an age and a residence (Palma, Alaska, Italy). How did she do it? A feminine tulle collar was added to an extremely classic men’s shirt, a classically cut pair of men’s trousers was completed with some feminine details in the back. Her use of raffia, of beautiful wool textures and unique prints, created by the designer herself, was noteworthy. ‘Tough-looking and yet very feminine’, said Anna. She was very proud of the brocade silk that she had created together with a manufacturer and of her gala sleeve – ‘so dressed up’, she said to the local press. Lenny Leleu was happily out of tune with her unique collection of bathing suits, a concept with which she graduated from the Antwerp fashion department in 2007. She then worked with Daryl K and Jeremy Scott (as a member of this team in L A) and quietly started designing her own swimwear line. Think graphic prints, structured lines, striking colours (white, yellow, red), amazing cut-outs. She would like to launch the line outside of Belgium, preferably in the US, which is why she came along. ‘I’ve also developed a series of T-shirts which complement my swimwear nicely’. Idriz Jossa showed a collection of special chasuble jackets, while Stephan Schneider has brought his men’s line to New York. It is a highly personal collection with beautiful luxurious fabrics and somewhat severe tailoring; wonderful knitwear that veers somewhere in the middle between nostalgia and reality but with that Made in Belgium finish. Something that surprised the New York press. The press conference of the Antwerp Showroom in New York was well attended. Several journalists from local newspapers, T V crews and blogger came and talked to the various designers. There were also a number of buyers. Most of them had heard of Belgian fashion already but did not always know what it entailed. Everybody was very impressed with the presentation and the finishing of the collection. Tested against the slogan Flanders: an innovator nation (as coined by Lorin Parys, the Chairman of Flanders DC) this initiative was definitely a big hit! •
7 8 9 10 11 12 13
Backstage Fashion Department Artesis Hogeschool Antwerpen, 2009 photography: Marleen Daniëls production: David Flamée – Sketch
14 15 16
Designers Against AIDS: Belgisch initiatief met internationale reputatie
— Stéph a nie Du va l
foto's: Designers Against A IDS
Designers Against AIDS: a Belgian initiative with an international reputation
In de modewereld is Designers Against a ids intussen een begrip. Er is de veiling in Parijs met Lee Cooper, de lancering van de cultparfums Six Scents in samenwerking met mensen als Gareth Pugh en Bernhard Willhelm, het legertje modellen dat zich achter Models Against a ids schaart, en natuurlijk de meest recente samenwerking met h&m. da a verzint steeds nieuwe manieren om de huiskamer binnen te dringen met hun levensreddende boodschap: practise safe sex! En toch weten slechts weinigen dat da a een Belgische organisatie is, en stoot bezielster en oprichtster Ninette Murk nog steeds op onbegrip en vooroordelen. Er is nog werk aan de winkel voor da a, maar aan vechtlust zal het hen niet ontbreken. Het verhaal van Designers Against AIDS is onlosmakelijk verbonden met het leven van Ninette Murk. Als modejournaliste zat ze op de eerste rij naast de catwalks en was ze consultant voor een hele resem modebedrijven. Maar toen haar assistent, Peter Verhelst, seropositief bleek te zijn en later aan a ids overleed, veranderde alles. ‘Bij de laatste shows waar Peter mee naartoe ging, deed iedereen echt vervelend tegen hem. Hij had doorgaans slechts een staanplaats omdat hij nog maar net begon, en hij mocht nergens zijn vouwstoeltje uitklappen. De reactie was dat hij maar thuis moest blijven als hij ziek was.’ Voor Ninette was op dezelfde manier verder blijven werken in de modewereld geen aantrekkelijke optie meer. Geleidelijk aan begon ze haar activiteiten te combineren met acties voor het goede doel. Haar eerste wapenfeit was Designers Do Denim, een fundraising evenement in opdracht van Evisu waarvoor Ninette de medewerking van alle grote Belgische modeontwerpers kreeg. De opbrengst van de creatieve veiling ging naar het Tropisch Instituut ten voordele van de research rond hi v en a ids, maar een misschien nog belangrijker gevolg was de media-aandacht die met de actie gepaard ging. Zelfs Suzy Menkes zakte af naar het Antwerpse Museum voor Schone Kunsten voor de veiling, en weidde er een artikel aan in The Herald Tribune. ‘Voor mij werd op dat moment duidelijk dat ik toch mijn leven in de modewereld kon combineren met de problematiek rond a ids’, vertelt Ninette. En de toon werd meteen gezet voor de wijze waarop ze dat zou blijven doen: ‘Na die eerste actie voor het Tropisch Instituut kwam de nadruk meer en meer te liggen op preventie. Ik denk dat je het niet volhoudt als het altijd gaat over ziekte en dood … Preventie is eigenlijk wel leuk: het gaat over seks en dat is goed, maar je moet het wel een beetje voorzichtig doen.’ ‘Wat bij mij echt de doorslag gaf, waren mijn kinderen,’ zo verklaart Ninette haar inzet voor a ids-preventie. ‘Toen mijn assistent overleed, vroeg ik mijn kinderen wat ze over a ids wisten; dat er vroeger veel mensen aan stierven en dat het in Afrika een groot probleem was, maar verder niets. Toen dacht ik, “dat is toch niet goed!” Het is ook dezelfde reden waarom de infecties opnieuw stijgen in Europa en Amerika, voor meer dan de helft binnen de groep van jongeren. Ik vroeg me toen af waarom iedereen enkel maar zit te hameren op Afrika. Het is daar een drama, maar hier is het wel gemakkelijker te voorkomen: iedereen heeft geld voor condooms en ze zijn overal te verkrijgen. Er is geen reden om besmet te raken.’
Ninette probeert een tegengewicht te vormen voor organisaties die werken rond de a ids-problematiek in Afrika: op zich een nobel doel, maar helaas vaak meer gestoeld op marketing dan op een echte ziel. Volgens Ninette is het voor bedrijven dan ook moeilijker om hi v en a ids in het Westen aan te willen pakken, want dan zouden ze hun eigen klanten rechtstreeks toespreken. a ids is dan geen ver-vanmijn-bedshow meer, maar iets waar iedereen mee geconfronteerd kan worden. ‘h&m krijgt er natuurlijk veel goede pers door, maar dat is dan ook verdiend. Noem nog maar eens een bedrijf dat op zo’n manier het seksuele gedrag van zijn eigen klanten in vraag gaat stellen. Behoorlijk moedig!’ zegt de bezielster van da a. h&m begon vorig jaar aan de samenwerking met da a onder de titel Fashion Against Aids. Wat eerst een kleine collectie T-shirts was met prints gemaakt door popidolen, groeide dit jaar uit tot een volwaardige collectie kleding en accessoires: in totaal 59 verschillende items. De Zweedse kledingketen verdient niets aan de verkoop van deze speciale collecties: de opbrengst gaat voor een groot deel naar da a, maar wordt ook deels geschonken aan andere goede doelen die aan a idspreventie doen. ‘Het mag wel eens gezegd worden dat deze organisaties dankzij da a en h&m een serieuze financiële bijdrage krijgen, zonder er echt iets voor te moeten doen’, zegt Ninette trots. Het zit haar soms dwars dat persberichten slechts gedeeltelijk worden gecommuniceerd naar het grote publiek: ‘Het stuk over de werking van da a wordt er in 95% van de artikels uitgelaten, maar dat is net waar het om draait. Het gaat niet om de kleding’, zegt ze. Eerder al vermeldde Ninette dat mode slechts één van de mogelijke dragers is van de boodschap die da a wil verspreiden. Een zeer doeltreffende drager, dat wel, want mode bereikt enorm veel jongeren. ‘We gebruiken de hele popcultuur om jongeren te bereiken. Niet enkel mode, maar ook muziek bijvoorbeeld’, verduidelijkt Ninette. Door Ninettes eigen achtergrond en netwerk is mode wel het startpunt geweest voor de organisatie, maar al snel werd haar organisatie vervoegd door Javier Barcala: een Spaanse film- en fotografiefanaat uit Brussel. Hij trok de lijn van da a door naar andere delen van de populaire cultuur, en al snel werden ook muzikanten en acteurs bij projecten betrokken. Dankzij de medewerking van vele beroemdheden groeide da a dan ook in geen tijd uit tot een internationaal bekende organisatie. ‘Ik heb het al meegemaakt dat een Vlaamse journaliste in het Engels tegen mij begon te praten,’ lacht Ninette, ‘Er zijn veel mensen die moeilijk kunnen geloven dat een organisatie met dergelijke internationale weerklank toch Belgisch kan zijn.’ Maar het hoofdkwartier bevindt zich wel degelijk in Merksem, en de voorbereidingen voor de opening van het hi v/a ids Awareness Education Center in Deurne zijn in volle gang. ‘De officiële opening van het centrum vindt plaats in juni’, vertelt Ninette. Het doel van het centrum is om de werking van da a duurzamer te maken, om de losse projecten een verdere invloed te laten hebben na het eigenlijke project. ‘In het centrum willen we internationale jongeren door middel van workshops aanleren hoe ze zelf, in hun eigen land, projecten kunnen opzetten. Zo zal de ene workshop bijvoorbeeld draaien rond het maken van een muziekvideo, en de volgende rond het opzetten van
Designers Against AIDS is an established concept in the fashion world. There is the auction in Paris with Lee Cooper, the launch of the Six Scents cult perfumes in collaboration with people such as Gareth Pugh and Bernhard Willhelm, the army of models which endorses Models Against AIDS and of course the recent cooperation with H&M. DA A always manages to come up with new ways of invading people’s living rooms with their life-saving message: practice safe sex! And yet few people realize that DA A is actually a Belgian organization. And founder Ninette Murk, who inspired the initiative, still often encounters a lot of misunderstanding and prejudice. DA A still has a lot of work to do but they are certainly ready for the job. The story of Designers Against AIDS is inextricably linked with the life of Ninette Murk. As a fashion journalist she sat in the front row during fashion shows and worked as a consultant for a host of fashion labels. But when her assistant, Peter Verhelst, proved to be HIV positive and subsequently died of AIDS, everything changed. ‘Everybody started treating Peter really badly during the last shows that he attended. He would usually have to stand because he was just starting out and he was never allowed to use his folding chair. People used to say that he had to stay home if he was that ill.’ Ninette knew that she could no longer work in the same way in the fashion world again. She gradually started combining her activities with charity campaigns. Her first achievement was Designers Do Denim, a fund-raising event on behalf of Evisu, for which Ninette managed to get all the leading Belgian fashion designers to cooperate. The proceeds from the creative auction went to the Tropical Institute to benefit HIV and AIDS research. But even more important was the media attention that the campaign garnered. Even Suzy Menkes travelled to Antwerp to visit the Museum of Fine of Arts on the occasion of the auction and she dedicated an article to it in The Herald Tribune. ‘It became clear to me then that I could combine a life in the fashion world with the AIDS issue’, says Ninette. And it immediately determined the way in which she would continue to do this. ‘After the first campaign for the Tropical Institute the emphasis increasingly was on prevention. I don’t think that you can keep on doing this if you’re always focusing on illness and death… Prevention is fun: it’s about sex, which is good, but you need to take care when having sex.’ ‘The deciding factor for me was my own children’. That is how Ninette explains her commitment to AIDS prevention. ‘When my assistant died I asked my kids what they knew about AIDS; they said that a lot of people had died from it in the past and that it was a major problem in Africa but that was all they knew. Then I said to myself: “This can’t be right.” It is the same reason why infections are on the rise again in Europe and the US; half of the new infections are in the category of young people. I then asked myself why everybody is always focusing on Africa. Yes, the situation in Africa is dramatic, but it is easier to prevent AIDS right here. Here everybody has money for condoms and they are available everywhere. There is no reason for you to be infected.’
Ninette tries to counterbalance organisations that focus on the AIDS issue in Africa: a noble goal in itself but unfortunately often based on marketing rather than on real soul. According to Ninette, companies have a more difficult time broaching the subject of AIDS and HIV in the West because they are talking to their customers directly. AIDS would no longer be something that is not part of your world. It would be something that everybody could be confronted with. ‘H&M got a lot of good press, of course, but they deserved it. Try to name one company that started questioning the sexual behaviour of its own customers in such a way. That is quite brave!’, says the woman who inspired DA A. Last year H&M started working with DA A under the title, Fashion Against Aids. Initially the idea was to create a capsule collection of T-shirts with prints made by celebrities. This year it turned into a complete collection with clothes and matching accessories: 59 items in total. The Swedish clothing chain does not make any money from the sale of these special collections: the proceeds largely go to DA A but also in part to other charities that focus on AIDS prevention. ‘I like to remind people that these organisations receive a substantial contribution thanks to DA A and H&M without really having to do anything for it’, says Ninette proudly. She is sometimes irritated that press releases only focus on part of the message. ‘In 95% of the articles people leave out the part about DA A’s activities but that is precisely what it is all about. It’s not about the clothes,’ she says. Ninette already mentioned that fashion was just one of the ways of disseminating the message that DA A wants to share. It’s an effective vehicle because fashion reaches a lot of young people. ‘We use all of pop culture to reach young people. Not only fashion, but also music for example’, Ninette explains. Thanks to Ninette’s background and network, fashion was the organisation’s starting point but then Javier Barcala, a Spanish film and photography fanatic from Brussels came on board. He extended DA A’s scope to include other parts of popular culture and soon musicians and actors were also involved in the projects. Thanks to the cooperation of several celebrities DA A became an internationally known organization in no time at all. ‘I’ve had several occasions where a Flemish journalist started interviewing me in English’, laughs Inette. ‘There are people who have a hard time understanding that an organization with such international appeal can be Belgian.’ But the headquarters are most definitely located in Merksem and the preparations for the opening of the HIV/AIDS Awareness Education Center in Deurne are in full swing. ‘The official opening of the centre takes place in June’, says Ninette. The aim of the centre is to make DA A more sustainable, to ensure that individual projects can have more of an impact after the actual project. ‘In the centre we want to organize workshops to teach young people how they can set up projects in their own countries. One workshop, for example, will focus on making a music video, another on setting up a fashion show. The students create their own project and then leave for home with the necessary baggage to continue working on prevention.’ In a few years from now DA A hopes to open a second centre in the US if the first location
www.designersagainstaids.com
een modeshow. De studenten realiseren dan ook daadwerkelijk een project, en vertrekken naar huis met de bagage om de preventie verder te zetten.’ Over een paar jaar wil da a een tweede centrum openen in Amerika als de eerste locatie blijkt te werken. ‘Omdat we zo veel met popcultuur werken, en Amerika de bakermat van de popcultuur is, lijkt het ons logisch. Er is daar ook veel werk aan de winkel, en we zijn momenteel al in vergevorderde onderhandelingen over een partnership met een enorm groot Amerikaans bedrijf dat ontzettend veel jongeren zou kunnen bereiken.’ Het is wel ironisch dat da a op veel bijval kan rekenen van internationale bedrijven, maar dichter bij huis nog vaak bot vangt. ‘Je komt erg vaak “bangebroeken” tegen in bedrijven,’ zegt Ninette. ‘Vraag ze iets rond kanker te doen, en het is meteen in orde. Maar rond a ids hangt nog steeds een negatieve sfeer. Iedereen zegt dat het fantastisch is wat we doen, maar als we komen aankloppen geeft niemand thuis. In plaats van er nu eens fier op te zijn dat er iets met internationale uitstraling uit België komt? Weet je dat ik zelfs jongeren ken die seropositief zijn en het niet tegen hun ouders durven zeggen? Gewoon door dat ouderwetse idee errond. Dat moet gedaan zijn, er moet nog veel meer over geschreven worden.’ •
is successful. ‘It seems logic to do this because we work so much with pop culture and because America really is the cradle of pop culture. There is a lot of work to do there, and currently negotiations about a partnership with a huge American company that would be able to reach so many young people are already at an advanced stage.’ It is ironic that DA A can count on so much support from international companies but closer to home often struggles to do so. ‘There are a lot of scared people in companies’, says Ninette. ‘Ask them to do something with cancer and you can consider it done. But all too often AIDS still has a lot of negative connotations. Everybody says it’s fantastic what we are doing, but when we come knocking at their door, nobody’s home. Instead of being proud that something with international appeal is created in Belgium? Do you know that I know young people who are HIV positive and who not dare to tell their own parents? Simply because of the oldfashioned ideas that prevail. Enough already, there is still a lot to be done and written about it.’ •
17 18 19 20
De blik van Flor ‘Het onverwacht antwoord’
— Veer le Windels
Flore Zoé’s view ‘The unexpected answer’
re Zoé hte www.florezoe.com Het modeproject Art meets Fashion van Flore Zoé zal ook te zien zijn tijdens Vitrine in Antwerpen. Flore Zoé’s fashion project, Art meets Fashion will also be exhibited during Vitrine in Antwerp.
Flore Zoé wilde Antwerpse mode in beeld brengen en trok met die vraag naar het ffi. Daar ontstond het idee om het creatieve proces van ontwerpers uit de doeken te doen en dus ging Flore beelden maken in het Gentse mi at en mixte ze mode met licht en ruimte en vooral met passie. De Nederlandse fotografe Flore Zoé kon haar modeproject Art meets Fashion in samenwerking met het ffi alvast tonen in New York en in Parijs.
Flore Zoé wanted to portray Antwerp fashion and contacted the FFI with her question. Together they had the idea to reveal the creative process that underpins designers’ work and so Flore started by taking photos at MIAT in Ghent, where she combined fashion with light and space, and above all with passion. Dutch photographer Flore Zoé has already shown her fashion project, Art meets Fashion in cooperation with the FFI in New York and in Paris.
Wie het Flanders House in New York binnenliep tijdens de modeweek van New York, kon er niet naast kijken. De grote foto’s van Flore Zoé sierden de enige muur die geen ongelooflijk uitzicht over New York bood. Een paar weken later was het weer van dat, toen de Antwerp Showroom neerstreek in Parijs, en de Art meets Fashion beelden van Flore Zoé daar in het eerste deel van de galerie de aandacht opeisten.
It was difficult to not notice this exhibition as you entered Flanders House in New York during New York fashion week. Flore Zoé’s large photos adorned the only wall in the building that does not offer incredible views of New York. A few weeks later, and it was time for the next instalment as the Antwerp Showroom travelled to Paris and Flore Zoé’s Art meets Fashion images attracted all the attention in the first section of the gallery.
De in Nederland geboren Flore Zoé studeerde psychologie, maar keerde toch terug naar haar oorspronkelijke passie, de fotografie. Ze zette haar eigen fotoagentschap op poten en ontpopte zich vanaf het einde van de jaren 90 tot een fotografe met een aparte kijk op de dingen. ‘Ik wil altijd een verhaal vertellen’, zegt ze. ‘Ik probeer een context te creëren waarin zich een eigen wereld ontspint, vol verhalen, mensen, ideeën.’ Via via kwam ze in contact met de modewereld van Antwerpen. Ze zat al langer te denken aan een modeverhaal in beelden. Creativiteit in beeld brengen was één ding, maar misschien nog boeiender leek het haar om het creatieve proces in verschillende luiken neer te zetten. Ze contacteerde enkele bijzondere designers die in de periode 2000-2007 aan de modeafdeling van Antwerpen afgestudeerd waren; Tim van Steenbergen, Heaven Tanudiredja, Ek Thongprasert, Marc-Philippe Coudeyre: ze wilden stuk voor stuk hun medewerking verlenen aan dit project door bepaalde kledingstukken te ontlenen voor de fotoshoot. Die vond plaats in januari, in het Museum voor Industriële Archeologie in Gent (kortweg het mi at), die volgestouwd is met oude weefgetouwen en andere vooroorlogse machinerieën. De fotosessie vond plaats op de bovenste verdieping, met zicht op de torens van Gent. ‘Het werd een prachtig moment, daar in Gent’, herinnert Flore zich. ‘Ik had alle beelden uiteraard vooraf op papier uitgetekend, maar ze gerealiseerd zien was nog eens een verrassing.’ De beelden vormen een zesluik die de volledige opbouw van een collectie laten zien; van inspiratie over allereerste realisatie, tot en met imagobepaling en zelfs pure paniek (‘haal ik het wel?’). Een mooie manier om het denk- en werkproces van de modeontwerper in beeld te brengen. ‘Ik vond het toch wel bijzonder om dat hele proces te tonen en op die wijze toch een beetje die illusie van glamour te doorprikken’, vertelde de fotografe in Parijs. ‘Elke ontwerper gaat een gevecht aan met zichzelf tijdens dat creëren. Hij of zij zoekt inspiratie en moet die absoluut vinden, maar meestal ligt het antwoord in het compleet onverwachte.’ Het resultaat: drama, maar dan van het menselijke soort. Heel herkenbaar en uiterst passioneel. •
Dutch-born Flore Zoé studied psychology but soon returned to her original passion, photography. She started her own photo agency and from the end of the 1990s became a photographer with a distinct view on things. ‘I have always wanted to tell a story’, she says. ‘I try to create a context in which a whole new world is created, full of people, stories and ideas.’ In a roundabout way she found out about Antwerp’s fashion world. She had been thinking for quite some time about a fashion story in images. It was one thing to portray creativity, but it seemed even more fascinating to depict the creative process in different chapters. She contacted a number of interesting designers who had all graduated from the fashion department of Antwerp’s Academy: Tim van Steenbergen, Heaven Tanudiredja, Ek Thongprasert, Marc-Philippe Coudeyre: each of them was happy to collaborate on this project by loaning certain garments for the photo shoot, which took place in January. The location was the Museum for Industrial Archaeology in Ghent (MIAT), which is packed with old looms and other pre-war machinery. The photo session took place on the top floor with a view of the Ghent skyline. ‘It was a wonderful moment, there in Ghent’, Flore remembers. ‘Naturally I had prepared sketches of all the photos I wanted to take but it was such a surprise to see it all play out so well’. The images constitute a sextych, which shows the full construction of a collection; from the inspiration to the first realisation, including the determination of the image and even sheer panic (‘Can I do it?’). An excellent way of portraying the thought and work process of the fashion designer. ‘I did think it was quite special to show the entire process and to pierce the illusion of glamour ever so slightly’, said the photographer in Paris. ‘Each designer wages a battle with him or herself during the creative process. S/he is searching for inspiration and has to absolutely find it but usually the answer lies in the completely unexpected.’ The outcome: drama, but of a human nature. Very recognizable and extremely passionate. •
21 22
nieu ws
ne ws
Café Costume en Atelier 11
Café Costume en Atelier 11
De ontwerpers achter Atelier 11 en Café Costume hebben samengewerkt, met als resultaat een heel grappige collectie van typisch mannelijke juwelen, zoals dasspelden en manchetknopen. Op de prints duiken onder meer pin-ups en andere speelse elementen op. Bruno Van Gils, de man achter Café Costume, laat ook weten ingezet te hebben op bijzondere voeringstoffen, net een tikkeltje anders dan de rest. Café Costume opent trouwens weldra een derde vestiging, dit keer in Gent.
The designers behind Atelier 11 and Café Costume have joined forces. The outcome is a whimsical collection of typically male jewellery, such as tie pins and cufflinks. The prints include pin-ups and other playful elements. Bruno Van Gils, the man behind Café Costume, also informed us that he chose special fabrics for the linings that are slightly out of the ordinary. Café Costume will soon be opening a third store, in Ghent this time.
Elvis Pompilio is terug
Elvis Pompilio is terug
Hoedenmaker Elvis Pompilio liet weten dat hij op 1 april een gloednieuwe winkel zou openen in de buurt van de Brusselse Zavel en dat bleek geen aprilgrap te zijn. In de Lebeaustraat zijn zowel zijn atelier als shop gevestigd. Pompilio had naar eigen zeggen opnieuw zin in ontwerpen én in rechtstreeks contact met zijn klanten. Er is trouwens ook een biografie over hem verschenen.
Milliner Elvis Pompilio notified us that he would be opening a brand-new store on 1 April near Sablon in Brussels and it was not a case of an April Fool’s joke. His store and workshops are now situated in rue Lebeau. Pompilio says he was in the mood for designing again and for direct contact with his clients. A biography about the exuberant milliner was also recently published.
Sleeper van Lore Ongenae
Sleeper van Lore Ongenae
Het was een tijdlang erg stil rond modeontwerpster Lore Ongenae. Tot ze onlangs een mailtje stuurde met in bijlage een gloednieuw ontwerp: een soort van slaapbril gemaakt van rood of zwart leder waarmee langeafstandsvluchten net iets aangenamer worden.
For a long time we heard nothing at all from fashion designer, Lore Ongenae. Until she recently sent us a mail with a brand-new design: a sleep mask, made of red or black leather which makes long-haul flights a tad more pleasant.
Joanne bij de ambassadeur
Joanne bij de ambassadeur
Op 24 juni organiseert Joanne Vanden Avenne een modeshow in de residentie van de Amerikaanse ambassadeur in Brussel. Joanne is een telg uit een bekende ondernemersfamilie van nu al vijf generaties. Haar eerste collectie ligt momenteel in een vijftal Belgische topboetieks.
On 24 June Joanne Vanden Avenne will be organising a fashion show at the residence of the American ambassador in Brussels. Joanne is a scion of a wellknown family, with five generations of entrepreneurs. Her first collection is available from five leading Belgian stores.
nieu ws
ne ws
Plato Juwelen
Plato Juwelen
In september 2010 start Plato Juwelenontwerp, een peterschapsproject van Voka/ Kamer van Koophandel Antwerpen en het Waasland en ffi dat juwelenontwerpers meer ondernemersvaardigheden wil bijbrengen. Het traject loopt tot in het voorjaar van 2011 à rato van één avond per maand. Peter is Nico Taeymans. Meer info via ffi.
In September 2010 Voka/Chamber of Commerce of Antwerp and the Waasland Region will launch Plato Jewellery Design, a new mentoring project. The aim is to teach jewellery designers entrepreneurial skills. The project will run until the spring of 2011 and will encompass one day of training per month. The project’s godfather is Nico Taeymans. More information can be obtained from the FFI.
Margiela Home
Margiela Home
In de marge van het Salone del Mobile in Milaan werd in de galerie van de bekende conceptstore Corso Como 10 de nieuwe home collection van Maison Martin Margiela voorgesteld. Met onder meer een reeks witte zitbanken en een serie van zelfklevende wandbekleding. Alles geeft perfect de sfeer van het huis Margiela weer.
In the margin of the Salone del Mobile in Milan the new home collection of Maison Martin Margiela was presented in the gallery of the well-known concept store, Corso Como 10. It includes a series of white couches and adhesive wall decorations. Everything epitomizes the atmosphere of Maison Martin Margiela.
telex
23
telex
Sa menstelling: Veer le Windels
Compiled by: Veer le Windels
Wordt het label van Josephus Thimister ingelijfd bij de holding van Anne Chapelle? Het is een gerucht dat de ronde deed tijdens de modeweek van Parijs. Feit is dat Chapelle (de drijvende kracht achter de modelabels van Ann Demeulemeester en Haider Ackermann, n.v.d.r.) de verkoop van de nieuwe Thimister-collectie in een Parijse showroom in juiste banen leidde. A.F. Vandevorst heeft een collectie getekend voor Marie Jo, het toonaangevende lingeriemerk van de Belgische lingeriespecialist Vandevelde. De collectie wordt midden juni voorgesteld. Alexandra Verschueren, oudgediende van de modeafdeling van de Antwerpse academie, heeft de hoofdprijs weggekaapt op het Festival d’Hyères. Tim Van Steenbergen heeft de afgelopen weken vaak gependeld tussen Milaan en Antwerpen. De reden? Hij ontwierp de kostuums voor Rheingold, de eerste in een serie van drie Wagner-producties van Het Toneelhuis, met maar liefst zes voorstellingen in de Scala van Milaan. Haider Ackermann en Raf Simons zijn de speciale gasten van de komende Pitti Uomobeurs in Florence. Ze zullen er hun collecties tonen aan een uitgelezen schare journalisten en kopers. Pitti Uomo loopt van 15 tot 18 juni. Juwelenontwerpster Anne Zellien heeft zoveel succes gehad met haar eerste Vintage 13-lijn dat ze alvast van start gaat met een tweede reeks. De basis van die collectie wordt gevormd door oude juwelen die ze vindt op markten en bij brocanteurs, waar ze dan vervolgens nieuwe juwelen van maakt. Het zijn allemaal unieke stukken. De expo over twintig jaar Martin Margiela loopt van 3 juni tot 5 september in het Somerset House in Londen. Nog tot 18 december loopt in het Schoeiselmusem van Izegem de expo Shoes, Shoes, Shoes! met verzamelstukken uit de hoogdagen van de Belgische schoennijverheid. En in Hasselt opent op 26 juni een expo over religieuze symboliek in designermode, in een scenografie van Michaël Verheyden. Stijn Helsen heeft de kostuums ontworpen voor het personeel van Viage, het gloednieuwe casino in hartje Brussel. Christophe Coppens heeft recent de gloednieuwe ds3 van Citroën gepimpt. Intussen blijft Beth Ditto van rockband Gossip opduiken met zijn accessoires. Dirk Bikkembergs zal de komende twee jaar de spelers van fc Toronto kleden. Op 30 juni organiseert het Verbond van Belgische Ondernemingen (v bo) n.a.v. het Belgische co-voorzitterschap van de eu een galadiner, met onder meer mode. Het ffi en Wallonie Bruxelles Design Mode verlenen hun medewerking. Voor ffi neemt Marc Philippe Coudeyre deel, voor w bdm Sandrina Fasoli.
Will Josephus Thimister’s label be bought by the Anne Chapelle’s holding? Rumours were rife during Paris Fashion Week. It is worth noting though that Chapelle [ed: the driving force behind the fashion labels of Ann Demeulemeester and Haider Ackermann] was selling the new Thimister collection in a Paris showroom. A.F. Vandevorst designed a collection for Marie Jo, the leading lingerie brand manufactured by the Belgian lingerie specialist, Vandevelde. The collection will be presented in mid-June. Alexandra Verschueren, a graduate of the Antwerp Academy’s fashion department, was awarded first prize at the Festival d’Hyères. In recent weeks, Tim Van Steenbergen has been frequently commuting between Milan and Antwerp. Why? Because he designed the costumes for Das Rheingold, the first in a series of three Wagner productions of Het Toneelhuis, with six performances scheduled at the Scala in Milan. Haider Ackermann and Raf Simons are the special guests of the upcoming Pitti Uomo trade fair in Florence. They will show their collections to a select group of journalists and buyers. Pitti Uomo runs from 15 until 18 June. Jewellery designer, Anne Zellien, has had such a success with her first Vintage 13 line that she has embarked on a second series. The basis of the collection is formed by old jewellery which she sources from markets and antiques
dealers. She then turns this jewellery into new jewels. Every piece is unique. The exhibition about twenty years of Martin Margiela will run from 3 June until 5 September at Somerset House in London. The Shoe Museum in Izegem is scheduling the Shoes, Shoes, Shoes! exhibition, which showcases collection items from the heyday of the Belgian shoe industry until 18 December. And in Hasselt an exhibition will open on 26 June about religious symbols in designer fashion. The exhibition was created by Michaël Verheyden. Stijn Helsen has designed the uniforms for the personnel of Viage, the brand-new casino in the centre of Brussels. Christophe Coppens recently pimped the brandnew Citroën DS3. In the meantime Beth Ditto of rock band, The Gossip continues to showcase his accessories on the red carpet. In the next two years, Dirk Bikkembergs will be dressing the players of FC Toronto. On 30 June the Federation of Enterprises in Belgium will be hosting a gala dinner on the occasion of the Belgian Presidency of the EU. Fashion is one of the ingredients. The FFI and Wallonie Bruxelles Design Mode will be contributing. Marc Philippe Coudeyre will be representing the FFI, Sandrina Fasoli will attend on behalf of WBDM.
Johan Vandebosch info@ziezo.be +32 477 445919 www.ziezo.be