3de trimester 2012 jaargang XXI
Kwintessens mode
Kwintessens design i Vlaams tijdschrift over design & mode | 3de trimester 2012 - jaargang XXI | Abonnement € 23,55 - los nummer € 6,25
Vlaams tijdschrift over design & mode | 3de trimester 2012 - jaargang XXI | Abonnement € 23,55 - los nummer € 6,25
kwintessens DESIGN
36 Portfolio frieke janssens
102 Ode aan het mijnverleden en een les voor de toekomst Tentoonstelling The Machine Ode to the history of mining and a lesson for the future Exhibition The Machine Christian Oosterlinck
106 Agenda
13 De confrontatie tussen vernieuwende mode uit België en Nederland Tentoonstelling High Fashion Low Countries The confrontation between innovative fashion from Belgium and the Netherlands Exhibition High Fashion Low Countries
46 Het boek herdacht Geoffrey Brusatto, Ruth Loos en Ellen Bilterest over hun doctoraat in de kunsten The book reconsidered Geoffrey Brusatto, Ruth Loos and Ellen Bilterest on their doctorate in the arts Lut Pil
Karen Van Godtsenhoven Vertaling Translation Data Translations ElaN languages IGTV
Niets uit deze uitgave mag worden gebruikt zonder toestemming van de uitgever. © Design Vlaanderen Nothing contained in this publication may be used, whether in part or in whole, without the publisher’s consent. © Design Flanders Alle adressen van designers, kunstenaars, galeries e.a. kunnen bij Design Vlaanderen verkregen worden. The addresses of designers, artists, galleries and other information are available upon request from Design Flanders. Volg Kwintessens online op Follow Kwintessens on http://www.facebook.com/kwintessens
kwintessens mode
Druk Printing New Goff
Adreswijzigingen worden gemeld op het redactieadres. Changes of address may be sent to our editorial offices.
01 Voorwoord September Issues Preface September Issues
Werkten mee aan dit nummer Contributing editors Natasja Admiraal An Bogaerts Karel Cambien Eva Coudyzer Elien Haentjens Christian Oosterlinck Lut Pil Kurt Vanbelleghem Koen Van der Schaeghe
Redactieadres Editorial offices Design Vlaanderen/Kwintessens Koloniënstraat 56 (7de verdieping) 1000 Brussel T +32 (0)2 227 60 60 F +32 (0)2 227 60 69 E info@designvlaanderen.be W www.designvlaanderen.be
Trui Moerkerke
Grafisch ontwerp Graphic design Iris Rombouts
02 Mode is teamwork Portret van enkele beeldenmakers Fashion is teamwork Portrait of a few designers
Redactie Editorial team Steven Cleeren Christian Oosterlinck
Abonnementen kunnen schriftelijk of telefonisch worden aangevraagd op het adres van Design Vlaanderen of door overschrijving van € 23,55 op het rekeningnummer IBAN BE68 3751 1109 9334 / BIC BBRU BEBB. Subscriptions may be requested in writing or by telephone by contacting the Design Flanders editorial offices or by transferring EUR 23.55 to bank account number IBAN BE68 3751 1109 9334 / BIC BBRU BEBB.
Siska Lyssens
Fotografie portfolio Photography portfolio Frieke Janssens
10 Sober, tijdloos sculpturaal en ultravrouwelijk Tentoonstelling Madame Grès. Sculpturale mode Sober, timeless, sculptural and ultra-feminine Exhibition Madame Grès. Sculptural fashion
Hoofdredacteur Editor in chief Johan Valcke
Coördinatie Coordination Mies Van Roy
Elien Haentjens
Kurt Vanbelleghem
81 Klas van 2012 80 afstudeerprojecten Class of 2012 80 graduating projects
14 Portfolio Fashion Forward
30 Sociaal design creëert verbondenheid Hoe het Straatstarters-project buren bij elkaar bracht Social design creates solidarity How the Street Starters project brought neigbours closer together
Boy Kortekaas
Eva Coudyzer
22 In het laatste jaar is je collectie je hele universum Interview Miquel Boutens Your collection is your entire universe in your graduation year Interview Miquel Boutens
79 Nieuws News
Jolien Vanhoof
Elien Haentjens
23 Schoonheid versus tristesse in de wereld In memoriam Kaat Tilley Beauty versus sorrow in the world In memoriam Kaat Tilley
24 Leren ontwerpen op maat De workshops van Atelier-K! en DinnerinG Learning to do custom design The workshops of Atelier-K! and DinnerinG
Elien Haentjens
An Bogaerts
Fotografie portfolio Photography portfolio Boy Kortekaas
74 Zielsverwanten voor het leven Leerling Roos Van de Velde en leraar Frits Vandenbussche Soul mates for life Student Roos Van de Velde and teacher Frits Vandenbussche
Hoofdredacteur Editor in chief Trui Moerkerke
Koen Van der Schaeghe
Abonnementen kunnen schriftelijk of telefonisch worden aangevraagd op het adres van Design Vlaanderen of door overschrijving van € 23,55 op het rekeningnummer IBAN BE68 3751 1109 9334 / BIC BBRU BEBB. Subscriptions may be requested in writing or by telephone by contacting the Design Flanders editorial offices or by transferring EUR 23.55 to bank account number IBAN BE68 3751 1109 9334 / BIC BBRU BEBB.
16 Design met de paplepel Drie ontwerpers groeiden op in een creatief nest Design with mother’s milk Three designers grew up in a creative family
Grafisch ontwerp Graphic design Iris Rombouts
Natasja Admiraal
Adreswijzigingen worden gemeld op het redactieadres. Changes of address may be sent to our editorial offices.
68 Design thinking als vliegwiel Onderwijs vernieuwt zichzelf Design thinking as a flywheel The educational system renews itself
Redactie Editorial team Stephanie Duval Jolien Vanhoof Jasmijn Verlinden Agnes Wené Veerle Windels
Karel Cambien
Niets uit deze uitgave mag worden gebruikt zonder toestemming van de uitgever. © Design Vlaanderen Nothing contained in this publication may be used, whether in part or in whole, without the publisher’s consent. © Design Flanders
08 De zin en onzin van designkritiek Volgens de designer en de criticus The sense and nonsense of design criticism According to the designer and the critic
Coördinatie Coordination Trui Moerkerke
Elien Haentjens
Alle adressen van designers, kunstenaars, galeries e.a. kunnen bij Design Vlaanderen verkregen worden. The addresses of designers, artists, galleries and other information are available upon request from Design Flanders.
62 “Een kloof? Welke kloof?” Els Huygelen en Mark Vervaeke over het spanningsveld en de kruisbestuiving tussen het onderwijs en de textielindustrie “Gap? What gap?” Els Huygelen and Mark Vervaeke on the tension and cross-fertilisation between education and the textile industry
Redactieadres Editorial offices Flanders Fashion Institute Nationalestraat 28/2 2000 Antwerpen T +32 (0)3 226 14 47 F +32 (0)3 232 63 96 E ffi@modenatie.com W www.ffi.be
02 Afgestudeerd in de kunsten Eén jaar later Graduated in the arts One year later
Volg Kwintessens online op Follow Kwintessens on http://www.facebook.com/kwintessens
Christian Oosterlinck
Druk Printing New Goff
Johan Valcke
Vertaling Translation Data Translations ElaN languages IGTV
56 De late roeping Op een dag opstaan en designer willen worden The late calling Waking up one day and wanting to be a designer
Werkten mee aan dit nummer Contributing editors Marie Delbeke David Flamée Elien Haentjens Siska Lyssens Karen Van Godtsenhoven Jolien Vanhoof Jasmijn Verlinden
01 Voorwoord Leren ontwerpen Preface Learning to design
Voorwoord/preface Johan Valcke
Leren ontwerpen / learning to design De redactie van Kwintessens heeft de gewoonte om thema’s uit te kiezen die zeer ruim zijn en die vanuit verschillende invalshoeken benaderd kunnen worden. Wij concentreren ons uiteraard op design, en dan nog het liefst als een maatschappelijk fenomeen dat – goed of slecht – in alle structuren, processen en denkwijzen van onze hedendaagse maatschappij aanwezig is. In sommige gevallen is design een sturende kracht, in andere situaties ondergaat design net de macht van andere maatschappelijke krachten. Zo ook in het onderwijs. Onderwijs is een zeer breed thema. Wanneer je het echter vanuit het designstandpunt beschouwt, dan komt er als vanzelf een hele specifieke invalshoek naar voren. In designonderwijs speelt het verwerven, ontwikkelen en bestendigen van creativiteit een hoofdrol. En dan stel ik creativiteit gelijk aan het inzicht in en de drang naar het vormgeven, aan het ontwikkelen van de visie en de vaardigheid om innovatieve concepten te creëren die zowel de ontwerper als de klant (bedrijf, overheid of particulier) een goed gevoel geven. Een dergelijke visie heeft de laatste tijd enorm aan belang gewonnen. Bedrijven, overheden, media en burgers zijn er gevoelig voor. Designonderwijs kent tal van verschijnings-
vormen. De meest courante vorm leidt designers op in hogescholen, in de bamastructuur die jonge mensen de kans geeft om zich professioneel of academisch te vervolmaken in een specifieke designdiscipline. De studenten die er komen zijn dikwijls ‘geroepen’, om maar eens een spirituele term te gebruiken. Ze hebben het ‘van huis uit meegekregen’ of ze zijn natuurtalenten, en soms is er zelfs – zoals u in dit nummer kunt lezen – sprake van een late roeping. Er is natuurlijk ook de categorie van harde werkers, die misschien iets minder talent hebben maar dat goedmaken door een huizenhoge motivatie. Een andere vorm is de zelfstudie. Je vindt deze vooral terug in de ambachtelijke sector. De laatste dertig jaar is het fenomeen sterk verminderd, maar er is een tijd geweest, te situeren in de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw, dat zelfscholing bijna vanzelfsprekend was. Ik denk aan disciplines als studiokeramiek, textielkunst, juweelontwerp en glasschilderkunst, disciplines die toen weinig creativiteit kenden maar die door inspanningen van autodidacten opnieuw domeinen van onderzoek en van artistieke vernieuwing werden. Vandaag lopen diezelfde disciplines opnieuw gevaar, omdat ze in een aantal – gelukkig niet alle! – hogescholen niet of nauwelijks onder-
The Kwintessens editorial staff are accustomed to choosing topics that are extremely broad and can be approached from various angles. Obviously we concentrate on design, and then preferably as a social phenomenon that – for better or worse – is present in all structures, processes and modes of thought within our contemporary society. In some cases design is a guiding force, while in other situations it is subject to other social forces. The same is true of education. Education is a very broad topic. However, if you look at it from a design perspective, then a very specific line of approach emerges. In design education, the acquisition, development and perpetuation of creativity plays a major role. And then I equate creativity to an understanding of and the urge to design, to the development of the vision and the skill to create innovative concepts that give both designer and client (business, government or individual) a good feeling. Such a view has recently gained enormously in importance. Businesses, governments, media and citizens appreciate it. Design education takes many forms. The most common form trains designers in colleges, in the BAMA structure that gives young people the opportunity to fulfil themselves professionally or academically in a specific design discipline. The students on these courses will often have felt a “calling”, to use a spiritual term. They “have always had it in them” or are natural talents, and sometimes there can even be a calling later on in life – as you can read in this issue. Naturally there is also the category of the hard workers, less talented perhaps but who make up for it by being incredibly motivated.
wezen worden vanuit hun specifieke noden en behoeften. En ten slotte zijn er de designcritici, die beperkte groep van specialisten die op universitair of hogeschoolniveau leerde omgaan met design. Uiteraard is iedereen designcriticus, net zoals iedereen ook kunst-, film- en theatercriticus is, omdat iedereen recht heeft op zijn eigen smaak en subjectieve visie. De uitdaging ligt echter in het verwerven en het doorgeven van kennis over design. Het is een feit dat onze universiteiten vooralsnog geen leerstoel ‘designgeschiedenis’ of ‘designkritiek’ aanbieden. Het zou alvast een stap vooruit betekenen als een aantal kritische geesten de kans kregen om zich voldoende te ontwikkelen om zinvolle commentaar te leveren bij het fenomeen design. Maar laten we ook niet het technische onderwijs en het volwassenenonderwijs vergeten. Daarbij denk ik vooral aan de Syntraopleidingen die tal van technische knowhow doorgeven en op die manier eveneens bijdragen aan het designonderwijs. Goed onderwijs levert betere mensen op, en dat geldt uiteraard ook voor de designgemeenschap.
Another form is self-study. You mainly find this in the crafts sector. The phenomenon has tailed off sharply in the last thirty years, but there was a time, in the 1950s and 1960s, when self-schooling was almost a matter of course. I am thinking of disciplines such as studio ceramics, textile arts, jewellery design and stained glass-making, disciplines that at the time featured little creativity but which through the efforts of self-taught practitioners again became areas of research and of artistic innovation. Today these same disciplines are again under threat, because in a number of – but fortunately not all! – colleges, they are barely, if at all, taught from the perspective of their specific needs and requirements. And finally there are the design critics, that limited group of specialists who learned about design at university or college level. Obviously everyone is a design critic, just as everyone is also an art, film and theatre critic, because everyone is entitled to their own taste and subjective view. The challenge, however, lies in acquiring and passing on knowledge of design. It is a fact that our universities do not yet offer a chair in “design history” or “design criticism”. It would be a step forward if a number of critical minds were given the opportunity to develop sufficiently to provide a meaningful critique of the phenomenon of design. But let us also not forget technical education and adult education. I am thinking here in particular of the Syntra courses, which pass on abundant technical knowhow and in so doing also contribute towards design education. Good education produces better people, and the design community is no exception.
1
Graduated in the arts One year later | Elien Haentjens
A fascinating job is not a foregone conclusion for most young people. For art students, the leap to professional life is often even greater. Suddenly they are on their own, having to build a practice, completely independently, out of nothing. That’s why Kwintessens carried out a survey of the professional situation of four young creative people, exactly one year after their graduation. Four different testimonies about how a young artist can fare. Who? Britt De Groot Graduated as? Master in Textile Design, Royal Academy of Fine Arts Ghent Contact? britt_de_groot@msn.com
2
“For my final project, I designed a fabric that keeps demanding attention by virtue of the changing light or the altered position of the viewer. Following my graduation, DisAppear was featured in several international magazines. Apart from that, I submitted the project for the Portfolio competition being run by Optimo, the innovation centre for the textile, wood and furniture industry. Through this participation, the MateriO library of materials put me in contact with the textile company, B.I.C. Carpets. They invited a number of external designers to rejuvenate their ranges. I returned home with a box full of threads. With that, I could let my ideas run wild, albeit within the limits of their machinery. I work at home on the project one day a week and in August we discuss the results of my experiments. At the present time, I weave the prototypes by hand, but I’ve also made my way to the TextielLab in Tilburg to carry out tests. It’s an innovative laboratory where I previously did work experience. This project for B.I.C.-Carpets in Belgium gives me the opportunity to get acquainted with a number of techniques which weren’t as readily available while I was studying. Fortunately, I have been successful in technically translating my ideas. I actually never expected in a million
Afgestudeerd in de kunsten Een jaar later
Elien Haentjens
DisAppear, Britt De Groot
Een boeiende baan is voor de meeste jongeren niet vanzelfsprekend. Voor kunststudenten is de sprong naar het beroepsleven vaak nog groter. Plots staan ze er alleen voor, moeten ze uit het niets helemaal zelfstandig een praktijk opbouwen. Daarom peilde Kwintessens naar de professionele situatie van vier jonge creatievelingen, precies ĂŠĂŠn jaar na hun afstuderen. Vier uiteenlopende getuigenissen over hoe het een jonge artiest kan vergaan.
3
DisAppear, Britt De Groot
Wie? Britt De Groot Afgestudeerd als? Master in Textielontwerp, Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Gent Contact? britt_de_groot@msn.com “Voor mijn eindwerk ontwierp ik textiel dat door het veranderende licht of de veranderde positie van de toeschouwer telkens opnieuw om aandacht vraagt. DisAppear is na mijn afstuderen in enkele internationale tijdschriften verschenen. Daarnaast heb ik het project ook ingediend voor de Portfolio-wedstrijd van Optimo, het innovatiecentrum voor de textiel-, hout- en meubelindustrie. Via die deelname heeft de materialenbibliotheek MateriO me in
contact gebracht met het textielbedrijf B.I.C.-Carpets. Om vernieuwing te brengen in hun collecties hebben ze enkele externe designers uitgenodigd. Met een doos vol draden keerde ik weer huiswaarts. Daarmee mag ik nu mijn ideeën de vrije loop laten, weliswaar binnen de grenzen van hun machinepark. Eén dag per week werk ik thuis aan het project en in augustus bespraken we de resultaten van mijn experimenten. Momenteel weef ik de prototypes met de hand, maar ik ben ook al naar het TextielLab in Tilburg getrokken om tests uit te voeren. Het is een innovatief laboratorium waar ik eerder al stage heb gelopen. Dit project voor het Belgische B.I.C.Carpets geeft me de kans om kennis te
years that I would end up with B.I.C.-Carpets, but just the same, I find it a fascinating and instructive experience. It also helps me to figure out exactly what direction I want to pursue, because it is not so easy to find that out. One thing I know for sure: I want to combine my activities as an independent practitioner with a role in education, so that I can remain creatively active while I pass on my knowledge. For that reason, during this past year, I undertook teacher training in the visual arts.”
Who? Eva Menga Graduated as? Bachelor in Interior Design, Sint-Lucas Ghent Contact? www.mengainterior.com
4
“After my bachelor’s, I had the opportunity to do a six-month internship via the Leonardo da Vinci programme with Sigurd Larsen in Berlin. I was able to work on very varied assignments, amongst others a pop-up store for the Zalando online shoe and clothing shop, the interior of the Swiss Embassy in Cameroon, and the stands for the DMY design exhibition at the old Tempel-
maken met verschillende technieken die tijdens mijn studie minder aan bod zijn gekomen. Gelukkig slaag ik er wel in om mijn ideeën technisch te vertalen. Ik had eigenlijk totaal niet verwacht dat ik bij B.I.C.-Carpets zou terechtkomen, maar net daarom is het een boeiende en leerrijke ervaring. Het helpt me ook om uit te pluizen welke richting ik precies uit wil, want het is niet zo eenvoudig om daar achter te komen. Eén ding weet ik wel zeker: ik wil mijn activiteiten als zelfstandige graag combineren met een taak in het onderwijs, zodat ik creatief actief kan blijven terwijl ik mijn kennis doorgeef. Daarom volgde ik het voorbije jaar ook de lerarenopleiding beeldende kunsten.”
hof airport. This first work experience made me realise that I am fascinated by designing and building my own furniture. After all, as an interior architect, you can simply select existing furniture to create a certain atmosphere, even if our teachers always encouraged us to do as much designing as possible ourselves. To further develop those skills, I will probably still take the furniture design course in Mechelen. A first impetus towards furniture design was Exchange: for the presentation of the final project of textile designer Mel Roose, I developed a multifunctional oak piece of furniture that enters into a relationship with the fabric in different configurations. The parts of the piece of furniture each had to form a secure environment for a specific piece of knitting; together they had to form a showcase for the entire collection. As Mel Roose did in her knitting, I too played with the ratio of 40 cm x 40 cm. The furniture is suitable for an exhibition, but also at home or in a shop. With this project, my dream to arrange museums came a little closer. Another aspect that I found enormously fascinating during Exchange was collaborating with other creative people. It is inspiring to bring your
Wie? Eva Menga Afgestudeerd als? Bachelor in de Interieurvormgeving, Sint-Lucas Gent Contact? www.mengainterior.com “Na mijn bachelor heb ik via het Leonardo da Vinci-programma zes maanden stage kunnen lopen bij Sigurd Larsen in Berlijn. Ik mocht er aan erg uiteenlopende opdrachten werken, gaande van een pop-up store voor de online schoenen- en kledingwinkel Zalando, over het interieur van de Zwitserse ambassade in Kameroen, tot de stands voor de DMYdesignbeurs op de oude luchthaven van Tempelhof. Door deze eerste werkervaring heb ik beseft dat ik het bijzonder boeiend vind om mijn eigen meubels te ontwerpen en te realiseren. Als interieurarchitect kan je tenslotte ook gewoon bestaande meubels uitkiezen om een bepaalde sfeer te creëren, al hebben onze docenten ons wel altijd gestimuleerd om zo veel mogelijk zelf te ontwerpen. Om die vaardigheden verder uit te bouwen zal ik wellicht nog de opleiding meubelontwerp in Mechelen volgen. Een eerste aanzet in meubelontwerp was Exchange: voor de presentatie van het eindwerk van textielontwerpster Mel Roose ontwikkelde ik een multifunctioneel eikenhouten meubel dat in verschillende configuraties een relatie met het textiel aangaat. De delen van het meubel moesten elk afzonderlijk een geborgen omgeving vormen voor een specifiek stuk breiwerk; samen moesten ze een presentatiemeubel vormen voor de hele collectie. Net als Mel Roose in haar breiwerk, speelde ook ík met de verhouding van 40 cm op 40 cm. Het meubel is bruikbaar voor een tentoonstelling, maar ook in huis of in een winkel. Met dit project kwam mijn droom om musea in te richten een beetje dichterbij. Een ander aspect dat me enorm boeide tijdens Exchange, is het samenwerken met andere creatievelingen. Het is inspirerend om je eigen ideeën en werk te confronteren met dat van anderen. Ik droom er dan ook van om zelfstandig te werken binnen een collectief. Op die manier hoop ik ook de link tussen design en kunst te verstevigen. Om die reden ook zijn Studio Toogood uit Londen en Form Us With Love uit Stockholm belangrijke inspiratiebronnen voor mij.” Exchange, Eva Menga
5
Wie? Jenny Stieglitz Afgestudeerd als? Master in Grafisch Ontwerp, MAD-faculty Hasselt Contact? www.jennystieglitz.tk
Matchpoint, Jenny Stieglitz
6
Alver World, Kevin Haelterman
“Omdat An Denteneer en ik met ons afstudeerproject – een alternatieve toeristische gids voor de Marollen – de Wanatoeprijs van Het Belang van Limburg gewonnen hebben, kregen we het afgelopen jaar heel wat opdrachten. Zo mochten we als Collectief Janny naar aanleiding van kunstbiënnale Manifesta een soortgelijke gids ontwikkelen voor Genk. We kregen ook een pagina ter beschikking in Het Belang van Limburg en we mochten vier gevels in Hasselt inpalmen. Als individuele ontwerper werd ik ook geselecteerd voor Toegepast 17. Uitgangspunt van mijn project is ons voortdurende gebrek aan tijd. Daarom bedacht ik een machine waarmee je verschillende taken tegelijk kan uitvoeren, zoals een glas uitschenken of de kat voeren. Ook naast Toegepast kreeg ik al opdrachten van het Design Platform Limburg en van Z33. Zo richtte ik de educatieve ruimte voor de triënnale Superbodies in, ontwierp ik een algemene infobrochure voor Z33 en een flyer voor Matchpoint, een initiatief van het Design Platform. Tussendoor ontwierp ik ook nog de tafelaankleding voor het openingsdiner van het Creativity World Forum. Ik heb het hele tafellaken volgetekend met patronen. Enkel de plaatsen waar het bestek lag, liet ik leeg. Dat handgemaakte – en tijdrovende – aspect is erg kenmerkend voor mijn werk. Wat ik de afgelopen maanden heb kunnen doen, is een droom. Lange, tijdrovende projecten wisselden mooi af met kortere, strikt omschreven opdrachten. Ik doe het enorm graag en ik had nooit verwacht dat het zo vlot zou lopen. Om eventueel deeltijds te kunnen werken in de culturele sector, een eigen galerie te openen of een doctoraat in de kunsten te beginnen, studeer ik nu Culturele Studies aan de KU Leuven bij. Maar het afgelopen jaar heb ik gemerkt dat ik echt zelfstandig grafisch en illustratief ontwerper wil zijn, al zou ik het wel fijn vinden om met bureaus als Studio Aandacht samen te werken. Ik vind het leuk om met anderen te brainstormen, tot nieuwe ideeën te komen en stijlen te laten samenvloeien. Ook ‘totaalprojecten’, zoals het ontwerpen van cd-hoezen, affiches en podiumdecors voor een muziekgroep, staan nog op mijn verlanglijstje.”
Wie? Kevin Haelterman Afgestudeerd als? Master in Game & Digital Design, MAD-faculty Genk Contact? www.lugus-studios.be “Ik ben aan de opleiding grafisch ontwerp begonnen met een masterdiploma gamedesign als uiteindelijke doel. Vijf jaar geleden startte mijn school als eerste in België met die opleiding. Ik behoor tot de eerste generatie van afgestudeerden. De keuze was snel gemaakt, want ook tijdens mijn tienerjaren was ik al voortdurend bezig met games. Omdat ik tijdens mijn laatste jaar ons huidige bedrijf al aan het plannen was, voldoet mijn huidige situatie absoluut aan mijn verwachtingen. Drie maanden na mijn afstuderen richtte ik
Lugus Studios op met twee medestudenten, Tom Lissens en Robin Marx. Terwijl onze opleiding vooral op het grafische aspect focuste, doe ik in de praktijk nu veel meer dan dat. Naast het ontwerpen sta ik in voor het community management (het beheren van een online gemeenschap, red.) en de pr, doe ik prospectie voor mogelijke klanten, geef ik workshops en presentaties, en help ik bij het algemene runnen van het bedrijf. We specialiseren ons in de zogenaamde serious games, die naast hun entertainmentgehalte bijvoorbeeld ook een educatieve, artistieke of medische waarde hebben. Iedereen kan onze klant zijn, van een farmaceutisch bedrijf tot een uitgeverij van
own ideas and work face to face with that of others. I therefore also dream of working independently within a collective. In that way, I also hope to strengthen the link between design and art. For that reason, as well, Studio Toogood in London and Form Us With Love in Stockholm are important sources of inspiration for me.”
Who? Jenny Stieglitz Graduated as? Master in Graphic Design, MAD-faculty Hasselt Contact? www.jennystieglitz.tk “Since, with our final project – an alternative tourist guide to the Marolles – An Denteneer and I won the Wanatoe prize of Het Belang van Limburg, we were offered rather a lot of commissions in the past year. Thus, as the Janny Collective, and on the occasion of the art biennial Manifesta, we had the chance to develop a similar guide for Genk. A page was also made available for us in Het Belang van Limburg and we could grab four façades in Hasselt. As an individual designer, I was also selected for Toegepast 17. The starting point of my project is our continued lack of time. So I devised a machine with which you can perform several tasks simultaneously, such as pouring something into a glass or feeding the cat. Also, besides Toegepast, I got commissions from the Design Platform Limburg and from Z33. Thus, I equipped the educational space for the triennial Superbodies, designed a general informative brochure for Z33 and a flyer for Matchpoint, an initiative of the Design Platform. In between, I also designed the table decorations for the opening dinner of the Creativity World Forum. I drew patterns over the entire tablecloth. The only areas I left empty were those areas for the cutlery. That handmade – and time-consuming – aspect is very characteristic of my work. What I have been able to do in recent months is a dream. Long, timeconsuming projects alternated nicely with shorter, strictly defined tasks. I do it with great pleasure, and never expected that it would run so smoothly. In order to be able to work part-time in the cultural sector in due course, to open my own private gallery or to begin a doctorate in the arts, I am now doing Cultural Studies at the KU Leuven as well. But in the past year, I noticed that I really want to be a truly independent graphic and illustrative designer,
schoolboeken. Voor onze eigen projecten werken we graag voor kinderen tussen acht en twaalf jaar oud. We verzinnen een verhaal en zetten dat om in een game, getekend in een kleurrijke, gestileerde cartoonstijl. Met Lugus Studios hoop ik mee te helpen aan de uitbouw van een Vlaamse gamingindustrie. België telt momenteel een tiental bedrijven zoals het onze. Als je weet dat sommige studio’s in de Verenigde Staten twee- tot driehonderd werknemers tellen, dan is er bij ons nog veel werk aan de winkel. Bovendien biedt de exploderende markt van de mobiele toestellen enorm veel kansen. Kijk maar naar het succes van spelletjes als Angry Birds.”
even though I would love to work together with agencies like Studio Aandacht. I like to brainstorm with others, to arrive at new ideas and to let styles merge together. Also ‘total projects’, such as designing CD covers, posters and stage sets for a music group, are still on my wish list.”
Who? Kevin Haelterman Graduated as? Master in Game & Digital Design, MAD-faculty Genk Contact? www.lugus-studios.be “I began the graphic design course with a master’s degree in game design as my ultimate goal. Five years ago, my school was the first in Belgium to start with that program. I belong to the first generation of graduates. The choice was quickly made, because even during my teens I was constantly busy with games. Because, during my last year, our current company was already being planned, my current situation is absolutely up to my expectations. Three months after my graduation, I founded Lugus Studios with two fellow students, Tom Lissens and Robin Marx. While our study focussed primarily on the graphical aspect, in practice I do much more than that. Besides designing, I am responsible for the community management and the PR, I do prospecting for potential clients, give workshops and presentations, and help with the overall running of the company. We specialise in so-called serious games, which, in addition to their entertainment value, for example, also have an educational, artistic or medical value. Anyone can be our customer, from a pharmaceutical company to a publisher of textbooks. For our own projects, we like to work for children between the ages of eight and twelve. We think of a story and turn it into a game, drawn in a colourful, stylized cartoon style. With Lugus Studios, I hope to continue helping in the development of a Flemish games industry. Belgium currently has a dozen or so companies like ours. Bearing in mind that some studios in the United States number two to three hundred employees, there is still rather a lot of work ahead of us. Moreover, the exploding market of mobile devices offers tremendous opportunities. Just have a look at the success of games like Angry Birds. 7
De zin en onzin van designkritiek Volgens de designer en de criticus
natasja admiraal foto’s: R. Kot
8
Wie struint op het internet komt ze bij bosjes tegen, de visueel aantrekkelijke blogs en websites over design. Toch hebben de meeste niet meer om het lijf dan een plaatje, een link en een korte commentaar. Van een kritische stellingname is nauwelijks sprake. Maar moet design eigenlijk wel onderwerp zijn van kritiek? Die vraag vormt de basis voor een dubbelinterview met de academicus én de ontwerper. Dr. Javier Gimeno-Martínez is assistent-professor Design Cultures aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Job Smeets en Nynke Tynagel vormen Studio Job en creëren objecten op de snijlijn tussen design en kunst. Een gesprek over de zin en onzin van een design-metadiscours.
The sense and nonsense of design criticism According to the designer and the critic | Natasja Admiraal Anyone who browses the Internet hits them in droves, those visually appealing blogs and websites about design. Yet most of them have no more substance than a photo, a link and a brief commentary. They contain hardly anything from a critical standpoint. But does design actually have to be the subject of criticism? That question forms the basis for a double interview with both the academic and the designer. Dr. Javier Gimeno-Martínez is an assistant professor of Design Cultures at the VU University Amsterdam. Job Smeets and Nynke Tynagel of Studio Job create objects on the cutting edge between design and art. A discussion about the sense and nonsense of a design metadiscourse. Theorising about design is, according to some critics, still in its infancy in The Netherlands and Flanders. The coverage is often limited to commentary in lifestyle magazines. Yet intellectual design criticism is certainly encouraged. Thus, in the Netherlands, since 1956, the Pierre Bayle Prizes have been awarded for art criticism. In 1995, for the first time, the prize went to a design critic: Hugues Boekraad. Ten years later it happened again, when the honour fell to Max Bruinsma. The reason why design was only relatively recently added may be found in the growing role of design and fashion in society and in the arts. Moreover, this is about prizes for a body of work: a critic is only awarded a prize on the basis of years of consistent and compelling reflection on the developments in a particular artistic domain. Apart from that, Max Bruinsma sees the work of a critic itself as a form of design. He calls it editorial design. According to him, a writer is an ‘editorial designer’, that is to say: he organises, analyses and interprets information. And in so doing, the writer himself gives shape to something. In higher education as well, design criticism is encouraged. Since 2010, the VU University Amsterdam has been offering the internationally-oriented Master’s programme in Design Cultures. One of the subjects is called Design in Words: Criticism, Writing & Theory.
Is it true that design criticism in the Dutch language area is still in its infancy? Javier Gimeno-Martínez: Yes, that’s absolutely true, especially in comparison to visual art, architecture and performing arts. Perhaps this is because design criticism hardly has a tradition. My colleague Fredie Floré conducted scientific research into the history of design criticism. It was striking that critics in the 50s usually had the role of educators, meant to impart ‘good taste’ to the reader. In the 60s, the design horizon was somewhat broadened, thanks to art critic K.N. Elno (pseudonym of Karel Horemans). For the first time, he put design in a political and economic context. He also ushered in change by suddenly writing about the term ‘kitsch’ – and not necessarily as something negative. Meanwhile, the definition of design got even broader: nowadays, we attach importance to both experimental and functional work, by big names as well as anonymous makers. The chair I’m sitting on now or this coffee cup could just as well be considered for design criticism. It is that philosophy that we want to impart to students, namely that you also encounter design in the
9
Theorievorming over design staat volgens sommige critici nog in de kinderschoenen in Nederland en Vlaanderen. De berichtgeving beperkt zich vaak tot reportages in lifestylebladen. Toch wordt intellectuele designkritiek wel degelijk gestimuleerd. Zo worden in Nederland sinds 1956 de Pierre Bayleprijzen voor kunstkritiek uitgereikt. In 1995 ging die prijs voor het eerst naar een designcriticus: Hugues Boekraad. Tien jaar later gebeurde dat nog eens, toen Max Bruinsma de eer te beurt viel. De reden waarom design pas vrij recent werd toegevoegd moeten we wellicht zoeken in de groeiende rol van design en mode in de maatschappij en in de kunsten. Bovendien gaat het hier om oeuvreprijzen: een criticus wordt pas bekroond op grond van een jarenlange, consistente en meeslepend reflectie op de ontwikkelingen in een bepaald artistiek domein. Max Bruinsma beschouwt het werk van een criticus overigens zelf als een vorm van ontwerpen. Hij noemt het editioral design. Een schrijver is volgens hem een ‘redactioneel ontwerper’, dat wil zeggen: hij organiseert, analyseert en interpreteert informatie. En daarmee geeft de schrijver dus ook zelf vorm. Ook in het hoger onderwijs wordt designkritiek gestimuleerd. Sinds 2010 biedt de Vrije Universiteit Amsterdam de internationaal georiënteerde masteropleiding Design Cultures aan. Eén van de vakken heet Design in Words: Criticism, Writing & Theory.
Klopt het dat designkritiek in het Nederlandse taalgebied nog in de kinderschoenen staat? Gimeno-Martínez: Ja, dat is absoluut waar, zeker in vergelijking tot
Javier
beeldende kunst, architectuur en podiumkunsten. Misschien komt dit omdat designkritiek nauwelijks een traditie kent. Mijn collega Fredie Floré verrichte wetenschappelijk onderzoek naar de geschiedenis van designkritiek. Opvallend was dat kritieken in de jaren 50 meestal van opvoedkundige aard waren, bedoeld om de lezer ‘goede smaak’ bij te brengen. In de jaren 60 werd de designhorizon wat verbreed, met dank aan kunstcriticus K.N. Elno (pseudoniem van Karel Horemans). Hij plaatste design voor het eerst in een politieke en economische context. Ook luidde hij verandering in door plotseling over de term ‘kitsch’ te schrijven – en niet per se als iets negatiefs. Inmiddels is de definitie van design nog breder: we hechten tegenwoordig waarde aan experimenteel én functioneel werk, van grote namen evenals van anonieme makers. De stoel waar ik nu op zit of dit koffiebekertje komen net zo goed in aanmerking voor designkritiek. Die filosofie willen wij studenten meegeven, namelijk dat je design ook in de supermarkt of op straat tegenkomt. Helaas zijn er zo weinig podia voor vormgevingskritiek. Inhoudelijke Vlaamse en Nederlandse tijdschriften zijn op één hand te tellen en ook kranten besteden er weinig aandacht aan.
Wat betekent het dat designkritiek als vak wordt gedoceerd aan relevante opleidingen, zoals aan de VU Amsterdam? Wij willen dat onze studenten zich ontwikkelen tot goede onderzoekers. Kwaliteit staat hoog in het vaandel en we willen wegblijven van een ‘glossy’ sfeertje. Dankzij
JG-M:
supermarket or on the street. Unfortunately, there are so few platforms for design criticism. Substantive Flemish and Dutch magazines can be counted on the fingers of one hand and newspapers pay little attention to it.
What does it mean that design criticism as a subject is taught in relevant courses, such as at the VU University Amsterdam?
10
JG-M: We want our students to develop into good researchers. Quality is paramount and we want to stay away from a ‘glossy’ atmosphere. Thanks to guest lectures by journalists, an applied rather than an abstract approach is taken to design criticism. Last year, we worked together with Max Bruinsma and Frederike Huygen, respectively the editor in chief and former editor of Items. That is a good example of a Dutch periodical that pays serious
gastcolleges van journalisten wordt designkritiek niet abstract maar juist toegepast benaderd. Vorig jaar werkten we samen met Max Bruinsma en Frederike Huygen, respectievelijk hoofdredacteur en voormalig redacteur van Items. Dat is een goed voorbeeld van een Nederlands tijdschrift dat op een serieuze manier aandacht schenkt aan designkritiek. Heel concreet en praktisch zijn ook de twee opdrachten voor studenten: het schrijven van een boek- en een tentoonstellingsrecensie. Of er in de uitgeverswereld en de media ook veel vraag is naar auteurs die met kennis van zaken over design kunnen schrijven? Daarover kan ik nog weinig zeggen, deze studie is te jong om dat te kunnen bewijzen. Hopelijk is het een aanleiding voor het vormen van nieuwe initiatieven.” Studio Job: “Het lijkt me goed om het ‘beschouwen’ te doceren. Praten over creatieve vakgebieden is relevant, het kan de poriën openen. Maar te lang discussiëren heeft ook weer een ‘verzandend’ effect. Beter is om tijdens kunstvakken eens kritisch te praten over de rol van de media. Ik heb namelijk het gevoel dat tegenwoordig iedereen journalist is en vaak vernietigende rapporten klaar heeft. Hierdoor vrees ik dat het kind dikwijls met het badwater wordt weggegooid, omdat te veel stuurlui aan wal de kunstenaars en ontwerpers belemmeren. Men durft niet meer expressief zijn omdat men bang is voor een vloedgolf van negatieve commentaar. Begrijp me niet verkeerd: voor ons heeft kritiek uiteindelijk een positieve uitwerking. Nynke en ik putten er energie uit, maar niet iedereen is op die leest geschoeid.
attention to design criticism. Very concrete and practical are also the two assignments for students: to write a book review and to review an exhibition. Whether in the publishing world and the media there is any great demand for authors who can write knowledgeably about design? I can say very little about that, this field of study is too young to be able to prove that. Hopefully it can lead to the formation of new initiatives. Studio Job: To me, it seems a good idea to teach ‘contemplation’. Talking about creative disciplines is relevant, it can open the pores. But talking for too long can also get you ‘bogged down’. It is better, when doing art subjects, to critically discuss the role of the media. Specifically, I feel that nowadays everyone is a journalist and often has damning reports up their sleeves. As a result, I fear that the baby is often thrown out with the bath water because
Mae West, Studio Job voor Venini
the artists and designers are being hampered by too many back seat drivers. One dares not be expressive any more through fear of a flood of negative comments. Don’t get me wrong: for us, criticism ultimately has a positive effect. Nynke and I draw energy from it, but not everyone is like that.”
Studio Job positions itself between design and art. How would you want a design critic to approach your work: as design or maybe more like art? SJ: Basically, we don’t really care. We do notice that criticism from abroad is often different from that originating from The Netherlands or Belgium. It is more objective, more contemplative, more respectful and often less aggressive. On our own territory, we seem to stand in the way of quite a few people. But that’s also another kind of compliment.
Is it your intention to have your work provoke discussion? Or is this more of a coincidence? SJ: Our intention is to be independent in everything we do. It seems that we are free but freedom is a utopia or just a noble goal. A Dutch collector is not allowed to choose what sculpture to put in his own garden [a design by Studio Job with references to Buchenwald elicited strong reactions from the press in late 2011 – ed.], while the contemporary museum of Warsaw last year included a Lego version of Auschwitz in the national art collection for 55,000 euros. I’m not condemning, only noting. What is freedom? What is good? What is bad? What is the definition of an artist and what is that of a designer? Does one of them perhaps have more of a right to expressive freedom than the other? It would seem so ... “ 11
Studio Job begeeft zich ergens tussen design en kunst. Hoe zou je willen dat een designcriticus jullie werk benadert: als design of toch eerder als kunst? Dat kan ons in principe niets schelen. Wel merken we dat kritieken vanuit het buitenland vaak anders zijn dan vanuit de bakermat Nederland of België. Ze zijn objectiever, meer beschouwend, respectvoller en vaak minder agressief. Op eigen grondgebied schijnen wij nogal wat mensen in de weg te staan. Maar dat is dan ook wel weer een compliment.
SJ:
Is het jullie bedoeling om met jullie werk discussie uit te lokken? Of is dit eerder een bijkomstigheid? SJ: Onze intentie is om onafhankelijk te zijn
in ons doen en laten. Het lijkt alsof wij vrij zijn maar vrijheid is een utopie of slechts een nobel streven. Een Nederlandse verzamelaar mag niet kiezen welke sculptuur hij in zijn eigen tuin zet (een ontwerp van Studio Job met referenties naar Buchenwald ontlokte eind 2011 hevige reacties in de pers, red.), terwijl het hedendaagse museum van Warschau vorig jaar voor 55 000 euro een lego-uitvoering van Auschwitz in de nationale kunstcollectie opnam. Ik veroordeel niet, ik constateer alleen maar. Wat is vrijheid? Wat is goed? Wat is slecht? Wat is de definitie van een kunstenaar en wat is die van een designer? Heeft de één misschien meer recht op expressieve vrijheid dan de ander? Blijkbaar wel …
Moet design dan wel onderwerp zijn van kritiek? Natuurlijk. Alles wat zichzelf respecteert, kríjgt en gééft kritiek. Waarom zou je anders initiatief nemen? Om anderen te pleasen? Komaan! Als we zogenaamd ‘vrij’ willen zijn, dan moet er ook kritiek zijn. Maar te veel kritiek kan er wel voor zorgen dat je voorgoed uit het publieke domein verdwijnt, en dan begin je een bakkerij of een moestuin of zoiets. Terwijl te weinig kritiek je tot een over het paard getild, arrogant stuk vreten maakt met saai werk. Ook hier geldt dus: met mate graag, en in de juiste
SJ:
12
context als het even kan. JG-M: Design is niet weg te denken uit ons dagelijkse leven en het is buitengewoon belangrijk voor de sector dat producten geëvalueerd worden. Kritiek zorgt voor kwaliteitswaarborg. Vult het product een leemte of is het gewoon de zoveelste stoel of affiche?
Wat maakt iemand dan een goede designcriticus? Iemand die een onafhankelijke positie kan innemen ten opzichte van een product en van de industrie. Iemand die luistert naar de boodschap van de ontwerper. Dat is de plicht van de criticus. Het heeft immers geen nut om zich te laten leiden door vooroordelen. Onderzoek naar het proces vertelt veel over de relevantie van het object. Wat was de opdracht? Hoe is de ontwerper tot een oplossing gekomen? Is er rekening gehouden met duurzaamheid? Luisteren en tot een beoordeling komen die de eigenheid van het stuk respecteert: dát is de kunst. Daarbij kan de criticus eventuele verbeteringen aandragen. Een eigen mening en kritische blik zijn essentieel, evenals een flexibele houding ten opzichte van verschillende designstromingen. Theoretische kennis helpt om het werk te analyseren op een academisch niveau. Maar uiteindelijk is het de taak van de designcriticus om de soms ingewikkelde concepten van ontwerpers eenvoudig te verwoorden en tot de kern van de zaak te komen. De beste academici gebruiken eenvoudige taal.
JG-M:
Design-metadiscours: overbodig of net essentieel? Bedoel je het gesprek dat we nu voeren? Discussie over de discussie is zeker essentieel. Tijdens de lessen schenken we dan ook aandacht aan designkritiek als fenomeen: wat werkt en waarom? Maar ook: waarom is het boeiend om hier je beroep van te maken? SJ: Heel essentieel. Dingen in de juiste context plaatsen ook, terwijl het voor anderen juist veel oplevert om de zaken te verdraaien. JG-M:
Over smaak valt niet te twisten. Zou je daarom kunnen stellen dat
designkritiek per definitie nutteloos is? Of gaat het om meer dan alleen smaak? En wat is dat dan? Designkritiek gaat verder dan smaak of ‘goed wonen’. Het draait om de vraag: waarom en waarvoor geven we vorm? Gelukkig komen niet meer alleen sterdesigners en de meest extravagante stukken aan bod. Alledaagse voorwerpen trekken steeds meer belangstelling. SJ: Over smaak valt zeker te twisten! Hierop is het hele modernisme in design gebaseerd. Wat mij betreft, als postmodernist, kán en mág alles. Of ik het smaakvol of relevant vind ligt wederom aan de context. Smaak neigt naar esthetiek en esthetiek is eigenlijk een complex begrip dat te maken heeft met het verbergen of verbloemen van de waarheid, maar tevens een gereedschap is om ons te laten dromen. JG-M:
Jan Vercruysse zei ooit: “Een kunstenaar verliest zijn werk aan de wereld.” Met andere woorden: wie begrepen wil worden, kan beter geen kunst maken. De interpretatie, de kritische respons van anderen brengen de kunst elders. Hoe belangrijk is het eigenlijk om begrepen te worden? Designkritiek is altijd een interpretatie. Het is niet aan de ontwerper of kunstenaar zelf om zijn werk achteraf te beschouwen. Een designcriticus probeert de ontwerper te begrijpen, hoewel het dikwijls zal gebeuren dat deze zich hier niet in herkent. Maar uiteindelijk is dat laatste niet relevant. SJ: Voor ons is het niet belangrijk om begrepen te worden, zolang we maar de vrijheid hebben om te blijven doen wat we willen doen. Je bent nu eenmaal de lieveling van de klas of je bent het niet. Wij zijn het nooit geweest en daar leer je mee omgaan. Vercruysse heeft gelijk, maar anderzijds blíjft ieder werk van de kunstenaar, terwijl de rest van de wereld het alleen maar kan bekijken, lenen of kopen. JG-M:
www.studiojob.be
Rock Centerpiece on Industry Pedestal, Studio Job
Does design have to be the subject of criticism?
Then what makes someone a good design critic?
SJ: To be sure. Everything that respects itself gets and gives criticism. Otherwise, why would you take initiative? To please others? Come on! If we wish to be so-called ‘free’, there must also be criticism. But too much criticism could ensure that you forever disappear from the public domain, and then you start a bakery or a vegetable garden or something like that. While too little criticism turns you into a haughty, arrogant person who produces dull work. So here too: ideally in moderation, and in the proper context if possible. JG-M: Design cannot be ignored in our daily lives and it is extremely important for the industry that products are evaluated. Criticism provides quality assurance. Does the product fill a gap or is it just another chair or poster?
JG-M: Someone who can take an independent position in relation to a product and the industry. Someone who listens to the message of the designer. That is the duty of the critic. After all, it makes no sense to let oneself be guided by preconceived notions. Research into the process tells a lot about the relevance of the object. What was the assignment? How did the designer arrive at a solution? Has sustainability been taken into account? Listening and making an assessment that respects the unique character of the piece: that’s where the skill comes in. Moreover, the critic may possibly bring about improvements. A personal opinion and critical scrutiny are essential, as is a flexible attitude to various design trends. Theoretical knowledge will help
13
Hanging Lamp, Wonderlamp, Studio Job & Pieke Bergmans
analyse the work at an academic level. But ultimately it is the task of the design critic to express the sometimes complex concepts of designers in a simple way and to arrive at the heart of the matter. The best academics use simple language.
Design metadiscourse: is it redundant or, on the contrary, vital?
14
JG-M: Do you mean the conversation that we are now having? Discussion about discussion is certainly essential. During the lessons we also pay attention to design criticism as a phenomenon: what works and why? But also: why is it exciting to turn this into your profession?� SJ: Very essential. Putting things in the right context also, while for others, by contrast, it is very useful to give things a twist.
There is no accounting for taste. Would you therefore be entitled to assert that design criticism is useless by definition? Or is it about more than taste alone? And if so, what is it? JG-M: Design criticism goes beyond taste or ‘good living’. It revolves around the question: why and for what purpose do we give things form? Fortunately, it is no longer only star designers and the most extravagant pieces that get discussed. Everyday objects are steadily attracting growing interest. SJ: There certainly is accounting for taste! All modernism in design is based on this. As for me, as a postmodernist, everything is possible and permitted. Whether I consider it tasteful or relevant is again down to
Barb Wire Gate, Studio Job House, Studio Job
the context. Taste leans towards aesthetics and aesthetics is actually a complex concept that has to do with the concealment or disguising of the truth, but also a tool to make us dream.
Jan Vercruysse once said: “An artist loses his work to the world.” In other words: for a person who wants to be understood, it is better not to make art. The interpretation, the critical response from others takes the art somewhere else. How important is it really to be understood? JG-M: Design criticism is always an interpretation. It is not for the designer or artist himself to consider his work after the fact. A design critic tries to
understand the designer, although it will often happen that the latter fails to recognise himself in that. But ultimately, the latter is irrelevant. SJ: For us, it is not important to be understood, as long as we have the freedom to keep doing what we want to do. You are either the darling of the class or you aren’t. That’s something we’ve never been and you learn to live with it. Vercruysse is right, but on the other hand, every work remains that of the artist, while the rest of the world can only view it, borrow it or buy it. www.studiojob.be
15
Design with mother’s milk Three designers grew up in a creative family | An Bogaerts There is considerable truth in the adage ‘What you learn in your youth stays with you.’ If you grow up with creative parents, you get a positive stimulus to go the same way. The proof: These three family portraits. Zoë Vermeire daughter of Francine Van der Biest “It doesn’t feel like I’ve been walking in my mother’s footsteps.” What Francine does in two dimensions, her daughter Zoë Vermeire does in three. That’s how the two of them like to describe it themselves. Francine is a textile designer while Zoë is gradually making a name for herself as a fashion designer. When we spoke with Zoë, she was off to Paris for a few weeks. “I’m here at the invitation of the Arts of Fashion Foundation. Every summer they organise a master class for fashion students from all over the world. I’m helping with guiding the students, and that is exceptionally interesting.” That Zoë had inherited the necessary creative baggage was already clear from early on. For each of Francine’s birthdays, young Zoë knocked together a brooch, pieces that her mother Francine continues to keep to this day. “I found that was wonderful to see,” said Francine. “But I think that all children have it in them; you only need to give them a little encouragement. For instance, ask them to draw whatever it may be: a child does that without any problems. To release that extra bit more creativity, when she was in primary school, we sent Zoë to a Freinet school.” “My mother teaches textiles at the Academy of Ghent. In the past, textiles studies were combined with fashion studies and so at the end of the school year, I always went along to look at the fashion show. Subconsciously, that would certainly have had a stimulating effect, yes,” according to Zoë. “Although I had already decided early on to do something with fashion, I just did my General Secondary Education. Then I started at La Cambre. That was in any case the school where I definitely wanted to go.” Zoë had the big advantage that at her entrance exam for La Cambre she was already able to present a few things. Already during her secondary education, she attended shoe making classes. Zoë was particularly passionate about shoes. “It doesn’t feel like I’ve been walking in my mother’s footsteps. I have always been happy to busy myself with fabrics, but that extra dimension is necessary for me. I want to create something spatial, make volumes,” explains Zoë. The main point of contact between mother and daughter lies in “the pleasure of creating things oneself.” Both can be busy concentrating for hours doing something, completely cut off from the world. As long as they get the design done ... Zoë concludes: “I don’t think that creative parents only produce creative children. Everyone is different, my brother, for example, is busy with totally different things. He’s a sportsman.” www.francinevanderbiest.be
16
Design met de paplepel
An Bogaerts
Drie ontwerpers groeiden op in een creatief nest Er zit behoorlijk wat waarheid in het gezegde ‘jong geleerd is oud gedaan’. Wie opgroeit met creatieve ouders, wordt nu eenmaal positief geprikkeld om dezelfde richting uit te gaan. Het bewijs: deze drie familieportretten. 17
Collectie, Zoë Vermeire. © Lieven Dirckx 18
Zoë Vermeire dochter van Francine Van der Biest “Het voelt niet aan alsof ik in mijn moeders voetsporen ben getreden.” Wat Francine tweedimensionaal doet, doet dochter Zoë Vermeire in drie dimensies. Zo omschrijven de twee het graag zelf. Francine is textielontwerpster, terwijl Zoë stilaan naam maakt als mode-ontwerpster. Wanneer we Zoë spreken, zit ze voor een aantal weken in Parijs. “Ik ben hier op uitnodiging van de Arts of Fashion Foundation. Zij organiseren elke zomer een masterclass voor modestudenten van over de hele wereld. Ik mag de studenten mee begeleiden, en dat is bijzonder interessant.” Dat Zoë de nodige creatieve bagage had geërfd, dat was al van jongs af aan duidelijk. Voor elke verjaardag van Francine knutselde de kleine Zoë een broche in mekaar, stukken die moeder Francine tot op vandaag blijft bewaren. “Ik vond dat prachtig om te zien”, aldus Francine. “Maar ik denk dat alle kinderen dat in zich hebben, als je hen maar een beetje stimuleert. Je kan bijvoorbeeld vragen om eender wat te tekenen: een kind doet dat zonder problemen. Om toch dat extra tikkeltje meer creativiteit los te weken, hebben we Zoë in de lagere school naar een freinetschool gestuurd.” Mijn moeder is docente textiel aan de Academie van Gent. Vroeger was de richting textiel gecombineerd met de moderichting en dus ging ik op het einde van het schooljaar altijd mee kijken naar de modeshow. Onbewust zal dat wel stimulerend gewerkt hebben, ja”, aldus Zoë. “Hoewel ik al vroeg besloten had om iets met mode te gaan doen, heb ik gewoon het Algemeen Secundair Onderwijs genoten. Daarna ben ik op La Cambre begonnen. Dat was sowieso de school waar ik graag naartoe wou.” Een groot voordeel voor Zoë is dat ze bij haar toelatingsexamen voor La Cambre al het één en ander kon voorleggen. Al tijdens haar middelbare studies volgde ze ‘schoenles’. Zoë was bijzonder gepassioneerd door schoenen. “Het voelt niet aan alsof ik in mijn moeders voetsporen ben getreden. Ik ben wel altijd heel graag met stoffen bezig geweest, maar die extra dimensie is voor mij noodzakelijk. Ik wil iets ruimtelijks creëren, volumes maken”, legt Zoë uit. Het belangrijkste raakpunt tussen moeder en dochter schuilt in ‘het plezier van zelf dingen creëren’. Allebei kunnen ze urenlang geconcentreerd met iets bezig zijn, volledig afgesloten van de wereld. Zolang dat ontwerp maar gerealiseerd wordt … Zoë besluit: “Ik denk niet dat creatieve ouders alleen maar creatieve kinderen voortbrengen. Iedereen is anders, mijn broer, bijvoorbeeld, is met totaal andere dingen bezig. Hij is sportman.” www.francinevanderbiest.be
Nostalgie du Pré, Francine Van der Biest 19
nieuwjaarskaart 2005, Ever Meulen voor Humo
Sander Vermeulen zoon van Ever Meulen “Het was een beetje een dubbel gevoel, opgroeien met creatieve ouders.” Sander Vermeulen is creatief directeur bij het succesvolle grafische bureau Base Design in Brussel. Daarnaast is hij ook eigenaar van Fanclubproject, waar hij zijn persoonlijk grafisch werk in onderbrengt. Sander is de zoon van Eddy Vermeulen, beter bekend als Humo’s huistekenaar Ever Meulen. Naast zijn werk voor Humo, tekende Ever Meulen ook reclametekeningen, affiches en illustraties voor onder andere de Muntschouwburg, De Standaard en zelfs The New Yorker. “Ik was me er als kind wel van bewust dat mijn vader ‘anders’ was. De meeste andere kinderen – of tenminste hun ouders – wisten wie hij was. Hij genoot een zekere bekendheid. Ook op evenementen van Humo werd hij door veel mensen aangesproken, en dat merk je als kind dan wel op”, vertelt Sander. “Het was zeker niet zo dat ik door mijn vader werd meegesleurd naar evenementen en musea. Hij werkte veel en hard. Mijn moeder
was in die tijd ook creatief bezig, als styliste. Ik voelde wel aan dat ons interieur anders was dan dat van mijn klasgenootjes. Bij ons was alles een beetje ‘specialer’. Maar als kind wil je eigenlijk zo gewoon mogelijk zijn, net als al de rest. En dus vond ik dat ‘speciaal’ niet altijd zo geweldig. Anderzijds waren mijn vriendjes wel dol op de jukebox die bij ons in de living stond. Dat zagen ze nergens anders. Het was een beetje een dubbel gevoel, opgroeien met creatieve ouders.” De kleine Sander was in de lagere school geen briljant student. Hij werd doorverwezen naar de kunsthumaniora, toen nog zonder enige ambities in die richting. “Als tiener wil je vooral níet doen wat je vader doet”, legt Sander uit. “Maar ik was wel gelukkig op de kunsthumaniora.” Daarna moest Sander een belangrijke beslissing nemen. Wat zou hij met de rest van zijn leven gaan doen? “Op dat moment besefte ik dat niets mij meer interesseerde dan vormgeving. Het is een echte passie geworden.” “Nooit ben ik in één of andere richting
Sander Vermeulen son of Ever Meulen “It was a bit of a mixed feeling, growing up with creative parents.”
20
Sander Vermeulen is creative director of the successful graphic design agency Base Design in Brussels. He also owns Fanclubproject, where he lodges his personal work in graphics. Sander is the son of Eddy Vermeulen, better known as weekly magazine Humo’s house artist, Ever Meulen. Besides his work for Humo, Ever Meulen also drew advertising drawings, posters and illustrations for, amongst others, La Monnaie, De Standaard and even The New Yorker. “As a child I was well aware that my father was ‘different’. Most other children – or at least their parents – knew who he was. He enjoyed a certain notoriety. Also, at events put on by Humo, many people came to talk to him, and as a child, you notice that kind of thing,” says Sander. “It certainly was not the case
gepusht geweest, noch heeft mijn vader me ooit iets afgeraden. Hij was daar zeer neutraal in. Ik moest vooral doen waar ik zelf zin in had”, aldus Sander, die zich vroeger ook wel eens aan zijn vaders vak waagde. “Ik heb wel wat getekend tijdens mijn studiejaren, ja. Maar toen ik afstudeerde wist ik dat ik nooit zo goed zou zijn als mijn vader. Je zag mensen ook denken: ‘Tja, het is niet slecht, maar dat van zijn pa is toch beter’. En dus heb ik resoluut voor de grafische vormgeving gekozen. Bij Base Design hebben we vele internationale klanten. Zij hebben geen idee wie mijn vader is. Er wordt dus nooit vergeleken.” Intussen is Sander zelf al vader geworden. Zijn zoontje is ruim 1 jaar oud. “Ik wil hem graag creatief stimuleren. Ik wil dat hij de positieve kant en de grote meerwaarde van creativiteit ziet. En of hij die creativiteit dan gebruikt in de wetenschap, het bedrijfsleven of de kunst, dat mag hij helemaal zelf beslissen.” www.basedesign.com | www.fanclubproject.com
that I was dragged along by my father to events and museums. He worked long and hard. At that time, my mother was also employed creatively, as a stylist. I felt intuitively that our home was different from those of my classmates. With us, everything was a bit ‘more special’. But as a child, you really want things as normal as possible, just like all the others. And so, in my book, ‘special’ wasn’t always so great. On the other hand, my friends were crazy about the jukebox we had in our living room. They didn’t see that anywhere else. It was a bit of a mixed feeling, growing up with creative parents.” Young Sander was no brilliant student in primary school. It was recommended that he go to the School of Arts, at that time still without any ambitions in that direction. “As a teenager, you particularly don’t want to do what your father does,” explains Sander. “But I was happy at the School of Arts.” After that, Sander had to make an important decision. What should he do with the rest of his life? “At that
Identiteit Haus der Kunst MĂźnchen, Sander Vermeulen & Base Design 21
Het Naaiatelier, Marijke Respeel
moment I realised that nothing interested me more than graphic design. It has become a true passion.” “I was never pushed in one direction or another, nor did my father ever discourage me. He was strictly impartial about it. Above all, I had to do what I myself felt like doing,” says Sander, who sometimes used to attempt his father’s profession. “I did do some drawings during my student years, yes. But when I graduated I knew I would never be as good as my father. I could also see that people were thinking: ‘Well, it’s not bad, but his father’s work is still better.’ And so I have resolutely opted for graphic design. At Base Design we have many international clients. They have no idea who my father is. So there are never any comparisons.” Meanwhile Sander has already become a father himself. His son is now more than a year old. “I would like to stimulate him creatively. I want him to see the positive side and the great added value of creativity. And whether he then uses that creativity in science, business or art is entirely up to him to decide.” www.basedesign.com | www.fanclubproject.com
Marijke Respeel daughter of Rudi Respeel “I already designed a cabinet when I was barely five years old.”
22
Rudi Respeel started his career as a furniture maker. Nowadays he teaches at the design department of the Lessius Hogeschool in Mechelen and designs mostly small products, such as candlesticks, key chains and plates. His three children all graduated from or are studying at KASK in Ghent. Marijke, the oldest, combines a job at the production company Woestijnvis with her own creative projects such as Het Naaiatelier [The Sewing Studio]. Katrijn is studying Multimedia Design and Geeraard is in the second year of his masters in New Media and focuses more on the computer, photography and installation. Neither does mother Respeel lag behind. She makes handbags, small flags and
mobile phone cases under the appropriate name made by our mama. “Our parents have always been very supportive of us in what we wanted to do,” says Marijke. “They were always there and helped where needed. Mum is good at sewing and crafts, a huge help for my models and textile projects, and Dad is a good all‑round designer, carpenter, as well as a manwith-a-van. Together they formed the ideal soil to grow into who I am now, and that also holds true for my brother and sister. They have always followed us with great interest and pride and that can only be motivating. I am eternally grateful for that.” According to Marijke it cannot be coincidence that the entire family has aptitude and interest in creative pursuits. “I think this kind of thing is in the genes,” she says. “We do not know a better alternative than to search for and design solutions to problems ourselves. We didn’t go to many museums or exhibitions, but did have our creativity constantly stimulated. That began as a child with drawing, building camps, designing things ... So I already designed a cabinet when I was barely five years old. I drew a picture and my Dad then produced it for real. The cabinet in question is still in the living room and one copy of it was even sold. When, as a child, you see that something like that is possible, then you start thinking in a very different way.” When the children were still little, Rudi’s warehouse in Antwerp used to be part studio, part gallery. “An idea that many young people also have nowadays, but then it was still rare,” says Marijke. Every three months, an exhibition was organised and all the young Respeels went to it. “Apart from their own work, my parents also gave other young designers a place, a platform there. I see them as great pioneers,” says Marijke. In addition, Rudi also let homes to students in Antwerp, but he only chose students of architecture and product development for them. Bit by bit, those future designers and architects became friends of ours. That way, for
Kristallen kandelaar, Rudi Respeel
Marijke Respeel dochter van Rudi Respeel “Ik ontwierp al een kast toen ik amper vijf jaar oud was.” Rudi Respeel begon zijn carrière als meubelmaker. Vandaag doceert hij aan het designdepartement van de Lessius Hogeschool in Mechelen en ontwerpt hij voornamelijk kleine producten, zoals kandelaars, sleutelhangers en schalen. Zijn drie kinderen studeerden of studeren allen aan het KASK in Gent. Marijke, de oudste, combineert een job bij productiehuis Woestijnvis met eigen creatieve projecten zoals Het Naaiatelier. Katrijn studeert Multimediale Vormgeving en Geeraard zit in zijn 2de masterjaar Nieuwe Media en richt zich meer op computer, fotografie en installatie. Ook moeder Respeel blijft niet achter. Zij maakt handtassen, vlaggetjes en gsm-hoesjes onder de toepasselijke naam made by ons mama. “Onze ouders hebben ons altijd enorm gesteund in wat we wilden doen”, aldus Marijke. “Ze waren er altijd en hielpen waar nodig. Mama die kan goed naaien en knutselen, een enorme hulp voor mijn maquettes en textielprojecten, en papa is een goede allround ontwerper, schrijnwerker, én chauffeur met camionette. Samen vormden zij de ideale voedingsbodem om te groeien tot wie ik nu ben, en dat geldt ook voor mijn
broer en zus. Ze hebben ons altijd met veel interesse en trots gevolgd en dat kan niet anders dan motiverend werken. Daar ben ik hen eeuwig dankbaar voor.” Volgens Marijke kan het geen toeval zijn dat het volledige gezin aanleg en interesse heeft voor creatieve bezigheden. “Ik denk dat zoiets wel in de genen zit”, zegt ze. “Wij weten ook niet beter dan voor elk probleem zélf een oplossing te zoeken en te maken. Wij gingen niet veel naar musea of expo’s, maar werden wel constant gestimuleerd in onze creativiteit. Dat begon als kind met tekenen, kampen bouwen, dingen ontwerpen … Zo ontwierp ik al een kast toen ik amper vijf jaar oud was. Ik maakte een tekening en mijn papa realiseerde die dan echt. De kast in kwestie staat nu nog in de living en één exemplaar ervan werd zelfs verkocht. Wanneer je als kind ziet dat zoiets kan, dan begin je op een heel andere manier te denken.” Toen de kinderen nog klein waren, was Rudi’s pakhuis in Antwerpen deels atelier, deels galerie. “Een concept dat vele jonge mensen nu ook hebben, maar toen was het nog zeldzaam”, aldus Marijke. Elke drie maanden werd er een tentoonstelling georganiseerd, expo’s die ook de kleine Respeels allemaal gezien hebben. “Buiten hun eigen werk gaven mijn ouders er ook
andere jonge ontwerpers een plaats, een platform. Voor mij zijn ze grote pioniers”, zegt Marijke. Daarnaast verhuurde Rudi in Antwerpen ook studentenhuizen, maar hij koos daarvoor alleen studenten architectuur en productontwikkeling. Die toekomstige designers en architecten werden stuk voor stuk vrienden aan huis. Voor Marijke, Katrijn en Geeraard werd een creatieve carrière op die manier iets doodnormaals. “Of ik mijn jonge zelf herken in mijn kinderen?”, vraagt Rudi zich af. “Niet echt. Ik ben echt als meubelmaker begonnen en heb me daarna geconcentreerd op kleinere objecten. Twintig jaar lang heb ik moeten knokken om daarvan te kunnen leven. Ik geef mijn kinderen dan ook de wijze raad om deeltijds in het onderwijs te gaan werken. Dat is comfortabel, een vorm van zekerheid. Zoals Marijke, zij werkt ook voor Woestijnvis. Ik heb nooit voor hen verdoezeld dat een creatief beroep ook een commerciële kant heeft. Maar wat mijn zoon nu precies doet, dat gaat mijn petje te boven. Al die nieuwe media-dingen. Geeraard is daar veel mee bezig. Wanneer hij iets uitlegt, dan knik ik wel, maar vaak ben ik toch niet helemaal mee.” (lacht)
www.rudirespeel.be | marijkerespeel.hi-ka-sk.be | geeraard.hi-ka-sk.be | www.made-by-ons-mama.be
Marijke, Katrijn and Geeraard, a creative career became something quite normal. “Do I recognise my younger self in my children?” Rudi asks himself. “Not really. I really began as a furniture maker and then afterwards concentrated on smaller objects. For twenty years, I’ve had to struggle to make a living from that. So I’m advising my children to start working part-time in education. That is comfortable, a form of security. Like Marijke, she also
works for Woestijnvis. I have never concealed the fact from them that a creative profession also has a commercial side. But what exactly my son is doing now goes way over my head. All these new media things. Geeraard is very busy with it. Whenever he explains something, then I nod my head, but often I still don’t quite follow.” [laughs] www.rudirespeel.be | marijkerespeel.hi-ka-sk.be | geeraard.hi-ka-sk.be | www.made-by-ons-mama.be
23
Learning to do custom design The workshops of Atelier-K! and DinnerinG | Eva Coudyzer If someone wants to develop his talents as a designer outside the regular daytime education, he can first of all turn to part-time art education or the urban art academies. The Academy of Sint-Niklaas organises a course in shoe design, goldsmithing and ceramics. At the Academy of Anderlecht one can learn, amongst other things, to do stained glass in lead. The Syntra training centres and the Provincial Adult Education Centres [Provinciale Centra voor Volwassenenonderwijs or PVCO] in turn provide specific vocational training in skills such as millinery, shoe design, graphic design and jewellery design. In addition to these subsidised institutions, there are also private initiatives. Designers invent concepts and courses for children or adults, sometimes out of financial necessity, but always out of love for the profession. They combine a job as a teacher with their own professional careers. Ceramicist Katja Van Breedam launched a quirky ceramics studio in Atelier-K!. With DinnerinG, jewellery designer Elke Peeters conceived of an exclusive way to design jewellery. Katja Van Breedam and Atelier-K!
24
Katja Van Breedam has been organising courses since 2010 in the ‘build up’ of ceramics (modelling using lumps of clay, in contradistinction to, for example, turning the clay– ed.) at Atelier-K! in Merksem near Antwerp. The courses take place in a large space on the ground floor of a private house which has been completely furnished as ceramics studio. The studio is divided into several compartments: in the central space there is a large work table, another room houses the kilns and the spray booth for glazing. There is a storage area where each student has a personal corner. In the office there are piles of books and periodicals, but you can also gossip whilst having a drink. Against the white walls are racks containing clay, glazes, semi-finished products, baked pieces and failures. The result of an entire school year. In Atelier-K!, the students get lessons during the day or in evening classes from Katja or Els Jacobs: “During the course, three or four basic techniques are taught, such as building with sausages and modelling,” says Katja. “In addition, I also show how a glaze is made and applied. Also various decorating techniques such as painting under or over glaze, impressed or pinched decoration are discussed.” The year is always finished off with an assignment in raku, a rather difficult technique because the risk of cracking is very great. The course is definitely not purely academic. “The students are individually supervised and therefore we admit a maximum of twelve students to each course. The students are also given a lot of freedom in what they want to make.” Experimentation also has a place in Atelier-K! For example, last year work was done about the
Wie buiten het reguliere dagonderwijs zijn talenten als ontwerper wil ontwikkelen, kan daarvoor in de eerste plaats terecht bij het deeltijds kunstonderwijs of de stedelijke kunstacademies. De Stedelijke Academie van Sint-Niklaas organiseert een opleiding schoenenontwerp, edelsmeedkunst en keramiek. In de Academie van Anderlecht kan men onder meer glas-in-lood aanleren. De opleidingscentra van Syntra en de Provinciale Centra voor Volwassenenonderwijs (PVCO) bieden dan weer specifieke beroepsopleidingen aan, zoals hoedenontwerp, schoendesign, grafische vormgeving en juweelontwerp.
Leren ontwerpen op maat De workshops van Atelier-K! en DinnerinG
Eva Coudyzer
Naast deze gesubsidieerde instellingen bestaan er echter ook private initiatieven. Ontwerpers bedenken concepten en cursussen voor kinderen of volwassenen, soms uit financiÍle noodzaak, maar altijd uit liefde voor het vak. Ze combineren een job als leermeester met een eigen professionele carrière. Keramiste Katja Van Breedam lanceerde met Atelier-K! een eigenzinnig keramiekatelier. Juweelontwerpster Elke Peeters bedacht met DinnerinG een exclusieve manier van juweelontwerpen.
25
Katja Van Breedam en Atelier-K! Katja Van Breedam organiseert sinds 2010 cursussen in het ‘opbouwen’ van keramiek (met brokken klei modelleren, i.t.t. bijvoorbeeld het draaien van de klei, red.) in Atelier-K! in Merksem bij Antwerpen. De lessen gaan door in een grote ruimte op de gelijkvloerse verdieping van een burgerwoning die volledig werd ingericht als keramiekatelier. Het atelier is onderverdeeld in verschillende compartimenten: in de centrale ruimte staat een grote werktafel, in een andere ruimte bevinden zich de bakovens en de spuitcabine voor het glazuren. Er is een opslagplaats waar studenten elk een eigen hoekje hebben. In het bureau bevinden zich stapels boeken en tijdschriften, maar er kan ook bijgepraat wordt rond een glaasje. Tegen de witte muren staan rekken met klei, glazuren, halffabricaten, baksels en misbaksels. Het resultaat van een heel schooljaar. De cursisten krijgen in Atelier-K! gedurende de dag of ’s avonds les van Katja of Els Jacobs: “Tijdens de cursus worden drie of vier basistechnieken aangeleerd, zoals het opbouwen met worsten en het boetseren”, aldus Katja. “Daarnaast toon ik ook hoe een glazuur gemaakt en aangebracht wordt. Ook verschillende decoratietechnieken zoals beschildering onder of over glazuur, gegrifte of geknepen versiering komen aan bod”. Het jaar wordt altijd afgesloten met een opdracht in raku, een vrij moeilijke techniek omdat de kans op barsten vrij groot is. Zuiver academisch is de opleiding niet. “De cursisten worden individueel begeleid en daarom laten we maximaal twaalf studenten per cursus toe. De studenten krijgen ook veel vrijheid in wat ze willen ma-
26
ken.” Ook het experiment krijgt in AtelierK! een plaats. Zo werd vorig jaar gewerkt rond de transfertechniek van Anima Roos. Dat is een decoratietechniek om motieven, tekeningen en foto’s over te brengen op keramiek. “Het nadenken over de manier waarop een bepaald resultaat bereikt kan worden, is een erg mooie oefening. Bovendien is keramiekkunst geen exacte wetenschap. Soms moeten we zelf het antwoord op een vraag van een cursist schuldig blijven. Dan doen we een paar proeven om te zien wat het geeft.” Er wordt ook geen enkele ‘stijl’ doorgedrukt. “Er wordt niets opgelegd,” legt Katja uit, “sommige werken zijn naïef, andere doordacht. Je ziet ook meteen wie er een gave voor heeft en wie niet. Maar ik vind het vooral belangrijk dat iedereen zijn eigen taal ontwikkelt.” Tijdens het jaar worden een aantal opdrachten aan de cursisten gegeven. Zo werd hen het afgelopen jaar gevraagd om een werk te maken geïnspireerd op het oeuvre van de kunstschilder Wassily Kandinsky, met vele abstracte wandpanelen tot gevolg. “Hier kan men zowel beeldende kunst als toegepaste kunst maken. Kleine, humoristische figuurtjes in witte klei staan naast geglazuurde tajines of kubistische wandpanelen. We brachten ook al eens een bezoek aan het Middelheimmuseum in Antwerpen. Daar maakten we de cursisten attent op de technieken die gebruikt werden in de productie van elk beeld.” Er wordt ook jaarlijks een atelierbezoek bij een bekende ontwerper georganiseerd, zoals in het verleden al gebeurde bij Lut Laleman, Ann Van Hoey en Roos Van de Velde. Een keramiekrondleiding in het Design museum in Gent stond ook al op het programma.
transfer technique of Anima Roos. This is a decorative technique for applying motifs, drawings and photographs to ceramics. “Thinking about the way in which a particular result can be achieved is a very good exercise. What’s more, ceramic art is not an exact science. Sometimes we ourselves are unable to answer a student’s question. Then we do some experiments to see what results we get.” There is also no particular emphasis on any “style”. “Nothing is imposed,” explains Katja, “some works are naive, others thought through. You also see immediately who has a talent for it and who doesn’t. But I find it especially important for everyone to develop his/her own language.” During the year, the students are given a number of assignments. Thus, last year, they were asked to create a piece inspired by the body of work of the painter Wassily Kandinsky, with many abstract wall panels as a re-
Een belangrijk onderdeel van de cursus is het toonmoment op het einde van het schooljaar. Het atelier wordt dan omgevormd tot een galerie. “Elk jaar wordt afgesloten met een overzichtstentoonstelling waarbij de cursisten hun werk aan de buitenwereld kunnen tonen. Daar wordt echt naartoe gewerkt. Wij helpen de cursisten dan met de afwerking en de montage van de werken.” De opstelling van de stukken doen Katja en Els meestal zelf. “Presentatie is erg belangrijk. We zorgen ervoor dat elk stuk mooi gepresenteerd wordt en combineren dan bijvoorbeeld verschillende stukken met elkaar. De cursisten zijn dan altijd verwonderd over hoe mooi hun stuk oogt.” Katja combineert Atelier-K! met een eigen professionele carrière. Voorheen gaf ze cursussen als zelfstandige in bijberoep, maar het bleek voordeliger om te werken vanuit een vzw, omdat ze op die manier ook subsidies kan aanvragen. Om de werkingskosten te dekken werd recent nog steun gevraagd bij de Provincie Antwerpen, maar het is nog afwachten of het dossier positief wordt onthaald. Er werd sinds de oprichting ook grondig geschrapt in het aanbod. “Vroeger organiseerden we nog aparte workshops van één of meerdere dagen, zoals een cursus vilten of aquarelleren, maar dat doen we voorlopig niet meer. Het is heel wat werk om die workshops te organiseren en ze bleken niet echt rendabel. Nu concentreren we ons op keramiek.” Overdag bestaan de cursisten voornamelijk uit mensen die niet of deeltijds werken, ’s avonds komen de mensen met een voltijdse job. Opmerkelijk is wel dat sinds de oprichting nog maar twee mannen de cursus gevolgd hebben.
sult. “Here you can make both fine art and applied art. Small, humorous clay figures in white are placed alongside Berber-style glazed earthenware tajines or cubistic wall panels. We also paid a visit to the Middelheim Museum in Antwerp. There we made the students aware of the techniques that had been used in the production of each sculpture.” Every year, a visit is also organised to the studio of a famous designer, and in the past these included Lut Laleman, Ann Van Hoey and Roos Van de Velde. A ceramics tour at the Design museum in Ghent was already on the programme. An important part of the course is the presentation at the end of the school year. The studio is then transformed into a gallery. “Each year ends with a comprehensive exhibition where students can display their work to the outside world. People work towards that. That’s when we help the students to
“Ontspannen is het belangrijkste bij deze cursus”, vertelt Katja. “Het werk dat gemaakt wordt is eigenlijk minder belangrijk, al wordt er op subtiele wijze gewaakt over de kwaliteit van het resultaat. Je mag vooral niet demotiveren, wel blijven motiveren”. De ontwerpster is van plan om de cursus nog lang verder te zetten en zich te blijven bijscholen. “Ik ben dagelijks met keramiek bezig en draag keramiek mee als een deel van mezelf. Het is dan ook fantastisch dat ik inkomsten kan halen uit iets waar ik dolgraag mee bezig ben. ” www.atelier-k.be
Elke Peeters en DinnerinG Wie er ooit van droomt een eigen sieraad te ontwerpen maar daarvoor niet over de nodige financiële of technische bagage beschikt, kan terecht bij juweelontwerpster Elke Peeters. Haar jarenlange ervaring en kennis stelt ze ten dienste van iedereen die zijn eigen sieraad wil ontwerpen. Ruim drie jaar geleden bedacht ze het concept DinnerinG, waarbij de deelnemers – zowel mannen als vrouwen – een aantal uren samenkomen om onder professionele begeleiding een gepersonaliseerd juweel te ontwerpen. Een volledige opleiding juweelontwerp is het niet. “Het concept draait niet om het aanleren van technieken,” legt Elke uit, “maar om het ontdekken van de ‘designer in jezelf’. Het is dus niet de bedoeling dat ik de deelnemers leer hoe ze daarna zelf juwelen kunnen maken. Het doel van de workshop is het eindresultaat: het ontwerpen van een exclusief want volledig individueel juweel.” Voorkennis is dus niet vereist. De deelnemers komen in privéverband of
op een vooraf afgesproken locatie samen om een aantal uren met Elke te besteden aan het ontwerpen van een juweel. “Alvorens aan het werk te gaan, wordt er een halfuurtje gepraat. Ik geef dan een woordje uitleg over hoe een ring op maat gemaakt wordt en wat het gieten van metaal inhoudt. Vervolgens wordt er een paar uur nagedacht en geëxperimenteerd met het ontwerp. Ik breng boeken en andere beelden mee ter inspiratie.” De juwelen worden met de verlorenwasmethode gemaakt. Na de inleiding en de inspiratieronde kan iedereen aan de slag met het was. Niet altijd evident, leert de ervaring. “Iedereen weet wel min of meer wat hij mooi vindt, maar als het erop aankomt is het toch vaak zoeken naar een stijl die bij je past. Sommigen gaan direct aan de slag, anderen zitten lange tijd met het was te prutsen en weten pas op het laatste moment waar ze naartoe willen. Maar die impulsieve methode levert soms erg originele eindresultaten op.” Juwelen kopiëren raadt Elke ten stelligste af en gaat bovendien in tegen de filosofie van DinnerinG. “Sommige deelnemers gaan uit van een bestaand juweel, maar uiteindelijk gaan ze toch hun eigen weg. Kopiëren geeft zelden of nooit een bevredigend resultaat.” In principe kunnen alle mogelijke juwelen gemaakt worden: ringen, halskettingen en oorringen, maar ook broches en armbanden. Elke staat de deelnemers individueel bij en geeft advies waar nodig. “In principe kan iedereen ontwerpen wat hij wil, maar ik zie er wel op toe dat het mogelijk blijft om van het ontwerp uiteindelijk een juweel te maken.” De wassen modellen maakt Elke dan klaar voor de gieterij, waar ze in zilver of goud gegoten worden. In het atelier worden de ruwe ontwerpen ver-
volgens afgewerkt tot draagbare, elegante juwelen. Met de deelnemers wordt een nieuwe afspraak gemaakt om de juwelen te overhandigen. “Dat vind ik het leukste onderdeel van de workshop,” lacht Elke, “het moment waarop de deelnemers het eindresultaat voor het eerst te zien krijgen. Die verwondering als ze het juweel eindelijk in handen hebben en kunnen dragen, is onbeschrijfelijk.” ‘Oud goud’ kan hersmolten worden en ook losse onderdelen zoals parels of edelstenen kunnen opnieuw gebruikt worden in het nieuwe juweel. Daardoor krijgt het zelf ontworpen juweel vaak een erg persoonlijke, symbolische waarde. Er werden ook al trouwringen ontworpen tijdens DinnerinG. Elke combineert DinnerinG met het uitbouwen van haar eigen collecties. “Een workshop organiseren vergt veel tijd en energie, maar ik beschouw het – naast mijn atelier – evengoed als mijn werk. Ik doe het enorm graag en zou het aantal workshops zelfs nog willen opdrijven.” De kwaliteit van de sieraden ligt alvast behoorlijk hoog. “Ik vind sommige stukken écht goed. Ik werk het ontwerp alleen maar af zoals het mij overhandigd is op het einde van de workshop. Onregelmatigheden beschouw ik dan als een intrinsiek deel van het ontwerp, alsof het op die manier bedoeld is.” DinnerinG is een geregistreerd concept dat staat voor exclusiviteit, kwaliteit en persoonlijk advies. Bovendien rust er op elk juweel een levenslange garantie. “Maar het belangrijkste van zo’n workshop is toch samenzijn, creatief bezig zijn, zich amuseren”, aldus de ontwerpster. “Erin slagen om je eigen juweel te ontwerpen geeft daarnaast ook een boost aan het zelfvertrouwen.” www.dinnering.be
01 Les Femmes de Maurice, Elke Peeters - 02 DinnerinG - 03 Romantic fish, Elke Peeters
01
02
03
27
28
01
02
03
04
05
06
07
08
09
01 DinnerinG 02 M!ro, Katja Van Breedam 03 creaties (via transfertechniek) cursisten Atelier-K! 04 Attaque d’Amour, Elke Peeters 05 DinnerinG 06 Attaque d’Amour, Elke Peeters 07 Atelier-K! 08 M!ro, Katja Van Breedam 09 DinnerinG
finish and present the work.” The presentation of the pieces is usually done by Katya and Els themselves. “Presentation is very important. We make sure that each piece is beautifully presented and, for example, combine different pieces with each other. The students are always amazed at how beautiful their piece looks.” Katja combines Atelier-K! with her own professional career. Previously she gave courses in a self-employed capacity, but it proved more advantageous to operate as a non-profit organisation, because that would also enable her to apply for grants. In order to cover the operating costs, support from the Province of Antwerp was recently requested, but it remains to be seen whether the application is positively received. Since its founding, much has been dropped from what is offered. “Previously, we also organised separate workshops of one or more days, such as a course in felting or watercolours, but for the time being, we are not doing that any more. It is quite a lot of work to organise those workshops and they were not really profitable. Now we focus on ceramics.” The daytime students are mainly people who are unemployed or who work part-time; those who come in the evening are people with a fulltime job. It is worth noting that, since its inception, only two men have followed the course. “Relaxation is the key to this course,” says Katja. “The work that is produced is actually less important, though there is subtle monitoring of the quality of the result. It is most important not to discourage, but to continue motivating.” The designer is planning to continue the course for a long time and to continue refresher courses. “I work with ceramics every day and carry ceramics with me as a part of myself. So it is fantastic that I can earn income www.atelier-k.be from something I’m crazy about doing.” Elke Peeters and DinnerinG
Whoever dreams of making their own piece of jewellery, but doesn’t have what’s needed financially or technically, can turn to jewellery designer Elke Peeters. She places her many years of experience and knowledge at the service of anyone who wants to design his or her own piece of jewellery. Over three years ago she envisaged the DinnerinG concept, where the participants – both men and women – get together for a few hours to design a personalised item of jewellery under professional supervision. It is by no means a complete course in jewellery design. “The concept is not about learning techniques,” explains Elke, “but about discovering the ‘designer in yourself.’ It is therefore not the intention that I teach the participants how they can make jewellery themselves afterwards. The purpose of the workshop is the end result: the design of a piece of jewellery that is exclusive because it is completely individual.” Prior knowledge is therefore not required. The participants get together privately or at a predetermined location to devote a number of hours with Elke on designing a piece of jewellery. “Before
starting work, we talk for half an hour. I then give a brief explanation of how a ring is custom made and what is involved in the casting of metal. Then a few hours are spent thinking and experimenting with the design. I bring books and other images along for inspiration.” The pieces of jewellery are made by lost wax casting. After the introduction and the inspiration round, everyone can get down to work with the wax. Not always obvious, experience shows. “Everybody knows more or less what he likes, but when it comes to it, it still often boils down to finding a style that suits you. Some go straight to work, others spend a long time fiddling with the wax and only know at the last minute where they want to go. But sometimes the impulsive method yields very original end results.” Copying pieces of jewellery is strongly discouraged by Elke and also goes against the philosophy of DinnerinG. “Some participants start off with an existing piece of jewellery, but ultimately they do go their own way. Copying seldom if ever yields a satisfactory result.” In principle, all possible jewellery can be made: rings, necklaces and earrings, but also brooches and bracelets. Elke supports the participants individually and gives advice where necessary. “In principle, anyone can design what he wants, but I do see to it that it remains possible to create a piece of jewellery from the design.” Elke then makes the wax models ready for the foundry, where they are cast in silver or gold. In the studio, the raw designs are then finished into elegant pieces of jewellery that can be worn. A new appointment is made with the participants to hand over the jewellery. “I find that the nicest part of the workshop,” laughs Elke, “the moment when the participants get to see the final result for the first time. That amazement when they finally have the piece of jewellery in their hands, and are able to wear it, is indescribable.” ‘Old Gold’ can be re-smelted and loose parts such as pearls or gemstones can be reused in the new piece of jewellery. This often gives the self-designed piece of jewellery a very personal, symbolic value. Even wedding rings have been designed during DinnerinG. Elke combines DinnerinG with the expansion of her own collections. “Organising a workshop demands a great deal of time and energy, but I consider it – alongside my studio – to be just as good as my work. I take enormous pleasure in doing it and would like to increase the number of workshops even more.” The quality of the jewellery is already pretty high. “I consider some of the pieces really good. I only finish off the design as it is handed to me at the end of the workshop. I consider irregularities as an intrinsic part of the design, as if it was intended that way.” DinnerinG is a registered concept that stands for exclusivity, quality and personal advice. Moreover, each item of jewellery has a lifetime warranty. “But the most important aspect of such a workshop is still being together, being active creatively, having fun,” says the designer. “In addition, succeeding in designing your own piece of jewellery also gives a boost to self-confidence.” www.dinnering.be
29
Sociaal design creÍert verbondenheid Kurt Vanbelleghem Foto’s: Concrete/Pantopicon
30
Hoe het Straatstartersproject buren bij elkaar bracht
In 2011 lanceerde Design Vlaanderen, samen met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), een open oproep om een sociaal designproject in een stad of gemeente te realiseren. De concrete invulling was grotendeels vrij. Twee Antwerpse designbureaus, Pantopicon en Concrete, sloegen de handen in elkaar en haalden de opdracht binnen. Concrete is een ontwerpbureau van zowel producten als diensten, waarbij ze telkens bijzondere aandacht besteden aan menselijke, maatschappelijke en economische waarden. Pantopicon omschrijft zichzelf als een studio voor ‘toekomstverkenning’ en vertaalt toekomstige uitdagingen in visies, strategieën en innovatieve concepten. Nik Baerten van Pantopicon en Pieter Lesage van Concrete waren al lang op zoek naar de juiste gelegenheid om een gezamenlijk project te realiseren en zagen in deze oproep de ideale kans. Daarbij leefde bij beide bureaus ook sterk de behoefte om eens iets voor hun eigen stad, Antwerpen, te kunnen ontwikkelen. Het project Straatstarters is het resultaat van een tijds- en arbeidsintensief project, iets wat wel vaker dergelijke trajecten in social design kenmerkt. Het participatieve aspect, het voortdurend veranderende verloop van het proces, de nadruk op het persoonlijke en de impuls die je aan maatschappelijke veranderingen kan geven, leiden ertoe dat je je eigen rol als ontwerper ook voortdurend in vraag stelt. Over die veelheid aan betekenissen straks meer. Eerst een korte schets van het Straatstarters-project. Het uitgangspunt van Straatstarters is gelegen in een vraagstelling rond sociale cohesie: op welke manier komt deze samenhang in onze samenleving tot stand, en waarin uit
Social design creates solidarity How the Street Starters project brought neighbours closer together | Kurt Vanbelleghem
In 2011 Design Flanders, together with the Association of Flemish Cities and Municipalities (VVSG), launched an open appeal for a social design project in a town or municipality. The specific details were largely left to the applicants. Two Antwerp design agencies, Pantopicon and Concrete, joined forces and were awarded the assignment. Concrete is a design agency for both products and services that focuses in particular on human, social and economic values. Pantopicon describes itself as a studio for “foresight” and translates future challenges into visions, strategies and innovative concepts. Nik Baerten of Pantopicon and Pieter Lesage of Concrete had long been looking for the right oppor-
tunity to implement a joint project and saw this appeal as the perfect chance. At the same time, both agencies were extremely keen to be able to develop something for their home city of Antwerp. The Straatstarters (Street Starters) project is the result of a time- and labour-intensive project, something that more often tends to characterise such processes in social design. The participative aspect, the constantly changing course of the process, the emphasis on the personal and the impetus you can give to social change, lead you to constantly question your own role as a designer. More about this multiplicity of meanings shortly. But first let us start with a brief sketch of the Street Starters project. The rationale of Street Starters can be found in a question about social cohesion: in what way does such cohesion come about in our society, and how is it expressed? Or put in another, perhaps better way: in what way can you
31
32
zich dit? Of beter gezegd: op welke manier kan je als ontwerper ingrijpen als je een gebrek aan maatschappelijke kleefkracht vaststelt? Om dit zeer brede maatschappelijke thema beheersbaar te houden, werd het beperkt tot het niveau van de ‘straat’. De nadruk kwam daardoor te liggen op de belangrijke rol die kleine, eenvoudige ontmoetingen spelen in de groei van een sociaal weefsel en het algemene welzijn in een buurt. Want hoe goed kennen we onze buren eigenlijk? Iedereen zal op die vraag anders antwoorden, en precies daarin ligt al een deel van de uitdaging. Het eigenlijke traject werd in een aantal fases opgedeeld. In een eerste fase gingen medewerkers van Pantopicon en Concrete ter plekke observeren. Aan de hand van een voorselectie van Opsinjoren (de Antwerpse stadsdienst die tot doel heeft om buren dichter bij elkaar te brengen) werd een definitieve selectie van zes interessante straten gemaakt. Een eerste belangrijkste conclusie was dat er uit deze observatie weinig vernieuwende of
verrassende data uit de bus kwamen. Het werd al snel duidelijk dat er ingezoomd diende te worden op het individuele niveau. Daarom werden via flyers de intenties van het project aan alle bewoners van een bepaalde straat gecommuniceerd. Na persoonlijke gesprekken werd aan een aantal geïnteresseerde bewoners een doos overhandigd. In deze ‘interviewkit’ zat onder meer een agenda om hun kleine ontmoetingen gedurende een week bij te houden. Met een wegwerpcamera konden ze de buren fotograferen die ze het best kenden of bepaalde situaties in de straat vastleggen. Verder bevatte de kit ook een medaille die ze konden overhandigen aan de persoon die zich volgens hen het meest inzette voor de cohesie in de straat. Ten slotte bevatte deze doos ook een kaart met daarop de voorgevels van alle huizen in hun straat. Daarop konden ze aangeven welke buren ze heel goed of helemaal niet kenden. Die kaart bleek achteraf een van de meest nuttige tools te zijn.
Tijdens individuele interviews met de bewoners bleek al snel dat de kit waarmee ze een week lang intensief aan de slag waren gegaan, op zichzelf al een grote impact had op de ontwikkeling van de sociale cohesie, doordat de opdracht stimuleerde om kleine ontmoetingen met straatgenoten aan te gaan. De camera, de medaille en de kaart gaven – meer dan pakweg het weer – aanleiding tot gesprekken tussen de bewoners onderling. Met al de gegenereerde inzichten zijn beide ontwerpbureaus vervolgens rond de tafel gaan zitten. De resultaten werden vertaald naar zes concrete voorstellen die tijdens een workshop aan de bewoners werden gepresenteerd. Uit hun feedback werden enkele kernideeën gedistilleerd en in de blender gestopt. Wat er uitkwam werd MIOS of Museum In Onze Straat genoemd. Het Museum In Onze Straat-project vertrekt opnieuw vanuit het idee van een toolkit, een doos die aan de bewoners van de straat wordt uitgedeeld. In die doos zit een sticker waarmee je een kader op je raam kan kle-
ven. Het is de bedoeling dat de bewoners in zo’n lege schilderijlijst op hun raam iets van zichzelf tonen: een foto, een lievelingsobject of een voorwerp dat verband houdt met hun hobby, sport of beroep. De bedoeling is uiteraard dat je daarmee een opening creëert om over het ‘venstermuseum’ van jezelf of van een buur een gesprek te beginnen. Om die sociale interactie verder te stimuleren zitten er in de doos ook een aantal ‘postkaarten’, waarop iemand kan schrijven wat hij of zij in zijn museum toont en die hij of zij vervolgens als uitnodiging in de brievenbussen van buren kan deponeren. Zo worden andere bewoners ook subtiel aangespoord om mee te doen. Een andere postkaart dient dan weer om commentaar achter te laten, in de zin van: ‘Ik zie dat jij ook fietst. Misschien kunnen we volgende week eens een tochtje maken?’ De eerste testfase leverde alvast heel wat mooie resultaten op. Contacten verliepen beduidend vlotter, bewoners leerden elkaar kennen, en her en der ontstonden er nieuwe netwerken volgens gemeenschappelijke interesses. Tijd om de designers aan het woord te laten.
Waarom zouden net designers een bijdrage moeten leveren aan de versterking van het sociale weefsel? Nik Baerten (Pantopicon): Designers kunnen een meerwaarde leveren in het oplossen van dit soort uitdagingen door de manier waarop ze probleemoplossend denken, door hoe ze problemen ‘kaderen’. Ik denk dat in dit kader zeker de meer participatieve benadering – zowel in de onderzoeks-, ontwikkelings- als de ontwerpfase – bijdraagt tot het succes. Zo krijg je veel sneller een toetssteen en kom je al snel op het spoor wat
werkt en wat niet. Het succes had ook heel erg te maken met de manier waarop we de tools, de dozen, hebben ontworpen. Als ontwerpers gaan we het hele proces toch anders uitwerken dan bijvoorbeeld de medewerkers van de sociale diensten van de stad.
Er zijn heel wat parallellen te trekken met de uitgangspunten van kunst- en cultureel activisme. Kan men dergelijke projecten dan ook plaatsen in een context van ‘designactivisme’? In dit geval is het project eerder ontstaan uit een functionele nood, een nood die ik identificeer vanuit een toekomstverkenning. Veel van de maatschappelijke uitdagingen waar we nu voor staan, zullen we enkel kunnen aanpakken door de sociale cohesie te bevorderen. Dit project is een voorbeeld van hoe wij – als designers – ons meer faciliterend kunnen opstellen, op het kruispunt van verschillende disciplines. Let wel: niet alle maatschappelijke problemen kunnen door design aangepakt worden.
NB:
Degelijke projecten kunnen ook gemakkelijk gebruikt worden door de politiek. Steeds vaker hoor je dat politiek niet meer aansluit bij de tastbare problemen van de bevolking. Krijg je als initiator van dergelijke sociale processen niet het gevoel dat je als designer vooral maatschappelijke tekorten dient op te vullen? Laten we een onderscheid maken tussen politiek en beleid. Beleidsvoering is nu inderdaad veel meer top-down en je ziet dat een aantal verantwoordelijkheden in bijvoorbeeld buurtwerking worden uitbesteed aan derden.
Pieter Lesage (Concrete):
Wat wij doen kan je dus zeker zien als een stukje responsabilisering op een bepaald niveau, niet zozeer omdat het móét, maar omdat het kán. Met dergelijke projecten kan je ook instrumenten aanreiken om een beleid vorm te geven, zonder daarbij een politiek standpunt in te nemen. Je krijgt er ook veel voor terug: het verandert je manier van werken en het stelt pertinente vragen omtrent de manier waarop je als ontwerper functioneert en participeert.
Hoe zit het nu met de opvolging van dit project? Was dit een eenmalige oefening of wordt het nog opgepikt? PL: Een van de belangrijkste conclusies uit het onderzoek is dat dergelijke projecten enkel kunnen slagen als ze gedragen worden door de bewoners zelf. Het zijn bottom-up benaderingen. Je hebt ook enkele ‘sleutelmensen’ nodig die het project willen uitdragen, zoals de mensen die in de eerste fase al medailles kregen voor hun inzet voor de buurt. Zulke mensen vind je vaak terug in de bestaande buurtwerking. Daarnaast is er ook nauw samengewerkt met verschillende diensten van de stad Antwerpen die hun steun en medewerking aan het project hebben verleend. In feite hebben wij alleen een methodiek ontwikkeld, terwijl het eindresultaat erg afhankelijk is van vele specifieke factoren. De methodiek daarentegen is ‘universeel’ en kan eenvoudig herhaald worden. Museum In Onze Straat werd wel ontwikkeld binnen de specifieke context van enkele Antwerpse straten, maar is vervolgens vertaald in een generieke benadering die ook elders bruikbaar is. We zijn van plan deze werkwijze met een creative commons-licentie beschikbaar te stellen en we kijken ernaar uit om MIOS ook in andere gemeenten uit te kunnen bouwen.
www.straatstarters.be | www.pantopicon.be | www.concrete.be
intervene as a designer if you observe a lack of social cohesive strength? To keep this very broad social theme manageable, it was limited to the level of the “street”. The emphasis was therefore placed on the important role that small, simple meetings play in the growth of a social fabric and the general well-being of a neighbourhood. After all, how well do we actually know our neighbours? Everyone will answer this question differently, and that is precisely where part of the challenge lies. The actual project was divided into a number of phases. In a first phase, employees of Pantopicon and Concrete visited the various locations. On the basis of a pre-selection by Opsinjoren (the Antwerp city service that aims to bring neighbours closer together), a final selection of six interesting streets
was made. A first important conclusion was that this observation revealed little innovative or surprising data. It quickly became clear that the protagonists would have to zoom in to the individual level. The project’s intentions were therefore communicated to all residents of a particular street via flyers. After personal talks, a number of interested residents were given a box. Among other things, this “interview kit” contained a diary to keep track of their small meetings over a week. With a disposable camera they could photograph those neighbours they knew best or capture certain situations in the street. The kit also contained a medal they could give to the person they felt had made the most effort on behalf of cohesion in the street. Finally, the box also contained a map showing the façades of all the houses in
33
their street. On this map they could indicate which neighbours they knew well or not at all. With hindsight, this map proved to be one of the most useful tools. During individual interviews with residents, it quickly became clear that the kit they had been using intensively for a week had already had a major impact on the development of social cohesion, with the assignment encouraging people to arrange small meetings with fellow street residents. More than, say, the weather, the camera, the medal and the map led to talks between residents. Both design agencies then sat down with all the insights that had been generated. The results were translated into six concrete proposals that were presented to residents during a workshop. From their feedback, one or two central ideas were distilled and placed in the mixer. What emerged was christened MIOS or Museum In Our Street. The Museum In Our Street project again starts with the idea of a toolkit, a box distributed to the street’s residents. This box contains a sticker that allows you to create a frame in your window. The aim is for residents to show something of themselves in this empty picture frame in their window: a photo, a favourite object or an item linked to their hobby, sport or job. The idea is obviously to create an opening to initiate a conversation about your or your neighbour’s “window museum”. To stimulate this social interaction further, the box also contains a number of “postcards” on which someone can write what he or she is displaying in his or her museum and then post it through neighbours’ letterboxes as an invitation. In this way other residents are also subtly encouraged to join in. Another postcard could be used to leave comments, along the lines of: “I see you like cycling too. Perhaps we could go out for a ride together next week?” The first test phase delivered really great results. Contacts were significantly easier, residents got to know each other, and here and there new networks arose around common interests. Time now to let the designers have their say.
Why should designers help strengthen the social fabric?
34
Nik Baerten (Pantopicon): “Designers can deliver added value in solving this type of challenge through their problem-solving approach, by how they ‘frame’ problems. I think that in this context the more participative approach – in the research, development and design phases alike – certainly contributes to the success. So you establish a touchstone much more quickly, and quickly get an idea of what works and what doesn’t. The success also had a great deal to do with the way we designed the tools, the boxes. However, as designers we will work out the whole process differently from, for example, the employees of the city’s social services.”
A large number of parallels can be drawn with the basic principles of artistic and cultural activism. Can such projects therefore be situated in a context of “design activism”? NB: “In this case the project came about more from a functional need, a need that I identify from foresight. We will only be able to tackle many of the social challenges currently facing us by promoting social cohesion. This project is an example of how we – as designers – can adopt a more facilitating approach, at the crossroads of different disciplines. It should be noted however that not all social problems can be tackled by design.”
Such projects can also easily be used by politicians. You increasingly hear that politics no longer reflects the actual problems of the general public. As an initiator of such social processes, do you not get the feeling that as a designer you should above all make good social shortcomings? Pieter Lesage (Concrete): “Let’s distinguish between politics and policy. Policy-making is a much more top-down process, and you are seeing a number of responsibilities in neighbourhood action, for example, being contracted out to third parties. What we are doing could certainly be viewed as empowerment on a certain level, not because it has to be, but because it can be. With such projects you can also provide tools to shape a policy without adopting a political stance. You also get a lot back: it changes the way you work and it raises pertinent questions about the way you function and participate as a designer.”
How is the follow-up to this project progressing? Was this a one-off exercise or will it be picked up again? PL: “One of the main conclusions from the study was that such projects can only succeed if they are supported by the residents themselves. They involve a bottom-up approach. You also need certain ‘key people’ who want to spread the project, like the people in the first phase who received the medals for their efforts on behalf of the neighbourhood. You often find such people in existing neighbourhood action set-ups. We also worked closely with various services of the city of Antwerp who provided support and assistance for the project. In fact we only developed a methodology, while the end result depends largely on a number of specific factors. The methodology, on the other hand, is ‘universal’ and can easily be repeated. Now while Museum In Our Street was actually developed within the specific context of a few Antwerp streets, it was then translated into a generic approach that can also be used elsewhere. We intend to make this approach available with a creative commons licence, and we’re looking forward to also being able to introduce MIOS in other municipalities.” www.straatstarters.be | www.pantopicon.be | www.concrete.be
DESIGN cIty
Save the date for the Biennale INTERIEUR 2012, the must-see design event this Autumn 300 selected international design brands Cultural programme & installations by Ross Lovegrove (UK) Greg Lynn (US) Troika (UK) Makkink & Bey (NL) Nendo (JP) David Bowen (US) Muller Van Severen (BE) Professional Days 22 – 23 October
buy tickets online at www.interieur.be
Kortrijk, Belgium
20 – 28 October 23rd International Biennale
portfolio
Fotografie/Photography Frieke Janssens
Assistentie/Assistance Peter Staessens Styling Sophie Pillen Hair & Make-up An GrarĂŠ Models Yana @ Models Office / Jaelle @ Dominique Models Beeldbewerking/Image editing Paul Roberts Backdrop Griet Troch Met dank aan Toneelhuis voor het gebruik van de ruimte Thanks to Toneelhuis for the use of the space
36
Tim Baute groeit op in het atelier van zijn vader die smid was, en krijgt er de microbe te pakken om ‘dingen’ te creëren. Met tal van machines en grondstoffen beschikbaar, grijpt hij de kans om te experimenteren met de verschillende verwerkingen van staal. Na enkele jaren als lasser gewerkt te hebben om de knepen van het vak te leren, beslist hij om zijn creativiteit te stimuleren door interieurvormgeving te gaan studeren aan SintLucas Gent en daarna een jaar meubelontwerp te volgen in Mechelen. In 2010 start Tim Baute het label Interror.be op. De opbouw van dit krukje, S.TOOL, bestaat uit een aluminium blad dat in een kristallijne vorm geplooid wordt, waardoor er een driedimensionaal vlak in de zitting ontstaat. Het resultaat is een licht en comfortabel krukje. www.interror.be | Tim Baute grew up in his father’s blacksmith workshop, and was bitten by the bug of making ‘things’. With the availability of many machines and raw materials, he took the opportunity to experiment with different forms of steel. After spending a few years working as a welder in order to learn the basics of the trade, he decided to develop his creativity by studying interior design at Sint-Lucas in Ghent and after that, to take a year of furniture design in Mechelen. In 2010 Tim Baute launched the Interror.be label. The design of his stool, named S.TOOL, consists of an aluminium sheet folded into a crystalline form that creates a three-dimensional surface. The result is a light and comfortable stool. www.interror.be
37
38
Wim Vandersleyen studeerde in 1997 af als grafisch vormgever aan Sint-Lucas Gent, waarna hij in Nederland als freelancer voor Studio Olykan en studio Bau Winkel werkte. In 1998 vestigde hij zich als zelfstandig grafisch ontwerper. Vijf jaar later ging hij aan de slag voor ‘what if…’ (strategic marketing and communication). In 2009 besluit hij opnieuw solo te gaan. Werken aan een opdracht van briefing tot productie, daarin zit volgens Wim een meerwaarde. De laatste vijftien jaar heeft hij gewerkt voor zowel multinationals, kmo’s, overheden, reclamebureaus als vzw’s. Wim maakte een reeks van posters voor verschillende opdrachtgevers, waarbij hij telkens speelde met het effect van licht op semi-transparant papier van 60g/m2, en waarbij de boodschap telkens gevormd wordt door de som van recto en verso. www.wimvandersleyen.com | Wim Vandersleyen graduated in 1997 as a graphic designer from Sint-Lucas in Ghent, after which he worked in the Netherlands as a freelancer for Studio Olykan and the Bau Winkel studio. In 1998 he established his own business as a graphic designer. Five years later, he went to work for ‘what if…’ (strategic marketing and communication). In 2009 he decided to go solo once again. Working on commissions ranging from briefings to production is something Wim sees as an advantage. In the past fifteen years, he has worked for multinationals, SMEs and advertising agencies as well as non-profit organizations. Wim designed a series of posters for various clients, playing each time with the effect of light on semi-transparent 60g/m2 paper; in each case, the message is composed of the sum of both the front and the back. www.wimvandersleyen.com
Frederic Boonen studeerde in 1999 af als productdesigner in Genk. Een jaar eerder startte hij al een eigen ontwerpbedrijfje op. In eerste instantie was dat gericht op product design, met duurzame realiseerbare producten waarbij de mens centraal staat, maar momenteel focust hij zich ook op service design. Zijn bureau is actief in diverse sectoren: meubel, energie, mobiliteit, gezondheidszorg, verlichting, marketing en elektronica. De LEDL8-lamp kwam dit jaar op de markt en wordt uitgegeven in eigen beheer. Deze verlichting is beschikbaar in aluminium, hout en leder, telkens in modules van ĂŠĂŠn meter. Naast zijn activiteiten als ontwerper, geeft hij ook les aan de Kunsthumaniora in Hasselt. www.fredericboonen.eu | Frederic Boonen graduated in 1999 as a product designer from the school in Genk. The year before, he had launched his own design company. It focused in the first instance on product design, with sustainable products that put the human being at the centre, but at the moment he is concentrating also on service design. His company is active in various sectors: furniture, energy, health care, lighting, marketing and electronics. The LEDL8 lamp came on to the market this year, brought out under his own label. The lamp is available in aluminium, wood and leather, in modules of a metre each. In addition to his work as a designer, Frederic Boonen also teaches at the Arts Secondary School (Kunsthumaniora) in Hasselt. www.fredericboonen.eu
39
40
Louise Charlier studeert in 2007 af als industrieel ontwerper aan La Cambre in Brussel. Louise deed zowel ervaring op in een ontwerpbureau als in-house ontwerper bij fabrikanten. Sinds 2010 werkt ze voor Médiane, een familiebedrijf gespecialiseerd in communicatie, dat sinds de komst van Louise de afdeling industrieel design toevoegde aan zijn activiteiten. Louise wil enerzijds functionele, praktische ontwerpen creëren, maar anderzijds ook een emotie bij de gebruiker opwekken. Equis is een stoel met een structuur uit massieve beuk en een zitting en rugleuning uit multiplex. De stoel heeft rugleuningen in drie verschillende vormen en kleuren (zwart, grijsblauw en wit) om het product te personaliseren. Hij wordt geproduceerd door De Zetel en verdeeld over heel Europa. www.louisecharlier.be; www.mediane.be | Louise Charlier graduated in 2007 as an industrial designer from La Cambre in Brussels. Louise gained experience at a design company as well as working as an in-house designer for manufacturers. Since 2010 she has been working for Médiane, a family firm specialised in communications, which since Louise’s arrival has added an industrial design department to its other activities. Louise seeks on the one hand to create functional, practical objects, but on the other hand wishes to awaken emotions in their users. Equis is a chair whose structure is of solid beech and a seat and back of multiplex. The chair comes with backs in three different forms and colours (black, blue-grey and white) in order to personalise the item. They are manufactured by De Zetel and distributed throughout Europe. www.louisecharlier.be; www.mediane.be
Cathérine Lovatt studeerde keramiek aan Sint-Lucas Gent, waarna ze tot 1996 als freelance ontwerpster werkte voor bedrijven zoals Domani en designwinkels in België, Japan, Italië, Frankrijk en Nederland. Na een pauze van negen jaar hervatte ze opnieuw haar keramiekactiviteiten. Zo maakte Cathérine ondertussen ontwerpen voor onder meer Serax en Belgoflor. Ze specialiseert zich in porseleinen vazen, objecten en combinaties met andere materialen. Elk individueel ontwerp staat in het teken van een onderzoek naar materialen, vormen en structuren. Silhouette is een reeks vazen die geïnspireerd zijn op abstracte en oude kunstvoorwerpen. Ze bestaan zowel in een aantal effen kleuren als in gekleurde patronen. users.telenet.be/catherinelovatt/ | Cathérine Lovatt studied ceramics at Sint-Lucas in Ghent, after which she worked as a freelance designer until 1996 for companies such as Domani and design shops in Belgium, Japan, Italy, France and the Netherlands. After a nine-year break, she returned to working in ceramics. Since then, Cathérine has produced designs for companies such as Serax and Belgoflor. She specialises in porcelain vases, objects and combinations with other materials. Each individual design reflects a search for materials, forms and structures. Silhouette is a series of vases inspired by abstract and ancient art objects. There are versions in both a number of solid colours and in coloured patterns. users.telenet.be/catherinelovatt/
41
42
Annelys de Vet werkt als grafisch ontwerper in Brussel en Amsterdam. Sinds 2009 leidt ze de ontwerpafdeling van het Sandberg Instituut Amsterdam, waar ze in 1999 haar master in de beeldende kunsten behaalde. Met haar werk onderzoekt ze de maatschappelijke rol van de grafisch ontwerper in relatie tot het publieke en politieke debat. Voor Stichting Kunst en Openbare Ruimte en Gemeente Binnenmaas ontwikkelde Annelys in 2011 een kalender voor een nieuw te bouwen wijk, Puttershoek genaamd. Voor iedere maand maakte zij een inventaris van woorden die uitdrukking geven aan de culturele, historische of botanische karakteristieken van de locatie. Elke nieuwe bewoner van de wijk krijgt van de gemeente een droogdoek als welkomstgeschenk, samen met een publicatie waarin de ontwerpen worden toegelicht. www.annelysdevet.nl; www.kalenderputtershoek.nl I Annelys de Vet works as a graphic designer in Brussels and Amsterdam. Since 2009, she has been the head of the design department of the Sandberg Instituut Amsterdam, where in 1999 she obtained her Master in visual arts. In her work, she investigates the social role of the graphic designer in relation to public and political debates. For the Stichting Kunst en Openbare Ruimte (Foundation for Art and Public Space) and the municipality of Binnenmaas (the Netherlands), Annelys developed in 2011 a calendar for a new neighbourhood yet to be built, known as Puttershoek. For each month, she drew up an inventory of words that express the cultural, historical or botanical characteristics of the area. Each new resident of the neighbourhood receives a tea towel from the municipality as a welcome present, together with a publication explaining the designs. www.annelysdevet.nl; www.kalenderputtershoek.nl
Ruud Belmans is creatief directeur bij Pinkeye, een multidisciplinair of cross-over ontwerpbureau dat voor haar opdrachten steeds vanuit drie pijlers vertrekt: vorm, functie en gevoel. Pinkeye heeft een Environment-afdeling die tijdelijke en permanente interieurs ontwerpt, een Identity-afdeling die verpakkingen en andere grafische ontwerpen creëert, en een Product-afdeling die objecten ontwerpt. Deze drie afdelingen hebben eenzelfde doel: merkwaarden vertalen in functionele en innovatieve concepten op maat van de klant. Klanten van Pinkeye zijn Coca-Cola, Procter & Gamble, Sara Lee, Estée Lauder, e.a. De Buck voor Matro is beschikbaar in verschillende kleuren. Wat deze barbecue zo bijzonder maakt, is dat de assen snel te verwijderen zijn na gebruik. www.pinkeye.be; www.ikonseries.com | Ruud Belmans is the creative director of Pinkeye, a multidisciplinary or ‘cross-over’ design company that approaches each of its projects from the perspective of three pillars: form, function and feeling. Pinkeye has an Environmental department that designs temporary and permanent interiors, an Identity department that creates packaging and other graphic designs, and a Product department that designs objects. All three departments have a common goal: to translate remarkable qualities into functional and innovative concepts customised for the client. Clients of Pinkeye include Coca-Cola, Procter & Gamble, Sara Lee, Estée Lauder, etc. The barbecue known as Buck, designed for Matro, is available in various colours. What makes this grill so unusual is that the ashes can be easily discarded after use. www.pinkeye.be; www.ikonseries.com
43
44
Vincent Knecht studeerde grafische vormgeving aan Sint-Lukas Brussel. Hij is medeoprichter van Triumviraat (1993-2003) en sinds tien jaar creatief directeur van Megaluna. Vele van zijn projecten ontstaan in samenwerking met creatieve partners zoals fotografen, beeldhouwers en regisseurs. Zo legde hij de afgelopen tien jaar een cultureel parcours af, met opdrachtgevers als Kunstenfestivaldesarts, Open Monumentendag en Muziektheater Transparant. Vandaag legt hij zich met Megaluna toe op communicatiecampagnes en huisstijlen. Vele van zijn opdrachtgevers zijn overheden en nonprofitorganisaties. De publicatie Terra Nova is een fotoboek dat ingaat op het leven van anderstaligen in Brussel. www.megaluna.be | Vincent Knecht studied graphic design at Sint-Lukas in Brussels. He is the co-founder of Triumviraat (1993-2003) and has been creative director of Megaluna for ten years. Many of his projects have come out of collaboration with creative partners such as photographers, sculptors and theatre directors. His cultural achievements over the past ten years have included commissions from Kunstenfestivaldesarts, Open Monumentendag [Heritage Days] and Muziektheater Transparant, among others. Today he and Megaluna are working on communication campaigns and designing corporate styles. Many of his clients are government bodies and non-profit organizations. The publication Terra Nova is a photo book that focuses on the lives of people of foreign origin living in Brussels. www.megaluna.be
The book reconsidered Geoffrey Brusatto, Ruth Loos and Ellen Bilterest on their doctorate in the arts | Lut Pil Can a book be designed in such a way that it becomes a dynamic, living object? Three doctorates reconsider the book from a practical perspective: The Shape of the Book to Come by Geoffrey Brusatto, Het (on)veranderlijke boek by Ruth Loos, and Schrijven zonder woorden: grafisch ontwerp tussen zichtbaarheid en onzichtbaarheid by Ellen Bilterest. In June, the journal rekto:verso published a dossier entitled “Tijd om te leren” [Time to Learn]. One of the concerns expressed by the articles concerns the content that artistic or designing research adopts as a result of the academisation of higher education, instigated by the Bologna declaration of 1999. That academisation involves research being integrated more and more into education, and the doctorate in the arts – which also includes the designing research of design – has to underpin and further expand this research dynamic. The format of a doctorate in the arts is not entirely fixed. It consists of two components, generally described as the artistic-creative part on the one hand and the research, or practical and discursive, part on the other. It is the relationship between the two components that is specific to the doctorate in the arts, but which also creates ambiguity or tension. What does this mean in specific terms for three doctorates in the arts that all reconsider the concept of the “book”? Below are three different studies, three approaches, three experiences.
46
The book as object In 2008 Geoffrey Brusatto, who works as a self-employed graphic designer in Hasselt, began work on a doctorate in the arts. At the request of the Image & Word research group of the MAD-faculty (a joint venture between KHLim and PHL university colleges) he compiled a research dossier that was honoured with a part-time research mandate. The subject of his research, entitled The Shape of the Book to Come, is the paper book as object: the deconstruction and subsequent analysis of the essential elements that make the paper book a book, in constant relation to the contemporary reader. The research focuses on the material nature of the book, on the relationship of the book to its visual and tactile navigation. A context is thus created for confronting centuries-old aspects of the book, such as the binding and the paper, in an interesting way with terms such as modularity and interactivity, terms that have their origins in today’s digital society.
Het boek herdacht Geoffrey Brusatto, Ruth Loos en Ellen Bilterest over hun doctoraat in de kunsten
Lut Pil
Š Geoffrey Brusatto
Kan een boek zo worden vormgegeven, dat het een dynamisch en levend object wordt? Drie doctoraten herdenken het boek vanuit de praktijk: The Shape of the Book to Come van Geoffrey Brusatto, Het (on)veranderlijke boek van Ruth Loos, en Schrijven zonder woorden: grafisch ontwerp tussen zichtbaarheid en onzichtbaarheid van Ellen Bilterest.
47
In juni verscheen in het tijdschrift rekto:verso een dossier rond ‘Tijd om te leren’. Een van de bezorgdheden die in de artikels wordt geuit betreft de inhoud die artistiek of ontwerpend onderzoek aanneemt door de academisering van het hoger onderwijs, ingezet door de Bologna-verklaring van 1999. Die academisering houdt net in dat onderzoek steeds meer in het onderwijs wordt geïntegreerd, en het doctoraat in de kunsten – waaronder ook het ontwerpend onderzoek van vormgeving thuishoort – moet die onderzoeksdynamiek onderbouwen en nog vergroten. Het format van een doctoraat in de kunsten ligt niet volledig vast. Het bestaat uit twee componenten die doorgaans worden omschreven als een artistiek-creatief luik enerzijds en een onderzoeksluik anderzijds, of als een praktisch en discursief gedeelte. Het is de relatie tussen beide componenten die eigen is aan het doctoraat in de kunsten, maar die ook onduidelijkheid of spanning creëert. Wat betekent dit concreet voor drie doctoraten in de kunsten die alle het gegeven ‘boek’ herdenken? Hieronder drie verschillende onderzoeken, drie benaderingen, drie ervaringen.
Het boek als object In 2008 begon Geoffrey Brusatto, werkzaam als zelfstandig grafisch ontwerper in Hasselt, aan een doctoraat in de kunsten. Op vraag van de onderzoeksgroep Image & Word van de MAD-faculty (een samenwerking tussen KHLim en PHL) stelde hij een onderzoeksdossier op dat werd gehonoreerd met een halftijds onderzoeksman-
48
daat. Het onderwerp van zijn onderzoek, onder de titel The Shape of the Book to Come, is het papieren boek als object: de deconstructie en vervolgens analyse van de essentiële elementen die het papieren boek tot boek maken, en dit in constante relatie tot de hedendaagse lezer. Het onderzoek richt zich op het materiële karakter van het boek, op de relatie van het boek tot zijn visuele en tactiele navigatie. Hiermee wordt een context gecreëerd om eeuwenoude aspecten van het boek zoals de binding en het papier op een interessante manier te confronteren met termen als modulariteit en interactiviteit, termen die hun oorsprong vinden in de huidige digitale maatschappij. Aandacht gaat zo bijvoorbeeld naar de verhouding van diverse standaardformaten tot het standaard planovel en zijn gevouwen toestand (de katern), naar het rechthoekige formaat en naar de randen van het papier. “In de praktijk van een grafisch ontwerper komt het onderzoek naar het boek als object nauwelijks aan bod,” zo weet Geoffrey Brusatto, “omdat er veel gewerkt wordt op de computer en men vooral met lettertypes en dergelijke bezig is. Met mijn studenten bespreek ik hun werk bijna nooit op het scherm. Ze moeten het eerst afdrukken en snijden. Het papier is zowat het laatste waarvoor de student aandacht heeft, omdat hij eerst een visie moet ontwikkelen waarbij hij leert typografisch te verfijnen. Het papier is bijna een toevoeging, iets extra.” Geoffrey Brusatto probeert zijn onderzoek in praktijk te brengen, ook al omdat hij niet als student is doorgestroomd naar het onderzoek, maar het dient te combineren met een praktijk als zelfstandig ontwerper
Attention is paid, for example, to the relationship of various standard formats to the standard flat sheet and its folded state (the quire), to the rectangular format and to the edges of the paper. “Research into the book as an object is rarely encountered in the practical activities of a graphic designer,” says Geoffrey Brusatto, “because much work is done on computer and designers are mainly concerned about fonts and such like. I almost never discuss my students’ work with them on screen. First they have to print it out and cut it. The paper is pretty much the last thing students think about, because they first have to develop a vision in which they learn typographic refinement. The paper is almost an addition, something extra.” Geoffrey Brusatto tries to bring a practical application to his research, since he did not come to the world of research as a student, but has to com-
en een lesopdracht. De wisselwerking tussen onderzoek en concrete toepassing is heel belangrijk. Ook al lijkt het onderzoek abstract, het is nodig dat het gevaloriseerd wordt. Brusatto noemt zichzelf een vormgever en géén kunstenaar: “Het doctoraat is belangrijk omdat het de mogelijkheid biedt om bepaalde onderzoeksvragen uit te puren en technisch in de diepte te gaan. Elk grafisch ontwerper is onderzoekend bezig, maar gaat nooit zo ver. Binnen de context van het doctoraat kan ik veel lezen, kan ik bewust onderzoeken hoe boeken werden en worden gemaakt. Het onderzoek creëert een andere manier van denken en leidt naar een tactiele toolset die een boek dynamisch kan maken. De diepgang van het onderzoek vind ik een voordeel, zolang ik het kan toepassen.” Die toepassingen zijn er. Naar aanleiding van het twintigjarige jubileum van juweelontwerpers Pauwels-Spaenjers heeft hij bijvoorbeeld een boek gemaakt waarin gladde en ruwe papieroppervlakken afwisselen als de recto- en versozijde van een planovel dat op verschillende manieren is gevouwen. Het is het resultaat van practicebased research, van vouwen en uittesten en zich laten leiden door de resultaten. Het onderzoek van The Shape of the Book to Come volgt het denken van ontwerpers en niet meteen de logica van academici, zoals verduidelijkt door Janneke Wesseling in See it Again, Say it Again: The Artist as Researcher (2011). Het verschil tussen de ontwerper-als-onderzoeker en andere ontwerpers situeert zich volgens Wesseling onder meer in het feit dat de eerste het op zich neemt om uitspraken te doen over zijn denkprocessen en over de productie
bine it with his work as a self-employed designer and a teaching job. The interaction between research and practical application is extremely important. Even though research appears abstract, its value has to be enhanced. Brusatto calls himself a designer, not an artist: “The doctorate is important because it provides the opportunity to distil certain research questions and examine them in technical detail. Every graphic designer is constantly researching, but never goes this far. Within the context of the doctorate I can read a great deal, and deliberately research how books were and are produced. The research creates a different way of thinking and leads to a tactile toolset that can make a book dynamic. I find the depth of the research an advantage, provided I can apply it.” Such applications exist. On the occasion of the twentieth anniversary of jewellery designers Pauwels-Spaenjers, for example, he produced a book
© Ruth Loos
49
van zijn werk. Hierbij treedt hij in discussie met anderen en staat hij open voor kritische reflectie. Deze discussie wordt gevoerd in het publieke domein en dient nieuwe inzichten te genereren die door anderen worden geëvalueerd. Brusatto erkent het belang van die publieke discussie: “De onderzoekscontext impliceert dat er veel gediscussieerd wordt met promotor en begeleiders. Die verwachten ook veel. Ze zijn streng maar maken ook duidelijk dat er veel mogelijk is. Het is interessant dat er ruimte is voor onderzoek en voor diversiteit van onderzoek. Bovendien is het de bedoeling dat andere vormgevers er ook iets aan hebben. Ik stel mijn onderzoek open voor iedereen. Ik praat erover op congressen en heb de vouwschema’s publiek gemaakt.” In de uiteindelijke doctoraatsverdediging is daarom het toonmoment van het werk erg belangrijk. In The Shape of the Book to Come zullen dat vooral boeken en vouwschema’s zijn. Mooi zou zijn, aldus Geoffrey Brusatto, indien alle onderzoeksresultaten in één boekobject zouden samenkomen. Het zou een heel rijk boek zijn dat toont dat een leeg vel papier op verschillende manieren inhoud kan toevoegen. Het doctoraat in de kunsten bestaat ook uit een discursieve component. Welke ruimte dit tekstuele gedeelte dient in te nemen is niet voor iedereen duidelijk. Jeroen Boomgaard wijst in de hierboven genoemde bundel essays onder redactie van Janneke Wesseling, op de spanning tussen enerzijds de niet-discursieve kracht van het kunstwerk of ontwerp, en anderzijds de nood aan formulering en generalisering die bij
50
onderzoek hoort. Hij stelt daarom de vraag of er überhaupt wel tekst nodig is, al geeft hij meteen ook toe dat het zonder die tekst moeilijk wordt om nog een onderscheid te maken tussen kunst-als-onderzoek en kunst die pertinente vragen stelt maar niet noodzakelijk als onderzoek in het publieke domein (h)erkend wil worden. Die ambiguïteit ten opzichte van het discursieve herkent Geoffrey Brusatto goed: “Ik vind het theoretische luik interessant, maar moeilijk in het geheel van het doctoraat. Zowel het praktische als theoretische deel is een mogelijkheid om zich te ontplooien. Zo heb ik een bijdrage geschreven voor het congres Book Design from the Middle Ages to the Future. Traditions and Evolutions (Antwerpen, 29-30 september 2011) en een artikel ‘Het (nieuwe) gedrukte boek, van informatief naar participatief’ voor het Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis (2012). Daarnaast wil ik vooral ontwerpend werken. Ik ben niet door het schrijven tot inzichten gekomen. Ik moet echt dingen dóén.” In het begin heeft het lezen zijn onderzoek wel gestuurd. Bij vragen als ‘Hoe werden boeken vroeger gemaakt, wat is de rol van de industriële revolutie hierin en waarom is 70 cm x 100 cm standaardformaat?’ stond hij vroeger nooit stil. Nu neemt hij die wel mee in zijn verhaal. “Ik ben ook veel met boeken bezig, en met hoe anderen ermee zijn omgegaan: Filippo Tomasso Marinetti, Theo van Doesburg, Max Ernst en zijn collages, maar ook bijvoorbeeld Salvador Plascencia met The People of Paper (2005), waarin hele tekstgedeelten zwart zijn gemaakt en een naam letterlijk uit het papier is weggesneden. Ik ben meer
in which smooth and rough paper surfaces alternate as the front and back of a flat sheet that is folded in different ways. It is the result of practice-based research, of folding and testing and being guided by results. The research of The Shape of the Book to Come follows the thinking of designers and not necessarily the logic of academics, as explained by Janneke Wesseling in See it Again, Say it Again: The Artist as Researcher (2011). According to Wesseling, the difference between the designer-as-researcher and other designers lies partly in the fact that the former takes it upon himself or herself to comment on his or her thought processes and on the production of his or her work. He or she enters into discussion with others and is open to critical reflection. This discussion is conducted in the public domain and serves to generate new insights that are evaluated by others. Brusatto ac-
geïnspireerd geraakt door texturen, vormen en kinderboekjes, dan door wat aanvankelijk een belangrijk element was in het theoretische kader van het onderzoek: nieuwe media, digitale maatschappij, het ontstaan en verdwijnen van het boek als informatiedrager. Ik ben nu meer geïnspireerd door de architectuur van het boek, zoals Bruno Munari dat heeft gedaan in zijn Libro illegibile (1984). Als één citaat een leidraad vormt voor mijn onderzoek, dan is het een uitspraak van Munari: Can a book as object, regardless of the printed words, communicate anything? If so, then what? In de projecten van studenten en in professionele boekopdrachten kan hij zijn onderzoek integreren. “Dat is positief. Door de academisering is onderzoek voor een grafisch ontwerper vrijer en artistieker geworden, en ook de studenten denken conceptueler. Maar voor grafisch design blijft het belangrijk dat er altijd een toegepaste component aan verbonden is en dat de studenten het academische kunnen filteren, het kunnen omturnen tot iets toegepast.”
Wat is een boek? Dit herdenken van het boek vanuit de praktijk is ook het onderwerp van het doctoraatsonderzoek van Ruth Loos. Wanneer ze midden jaren 90 afstudeerde als meester in de beeldende kunsten (vrije grafiek) en licentiaat in de kunstwetenschappen (podium- en mediale kunsten) was er nog geen sprake van een doctoraat in de kunsten, ook al had ze zin in onderzoek. Pas in 2006 kon ze eraan beginnen, nadat het statuut door de universiteiten was bekendgemaakt. Haar onderzoek Het (on)veranderlijke boek ver-
knowledges the importance of this public discussion: “The research context implies that there is a great deal of discussion with sponsor and supervisors, who expect a lot. They are strict, but also make it clear that many things are possible. It is interesting that there is space for research and for a diversity of research. It is also the intention that other designers should benefit. My research is open to all. I talk about it at conferences and have published the folding plans.” In the final doctoral defence, the point at which the work is shown is therefore extremely important. In The Shape of the Book to Come, that will mainly involve books and folding plans. It would be good, says Geoffrey Brusatto, if all the research results were to be bundled in a single book object. It would be an extremely rich book that shows that a blank sheet of paper can add content in various ways.
© Ruth Loos
51
Š Ellen Bilterest
52
trekt vanuit de vraag ‘Wat voor een object is een boek?’. In haar onderzoek is Ruth Loos tot helderheid gekomen door begrippen die zich aandienden vanuit de praktijk. Die begrippen hebben vervolgens een structurerende rol gespeeld in het theoretische luik. Ze stelt: “Ik houd van theorie, maar het doctoraat in de kunsten is enkel mogelijk wanneer het ingebed is in de praktijk, wanneer het werk in het atelier naar iets leidt. De handeling in het atelier, de ervaring van de kunstenaar – de ‘handwerkelijkheid’ zoals Rudi Fuchs het noemt – wordt doorgetrokken naar het theoretische luik.” Rudi Laermans noemt het in zijn bijdrage aan het dossier ‘Tijd om te leren’ “interpretatief actieonderzoek”: “Gangbare betekenissen worden in de kunsten ironisch bevestigd of polemisch gecontesteerd doorheen de productie van nieuwe artefacten. Betekenisonderzoek en betekenis(re)creatie gaan gedurig hand in hand, wat doorgaans noch in de humanities, noch in de hermeneutische of interpretatiegerichte menswetenschappen het geval is. […] Zo bezien staan de kunsten voor een eigenstandige vorm van pragmatisch betekenisonderzoek of, kortweg, actieonderzoek. Het onderzoeksobject wordt niet enkel gekend door het afstandelijk te bestuderen, maar door het binnen het afgebakende kader van een ontwerp of een film, en in tweede orde een verhaal, actief te herscheppen.” Ruth Loos ontwerpt geen boeken, maar beeldend werk dat reflecteert over boeken. Die reflectie kan resulteren in fysieke objecten, ingrepen in bibliotheken, tekeningen, een talig element, een filosofische gedachte zoals ‘het open en gesloten ka-
rakter van een boek’, ‘het boek dat zich zowel binnen als buiten de kaft afspeelt’. Het zijn begrippen die ze ook bij Jacques Derrida, Gilles Deleuze of Jorge Luis Borges tegenkomt. Via zulke auteurs kan ze haar denken fijnstellen, maar essentieel blijft het praktische onderzoek. Ruth Loos zou een vraag als ‘Heeft theoretisch onderzoek je praktijk beïnvloed?’ daarom liever omkeren: “Het is de praktijk die de theorie beïnvloedt. Het is vanuit de praktijk dat je reflecteert, met andere kunstenaars, met andere auteurs, en zo kom je tot iets nieuws. Zo heb ik nieuwe woorden om te spreken over de dimensies van het boek. Je kan het boek omschrijven als een object dat fysisch is, mentaal, abstract, tijdruimtelijk, transitioneel, virtueel, paradoxaal, pluralistisch, rizomatisch, tussenwereldlijk, intertekstueel, intersubjectief …” Ruth Loos is heel positief over de stimulerende context die het doctoraat in de kunsten biedt: “Ik kan echt in superlatieven spreken. Ik heb heel veel mensen ontmoet, kunstenaars, wetenschappers en andere doctorandi. Je hoort welke taal zij gebruiken, vanuit welk perspectief en vanuit welke literatuur zij hun onderwerp benaderen. Door de wisselwerking die zo ontstaat krijg je veel input. Doctoreren in de kunsten is niet iets dat je op je eentje doet. Er zijn uiteindelijk vele verschillende mensen bij betrokken.” Haar doctoraatsonderzoek, dat ze reeds heeft publiek gemaakt in tentoonstellingen, seminaries, lezingen en presentaties, wordt afgerond in september 2012, met een tentoonstelling en een speciaal ontworpen boek. Nadien wil ze het interculturele spoor
The doctorate in the arts also includes a discursive component. What space this textual component should occupy is not clear to everyone. In the aforementioned bundle of essays edited by Janneke Wesseling, Jeroen Boomgaard points to the tension between the non-discursive force of the work of art or design on the one hand, and the need for formulation and generalisation that is part of research on the other. He therefore asks whether text is necessary at all, although he straightaway concedes that without this text it would be difficult to distinguish between art-as-research and art that asks pertinent questions but does not necessarily want to be recognised as research in the public domain. Geoffrey Brusatto is well aware of this ambiguity in relation to the discursive: “I find the theoretical component interesting, but difficult within the doctorate as a whole. Both the practical and theoretical parts offer the chance to unfold. For
dat ze in haar doctoraat heef uitgewerkt verder ontwikkelen in een nieuw onderzoeksproject, nu met een focus op het Midden-Oosten. Zo hoopt ze te kunnen samenwerken met de relatief nieuwe Bibliotheca Alexandrina in Egypte. Ruth Loos wil de kennis die ze via haar doctoraat verwerft ook doorgeven. Ze geeft haar studenten veel vrijheid en stimuleert ze tot het uitwerken van een klein onderzoeksproject. Dat is niet voor elke student weggelegd. Ieder zoekt daar zijn eigen weg in. “Onderzoek mag niet te rigide worden. Niet iedereen moet aan onderzoek doen. Het is maar vruchtbaar voor diegenen die er voeling mee hebben. Daarom moet onderzoek een keuze blijven. Het doctoraat in de kunsten is immers geen evident ideaal.”
De rol van het ontwerp Dit wordt bijgetreden door Ellen Bilterest, een jonge grafisch ontwerpster wiens werk ook figureert in het doctoraat van Ruth Loos. In haar onderzoek Schrijven zonder woorden: grafisch ontwerp tussen zichtbaarheid en onzichtbaarheid, wil Ellen Bilterest de rol van de ontwerper onderzoeken: “Grafisch ontwerp is een masker dat inhoud kan tonen en verbergen. Het ontwerp voegt niets toe maar interpreteert de tekst en tracht deze zo accuraat mogelijk te communiceren, maar om dit te bereiken moet het zichzelf onzichtbaar maken. Deze nederige visie, waarin het ontwerp louter fungeert als drager, staat in schril contrast met de idee van ontwerp als kunstuiting waarvan de verschijningsvorm de aandacht naar zich toe wil trekken. Deze twee uitersten worden verenigd in artists’s books en
example, I wrote a contribution for the conference Book Design from the Middle Ages to the Future. Traditions and Evolutions (Antwerp, 29-30 September 2011) and an article “Het (nieuwe) gedrukte boek, van informatief naar participatief” for the Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis (2012). In addition, I want more than anything to design. I haven’t reached any insights through writing. I need to actually do things.” In the beginning, however, his research was guided by reading. He never used to dwell upon questions such as “How were books formerly made, what role did the Industrial Revolution play in this regard and why is 70 cm x 100 cm the standard size?”. Now, however, he includes these in his story. “I’m also involved with books a great deal, and with how others deal with them: Filippo Tomasso Marinetti, Theo van Doesburg, Max Ernst and his collages, but also Salvador Plascencia, for example, with The People of Paper (2005), in which
53
01
02
03
01 © Ellen Bilterest - 02 © Geoffrey Brusatto - 03 © Ellen Bilterest
andere geïllustreerde boeken waarbij het kijken en lezen op een gelijk niveau staan. Maar zelden kunnen we dit evenwicht terugvinden in de praktijk van de grafisch ontwerper. Toch kan het gebruik van conventionele elementen ook inhoudelijk een bijdrage leveren. Grafische conventies moeten niet alleen als beperkingen ervaren worden, maar kunnen ook gebruikt worden om het ontwerp te deautomatiseren en de conventies van binnenuit te onderzoeken. Het gebruik van een beperking op een gecontroleerde manier stimuleert vrijheid, creativiteit én reflectie. Maar dat is niet evident: om echt effectief te zijn moet de beperking de ontwerper uitdagen om tot de kern van zijn praktijk door te dringen en daar automatismen te doorbreken.” Ellen Bilterest gelooft ook in het doctoraat in de kunsten, maar vindt het tegelijkertijd gevaarlijk: “Je kan vier jaar aan een doctoraat werken maar daarna heb je geen praktijkcarrière om op terug te vallen. Bovendien schrikt een doctoraat de vorm-
geverswereld af, omdat deze wereld doorgaans erg praktisch ingesteld is. De vrijheid die het onderzoek toelaat is erg interessant, maar op de arbeidsmarkt kan het doctoraat meer deuren sluiten dan openen.” Ook zij benadrukt dat ze in haar onderzoek, dat nu een jaar heeft gelopen, steeds vanuit haar praktijk vertrekt. Tegelijkertijd dwingt het onderzoek haar om vragen te stellen die ze anders nooit zou stellen. Ze leest Georges Perec en Raymond Roussel vanuit het standpunt van een ontwerper en zal onder invloed van Roussel onder meer het boek als ‘verbruiksobject’ benaderen. Roussel scheurde bijvoorbeeld pagina’s uit een boek en nam die pagina’s mee om te lezen, zodat niemand kon zien welk boek hij las. Die excentrieke houding uitte zich ook in Roussels gewoont om een kraag slechts één keer en een das drie keer te dragen. Nadien gooide hij de kledingstukken weg. “Dat wegwerpen wil ik in mijn onderzoek integreren. Wat gebeurt er bijvoorbeeld als je pagina’s zo lijmt
dat een lezer ze moet losscheuren voor hij ze kan lezen? Wat gebeurt er dan met de afgescheurde pagina’s? Zal de lezer ze in een mapje steken of zal hij ze weggooien, want het boek is toch een gebruiksobject? En wat is het verband met de wegwerpuitgaven die massaal op de markt worden gebracht: romans die inhoudelijk veel waarde hebben maar toch goedkoop uitgegeven worden? Roussel zou ik zonder doctoraatsonderzoek misschien nooit gelezen hebben. Bovendien gebruik ik die kennis vooral om de grenzen van het boek open te breken. De structuur van het doctoraat dwingt om kritischer te zijn en meer pistes af te tasten.” De academische wereld staat open voor haar onderzoek en ervaart het als een mogelijkheid om het eigen domein uit te breiden. Ellen Bilterest hoopt dat haar onderzoek ook buiten de wereld van het grafisch ontwerp en van de literatuurwetenschap impact zal hebben, dat ‘een boek vastpakken’ interessanter kan worden voor de lezers.
www.brusatto.be | www.ruthloos.be | www.ellenbilterest.com
54
whole sections of text are blacked out and a name is literally cut from the paper. I’ve been inspired more by textures, shapes and children’s books than by what was originally an important element within the theoretical context of research: new media, digital society, the emergence and disappearance of the book as an information-carrier. I’m now more inspired by the architecture of the book, like Bruno Munari did in his Libro illegibile (1984). If there’s one quotation that informs my research, it’s this comment by Munari: Can a book as object, regardless of the printed words, communicate anything? If so, then what? He is able to integrate his research into students’ projects and professional book commissions. “That is positive. Thanks to the academisation, research has become freer and more artistic for a graphic designer, and students also think on a more conceptual level. But for graphic design it is still important
that there always remains an applied component and that students can filter the academic, can turn it into something applied.” What is a book? This celebration of the book from a practical perspective is also the subject of the doctoral research of Ruth Loos. When she graduated with an MA in visual arts (free graphics) and a BA in art studies (performing and media arts) in the mid-1990s, a doctorate in the arts was not yet on the table, even though she enjoyed research. Only in 2006 was she able to make a start, after the statute had been published by the universities. Her research Het (on)veranderlijke boek [The (Un)Changing Book] starts with the question “What sort of an object is a book?”. In her research, Ruth Loos achieved clarity through concepts that
came from practical settings. These concepts then played a structuring role in the theoretical section. She says: “I enjoy theory, but the doctorate in the arts is only possible if it’s embedded in practice, if the work in the studio leads to something. The work in the studio, the experience of the artist - the ‘manual reality’, as Rudi Fuchs calls it – is carried through to the theoretical part.” In his contribution to the dossier “Tijd om te leren”, Rudi Laermans calls it “interpretative action research”: “Common meanings are given ironic confirmation in the arts or contested polemically through the production of new artefacts. Research on meaning and creation (or recreation) of meaning continually go hand in hand, which is usually not the case either in the humanities or in the hermeneutic or interpretation-based sciences. [...] Viewed in this way, the arts represent an autonomous form of pragmatic meaning research or, in short, action research. The research object not only becomes known by studying it from a distance, but by actively transforming it within the defined framework of a design or a film, and secondly a story.” Ruth Loos does not design books, but visual work that reflects books. This reflection can result in physical objects, found in libraries, drawings, a linguistic element, a philosophical thought such as “the open and closed nature of a book”, “the book that plays out both inside and outside the cover”. These are concepts she also encounters in Jacques Derrida, Gilles Deleuze or Jorge Luis Borges. Via such authors she can fine-tune her thoughts, but essentially it remains practical research. Ruth Loos would therefore rather turn a question such as “Has theoretical research influenced you in practice?” around: “It is practice that influences theory. It is from practice that you reflect, with other artists, with other authors, and in so doing come to something new. For example, I have new words for referring to the dimensions of the book. You can describe the book as an object that is physical, mental, abstract, spatio-temporal, transitional, virtual, paradoxical, pluralistic, rhizomatic, inter-worldly, intertextual, intersubjective, and so on.” Ruth Loos is very positive about the stimulating context offered by the doctorate in the arts: “I can really talk in superlatives. I’ve met a great many people, artists, academics and other postgrads. You hear the language they are using, from what perspective and from what literature they are approaching their subject. The ensuing interaction generates a lot of input. A doctorate in the arts isn’t something you do alone. In the end there are so many other people involved.” Her doctoral research, which she has already made public in exhibitions, seminars, lectures and presentations, will be completed in September 2012, with an exhibition and a specially designed book. Afterwards she wants to further develop the intercultural theme she addressed in her doctorate in a new research project focusing on the Middle East. She hopes to be able to work with the relatively new Bibliotheca Alexandrina in Egypt. Ruth Loos also wants to pass on the knowledge she acquires through her doctorate. She gives her students plenty of freedom, and encourages them to develop a small research project. That is not for every student. Everyone finds their own way in this regard. “Research should not be too rigid. Not everyone should engage in research. It is only fruitful for those with a sense for it. Research should therefore remain a choice. After all, a doctorate in the arts is not an obvious ideal.”
The role of the design This is endorsed by Ellen Bilterest, a young graphic designer whose work also appears in the doctorate of Ruth Loos. In her research Schrijven zonder woorden: grafisch ontwerp tussen zichtbaarheid en onzichtbaarheid (Writing Without Words: Graphic Design Between Visibility and Invisibility), Ellen Bilterest wants to investigate the role of the designer: “Graphic design is a mask that can show and hide content. The design does not add anything, but interprets the text and tries to communicate this as accurately as possible, but to achieve this it has to make itself invisible. This modest vision, in which the design simply acts as a medium, is in stark contrast to the idea of design as artistic expression, the manifestation of which wants to draw attention to itself. These two extremes are united in artists’ books and other illustrated books in which looking and reading are on an equal footing. Only rarely do we find this balance in the practical work of a graphic designer. And yet the use of conventional elements can also make a contribution to content. Graphic conventions should not only be experienced as limitations, but can also be used to de-automate the design and examine the conventions from the inside out. The use of a limitation in a controlling way stimulates freedom, creativity and reflection. But this is not self-evident: to be truly effective, the limitation must challenge the designer to penetrate to the core of his practice and there break through automatic responses.” Ellen Bilterest also believes in the doctorate in the arts, but at the same time finds it dangerous: “You can spend four years working on a doctorate but then you don’t have a practical career to fall back on. A doctorate also scares the design world because this world is normally extremely practically-minded. The freedom offered by research is very appealing, but a doctorate can close more doors than it opens on the job market.” She also stresses that in her research, which has now been going on for a year, she always starts from her practical experiences. At the same time, research forces her to ask questions she would otherwise never ask. She is reading Georges Perec and Raymond Roussel from the point of view of a designer and will approach the book as, among other things, a “consumer object”, under the influence of Roussel. Roussel tore pages out of a book, for example, and took these pages to read, so that no one could see what book he was reading. This eccentric attitude also expressed itself in Roussel’s habit of only wearing a collar once and a tie three times. He then threw them away. “I want to integrate that throwing away into my research. What happens, for example, if you glue pages together so that a reader has to tear them apart before he or she can read them? What happens to the torn pages? Will the reader put them in a folder or throw them away because the book is a consumer good? And what is the connection with the mass-produced disposable editions: novels that have considerable value in terms of content but are published on the cheap? Without my doctoral research, I might well never have read Roussel. I also use this knowledge in particular to break open the boundaries of the book. The structure of the doctorate forces one to be more critical and explore various angles.” The academic world is open to her research and experiences it as a possibility to expand its own domain. Ellen Bilterest hopes that her research will also have an impact outside the world of graphic design and literary science, that “picking up a book” can become more appealing to readers. www.brusatto.be | www.ruthloos.be | www.ellenbilterest.com
55
de late roeping Op een dag opstaan en designer willen zijn
Christian Oosterlinck
Er is geen voorgeschreven weg om het te maken in de designwereld. Diverse opleidingen kunnen leiden naar succes, of men kan het maken als selfmade ontwerper. Meestal wordt de beslissing om met vormgeving bezig te zijn genomen als iemand 18 jaar is. Toch zijn er uitzonderingen, mensen die op een bepaald moment in hun leven de beslissing nemen om het als designer te wagen. Dat hoeft dan geen onbezonnen daad te zijn maar kan net heel overwogen zijn. De late roeping!
56
Big Table, Alain Gilles voor Bonaldo
The late calling Waking up one day and wanting to be a designer | Christian Oosterlinck There is no prescribed way to make it in the world of design. Various courses can lead to success, or you can make it as a self-made designer. Usually the decision to get involved in design is taken around the age of 18. Yet there are exceptions, people who at a particular moment in their lives decide to make a go of it as a designer. This does not need to be a rash act, and can be carefully considered. The late calling! Alain Gilles, Designer of the Year 2012, took the most important decision of his life at the age of 32. As a child he was always creative: he drew, created installations and dreamed of becoming an architect. He also comes from a creative family: his grandmother was an actress, and the family tree also
includes a few sculptors and painters. The other half of the family was active in the business world. Alain’s father belonged to this branch, with many business acquaintances in circles such as the Round Table. Alain was only 12 when his father died. For precisely this reason he wanted to study something “respectable�; it was a question of building some degree of security into his life. He graduated in political and social sciences, specialising in international relations. After his first application he was able to start straight away. He ended up in the financial world at J.P. Morgan, where he earned a good salary, obtained a postgraduate qualification in marketing management, bought a house ... and started to design. Alain wanted to learn: he learned CAD, attended workshops, but just could not settle. At the age of 32 he wanted to take a day-time course, but considered himself too old for a course at La Cambre, for example. Vincent Jalet, designer at Tupperware, advised him to take the course in industrial product design and design management in Valenciennes, as this focuses entirely on business. Students there genuinely work together with industry. Alain also won a competition that allowed him to complete the 5-year course in three years. He had the
57
Alain Gilles, Ontwerper van het Jaar 2012, nam op 32-jarige leeftijd de belangrijkste beslissing van zijn leven. In zijn kindertijd was hij altijd al creatief bezig: hij tekende, maakte installaties en droomde ervan om architect te worden. Hij stamt ook uit een creatieve familie: zijn grootmoeder was actrice en de stamboom telt verder nog enkele beeldhouwers en schilders. De andere helft van de familie was actief in de zakenwereld. Alains vader behoorde tot de laatste tak, met heel wat zakenvrienden in kringen als de Ronde Tafel. Alain was maar 12 toen zijn vader stierf. Net om die reden wilde hij iets ‘degelijks’ studeren, kwestie van een mate van veiligheid in te bouwen in het leven. Hij studeerde af in de politieke en sociale wetenschappen, met een specialisatie in internationale relaties. Na zijn eerste sollicitatie mocht hij onmiddellijk beginnen. Hij belandde in de financiële wereld bij J.P. Morgan, verdiende er goed zijn brood, volgde nog een postgraduaat marketing management, kocht een huis … en begon te ontwerpen. Alain wilde leren: hij leerde CAD, volgde workshops, maar zelf kwam hij er niet volledig uit. Op 32-jarige leeftijd wilde hij een dagopleiding volgen, maar voor bijvoorbeeld een opleiding aan La Cambre vond hij zichzelf te oud. Vincent Jalet, ontwerper bij Tupperware, adviseerde hem de opleiding industrieel productontwerp en design management in Valenciennes aan, omdat deze
volledig gefocust is op business. Studenten werken er echt samen met de industrie. Bovendien won Alain een wedstrijd waardoor hij de 5-jarige opleiding in drie jaar kon afronden. Hij had het voordeel zich te kunnen concentreren op de kern van de designopleiding, want wat marketing, economie of sociologie betrof, kende hij de knepen van het vak al, misschien wel beter dan vele van zijn docenten. In zijn tweede jaar volgde Alain zes maanden stage bij Xavier Lust. Dat voelde vreemd aan, want Xavier is even oud als Alain. Na zijn opleiding was Alain van plan iets in de industrie te gaan doen, maar toevallig belandde hij bij Quinze & Milan. Hij werkte er meer dan twee jaar en leerde er ook Luc De Buyser kennen, die eerst de producten van Quinze & Milan verdeelde en nu ook die van ook Qui est Paul?, een Frans label waar Alain voor ontwerpt. In 2007 werd de eigen designstudio opgericht. Door zijn ervaring in de zakenwereld weet hij exact waar de grenzen liggen bij het onderhandelen met fabrikanten. Liever werkt hij voor Belgische dan voor Italiaanse bedrijven, omdat dit meer rechtstreeks contact toelaat. Productie is belangrijk en daarom wil hij ook geen galeriewerk maken. Het succes komt vrij snel. Italiaanse topmerken als Casamania en Bonaldo nemen zijn ontwerpen in productie en in België tekent hij onder meer voor BuzziSpace. Dit jaar werd in Milaan de Nomad Portable
Sliced Chair, Alain Gilles voor Qui est Paul? 58
Solar Lamp voor O’Sun gelanceerd, een met zonne-energie oplaadbare lamp bedoeld voor de Afrikaanse markt, maar tevens verkrijgbaar in de betere designzaak. Dit is ook het eerste puur industriële product ontworpen door Alain. Het project interesseerde hem niet alleen om de Afrikaanse link (Alains vrouw is Afrikaanse), maar hij werd ook gevraagd mee te denken over het totale concept: logo, verpakking enz. Wel wilde hij geen toegevingen doen op de esthetiek, al maakte dit het project duurder. Gelukkig is de producent gezwicht voor zijn argumenten. Alain is intussen zelf werkgroepbegeleider in de school in Valenciennes en heeft nu zelf een stagiair in zijn studio. Hij is echt gemotiveerd om de studenten iets aan te leren, vooral vanuit zijn eigen ervaringen. Alain heeft zeker geen spijt dat hij pas laat in de designwereld terechtgekomen is. Nu had hij meer maturiteit en kon alles sneller gaan. Hij weet ook precies wat de zakenwereld wil. Design is ‘rationeel’ en net daarom is hij bijvoorbeeld geen schilder geworden. Als student bezocht hij vele beurzen en galeries, maar werd als oudere persoon bijna nooit als student beschouwd. De technische kennis die hij mist, maakt hij goed door intensief met productiebedrijven samen te werken. Zij weten best welke materialen en technieken gebruikt kunnen worden. Anders moet je als ontwerper zelf nog op zoek naar informatie bij bijvoorbeeld MateriO of de universiteiten. www.alaingilles.com
Don’t be a Square, Stijn Van der Auwera
Stijn Van der Auwera (Staen) groeide op in de horeca. Hij volgde hotelschool en werkte een tiental jaar in de sector. Op een bepaald moment wilde hij zelf een stoel maken. Eerst probeerde hij eventjes in dagschool een opleiding interieurvormgeving, maar op zijn leeftijd was dit niet evident. In 1994 schreef hij zich in in de academie van Berchem, waar Luc Ramael nog steeds lesgeeft. Luc slaagt erin zijn studenten te motiveren zonder veel te zeggen. Tijdens de vierjarige opleiding verkende hij verder de designwereld. Toch wilde hij nooit als interieurarchitect voor particuliere klanten werken, omdat je dan te veel moet toegeven. Dan liever het inrichten van publieke ruimtes. Maar het meest interesseerde hij zich voor het creëren van producten: lampen, tafels, stoelen, tot schaakborden toe. Hij ging in bedrijven werken, niet alleen voor het loon, maar vooral om materialen zoals polyester beter te leren kennen. Stijn wil namelijk alles zelf maken. Drie jaar geleden besliste hij om te proberen leven van zijn ontwerpen, eerst als meubelontwerper, maar het duurde nog een halfjaar voor hij zijn ware roeping vond: hij zocht een ring voor zijn vriendin, vond niets geschikt, en besloot dan maar zelf iets te ontwerpen. Stijn volgt nu in avondonderwijs de opleiding goudsmeden aan de Nijverheidsschool in Antwerpen. Niet dat hij per se in goud wil werken, want vooral zilver vindt hij een mooi materiaal dat goed samengaat met andere materialen. Stijn wil conceptueel werken, maar de juwelen moeten draagbaar en verkoopbaar zijn. Hij houdt van het totale plaatje en maakt zelf de foto’s en schrijft zelf de teksten voor bij de juwelen. Momenteel maakt hij alles zelf, al staat hij wel open om op termijn bepaalde dingen uit te besteden. Nu hij pas verhuisd is en een nieuw atelier heeft, moet niet langer alles op de wit gelakte tafel (zelf ontworpen, uiteraard) in de woonkamer gemaakt worden. Zijn collecties zijn vooral in zilver uitgevoerd, al heeft hij ook al een gouden ring gemaakt. Zilver is toegankelijker naar prijs. Hij houdt ervan om zichzelf steeds tegen te spre-
ken in zijn werk. De Liquid Marble-collectie is bijvoorbeeld vervaardigd in mat zilver, terwijl From Heaven to Hell dan weer in glanzende autolak gespoten is. Don’t be a Square is vrij minimaal. Enfin, zijn diverse ontwerpen staan los van alle modetrends. Voor een volgend project denkt hij eraan om 3D-printing te gebruiken. Zijn er ontwerpers die hem inspireren? Bij de juweelontwerpers niet echt, al werken gesprekken met collega’s wel inspirerend. Op beurzen heeft hij contact met hen. Hij wisselt veel juwelen uit. Iemand naar wie hij wel ontzettend opkijkt, is kunstenaar Alexander Calder, een bonkige kerel die heel fragiele installaties ontwerpt. Welke soort klanten heeft Staen? Het cliënteel is heel verscheiden, van 20 tot 50 jaar, maar wel met een interesse in vormgeving. Sommigen zeggen dat zijn juwelen typisch mannelijk zijn. Deze zomer runt hij een popup store in de Driekoningenstraat in Antwerpen met, naast eigen werk, ook werk van 20 andere jonge ontwerpers. De contacten met die andere ontwerpers vindt hij trouwens heel leerzaam. Hij neemt deel aan grote beurzen, genre Bijorca Parijs en Inhorgenta München,
en kleinere beurzen en markten als Markt van Morgen, Sieraad, Sfeer en De Invasie. In september neemt hij deel aan Meesterlijk in Amsterdam. Eind 2012 staat hij samen met Katja Van Breedam in de Stadsfeestzaal op de Antwerpse Meir. Zijn klanten situeren zich vooral in Nederland en België. Zo heeft hij in Nederland een zevental verkooppunten bij kunstuitleenpunten. De collecties worden niet alleen in juwelenwinkels verkocht, maar ook in geschenken interieurzaken. Stijn ziet zichzelf niet als een echte verkoper. Hij gunt de klanten tijd, en geeft graag uitleg bij zijn werk. Na drie jaar lijkt het wel te lukken. Al moet veel geïnvesteerd worden, toch is er bijna voldoende rendabiliteit om de stap naar het fulltime ontwerpen te wagen. Zijn vriendin – eveneens creatief bezig – motiveert en steunt hem dagelijks. Maar ook ondernemen vraagt tijd. Soms moet er speciaal tijd vrijgemaakt worden om rustig te kunnen werken aan een nieuwe collectie. En wie weet? In de toekomst volgen misschien opnieuw ontwerpen voor een stoel of tafel, al is Stijn zeker dat hij steeds juwelen zal blijven maken. www.staen.be
Liquid Marble, Stijn Van der Auwera 59
advantage of being able to concentrate on the core of the design training, since as far as marketing, economics or sociology were concerned, he already knew the tricks of the trade, perhaps better than many of his lecturers. In his second year Alain completed a six-month internship with Xavier Lust. That felt strange, because Xavier is the same age as Alain. After his training, Alain had intended to do something in industry, but purely by chance ended up at Quinze & Milan. He worked there for more than two years, where he also got to know Luc De Buyser, who first distributed the products of Quinze & Milan and now also those of Qui est Paul?, a French label for whom Alain designs. In 2007, he set up his own design studio. Thanks to his experience in the business world, he knew exactly where the boundaries lay when negotiating with manufacturers. He preferred working for Belgian companies rather than Italian ones, as this allowed more direct contact. Production was important, so he avoided gallery work. Success was not long in coming. Top Italian names such as Casamania and Bonaldo started producing his designs, and in Belgium he designed for Buzzispace, among others. This year the Nomad Portable Solar Lamp was launched by O’Sun in Milan, a lamp that is recharged using solar energy intended for the African market, but which is also available in leading designer outlets. This is also the first purely industrial product designed by Alain. The project interested him not only because of the African link (Alain’s wife is African), but he was also asked to contribute to the total concept: logo, packaging, etc. However, he was not prepared to make any concessions in terms of aesthetics, even though this made the project more expensive. Fortunately the producer was swayed by his arguments. Alain is now a working group advisor himself at the school in Valenciennes, and has his own intern in his studio. He is genuinely motivated to teach his students something, particularly from his own experiences. Alain certainly has no regrets about entering the world of design late. By then he was more mature, and everything could move faster. He also knows precisely what the business world wants. Design is “rational”, and it is precisely for this reason that he did not, for example, become a painter. As a student he visited many fairs and galleries, but as he got older he was almost never seen as a student. Any technical knowledge he lacks he makes up for by working closely with production companies. They know best what materials and techniques can be used. Otherwise, as a designer you have to go looking for information yourself, for example at MateriO or the universities. www.alaingilles.com
60
Stijn Van der Auwera (Staen) grew up in the hotel and catering sector. He went to hotel school and worked in the sector for ten years or so. At a certain moment he wanted to design and build his own chair. First he tried a day-time course in interior design for a while, but at his age it was not smooth sailing. In 1994 he enrolled at the Berchem academy, where Luc Ramael still teaches. Luc succeeds in motivating his students with a remarkable economy of words. During the fouryear course he explored the design world further. And yet he never wanted to work as an interior designer for private clients, because then you have to make too many concessions. Much better to design public spaces. But what interested him most was creating products: lamps, tables,
chairs, all the way to chessboards. He went to work for companies, not just for the money, but mainly to improve his knowledge of materials such as polyester. This was because Stijn wants to make everything himself. Three years ago he decided to try and make a living from his designs, initially as a furniture designer, but it took another six months before he found his true calling: he was looking for a ring for his girlfriend, could not find anything suitable, and so decided to design something himself. Stijn is now taking evening classes in goldsmithing at Antwerp’s Nijverheidsschool. Not that he wants to work in gold per se, because it is in fact silver that he holds in the highest regard, considering it a beautiful material that goes well with other materials. Stijn wants to work conceptually, but jewellery has to be wearable and saleable. He loves the overall picture, and takes the photos and writes the texts for the jewellery himself. He currently makes everything himself, although he is open to contracting out certain things in the medium to longer term. Now that he has recently moved house and has a new workshop, everything no longer has to be done on the white painted table (self-designed, obviously) in the living room. His collections are mostly in silver, although he has also produced a gold ring. Silver is more accessible in terms of price. He likes to continually contradict himself in his work. The Liquid Marble collection, for example, is made from matt silver, while From Heaven to Hell is sprayed in glossy car paint. Don’t be a Square is fairly minimal. Finally, his various designs are free from all the trends of fashion. He is considering using 3D printing for a future project. Are there designers who inspire him? Among jewellery designers not really, although conversations with colleagues can be inspiring. He has contact with them at fairs. He exchanges a lot of jewellery. Someone he does very much look up to is artist Alexander Calder, the scrawny designer of extremely fragile installations. What sort of customers does Staen have? His clientele is varied, aged between 20 and 50, but with an interest in design. Some say that his jewellery is typically male. Thus summer he is running a pop-up store on the Driekoningenstraat in Antwerp with, alongside his own work, the work of 20 other young designers. He finds the contacts with these other designers highly instructive. He takes part in large fairs, such as Bijorca Paris and Inhorgenta Munich, and smaller fairs and markets such as Markt van Morgen, Sieraad, Sfeer and De Invasie. In September he is taking part in Meesterlijk in Amsterdam. At the end of 2012 he will be appearing with Katja Van Breedam in the Stadsfeestzaal on the Meir in Antwerp. Most of his clients are from the Netherlands and Belgium. For example, he has some seven points of sale at art lending establishments in the Netherlands. The collections are sold not only in jewellery stores, but also in gift shops and interior design outlets. Stijn does not see himself as a true vendor. He allows the customers time, and is happy to provide explanations of his work. After three years it seems to be succeeding. A great deal of investment is required, but he is almost making enough money to take the step towards full-time designing. His girlfriend – who also works creatively – motivates and supports him daily. But being an entrepreneur takes time. Occasionally, time has to be specifically set aside to be able to work in peace on a new collection. And who knows? Perhaps in the future there will again be designs for a chair or table, although Stijn is sure he will always continue to make jewellery. www.staen.be
Nomad Portable Solar Lamp, Alain Gilles voor O’Sun
61
62
coverTextielweekend TIO3. © Postvorm
“Een kloof? Welke kloof?”
Karel Cambien
Els Huygelen en Mark Vervaeke over het spanningsveld en de kruisbestuiving tussen het onderwijs en de textielindustrie
“Alles wat met techniek te maken heeft, wordt een beetje als minderwaardig bestempeld. Ouders zien hun kinderen liever in een ‘job met das’ dan ze in een technische richting te sturen. Dat is jammer.” Hoe sla je de perfecte brug tussen het onderwijs en de industrie? De vraag stellen is gemakkelijker dan ze te beantwoorden. Hoogleraars en ondernemers hebben zich al suf gepiekerd over de ideale kruisbestuiving die er helaas nog altijd te weinig is. Ontwerpster en docente Els Huygelen van het KASK in Gent en Mark Vervaeke van de beroepsfederatie Fedustria kruisen de degens met elkaar. “Een job in de textielwereld is nog altijd sexy genoeg.”
63
Klopt het dat er nog altijd een mismatch bestaat tussen het aanbod van het hoger onderwijs enerzijds en de vraag van de industrie anderzijds? Van een mismatch zou ik niet meteen gewagen. Ik stel immers vast dat ruim 50% van onze studenten probleemloos werk vindt, carrière maakt en kans maakt op de betere jobs. Maar toegegeven: dat is wel een recent fenomeen. Het is dus ooit anders geweest. Ik stel vast dat de industrie nu alvast veel meer vertrouwen heeft in onze opleidingen, ook al blijven die een artistiek karakter hebben. Onze studenten blijven met andere woorden ook altijd een beetje ‘kunstenaar’ en dat mag naar mijn gevoel ook zo blijven. De positieve evolutie richting arbeidsmarkt mag ons echter niet in slaap wiegen. Er is en blijft altijd werk aan de winkel, en we doen er ook iets aan. Zo is er het i-Design-programma dat we enkele jaren geleden hebben opgestart in samenwerking met Fedustria. i-Design zorgt ervoor dat er via bijkomende cursussen ook supplementaire competenties aangeleerd kunnen worden. Zoals een reeks over jacquard, bijvoorbeeld, of over de specifieke toepassingen met meubelstoffen. Mark Vervaeke: Dat jongeren een artistieke opleiding krijgen vinden wij, de industrie, zeker niet slecht. Het is zelfs een vooruitgang tegenover vroeger, toen creativiteit nog onvoldoende aan bod kwam. Ik vind dat de industrie zich ook wat moet aanpassen en zelfs voordeel heeft bij zo’n artistieke insteek. Want het gevaar bestaat – zeker in de textielwereld – dat men te honkvast blijft vastklampen aan de producten die altijd al goed verkocht hebben. Enig out of the box denken is dus zeer welkom. De industrie kan studenten die een Els Huygelen:
64
textielopleiding krijgen, bijna de zekerheid geven dat er ook een job zal zijn die overeenkomt met hun opleiding. Dat is toch mooi meegenomen! Overigens geven bepaalde ondernemers – ook al is dat eigenlijk hun taak niet – ook les binnen het i-Design-programma, om de afstand tussen onderwijs en industrie toch maar zo klein mogelijk te houden.
Toch klaagt de textielindustrie nog altijd over een tekort aan textielingenieurs en -designers. Is textiel – spijts alle campagnes van de voorbije jaren – niet sexy genoeg voor het onderwijs? Twee derden van de textielbedrijven wil aanwerven maar vindt gewoon de geschikte profielen niet. EH: Sexy? Het hangt er maar vanaf hoe je de zaken voorstelt natuurlijk. Een job in de textielwereld wordt door onze studenten – de ontwerpers in spe – als bijzonder aantrekkelijk ervaren. MV: Er wordt hier terecht een onderscheid gemaakt tussen de vraag naar ingenieurs en technisch geschoolden enerzijds en de vraag naar ontwerpers anderzijds. Die tweede categorie heeft alvast geen probleem op de arbeidsmarkt. Er is zelfs nog nooit zo veel vraag geweest naar dit soort profielen. Maar ingenieurs vinden? Dat is andere koek, dat is inderdaad en beetje huilen met de pet op. Het is trouwens een algemeen probleem en dus niet alleen in de textielsector. Pascal Smet, minister van Onderwijs, zegt dat hij er iets aan wil doen. Ik denk dat het ook te maken heeft met de maatschappelijke perceptie: alles wat met techniek te maken heeft, wordt een beetje als minderwaardig bestempeld. Ouders zien hun kinderen liever in een ‘job met das’ dan ze in
een technische richting te sturen. Als ze dan ook nog eens horen over een faillissement van een textielbedrijf, dan is de interesse bijna helemaal weg. Daar zit het fundamenteel fout en dat is spijtig. Want technische jobs zijn hoegenaamd niet minderwaardig, integendeel zelfs. EH: In afwachting dat het maatschappelijk beeld wat wordt bijgestuurd, moeten we rekenen op eerder kleinschalige initiatieven. Ik denk hier onder meer aan het TIO3-project in Ronse. Via dat project worden verschillende scholen uit de regio warm gemaakt voor technische beroepen. De ervaringen zijn positief. De jongeren zien als het ware een nieuwe wereld voor hen opengaan. Er zouden meer van dit soort sensibiliseringscampagnes moeten bestaan. MV: De industrie heeft alvast nooit nagelaten dergelijke campagnes te lanceren. Maar je wordt soms een beetje moedeloos als je de resultaten bekijkt. Ik geef een voorbeeld: de beurs Futurotextiel in Kortrijk was objectief beschouwd een schot in de roos, maar ze heeft tegelijkertijd nauwelijks of geen effect gehad op de sector. Dat is ontgoochelend.
Is een gevaar ook niet dat de belangstelling van jongeren eenzijdig uitgaat naar ICT? EH: Dat is zeker een gevaar. Daarom zeg ik altijd: je moet studenten zoveel mogelijk lokken en teasen via concrete cases. Ik merk dat de interesse dan nooit uitblijft. Het is dus een kwestie van aandacht trekken. Met mij is het destijds ook zo geweest: ik heb via bepaalde stages – onder meer bij het Kortrijkse instituut Kanaal – plots een grote interesse ontdekt voor de wereld van het textiel. Er is toen een wereld voor me opengegaan die mijn ver-
“Gap? What gap?” Els Huygelen and Mark Vervaeke on the tension and cross-fertilisation between education and the textile industry | Karel Cambien
nal organisation, cross swords. “A job in the textile world is still quite sexy.”
How to create the perfect bridge between education and industry? It is easier to ask the question than to answer it. Professors and entrepreneurs have gone to great lengths to devise the ideal cross-fertilisation, which unfortunately is still too rare. The designer and lecturer Els Huygelen of the KASK in Ghent and Mark Vervaeke of Fedustria, a professio-
Els Huygelen: I wouldn’t go so far as to speak of a mismatch. I’ve noticed that more than 50% of our students have no difficulty finding work and developing a career and have opportunities for better jobs. But I admit that this is a recent phenomenon. In the past, things were different. I see that the industry has much more confidence nowadays in our training programmes, even though the latter still have an artistic dimension. Our students continue, in other words, to be ‘artists’ to some extent, and I have a feeling that
Is it true that there is still a mismatch between what is offered by higher education on the one hand and the demands of industry on the other?
dere professionele leven beïnvloed heeft. MV: Ik vermoed dat ze bij vele hogescholen elk jaar een gebouw kunnen bijzetten om de studenten ICT in onder te brengen. Hetzelfde kan helaas niet gezegd worden voor opleidingen metaal, hout, chemie of textiel. In de textielsector werken zo’n 25 000 mensen, arbeiders en bedienden samen. Gezien de uitstroom is er zeker behoefte aan zo’n 2 000 nieuwkomers per jaar. Biedt dat geen mooi perspectief misschien? Maar er komt zo weinig respons. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat de West-Vlaamse textielindustrie bijvoorbeeld massaal beroep moet doen op Franse arbeidskrachten. Aan die evolutie komt maar geen eind.
Volgens de Vlaamse topdesigner Lowie Vermeersch zijn de opleidingen in Nederland veel generalistischer en beter dan die in België, die te specifiek zouden zijn. Heeft hij gelijk? Ik denk niet dat hij het bij het rechte eind heeft. In het verleden hebben we ooit één opleiding Textiel & Mode gehad, maar die beantwoordde bepaald niet aan wat de industrie vroeg. Mijn indruk is dat bedrijven nogal gesteld zijn op specialisten. Helaas moet ik daaraan toevoegen dat we bepaalde specialisaties – ik denk hier bijvoorbeeld aan breien, jacquard weven of digitaal drukken – niet in huis hebben. MV: Wat de designopleiding betreft sluit ik me zeker aan bij Els, maar wat de meer technische opleidingen betreft zullen we mijns inziens genoodzaakt zijn om te bundelen. Bijvoorbeeld eerst algemeen materiaalbeheer aanbieden en dan in een latere fase een specialisatie naar textiel of metaal of zo. EH:
Els Huygelen & Mark Vervaeke
this will continue to be the case. On the other hand, the positive trends in terms of the labour market should not make us sleep on our laurels. There is still a lot of work to do, and will continue to be, and we are also trying to do our part. An example of this is the i-Design programme that we launched a few years ago in collaboration with Fedustria. i-Design ensures that additional competencies can also be acquired via extra courses, such as a series on jacquard, of on the specific applications for upholstery.
– certainly in the textile sector – is that people continue to cling tenaciously to the products that have always sold well. Thinking a little bit outside the box is thus most welcome. The industry can more or less guarantee students being trained in textiles that there will be a job for them that corresponds to their training. That is a very good thing. In fact, certain entrepreneurs also teach courses – though that is not really their job – in the i-Designprogramme, in order to bring the worlds of industry and education as close to each other as possible.
Mark Vervaeke: Those of us in industry certainly don’t have any prob-
lem with young people receiving an artistic education. Doing so certainly represents progress over what used to be the case, when creativity was given too little attention. I think that industry also has to adjust somewhat and, what is more, stands to gain from an artistic element. Where the danger lies
And yet the textile industry is still complaining of a shortage of textile engineers and designers. Are textiles – despite all the campaigns of the past years – still not sexy enough for the educational
65
cover Futurotextiles TIO3. © Studio Roosegaarde
Iedereen is het erover eens dat design een grote toegevoegde waarde kan betekenen voor de industrie. Maar is de opleiding wel marktconform genoeg? Volgens critici verwordt design soms tot pure Spielerei waarbij er te weinig rekening gehouden wordt met functionaliteit of de wensen van de markt. Terecht of onterecht? MV: Het is een feit dat design of vormgeving in de praktijk toepasbaar moet zijn binnen
een bestaand industrieel kader. Ik denk dat de Gentse Hogeschool zijn studenten perfect voorbereidt op die opdracht. Maar ik voeg er ook meteen aan toe: laat designers a.u.b. ook ‘hun ding’ doen. Laat ze dus maar lekker creatief zijn, want dat is wat de industrie het beste kan gebruiken. EH: Ik leg er bij de studenten vormgeving altijd de nadruk op dat ze een combinatie moeten leren maken tussen de vraag enerzijds en hun eigen out of the box denken anderzijds. In de opleiding textielontwerp leren we de studenten dan ook om assertief en weerbaar te zijn. Ze moeten leren opkomen voor hun ideeën. Iedereen weet dat in de textielwereld het management en de verkoopafdeling bijzonder dicht bij elkaar staan. Als vormgever is het niet gemakkelijk om je daar tussen te wringen. De bedrijfsleider wil dat een product opbrengt en de verkoper wil dat het product verkoopt. Nochtans is er ook vernieuwing nodig, maar bedrijven hebben vaak wat tijd nodig om tot dat inzicht te komen. MV: Ik zal nooit nalaten om te pleiten voor vernieuwing. Toegegeven, in een traditionele sector als textiel is dat niet altijd evident. Maar toch is innovatie een noodzaak. Wie dat niet begrijpt, zit fout. Laat de frisse ideeën maar binnenwaaien, denk ik altijd.
De kracht van het befaamde Italiaanse designhuis Pininfarina bestaat erin
een evenwicht te zoeken tussen het functionele en het esthetische. Moet dat niet de ultieme betrachting zijn van zowel de industrie als het onderwijs? MV: Vormgevers en technische mensen hebben nood aan elkaar. Nu zijn het soms nog twee werelden apart, en dat is jammer. Binnen een bedrijf komt iedereen op voor zijn eigen ding, en dat is maar normaal ook. Maar de beste producten ontstaan nog altijd uit een mix van ideeën. Creativiteit – artistieke én technisch-functionele creativiteit – kan vaak het verschil maken. Men vergeet nog te vaak hoe belangrijk het is zich te onderscheiden van anderen. Het onderwijs doet er goed aan om daarop te blijven hameren.
Blijkbaar spreken bepaalde opleidingen alleen maar jongens of alleen maar meisjes aan, maar zelden een combinatie van de twee. Zou dat ook te maken hebben met de toekomstige beroepsuitwegen? EH: In onze richting – ontwerpen dus – stel ik vast dat er inderdaad alleen maar meisjes opduiken. Maar men zegt me dat die ‘tweedeling’ in vele andere richtingen ook speelt. MV: De textielindustrie is grotendeels een mannenbastion, ook in de verkoop. Dat is oubollig. Helaas is het zo moeilijk om daar verandering in te brengen.
www.fedustria.be | www.tio3.be
sector? Two thirds of the textile firms want to hire but simply can’t find people with the right profiles.
66
EH: Sexy? It depends how you present it, of course. A job in textiles is seen by our students – the would-be designers – as particularly attractive. MV: A distinction can rightly be made here between the demand for engineers and technically trained people on the one hand, and the demand for designers on the other hand. The latter category has no problem on the labour market. And there has never been such high demand for these sorts of profiles. But to find engineers? That is another matter, and it’s a sorry tale. But it is a general problem, by the way, not limited to the textile sector. Pascal Smet, Minister of Education, says that he wants to do something about it. I think it also comes down to the social perception: anything technical is seen as somehow inferior. Parents would rather see their children in a “suit and tie job” than steer them towards a technical
field. If they hear about yet another textile company going bankrupt, then interest in the sector vanishes completely. There is a fundamental error in this, and I find that regrettable. For technical jobs are in no way inferior, on the contrary. EH: While waiting for the social image to change, we need to count on relatively small-scale initiatives. I am thinking here of projects such as the TIO3 project in Ronse. The aim of that project is to arouse the interest of various schools in the region in technical professions. The experiences have been positive. Young people see a new world opening up before them, as it were. There should be more initiatives like this awareness-raising campaign. MV: The industry has not been lacking in similar campaigns. But you get a bit discouraged if you look at the results. Let me give you an example: the Futurotextiel trade show in Kortrijk was objectively viewed as a great success, yet it had little or no effect on the sector. That is discouraging.
“Anything technical is seen as somehow inferior. Parents would rather see their children in a ‘suit and tie job’ than steer them towards a technical field. That’s a shame.” Is there not a danger that the young people are interested only in ICT? EH: That is certainly a danger. That is why I always say: you need to attract and “lure” students as much as possible by means of concrete case studies. I notice that these never fail to arouse their interest. So it’s a question of attracting their attention. That was true in my case as well: through a couple of traineeships – including at the Kanaal institute in Kortrijk – I suddenly discovered a great interest in the world of textiles. A whole world opened up for me then that influenced my subsequent professional life. MV: I suspect that many schools of further education could add a new building each year to accommodate students studying ICT. The same cannot be said, unfortunately, for training programmes in metalworking, woodworking, chemistry or textiles. The textile sector employs around 25,000 people, blue collar and white collar workers combined. Given the rate of outflow, there is certainly a need for around 2000 newcomers per year. Doesn’t that offer attractive prospects? Yet there is so little response. So we should not be surprised if the West Flemish textile industry, for instance, has to draw substantially on French workers. There seems no end in sight to this trend.
According to the top Flemish designer Lowie Vermeersch, the training programmes in the Netherlands are much more general and better than in Belgium, which are said to be too narrow. Is he right? EH: I don’t think he has got it right. In the past we had only one training programme in Textiles & Fashion, but that did not exactly correspond to the demands of the industry. My impression is that companies are primarily interested in specialists. Unfortunately, I have to add that we lack certain specialities locally – I am thinking here for instance of knitting, jacquard weaving or digital printing. MV: As far as training in design is concerned, I certainly agree with Els, but as regards more technical training, we need to combine the different areas, in my view. For example, first we should offer general materials management, and then at a later stage a specialisation in textile or metals, and so on.
Everyone agrees that design can mean a great deal of added value for the sector. But is the training programme sufficiently well suited to the market? According to critics, design sometimes becomes no more than art for art’s sake, with too little attention paid to function or the needs of the market. True or false? MV: It is true that design must in practice be applicable to a certain industri-
al framework. I think that the Ghent college prepares its students perfectly for that task. But I should add as well: please allow designers the chance to ‘do their own thing’ as well. Let them be as creative as they can, for that is what the industry really needs. EH: I always emphasize that design students should learn to combine demand with their own “outside the box” thinking. In textile design courses we therefore teach students to be assertive and to develop a fighting spirit. They have to learn to stand up for their ideas. Everyone knows that in the textile world, management and the sales department are especially close to each other. As a designer, it is not easy to come between them. The business manager wants a product to be profitable, and the salesperson wants it to sell. And yet innovation is also necessary, but businesses often need some time to come to that realisation. MV: I will never stop pleading for innovation. I admit that in a traditional sector such as textiles, that is not always easy. But innovation is nevertheless indispensable. Anyone who fails to see that is on the wrong track. Just give fresh ideas a chance, I always think.
The success of the renowned Italian design firm Pininfarina lies in seeking a balance between the functional and the aesthetic. Does that not need to be the ultimate consideration of both the industry and the educational sector? MV: Designers and technical people need each other. At the moment they are sometimes worlds apart, and that is a shame. Each group has its place within a company, and that is quite normal. But the best products always emerge from a mix of ideas. Creativity – artistic and technical-functional creativity – can often make all the difference. People forget all too easily how important it is to stand out from all the others. Education does a good job of continually emphasising that.
Certain training programmes apparently attract only male or only female students, but rarely a combination of both. Does that have to do with the career prospects? EH: In our field – design – I am noticing that it is indeed only women who apply. But people tell me that this ‘split’ is present in other fields as well. MV: The textile industry is largely a male bastion, including in sales. That is old hat. Unfortunately, it is so difficult to change that tendency.
www.fedustria.be | www.tio3.be 67
Design thinking als vliegwiel
Koen Van der Schaeghe Foto’s: Pieter Michiels
Onderwijs vernieuwt zichzelf
Van onderwijs over onderzoek tot ontwikkeling. Nooit eerder stonden ideeën zo dicht bij hun realisatie. Dankzij de kruisbestuiving tussen het ontwerponderwijs en de creatieve industrie, komen beide dichter bij de oplossingen voor morgen. Op dit boeiende speelveld vond Kwintessens enkele opmerkelijke koppelingen tussen het onderwijs en het bedrijfsleven. Mooie credo’s worden in Antwerpen en Kortrijk ook in de praktijk gebracht. Design als hefboom. Het is een prioriteit binnen de Vlaamse strategische doelstellingen en een zienswijze die steeds meer gehoor krijgt in het industriële weefsel, het onderwijs én de publieke sector. In Kortrijk wordt innovatie aangescherpt via uitwisselingen met de industrie. In Antwerpen worden muren gesloopt tussen kennisinstellingen en het interdisciplinaire denken bevorderd. Boeiende dialoog
68
Er bestaat geen wonderformule om creativiteit te transformeren tot bedrijfssucces, al is wel duidelijk dat innovatie doorgaans kiemt op het snijvlak van de kennisinstellingen, het bedrijfsleven en de overheid, de zogeheten triple helix. Het concept stelt dat innovatie – en haar vertaling in welvaartsgroei – het best gedijt in een context met een sterke verwevenheid tussen deze drie actoren. Want wat zijn we met hoogopgeleide designers wiens kennis niet
beantwoordt aan de vragen van de industrie? Maar onze kennisinstellingen houden de vinger aan de pols. They walk the talk en geven zelf het goede voorbeeld. In Kortrijk schuiven vijf enthousiastelingen rond de tafel: Ronald Bastiaens, Kris Dekeyzer, Cies Vanneste, Becky Verthé en Lily Libeert. Allen zijn ze gebeten door design en verbonden aan het Industrial Design Center van de Hogeschool West-Vlaanderen. “Ons platform identificeert opportuniteiten. We toetsen elk jaar af wat er nodig is op het veld, want skills veranderen en noden evolueren. Idealiter worden de talenten van kenniswerkers en designers met elkaar verbonden.” Dat het stimuleren van creatief ondernemerschap een tweerichtingsverkeer is, demonstreert men in Antwerpen. Ook hier een kwintet aan tafel: Marianne van der Steen en Walter Van Andel, verbonden aan de Antwerp Management School, en Chris Baelus, Geert Frateur en Guido Giebens van de Artesis Hogeschool, lichten in koor de opzet van hun suc-
cesvolle samenwerking toe: “Productontwikkelaars maken zich managementtools eigen, teneinde hun producten in een businesscontext te kunnen plaatsen, en omgekeerd verdiepen ondernemers zich in een designmentaliteit ter ondersteuning van hun innovatieve en commerciële kracht.”
Antwerpse combine injecteert creativiteit Wat heeft innovatief ondernemerschap te maken met productontwikkeling? Meer dan men aanvankelijk zou denken. Design is een krachtbron op zich, maar het voedt ook het innoverende vermogen. Het schoolvoorbeeld is Apple, sterk inzettend op design en vernieuwende productconcepten. Vele organisaties hebben wel de nodige kennis in huis, maar een gebrek aan creativiteit en ideeën. Dus ontbeert het hen op termijn aan een toekomst. Steve Jobs begreep dat technologie alleen onvoldoende is en dat het ook om nieuwe concepten en belevingen gaat. Daarom werd
Over de kennisinstellingen Antwerp Management School verzorgt opleidingen voor toekomstige en huidige managers in vele vakgebieden. Zo wordt onder meer de Master of Innovation & Entrepreneurship aangeboden. Het is een geavanceerde managementopleiding die focust op de diverse domeinen van ondernemende innovatie en die cursisten uitrust met een creatieve manier van denken en met ondernemingsvaardigheden. Speciaal voor managers is er een gelijkaardige zesdaagse opleiding Building Innovative Organizations. www.antwerpmanagementschool.be
Artesis Hogeschool Antwerpen biedt binnen het studiegebied Productontwikkeling een academische bachelor- en masteropleiding aan. Het is een opleiding waarin de studenten leren innoveren via projectonderwijs, workshops, uitdagende ontwerpopdrachten en stages. De studenten groeien zo letterlijk en figuurlijk uit tot masters in innovatie waarbij samenwerking, drive en zelfrealisatie als productontwikkelaar centraal staan. www.artesis.be/productontwikkeling
Industrial Design Center (IDC) overkoepelt twee opleidingen van de Hogeschool West-Vlaanderen: de driejarige professionele bachelor industrieel productontwerpen en de vijfjarige master industrieel ontwerpen. IDC brengt ook diverse onderzoeksgroepen samen en ambieert om de opgedane kennis te verspreiden en op die manier de kruisbestuiving tussen jonge ontwerpers, bedrijven en nonprofitorganisaties te bevorderen. www.industrialdesigncenter.be www.industrieelontwerpers.be
69
design het DNA van Apple. Dat designmatig denken en managementkennis elkaar versterken, begrijpt men in Antwerpen goed. Een interactie tussen de buren Antwerp Management School en Artesis Hogeschool leidde tot het pilootproject Business Meets Creative Students. Daarin werden masterstudenten in Management Innovation & Entrepreneurship samengebracht met studenten productontwikkeling. Deze (tijdelijke) tandem biedt zuurstof aan talentontplooiing. “Het betekent een groei van persoonlijke competenties en gaat een stap verder dan de vertrouwde vormen van samenwerking tussen scholen. Het is een mooi voorbeeld van onderwijsinnovatie. We leren van elkaar en leggen de kiem voor een nauwere interactie: denk aan een designproef als input voor een academische masterproef, of een businessplan waarmee een ontwerper vervolgens aan de slag moet.” Het project beantwoordt aan de aspiraties van studenten, omdat hun persoonlijke ontwikkeling er wel bij vaart. “Het beste van twee werelden biedt een extra dimensie. Ontwerpers hebben een andere zienswijze dan managers, niet enkel qua design, maar ook op menselijk vlak.”
Linker- en rechterhersenhelft Kort door de bocht stel ik dat managers rationeel en designers emotioneel denken, maar ik word – geheel terecht – teruggefloten door de
managers aan tafel. “Onze linker- en rechterhersenhelft zijn aanwezig en weten zich goed met elkaar verbonden. We moeten weg van clichés als zouden managers gedreven worden door de drietand van kennis, kunde en kassa. Ontwerpers zijn ook heus niet stereotiep lastig, veeleisend en onvoorspelbaar. Dergelijke misvattingen willen we hier de kop indrukken.” Dat designers creatieve geesten zijn: daarover is men het eens. Maar het wordt pas echt interessant als creatieve designideeën leiden tot onvervalst zakelijk succes. “Dat de focus op productdesign komt te liggen – ook in meer traditionele industrieën – is een goede zet. De functie van design verschuift van ‘hulpmiddel’ naar de kern van een organisatie.” Creatief moet zowel de ondernemer als de ontwerper zijn. Een industrieel ontwerper combineert ratio met intuïtie. Per definitie is hij flexibel voor trends en sensibel voor wat er gebeurt in de maatschappij. Een ontwerper denkt in ‘scenario’s’, vanuit de perceptie van gebruikers. Hij wisselt gemakkelijk van bril en een geconcentreerde blik volgt gemakkelijk op een brede kijk. En een CEO in de creatieve industrie heeft uiteraard zijn rationele skills, maar moet wel een creatief team leiden. “Neem de leider van een animatiestudio, die zijn creativiteit moet aanwenden om tot een goed product te bekomen. Het is op zich al een kunst om creatieve teams aan te sturen, met tegelijkertijd de bril van de manager en
Design thinking as a flywheel The educational system renews itself | Koen Van der Schaeghe
From teaching through research to development: never before have ideas been so close to each other in their implementation. Thanks to the cross-fertilisation between design education and the creative industry, the two are drawing closer to solutions for tomorrow. It is in this exciting area that Kwintessens found a few remarkable links between teaching and business life. Nice credos that are also finding their expression in practice in both Antwerp and Kortrijk.
70
Design as a lever. That is a priority within the Flemish strategic goals and a perspective that is receiving increasing attention within industry, education and the public sector. In Kortrijk, innovation is being honed through exchanges with the industry. In Antwerp, the walls dividing knowledge institutions are being torn down and interdisciplinary thinking is being promoted.
die van de creatieve denker. Concreet bleek de innovatieweek een zeer boeiend gegeven. Een bewijs ook dat een interdisciplinaire samenwerking mooie resultaten oplevert. Studenten worden verrast door het ‘anders’ denken. Daarom wordt de ontwerpersblik in de bedrijfsvoering gekoesterd.”
Industrial Design Center creëert ruimte om te experimenteren In één zin kan je Industrial Design Center (IDC) omschrijven als een creatief-economische kruisbestuiving met tastbare resultaten te midden van een sterk regionaal netwerk. IDC overkoepelt twee opleidingen van de Hogeschool West-Vlaanderen, met naast een master in productontwerp ook een professionele bachelor. “Alle instrumenten zijn aanwezig om van design nog meer het Kortrijkse DNA te maken. Samen kennis ontwikkelen, delen en toepassen is het motto.” Als ware pionier zet Industrial Design Center de koers uit. “We leggen de link tussen het onderwijs en de industrie. IDC is een hefboom om elkaar te bestuiven en om design te injecteren in het industriële weefsel. Vanuit designoogpunt zoomen onderwijs en industrie gezamenlijk in op een veranderende samenleving. Daarnaast is experimenteren noodzakelijk om vernieuwing tot stand te brengen.” “Onze alumni zijn integrators van kennis en
Exciting dialogue There is no miracle formula for transforming creativity into corporate success, although it is clear that innovation usually springs forth at the intersection of knowledge institutions, business and the public sector, the so-called triple helix. The concept presupposes that innovation – and its translation into growth in well-being – is most fruitful in a context where these three actors are closely interwoven. For what is the point of highly trained designers if their knowledge does not meet the demands of industry? But our knowledge institutions have their finger on the pulse of the market. They “walk the talk” and themselves set a good example. In Kortrijk, five enthusiastic people are sitting around the table: Ronald Bastiaens, Kris Dekeyzer, Cies Vanneste, Becky Verthé and Lily Libeert. They are all dedicated designers and connected with the Industrial Design Center of the Hogeschool West-Vlaanderen [University College West Flanders]. “Our platform identifies opportunities. Every year, we look at what is needed in the sector, since skills change and needs evolve. Ideally, the talents of knowledge workers and designers are linked to each other.” That stimulating creative entrepreneurship is a two-way street can be seen clearly in Antwerp. Here, too, a quintet has gathered around the table: Marianne van der Steen and Walter Van Andel
vaardigheden. Ze werken of uitvoerend, of als manager. Het doorstromen tot managementniveau is een natuurlijk proces. Een ontwerper komt een bedrijf vaak binnen met een zekere onbevangenheid. Kleine impulsen leiden echter snel tot het innoveren van de productie, waarrond ook het hele logistieke en organisatorische verhaal hangt. Op die manier verander je al snel de hele bedrijfsvoering. Met onze studenten leveren we vraaggedreven onderzoek: onze industrieel ontwerpers zoeken tastbare oplossingen voor concrete problemen. Maar ook vrij onderzoek is een belangrijke pijler. Het is een uitdaging om ruimte te creëren om te experimenteren, om te freewheelen. Want als ontwerper creëer je vanuit beperkingen net nieuwe mogelijkheden, terwijl de industrie vaak snel resultaat wil. Een boeiend spanningsveld is dat. Wil Vlaanderen echt uitgroeien tot een creatieve kenniseconomie, dan moet het het huidige keurslijf in het onderwijs in ieder geval afwerpen.”
Aalto gidst Ambitie zonder visie is gevaarlijk en omgekeerd zal visie zonder ambitie snel uitdoven. Daarom worden geen papieren oplossingen aangereikt, noch voor de studenten, noch voor de industrie: “Als we in iets geloven, dan maken we het ook waar. Wij werken met prototypes om de functionaliteit van ontwerpen te testen, om te checken of de vraag afdoende
beantwoord wordt. Niet zelden leidt het tot een nauwere samenwerking tussen studenten en bedrijven. Het voordeel is dat ontwerpers vandaag heel interdisciplinair worden opgeleid, met een brede kijk. Je zou kunnen zeggen dat het ‘taalvirtuozen’ zijn. Door gebruik te maken van de ‘talen’ van verschillende disciplines, krijgen de designers een beter inzicht in de business-terminologie, terwijl je de nietdesigners binnen een bedrijf de mogelijkheid geeft om kennis te maken met de denkwereld van de designers. Ons credo is het linken van productontwikkeling aan marktontwikkeling. Wij boetseren onze opleiding jaar na jaar, en vooral: we leggen zelf de link tussen onderwijs en industrie.” In zijn aanpak is Industrial Design Center een pionier, maar zelfs in Kortrijk wordt met grote ogen gekeken naar buitenlandse voorbeelden als de Aalto-universiteit in Helsinki: “Daar spreekt men niet meer in termen van docenten, onderzoekers of studenten. In hun Design Factory werkt men allemaal in één richting. In Vlaanderen blijven de hokjes uiteindelijk toch nog bestaan. Maar in het sluiten van de ruimte tussen industrie en onderwijs vinden wij net onze bestaansreden. Er is zeker beweging, ook vanuit de overheid, maar wij willen nog wat sneller gaan. Maar de context is er, we evolueren in de richting van een sharing society, weg van het hiërarchische model. IDC wil verder pionieren en richting
from the Antwerp Management School, and Chris Baelus, Geert Frateur and Guido Giebens from the Artesis Hogeschool [University College], explain in chorus the aim of their collaboration: “Product developers use management tools in order to place their products in a business context, and conversely, entrepreneurs delve into the design mentality in support of their innovative and commercial strengths.”
Antwerp combination injects creativity What has innovative entrepreneurship to do with product development? More than one might think at first sight. Design is a source of strength in itself, but it also feeds innovative capacity. The classic example of this is Apple, sharply focused on design and innovative product concepts. Many organisations have the necessary knowledge available, but lack creativity and ideas. Thus in due course they will find themselves without a future. Steve Jobs understood that technology alone was not enough, and that new concepts and experiences were also needed. Therefore design became Apple’s DNA. That design-oriented thinking and management skills reinforce each other is clearly understood in Antwerp. Interaction between the neighbouring Antwerp Management School and Artesis University College led to a pilot project entitled Business Meets
geven aan een model waar docenten, studenten en ondernemingen samen in hetzelfde vlak staan, waar iedereen elkaar nodig heeft om vooruit te geraken. Wij zijn niet bang om studenten los te laten, want ze komen terug voor onderzoek, gestuurd door een bedrijf. Idealiter groeit Industrial Design Center uit tot een soort broeikas waar men af- en aanloopt. Wat wij níet willen zijn, is een school.”
Ook VKW neemt de handschoen op Het ondernemersplatform VKW en de Universiteit Antwerpen stimuleren samen ondernemerschap. Masterstudenten Toegepaste Economische Wetenschappen en Handelsingenieur kunnen daartoe in hun lessenpakket kiezen voor een praktijkgericht project. Hiervoor gaat VKW Antwerpen-Mechelen bij werkgevers op zoek naar geschikte cases en uitdagingen. De aard van de projecten kan erg verschillen: van het opstellen van een marktonderzoek tot het ontwerp van een competentieprofiel, van een kostprijsberekening tot een strategische analyse van een segment. Kortom, elk project dat inhoudelijk uitdagend is en aansluit bij een vakdomein van de faculteit TEW komt in aanmerking. www.vkw.be | www.ua.ac.be
Creative Students. This brought master’s students in Management Innovation & Entrepreneurship together with students in product development. This (temporary) duo offers new stimulus to the development of talent. “It means a growth in personal competencies and goes a step further than the tried and true forms of cooperation between schools. It is a fine example of innovative education. We learn from each other and sow the seeds of closer interaction: think of a design sketch as the input for an academic master’s thesis, or a business plan which a designer will then use to get down to work.” The project responds to the aspirations of students, since their personal development stands to gain from it. “The best of both worlds offers an extra dimension. Designers have another way of seeing things than do managers, not only in terms of design, but also at a human level.”
Right and left sides of the brain Without beating around the bush, I put it to them that managers think rationally while designers think emotionally. I am soon refuted – quite rightly – by the managers around the table. “The left and the right sides of our brain are both involved and are closely linked. We have to get away from the clichés that managers are driven by the trio of knowledge, clients and cash. Nor are designers
71
stereotypically difficult, demanding and unpredictable. We want to put these misconceptions to rest.” That designers are creative spirits, that we all agree on. But things only get interesting if creative design ideas lead to authentic, tangible success. “That the focus is on product design – including in the more traditional industries – is a positive trend. The function of design is shifting from being a mere ‘tool’ to the core of an organisation.” Not only the designer, but the entrepreneur must also be creative. An industrial designer combines reason with intuition. By definition, he or she is flexible and open to change, and sensitive to what is happening in society. A designer thinks in terms of ‘scenarios’, from the perspective of the users. He or she easily switches hats and a concentrated gaze follows easily upon a broader vision. Similarly, a CEO in the creative sector of course has rational skills, but must also lead a creative team. “Take the leader of an animation studio, who has to use creativity to obtain a good product. It is already quite an art to manage creative teams, bearing in mind the point of view of the manager and at the same time of the creative thinker. The ‘innovation week’ in particular turned out to be a very exciting event. Proof that interdisciplinary collaboration can deliver fine results. Students were surprised at having to ‘think differently’. That is why the designer’s view is highly valued in business management.”
Industrial Design Center creates space for experimentation You could describe the Industrial Design Center (IDC) in one sentence as a creative-economic cross-fertilisation with tangible results in the midst of a strong regional network. The IDC covers two training programmes of the University College West Flanders, in addition to a master in product design and a professional bachelor. “All the resources are there to make design even more the DNA of Kortrijk. Developing knowledge jointly, sharing it and applying it is the motto.” The Industrial Design Center is blazing the trail like a true pioneer. “We are forging links between education and industry. IDC is a lever that enables cross-fertilisation and helps inject design into the industrial fabric. From a design point of view, education and industry are moving together through a rapidly changing society. In addition, experimentation is necessary in order to bring about change.” “Our alumni are integrators of knowledge and competence. Their advancement to management level is a natural process. A designer often comes to a company with a certain open-mindedness. Small impulses soon lead to innovation in production, on which all logistical and organisational aspects depend.
In this way, you can quickly change the entire business process. Our students offer a demand-oriented approach: our industrial designers look for tangible solutions to concrete problems. But open-ended research is also an important pillar. It is a challenge to create space for experimentation, for freewheeling. As a designer, it is precisely out of your limitations that you create new possibilities, while the industry often wants a quick result. An exciting area of tension. If Flanders really wants to develop into a knowledge economy, then the existing straitjacket in education must in any case be cast off.”
In the footsteps of Aalto Ambition without vision is dangerous, and conversely, vision without ambition will quickly fade. That is why paper solutions will not do either for students or for the industry: “If we believe in something, then we make it happen. We are working with prototypes in order to test the functionality of the designs, to check whether the demand is being sufficiently met. It is not unusual for this to lead to a closer collaboration between students and business. The advantage is that designers today are trained in a very interdisciplinary manner, with a broad vision. You could say that they are ‘language virtuosos’. By using the ‘languages’ of different disciplines, designers gain better insight into the business terminology, while the nondesigners in a company are also given the opportunity to familiarise themselves with the thought-world of designers. Our credo is to link product development with market development. We adjust our training programmes year after year, and above all, we form a link between teaching and industry.” The Industrial Design Center is a pioneer in this approach, yet even in Kortrijk people are in awe of foreign examples such as the Aalto University in Helsinki: “People there are talking no longer in terms of instructors, but of professors, researchers or students. In their Design Factory everyone is working in one common direction. In Flanders, when all is said and done, the pigeon-holes still remain. It is in closing the gap between industry and education that we find our reason for existence. Change is certainly in the air, including from the government, but we want to move a bit faster. The context is there, we are evolving in the direction of a sharing society, far from the hierarchical model. The IDC seeks to continue to pave the way and give direction to a model in which lecturers, students and businesses are at the same level, and where each needs the other in order to progress. We are not afraid to let our students loose, for they come back to do research, at the request of a company. Ideally, the Industrial Design Center will grow into a sort of greenhouse where people come in and out. What we don’t want to be is a school.”
VKW is also rolling up its sleeves The VKW entrepreneurial platform and the University of Antwerp work together to foster entrepreneurship. Master’s students in Applied Economics and Business Engineering can opt to do a practice-oriented project as part of their curriculum. To this end, the VKW Antwerp-Mechelen contacts employers for suitable cases and challenges. The type of project can vary enormously: from conducting market research to designing a competency profile, from a cost-price calculation to a strategic analysis of one market segment. In short, any project that is challenging in its content and links in with the specialty areas of the TEW faculty can be considered. www.vkw.be | www.ua.ac.be 72
About knowledge institutions Antwerp Management School provides training for present-day and future managers in a number of fields. It offers, among other programmes, a Master of Innovation & Entrepreneurship. This is an advanced management training programme that focuses on various domains of entrepreneurial innovation, and equips its students with a creative way of thinking and entrepreneurial competencies. A similar six-day training programme is also offered to managers, entitled Building Innovative Organizations. www.antwerpmanagementschool.be
The Artesis University College in Antwerp offers an academic bachelor and master programme in the field of Product Development. The programme teaches students to innovate via project-based teaching, workshops, challenging design projects and internships. The students literally and figuratively develop into masters in innovation, in which cooperation, drive and self-actualisation as product developers are the key. www.artesis.be/productontwikkeling
The Industrial Design Center (IDC) covers two training programmes offered by University College West Flanders: the three-year professional bachelor in industrial product development and the fiveyear master’s degree in industrial design. The IDC also convenes various research groups and aims to spread the knowledge each has acquired by promoting cross-fertilisation among young designers, companies and non-profit organisations. www.industrialdesigncenter.be www.industrieelontwerpers.be
73
Zielsverwanten voor het leven
Elien Haentjens foto’s: Michael De Lausnay
Leerling Roos Van de Velde en leraar Frits Vandenbussche
74
Een leraar en zijn leerling. Soms botert dat niet goed, maar af en toe hangt er magie in de lucht. Soms is het wederzijds respect zo groot dat er een band voor het leven ontstaat. Het bijzondere verhaal van een leerling, keramiste Roos Van de Velde, en haar leraar, ontwerper-kunstenaar Frits Vandenbussche.
75
Foto: Roos Van de Velde
76
“Tijdens Frits’ lessen natuurtekenen – of om het met de woorden van Frits te zeggen: ‘informatietekenen’ – in het vierde middelbaar kon ik voor het eerst in mijn schoolcarrière mezelf zijn”, steekt Roos Van de Velde van wal. “Dat was een verademing, want tot dan ging ik helemaal niet graag naar school. Frits liet me toe om in mijn eigen wereld te vertoeven. Hij vond het niet erg dat ik slechts af en toe iets liet doorsijpelen van de wereld rondom mij”, vertelt de keramiste. “Ik zie je daar nog zitten aan je lessenaar”, antwoordt Frits. “Je was niet gemaakt voor de schoolbanken, je was nooit erg aanwezig in de les. Je volgde je eigen persoonlijke route.” “Jíj slaagde erin om innerlijke poorten te openen, om het beste in iemand naar boven te halen. Dat vind ik een heel bijzondere gave voor een leerkracht”, stelt Roos. “Wat een compliment,” lacht Frits, “nu kan ik met een gerust gemoed sterven.”
de vraag om enkel de lessen van Frits te mogen volgen. Omdat het antwoord negatief was, trok ze voor haar hogere studies naar de Antwerpse Koninklijke Academie. Maar na twee jaar gaf ze er de brui aan. “Als atelier kregen we een ruimte zonder daglicht. Het lukte me echt niet om daar te werken. Intussen had ik gehoord dat Frits avondlessen gaf in Anderlecht, maar toen ik er wou beginnen, was hij net gestopt.” En dus verloren de twee elkaar uit het oog. Tot Frits plots twintig jaar later onaangekondigd opdook in Kapelle-op-denBos. “Hij volgde een kuur in het gezondheidscentrum hiernaast. Omdat hij de verlichting erg mooi vond, vroeg hij wie ze gemaakt had. En zo stond hij hier ineens voor de deur. Eigenlijk was er in al die jaren niets veranderd”, vertelt Roos.
Toevallige hereniging
Hun diepe verbondenheid houdt nauw verband met hun gedeelde kijk op de wereld. Daarbij vertrekken ze vanuit de ziel van de natuur en haalt het gevoel het steevast op de ratio. Ze proberen zo trouw mogelijk te
Op het einde van haar middelbare schooltijd stapte Roos Van de Velde dan ook naar de directrice van haar school, het Imeldainstituut in het Brusselse Molenbeek, met
Trouw aan zichzelf
blijven aan zichzelf. “Door die filosofie voelen we ons verwant. We begrijpen en waarderen elkaar. We vormen elkaars steun en toeverlaat om te blijven kiezen voor dit pad. Want kijken met je ziel is in deze tijden niet zo eenvoudig. Het past ook niet binnen het huidige onderwijsmodel”, stelt Roos. “Toch blijf ik ervan overtuigd dat hoe groter iemands liefde voor de natuur is, hoe slimmer iemand kan worden. Want als je je niet meer laat leiden door de conditionering van de wereld waarin we leven, maar zelf op zoek gaat naar de basisprincipes van de natuur, dan ben je in staat om alles te begrijpen”, vertelt Frits. “Roos is een van de weinige mensen die ik ken, die zo vrij met die begrippen speelt. Dat ze in dat spel zo trouw aan zichzelf blijft, vind ik bijzonder. Niet alleen in haar werk, maar ook hier in haar huis zie je haar persoonlijkheid tot in de kleinste details doorschemeren. Alles klopt, niets is fake. Die lijn zo sterk doortrekken is niet gemakkelijk.” “Het is een lang proces. Op mijn schilderijen van klaprozen heb ik bijvoorbeeld twintig jaar gebroed. En plots was het
zover: het gevoel zat goed en ik kon mijn eigen klaprozen schilderen. Op zo’n moment tintelt je hele lichaam. Die uniciteit die ik via mijn werk uitdruk, heeft Frits in zijn lesgeven gelegd”, stelt de keramiste.
Natuur in het bord Niet alleen met Frits, maar ook met enkele topkoks heeft Roos Van de Velde de liefde voor de natuur gemeen. Zo ontwierp ze een servies voor de Belgische Arabelle Meirlaen, de enige Belgische vrouw met Michelinster. “Arabelle brengt een erg vrouwelijke keuken. Tijdens onze bos- of kruidenwandelingen verzamelt ze ingrediënten voor haar gerechten. Begin oktober brengen we samen het kookboek Mijn intuïtieve keuken uit. Speciaal voor haar gerechten creëerde ik enkele unieke stukken”, vertelt Roos. Ook buiten de landsgrenzen werkt ze samen met de top van de gastronomische wereld. Zo bracht ze in januari onder de vleugels van Serax het servies Set de Sept in samenwerking met Michel en Sébastien Bras op de markt, en werkt ze aan een opdracht voor de Spaanse broers Roca, wiens keuken
in hun El Celler de Can Roca erg dicht bij de natuur staat. Ook met Albert Adrià, broer van Ferran Adrià, en met Heston Blumenthal zijn er contacten. “Blumenthals restaurant bevindt zich in een knus huisje. Ik zie het helemaal zitten om dat opnieuw in te richten en om servies te ontwerpen op maat van zijn gerechten. Ik heb mijn ontwerpschetsen alvast opgestuurd”, vertelt Roos enthousiast.
Eeuwig verenigd Roos werkt ook met Frits aan projecten, want sinds hun hereniging zijn de twee kind aan huis bij elkaar. Zo draaiden ze samen een reeks potten die Roos later beschilderde, of maakte Frits het frame voor een staande lamp die Roos nog met porseleinen plaatjes wil afwerken. Roos gebruikt de tactiele voorwerpen die Frits de laatste jaren uit bijzondere houtsoorten creëert, om textuur aan te brengen op haar keramiek. “Wat ik zo mooi vind, is dat ik iets aan haar geef en dat zij het met bijzonder veel respect op haar eigen manier gebruikt. Net als ik recupereert ze vaak voorwerpen en materialen, maar toch blijft ze altijd trouw aan haar eigen vormentaal.”
Een mooi voorbeeld van hun gezamenlijke vormentaal zijn de houten, organisch ogende kistjes die Frits in elkaar timmerde voor de schetsboekjes van Roos. Net als de schetsen in de boekjes zijn ze erg puur en vrij vormgegeven. “Als ik inspiratie nodig heb, dan blader ik door mijn schetsboekjes. Toen je hier een keertje bleef logeren om op mijn huis te letten, heb je er trouwens in getekend”, vertelt Roos. “Ben ik zo onfatsoenlijk geweest?”, repliceert Frits. “Maar ik vond het helemaal niet erg! Meer zelfs: jouw gestileerde roosje vormde de basis voor een van mijn logo’s”, besluit Roos. En zo is de leraar voor altijd vereeuwigd in het werk van zijn leerling. Een mooier teken van waardering valt haast niet te verzinnen. “Jouw werk is puur poëzie, puur genieten. Je drukt je uit zoals je bent. Je voelt dat er een echt en oprecht mens schuilgaat achter je werk”, besluit Frits. “Dat gevoel is volkomen wederzijds”, antwoordt Roos. Of hoe een leraar en zijn leerling zielsverwanten voor het leven kunnen worden. www.roosvandevelde.be 77
Soul mates for life Student Roos Van de Velde and teacher Frits Vandenbussche| Elien Haentjens A teacher and his student. Sometimes the two don’t get along, but now and then there is magic in the air. At times the mutual respect can be so great that a lifelong bond is formed. The unusual story of a student, the ceramic artist Roos Van de Velde, and her teacher, designer-artist Frits Vandenbussche.
house you see her personality coming through right down to the smallest details. Everything is true, nothing is fake. Drawing that line so consistently is not easy.” “It’s a long process. I brooded over my paintings of poppies for twenty years, for example. And then suddenly, it was done: the feeling was right and I was able to start painting my own poppies. At a moment like that, your whole body tingles. The unity that I express through my work is something for which Frits laid the groundwork in his classes,” the ceramic artist notes.
“During Frits’s nature drawing classes – or to use Frits’s words, ‘information drawing’ – in year 9, I was able to be myself in class for the first time”, Roos begins. “That was a great relief for me, since until then I did not like going to school at all. Frits allowed me to stay in my own little world. He did not find it a problem that I only occasionally let the world around me filter through,” the ceramic artist continues. “I can still see you sitting there at your writing desk,” Frits replies. “You were not cut out for the classroom, you were never really present in class. You followed your own personal route.” “You succeeded in opening up doors inside, enabling someone to give his or her best. I think that is a particular gift in a teacher”, states Roos. “What a compliment,” laughs Frits, “now I can rest in peace!”
Roos Van de Velde shares her love of nature not only with Frits, but also with a few top chefs. Thus she developed a dinnerware set for the Belgian chef Arabelle Meirlaen, the only Belgian woman with a Michelin star. “Arabelle runs a very feminine kitchen. During our forest or herbal walks she collects ingredients for her dishes. In early October, we published the cookbook Mijn intuïtieve keuken [My intuitive kitchen] together. I created a few unique pieces specially for her dishes,” Roos recounts. Roos also collaborates with top people in the world of gastronomy beyond our borders. Thus in January she designed the Set de Sept dinnerware set under the aegis of Serax, in collaboration with Michel and Sébastien Bras, and is working on a commission for the Spanish Roca brothers, whose cuisine at their restaurant El Celler de Can Roca stands very close to nature. She also has contacts with Albert Adrià, the brother of Ferran Adrià, and with Heston Blumenthal. “Blumenthal’s restaurant is located in a cosy little house. I am keen on redecorating it and designing a dinnerware set customised for his dishes. I have already sent in my designs”, Ross tells us enthusiastically.
Fortuitous encounter At the end of her high school years, Roos Van de Velde went to see the principal of her school, the Imelda institute in the Molenbeek borough of Brussels, with the request to be allowed to take only Frits’s classes. Since the answer was negative, she transferred for her further studies to the Royal Academy of Antwerp. But after two years she left. “Our studio was a room with no daylight. I really couldn’t work there. In the meantime I had heard that Frits was teaching evening classes in Anderlecht, but when I wanted to enrol, he had just stopped.” And so the two of them lost touch. Until Frits suddenly, twenty years later, showed up unannounced in Kapelle-op-den-Bos. “He was taking a cure at the health centre nearby. Because he found the lighting really lovely, he asked who had made it. And so all of a sudden there he was, standing in the doorway. He had not changed at all over the years,” recounts Roos.
True to oneself
78
Their deep bond is closely related to their shared view of the world. They take as their starting point the soul of nature, and feelings have the upper hand over reason. They try to remain as faithful as possible to themselves. “We feel close to each other thanks to that philosophy. We understand and value each other. We support each other and allow each other to continue to follow this path. Looking with your soul is not so simple nowadays. It does not exactly fit with today’s educational model either,” says Roos. “And yet I remain convinced that the greater someone’s love for nature, the cleverer one can be. For only if you no longer allow yourself to be guided by the conditioning of the world in which we live, but go in search of the basic principles of nature yourself, can you begin to understand everything”, Frits points out. “Roos is one of the few people I know who can play so freely with these concepts. That she remains so true to herself in that play is something I find extraordinary. Not only in her work, but also here in her
Nature on the plate
Bound forever Roos also works with Frits on various projects, for since they met again they have become like family. Together they created a pottery series, for example, that Roos later painted, and Frits made the frame for a floor lamp that Roos will decorate with porcelain tiles. Roos uses the tactile objects that Frits has been creating out of different types of wood in recent years, in order to add texture to her ceramics. “What I find so great is that I give her something that she then uses, with great respect, in her own manner. Like me, she often reuses objects and materials, and yet she always remains true to her own visual language.” A good example of their shared visual language is the wooden, organic-looking boxes that Frits put together for Roos’s sketchbooks. Like the sketches in the notebooks, they are very pure and freely designed. “If I need inspiration, I leaf through my sketchbooks. When you once house-sat for me here, you even drew in them at one point,” Roos recalls. “Was I really so ill-mannered?” replies Frits. “But I didn’t mind at all! On the contrary: your stylized rose became the basis for one of my logos,” concludes Roos. And so the teacher is immortalized in the work of his student. A nicer sign of appreciation could hardly be imagined. “Your work is pure poetry, pure pleasure. You express yourself as you really are. You feel that there is a true and sincere person behind your work,” says Frits. “That feeling is entirely mutual,” replies Roos. A teacher and his student can indeed be soul mates for life. www.roosvandevelde.be
nieuws prijzen
Jurgen Maelfeyt, Jan Wouter Hespeel & Randoald Sabbe en Dirk Wynants zijn de drie laureaten van de Prijs voor Vormgeving 2012 van de Provincie West-Vlaanderen. Ze ontvangen 2 500 euro en een zilveren ereplaket. De Prijs voor Vormgeving van de Provincie West-Vlaanderen wordt vierjaarlijks uitgereikt en werd in 2012 voor de derde maal georganiseerd. In totaal dienden 31 vormgevers of samenwerkende teams twee tot tien ontwerpen in. Op zaterdag 23 juni werden de Wim Ibensprijzen 2012 uitgereikt. De Wim Ibensprijs voor Zilversmeedwerk ter waarde van 2 000 euro gaat naar Octave Vandeweghe voor de objecten Oiltank en Contemporary Silversmithing. Een eervolle vermelding gaat naar Nico Van Hemelryck. De Wim Ibensprijs voor Juweelontwerp ter waarde van 1 000 euro is voor Ria Lins. De jury stelt dat “de drie halssnoeren opvielen door hun eenvoudig materiaalgebruik, door hun eenvormigheid en variëteit, door hun sculpturaliteit en ook voor het niet-trendy zijn.” Ria Lins behaalde ook de derde prijs van de 21ste Internationale Juweelwedstrijd in Legnica (Polen).
De namen van de winnaars van de Europese Prijs voor Toegepaste Kunsten, georganiseerd door de World Crafts Council – Belgique Francophone, werden op vrijdag 13 juli bekendgemaakt tijdens de opening van de tentoonstelling. De Masters Prize – Prijs van de Waals-Brusselse Federatie ging naar Jean-Louis Hurlin (Frankrijk), die de traditionele staaltechniek van het damasceren op een zeer hedendaagse manier gebruikt. Een eervolle vermelding van de jury was er voor Bruno Romanelli (Verenigd Koninkrijk) en de Young Talents Prize werd gewonnen door Flora Vagi (Hongarije). Mattijs Brands is de winnaar van de Prijs Design Platform Limburg 2012. Hij werd als laureaat gekozen uit de Wanatoe-selectie. Hij liet zich opmerken met zijn eindwerk waarin hij het terrein Zwartenbroek – een landbouwgebied nabij Oostham – ontwikkelde en herwaardeerde als typisch Belgisch landschap. Hiervoor ontwierp Brands een route met vier paviljoenen die elk een ruwe afdruk vormen van hun omgeving en geschiedenis. Kris Campo wint in Saragossa (Spanje) de 12de Internationale Prijs voor He-
News- Prizes Jurgen Maelfeyt, Jan Wouter Hespeel & Randoald Sabbe and Dirk Wynants are the three winners of the 2012 Design Prize of the Province of West Flanders. They receive 2,500 euros and a silver plaque each. The Design Prize is awarded every four years by the Province of West Flanders and is being given for the third time in 2012. A total of 31 designers or teams submitted between two and ten designs. On Saturday 23 June the Wim Ibens prizes for 2012 were distributed. The Wim Ibens prize for silversmithing, with a value of 2,000 euros, went to Octave Vandeweghe for Oiltank and Contemporary Silversmithing. An honourable mention was given to Nico Van Hemelryck. The Wim Ibens prize for Jewellery design, with a value 1,000 euros, was awarded to Ria Lins. The jury remarked that “the three necklaces stood out because of their use of simple materials, their uniformity and variety, their sculptural quality and for being non-trendy.” The names of the winners of the European Prize for Applied Arts, organized by the World Crafts Council – Francophone Belgium, were announced on Friday 13 July during the opening of the exhibition. The Masters Prize – Prize of the Walloon-Brussels Federation, went to Jean-Louis Hurlin (France), who uses the traditional damascene decorative technique on steel in a very contemporary manner. The jury gave an honourable mention to Flora Vagi (Hungary). Mattijs Brands is the winner of the 2012 Prize Design Platform Limburg.
dendaagse Keramiek van Aragon 2012 (Cerco). Ze krijgt de prijs voor haar werk Histriones Blue. Dit maakt deel uit van een reeks werken waarin ze haar fascinatie voor dans en theater vertaalt naar het medium klei. Campo is al meer dan 30 jaar actief als keramiste en geeft les aan de Stedelijke Academie van Sint-Niklaas. Werk van haar is vanaf juli ook te zien op de keramiekbiënnale van Vallauris in Frankrijk. Voor deze prijs werd ook werk van Yves Malfliet en Guy Van Cleemput geselecteerd. Yves Malfliet is winnaar van de biënnale Nieuw land, nieuwe klei in Nederland. De jury was zeer gecharmeerd door de bijzondere combinatie van een keramisch en een bewegend beeld. De schijnbare kwetsbaarheid van een keramische cowboy met zijn reuzenkanon verwijst naar de actualiteit: het toenemende individuele geweld als uitdrukking van onmacht. De onderkoelde humor die Yves Malfliet in zijn werk legt en het gevoel voor absurditeit, ironie en parodie, heeft de jury ertoe doen besluiten hem tot winnaar uit te roepen. Werk van Ann Van Hoey, Anima Roos, Lut Laleman en Yves Malfliet werd geselecteerd voor de 2012 Taiwan Ceramics Biennale.
He was chosen as a laureate from the Wanatoe selection. He drew attention when he presented his graduating work, in which he developed and restored the Zwartenbroek terrain – a farming area near Oostham – as a typical Belgian landscape. Brands designed a route for the purpose with four pavilions that each present a rough image of their surroundings and history. Kris Campo won the 12th International Prize for Contemporary Ceramics, Aragon in 2012 (Cerco) in Saragossa (Spain). She received the award for her work Histriones Blue. The piece is part of a series of works in which she translates her fascination with theatre into the medium of clay. Campo has been active for over 30 years as a ceramicist and teaches at the Stedelijke Academie (City Academy) of Sint-Niklaas. Her work is on display from July at the ceramics biennale in Vallauris, France. Works by Yves Malfliet and Guy Van Cleemput have also been selected for this prize. Yves Malfliet is the winner of the biennial New land, new clay award in the Netherlands. The jury was charmed by the unusual combination of a ceramic and a moving image. The apparent vulnerability of a ceramic cowboy with a giant gun evokes contemporary reality: increasing individual violence as an expression of powerlessness. The understated humour in Yves Malfliet’s work and the sense of absurdity, irony and parody inspired the jury to award him the prize. Works by Ann Van Hoey, Anima Roos, Lut Laleman and Yves Malfliet have been selected for the 2012 Taiwan Ceramics Biennale.
79
Design Vlaanderen Nieuws
Naar aanleiding van Design September nodigt Design Vlaanderen u uit op de opening van de tentoonstelling ApertoChiuso op donderdag 6 september 2012 om 18 uur. Dingen worden ontelbare keren per dag geopend en gesloten. Ontwerpers houden hier rekening mee bij het ontwikkelen van onderdelen, systemen of voorwerpen, zoals sloten, sleutels, deurklinken, scharnieren, grendels, waterkranen, knopen, ritsen, blikopeners, kurkentrekkers, tot zelfs scharen en messen. Bewaardozen, kookpotten, koffers, handtassen, regen- en zonneschermen, plooistoelen en kasten worden geopend en weer gesloten. Archieven en databanken kunnen worden ontsloten. Bankkantoren en administraties, winkels en culturele instellingen hebben openings- en sluitingsuren. En zo kunnen we nog eindeloos doorgaan. Deelnemende ontwerpers zijn Award/t, Tom De Vrieze, JeanFrançois D’Or, Nedda El-Asmar, Davy Grosemans, Frans Hegge, Linde Hermans, Bieke Hoet, Audi Pauwels & Kitty Spaenjers, Erik Sijmons, Frank Sveid, Hugo Smid, Marc Supply & Anneli Lahtua, Antoine Van Loocke, Peter Vanooteghem, Pars Pro Toto, Peter Van
Riet en Dirk Wynants. Er zijn producten te bekijken van Beyondsnow, Cabrio Eyewear, Extremis, Ligne Roset, Monsanto, Rode Schoentjes, Samsonite, Sywawa, Thule, Unitron, Vange, Vervloet, Vodafone. Na ApertoChiuso opent in de Design Vlaanderen Galerie de tentoonstelling Jules Wabbes Editions 2010. Deze tentoonstelling is te bezoeken vanaf 16 november 2012 tot 6 januari 2013. Partners zijn Angelo Belgium Carpet, BULO, Declercq, Maison de Blanc, Serax, Souveraine, Vandecasteele, Vervloet, Wever & Ducré. Tales of Heroes volgt Je Suis Dada op als de nieuwe rondreizende tentoonstelling van Design Vlaanderen. Alles draait er rond de terugkeer naar de roots, naar de oorsprong. Door globalisering, standaardisering en digitalisering is er ook een zekere ontreddering merkbaar, een behoefte aan meer diepgang, een zoektocht naar meer kwaliteit, ook naar het lokale. Wat schaars is, wordt waardevol: tijd, menselijke warmte, verhalen of sociaal contact. Tales of Heroes gaat in première tijdens de Design Week in Helsinki, van 6 tot 16 september 2012. In België is deze tentoonstelling te bezoeken van 5 tot 28 oktober tijdens
Design Flanders News
80
On the occasion of Design September, Design Flanders invites you to the opening of the exhibition ApertoChiuso on Thursday, 6 September 2012 at 6 p.m. Things are opened and closed countless times a day. Designers have taken this into account when developing components, systems or objects such as locks, keys, doorhandles, hinges, bolts, taps, buttons, zippers, openers, corkscrews and even scissors and knives. Storage boxes, cooking pots, suitcases, handbags, umbrellas and parasols, folding chairs and cupboards are constantly being opened and shut. Archives and databases can be opened up. Bank branches and administrative offices, shops and cultural institutions have opening and closing hours. And so on and on. Participating designers include Award/t, Tom De Vrieze, Jean-François D’Or, Nedda El-Asmar, Davy Grosemans, Frans Hegge, Linde Hermans, Bieke Hoet, Audi Pauwels & Kitty Spaenjers, Erik Sijmons, Frank Sveid, Hugo Smid, Marc Supply & Anneli Lahtua, Antoine Van Loocke, Peter Vanooteghem, Pars Pro Toto, Peter Van Riet and Dirk Wynants. There are products on display by Beyondsnow, Cabrio Eyewear, Extremis, Ligne Roset, Monsanto, Rode Schoentjes, Samsonite, Sywawa, Thule, Unitron, Vange, Vervloet, Vodafone. After ApertoChiuso, the Design Flanders Gallery will host an exhibition entitled Jules Wabbes Editions 2010. This exhibit runs from 16 November 2012 to 6 January 2013. Partners include Angelo Belgium Carpet, BULO, Declercq, Maison de Blanc, Serax, Souveraine, Vandecasteele, Vervloet, Wever & Ducré.
de designbiënnale Reciprocity in Luik, en begin 2013 in de Design Vlaanderen Galerie. Op Interieur 2012 in Kortrijk, van 20 tot 28 oktober 2012, brengt Design Vlaanderen, in samenwerking met de Hogeschool Gent, een project rond 3D-printing. Enkele ontwerpers hebben tijdens de zomermaanden een ontwerp ontwikkeld dat op Interieur geprint zal worden. Het resultaat moet aan ontwerpers en het grote publiek de toegankelijkheid van 3D-printing tonen. 3D-printing is een hoogtechnologisch iets, maar is ook een nieuw instrument. Bij de tijdschriften vindt u ook onze Kwintessens-stand. Design Vlaanderen maakt deel uit van het Design Platform Vlaanderen, dat eveneens prominent aanwezig is tijdens Interieur. Er is een design summit en een Flanders Avenue waar gevestigde ontwerpers zoals Nedda El-Asmar, Michaël Verheyden, Maarten De Ceulaer en Geoffrey Brusatto elk een ‘poulain’ voorstellen, respectievelijk Celina Gram, Jill Ryckaert, Charlotte Dumoncel d’Argence en Tom Lambeens. Verder heeft Design Platform Vlaanderen nog een aantal stands ter beschikking gesteld van ontwerpers op Ventura Lambrate.
Tales of Heroes follows upon Je Suis Dada as the new travelling exhibition by Design Flanders. The overarching theme is the return to one’s roots, back to the origins. Through globalisation, standardisation and digitisation, we are undergoing a certain upheaval and have need for greater depth and quality, as well as for what is local. Whatever is scarce becomes valuable: time, human warmth, stories or social contact. Tales of Heroes will be launched during Design Week in Helsinki, from 6 to 16 September 2012. In Belgium this exhibition can be seen between 5 and 28 October during the design biennial Reciprocity in Liège, and in early 2013 at the Design Flanders Gallery. At the Interieur 2012 trade fair in Kortrijk, from 20 to 28 October 2012, Design Flanders in collaboration with the Hogeschool Gent [University College Ghent] will mount a project involving 3D printing. A few designers have developed a design over the summer that will be printed at Interieur. The result is meant to demonstrate the accessibility of 3D printing to designers and the general public. 3D printing is a high-tech process, but it is also a new instrument. Among the magazines you will also be able to visit our Kwintessens stand. Design Flanders is part of Design Platform Flanders, that will likewise be featured prominently at Interieur. There is a design summit and a Flanders Avenue, where established designers such as Nedda El-Asmar, Michaël Verheyden, Maarten De Ceulaer and Geoffrey Brusatto will each introduce a ‘greenhorn’, respectively Celina Gram, Jill Ryckaert, Charlotte Dumoncel d’Argence and Tom Lambeens. Moreover, the Flanders Design Platform has made a number of stands available to designers at Ventura Lambrate.
klas van 2012 class of 2012 80 afstudeerprojecten uit interieurvormgeving en -architectuur, juweelontwerp, keramiek en glaskunst, grafisch ontwerp, textielontwerp en productdesign. 80 graduating projects in interior design and interior architecture, jewellery design, ceramics and glass art, graphic design, textile design and product design.
81
01
14
82
01
02
03
08
09
15
11
04
05
06
07
INTERIEURVORMGEVING EN -ARCHITECTUUR
10
13
17
18
01
01
12
83
13
14
15
16
INTERIEURVORMGEVING EN -ARCHITECTUUR
84
20
17
18
19
01
21
22
23
85
INTERIEURVORMGEVING EN -ARCHITECTUUR Artesis Hogeschool Antwerpen ACADEMISCHE MASTER INTERIEURARCHITECTUUR
01 Tine Faassen FINN
Stoel met een zitting van multiplex in eikfineer en poten in massief Europees eikenhout.
02 Jan Jacobs 15 PCS
Stoel vervaardigd uit vuren constructiemultiplex.
03 Lynn Van Beeck Flexchair
Stoel volledig opgebouwd uit materiaal van een lattenbodem.
04 Kenn van Overveld 100°
Modulair systeem waarmee verschillende interieuruitrustingen gemaakt kunnen worden.
Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Gent PROFESSIONELE BACHELOR INTERIEURVORMGEVING
05 Eva De Smet Shells
Handgemaakte borden in porselein en steengoed die een spel van schaduw creëren.
06 Bram Vanderbeke Woven Werkplek op basis van verschillende latten die door elkaar verweven werden.
07 Hanne Vanhaesebrouck Felt Good
Zitobject bestaande uit verschillende lagen vilt.
Lessius Mechelen
17 Ilse Leysen Furr Desk
10 Elissa Jenart Salix
18 Koen Van Extergem Free
Tafel met massief houten blad dat gedragen wordt door een frêle stalen structuur. Foto: Isabel Rottiers
Toonbank die een nieuwe boost geeft aan haar vaders rietvlecht-ambacht. Foto: Isabel Rottiers
11 Marly van Nisterdael Jenga
Tafel die in lengte aanpasbaar is, gemaakt op basis van houtresten. Foto: Isabel Rottiers
12 Jonas van Oers Drop table
Conform het eeuwenoude principe van een bijl moet deze tafel regelmatig water krijgen ten behoeve van de stabiliteit. Foto: Isabel Rottiers
13 Jasmien Vanhees Ceci n’est pas un cintre
Zetel geïnspireerd op de vorm van een kapstok. Foto: Isabel Rottiers
14 Lisbet Cools nachttafel voor een koppel
Van één nachttafel kunnen twee nachttafels gemaakt worden. Foto: Marijke Respeel
15 Geert-Jan Gielen V-chair
Eén zelfde element spiegelen, roteren en herhalen waardoor een zitmeubel ontstaat. Foto: Marijke Respeel
08 Audrey De Man In da hood
16 Jielt Gregoire Trigger
Een capuchon XXL geeft elke oude zetel een nieuwe outfit en zijn gebruiker de nodige privacy. Foto: Isabel Rottiers
juweelontwerp
Media, Arts & Design faculty Hasselt
Lounger bestaande uit handgemaakte keramiekschakels als zitting. Foto: Isabel Rottiers
ACADEMISCHE MASTER OBJECT & JEWELLERY
03 Denise Gielen Faire les Cuivres
ACADEMISCHE MASTER JUWEELONTWERP EN EDELSMEEDKUNST
Onderzoek naar visuele vervreemding via fragmentatie, samenstelling en herhaling.
01 Celina Gram Tasteful jewellery
04 Katrijn Van Damme The wrap effect
Concept van eetbare sieraden gaat de strijd aan met de westerse attitude van massacosumptie van voedsel, eetstoornissen, voedseltekorten en bergen afval.
Reeks van sieraden, gaande van naar amuletten verwijzende hangers tot kettingen die doen denken aan klassieke parelkettingen, met kinderkralen als rode draad.
02 Jonathan Hens MUT.8
Sint Lucas Antwerpen
Tinnen juweelobjecten die symbool staan voor de transformatie van het dag- naar het nachtleven. Foto © Hanne Nieberding
Secretaire voor kat en baasje in eikenhout en synthetisch vilt. Foto: Marijke Respeel
Barkruk die 360° roteerbaar is en in hoogte verstelbaar. Foto: Marijke Respeel
19 Marthe Vanthuyne Transit
Tussen de twee zitposities van deze stoel veranderen de hoogte, hoek en helling. Foto: Isabel Rottiers
Provinciale Hogeschool Limburg ACADEMISCHE MASTER INTERIEURARCHITECTUUR
20 Jolien Fagard Okapi
Meubel met twee verschillende zitmogelijkheden opgebouwd uit multiplex.
21 Annelien Houbregs Lana
Onderzoek naar het gebruik van Peruaans textiel. BACHELOR NA BACHELOR MEUBELONTWERP
PROFESSIONELE BACHELOR INTERIEURVORMGEVING
Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Antwerpen
86
09 Tom Donse Dinner table 1.0
ACADEMISCHE MASTER JUWEELONTWERP
05 Clarisse Bruynbroeck Het getekende lichaam
Juwelenreeks die uitdrukt hoe het ‘gekende’ (lichaam) plaats maakt voor het ‘vreemde’, de ziekte.
Sint-Lukas Brussel PROFESSIONELE BACHELOR INTERIEURVORMGEVING
22 Babien De Putter Park Grisar, Kuregem
Aanhangsel voor een hekwerk waarbij de vorm en functie door middel van rotatie kunnen variëren.
23 Linda Luyckx Presentation
Presentatiesysteem bestaande uit presentatiekasten en panelen, die 360° rond de steunpijler gedraaid kunnen worden.
01
juweelontwerp
02
04
03
05
05
87
23
Sint-Lucas Gent ACADEMISCHE MASTER KERAMIEK EN GLASKUNST
01 Jolien Holvoet Alledaagse schoonheid
Werk dat alles in de omgeving laat vervagen omwille van haar schoonheid.
02 Karen Meirsman Mijn witte belevingswereld
PoĂŤtisch universum van vulkanische architectuur dat plaats biedt voor herinnering en verbeelding.
KERAMIEK EN GLASKUNST
01
88
02
grafisch ontwerp
01
02
89
grafisch ontwerp
06
90
01
09
07
08
10
03
04
05
09
91
11
GRAFISCH ONTWERP Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Antwerpen
07 Nick Mattan
Media, Arts & Design faculty Hasselt
ACADEMISCHE MASTER GRAFISCH ONTWERP
Onderzoek over interdisciplinaire vormgeving, dat leidde tot samenwerkingen met allerhande kunstenaars, met als thema ‘Alan Turing en het gegeven computer’.
14 Kristien Behets
01 Joris De Raedt
Urban Wildlife
Stadsgidsen, continentgidsen, een luxe-wereldeditie en een digitaal platform over ongewone diersoorten in stedelijke milieus.
02 Anna Fyrsten Sleep
Foto’s en een magazine rond het thema ‘slapen’, om een betere slaapgezondheid te promoten.
03 Aaron Harris
+ 300 books, Fixed and Refixing
Aan de hand van het oeuvre van Studio Luc Derycke werd gezocht naar een vernieuwende kijk op het gegeven portfolio en de grafische registratie en archivering van een dynamisch ontwerpproces.
04 Robin Pauwels
Bespoke agenda system
Project over het registreren en noteren van tijd, dat resulteerde in een reeks van 15 systemen, die zich bevinden tussen een agenda en een notitieboek, samen te stellen door de gebruiker zelf.
05 Marieke Smets NATUREALLY?
Illustratief onderzoek over hoe op een positieve manier vanuit de kunsten kan worden bijgedragen tot een groter ecologisch bewustzijn.
Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Gent ACADEMISCHE MASTER GRAFISCH ONTWERP
Let’s collaborate
08 Jozefien Meelberghs
The Original Copy
Door de bouwstenen uit bestaand werk te gaan reproduceren in nieuwe combinaties ontstaat werk waarin een dialoog tussen verschillende stromingen en periodes tot stand komt.
09 Debby Vervoort
De beeldenmachine
Toevalsfactoren bepalen voor een groot deel het eindresultaat door een kader op te zetten waarbinnen beelden kunnen ontstaan.
ACADEMISCHE MASTER GRAFISCH ONTWERP
Moving pages
Eigen interpretatie van de film Blow-up van Michelangelo Antonioni in boekvorm, aan de hand van een vormgeving gebaseerd op de filmtheorieën van Sergej Eisenstein.
15 Jordi Houbrechts
Vision loss Educatief boek over de vier meest voorkomende zichtbelemmeringen, bestemd voor zowel slecht- als goedzienden.
16 Jessie Jans
DE DETECTIVEROMAN versie 2.0
ACADEMISCHE MASTER INFORMATION DESIGN
Herwerking van het boek Mannen die vrouwen haten van Stieg Larsson tot een nieuw verhaal waarbij de interactie met de lezer wordt vergroot door middel van typografie.
10 Sara Declercq
17 Willem Kissembeek
LUCA, campus Sint-Lukas brussel
INSTRUCTEDBAG
Ode aan de print
Open designkit om je eigen lederen tas te maken, waarbij de print het volume van de tas bepaalt.
11 Veerle Deschuyffeleer
18 Peter Mulders
Au fil du temps
Draad per draad verschijnt het uitgavenpatroon van de consument, waarbij parameters zoals prijs, waarde en noodzaak het uitzicht van het wandtapijt bepalen.
12 Anne Manteleers
Objectieve tijd vs subjectieve tijd
Typografie voor Tieners
Doe-expo en spel met als doel tieners te laten kennismaken met typografie.
19 Caroline Pettens Op neurotische wijze
Kookboek met als rode draad de neurose in de keuken.
Een complexe plooistructuur laat toe de inhoud – een fictieve tentoonstelling in Warschau van vier onbestaande kunstenaars – van plaats te wisselen.
13 Jan Sidgwick
20 Christophe Clarijs
Installatie die de bevolkingsdichtheid van 26 Europese landen visualiseert, door middel van schaal en inlevingsvermogen.
If You Think Of It, It Exists Somewhere
Visueel onderzoek naar het verschil en de relatie tussen objectieve tijd (klokkentijd) en subjectieve tijd (ervaringstijd).
Boek samengesteld uit bedrukt papierafval, met een toegevoegde gedrukte boodschap.
06 Joris Dockx
92
A-mount-ains
Sint Lucas Antwerpen ACADEMISCHE MASTER GRAFISCH ONTWERP
Printernet, Piracy & Publishing
Print on demand publicatie die verscheidene experimenten over internetpiraterij en grafisch ontwerp documenteert.
12
14
17
13
15
16
18
19
18
93
20
GRAFISCH ONTWERP 21 Arno Heeren
28 Annelies Siersack
Uitbreiding van de NMBS-website die treinreizen online mogelijk maakt.
Artist unknown
Installatie waarmee de schoonheid van olievlekken wordt gecreëerd, getoond, beheerd, gecontroleerd en vereeuwigd.
22 Naomi Kolsteren
Nature Morte
Beelden van’ dode natuur’, geïnspireerd op de problematiek van plastic in onze leefwereld.
23 Sanne Schrijvers
Wiskundige Taal Verbeelding
Systematische benadering van taal door middel van wiskunde waarbij woordsoorten geometrische vormen worden en zinsdelen een specifieke kleur krijgen.
24 Céline Van de Velde
Proces van het verzamelen / Persoonlijk archief
Ordening van een eigen beeldenarchief van ruim 4 000 beelden in twee publicaties.
Sint-Lucas Gent ACADEMISCHE MASTER GRAFISCH ONTWERP
29 Pieter Steyaert LOUISe
iPad-applicatie met digitale organismen die zich voeden met kleuren die vastgelegd worden door de camera van het tablet.
PROFESSIONELE BACHELOR BEELDENDE VORMGEVING
30 Hannah De Jonghe
Nothing Happens Until Something Moves
Educatieve encyclopedie over het universum, meer bepaald over alles wat je ziet vanaf de aarde met het blote oog.
31 Fran Van de Velde
Praxis, European Center for project/internship Excellence
Volledige identiteit voor een reëel initiatief met veel ambitie.
25 Hadewych Becuwe
32 Maud Vervenne
& Jade Janssens
Persoonlijke interpretatie van het boek Twintigduizend mijlen onder zee van Jules Verne in een ‘bewegend’ boek.
Twintigduizend Mijlen
26 Lucas Caesens
GRAFOMAAT SLG12
Machine die tot 16 miljoen verschillende affiches kan genereren die voldoen aan de cliché-stijlkenmerken die meermaals over Sint-Lucas Gent werden aangehaald in interviews.
27 Maaike Ongena 94
Railview
FAZ nr 114 - Memoires
Onderzoek naar hoe een krant gelezen wordt en welke impact de beeldkeuze op de lezer heeft.
Een alterego boek
Drie boekenreeksen waarbij je als lezer in de huid kruipt van het hoofdpersonage om uiteindelijk een volleerd detective te worden.
33 Lisa Wallyn [read]
Online platform om boeken vanuit een visuele, meer associatieve invalshoek te ontdekken.
21
24
22
23
25
26
27
28
29
30
01
31
32
33
Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Gent ACADEMISCHE MASTER TEXTIELONTWERP
01 Hermine Van Dijck Contemporary slow
Werk waarin er een kruisbestuiving ontstaat tussen de snelheid van een machine en de puurheid van handwerk.
02 Alice van Innis Verbeelding Werkelijkheid
De realiteit verlangt naar magie, verwondering, schoonheid, vreugde.
Sint-Lucas Gent ACADEMISCHE MASTER TEXTIELONTWERP
03 Maghalie Dooms (Im)perfectie
Reeks weefsels geïnspireerd op de ‘afstotelijke’ imperfecties van de menselijke huid.
04 Mel Roose Exchange
Collectie breiwerk waarvoor een modulair meubel werd ontwikkeld door Eva Menga.
05 Lien Van den Heuvel Een kwetsbaar proces
Reeks weefsels bijna zonder kleur, die de nadruk legt op de constructie, op datgene wat de draden tot stof maakt.
01
textielontwerp
03
96
04
02
97
05
01
productdesign
98
02
03
05
04
07
06
07
08
09
99
10
11
100
12 Artesis Hogeschool Antwerpen
ACADEMISCHE MASTER PRODUCTONTWIKKELING
01 San Bonquet Kwanti
Apparatuur (afmeetset en online applicatie) voor personen met een mentale beperking die zorgt voor ondersteuning bij het koken.
PROFESSIONELE BACHELOR INDUSTRIEEL PRODUCTONTWERPEN
07 Michael Debels Cloud Table
Tafel waarvan de tafelbladen kunnen verschoven worden en die in hoogte verstelbaar is.
02 Ruben Camerlynck
08 Sep Verboom
Injectie device voor intradermaal gebruik, die het probleem rond de Mantoux-techniek oplost.
Vaxintradermal II
03 Tom De Boeck Movess
Nieuw concept in de wereld van geautomatiseerde verpakkingslijnen.
04 Vincent Pirenne Pico
Automatische grijper die het behandelen van buizen optimaliseert.
FANtasized
Lampen ontwikkeld uit lokale afvalstoffen uit Barangay Luz (Filipijnen), met een focus op lokale tewerkstelling.
09 Jonathan Verheye Columen
Display voor brillen.
ACADEMISCHE MASTER INDUSTRIEEL ONTWERPEN
10 Annelies Rollez
MICCO press
05 Annelies Sierens
11 Cesar Vandevelde
Mobilizo
Toestel dat de mobilisatie van de onderste ledematen mogelijk maakt, met drie modussen.
06 Gert Van Laer CUMAPO
100
Industrial Design Center Howest Kortrijk
Drukmasker voor het gelaat van brandwondenpatiĂŤnten ontwikkeld door middel van 3D-scanning en 3D-printing.
Koffiezetapparaat voor gebruik in een microgolfoven die straling richt enkel op de plaats waar water moet verhit worden.
ONO
Sociale knuffelrobot voor kinderen.
Media, Arts & Design faculty Genk ACADEMISCHE MASTER PRODUCTDESIGN
12 Johan Langens HERBy
Kruidentuintje om de algemene sfeer in een verzorgingstehuis op te krikken.
P. 82-85 01 Chair with a seat made of plywood with an oak veneer and
P. 88 01 Work that transforms everything in one’s surroundings on
legs of solid European oak.
02 Chair made of pine construction plywood. 03 Chair built entirely out of materials taken from a
plasticity in our living environment.
02 Poetic universe of volcanic architecture that offers space for
whereby word types become geometric forms and phrases
are assigned a specific colour.
4000 images in two publications.
Leagues Under the Sea by Jules Verne in a ‘moving’ book.
03 By means of the work of Studio Luc Derycke, a fresh
satisfy the cliché style features of Sint-Lucas, Ghent, that
look is taken at the given portfolio and the graphic
are frequently evoked in interviews.
registration and archiving of a dynamic design process.
the choice of images has on the reader.
account of its beauty.
memory and imagination.
04 Modular system out of which various interior
P. 89-95 01 City guides, continent guides, a luxury world edition
slatted base.
fittings can be made.
05 Handmade plates in porcelain and stoneware that
create a play of shadows.
06 Work space based on various slats woven
through each other.
07 Seat made of several layers of felt. 08 An XXL hood gives an old chair a new outfit and its user the
necessary privacy. Photo: Isabel Rottiers
09 Table with solid wooden top that is supported by a delicate
steel structure. Photo: Isabel Rottiers
10 Display table that gives a new boost to her father’s basket-
weaving business. Photo: Isabel Rottiers
11 Adjustable-length table made of wooden remnants. 12 In accordance with the age-old principle of an axe, this
22 Images from ‘dead nature’, inspired by the problem of
and a digital platform on unusual wildlife in urban milieus.
02 Photos and a magazine on the theme of ‘sleeping’,
to promote better and healthier sleep.
04 Project on the recording and noting of time, which resulted
23 Systematic consideration of language using maths, 24 Ordering of the artist’s own image archive of more than 25 Personal interpretation of the book Twenty-thousand 26 Machine that can generate up to 16 million posters that
27 Research into how a newspaper is read and what impact
in a series of 15 systems that are somewhere between
28 Extension of the Belgian National Railways website that
an agenda and a notebook, to be put together by the
makes it possible to take train journeys online.
user him- or herself.
by the colours recorded by the tablet’s camera
on everything you can see from Earth with the naked eye.
05 Illustrative study of how a positive manner based on the
arts can contribute to greater ecological awareness.
06 A complex folding structure that allows the
29 iPad application with digital organisms that are nourished 30 Educational encyclopaedia on the universe, and in particular
contents – a fictitious exhibition in Warsaw of four
31 Complete identity for a real initiative with a great
non-existent artists – to change places.
deal of ambition.
13 Chair inspired by the shape of a hat rack.
collaboration with various types of artists, around the theme
skin of the main character, in order ultimately to become a
Photo: Isabel Rottiers
of ‘Alan Turing and the data computer’.
fully qualified detective.
15
Photo: Marijke Respeel
reproduced in new combinations, there comes into
more associative perspective.
Reflecting, rotating and repeating a single component into
being a work that engages in dialogue between the various
a chair. Photo: Marijke Respeel
currents and periods.
P. 96-97 01 Work that gives rise to a cross-fertilisation between the
of Belgian clay. Photo: Isabel Rottiers
final result achieved by setting up a frame within which
images can come to be.
for which the print determines the volume of the bag.
04 Collection of knitted work for which a piece of modular
Thread by thread, the spending pattern of the consumer
table has to have water added regularly in order to ensure
its stability. Photo: Isabel Rottiers
14 Night table that consists of an extra night table.
16 Lounge chair with a seat of handmade ceramic links made 17 Secretaire for a cat and its owner made of oak
and synthetic felt. Photo: Marijke Respeel
18 Bar stool that can rotate 360° and is adjustable in height.
Photo: Marijke Respeel
07 Research into interdisciplinary design, which led to 08 By means of building blocks taken from existing work,
09 Accidental factors play a major role in determining the 10 Open design kit for making your own leather bag, 11
32 Three series of books in which the reader can get under the 33 Online platform for discovering books from a visual and
speed of a machine and the purity of handiwork.
imperfections of human skin.
furniture was designed by Eva Menga.
02 Reality longs for magic, wonder, beauty, joy. 03 A series of textiles inspired by the ‘repellent’
19 The two seats of this chair are adjustable in height, angle and
appears, so that parameters such as price, value and
05 A series of nearly colourless textiles, where the
need determine the appearance of the tapestry.
emphasis is on the construction, on that which turns
the threads into fabric.
slope. Photo: Isabel Rottiers
20
Furniture with two different possible seating
12 Visual investigation of the difference and relationship
arrangements made of plywood.
between objective time (clock time) and subjective
time (experiential time).
26 European countries, by means of scale and empathy.
21 Investigation into the use of Peruvian textiles. 22 Appendage to a fence, whereby form and function can vary
by means of rotation.
23 Display system consisting of display cases and panels that
13 Installation visualising the population densities of 14 Personal interpretation of Michelangelo Antonioni’s film
people with mental handicaps with cooking.
problem with the Mantoux technique.
02 Injection device for intradermal use which solves the
15 Educational book on the four most common visual
Device that promotes the mobilisation of the lower
of mass consumption of food, eating disorders, food
impairments, intended for both the seeing
extremities, with three modes.
shortages and mountains of rubbish.
and the visually impaired.
means of 3D scanning and 3D printing.
(the Philippines), with a focus on local employment.
Blow-up in book form, by means of a design based on the
P. 86-87 01 Concept of edible jewellery combats the western attitude
film theories of Sergei Eisenstein.
can be turned 360° around the supporting pillar.
02 Tin jewellery that symbolize the transformation of day into nightlife. Photo © Hanne Nieberding
03 Investigation into visual alienation via fragmentation,
03 04 05
P. 98-100 01 Apparatus (measuring set and online application) to help
composition and repetition.
04 Jewellery series, ranging from hangers that evoke amulets
16 Reworking of the book titled The Girl with the Dragon Tattoo
by Stieg Larsson into a new story in which the interaction
with the reader is enhanced by means of the typography.
printed message.
teenagers with typography.
17 Book made of printed wastepaper, with an additional
New concept in the world of automated packing string. Automatic gripper that facilitates the handling of pipes.
06 Facial mask designed for the face of burn patients by 07 Table with a sliding top that is adjustable in height. 08 Lamps made of local waste materials from Barangay Luz
to chains that recall traditional rows of pearl, with children’s
18 Interactive exhibit and game intended to familiarise
09 Display for eyeglasses. 10 Coffeemaker for use in a microwave oven that directs the
beads as the unifying theme.
waves solely at the place where the water needs to be
heated up.
05 Jewellery series that expresses how the ‘known’ (body)
makes room for the ‘foreign’, illness.
19 Cookbook with as its guiding theme neurosis in the kitchen. 20 Print on demand publication that documents various
experiments with internet piracy and graphic design.
displayed, managed, controlled and preserved.
21 Installation in which the beauty of oil stains is created,
11 Sociable stuffed toy robot for children. 12 Botanical garden intended to enliven the atmosphere
at a care home.
101
Ode to the history of mining and a lesson for the future Exhibition The Machine | Christian Oosterlinck
Until 30 September, Manifesta, the European Biennial for Contemporary Art, is being hosted by the town of Genk. Manifesta is located mainly on the former mine sites of Waterschei and Winterslag. At the latter site, better known as C-Mine, three events are taking place: Piet Stockmans invited his friends Hugo Duchateau and Ado Hamelryck to his studio, there is an exhibition by Sofie Muller and Design Hub Limburg is bringing The Machine. The Machine, dedicated to miners everywhere, engages in dialogue with the industrial past of C-Mine, and is set up in the midst of the latter’s remains. It is an artistic enquiry into the machines of tomorrow that will influence our lives. In this project, designers go in search of ways to produce their own work, as an alternative to mass production and consumption. Art centre Z33 has been engaged with this theme for a while, and with the solutions that designers and artists can offer. This exhibition can also be considered as a sort of summary of the whole theme, but at the same time it includes many new international names Some of the machines were displayed as ‘teasers’ at the Ventura Lambrate in Milan: the Spiderfarm by Thomas Maincent, in which spiders mass produce silk for human beings, and the Metabolic Factory by Thomas Vailly, which turns human hair into a bioplastic that resembles leather. Joong Han Lee designed a human 3D printer that reverses the usual relationship between human creation and machine production: the viewer extrudes the material but is confined within the borders of a virtually created project. The exhibition is divided according to three themes: Tools, Materials and Systems. The Tools are instruments to assist in creation. Christian Fiebigs’ project Computer Augmented Craft suggests possible alternatives to the designer 102
Ode aan het mijnverleden en een les voor de toekomst
Christian Oosterlinck
Tentoonstelling The Machine
Line 02, Thomas Vailly
Tot 30 september is Manifesta, de Europese BiĂŤnnale voor Hedendaagse Kunst, te gast in Genk. Manifesta situeert zich vooral op de oude mijnsites van Waterschei en Winterslag. Op de laatste site, beter bekend als C-Mine, vinden drie events plaats: Piet Stockmans nodigde in zijn atelier zijn vrienden Hugo Duchateau en Ado Hamelryck uit, er is een tentoonstelling van Sofie Muller, en Design Hub Limburg brengt The Machine.
103
Waiting for the People, Tal Erez
Don’t look too Deep, Linde Hermans 104
The Machine is opgedragen aan alle mijnwerkers, gaat in dialoog met het industriële verleden van C-Mine, en is ook opgesteld tussen de restanten ervan. Het is een artistiek onderzoek naar de machines van morgen die ons leven zullen beïnvloeden. Daarbij gaan designers op zoek naar manieren om hun werk zelf te produceren, als een alternatief voor de massaproductie en -consumptie. In kunstencentrum Z33 is men al een tijdje bezig met dit thema en met de oplossingen die designers en kunstenaars daaromtrent kunnen bieden. Deze tentoonstelling kan dan ook beschouwd worden als een soort samenvatting van dit alles, maar met tegelijkertijd toch heel wat nieuwe internationale namen. Sommige van de machines waren als teaser al op Ventura Lambrate in Milaan te zien: de Spiderfarm van Thomas Maincent waarbij spinnen massaal zijde produceren voor de mens, en de Metabolic Factory van Thomas Vailly die mensenhaar tot een bioplastic verwerkt dat op leder lijkt. Joong Han Lee ontwikkelde een menselijke 3D-printer die de normale verhouding tussen menselijke creatie en machinale productie omdraait: de mens spuitgiet het materiaal maar wordt daarin beperkt tot de contouren van een virtueel gecreëerd object. De tentoonstelling wordt opgesplitst in drie thema’s: Tools, Materials en Systems. De Tools zijn hulpmiddelen bij de creatie. Christian Fiebigs project Computer Augmented Craft
suggereert de ontwerper mogelijke alternatieven tijdens het creatieve proces. Het duo Mischer’Traxler laten een printer een vorm opbouwen uit houtfineer, waarbij de hoeveelheid zonlicht of het aantal toeschouwers mee de kleur bepaalt. Hier vinden we ook weer L’Artisan Electronique van Unfold, maar misschien minder gekend is hun Kiosk: een soort van 3D-copyshop, geïnstalleerd op een driewieler waarmee ze naar de klanten toe kunnen rijden. Bij het thema ‘materialen’ zien we, naast de pins door D’hanis & Lachaert gemaakt uit oude muntstukken, nog objecten uit natuurlijke polymeren van Formafantasma. Onder Systems vinden we natuurlijk de OS WaterBoiler van Jesse Howard en Thomas Lommee terug. Eugenia Morpurgo, pas afgestudeerd aan de Design Academy in Eindhoven, ontwikkelde Repair it Yourself, een uitnodiging aan het publiek om zelf schoenen te herstellen. Dit proces wordt gefilmd, wat dan op zich weer een handleiding wordt voor anderen. Een heel esthetisch project is SAVE AS (Mine), een project van Maya Ben Dabid, Jon Stam en Roee Kremer. Het zijn tegels die verwijzen naar het mijnverleden en die driedimensionaal afgedrukt kunnen worden. Samen vormen de tegels een mozaïek van het maatschappelijke geheugen. Voor de scenografie werd beroep gedaan op John Franzen en Kaspar Hamacher, die zich inspireerden op de oude mijnschachttorens. Tij-
dens de tentoonstelling worden allerlei workshops georganiseerd: Create a Fashion Thing, Hack a Thing, Print a 3D Thing enz. Er is ook een beknopt designers in residence-programma: vijf ontwerpduo’s worden gedurende 14 uur opgesloten in de tentoonstelling en experimenteren er met de aanwezige machines en materialen. Een selectie van de resultaten van de workshops en residenties worden vervolgens in de tentoonstelling opgenomen. Wie de verplaatsing naar Genk maakt moet zeker ook op de Waterschei-site, in een vroegere Turkse kapperszaak tegenover de mijngebouwen, de tentoonstelling Man&Fiesta gaan bezoeken, van het ontwerperscollectief Het Labo. 40 kunstenaars en ontwerpers transformeerden een oud servies tot een artistieke installatie. Zoals we van Het Labo gewoon zijn, is het een ‘mix van artistieke hoogstandjes met een knipoog’ geworden, waar voor de gelegenheid nu ook enkele jonge Turken – letterlijk en figuurlijk te nemen – bij betrokken zijn. Eenvoudig maar geniaal zijn de drinkglazen van Linde Hermans waarin onderaan kleine spiegeltjes zijn aangebracht: Don’t look too deep. Stijn Ruys maakte een geometrische puzzel met stukken bestek. Industrieel ontwerper Frederik Aerts verstopte alle decoratieve elementen van het bestek onder een strak en sober 3D-geprint handvat. Ick Reuvis maakte een constructie van glazen. Jo Klaps bouwde een gladiator uit stukken servies.
www.the-machine.be | www.hetlabo.be | www.manifesta9.org
during the creative process. The Mischer’Traxler duo has a printer build a form out of wood varnish, in which the quantity of sunlight or the number of viewers helps determine the colour. Here we also see L’Artisan Electronique by Unfold, but somewhat less well known, perhaps, is the same group’s Kiosk, a sort of 3D copyshop set up on a tricycle which they can ride to go to their clients. Under the theme of ‘materials’, we see, in addition to the brooches made by D’hanis & Lachaert out of old coins, other objects made of natural polymers by Formafantasma. Under the heading Systems we have the OS WaterBoiler of Jesse Howard and Thomas Lommee. Eugenia Morpurgo, a recent graduate of the Design Academy in Eindhoven, developed Repair It Yourself, an invitation to the public to repair their own shoes. This process is filmed, and the result in turn serves as a manual for others. Then there is the highly aesthetic project entitled SAVE AS (Mine) by Maya Ben David, Jon Stam and Roee Kremer. These are tiles that evoke the history of mining and that can be printed in three dimenions. Together, the tiles make up a mosaic of the mines’ social history. For the exhibition design, the venture called upon the services of John Franzen and Kaspar Hamacher, who drew inspiration from the old mine shaft towers. During the exhibit, all sorts of workshops are being organised: Create
a Fashion Thing, Hack a Thing, Print a 3D Thing etc. There is also a limited designers-in-residence programme: five pairs of designers are locked up for 14 hours in the exhibition space and experiment with the machines and materials present. A selection of the results of the workshops and residencies are then included in the exhibition. Anyone who visits Genk for the occasion should be sure to visit the Waterschei site as well, a former Turkish hair salon across from the mine buildings, to see the exhibition Man&Fiesta, by Het Labo design collective. 40 artists and designers have transformed an old tableware set into an artistic installation. As we have come to expect from Het Labo, it is a mix of artistic tour de force with a wink, in which a few young Turks – in both the literal and the figurative senses – are involved for the occasion. Simple but ingenious, the drinking glasses by Linde Hermans, incorporating small mirrors at the bottom: Don’t look too deep. Stijn Ruys constructed a geometric puzzle with pieces of cutlery. The industrial designer Frederik Aerts piled all sorts of decorative elements of the silverware under a stern and austere 3D printed handle. Ick Reuvis designed a construction out of glasses. Jo Klaps built a gladiator out of pieces of tableware. www.the-machine.be | www.hetlabo.be | www.manifesta9.org
105
agenda Tentoonstellingen België Antwerpen
Madame Grès: Sculpturale Mode van 12.09.2012 tot 10.02.2013 Modemuseum - MoMu Prov. Antwerpen Nationalestraat 28/1 03 470 27 70 www.momu.be
Brugge
Paul Funcken, Han de Kluijver, Carine Neutjens, Frederik Van Overschelde tot 08.09.2012 Frank van den Ham, Sabine Lintzen, Ilse Van Roy, Wouter Bolangier van 22.09.2012 tot 17.11.2012 Art-O-Nivo Wollestraat 25 050 33 50 61 www.artonivo.be
Brussel
The Automatic Art shop van 03.09.2012 tot 28.09.2012 Academie voor Schone Kunsten van Brussel Zuidstraat 144 02 506 10 10 www.arba-esa.be Brazilian Modern van 08.09.2012 tot 29.09.2012 Ampersand House Tasson Snelstraat 30 www.ampersandhouse.com Wolfgang Bregentzer: Atom van 08.09.2012 tot 30.09.2012 Intersections#2: Achilles, Lucile Soufflet, Diane Steverlinck van 13.09.2012 tot 06.01.2013 Atomium Eeuwfeestlaan www.atomium.be Michael Bihain: Be Manos - Be Bihain van 06.09.2012 tot 30.09.2012 Be Manos Square de l’Aviation 23 02 520 65 65 www.bemanos.com
106
Jules Wabbes (1919-1974) van 17.10.2012 tot 06.01.2013 Bozar – Paleis voor Schone Kunsten Ravensteinstraat 23 02 507 84 30 www.bozar.be ELII. Paysage in Progress tot 23.09.2012 Spirit of Hemp, a carpet collection by Wabi Sabi van 05.09.2012 tot 30.09.2012 1000 Kamers met uitzicht tot 14.10.2012 CIVA Kluisstraat 55 02 642 24 50 www.civa.be Maija Louekari & Marimekko: “be happy!” van 06.09.2012 tot 29.09.2012 Daniel Perahia Brandhoutkaai 63 02 223 38 90 www.danielperahia.be ApertoChiuso van 07.09.2012 tot 04.11.2012 Design Vlaanderen Galerie Kanselarijstraat 19 02 227 60 68 www.designvlaanderen.be Objekten at blank van 06.09.2012 tot 30.09.2012 Diito Dageraadstraat 62 02 646 16 10 www.diito.be Homologie: Louise Charlier, Judicaël Cornu, Thibault De Becdelievre, Quentin de Coster e.a. van 08.09.2012 tot 30.09.2012 Espace Wallonie à Bruxelles Grasmarkt 25-27 02 506 43 40 Wooderful world & supertextiles van 21.09.2012 tot 30.09.2012 Fedustria Hof ter Vleestdreef 5 bus 1 02 528 58 42 www.fedustria.be What’s up @ Flore? Zaha Hadid, Jurgen Bey, Hervé Van der Straeten e.a. van 06.09.2012 tot 26.10.2012 Galerie Flore Dalstraat 40 www.galerieflore.com
Reboutonne-le ! Levendige Hongaarse mode van 19.09.2012 tot 26.10.2012 Hongaars Cultureel Instituut Balassi Treurenberg 10 02 09 07 50 www.brusszel.balassiintezet.hu Kleur – De Invasie van 06.09.2012 tot 29.09.2012 La Fabrika Dansaertstraat 182 www.kleurseptember.be Chantal Delporte: Au-delà de que ce que le regard me donne à voir … van 02.09.2012 tot 30.09.2012 La Vitrine Kolenmarkt 96 www.azais.be
Pascal Breucker: Porcelaine & Opaline van 06.09.2012 tot 30.09.2012 Pantone Hotel Loixplein 1 www.pantonehotel.com Eat symbols by Harry+LVH van 08.09.2012 tot 29.09.2012 Pimpinelle Vlaamsesteenweg 57 www.pimpinelle.be Mikael Jackson Aneta Regel Deleu van 08.09.2012 tot 06.10.2012 Puls Contemporary Ceramics Kasteleinsplein 4 02 640 26 55 www.pulsceramics.com
Tapis Tridimensionnel by Delphine Beau Morandini van 13.09.2012 tot 31.10.2012 Librairie Quartier Latin Martelarenplein 14 www.cfc-editions.be
DSCTHK van 21.09.2012 tot 28.09.2012 Recyclart Station Brussel-Kapellekerk Ursulinenstraat 25 02 502 57 34 www.recyclart.be
Visual Grammar Modern Theory van 06.09.2012 tot 18.09.2012 MAD – Centre Mode Design Brussels Nieuwe Graanmarkt 10 www.madbrussels.be
Genevieve Levivier: Houten Kant van 06.09.2012 tot 30.09.2012 The Dominican Léopoldstraat 9 02 203 08 08 www.dominican.be
Emergency – S.O.S design made in Luxembourg van 03.09.2012 tot 30.09.2012 Maison du Luxembourg Avenue de Cortenbergh 75 www.designcity.lu
Perspective_s from Poznan van 22.09.2012 tot 29.09.2012 The Egg Exploitation Barastraat 175 www.designedforpoznan.pl
Mathias van de Walle déménage van 29.09.2012 tot 30.09.2012 Mathias van de Walle déménage Graystraat 147 www.mathiasvandewalle.com Michael Young for EOQ van 25.09.2012 tot 30.09.2012 Michael Young Studio Europe Zennestraat 19 www.michael-young.com Handmade tot 31.12.2012 Museum voor het Kostuum en de Kant Violetstraat 12 02 213 44 50 musea.brussel.be
Belgian Design Edition: Alain Berteau, Damien Bihr, Nicolas Bovesse, Nathalie Dewez e.a. van 21.09.2012 tot 07.10.2012 The Gallery Moderne Schoolstraat 17 02 217 63 58 www.thegallerybruxelles.com Willenz + CIRVA, glassworks van 06.09.2012 tot 06.10.2012 Victor Hunt Gallery Lambert Crickx 16 02 787 99 57 victor-hunt.com
Deinze
Benoît van Innis van 02.09.2012 tot 04.11.2012 Ann Van Hoey van 17.11.2012 tot 20.01.2013 Museum van Deinze en de Leiestreek Lucien Matthyslaan 3/5 09 381 96 70 www.museumdeinze.be
Deurne
Patro(o)n Wim Ibensprijs 2012 tot 24.10.2012 Zilvermuseum Sterckshof Hooftvunderlei 160 03 360 52 52 www.zilvermuseum.be
Genk
The Machine - A new industrial revolution tot 07.10.2012 Humanovation - C-Mine Evence Coppéelaan 91 089 65 59 01 www.humin.be; www.c-mine.be Krachten: Hugo Duchateau, Piet Stockmans, Ado Hamelryck tot 30.09.2012 Studio Pieter Stockmans C-mine 100 bus 2 089 38 23 62 www.pietstockmans.com
Gent
Achiel & Marieke Pauwels tot 09.09.2012 Caermersklooster Vrouwebroersstraat 6 09 269 29 10 www.caermersklooster.be Pieter De Bruyne (1931-1987), Pionier van het postmoderne. Destrøy/Design. Een selectie uit de collectie van Frac Nord-Pas de Calais tot 21.10.2012 Design museum Gent Jan Breydelstraat 5 09 267 99 99 www.design.museum.gent.be Malvine Marichal tot 06.10.2012 Galerie Pont&Plas Hooiaard 6 (hoek Graslei) 09 225 07 69 www.pontenplas.be
Illustrarte 2012 van 07.09.2012 tot 30.09.2012 Hogeschool Gent – Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Jozef Kluyskensstraat 2 09 266 08 85 acad.hogent.be
Hasselt
Dressing the 20th Century / De 20ste Eeuw Aangekleed tot 06.01.2013 Modemuseum Hasselt Gasthuisstraat 11 - 011 23 96 21 www.modemuseumhasselt.be Mind the System, Find the Gap tot 30.09.2012 Z33 Zuivelmarkt 33 www.z33.be
Hornu
Guillaume Bardet: L’Usage des Jours tot 16.09.2012 Meisenthal, le feu sacré tot 07.10.2012 C. Aiello et les Designers van 16.09.2012 tot 16.12.2012 Grand-Hornu Images 82, rue Sainte-Louise 065 65 21 21 www.grand-hornu-images.be
Leuven
Sol Lewitt: Colors tot 14.10.2012 M-Museum Leuven Vanderkelenstraat 30 www.mleuven.be
Liège
Wallonie-Bruxelles Design/Mode van 05.10.2012 tot 28.10.2012 Ancienne Halle aux Viandes 4, rue de la Boucherie www.designliege.be Reciprocity: KDD_kidsdrivendesign van 05.10.2012 tot 28.10.2012 Grand Curtius 13, Quai de Maastricht www.designliege.be Design Innovation: Secrets d’objets van 05.10.2012 tot 28.10.2012 Musée d’Ansembourg 114, Féronstrée 04 221 94 02 membres.lycos.fr/ansembourg
Reciprocity: Memorabilia Designing Souvenirs van 05.10.2012 tot 28.10.2012 Musée de la Vie Wallonne Cours des Mineurs www.viewallonne.be Reciprocity: Welcome to Saint-Gilles van 05.10.2012 tot 28.10.2012 Université de Liège - Faculté d’architecture 1, rue Courtois www.archi.ulg.ac.be
Lommel
International Glass Prize 2012 tot 08.10.2012 Glas & Licht van 21.10.2012 tot 10.03.2013 Glazen Huis – Vlaams Centrum voor Hedendaagse Glaskunst Dorp 14b - 011 540 221 www.hetglazenhuis.be
Mons
Prix européen des Arts appliqués 2012 - Connivences tot 09.09.2012 WCC Belgique Francophone 17/02, rue de la Trouille 065 84 64 67 www.wcc-bf.org
Saint-Hubert
Retour aux Sources: Yvonne Knevels e.a. tot 16.09.2012 Palais Abbatial - 061 61 22 01 www.province.luxembourg.be
Denemarken
Ebeltoft –Tobias Mohl & Trine Drivsholm: Hot & Cool Therman Statom: Six voyages tot 18.11.2012 Glasmuseet Ebeltoft Strandvejen 8 - +45 8634 1799 www.glasmuseet.com
Gudhjem
European Glass Context 2012 van 15.09.2012 tot 18.11.2012 Bornholms Kunstmuseum Helligdommen, Sdr. Strandvej 95, Ro +45 56 48 43 86 www.bornholms-kunstmuseum.dk
Hasle
European Glass Context: New Talent van 15.09.2012 tot 18.11.2012 Grønbechs Gård Grønbechs Gård 4 www.groenbechsgaard.dk
Duitsland Deggendorf
Global Paper tot 16.09.2012 Stadtmuseum Deggendorf Östlicher Stadtgraben 28 +49 9 9129 60 555 www.museen-deggendorf.de
Frechen
Keramikpreis 2012 der Frechener Kulturstiftung van 25.10.2012 tot 13.01.2013 Keramion Bonnstrasse 12 +49 2234 228 91 www.keramion.de
Hanau
Annamaria Zanella & Michael Becker: Different Stories formal affinity tot 07.09.2012 Highlights II – Silbvergerät. Sammlung des Deutschen Goldschmiedehaus tot 08.11.2012 Der Stadtgoldschmied Karl Fritsch van 16.09.2012 tot 11.11.2012 Total Stahl – Stahlpreis 2011 van 15.11.2012 tot 10.01.2013 Das Tertiär in der Umgebung von Hanau van 18.11.2012 tot 10.01.2013 Gesellschaft für Goldschmiedekunst / Deutschen Goldschmiedehaus Altstädter Markt 6 +49 61 81 25 65 56 www.gfg-hanau.de
Höhr-Grenzhausen Belgian Ceramics: Lut Laleman, Mieke Everaet, Anima Roos, Ann Van Hoey tot 14.10.2012 Kasino-Galerie Kasinostrasse 7 kultur-kasino.de
JustCeramics: Ann Van Hoey e.a. van 09.09.2012 tot 31.01.2013 Keramikmuseum Westerwald Lindenstrasse 13 49 262 494 60 10 www.keramikmuseum.de
107
Idar Oberstein
Industriedenkmal Jacob Bengel: Neuerwerbungen tot 04.10.2012 Historischer Männerschmuck von der Nahe tot 04.10.2012 Transit. Zeitgenösschischer Schmuck aus Israel tot 09.10.2012 Villa Bengel Wilhelmstrasse 44 +49 67 81 27 030 www.jacob-bengel.de
Leipzig
Die Essenz der Dinge tot 16.09.2012 Grassi Museum Johannesplatz 5-11 +49 34 12 22 91 04 www.grassimuseum.de
München
BKV-Preis 2012 für Junges Kunsthandwerk van 07.09.2012 tot 29.09.2012 Annamaria Zanella: in forma di gioiello van 05.10.2012 tot 17.11.2012 Galerie für Angewandte Kunst Pacellistrasse 6-8 +49 892 901 470 www.kunsthandwerk-bkv.de
Pforzheim
Weltsprache ornament. Streng gezackt und schön verschnörkelt van 23.06.2012 tot 30.09.2012 Schmuckmuseum Pforzheim im Reuchlinhaus Jahnstrasse 42 (Reuchlinhaus) +49 7231 392126 www.schmuckmuseum-pforzheim.de
Schwäbisch Gmünd
Moving Types – ettern in Bewegung van 28.09.2012 tot 25.11.2012 Galerie im Prediger Bocksgasse +49 7171 603 4130 www.schwaebisch-gmuend.de
Solingen-Gräfrath
Food Design tot 30.09.2012 Deutsches Klingenmuseum +49 2 12 58 36 10 www.klingenmuseum.de
108
Estland Tallinn
Tallinn 6th Applied Art Triennial 2012: The Art of Collecting van 23.11.2012 tot 03.01.2013 Estonian Museum of Applied Art and Design Lai 17 www.etdm.ee
Finland Helsinki
Builders of the Future - Finnish Design 1945-1967 tot 23.09.2012 Designmuseo Korkeavuorenkatu 23 +358 96 22 05 40 www.designmuseum.fi
Frankrijk Henrichemont
Pep Gomez van 01.09.2012 tot 02.10.2012 La Galerie Anita Besson invite ses artistes van 06.10.2012 tot 13.11.2012 Art Table! van 17.11.2012 tot 06.01.2013 La Borne – Centre céramique contemporaine La Borne +33 48 26 73 76 www.laborne.org
Le Fel
5ème Festival de Sculpture céramique européenne: Au féminin tot 11.10.2012 Jitka Palmer: Peintre et potière van 14.10.2012 tot 30.11.2012 Le Don du Fel +33 5 65 54 15 15 www.galeriedudon.com
Lyon
Swiss Positions tot 16.09.2012 Archipel Centre De Culture Urbaine 21, place des Terreaux +33 4 78 30 61 04 www.archipel-cdcu.fr
Paris
London
LINK: Meet My Project Matalli Crasset van 12.09.2012 tot 03.11.2012 Observatoire du BHV 52, rue de Rivoli www.bhv.fr
Stourbridge
Louis Vuitton & Marc Jacobs tot 16.09.2012 Trompe-l’oeil: imitations, pastiches et autres illusions tot 01.11.2012 Les Fréres Campana: Barroco Rococo van 13.09.2012 tot 03.02.2013 Les Arts Décoratifs 107, rue de Rivoli www.lesartsdecoratifs.fr
Saint-Etienne
Politique-fiction tot 06.01.2013 Cité du Design – Biennale du Design 3, rue Javelin Pagnon +33 4 77 33 85 13 www.citedudesign.com
Sars-Poteries
Anne-Claude Jeitz et Alain Calliste: Journal Intime tot 10.02.2013 Musée-Atelier du Verre 1, rue du Général de Gaulle - BP 2 +33 327 61 61 44
Tourcoing
Futurotextiles 3 van 13.10.2012 tot 31.12.2012 CETI – European Centre for innovative textiles 1, rue des Métissages www.ceti.com
Vallauris
XXIIème Biennale Internationale de Céramique d’Art tot 12.11.2012 Musée Municipal de la Céramique & d’Art Modern Place de la Libération biennale.vallauris.free.fr
Groot-Brittannië Bexleyheath
The Yellow Wallpaper tot 31.10.2012 Danson House Danson Park www.bexleyheritagetrust.org.uk
Heatherwick Studio: Designing The Extraordinary tot 30.09.2012 Arthur Bispo do Rosário tot 28.10.2012 Ballgowns tot 06.01.2013 Victoria and Albert Museum South Kensington +44 20 7942 2687 www.vam.ac.uk Champions of glass art create Olympic-inspired medals tot 15.09.2012 Ruskin Glass Centre Wollaston Road, Amblecote +44 1384 399 419 www.ruskinglasscentre.co.uk
Ierland Kilkenny
Utensil – Current approaches to tableware: Hugo Meert e.a. tot 29.10.2012 National Craft Gallery Castle Yard +353 56 61804 www.ccoi.ie
Italië Milano
Le ceramiche di Andrea Branzi tot 09.09.2012 TDM5: grafica Italiana tot 24.02.2013 Triennale di Milano Viale Alemagna 6 +39 02 724 341 www.triennale.it
Nederland Amsterdam
Johanna Dahm - Sam-Tho Duong van 01.09.2012 tot 17.10.2012 Peter Bauhuis - Andi Gut van 20.10.2012 tot 01.12.2012 Galerie Ra Vijzelstraat 80 +31 20 626 51 00 www.galerie-ra.nl
Delft
8th International Conference on Design & Emotion: Out of Control van 11.09.2012 tot 14.09.2012 Design & Emotion Oude Delft 201 www.designandemotion.org Philippe Dubuc tot 15.09.2012 Marc Janssens van 27.10.2012 tot 24.11.2012 Galerie Terra Delft Nieuwstraat 7 +31 15 214 70 72 www.terra-delft.nl
Deventer
Marc Uzan van 09.09.2012 tot 06.10.2012 Gustavo Pérez van 21.10.2012 tot 17.11.2012 Loes & Reinier International Ceramics Korte Assenstraat 15 +31 57 00 13 004 www.loes-reinier.com
Eindhoven
Food Culture about Eating by Design tot 30.09.2012 Designhuis Stadhuisplein 3 www.designhuis.com
Leerdam
Esther Jiskoot: Suntrapped Food & Glass tot 09.09.2012 Groen geluk, van volkstuin tot lusthof tot 28.10.2012 Nationaal Glasmuseum Lingedijk 28 +31 345 61 27 14 www.nationaalglasmuseum.nl
Maastricht
Artists Commuters: Pierre Kemp, Piet Stockmans, Toon Tersas tot 30.09.2012 Bonnefantenmuseum Avenue Céramique 250 +31 43 3290190 www.bonnefanten.nl
Rotterdam
The Kids Are All Right. 15 jaar Showroom MAMA tot 23.09.2012 Kunsthal Rotterdam Museumpark – Westzeedijk 341 +31 10 44 00 300 www.kunsthal.nl
Frans Dijkmeijer: Een leven weven Gielijn Escher: Leven voor affiches tot 30.09.2012 Museum Boijmans Van Beuningen 18-20 Museumpark - PB 2277 +31 104 41 94 00 www.boijmans.nl
Tegelen
Keramiek om van te smullen. Hedendaags gebruiksgoed uit Frankrijk tot 30.09.2012 Keramiekcentrum Tiendschuur Tegelen Kasteelleen 8 +31 773 26 02 13 www.tiendschuur.net
Tilburg
De Ploeg. Sterke stoffen 1923-2012 tot 16.09.2012 Christien Meindertsma Solo tot 23.09.2012 Timetables van 19.11.2011 tot 04.11.2012 Het ambacht van Jantaminiau van 29.09.2012 tot 27.01.2013 Audax Textielmuseum Goirkestraat 96 +31 13 42 22 41 www.textielmuseum.nl
Utrecht
Nijntje, het Huis: Atelier Remy & Veenhuizen tot 03.02.2013 Centraal Museum Agnietenstraat 1 - PB 2106 +31 30 36 23 62 www.centraalmuseum.nl
Oostenrijk Wien
Cultural production CRL Espaco Imerse Rue de Santa Catanna 781 contextile.wordpress.com
Taiwan
Yingge Jen, Taipei 239 2012 Taiwan Ceramics Biennale: Ann Van Hoey, Yves Malfliet e.a. tot 04.11.2012 Taipei County Yingge Ceramics Museum 200 Wunhua Road www.ceramics.tpc.gov.tw
Verenigde Staten New York
Mad about Jewelry tot 15.09.2012 Museum of Art & Design 2 Columbus Circle +1 212 299 7777 www.madmuseum.org Erwin Eisch tot 03.02.2013 The corning museum of glass - Rakow research library 5 Museum way corning NY www.cmog.org
Santa fe
The International Academy of Ceramics – Members exhibition: Ann Van Hoey e.a. van 07.09.2012 tot 26.09.2012 New Mexico Museum of Art 107 West Palace Avenue +1 505 476 5072 www.nmartmuseum.org
Zwitserland Lausanne
Dinge. Sclicht & Einfach tot 30.09.2012 MADE 4 YOU. Design for Change tot 07.10.2012 MAK - Museum für Angewandte Kunst Stubenring 5 +43 1 711 36 233 www.mak.at
Carte Blanche à Adrien Rovero: Landscale tot 28.10.2012 Touch. Le Monde au bout des doigts van 28.10.2012 tot 13.01.2013 Mu.dac – Musée de Design et d’Arts Appliqués Contemporains Place de la Cathédrale 6 +41 21 315 25 30 www.mudac.ch
Portugal
Zürich
Porto
Contextile 2012 - Textile Triennial and contemporary art van 01.09.2012 tot 14.10.2012 Ideias Emergentes -
Entfesselt, Schmuch ohne Grenzen tot 23.09.2012 Museum Bellerive Höschgasse 3 +41 43 446 4469 www.museum-bellerive.ch
Beurzen
Maison & Objet van 07.09.2012 tot 11.09.2012 Info: SAFI – Salons Français et internationaux, 4, Passage Roux, 75850 Paris Cedex 17 +33 1 44 29 02 18 www.maison-objet.com Interieur 2012 van 20.10.2012 tot 28.10.2012 Info: Stichting Interieur, Groeningestraat 37, 8500 Kortrijk 056 22 95 22 www.interieur.be Salon Européen des métiers d’art van 09.11.2012 tot 12.11.2012 Info: Fédération Régionale des Métiers d’Art d’Alsace – Frémaa, 1b, rue de l’Ecole, 67140 Andlau +33 389 23 65 65 www.fremaa.com ArtDesign Feldkirch van 09.11.2012 tot 11.11.2012 Info: ArtDesign Feldkirch, Schlossergasse 8, 6800 Feldkirch +43 5522 73467 3413 www.artdesignfeldkirch.at Messe für Kunst und Handwerk van 23.11.2012 tot 09.12.2012 80 deelnemers Info: Museum für Kunst und Gewerbe, Steintorplatz 1, 20099 Hamburg www.mkg-hamburg.de 100% Design Singapore van 10.10.2012 tot 12.10.2012 Plaats: Sands Expo & Convention Centre @ Marina Bay Sands Singapore Info: Reed Exhibitions Singapore, 1 Changi Business Park Crescent - #06-01 Plaza 8 @ CBP Tower A, 486025 Singapore +65 6789 4538 www.reedexpo.com.sg Biennale Internationale Design Saint-Étienne 2013 van 14.03.2013 tot 30.03.2013 Info: Cité du Design - Biennale du Design, 3, rue Javelin Pagnon, 42000 Saint-Etienne +33 4 77 33 85 13 www.citedudesign.com
109
Wedstrijden Algemeen
DME Award 2012 inschrijven tot 07.09.2012 deelnamekosten: 100 € 5 categorieën, telkens 1 laureaat en 4 eervolle vermeldingen. Info: Aeparedes +351 255 777 374 www.aeparedes.com Goed Industrieel Ontwerp 2012 inschrijven tot 16.09.2012 deelnamekosten: 100 € + BTW Producten op de markt van nederlandse ontwerpers, Nederlandse bedrijven of in Nederland op de markt. Info: Stichting Designlink www.designlink.nl 1. International Aluminium Tube Design Award inschrijven tot 30.09.2012 info: www.your-tube-award.aluminiumtubes.org Info: ETMA – European Tube Manufacturers Association +49 211 4796-144 www.etma-online.org iF product design award 2013 deelnamekosten: 450 €, 2600 € bij selectie 16 categorieën iF communication design award 2013 deelnamekosten: 250 €, bij selectie: 1600 € iF packaging design award 2013 deelnamekosten: 250 €, bij selectie: 2600 € inschrijven tot 19.09.2012 Info: International Forum Design GmbH +49 511 89 32 404 www.ifdesign.de
Digitale vormgeving
2012 Taipei International Digital Contest Awards inschrijven tot 01.10.2012 Categorieën: Digital Graphic, Digital Video (video, animation), Mobile Apps (app, game) Info: China Productivity Center +886 2 26982989 ext 2401 2401@cpc.tw www.cpc.tw
110
Glas
New Glass - Ancient Skill, Contemporary Artform inschrijven tot 30.09.2012 Info: Contemporary Glass Society admin@cgs.org.uk www.cgs.org.uk New Glass Review 34 inschrijven tot 01.10.2012 deelnamekosten: 20 US$ Selectie van 100 innovatieve glaswerken. Info: The corning museum of glass – Rakow research library sobl@ebsco.com www.cmog.org Jutta Cuny-Franz Memorial Award 2013 inschrijven tot 15.10.2012 Deelnemers niet ouder dan 40 jaar. Werk niet ouder dan 2 jaar. Info: Museum KunstpalastGlasmuseum Hentrich +49 21 18929173 www.museum-kunst-palast.de
Textiel en papier
9th Kaunas Biennial Unitext inschrijven tot 15.09.2012 Werk gemaakt in 2010-2012. Info: Kaunas Art Biennal Textile +370 61 25 61 71 www.biennal.lt 2. Textiler Outdoor Award: Faser um Faser: Textiler Kunstwanderweg inschrijven tot 17.09.2012 25 werken worden geselecteerd voor een tentoonstelling. Info: Atelier Silke Bosbach webmaster@silke-bosbach.de www.silke-bosbach.de In Bewegung van 17.02.2013 tot 03.03.2013 inschrijven tot 09.11.2012 deelnamekosten: Bij selectie: 50 € Max. 3 werken, uitgevoerd na 01.03.2012. Info: Filzrausch - Friedrich Glatzer www.filznetzwerk.de
Cursussen workshops conferenties en lezingen Algemeen
Michael Young 17.09.2012 Marimekko: Minna Kemell-Kutvonen - Maija Louekari 19.09.2012 Benjamin Hubert: Materials Driven. Process Led. Industrial Design 26.09.2012 Ionna Vautrin 27.09.2012 Info: Flagey, Heilig Kruisplein, 1050 Brussel 02 641 10 20 www.flagey.be Master of Research in Art and Design academiejaar 2012-2013 inschrijven tot 07.09.2012 deelnamekosten: 1000 € Voorbehouden aan kunstenaars en ontwerpers die reeds een masteropleiding gevolgd hebben. Info: Karel De Grote Hogeschool vzw-Campus St. Lucas, Sint-Jozefstraat 35, 2018 Antwerpen 03 223 69 70 www.kdg.be Assemble 2012 20.09.2012 deelnamekosten: 75 £ Plaats: Royal Institute of British Architects (RIBA), London Thema: de bijdrage van crafts aan innovatie en ondernemen, en de relatie met wetenschap en technologie. Info: Crafts Council, 44a Pentonville Road, N1 9BY London Islington +44 20 7278 7700 www.craftscouncil.org.uk Kaivalam. The Future is Handmade – A World Crafts Summit van 07.10.2012 tot 10.10.2012 Plaats: Chennai, Indië Info: WCC International Secretariat, Auras Corporate Centre 3rd Floor, 98 A, Dr. Radhakrishnan Salai, 600 004 Chennai +91 44 2847 8500 www.worldcraftscouncil.org DOT - Design Open Table 24.09.2012
Info: Espace Bizarre, Kartuizersstraat 19, 1000 Brussel 02 514 52 56 www.espacebizarre.com Craft & Industry 05.10.2012 Plaats: Institut Saint-Luc, Luik Info: Reciprocity – Province de Liège Culture, Rue des Croisiers 15, 4000 Liège 04 232 86 03 www.designliege.be Designer’s Saturday 14: Design is a Statement van 03.11.2012 tot 04.11.2012 Info: D’S Design Center AG – Designers’Saturday, Mühleweg 23 - PF 852, 4901 Langenthal +41 62 923 03 33 www.designerssaturday.ch
Glas
O. Juteau: réalisation de presse-papiers van 28.11.2012 tot 29.11.2012 Y. Oulevay: Soufflage van 03.12.2012 tot 08.12.2012 Info: Musée-Atelier du Verre, 1 rue du Général de Gaulle - BP 2, 59216 Sars-Poteries +33 327 61 61 44 museeduverre@cg59.fr Education in Glass van 13.09.2012 tot 14.09.2012 Symposium over opleiding in glas. Info: The Royal Danish Academy, School of Design Bornholm, Stenbrudsvej 43, 3730 Nexo +45 56 49 10 03 www.europeanglasscontext.com European Glass Context 2012 van 16.09.2012 tot 17.09.2012 Info: The Royal Danish Academy, School of Design Bornholm, Stenbrudsvej 43, 3730 Nexo +45 56 49 10 03 www.europeanglasscontext.com
Grafische Vormgeving
Workshop TSTO van 21.09.2012 tot 22.09.2012 Info: Recyclart, Station Brussel-Kapellekerk, Ursulinenstraat 25, 1000 Brussel 02 502 57 34 www.recyclart.be Let’s talk about graphic design 12.09.2012 Plaats: CIVA, Kluisstraat 55, Brussel Info: MAD – Centre Mode Design Brussels, Nieuwe Graanmarkt 10, 1000 Brussel www.madbrussels.be
Expert classes Typografie & Vormgeving vanaf 14.11.2012 inschrijven tot 16.10.2012 deelnamekosten: 1000 €/jaar Tweejaarlijkse opleiding. Tevens mogelijk om modules te volgen. Expert class Type design deelnamekosten: 1200 € 10 lessen gespreid over 1 jaar. Info: Museum Plantin-Moretus - Plantin Instituut voor Typografie, Vrijdagmarkt 22, 2000 Antwerpen 03 221 14 50 www.plantingenootschap.be
Industriële vormgeving
Specialisatie Verlichtingtechnologie van 13.09.2012 tot 18.04.2012 deelnamekosten: 1800 € / modules: 700, 600, 600, 400 €, -50% KMO-portefeuille Modules: 1. Licht en verlichting, 2. Elektriciteit, lichtbronnen en armatuurontwerp, 3. Verlichtingsontwerp, 4. DIAlux (tweedaags). Info: Kaho Sint-Lieven, Campus Rabot Laboratorium voor Lichttechnologie, Gebroeders De Smetstraat 1, 9000 Gent dvo.kahosl.be Cecilia’s Keuze: workshop human centred design deelnamekosten: 300 € (-50% KMO-portefeuille) Plaats: Zwijnaarde. 2 middagen 11.09.2012 en 25.09.2012 Plaats: Genk (2 middagen) 13.11.2012 en 27.11.2012 Info: Flanders InShape, Etienne Sabbelaan 51, 8500 Kortrijk 056 28 28 40 www.flandersinshape.be
Juwelen & zilversmeden
Verloren was techniek: Hanger in zilver van 11.09.2012 tot 25.09.2012 deelnamekosten: 120 € Verloren was techniek 2: Mallen en zettingen van 21.09.2012 tot 28.09.2012 deelnamekosten: 185 € Email op zilver van 18.10.2012 tot 19.10.2012 deelnamekosten: 200 € Vrij atelier: verloren was 26.10.2012 deelnamekosten: 105 € Zilver voor kids o.l.v. Nathalie Perneel 31.10.2012
deelnamekosten: 135 € Technische vaardigheden van 06.11.2012 tot 27.11.2012 deelnamekosten: 200 € Granule o.l.v. Nathalie Perneel van 08.11.2012 tot 10.11.2012 deelnamekosten: 330 € Haken in metaal van 17.11.2012 tot 24.11.2012 deelnamekosten: 175 € Info: Studio Twee, Graaf Van Egmontstraat 33, 2000 Antwerpen 0476 75 42 30 www.studiotwee.com Barcelona Contemporary Jewellery Week van 11.10.2012 tot 13.11.2012 Info: Associació de Disseny Industrial del FAD, FAD – Placa del Angels 5-6, 08001 Barcelona +34 93 443 75 20 www.joyabarcelona.com
Juwelen en Keramiek
Peter Bauhuis: Verlorene Formen (Schmuck- und Gefässguss) van 08.10.2012 tot 13.10.2012 deelnamekosten: 590 € Info: Akademie für Gestaltung und Design, Mühldorfstrasse 6, 81671 München +49 89 450981 625 www.hwk-muenchen.de/akademie
Keramiek
Sasha Wardell: Werken met gietmallen en en beenderporselein van 10.11.2012 tot 11.11.2012 deelnamekosten: 145 € Thérèse Lebrun: kenmerken en mogelijkheden van papierklei en papierporselein 11.11.2012 deelnamekosten: 60 € Locatie: Academie voor Schone Kunsten Turnhout Info: Atelier Cirkel, Van Hemelrijcklei 78 bus 2, 2930 Brasschaat 03 633 05 89 www.cirkel2.org Keramiek opbouw van 11.09.2012 tot 22.05.2013 deelnamekosten: 18€/les, 17€/les bij inschrijving voor het ganse jaar Op dinsdag- of woensdagmiddag of -avond. Groepen van 12 personen. Inschrijven per semester. Info: Atelier-K!, Terlindenhofstraat 182, 2170 Merksem 03 336 75 65 www.atelier-k.be 111
3de trimester 2012 jaargang XXI
Kwintessens mode
Kwintessens design i Vlaams tijdschrift over design & mode | 3de trimester 2012 - jaargang XXI | Abonnement € 23,55 - los nummer € 6,25
Vlaams tijdschrift over design & mode | 3de trimester 2012 - jaargang XXI | Abonnement € 23,55 - los nummer € 6,25
kwintessens DESIGN
36 Portfolio frieke janssens
102 Ode aan het mijnverleden en een les voor de toekomst Tentoonstelling The Machine Ode to the history of mining and a lesson for the future Exhibition The Machine Christian Oosterlinck
106 Agenda
13 De confrontatie tussen vernieuwende mode uit België en Nederland Tentoonstelling High Fashion Low Countries The confrontation between innovative fashion from Belgium and the Netherlands Exhibition High Fashion Low Countries
46 Het boek herdacht Geoffrey Brusatto, Ruth Loos en Ellen Bilterest over hun doctoraat in de kunsten The book reconsidered Geoffrey Brusatto, Ruth Loos and Ellen Bilterest on their doctorate in the arts Lut Pil
Karen Van Godtsenhoven Vertaling Translation Data Translations ElaN languages IGTV
Niets uit deze uitgave mag worden gebruikt zonder toestemming van de uitgever. © Design Vlaanderen Nothing contained in this publication may be used, whether in part or in whole, without the publisher’s consent. © Design Flanders Alle adressen van designers, kunstenaars, galeries e.a. kunnen bij Design Vlaanderen verkregen worden. The addresses of designers, artists, galleries and other information are available upon request from Design Flanders. Volg Kwintessens online op Follow Kwintessens on http://www.facebook.com/kwintessens
kwintessens mode
Druk Printing New Goff
Adreswijzigingen worden gemeld op het redactieadres. Changes of address may be sent to our editorial offices.
01 Voorwoord September Issues Preface September Issues
Werkten mee aan dit nummer Contributing editors Natasja Admiraal An Bogaerts Karel Cambien Eva Coudyzer Elien Haentjens Christian Oosterlinck Lut Pil Kurt Vanbelleghem Koen Van der Schaeghe
Redactieadres Editorial offices Design Vlaanderen/Kwintessens Koloniënstraat 56 (7de verdieping) 1000 Brussel T +32 (0)2 227 60 60 F +32 (0)2 227 60 69 E info@designvlaanderen.be W www.designvlaanderen.be
Trui Moerkerke
Grafisch ontwerp Graphic design Iris Rombouts
02 Mode is teamwork Portret van enkele beeldenmakers Fashion is teamwork Portrait of a few designers
Redactie Editorial team Steven Cleeren Christian Oosterlinck
Abonnementen kunnen schriftelijk of telefonisch worden aangevraagd op het adres van Design Vlaanderen of door overschrijving van € 23,55 op het rekeningnummer IBAN BE68 3751 1109 9334 / BIC BBRU BEBB. Subscriptions may be requested in writing or by telephone by contacting the Design Flanders editorial offices or by transferring EUR 23.55 to bank account number IBAN BE68 3751 1109 9334 / BIC BBRU BEBB.
Siska Lyssens
Fotografie portfolio Photography portfolio Frieke Janssens
10 Sober, tijdloos sculpturaal en ultravrouwelijk Tentoonstelling Madame Grès. Sculpturale mode Sober, timeless, sculptural and ultra-feminine Exhibition Madame Grès. Sculptural fashion
Hoofdredacteur Editor in chief Johan Valcke
Coördinatie Coordination Mies Van Roy
Elien Haentjens
Kurt Vanbelleghem
81 Klas van 2012 80 afstudeerprojecten Class of 2012 80 graduating projects
14 Portfolio Fashion Forward
30 Sociaal design creëert verbondenheid Hoe het Straatstarters-project buren bij elkaar bracht Social design creates solidarity How the Street Starters project brought neigbours closer together
Boy Kortekaas
Eva Coudyzer
22 In het laatste jaar is je collectie je hele universum Interview Miquel Boutens Your collection is your entire universe in your graduation year Interview Miquel Boutens
79 Nieuws News
Jolien Vanhoof
Elien Haentjens
23 Schoonheid versus tristesse in de wereld In memoriam Kaat Tilley Beauty versus sorrow in the world In memoriam Kaat Tilley
24 Leren ontwerpen op maat De workshops van Atelier-K! en DinnerinG Learning to do custom design The workshops of Atelier-K! and DinnerinG
Elien Haentjens
An Bogaerts
Fotografie portfolio Photography portfolio Boy Kortekaas
74 Zielsverwanten voor het leven Leerling Roos Van de Velde en leraar Frits Vandenbussche Soul mates for life Student Roos Van de Velde and teacher Frits Vandenbussche
Hoofdredacteur Editor in chief Trui Moerkerke
Koen Van der Schaeghe
Abonnementen kunnen schriftelijk of telefonisch worden aangevraagd op het adres van Design Vlaanderen of door overschrijving van € 23,55 op het rekeningnummer IBAN BE68 3751 1109 9334 / BIC BBRU BEBB. Subscriptions may be requested in writing or by telephone by contacting the Design Flanders editorial offices or by transferring EUR 23.55 to bank account number IBAN BE68 3751 1109 9334 / BIC BBRU BEBB.
16 Design met de paplepel Drie ontwerpers groeiden op in een creatief nest Design with mother’s milk Three designers grew up in a creative family
Grafisch ontwerp Graphic design Iris Rombouts
Natasja Admiraal
Adreswijzigingen worden gemeld op het redactieadres. Changes of address may be sent to our editorial offices.
68 Design thinking als vliegwiel Onderwijs vernieuwt zichzelf Design thinking as a flywheel The educational system renews itself
Redactie Editorial team Stephanie Duval Jolien Vanhoof Jasmijn Verlinden Agnes Wené Veerle Windels
Karel Cambien
Niets uit deze uitgave mag worden gebruikt zonder toestemming van de uitgever. © Design Vlaanderen Nothing contained in this publication may be used, whether in part or in whole, without the publisher’s consent. © Design Flanders
08 De zin en onzin van designkritiek Volgens de designer en de criticus The sense and nonsense of design criticism According to the designer and the critic
Coördinatie Coordination Trui Moerkerke
Elien Haentjens
Alle adressen van designers, kunstenaars, galeries e.a. kunnen bij Design Vlaanderen verkregen worden. The addresses of designers, artists, galleries and other information are available upon request from Design Flanders.
62 “Een kloof? Welke kloof?” Els Huygelen en Mark Vervaeke over het spanningsveld en de kruisbestuiving tussen het onderwijs en de textielindustrie “Gap? What gap?” Els Huygelen and Mark Vervaeke on the tension and cross-fertilisation between education and the textile industry
Redactieadres Editorial offices Flanders Fashion Institute Nationalestraat 28/2 2000 Antwerpen T +32 (0)3 226 14 47 F +32 (0)3 232 63 96 E ffi@modenatie.com W www.ffi.be
02 Afgestudeerd in de kunsten Eén jaar later Graduated in the arts One year later
Volg Kwintessens online op Follow Kwintessens on http://www.facebook.com/kwintessens
Christian Oosterlinck
Druk Printing New Goff
Johan Valcke
Vertaling Translation Data Translations ElaN languages IGTV
56 De late roeping Op een dag opstaan en designer willen worden The late calling Waking up one day and wanting to be a designer
Werkten mee aan dit nummer Contributing editors Marie Delbeke David Flamée Elien Haentjens Siska Lyssens Karen Van Godtsenhoven Jolien Vanhoof Jasmijn Verlinden
01 Voorwoord Leren ontwerpen Preface Learning to design
september issues September is altijd een drukke modemaand. En eigenlijk begint de hele opwinding rond het kersverse modeseizoen al in augustus. Magazines en kranten pakken uit met vuistdikke modebijlagen en in kledingzaken worden de nieuwe collecties uitnodigend gepresenteerd. Ook het Flanders Fashion Institute (FFI) maakt zich op voor een druk seizoen. Het startschot wordt gegeven op 9 en 10 september, met een Benelux Showroom waarin vijf aankomende modeontwerpers in Antwerpen voorgesteld worden aan pers en buyers. Met diezelfde ontwerpers wordt ook een showroom opgezet tijdens de Paris Fashion Week, eind september in Parijs. Ondertussen start in oktober het Bridging the Gap-project, een reeks van workshops voor 15 geselecteerde startende ontwerpers, dat zal lopen tot eind juni 2013. Dit traject van coaching op maat moet de brug helpen slaan tussen de creatieve modeopleiding en de oprichting van een modelabel in een competitieve en moeilijke markt. Elke maand staat er een vaste afspraak op de agenda, met sessies rond thema’s als verkoopstrategie, export, productieplanning, social media-strategie enz. De deelnemende ontwerpers krijgen ook allemaal een peter toegewezen die hen kan helpen bij de opbouw van een professioneel netwerk of bij het opstellen van een businessplan. Vanzelfsprekend pretendeert het FFI niet het enige pasklare antwoord te hebben,
Voorwoord/preface trui moerkerke
laat staan een toverformule. Elke ontwerper moet zijn of haar persoonlijke creatieve verhaal vertellen – de opleiding aan de modeafdeling van de Antwerpse academie heeft op dat vlak wereldfaam – en een aanvullend coachingprogramma kan de ontwerpers op zakelijk vlak een duw in de rug geven. In dit nummer van Kwintessens gaan we ook in de coulissen – letterlijk – bij twee modeopleidingen: de portfolio Fashion Forward (p. 14) toont 18 jonge modetalenten, backstage
Christian Wijnants
September is always a busy month in the fashion world, but in fact, all the excitement surrounding the brand new fashion season already starts in August. Magazines and newspapers pull out all stops with thick fashion supplements, and the new collections are invitingly presented in clothes boutiques. The Flanders Fashion Institute (FFI) is also getting ready for a busy season, which will start off with a Benelux Showroom on 9 and 10 September, in which five rising fashion designers will be presented to the press and to buyers in Antwerp. A showroom will also be set up for these designers during Paris Fashion Week in the eponymous city at the end of September. Meanwhile, the Bridging the Gap project starts in October, a series of workshops for 15 selected designers who are starting out in the business. This tailormade coaching trajectory, which will run until the end of June 2013, is designed to help build bridges between creative training in fashion on the one hand, and setting up a fashion label in a competitive and difficult market on the other. A fixed meeting is put on the agenda every month, with sessions on topics such as sales strategy, export, production planning, social media strategy, etc. Participating designers are all also appointed a mentor who can help them build up a professional network or draw up a business plan. Of course, the FFI doesn’t claim to have a unique, madeto-measure answer, let alone a magical formula. Every designer must tell his or her own story - and the training in the fashion department of the Antwerp Academy is world famous in this respect - and a complementary coaching programme can also give the designers support from the business point of view. In this issue of Kwintessens, we will also be going backstage - literally
tijdens de graduation shows afgelopen juni aan de Antwerpse Modeacademie en het KASK in Gent. Het is een mooi tijdsdocument geworden: de ontwerpers gefotografeerd te midden van hun collecties, modellen, visies en dromen. Dat een loopbaan in de mode zich niet noodzakelijk beperkt tot het ontwerpen van een eigen collectie, is natuurlijk bekend. In ‘Mode is teamwork’ (p. 2) komen professionals met een Belgische achtergrond aan het woord die internationaal mee het modebeeld bepalen: florist Mark Colle, defiléorganisator Etienne Russo, fotograaf Daniel Sannwald en make-up artist Sigrid Volders. Tenslotte lopen in het najaar ook boeiende modetentoonstellingen. Vanaf half september pakt het MoMu Antwerpen uit met de prestigieuze expo Madame Grès. Sculpturale mode (p. 10). De Nederlands-Belgische expo High Fashion Low Countries (p. 13) doet in oktober Brussel en Antwerpen aan. PS: Begin juli raakte bekend dat Christian Wijnants de Europese winnaar is van de International Woolmark Prize. Wijnants was door het FFI voorgedragen als Belgische kandidaat voor deze belangrijke prijs (met een sterrenjury waaronder Alber Elbaz) die het gebruik van merinoswol wil promoten. Breigoed behoort tot het DNA van Christian Wijnants’ poëtische en vernieuwende collecties. Tijdens de London Fashion Week in februari 2013 neemt hij deel aan de wereldwijde finale. Wij duimen!
- during two fashion training sessions: The Fashion Forward portfolio (p. 14) shows 18 young fashion talents backstage during the graduation shows last June at the Antwerp Fashion Academy and the Royal Academy of Fine Arts (KASK) in Ghent. It has become a wonderful document of historical interest: the designers are photographed among their collections, models, visions and dreams. Of course, it is a well-known fact that a career in fashion is not necessarily limited to designing your own collection. In ‘Fashion is teamwork’ (p. 2), professionals with a Belgian background are presented who help shape fashion at international level: florist Mark Colle, fashion show producer Etienne Russo, photographer Daniel Sannwald and make-up artist Sigrid Volders. Finally, exciting fashion exhibitions will be taking place in the autumn. As of mid-September, MoMu Antwerp will be sparing no expense with its prestigious Madame Grès. Sculptural Fashion exhibition (p. 10), and the DutchBelgian exhibition High Fashion Low Countries (p. 13) will be visiting Brussels and Antwerp in October. PS: It was announced at the beginning of July that Christian Wijnants was the European winner of the International Woolmark Prize. Christian Wijnants was proposed by the FFI as Belgian candidate for this major prize (with a star jury including Alber Elbaz) that aims to promote the use of merino wool. Knitwear is in the DNA of Christian Wijnants’s poetic and innovative collections. He will be taking part in the worldwide finale at London Fashion Week in February 2013. We wish him the very best of luck!
Mode
Siska Lyssens
is teamwork
Portret van enkele beeldenmakers Een modebeeld begint en eindigt niet bij de ontwerper. In tegenstelling tot sommige andere creatieve beroepen, is mode bij uitstek een samenwerking van een team gepassioneerde experts. Elk beeld is een combinatie van hun kennis en passie, elk defilé een uiting van hun enthousiasme en creativiteit. Kwintessens sprak met enkele professionele beeldenmakers met een Belgische achtergrond die internationaal mee het modebeeld bepalen.
Etienne Russo is de charismatische oprichter van Villa Eugénie, een Brussels bedrijf dat sinds 1995 voor mode- en luxebedrijven strategieën uitwerkt en evenementen organiseert. Onder de creatieve directie van Russo geeft een vast team vorm aan talloze projecten, waarvan de uitzonderlijk minutieus uitgevoerde catwalkshows de meest bekende verwezenlijkingen zijn. Tot de klanten van het eerste uur mocht hij Dries Van Noten, Hermès en Maison Martin Margiela rekenen, waarna Chanel, Miu Miu, Lanvin, Sonia Rykiel en vele anderen op zijn expertise een beroep deden.
Wat is het belangrijkste in een job als die van jou: een welbepaalde opleiding, ervaring of een goed netwerk?
2
Volgens mij is het belangrijk jezelf voortdurend bij te scholen en vooral geïnteresseerd te blijven in alles wat rondom jou gebeurt. Toen ik begon was ik gewoon creatief. Maar in de loop der jaren heb ik alles geleerd over belichting, muziek en fotografie. Ik probeer te blijven leren, elke dag opnieuw. In 1991 deed ik de verkoop bij Dries Van Noten en was ik model voor hem. Dries gaf me mijn eerste kans. Ik mocht zijn eerste Parijse defilé organiseren. Een goed netwerk is wel een toegevoegde waarde, maar ook niet meer dan een vertrekpunt. Je moet je sowieso bewijzen.
Vind je dat er in België genoeg ruimte is voor creatieve mensen? Ik startte mijn carrière in de jaren 80, een bijzondere periode in de Belgische mode. Het was de tijd van de Zes van Antwerpen. Deze ontwerpers hebben heel wat in beweging gezet. In hun zog volgden later stilisten, fotografen, make-up artists enz. Denk maar aan Olivier Rizzo, Willy Vanderperre en Peter Philips. Je voelde gewoon dat er echt iets aan het gebeuren was. Je kon dromen, alles was mogelijk. We deelden een groot enthousiasme. We slaagden erin iets te veranderen en daarvoor moesten we onze grenzen verleggen. We openden onze wereld. Op die manier leerden we ook buiten de grenzen gelijkgestemde zielen kennen, maar het begon allemaal in België. Na de Antwerpse Zes stopte het niet. Er volgde nog een sterke generatie met ontwerpers als Raf Simons, A.F. Vandevorst, Veronique Branquinho, Kris Van Assche, Angelo Figus en Laetitia Crahay.
Je hebt met tal van grote namen in de modewereld een langetermijnrelatie opgebouwd. Hoe heb je dat gedaan? Met bijna alle ontwerpers waarmee ik werk is er door de jaren heen – naast de professionele relatie – ook een vriendschappelijke band gegroeid. Ik ga graag eens met hen uit
eten en dan praten we over alles, behalve over mode. Door die persoonlijke contacten begrijp ik hen beter.
Wat was de rol van deze ontwerpers in jouw carrière? Sommigen onder hen waren echt heel bepalend voor mijn loopbaan en voor mijn leven.
Hoe wordt een samenwerking succesvol? Ik werk alleen met mensen waarbij ik voel dat ik iets kan aanbrengen. Ik zie mijn job niet als een business, maar als een passie. Ik heb al veel voorstellen geweigerd. Als de chemie ontbreekt, doe ik het niet. Ik werk met hart en ziel. Ik leg de laat hoog en ik wil de verhalen van de ontwerpers met wie ik werk op de best mogelijke manier vertellen.
Wat beschouw je als een hoogtepunt in jouw carrière? Alle shows die ik in de toekomst nog zal realiseren! Ik denk altijd dat ik nog beter kan. En dat streef ik ook na.
Heb je goede raad voor mensen die een eigen bedrijf willen opstarten? Blijf dromen, luidop dromen zelfs, en werk vanuit je hart. Waar een wil is, is een weg. www.villaeugenie.com
Etienne Russo voor Dries Van Noten SS12. Foto: By2 photographers voor Villa Eugénie
Fashion is teamwork I Portrait of a few designers Siska Lyssens A fashion photo does not begin or end with the designer. Contrary to some other creative professions, fashion is the classic example of collaboration by a team of passionate experts. Every image is a combination of their knowledge and passion, every fashion show an expression of their enthusiasm and creativity. Kwintessens spoke with a few professional designers with a Belgian background who help shape the international image of fashion. Florist Mark Colle is the founder of Baltimore Bloemen in Antwerp. This flower shop features an overabundance of plants and flowers. Colle is a highly sought after floral artist who specialises in events. His creations have been featured in the showrooms of Ann Demeulemeester and Dries Van Noten. The floral in-
stallations for the latest Raf Simons show at Jil Sander was Colle’s first fashion show commission. Since Simons’ couture debut with Dior in July, the fashion world has come to know Mark Colle. For that fashion show he decorated the interior of an empty townhouse with flowers from floor to ceiling. He selected a single type of flower for the occasion, and one colour per room. Close to a million flowers were used. The result was utterly magical. What do you think has more value: a specific training programme, gaining experience, or being well-connected? In my field, a good training programme is certainly important. As a florist, you need to know the basic techniques, you can’t get around that. At fifteen, I left school to start an apprenticeship with a florist. Three years later I got my certificate in flower arranging. Now, sixteen years later, I know that experience is at least as important.
3
Mark Colle. Foto: Marcel Lennartz
Florist Mark Colle is de oprichter van Baltimore Bloemen in Antwerpen. In deze bloemenwinkel vind je een weelde aan planten en bloemen. Colle is ook een veelgevraagd bloemenkunstenaar voor events. Creaties van zijn hand waren al te zien in de showrooms van Ann Demeulemeester en Dries Van Noten. De bloemeninstallaties voor de laatste show van Raf Simons bij Jil Sander was Colles eerste defilé-opdracht. Sinds het couturedebuut van Simons bij Dior begin juli, kent de hele modewereld Mark Colle. Hij kleedde voor dat defilé de ruimtes van
4
een leegstaand hôtel particulier van vloer tot plafond aan met bloemen, één bloemensoort en dus één kleur per kamer. Er zouden wel een miljoen bloemen gebruikt zijn. Het resultaat was indrukwekkend feeëriek.
Waarmee valt of staat een goede samenwerking?
Wat is voor jou de waarde van een goede opleiding? Of geloof je meer in ervaring en een goed netwerk?
Wat is tot nu toe al een hoogtepunt in jouw carrière geweest?
In mijn vak is een degelijke opleiding zeker interessant. Als florist moet je de klassieke basistechnieken kennen, daar kan je niet buiten. Op mijn vijftiende ben ik van school gegaan om met een leercontract te gaan werken bij een bloemist. Drie jaar later haalde ik het certificaat bloemsierkunst. Ondertussen zijn we 16 jaar verder en weet ik dat ervaring minstens even belangrijk is.
Vind je dat er in België voldoende ruimte is voor creativiteit en originaliteit? Wie ruimte wil voor creativiteit en originaliteit moet die ruimte dikwijls zelf creëren. Ik ken in België slechts enkele mensen die hun nek ver uitsteken op creatief gebied en soms worden ze er dan ook voor afgestraft. Dus nee, in België is het niet altijd vanzelfsprekend.
Do you think that in Belgium, there is enough space for creativity and originality? If someone wants space for creativity and originality, they generally have to create it themselves. I only know a few people in Belgium who have stuck their necks out in terms of creativity, and sometimes they were punished for having done so. So no, it is not always easy in Belgium. What makes a collaboration successful? I find openness to each other’s creative input to be very important, as is good communication. What has been your personal highlight so far? A high point was the Jil Sander show last February. It was an honour and an unbelievable experience to be able to work with Raf Simons. The whole team in Milan was fantastic. Everyone was so dedicated and resolved to make it a beautiful show. The collection, the flowers, the music … Raf’s last show for the house was a very beautiful and moving event, a unique experience. [This interview took place before Raf Simons’ fashion show for Dior, ed.] Can you give a piece of advice to someone who would like to start their own company? Having drive is the most important thing, in my view. To dare to try things and to make mistakes. That and, of course, an excellent accountant.
Openstaan voor elkaars creatieve input vind ik heel belangrijk, net als een goede communicatie.
Een hoogtepunt was de show van Jil Sander afgelopen februari. Het was een eer en een ongelofelijke ervaring om met Raf Simons te mogen samenwerken. Het hele team in Milaan was fantastisch. Iedereen was zo toegewijd en vastberaden om er een prachtige show van te maken. De collectie, de bloemen, de muziek, … Rafs laatste show voor het huis was een heel mooi en emotioneel gebeuren, een unieke belevenis. [Dit interview vond plaats vóór het couturedefilé van Raf Simons voor Dior, red.]
Wat raad je iemand aan die een eigen zaak wil opstarten? Gedreven zijn vind ik het allerbelangrijkste. Dingen durven uitproberen en ook fouten durven maken. Dat en een goede boekhouder natuurlijk. www.baltimorebloemen.be
Etienne Russo is the charismatic founder of Villa Eugénie, a Brussels-based company that since 1995 has been developing strategies and organising events for fashion and luxury brands. Under Russo’s creative leadership, a permanent team develops numerous projects, of which the best known are their carefully designed catwalk shows. His first clients included Dries Van Noten, Hermès and Maison Martin Margiela, followed by Chanel, Miu Miu, Lanvin, Sonia Rykiel and many others who have called upon his expertise. What do you consider more important in a job such as yours: a specific training, gaining experience, or being well-connected? In my view, it is important to keep on learning and above all to remain interested in everything going on around you. When I began, I was just ‘creative’. But over the years, I have learned all about lighting, music and photography. I try to keep on learning every day afresh. In 1991, I was doing the sales for Dries Van Noten and I was one of his models. Dries gave me my first break. I was given the chance to organise his first Paris fashion show. A good network is of course an added value, but it is only a starting point. You have to prove yourself in any case. Do you think that in Belgium, there is enough space for creativity and originality? I started my career in the 1980s, a wonderful time in Belgian fashion. It was the
Sigrid Volders is een make-up artist die naast regelmatige opdrachten voor Knack Weekend en DSM Magazine ook al meewerkte aan producties voor Metal, Dazed & Confused, Peter Pilotto, Christian Wijnants en Chanel. Wat is voor jou de waarde van een specifieke opleiding als je die vergelijkt met ervaring of connecties? Een opleiding geeft je een technische basis, maar het is vooral door ervaring dat je bijleert. Connecties helpen zeker. Je moet natuurlijk wel genoeg bagage hebben om de verwachtingen te kunnen inlossen. Ik volgde een opleiding aan House of Orange en The Hairschool, beide in Amsterdam. Je krijgt daar les van mensen die echt in het vak werken en als je geluk hebt, mag je ze ook assisteren bij hun eigen opdrachten. Daar leer je – naast de extra tips – ook het wereldje beter kennen.
Vind je dat er in België voldoende ruimte wordt gegeven aan creatieve originaliteit? Er is in België zeker een contradictie: enerzijds heb je de supercreatieve opleiding aan de Antwerpse Modeacademie en het grote aantal ontwerpers dat hier afstudeert. Anderzijds vind je hier niet echt een magazine als bijvoorbeeld Dazed & Confused dat zo’n talent steunt en etaleert. Het is sowieso altijd een balans zoeken tussen jobs die je creativiteit bevredigen en jobs die je huur betalen.
Wat zijn je ervaringen in het buitenland? Het is zeker tof om af en toe in het buitenland te werken. Het is vooral inspirerend om eens in een ander netwerk van modellen, fotografen en stilisten terecht te komen. Gelukkig is Antwerpen goed gelegen. Van hieruit is het perfect mogelijk om te werken in Amsterdam, Parijs of Londen, al-
Sigrid Volders (portret). Foto: Lalo Gonzalez
lemaal steden waar je naartoe kan met de trein. Tegelijk kan je in Antwerpen betaalbaar en comfortabel wonen.
Hoe begon de relatie met de magazines waarvoor je werkt? Meestal is het de stilist of de fotograaf die het team waar hij of zij mee wil samenwerken, vastlegt. Ik begon voor Knack Weekend te werken toen de stilisten Kim Peers en Chaja Birdsong me aanspraken en daar groeide een mooie samenwerking uit.
Hoe belangrijk zijn bladen geweest voor jouw carrière? Via magazinewerk krijg je heel wat exposure. Als ik in een magazine blader kijk ik ook altijd meteen naar de credits, om te weten te komen wie er aan een mooie serie meewerkte.
Waarmee valt of staat een goede samenwerking? Dat is moeilijk te vatten. Er moet een klik zijn. Ook al respecteer je elkaars portfolio enorm, dan is dat soms niet de hoofdreden waarom je opnieuw gevraagd wordt. Het is
echt belangrijk mensen te vinden waarmee je op dezelfde golflengte zit.
Wat is tot nu toe al een hoogtepunt geweest voor jou? Ik heb het geluk gehad met fotografen als Daniel Sannwald en Frederik Heyman en ontwerpers als Sandrina Fasoli en Christian Wijnants te kunnen samenwerken. Zij zijn ongeveer in dezelfde periode begonnen als ik en ze zijn enorm getalenteerd. Het feit dat ik na zeven jaar hard werken op een goed niveau zit, vind ik een hoogtepunt op zich, want het is echt wel een job die je leert met vallen en opstaan. Een belangrijk moment was ook het telefoontje van Peter Philips. Hij nodigde me uit om naar de Paris Fashion Week te komen om kennis te maken. Sindsdien assisteer ik hem regelmatig en dat is zeer inspirerend.
Wat raad je iemand aan die een carrière als hair & make-up artist wil beginnen? Blijf altijd trouw aan jezelf. Een eigen identiteit, veel passie en ook doorzettingsvermogen zijn zeker een must. www.sigrid-volders.be
Daniel Sannwald is een Duitse fotograaf die in 2006 afstudeerde aan de Koninklijke Academie in Antwerpen. Hij woont en werkt nu in Londen. Zijn vaak als visionair bestempelde stijl leverde Sannwald reeds shoots op voor onder andere Vogue Hommes Japan, V Magazine, Dazed & Confused en PoP.
Hoe ben je aan de Antwerpse Academie terechtgekomen? Dat was toeval. Ik ben vrij laat aan een studie begonnen want ik had geen idee wat ik wilde doen. Ik heb veel gereisd en op een bepaald moment werkte ik als set designer in Bangkok. Mijn baas daar raadde mij Antwerpen aan. Ik wilde eigenlijk naar Londen, maar toen ik voor het eerst in Antwerpen kwam, was ik op slag verliefd op de stad. Ik had ook geluk met mijn klasgenoten: het was een sterke klas en we stimuleerden elkaar.
Wat vind je het belangrijkste: een welbepaalde opleiding, ervaring of een goed netwerk? Mijn visie en al mijn ideeën over fotografie zijn echt gevormd aan de Academie in Antwerpen. Op zich kan je diploma niemand iets schelen, maar het is belangrijk om tijd door te brengen met gelijkgestemden, te praten en van elkaar te leren. In je studententijd wordt je identiteit gevormd en ontwikkel je een eigen stijl.
Denk je dat creatief talent genoeg kansen krijgt in België? Het goede aan België is dat de werkomstandigheden niet stresserend zijn. Er is genoeg ruimte en de huurprijzen zijn laag. Maar ik heb
6
altijd in het buitenland gewerkt, ook toen ik hier woonde. Ik was altijd meer geïnteresseerd in internationale magazines. Het enige fantastische Belgische blad vind ik A Magazine.
Was het moeilijk om je eigen weg te kunnen gaan en te kunnen werken met ontwerpers die op dezelfde golflengte zitten? Ik heb geluk gehad. Ik heb mijn studiejaren in Antwerpen gebruikt om contact te leggen met alle mensen waarmee ik wilde werken. Ik stapte naar alle ontwerpers, met een verzonnen verhaal over een eigen blad, in de hoop hun interesse te wekken. Ik stuurde ook handgeschreven brieven en prints van mijn werk naar magazines. Op een mooie dag reageerde Nicola Formichetti. Hij was toen fashion director bij Dazed & Confused. Hij belde me op om uit te vissen wie ik was. Hij gaf me een kans bij Dazed & Confused en toen is het voor mij allemaal begonnen. Zonder Nicola zou ik niet staan waar ik nu sta. Het is dus zaak van contacten te leggen met mensen waarmee je wil werken.
Je woont en werkt in Londen. Is dat belangrijk voor je carrière? Zeker! Het wordt wel minder belangrijk als je een bepaald niveau bereikt hebt. Olivier Rizzo, bijvoorbeeld, woont in Antwerpen. Voor hem maakt het niets uit waar hij woont, maar voor starters is het belangrijk om in een creatieve omgeving te wonen.
een gemoedelijke werksfeer. Op een fotoset wil ik geen hiërarchie, maar een echt team waar iedereen samenwerkt.
Wat beschouw je als een hoogtepunt in jouw carrière? Al mijn werkervaringen zijn uniek. Maar mijn agent kreeg onlangs telefoon van Carine Roitfelds assistente. Wat betekent dat Roitfeld mijn werk kent en daar ben ik zeer gelukkig om.
Welk advies zou je geven aan iemand die in deze sector wil starten? Een moeilijke vraag. Het is nu zeker niet gemakkelijk, de concurrentie is moordend. Het lijkt alsof vandaag iedereen in de modewereld wil werken. Binnenkort heb ik een meeting met twee van mijn vroegere assistenten. Ik geef hen dan advies. Ik denk dat het helpt als je een duidelijke identiteit hebt. Je moet werk brengen dat mensen kan beroeren. Het gaat niet zozeer over techniek – daarvoor kan je assistenten inschakelen – maar je moet tonen dat je een visie hebt, dat je een eigen visuele taal hebt. De volgende stap is die visie aan de wereld te laten zien en een netwerk op te bouwen. Je aansluiten bij een agentschap helpt zeker: ze begeleiden je en stellen een realistisch plan op. www.danielsannwald.com
Wat is het geheim van een succesvolle samenwerking? Duidelijkheid over waar je naartoe wil, en
era of the Antwerp Six. These designers made a big splash. In their wake came stylists, photographers, make-up artists, etc. Think for instance of Olivier Rizzo, Willy Vanderperre and Peter Philips. You could feel that something was really happening. You could dream, everything was possible. We shared a great deal of enthusiasm. We managed to change things and to do so we had to shift our boundaries. We opened up our world. In the process we got to know like-minded people beyond our borders, but it all began in Belgium. After the Antwerp Six, it never stopped. There came another strong generation with designers such as Raf Simons, A.F. Vandevorst, Veronique Branquinho, Kris Van Assche, Angelo Figus and Laetitia Crahay. You have built up long-standing relationships with a lot of big names in fashion. How did you establish them? Over time I have developed friendships alongside our working relationships with almost all the designers I work with. I enjoy grabbing a bite with them now and then, and we talk about everything but fashion. These personal contacts
have helped me understand them better. What was their role in your own career? Some of the designers I’ve worked with have definitely had a major influence on my career and life. What makes a collaboration successful? I only work with people if I feel I can contribute something of value. I see my work not as a business but as a passion. I’ve received many offers that I declined, because if I don’t feel the chemistry, I won’t do it. I work with my heart and soul. I set the bar high and try to make sure that the stories of the designers I work with are told in the best possible way. What has been a personal highlight so far? All the shows that I have still to put on in the future! I always think that I can do better and that’s what I aim for. Can you give a piece of advice to someone who would like to start their own company? Never stop dreaming, work with your heart and don’t be afraid to dream out loud. Where there’s a will there’s a way.
Daniel Sannwald 7
8
Daniel Sannwald is a German photographer who graduated in 2006 from the Royal Academy in Antwerp. He now lives and works in London. His style, often dubbed visionary, has already got him shoots for publications such as Vogue Hommes Japan, V Magazine, Dazed & Confused and PoP. What brought you to the Antwerp Academy? It happened accidentally. I started studying quite late, because I had no idea what I wanted to do. I travelled a lot and at one point I was in Bangkok, working as a set designer. My boss there advised me to go to Antwerp. I had always wanted to go London, but on my first visit to Antwerp I immediately fell in love with the city. I was very lucky with my year: we were a strong class and we really motivated each other. What do you think has more value: a specific training programme, gaining experience, or being well-connected? For me, all the visions and ideas I have about photography were shaped at the Antwerp Academy. Ultimately no one cares about your degree, but it’s important to spend time around people who share the same interest, to communicate with them and learn from each other. Your time as a student definitely shapes your identity and helps you develop your own style. Do you think that in Belgium, creative people can find enough opportunities to work freely? The good thing about Belgium is that it’s not stressful to work there. There’s a lot of space and the rent is cheap. But to be fair, I have always worked abroad, even when I lived there. I was always more interested in international magazines. In my opinion the only great Belgian magazine is A Magazine. Was it difficult to do the things you wanted to do and to work with like-minded designers? I was lucky. I used the years I was studying in Antwerp to develop contacts with all the people I wanted to work with. I went to all the designers, pretending I had my own magazine, in the hope of arousing their interest. I also sent handwritten letters and prints of my work to magazines. One day, Nicola Formichetti got back to me. He rang to try to find out who I was. He gave me the chance to work for Dazed & Confused – of which he was the fashion director at the time – and that’s how it all started for me. Without Nicola I wouldn’t be where I am now. In other words, it’s a question of making contacts with the people you want to work with. You live and work in London now. Does location matter? Of course! Though it becomes less important once you reach a certain level. Olivier Rizzo, for example, lives in Antwerp and doesn’t care, but for a young person it’s important to be where there are a lot of creative people. What is the secret of a successful collaboration? Being clear about where you want to go, and a friendly atmosphere. On the photo shoot I don’t want a hierarchy; I want a real team where everyone works together. What has been a personal highlight so far? I would say that all my experiences are unique. But my agent recently got a phone call from Carine Roitfeld’s assistant. It’s a sign that she knows my work, which I am really happy about. Can you give a piece of advice to someone who would like to start on their own? That’s a difficult question. I think it’s definitely harder now, because the competition is tougher. Everyone wants to work in fashion nowadays. I have a meeting with two of my former assistants soon and I’ll give them some advice. What I think helps a lot is to have a distinctive identity. To bring something that can excite people. It’s not so much about technique – you can hire assistants to do
those things for you – but about showing a strong vision, your own visual language. The next step is all about ways to convey that vision and to build a network. Joining an agency is also helpful in that they can get you where you want to be and make a realistic plan. Sigrid Volders is a make-up artist who not only works regularly for Knack Weekend and DSM Magazine but has also contributed to productions for Metal, Dazed & Confused, Peter Pilotto, Christian Wijnants and Chanel. What do you think has more value: a specific training programme, gaining experience, or being well-connected? Training gives you a technical foundation, but it is mainly through experience that you learn. Connections are of course useful. You need enough baggage, however, to be able to meet the expectations. I was enrolled in a training programme at the House of Orange and The Hairschool, both in Amsterdam. We had classes there with people who were really working in the field, and if you were lucky, you could help out with their own work. That way – in addition to the extra tips – you also get to know the world a lot better. Do you think that in Belgium, there is enough space for creativity and originality? There is certainly a contradiction in Belgium: on the one hand, you have the supercreative training at the Antwerp Fashion Academy, and the large number of designers who graduate from there. On the other hand, you don’t really have a single magazine such as Dazed & Confused, for instance, that supports and showcases such talent. It is always a matter in any case of finding a balance between jobs that satisfy your creativity and jobs that pay the bills. What experience have you had abroad? It is certainly great to go work abroad from time to time. It is especially inspiring to dip occasionally into another network of models, photographers and stylists. Luckily Antwerp is well situated. From here it is easy to work in Amsterdam, Paris or London, all cities you can get to by train. At the same time, you can find an affordable and comfortable place to live in Antwerp. How did you begin your relationships with the magazines you work for? Most of the time it is the stylist or the photographer who puts together the team he or she wants to work with. I started working for Knack Weekend when the stylists Kim Peers and Chaja Birdsong asked me, and that developed into a good working relationship. How important have magazines been for your career? By working for magazines you get a great deal of exposure. If I leaf through a magazine I always go right to the credits, to know who worked on an attractive series. What makes a collaboration successful? That is hard to say. It has to click. Even if you respect each other’s portfolio enormously, that is not always the main reason why they ask you back again. It is very important to find people who are on the same wavelength. What has been a personal highlight so far? I have had the good fortune of working with photographers like Daniel Sannwald and Frederik Heyman and designers like Sandrina Fasoli and Christian Wijnants. They started around the same time as I did, and they are enormously talented. The fact that after seven years of hard work I am at a good level is in itself a highlight, for it is really the kind of job that you learn through trial and error. Another important moment was the phone call from Peter Philips. He invited me to come to the Paris Fashion Week to get to know him. Since then I have been working with him regularly, and that is very inspiring. Can you give a piece of advice to someone who would like to start on their own? Always remain true to yourself. Your own identity, a lot of passion and perseverance are certainly essential as well.
your fashion cam paign!
www.imageboulevard.com 9
Sober
Karen Vangodtsenhoven Foto’s: MoMu
tijdloos & ultravrouwelijk Tentoonstelling Madame Grès. Sculpturale mode 10
Vorig jaar was de tentoonstelling Madame Grès: Couture à l’oeuvre in het Parijse Musée Bourdelle een groot succes. Dit najaar is deze expo ook bij ons te zien. MoMu-curator Karen Vangodtsenhoven beschrijft hoe de tentoonstelling vertaald werd naar het Antwerpse MoMu. SS 1964. © Stéphane Piera/Galliera/Roger-Viollet
SS 1952. © Stéphane Piera/Galliera/Roger-Viollet
Het Parijse Musée Antoine Bourdelle is een museum vol torenhoge, klassieke beeldhouwwerken. Daar nam het samenspel tussen de uitgepuurde haute couture van Mme Grès en de ateliers en de beeldhouwwerken van Bourdelle haast mythische vormen aan. De zijdedrapages van Grès in combinatie met de heroïsche beelden, baadden volledig in de sfeer van het kunstenaarschap van zowel Grès als Bourdelle. “Ik kon evengoed beeldhouwer geworden zijn,” liet Madame Grès ooit optekenen. “Voor mij is werken met stof of met steen hetzelfde.” De tentoonstelling trok heel wat mensen naar het stoffige 15de arrondissement. Onder de bezoekers die vaak terugkeerden om hun favoriete silhouetten nog eens van dichtbij te bestuderen: Haider Ackermann, Alber Elbaz van Lanvin en Jean-Paul Gaultier. Toen Musée de la Mode Galliera aanbood om de expositie naar het MoMu te laten komen, twijfelden we geen seconde. Het was een mooie gelegenheid om ook het Belgische publiek kennis te laten maken met dit hoofdstuk van de modegeschiedenis. Madame Grès mag dan wel bij ons niet zo bekend zijn als haar tijdgenoten Yves Saint Laurent of Christian Dior, ze was van groot belang voor de Franse modewereld. Madame Grès was lange tijd ere-voorzitster van de Chambre Syndicale de la Haute Couture
Française. Ze werd op handen gedragen, zowel door haar collega’s, door klanten als Marlene Dietrich, Jackie Kennedy of Greta Garbo, als door fotografen als Guy Bourdin, Man Ray en Richard Avedon. Haar teruggetrokken persoonlijkheid maakte van haar een minder publieke ster dan Christian Dior of Gabrielle Chanel, maar haar werk getuigt van haar innovatieve talent en tijdloze elegantie. Madame Grès werkte namelijk niet op de klassieke manier (met patronen, naden en zomen), maar drapeerde en mouleerde de jurk rechtstreeks op de paspop. Zo werd ze de pionier van het naadloze kledingstuk. De natuurlijke draaiingen, drapa-
Sober, timeless, sculptural and ultra-feminine Exhibition Madame Grès. Sculptural fashion
Karen Vangodtsenhoven - Photos: MoMu Last year, the exhibition entitled Madame Grès: Couture à l’oeuvre [Madame Grès: Couture at work] at the Musée Bourdelle in Paris was a great success. This autumn, the exhibit comes to Belgium. MoMu curator Karen Vangodtsenhoven describes how the exhibition is being transposed to the MoMu (Fashion Museum) in Antwerp. The Musée Antoine Bourdelle in Paris is a museum full of towering classical sculptures. The interplay there between the purified haute couture of Madame Grès and the workshops and statues of Bourdelle took on almost mythical forms. Grès’ silk drapery in combination with the heroic statuary basked in the atmosphere of the artistry of both Grès and Bourdelle. “I could just as easily have become a sculptor”, Madame Grès once remarked. “For me, working with fabric or stone is the same thing.” The exhibition drew a lot of people to the relatively dull 15th arrondissement. Among the visitors who frequently returned to take a closer look at their favourite silhouettes were Haider Ackermann, Alber Elbaz of Lanvin and Jean-Paul Gaultier.
SS 1946. © Stéphane Piera/Galliera/Roger-Viollet
ges en de vloeiende beweging van de stof maakten van de vrouwen die haar jurken droegen echte godinnen. Na de eerste blijdschap over de komst van Madame Grès naar het MoMu beseften we ook dat we voor veel uitdagingen stonden: de ruimtes van het Musée Bourdelle met zijn duizelingwekkend hoge plafonds, konden niet worden nagebootst in het MoMu. Ook de gipsen en marmeren beelden ontbraken. We moesten het sculpturale aspect dus op een andere manier accentueren. Bovendien konden niet alle jurken een tweede keer worden opgesteld. Sommige stukken werden dan ook vervangen. Maar los van deze vertaaloefe-
When the Galliera fashion museum offered to transfer the exhibition to the MoMu in Antwerp, we did not hesitate for a moment. It was a great opportunity to enable the Belgian audience to get to know this chapter in the history of fashion. Madame Grès may not be as well known in these parts as her contemporaries Yves Saint Laurent or Christian Dior, but she was very important for the French fashion world. She served for a long time as the honorary president of the ‘Chambre Syndicale de la Haute Couture Française’ (Chamber of French haute couture). She was admired by both her colleagues and clients such as Marlene Dietrich, Jackie Kennedy and Greta Garbo, and by photographers such as Guy Bourdin, Man Ray and Richard Avedon. Her reserved nature meant that she was less of a public star than Christian Dior or Gabrielle Chanel, but her work attests to her innovative talent and timeless elegance. Madame Grès did not work in the traditional manner (with patterns, seams and hems) but she draped and moulded a dress directly on the mannequin. Thus she became the pioneer of seamless apparel. The natural twists, drapery and flowing movements of the fabric turned the women who wore her dresses into veritable goddesses. From the moment when the MoMu first heard the good news about the arrival of the Madame Grès exhibit, we realised that we would be faced with a number of challenges: the Musée Bourdelle’s rooms, with its dizzyingly high ceilings,
11
ning van de ene ruimte naar de andere, wilden we ook een echte MoMu-touch aan de expositie geven. Dit is immers onze eerste haute couture-expo en we wilden die laten aansluiten bij de rest van de programmering. Toen we hoorden van Madame Grès’ populariteit bij hedendaagse ontwerpers vroegen we daarom aan enkele van hen om een selectie van eigen werk te maken die in dialoog gaat met de silhouetten van Madame Grès. Haider Ackermann koos een paar sculpturale silhouetten die in dialoog treden met de daywear van Grès, Jean-Paul Gaultier selecteerde gedrapeerde avondjurken en Yohji Yamamoto zorgde voor plissésilhouetten uit de collectie die hij opdroeg aan Madame Grès (zomer 2005). De ontwerpers zegden allemaal met veel plezier toe en zagen het als een eer om naast Madame Grès te staan. Zoiets gebeurt niet elke dag in de modewereld, wat alleen maar bevestigt hoe tijdloos haar invloed is en hoe groot de waardering voor haar werk. Naast de confrontatie met deze drie grote namen, wilden we nog meer linken leggen naar de mode van vandaag. Het oeuvre van Grès omspant een carrière van 50 jaar en is dus erg veelzijdig: het gaat van haar bekende geplisseerde en gedrapeerde avondjurken tot
12
minimalistische dagkleding, modernistische strandkleding, en meer vormelijke experimentele silhouetten met oriëntaalse invloeden. In verschillende thematische groepen pasten dus steeds andere silhouetten, van onder andere Maison Martin Margiela, Lanvin en Helmut Lang. Op die manier wordt duidelijk dat haar invloed merkbaar is bij tal van ontwerpers met verschillende stijlen. Dat wordt zichtbaar bij de rechtstreekse confrontatie van de stukken. Naast de aanvulling en herwerking van de silhouetten in de expositie werd ook de scenografie heruitgevonden. We konden onmogelijk de dramatiek en de ruimtes van Musée Bourdelle creëren. Daarom kozen we voor een samenwerking met een beeldende kunstenaar wiens werk ook classicistische invloeden kent: Renato Nicolodi, een Vlaamse kunstenaar met Italiaanse roots. We vroegen hem om in zijn eigen classicistisch geïnspireerde, modernistische stijl, elementen te ontwerpen die een hedendaagse context scheppen voor de sculpturale jurken. Zijn elementen in beton delen de ruimte van het MoMu op en gaan de dialoog aan met de silhouetten. Het resultaat is een samenspel tussen de jurken van Madame Grès, de silhouetten van de hedendaagse ontwerpers
could not be reproduced at the MoMu. We would have to do without the plaster and marble statues as well. We would have therefore to emphasize the sculptural aspect in a different way. Moreover, not all of the dresses could be set up anew. Some of the pieces had therefore to be replaced. But quite apart from this effort at transposing the displays from one space to another, we wanted to give the exhibition a true MoMu touch. This is our first haute couture exhibit, and we wanted to link it in with the rest of our programmes. When we heard about Madame Grès’ popularity among contemporary designers, we asked a few of them to put together a selection of their own work that could dialogue with the silhouettes of Madame Grès. Haider Ackermann chose a pair of sculptural silhouettes that were in dialogue with Grès’ daywear, Jean-Paul Gaultier chose some draped evening dresses and Yohji Yamamoto contributed pleated silhouettes from the collection that he had dedicated to Madame Grès (summer 2005). The designers were all very pleased to take part, considering it an honour to be placed alongside Madame Grès. This kind of thing does not happen every day in the world of fashion, further confirming the timelessness of her influence and how greatly her work is valued. In addition to the juxtaposition with these three major designers, we wanted to make additional links to today’s world of fashion. Grès’ work spans a career of 50 years and is thus very diverse: it ranges from her renowned pleated and draped evening gowns to minimalistic daywear, modernist beachwear and more formal experimental silhouettes with oriental influences. A variety of other silhouettes were thus added, under various thematic groups, including from the Maison Martin Margiela, Lanvin and Helmut Lang. Thus it became clear that her influence is notable on a wide range of designers in different styles. The direct juxtaposition of the pieces clearly illustrates this influence.
en het werk van Nicolodi: allemaal variaties op het thema van de sculpturale mode. Een selectie van de tekeningen van Madame Grès zal te zien zijn dankzij een schenking aan het Musée Galliera van Pierre Bergé, de expartner van Yves Saint Laurent. Bergé en Saint Laurent waren grote bewonderaars van haar werk en kochten het archief van Germaine Krebs – alias Mme Grès – op toen haar huis failliet ging in de jaren 1980. Dankzij de schenking van wel 3000 schetsen kan men zien hoe de jurken reeds een sculpturale vorm hadden aangenomen in het hoofd en de handen van Mme Grès, voor ze aan het werk toog met de stof op de mannequin. Mme Grès was een perfectioniste die leefde voor haar werk en als een kluizenaar dag en nacht in haar ateliers werkte. Jarenlang verborg ze haar jonge huwelijk en haar dochter, waardoor haar naam het grootste deel van haar leven Mademoiselle Grès was. Toen haar gevraagd werd of ze niet te hard was voor zichzelf, antwoordde ze “Het is geen keuze, mevrouw. Ik kan niet anders.” Madame Grès. Sculpturale mode, van 12 september 2012 tot en met 10 februari 2013 in het MoMu, Antwerpen. www.momu.be
Besides the additional items and the reworking of some of the silhouettes in the exhibition, the scenography was also reinvented. We could not recreate the dramatic impact or the spaces of the Musée Bourdelle. Hence we decided to collaborate with a visual artist whose work is also marked by classical influence: Renato Nicolodi, a Flemish artist with Italian roots. We asked him to design elements in his own classically inspired, modernist style, to create a contemporary context for the sculptural dresses. His pieces made of concrete divide up the space at the MoMu and engage in dialogue with the silhouettes. The result is an interplay between Madame Grès’ dresses, the silhouettes by the contemporary fashion designers and Nicolodi’s own work: all variations on the theme of sculptural fashion. A selection of drawings by Madame Grès will be on exhibit thanks to a gift to the Musée Galliera by Pierre Bergé, the former partner of Yves Saint Laurent. Bergé and Saint Laurent were great admirers of her work and bought the archive of Germaine Krebs – alias Madame Grès – when her fashion house went into liquidation in the 1980s. Thanks to the gift of some 3,000 sketches, visitors can see how the dresses took on a sculptural form in the head and at the hands of Madame Grès, even before she got down to working with fabric and the mannequin. Mme Grès was a perfectionist who lived for her work, spending day and night like a hermit in her workshops. For years she concealed the fact that she had married young and had a daughter, and hence was known for most of her life as Mademoiselle Grès. When asked whether she was not too hard on herself, she replied, “I have no choice, madam. I cannot do otherwise.” Madame Grès. Sculptural fashion, from 12 September 2012 to 10 February 2013 at the MoMu, Antwerp. www.momu.be
tussen vernieuwende mode uit België en Nederland
Elien Haentjens
Tentoonstelling High Fashion Low Countries Op initiatief van de Nederlandse ambassade in Brussel slaan de toonaangevende mode-instellingen van België en Nederland voor het eerst sinds jaren de handen in elkaar. Het resultaat is te zien in de expo High Fashion Low Countries.
The confrontation between innovative fashion from Belgium and the Netherlands | Exhibition High Fashion Low Countries | Elien Haentjens
Voor het Nederlands-Belgische modeinitiatief – dat kadert in een ‘groen’ themajaar – trok de ambassade de Nederlandse Eve-Marie Kuijstermans als curator aan. “We zijn buurlanden, maar we spreken op esthetisch vlak toch een andere taal. Nederlandse ontwerpers zijn vaak erg praktisch ingesteld. Binnen een conceptueel kader streven ze naar een functionele oplossing. Op het gebied van groene mode en duurzaamheid zijn we dan ook voorlopers”, stelt Kuijstermans. “In België is er meer aandacht voor het pure vakmanschap. Daardoor telt jullie land zoveel high-end modeontwerpers met een internationale reputatie, terwijl dat bij ons eigenlijk beperkt blijft tot Viktor & Rolf. Op industrieel vlak scoort Nederland met merken als G-Star dan weer wel goed. De handelsmentaliteit zit ons in het bloed.” Samen met Javier Barcala, haar Belgische partner in crime, nodigde Kuijstermans zes modeontwerpers uit voor de expo High Fashion Low Countries. “Voor ons project hebben we het groene thema een beetje uitgebreid. We richten onze pijlen niet enkel op duurzaamheid, maar ook op technologie en ambacht. Zo proberen we een antwoord te vinden op de vraag waar de mode zich op dit moment bevindt”, vertelt Barcala. “Als selectiecriterium hanteerden we zowel esthetische als economische aspecten. Want in deze tijden vormen de twee een onafscheidelijk duo. Meer dan louter een presentatie is de expo ook een kans om te netwerken over de landsgrenzen heen”, stelt Kuijstermans. Aan Belgische zijde kwamen Katrien Van Hecke, Helena Lumelsky en Céline De Schepper als laureaten uit de bus. “Katrien is voortdurend bezig met onderzoek naar materialen, haar avant-gardedesign komt op een erg duurzame manier tot stand. Helena gebruikt de ambachten binnen een zeer luxueuze context. Ze benadert kleding als een juweel dat je niet weggooit. En Céline gebruikt voor haar door (interieur)architectuur geïnspireerde kleding vaak bijzondere technieken met hout,” licht Barcala toe. Aan Nederlandse zijde koos Kuijstermans voor Jantine van Peski, Pauline Van Dongen en Natalie de Koning. “Sinds haar stage bij Hussein Chalayan doet Pauline onderzoek naar de sculpturale effecten die ze door het gebruik van hoogtechnologische materialen verkrijgt. Zo sneed ze de hiel van een schoen uit plexiglas. Natalie combineert voor haar duurzame kledinglijn gerecyacleerde stukken met nieuwe, duurzame stoffen. Jantine creëert echte couture met handgemaakte stukken, waarin ze speelt met diverse macramé-technieken”, vertelt Kuijstermans. Voor de tentoonstelling creëerden de zes modeontwerpers elk drie silhouetten, soms met bijpassende schoenen. Dankzij het project konden ze nieuwe samenwerkingen met bedrijven aangaan, verder onderzoek voeren en showstukken als basis van hun collectie creëren. Naast de tentoonstellingen in Brussel en Amsterdam omvat het project een door Barcala gedraaide documentaire, een magazine en een website. High Fashion, Low Countries, van 12 tot 26 oktober, tijdens het Modo Brussels-parcours met Nederland als gastland, bij MAD Brussels. Het magazine wordt op 21 september in de Antwerpse conceptstore Ra gelanceerd. www.highfashionlowcountries.com
The leading Belgian and Dutch fashion institutions have joined forced for the first time in years on the initiative of the Dutch Embassy in Brussels. The result can be seen in the exhibition, High Fashion Low Countries. The embassy asked Dutch creative consultant, Eve-Marie Kuijstermans to serve as curator for the Belgo-Dutch fashion initiative which ties in with the ‘green’ theme year. “We may be neighbouring countries but we do speak another language, even in aesthetic terms. Dutch designers are often quite practical. They try to find a functional solution within a conceptual framework. We tend to be pioneers when it comes to ecological fashions and sustainability”, says Kuijstermans. “Belgian designers pay more attention to the pure craftsmanship. That is why Belgium has so many high-end fashion designers with an international reputation while the Netherlands really only have Viktor & Rolf. By contrast the Netherlands score quite well in industrial terms, with such brands as G-Star. We have an innate business mentality.” Kuijstermans invited six fashion designers for the exhibition, High Fashion Low Countries, together with Javier Barcala, her Belgian partner in crime. “We expanded the green theme a little for our project. We focused on sustainability as well as on technology and craftsmanship. We tried to find an answer to the question where fashion is at at the moment”, says Barcal. “Our selection criteria included aesthetic as well as economic aspects. Because these days one cannot exist without the other. In addition to being a presentation this exhibition is also an excellent cross-border networking opportunity”, says Kuijstermans. The Belgian designers are Katrien Van Hecke, Helena Lumelsky and Céline De Schepper. “Katrien is continuously researching fabrics. Her avant-garde design is created in a highly sustainable manner. Helena uses the crafts in a very luxurious context. She thinks of clothing as a jewel which you do not discard. And Céline often uses special techniques and wood for her designs, which are inspired by (interior) architecture”, Barcala explains. Kuijstermans chose Jantine van Peski, Pauline Van Dongen and Natalie de Koning to represent Dutch fashion. “Since her work placement at Hussein Chalayan Pauline is conducting research into the sculptural effects which she obtains working with high-technological materials. For example she created a Plexiglass heel for a shoe. Natalie combines recycled items with new, sustainable fabrics for her sustainable clothing line. Jantine created real couture with handmade pieces using various macramé techniques”, says Kuijstermans. The six fashion designers each created three designs, in some cases with matching shoes, for the exhibition. The project led to new collaborations with companies, subsequent research and the design of showpieces for their collection. In addition to the exhibitions in Brussels and Amsterdam the project includes a documentary by Barcala, a magazine and a website. High Fashion Low Countries, from 12 until 26 October, during Modo Brussels. This year the guest country is The Netherlands, at MAD Brussels. The magazine will be launched at the Antwerp concept store, Ra on 21 September 2012. www.highfashionlowcountries.com
Katrien Van Hecke. Foto: Javier Barcala © La Fortuna Studio 2012
De confrontatie
13
Els Petrus (Gent/Ghent) “Via deze collectie heb ik geprobeerd om mijn verwarring rond het fenomeen pesterijen in beeld te brengen. Pesten is een dynamiek van actie en reactie: de collectie toont de confrontatie tussen groep en individu, tussen brutaliteit en kwetsbaarheid, tussen agressie en weerbaarheid. Toch gaat ze niet over de vraag wie de agressor en wie het slachtoffer is. Bij beide partijen is er sprake van vervorming en vervreemding.” “With this collection I tried to express my confusion about the phenomenon of bullying. Bullying is all about action/reaction. The collection highlights the confrontation between the group and the individual, between brutality and vulnerability, between aggression and defensiveness. At the same time it does not relate to the question of who is the aggressor and who is the victim. Both experience alienation and distortion.”
Marius Janusauskas (Antwerpen/antwerp) “De schoonheid van een knop die nog in bloei moet komen, of van een meisje dat stil ligt en tot leven gewekt moet worden.” “The beauty of a bud which is about to bloom, or of a girl who lies dormant and who needs to be brought back to life again.”
14
Manon Kündig (Antwerpen/antwerp) “Ik heb gespeeld met goede en slechte smaak, geïnspireerd op de mannelijke prieelvogel. Onbewuste mode van de mannelijke pronkers, hoe de schone schijn ophouden op een creatieve en spontane manier kan gebeuren. Stoffen die pretenderen iets te zijn wat ze niet zijn, camouflageprints die niet zijn wat ze lijken.” “I focused on good and bad taste and was inspired by the male bowerbird. The unconscious fashion of the male show-offs, how you can creatively and spontaneously keep up appearances. Fabrics that pretend to be something they aren’t, camouflage prints which are not what they seem.”
Fashion Forward De nieuwe lichting/the next generation
Voor laatstejaarsstudenten in mode is het eindejaarsdefilé een mijlpaal. Na jaren hard werken en studeren zetten ze tijdens dat defilé hun visie op mode neer. Die avond gaat het niet over ‘morgen’, niet over de volgende stap. Het gaat over waar ze voor staan, hier en nu. Maar ook voor modestudenten nog middenin hun studie is het eindejaarsdefilé een hoogtepunt. Kwintessens legt in deze portfolio dat unieke moment vast: kersverse en toekomstige ontwerpers van de Antwerpse Modeacademie en van het KASK in Gent, op de foto met hun collectie, backstage, net voor het defilé. Moments before the show … Productie: David Flamée (Sketch) - Fotografie: Boy Kortekaas The end-of-year fashion show is a milestone for fashion students in their graduation year. After several years of hard work and study they finally showcase their vision on fashion during this catwalk show. The show is not about ‘tomorrow’, not about the next step. It is about what they believe in, here and now. But it is also a highlight for students who are only halfway through their studies. Kwintessens captured this unique instant in this portfolio: the up-and-coming designers of the Antwerp Fashion Academy and of KASK in Ghent, with their collection, backstage. Moments before the show … Production: David Flamée (Sketch) - Photography: Boy Kortekaas
Rey Pador (Antwerpen/antwerp) “Eens je uit de kast komt, word je meteen in een andere kast geduwd door de homogemeenschap zelf: ben je een bear, een twink, een diva? Het is onmogelijk neutraal te blijven. Als je niet kiest om bij een bepaald type of subcultuur te horen, doe je ‘alsof je hetero bent’, wat ook een gekleurd standpunt is. Dus wilde ik mannen in al hun stereotypes vieren, en hetero-archetypes (krijger, jager, koning, priester) vermengen met homo-subculturen (fetish, S&M, bears): fetisjisme injecteren in dagelijkse kleding.” “Once you come out of the closet you are immediately labelled by the gay community: are you a bear, a twink, a diva? It is impossible to remain neutral. If you choose not to be a certain type or not to belong to a certain subculture you are accused of ‘pretending to be straight’, which I think is a coloured point of view. So I wanted to celebrate the stereotypes of man, and to mix heterosexual archetypes (hunter, warrior, king, priest) with gay subcultures (fetish, S&M, bears): injecting fetishism in daily clothes.”
15
“Mogen we een robot zijn? Mogen we zijn?”
Griet Mertens (Gent/ghent)
meer
“Can we be robots? Can we be more?”
Joke Joanna (Gent/Ghent) “Mijn collectie is gebaseerd op een geïllustreerd verhaal dat ik vorige winter schreef. Dat verhaal vertelt over verschillende inwoners uit één straat die allen samenkomen op een scharniermoment in het leven: een koffietafel na een begrafenis. Zo wou ik meerstemmigheid een hoofdrol geven in mijn afstudeerproject.” “My collection is based on an illustrated story which I penned last winter. It tells the story of various inhabitants of a street who all meet at a turning point in a person’s life: during the tea which is served after a funeral. I wanted to give polyphony a leading role in my graduation project.” 16
Michael Von Der Crone (Gent/Ghent) “Gotische spitsbogen gefotografeerd door David Stephenson, inspireerden mij in mijn onderzoek naar de geometrische structuren van kleding. In dat proces raakte ik geboeid door complexe patronen, kwaliteitsvolle stoffen en minimaal design. De massieve gewelven worden vertaald naar elegante maar sterke vormen. De serene en bewuste opbouw van de collectie roept het gevoel van rust op die men ervaart wanneer men een religieus gebouw betreedt.” “David Stephenson’s photographs of Gothic pointed arches served as a lead in my research into the geometric structures of clothes. In the process I became fascinated by complicated patterns, qualitative fabrics and only a minimal amount of design. The massive vaulted ceilings are translated into elegant yet strong shapes. The serene consciously structured approach to the collection is similar to the sense of quietude one experiences when entering a religious building.” So Takayama (Antwerpen/antwerp)
Wali Mohammed Barrech (Antwerpen/antwerp) “Ik wilde nieuwe dingen uitproberen en de ‘gaten’ in mijn creativiteit vullen. Ik heb veel geleerd uit deze vrouwencollectie. Het was erg moeilijk, maar wel het leukste experiment dat ik ooit deed.” “I wanted to try out some wild new things and fill in the ‘gaps’ in my creativity. I learnt a lot from this women’s collection. It was hard, but it was the best experiment I ever conducted.”
17
Charlotte Pringels (Antwerpen/antwerp) “Ik haalde inspiratie bij de Peruviaanse artiest Jorge Eielson. Hij is bekend om zijn abstracte canvassen die voornamelijk bestaan uit een kader waarin touwen worden geknoopt en lappen stof strak getrokken, waardoor een gerimpeld effect ontstaat dat de spanningen tussen de touwen weergeeft.” “I drew inspiration from the Peruvian artists, Jorge Pielson. He is well-known for his abstract works, which mainly consist of a frame in which ropes are knotted and pieces of fabric are stretched out, which results in a rippled effect, which reflects the tensions between the ropes.”
Eva Pollet (Gent/Ghent)
“Dit is een persoonlijke en emotionele collectie. Met liefde voor het pièce unique, en de toekomstige bezitter zal het waard zijn.” “This is a personal and emotional collection, which is passionate about “one-of-a-kind items”. The future owner will be worth it.”
18
Miquel Boutens (Antwerpen/antwerp) “Ik creëerde totale silhouetten die steeds de tegenstelling tussen de dagdroom van een kind en de realiteit van een man bevatten. Ik was erg geïnteresseerd in een mannensilhouet. Ik hou ervan om de beperkingen om te zetten in creatieve uitdagingen.” “I created total looks, which contain the contradiction between a child’s daydream and the reality of a man. I was very interested in designs for men. I like to turn restrictions into creative challenges.”
Eva Dunis (Antwerpen/antwerp)
“Je kan het oppervlakkig noemen, maar als je te agressief bent, luistert niemand nog naar je. Het is beter om thema’s zoals de positie van de vrouw in de Indische maatschappij, te belichten via mooie kleding.” “You may think this is superficial but if you are too aggressive nobody will listen to you. It is better to highlight themes such as the position of women in Indian society with beautiful clothes.” 19
Hannah Jacobs (Gent/Ghent) Klaas Rommelaere (Gent/Ghent) “Het idee achter dit project ontstond door een citaat uit Chuck Palahniuks Damned, waarin de auteur zegt dat internet en tv de beste voorbereiding zijn voor de dood omdat in beide dezelfde passiviteit schuilgaat. Dit is een interessante, conservatieve gedachte, en ik wilde in mijn project juist het omgekeerde doen: zeer actief bezig zijn met internet en elektronische apparaten.” “The underlying idea for this project was a quote from Chuck Palahniuks Damned, in which the author says that the Internet and TV are the best preparation for death because they both conceal the same sort of passiveness. This is an interesting, conservative idea. I wanted to do exactly the opposite in my project: to work very actively with the Internet and with electronic appliances.”
Anissa Aouar (Antwerpen/antwerp)
20
“Het belangrijkste is dat ik de mensen doe lachen. Ik wil me amuseren met mode.” “The most important thing is that I can make people laugh. I want to have fun with fashion.”
Jon Sofferud (Antwerpen/antwerp)
“De verplaatsing van een bergbeklimmer is niet enkel fysiek maar ook mentaal. Hoe hoger hij geraakt, hoe meer zijn gedachtegang verandert en daarmee ook de realiteit rond hem. Dat beeld van de bergbeklimmer gebruikte ik als metafoor voor de ontdekking van mijn eigen persoonlijkheid en mentaliteitswijziging “A mountain climber not only transports himself physically but tijdens mijn opleiding aan de modeafdeling.”
also mentally. The higher he climbs, the more his thought process changes and the same applies to the reality around him. I used this image of the mountain climber as a metaphor for the discovery of my own personality and the change in mentality during my training in the fashion department.”
Tabitha Osler (Antwerpen/antwerp) “De collectie wil zeker niet doemdenken rond de klimaatsverandering, maar eerder een viering zijn van de krachten van herbronning, overvloed en de bescherming tegen vernieling.” “This collection most certainly was not designed to be a despondent reflection on climate change. Instead I think of it as a celebration of the power of resourcing, abundance and the protection against destruction.” 21
Foto: Giel Domen. Model: Thierry Fasseur. Make-up: Angel Jiminez.
In het laatste jaar
is je collectie je hele universum interview miquel boutens
Oostendenaar Miquel Boutens is net afgestudeerd aan de Antwerpse Modeacademie. Hij wijdde zijn laatstejaarscollectie aan Le Petit Prince van Antoine de Saint-Exupéry. Hij won er de Feeling x Essentiel-prijs mee en het FFI-team bekroonde hem voor het sterk verhalende karakter van zijn mannencollectie.
22
De verplichte lectuur op de middelbare school laat bij de ene al een wat diepere indruk na dan bij de andere. Bij pas afgestudeerd modeontwerper Miquel Boutens was Le Petit Prince blijven hangen. Het klassieke verhaal van de Saint-Exupéry vormde het uitgangspunt voor zijn eindejaarscollectie. Met een mannencollectie in een fris kleurenpalet en met eigenzinnige schoenen maakte Boutens een goede beurt. Het moet wellicht een van de verstandigste beslissingen van zijn leven geweest zijn toen hij SintLucas in Gent vaarwel zegde, een enkel treinticket richting Antwerpen kocht, en er zich aanmeldde voor de opleiding mode. Dat Miquel Boutens (26) mode boven binnenhuisarchitectuur verkoos, is niet verwonderlijk: “Mode, dat is mijn ding”, verklaart hij. “In deze sector worden kunst en creativiteit vertaald naar een dynamisch product dat je elk seizoen weer presenteert aan inkopers en pers. Er zitten in deze collectie wel enkele referenties naar architectuur: een zacht, transparant hemd dat je in twee delen kan opsplitsen bijvoorbeeld. Zo kreeg ik vrij spel met de ruimte tussenin. Uiteindelijk is het een vrij draagbare collectie geworden. Ik wilde aantonen dat ik in staat ben kleding te maken die ook buiten de muren van de academie kan functioneren.” Boutens’ afstudeerproject Painting an invisible moon mag dan wel erg down-to-earth aanvoelen, zijn opzet was dat allerminst. Hij liet zich inspireren door de kleine prins uit het gelijknamige boek, die op een heel kinderlijke en naïeve manier naar het leven kijkt. “Voor elk van de twaalf silhouetten uit de collectie bedacht ik een zin die logisch is voor een kind, maar daarom niet voor een volwassene: The boy who writes on water, The boy who walks on the star, enz. Daarnaast heb ik me vooral laten leiden door de film Marie Antoinette van Sofia Coppola: zachte pastelkleuren, kroontjes, strikken, fijne stoffen, noem maar op.” Maar de schoenen uit zijn collectie zijn veruit het royaalst: gouden zooltjes en geperforeerde sterrenbeelden op elke neus. Wie Boutens’ werk kent, merkt meteen dat deze collectie in schril contrast staat met zijn vorige ontwerpen. Die oogden meestal donker, zwaar en bijna melancholisch. Over zijn nieuwe, preppy stijl wil hij het volgende kwijt: “Tijdens mijn beginjaren aan de academie was ik heel koppig. Met de jaren ben ik niet alleen zachter geworden, mijn ontwerpen zijn er ook een stuk frisser gaan uitzien. Die stap was zeker niet makkelijk. Het is een uitdaging om jezelf en je werk in vraag te stellen. Je zet je eigenlijk af tegen een visie waarin je al zo lang gelooft.” Heeft hij ooit gedacht aan opgeven? “Neen, dat niet. Ik zit met een soort van grenzeloos enthousiasme. [lacht] Je sociale leven on hold zetten, dat vond ik vaak wel moeilijk. Elke dag moet je tot ’s avonds laat werken. Je krijgt ook continu de indruk dat je daarbuiten vanalles mist, want je zit opgesloten tussen vier muren. Tijdens het laatste jaar ging het steeds beter. De collectie is op dat moment je hele universum. Je wil dan zelfs met niets anders bezig zijn.” Concrete toekomstplannen heeft Miquel Boutens nog niet. Hij weet wel zeker dat hij nu niet solo wil gaan. Hij zou liever eerst ervaring opdoen bij een modehuis in Antwerpen, Parijs of Londen. Een andere slotvraag dan maar. Is het een droom om later met z’n kleding veel mensen te bereiken? “Ik kijk er wel naar uit om mijn eigen identiteit te creëren binnen een bepaalde ontwerpstijl. Is dat niet het doel van elke modestudent?” Miquel Boutens won de Award 2012 van het Flanders Fashion Institute. In het KASK in Gent kreeg Klaas Rommelaere de FFI-Award. Beiden mochten in juli hun collectie voorstellen tijdens Scoop International, een belangrijke vakbeurs in Londen.
Jolien Vanhoof
Your collection is your entire universe in your graduation year Interview Miquel Boutens | Jolien Vanhoof Miquel Boutens hails from Ostend but just graduated from the Antwerp Fashion Academy. The theme of his graduation collection was Antoine de Saint-Exupéry’s Le Petit Prince. He won the Feeling x Essentiel award and the FFI team awarded him a prize for the highly narrative character of his men’s collection. The mandatory reading assignments in secondary school tend to make a deeper impression on some people. In the case of recently graduated fashion designer Miquel Boutens Le Petit Prince left an indelible mark on him. Saint-Exupéry’s classic story was the starting point for his graduation collection. Boutens scored well with a men’s collection in bright colours and some original shoes. Miquel Boutens (26) made one of the best decisions in his life when he dropped out of Sint-Lucas in Ghent, booked a one-way ticket to Antwerp and applied for the fashion design programme. It comes as no surprise that Miquel chose fashion over interior design. “Fashion really is my passion”, he explains. “In this industry art and creativity are translated into a dynamic product which you present to buyers and the press every season again. There are some references to architecture in this collection of course: for example, a soft transparent shirt that can be split in two for example. This gave me the freedom to play with the space in between. I think the collection is rather wearable at the end of the day. I wanted to show that I am capable of designing clothes that can also function outside of the academy.” Boutens’ graduation project, Painting an invisible moon may feel quite down-to-earth but the idea underpinning it is everything but. He was inspired by the little prince of the eponymous book, who contemplates life in a very childish and naive manner: “I came up with a phrase that makes sense to a child, for each of the twelve designs in my collection but which adults may not understand: The boy who writes on water, The boy who walks on the star, etc. I was also mainly inspired by Sofia Coppola’s film, Marie Antoinette: soft pastels, crowns, bows, delicate fabrics, and so on. But the shoes in his collection are the most extraordinary feature: golden soles and perforated constellations on each toe. Anyone who is familiar with Boutens’ work will immediately realise that this collection contrasts shrilly with his previous designs. These were usually dark, heavy and almost melancholic. Boutens has the following to say about his preppy style: “I was quite stubborn during my early years at the academy. I have softened up over the years and my designs look much fresher now. It wasn’t easy. It is quite a challenge to question yourself and your work. In effect you are rebelling against a vision that you have believed in for so long.” Did he ever contemplate giving up? “No, not at all. My enthusiasm knows no bounds. [laughs] I did think that putting your social life on hold was quite tough at times. You have to work late every day. And you also continuously have the impression that you are missing a lot of what is going on outside given that you are stuck between four walls. Things got better during the last year. The collection is your entire universe during that year. You don’t even feel like working on anything else.” Miquel Boutens has no firm plans for the future as yet. He is certain that he is not interested in working on his own. He would prefer to work for a fashion house in Antwerp, Paris or London. Another question to end the interview. Does he dream of reaching many people with his clothes? “I do look forwarding to creating my own identity within a given design style. Isn’t that every fashion student’s goal?” Miquel Boutens won the 2012 Awards of the Flanders Fashion Institute. In Ghent the FFI Award went to Klaas Rommelaere who studies at KASK. Both graduates were given the opportunity to present their collections during Scoop International, a major trade fair in London.
Elien Haentjens
Schoonheid versus tristesse in de wereld in memorium kaat tilley Met Kaat Tilley verloor de Belgische modewereld een eigenzinnig icoon. Een enthousiaste dromer. Een moedige doorzetter. Kortom, een grande dame die op 52-jarige leeftijd stierf, plots en veel te vroeg.
Š Imageglobe
23
Wellicht konden de ontwerpen van Kaat Tilley op zoveel bijval rekenen door hun herkenbaarheid en romantische, feeërieke karakter. Dat maakte haar niet alleen geliefd bij wereldberoemde sterren als Naomi Campbell, Diana Ross en Halle Berry, maar ook bij de gewone man in de straat. “Als je aan mensen vraagt om een Belgische modeontwerper te noemen, zal de naam Kaat Tilley bijna altijd vallen”, stelt Kaat Debo, directeur van het Antwerpse ModeMuseum. “Terwijl haar collega’s van de Antwerpse Modeacademie vooral in het buitenland faam wisten op te bouwen, richtte Kaat zich onder andere door haar winkel in Brussel op de Belgische markt. Heel veel mensen hebben een stuk van Kaat in hun kast en ze dragen het ook.” Tilley liet haar klanten dromen. In haar jurken voelden vrouwen zich voor even een prinses. Ze lieten je ontsnappen aan de dagelijkse realiteit. Volgens Tilley was schoonheid het enige middel om een tegenwicht te bieden aan de tristesse in de wereld. Van nachtmerries wilde ze dromen maken. “Ook met mijn lymfeklierkanker heb ik dat gedaan”, vertelde ze in
2009 in een interview op Radio Donna. “Ik vertrek vaak vanuit het negatieve voor mijn werk. Littekens zijn op het eerste gezicht lelijk, maar zelf beschouw ik ze als iets positief. Ze sporen je aan om een fout niet opnieuw te maken, of vormen de stille getuigen van een nare ervaring die je overleefd hebt.” Ook keramiste Roos Van de Velde kende Kaat Tilley erg goed, als buurvrouw en als vriendin. “In het begin van de jaren negentig heb ik een tijdje enkel en alleen kleding van Kaat gedragen, tot ik het gevoel kreeg dat die kleding eigenlijk niet bij ons dagelijkse leven past. Om die reden vind ik haar bruidscollecties ook het sterkst: bij een trouwdag sluit die droomwereld wél perfect aan”, aldus de keramiste die niet alleen de etalages voor de winkel van Tilley verzorgde, maar in 1994 ook de verlichting voor de bruidswinkel creëerde.
Overvloed Die droomwereld beheerste niet alleen haar kleding, maar ook haar schilderkunst en eigenlijk haar volledige bestaan. “Maar bestempel haar niet als een watje, want dat was ze
Beauty versus sorrow in the world I In memoriam Kaat Tilley Elien Haentjens
24
The Belgian fashion world has lost an original icon, following the death of Kaat Tilley. An enthusiastic dreamer. A courageous go-getter. In short, an amazing woman, who died suddenly and far too early, at age 52. Kaat Tilley’s romantic and dreamy designs were probably so popular because they were easy to recognise. As a result her dresses were prized by such worldfamous stars as Naomi Campbell, Diana Ross and Halle Berry but also by ordinary people. “If you ask people to name a Belgian fashion designer people almost always cite Kaat Tilley”, says Kaat Debo, Director of the Antwerp Fashion Museum. “Whereas her colleagues of the Antwerp Fashion Academy mainly made a name for themselves abroad Kaat always focused on the Belgian market, among others because of her shop in Brussels. Many people own a piece by Kaat and they also wear it.” Tilley allowed her customers to dream. Women felt like princesses in her dresses. Her designs provided an escape from daily reality. According to Tilley beauty was the only way of countering the sorrow of the world. She wanted to turn nightmares into dreams. “I did the same with my lymphoma”, she once explained during a radio interview in 2009. “I often start from a negative aspect for my work. Scars may seem ugly at first glance but I think of them as something positive. They encourage you to not make the same mistake again or are the silent witnesses of a horrific experience which you survived.” Ceramist Roos Van de Velde also knew Kaat Tilley quite well, as a neighbour
absoluut niet”, benadrukt de Brusselse styliste Linda Van Waesberge. “Je voelt dat trouwens in haar werk. Het vertoont best ruwe kantjes, zoals in de collectie rond de littekens.” “Ze was een levensgenieter, hield ervan om mensen samen te brengen en kende geen grenzen. De feestjes in haar huis hier in Kapelle-op-den-Bos waren altijd buitengewoon. Ze gingen eindeloos door en overstegen de realiteit”, vult Roos Van de Velde aan. Inspiratie vond Kaat Tilley in de schoonheid van het leven en in de natuur. “Dat we een eigen wereld scheppen en voor onze vormentaal teruggrijpen naar de natuur, hebben we gemeen. Ook voor Kaat was een rechte lijn eigenlijk doods”, stelt Van de Velde. “Maar Kaat ging veel overdadiger te werk. Het leek soms of ze niet kon stoppen, terwijl ik de materie veel meer voor zich laat spreken. Ik hou van soberheid, eenvoud en leegte.” Zo schilderde Tilley de muren van de oude watermolen in Asbeek – waarnaar ze na haar scheiding verkaste en waar ze ook haar laatste rustplaats gevonden heeft – tot in het kleinste hoekje vol. Ook haar schetsboeken waren een
and as a friend. “In the early Nineties I exclusively wore Kaat’s designs, until I started to feel that her clothes do not fit in with daily life. That is why I think that her bridal collection is her best work: this dream world is perfectly suited to a wedding day”, says the ceramist who was in charge of the window displays of Tilley’s shop but who also created the lighting for the bridal shop in 1994.
Excess This dream world dominated her clothes as well as her painting. In fact her whole existence was defined by it. “But don’t think that she was a wimp, because she definitely wasn’t”, Brussels stylist Linda Van Waesberge is quick to emphasise. “You can feel it in her work. It can be rough around the edges, as was the case in the collection which focused on scars.” “She enjoyed life, she enjoyed bringing people together and knew no boundaries. The parties in her house here in Kapelle-op-den-Bos were always extraordinary. They would go on endlessly and transcended reality”, says Roos Van de Velde. Kaat Tilley was inspired by the beauty of life and by nature. “We have in common the fact that we like to create our own world and that we are inspired by nature when it comes to our visual language. Kaat also always thought that a straight line was boring”, says Van de Velde. “But Kaat’s approach was far more excessive. Sometimes it seems as if she was unable to stop, whereas I like the matter to take the upper hand. I like simplicity and the void.” Tilley painted every inch of the walls of the old water mill in Asbeek – her
overvloedige uiting van haar intense droomwereld. Volgens Lene Kemps, hoofdredacteur van Knack Weekend, was het bladeren door haar schetsboeken als een reis door Wonderland, met je eigenste Alice als gids. Ook Linda Van Waesberge vindt de schetsboeken ronduit prachtig; Guillaume Van der Stighelen noemt haar kunst dromerig en krachtig. Voor die schetsboeken gebruikte Tilley vaak oude catalogi waarvan ze de bladen wit schilderde. Haar financiële situatie kennende, was het misschien noodzakelijk om die boeken te hergebruiken, maar haar liefde voor authentieke, gerecupereerde materialen zat er ook zeker voor iets tussen. “Een van de mooiste herinneringen aan Kaat dateert van tijdens een prinselijke missie in Bangkok. Het gigantische raam van onze hotelkamer bood een prachtig uitzicht op de stad. De mix van moderne gebouwen, krakkemikkige hutjes en met recuperatiemateriaal samengestelde bootjes vormde een perfect decor voor Kaat. We hadden er urenlang een bijzonder boeiend gesprek over de zin en onzin van het leven”, mijmert Van Waesberge.
Droom realiseren Ondanks haar successen had Tilley het vaak erg moeilijk om het hoofd boven water te houden. Doordat ze in haar eigen wereld vertoefde, kon ze zowel zakelijk als artistiek niet altijd volgen in de reële wereld. “Ook op school vormde dat eigenlijk al een probleem,” zegt Debo. “Want ze was absoluut niet competitief ingesteld. Zich tijdens de examens meten met haar medestudenten lag niet in haar karakter.” “Later moest ze door haar financiële problemen noodgedwongen ophouden met het creëren van collecties op het ritme van de modewereld. Nadien maakte ze bewust de keuze om voortaan op haar eigen tempo en wars van alle trends aan themacollecties te werken. Dat maakte haar dus allesbehalve een stereotiepe modeontwerpster,” stelt Van Waesberge. Zo creëerde Tilley enkele maanden geleden, naar aanleiding van het tienjarige bestaan van Thomas Cook, nieuwe uniformen voor het personeel van de vliegtuigmaatschappij, en was ze volop in de weer met de kostuums voor de superproductie Peter Pan van Music Hall. Door al die factoren was haar betekenis voor de mo-
dewereld de laatste jaren eerder beperkt. “Omdat ze zich steeds meer toelegde op andere projecten en op haar schilderkunst, volgde ik haar werk niet meer zo intensief. Meer dan iemand die richting gaf aan de mode, was ze voor mij de laatste jaren vooral een goede ontwerpster van feestjurken”, aldus Debo. “Ze was erg getalenteerd en erg moedig,” vertelt Van Waesberge. “Een koppige ezel soms. Veel mensen denken: ‘Goh, dat was een speciale’. En dat is waar. Iedereen moet zijn eigen nagedachtenis vormen, maar we mogen haar alleszins niet vergeten.” Tot slot roemt Van de Velde de creativiteit en de gedrevenheid van Tilley. “Ze heeft er alles aan gedaan om haar eigen wereld neer te zetten en mensen de kans te geven om daarin mee te gaan, ondanks haar financiële moeilijkheden. Ze was een bijzonder sterke vrouw met een enorme drive. Niets kon haar tegenhouden haar droom te realiseren, behalve de dood. Ik denk dat daarin ook haar betekenis ligt: ze heeft mensen laten zien dat het mogelijk is om je eigen wereld te realiseren, zolang je er zelf in gelooft.”
new home after her divorce and where she also died. Her sketch books also were an expressive outlet for her intense dream world. According to Lene Kemps, the editor in chief of Knack Weekend, leafing through her sketch books was like a voyage through Wonderland, with your own Alice as a guide. Linda Van Waesberge thinks the sketch books are amazing while Guillaume Van der Stighelen said her art was dreamy and powerful. Tilley often used old catalogues for her sketch books. She would cover the pages in white paint. Given her financial situation she probably had no choice but to reuse these catalogues but her love of authentic, recovered materials probably also had something to do with it. “One of my best memories of Kaat dates from an economic mission with Prince Philip to Bangkok. The gigantic room of our hotel room offered a splendid view of the city. The mix of modern buildings, rundown huts and boats made of recycled materials were the perfect setting for Kaat. We spent hours talking about the sense and the nonsense of life”, Van Waesberge remembers.
“She was subsequently forced to stop creating collections to the pace of the fashion world as a result of her financial problems. Afterwards she chose to create theme collections, at her own pace and without following any trends. She was everything but a stereotypical designer,” says Van Waesberge. On the occasion of the tenth anniversary of Thomas Cook Tilley designed new uniforms for the airline’s employees. She was also working on the costumes for Music Hall’s huge new production, Peter Pan. Because of all these factors her significance to the fashion world was rather limited in recent years. “I no longer followed her work that closely because she was focussing more on other projects and on her painting”. In recent years I started thinking of her less as a directional voice in fashion and more as a good designer of evening dresses. “She was very talented and very courageous”, says Van Waesberge. “A stubborn mule at times too. Many people think: ‘Well, she was quite something’. But it’s true. Everything should remember her in his own way but we cannot forget her.” Finally Van de Velde praises Tilley’s creativity and passion. “She did every-
Realising a dream
thing possible to create her own world and give people the chance to follow her in it, in spite of her financial difficulties. She was an extremely strong woman with a huge drive. Nothing could prevent her from realising her dream, except death. I think that is why she is still so relevant: She showed people that it is possible to build your world, as long as you believe in it yourself.”
In spite of her success Tilley often fell on hard times. Because she spent so much time in her own world she was unable to keep up with the real world, both in business and artistic terms. “She already had this problem at school”, says Debo. “Because she was not at all competitive. She wasn’t the type of person who would compete against the other students during exam time.”
25