magazine
ZWERFJONGEREN Kiezen vrijwillig voor de straat LEVEN MET HIV Zo onzichtbaar zo dichtbij ARIテ記 JACOBS De kampioenenmaker ADHD Zit stil! Periodiek van de Professionele Bachelor Journalistiek van het departement Campus Dansaert Erasmushogeschool Brussel, Jaargang 14, nr 4, september 2010
Redactioneel
Inhoudsopgave
Oh please…
Het redactioneel! Wat moet ik hier zetten? Wat, in godsnaam, moet ik hier schrijven? Ik heb er nachten van wakker gelegen. Hoofdpijn, maagzweren, tropische koorts, dat zijn slechts een paar van de neveneffecten die ik moest ondergaan. Eindeloze probeersels heb ik in razernij verscheurd. Overal ging ik raad vragen, zelfs bij mijn grootmoeder, voor dat ene briljante idee. Maar nee, het enige dat toenam in volume was de berg papier naast mijn bureau, het blad voor mij bleef blanco… Oké oké, toegegeven, zo extreem ging het er niet aan toe. Maar toch, wat schrijf je hier dan? Een opsomming van de ijzersterke dossiers die je in ons magazine kan terugvinden? Neen, daarvoor is er een inhoud, draai je hoofd 10° naar links en je kijkt er pal op. Dat we twee weken gezwoegd en gezweet hebben? Dat spreekt voor zich… Wat een briljant werk onze redactieleden geleverd hebben en hoe ik trots ik wel niet op hen ben? Hm, als ik daarmee begin, wordt het snel zodanig klef dat we bij Erasmix een gratis kotszakje moeten meegeven. Geen gratis kotszakjes dus, wel een gratis magazine. Je houdt het nu in je handen zonder dat je er een cent voor moest neertellen. Maar gratis betekent niet noodzakelijk slecht, het wil alleen zeggen ‘gemaakt door studenten’. Mochten ze alle uren uitbetalen die we hier ingestoken hebben, we zouden er een blitse voiture van kunnen kopen. Zo, met die krachtige uitspraak sluit ik af. Je mag beginnen ons magazine te lezen. Please?
3
(Over)leven met hiv
6
Jong en vrijwillig leven op straat
8 ADHD: van het kastje naar de muur 10 Anderlechtcoach Ariël Jacobs: de kampioenenmaker 13 Cureghem: 100% tolérance
13
Senne Christiaens
6
10
8 3
Colofon Hoofdredactie: Hoofdredacteur: Senne Christiaens Adjunct-hoofdredacteur: Els Gillaerts Eindredacteur: Nele De Vroe Chef lay-out: Pieterjan Huyghebaert Multimediamanager: Kwinten Bergé Redactie: Redactiesecretaris: Stefan Kessels Chef reportage: Inès Boukhalfa Vormgever: Nico Cardone Beeldredacteur: Kwinten Cammaer Redactiechef: Christophe D’Huysser Redacteur: Noémie Kowalczyk Redacteur: Vincent De Backer Algemeen hoofdredacteur: Patrick Pelgrims Taalbewaker: Dirk Mampaey Eindredacteur lay-out en multimedia: André Lapeere Eindredacteur beeld en multimedia: Joost Goethals
magazine
2
Zet ‘m op: (over)leven met hiv
Vorig jaar is in ons land het aantal hiv-besmettingen gestegen met anderhalve procent. Dat wil zeggen dat er ongeveer drie besmettingen per dag bijkomen. Maar de ziekte is in onze samenleving onzichtbaar geworden dankzij de goede medicatie. Over hiv praten blijft voor veel mensen taboe. Drie seropositieve mensen met een totaal verschillende achtergrond vertellen hun verhaal. Over hoe hiv hun leven veranderde. Tekst en foto’s Nico Cardone
Inge “Ik weet nog dat de huisdokter tegen mij zei: ‘We zullen die test dan maar voor de zekerheid doen zeker?’”
Inge is 40 en al zeventien jaar seropositief Zeventien jaar geleden werd ik halsoverkop verliefd. Hij leek wel perfect: hij was slim, sprak vier talen, kon koken, schreef gedichten en maakte liedjes. Kortom: ik viel als een blok voor hem. Tijdens de seks hadden we vaak last van een gescheurd condoom. Daarom hebben we na een tijdje dat condoom achterwege gelaten. Toen we anderhalve maand samen waren, ontdekte ik dat hij er meerdere vriendinnetjes op nahield. In die periode zag je voor en na elk journaal reclamespotjes om je te laten testen op hiv en ik heb dat na die relatie ook gedaan. Met als resultaat: ik was seropositief. Ik weet nog dat de huisdokter tegen mij zei: “We zullen die test dan maar voor de zekerheid doen zeker? Maar het zal wel oké zijn hoor!” Hij klonk helemaal anders toen hij mijn diagnose meedeelde: hij deinsde letterlijk achteruit toen hij het zei. Die man leek wel schrik te hebben. Hij zat er echt heel oncomfortabel bij. Als je hoort dat je seropositief bent, stort je wereld in. Je hebt schrik om te sterven. Ik leefde een tijd op automatische piloot, mijn leven was alsof ik vanop een afstand toekeek naar een soort rare film. In die tijd duurde een hiv-test wel even. Ze hadden ook nog een tweede test gedaan voor de zekerheid. Toen ik mijn diagnose kreeg zat ik al in een andere relatie. Ook met hem had ik al onveilig gevreeën, maar voor mijn toenmalige vriend was hiv absoluut taboe. Hij wilde er niet over praten en hij wilde zich ook niet laten testen. Van de ene dag op de andere was onze relatie helemaal anders. Seks verminderde fel en viel op termijn zelfs helemaal weg. En niet alleen seks: we kusten en knuffelden na een tijd zelfs niet meer. Na drie jaar was ik zo ongelukkig dat ik niet anders kon dan het uitmaken. Laatst heb ik hem nog eens gesproken. Hij is getrouwd en heeft kinderen. Ondertussen heeft hij zich ook laten testen, het moest voor zijn job. Hij is gelukkig negatief. Mensen denken soms dat hiv tegenwoordig enkel nog af en toe een pil slikken is, maar dat is verre van waar. Seks hoort iets leuks te zijn, iets dat genot geeft. Maar sinds ik positief ben, is seks voor mij iets
bitters. Iets triest. Het ongeremde is weg. Ook durf ik bijna nooit alcohol te drinken: stel dat ik zat word en zonder erbij na te denken onveilig met iemand zou vrijen! Dat risico wil ik no way nemen. Nadat ik het te horen kreeg moest ik er gewoon over kunnen praten. Ik heb toen meteen mijn ouders en mijn beste vriendinnen ingelicht. Die waren allemaal geschrokken, maar hiv was voor hen wel bespreekbaar. Het doet deugd om niet alleen te zijn met je verhaal. Ik had helemaal niet nagedacht over de manier waarop ik het aan hen vertelde, ik flapte het er gewoon uit. Maar dat is natuurlijk niet de goede manier: voor de mensen rond je is hiv ook een zware klap. Daar stond ik toen niet bij stil. Nu besef ik ook niet meer wat voor een impact dat nieuws heeft op mensen: ik leef er nu al zo lang mee en ik heb het een plaats gegeven. Maar je moet ook rekening houden met je omgeving hé. Het is verschrikkelijk moeilijk als je iemand tegenkomt die wel eens een potentiële partner zou kunnen zijn. Vertel je het heel snel, loop je het risico dat die persoon je nooit meer wil zien. Vertel je het later, heb je het risico dat die persoon je niet meer vertrouwt, omdat je zo lang gewacht hebt. Maar sowieso vertel ik het altijd voor er seks aan te pas komt. Ik heb de jongen die me besmette, inderdaad met de feiten geconfronteerd, maar hij ontkende alles. Hij zei dat ik het wel zou gekregen hebben van mijn nieuwe vriend, maar ze kunnen bij je hiv-test zien hoe lang je al besmet bent en het was zeker niet van mijn nieuwe vriend. Daarna heb ik hem nooit meer gezien en dat vind ik ook niet erg. Andere seropositieve mensen hoor ik soms zeggen: “Ik geniet nu meer van kleine dingen en leef van dag tot dag”, maar dat gaat bij mij niet op. Ik leef nu al zeventien jaar met hiv. Ondertussen maakt hiv gewoon deel uit van mijn leven. Mensen schrikken heel hard als ik zeg dat ik seropositief ben. Ze schrikken omdat ik een blanke, heteroseksuele vrouw ben, absoluut geen stereotiepe hiv-patiënt dus. Maar hiv is een seksueel overdraagbare ziekte. Iedereen die seks heeft kan het krijgen.
magazine
3
Jeroen is 30 en weet nu acht maanden dat hij seropositief is. Zijn partner Bart is 26 en seronegatief. Jeroen: Het begon allemaal met een simpele soa: ik bleek gonorroe te hebben. Dit werd bij de dokter behandeld, en ik dacht er vanaf te zijn, maar in maart was de gonorroe plots terug, dus volgde ik een tweede behandeling. In juli was het wéér van dat. Ik was furieus: hoe kan dat toch, waarom gebeurt dit de hele tijd bij mij? Ik ging naar mijn huisdokter en vroeg hem een hiv-test af te nemen. Hij vond dat gek omdat ik het jaar ervoor al zo’n test had laten doen en omdat ik een vaste relatie heb. In theorie kon ik dus geen hiv hebben gekregen. Toch wou ik die test: Bart en ik hadden eens een trio gedaan. Het kon dus misschien wel. De dokter nam bloed af en vertelde me dat de resultaten maandag wel binnen zouden zijn. Ik heb maandag vanop mijn werk naar de dokter gebeld om te vragen wat het resultaat was. Hij zei: “Jeroen, je gonorroe is weg maar je hebt wel hiv.” Opeens ging het heel erg snel. Ik weet dat ik een drietal vragen heb gesteld, maar niet meer welke. Van pure stress ben ik toen in elkaar gestuikt. Weer bijgekomen vertelde ik een collega wat ik net gehoord had. Bart werkt niet ver van mij vandaan, dus besloot die collega hem te gaan halen op zijn werk. Bart: Toen ze mij belden op mijn werk en zeiden “We komen u halen, er is iets met Jeroen”, wist ik het meteen: hij is seropositief. Ik wist dat hij die test had laten doen en ik wist ook dat hij die dag ging bellen om naar het resultaat te vragen. Jeroen: Op het moment dat ik Bart zag, zijn we allebei in tranen uitgebarsten. Wat er dan allemaal door je hoofd schiet, is onbeschrijfelijk. Toen ik hoorde dat ik hiv had, ben ik met Bart meteen terug naar de dokter gereden. Ah ja, wij hadden ondertussen ook al een half jaar onveilige seks. De dokter heeft ons toen een week ziekteverlof gegeven. We zijn toen eerst naar zee gereden, in volle onwetendheid. De volgende dag hebben we naar de dokter gebeld. Die wist ons te vertellen dat Bart oké was, dat was al een enorme last die van mijn schouders viel. Die week ben ik ook meteen beginnen te mailen met Sensoa. Fantastisch. Je stuurt daar een mail naar en nog geen uur later krijg je antwoord. Het doet echt wel goed dat er mensen zijn die je begrijpen. Ze geven ook meteen de mogelijkheden: je kan daar naartoe komen voor een gesprek, of ze kunnen een lotgenoot (iemand anders die seropositief is) voor je zoeken, waarmee je dan over je situatie kan praten. Gewoon, met mensen die er al jaren mee leven. Ik heb het meteen allebei gedaan. Dat is heel gek hé, maar wat bij mij veel deugd heeft gedaan, is bij lotgenoten zijn. Ermee praten en zo. Zien dat er mensen zijn die dat al jaren hebben en hoe zij daar mee omgaan. Ik wou weten wat er mij zou overkomen en hoe ik mijn toekomst kon zien. Die contacten verliepen vlot, maar toen moest je het natuurlijk nog aan anderen vertellen. Mensen vragen mij soms of dat een emotioneel moment was. Maar eigenlijk totaal niet. Ik was zo geconcentreerd met mijn moeder bezig. Ik wou zeker weten dat ze alles begreep. Ik zat enorm met haar gevoelens in mijn hoofd en met haar reactie. Ik had ook een boekje bij van Sensoa, en deed haar
magazine
4
ook de uitleg over hiv en de gevolgen daarvan. Ze is zelf nooit naar Sensoa gegaan maar heeft via mij wel enkele lotgenoten leren kennen. Dat heeft haar ook wel deugd gedaan, dat normaliseert de situatie een beetje. Bart en ik kenden voordien niemand die seropositief is. Bart: Wij dénken niemand te kennen die seropositief is! Jeroen: Oké, dat is waar. We denken niemand te kennen. Zeker in het homomilieu, waar er cijfers rondgaan zoals: één op de twintig homo’s is seropositief, is het eigenlijk onmogelijk dat wij niemand kennen. En je vader? Mijn ouders zijn gescheiden. Eerst vond ik het niet nodig om het te vertellen, het zou hem alleen maar verdriet doen. Maar na twee maanden werd ik overmand door schuldgevoel. Toen ik op een avond alleen thuis was, ben ik naar hem toe gereden en heb ik het hem verteld. Mijn vader reageerde heel rustig. Het is heel gek, maar onze relatie is véél hechter geworden sinds ik seropositief ben. Eindelijk ziet hij mij niet meer als ‘zijne jongste’, maar als een man met een eigen leven. Hij zal ook wel een mentale klap gekregen hebben, maar hij staat nu op een positievere manier in het leven. Hij beseft dat het met iedereen elke dag gedaan kan zijn.
Bart “Ik heb al vaak gezegd: ‘Besmet mij en genees Jeroen’”
Heb je schrik voor de reactie van je omgeving? Het ergste vind ik dat mensen zeggen: ‘Je hebt het zelf gezocht’. Oké, het is mijn schuld, maar heb ik een chronische ziekte verdiend? Ik denk dat als iedereen eens echt eerlijk in eigen boezem gaat kijken, dat 99 procent van de bevolking al wel eens onveilig heeft gevreeën. Als je dan pech hebt, krijg je een stempel en onbegrip, maar iedereen zou het kunnen oplopen. Wij hebben een tante die rookt. Als zij op een dag longkanker blijkt te hebben, zou je dan ook zeggen dat het haar eigen schuld is? Op mijn werk zijn er vier mensen die het weten. Zij weten nu wat hiv is. Voor de rest hoeft niemand mijn situatie te kennen. Niet omdat ze het niet mogen weten, maar we willen gewoon geen paniek zaaien. Het merendeel van de mensen weet niets over hiv en we willen er geen infoavond over geven (lacht). Je hebt vrij snel besloten om te beginnen met hiv-remmers. Jeroen: Ja, om het virus geen vrij spel te geven en om ervoor te zorgen dat ik Bart zéker niet zou besmetten. Zodra je die pillen neemt, wordt je virus ‘ondetecteerbaar’. In mensentaal: het aantal virussen in je bloed wordt zo laag, dat als je een hiv-test zou doen, je negatief zou testen. We doen het toch nog altijd veilig, gewoon om zeker te zijn. Het gevaar bij deze medicatie is dat er vrij veel bijwerkingen zijn. Ik ben begonnen met iets lichtere medicatie, maar dat kan nog veranderen. Nu neem ik één keer per dag drie pillen. Ik heb er ook een bijwerking van gehad: in het begin was mijn huid wat geel uitgeslagen. Nu is dat bijna allemaal weg, maar als mensen iets vroegen, zei ik altijd dat ik leversupplementen nam. Het was soms wel moeilijk om zo te moeten liegen, maar ja... Al bij al valt het allemaal nog wel mee hé.
Jeroen “OK, het is mijn schuld. Maar heb ik een chronische ziekte verdiend?”
Is je toekomstbeeld veranderd sinds je de diagnose hebt gekregen? Jeroen: Vooral het besef: ik zal hier niet voor eeuwig zijn. Als je jong bent sta je daar helemaal niet bij stil, nu denk ik meer na over er niet meer zijn en over ouder worden. Bart: We leven meer van dag tot dag nu. We hebben het idee: als er dingen zijn die je graag wilt doen, moet je daar niet mee wachten tot later, dan doe je dat gewoon. Jeroen: De eerste keer dat we weer seks hadden na mijn diagnose was écht heel erg raar. Het was precies elkaar opnieuw ontdekken, zoals de eerste keer dat we met elkaar naar bed gingen. Opeens, na een lange relatie doe je het weer met condoom. Ook dat was weer even wennen. Seks is ook helemaal anders geworden, de liefde is veel intenser. Het draait nu veel meer om het feit dat ik bij Bart ben dan om het feit dat we seks hebben. Bart, voel jij je nooit machteloos? Ik wil dat wegnemen. Ik wou dat ik hem kon genezen. Maar dat gaat natuurlijk niet hé. Ik heb het al vaak gezegd en ik meen het: als ik zou kunnen, zou ik zijn ziekte overnemen. Dan zou ik zeggen: besmet mij en genees Jeroen. Maar ja, ook dat gaat niet. Ik begrijp dat het moeilijkste het sociale is. Niet de ziekte en niet de pillen? Ja, dat is absoluut zo. Ik ben niet ziek, ik kan gaan en staan waar ik wil. Die pil pakken is niet ideaal, maar ook niet overdreven lastig. Maar hiv blijft een groot taboe. En ik weet dat ik het ook niet help oplossen: ik zou nu eigenlijk met mijn gezicht in het magazine moeten staan. Als iedereen dat zou doen, dan zou seropositief zijn helemaal anders bekeken worden. Maar daarvoor moet je met genoeg zijn. Bijna al mijn vrienden weten het al wel hoor. Als alles een beetje is gaan liggen, ben ik misschien ooit klaar om er mee naar buiten te komen (lacht). Weet je, ik ben niet ‘gevaarlijk’. Het zijn niet de mensen die weten dat ze seropositief zijn, waar je schrik van moet hebben. Die zijn meestal slim genoeg om op te passen dat ze het niet doorgeven. Het zijn de mensen die het niet weten, waar je bang voor moet zijn. Ik heb ooit, lang geleden, eens een jongen afgewezen omdat hij seropositief was en zo eerlijk was om het te zeggen. Achteraf gezien heb ik daar heel veel spijt van. Ik voel mij heel erg schuldig. Bart: Aan de andere kant schuilt daar ook wel weer een gevaar: jongeren denken misschien ‘ooh, dat is maar gewoon een pilletje nemen en het is niets’. En dat is natuurlijk niet waar.
Wat we niet weten over hiv - De levensverwachting van een seropositieve wordt de dag van vandaag beschouwd als normaal. Iemand die twintig is en besmet raakt, kan dus zeventig jaar worden. - De medicatie die je tegen hiv moet nemen, maakt het virus in je bloed ondetecteerbaar. Dit wil zeggen dat de huidige hivtesten dan geen virussen meer terugvinden in je bloed. Je bent dus veel minder besmettelijk. - Als je onveilig hebt gevreeën met iemand die seropositief is, kun je de kans dat je zelf besmet raakt reduceren met 90 procent door een maand een pillenkuur te volgen. Deze kuur kost echter 900 euro en wordt niet terugbetaald. - Aids is de ziekte die door het hiv-virus wordt veroorzaakt. Op dat moment is je immuunsysteem zo verzwakt dat je lichaam geen immuunsysteem heeft. Zelfs een simpele verkoudheid is dan dodelijk.
Jan is 64 en seropositief sinds 1990 Ik liet me sowieso elk jaar testen op hiv, elk jaar was mijn test negatief, behalve dus in november ‘90. Ik was toen 44 jaar oud. Ik weet zelf niet hoe ik besmet ben geraakt. In elk geval door seksueel contact, niet door naalden of zo. Ik kende de regels van veilig vrijen en heb dat ook altijd gedaan. Misschien heb ik het gekregen door voorvocht of zo? Ik heb geen idee. Dat heeft als voordeel dat ik niet met een schuldgevoel zit. Ik ben altijd voorzichtig geweest, ik heb gewoon enorm veel pech gehad. Als je niet ziek wilt worden, dan moet je gewoon helemaal geen seks hebben. Zo simpel is het. Nog voor mijn diagnose had ik al veel vrienden zien aftakelen en sterven door aids en de complicaties van het hiv-virus. Pas na een tijdje waren er virusremmers en die waren tot 1996 nogal primitief. Die pillen verlengden ons leven maar met een paar maanden, hoogstens een paar jaar. Ze waren ook heel erg giftig. Ik ben al mijn tanden verloren door de bijwerkingen van die eerste hiv-remmers op de markt. Ik heb een aantal middelen gehad, die allemaal na heel erg korte tijd niet meer hielpen. In 1996 ben ik dan zwaar ziek geworden. In dat jaar werd HAART uitgevonden, de huidige hiv-remmer. In juli 1996 was ik op sterven na dood. Achteraf heeft mijn dokter mij verteld dat in mijn dossier stond dat ik nog maximum drie maanden te leven had. Maar dankzij HAART heb ik het overleefd. Die pillencocktail heeft mijn leven gered. Als je nu de diagnose krijgt dat je hiv hebt, is het nog altijd een zware diagnose, maar in de jaren 1990 was het nog veel erger. Toen zeiden ze: nog een paar jaar en het is met je gedaan. Dat is gelukkig niet meer zo. Die eerste weken na mijn diagnose waren echt een hel. Gelukkig heb ik goede vrienden. Toen ik te horen kreeg dat ik seropositief was ben ik helemaal gecrasht. Een hele fles whisky heb ik toen in twee dagen uitgedronken. Maar mijn leven is erg veranderd. Ik ging vroeger nogal veel uit. Na mijn diagnose is dat van de ene dag op de andere gestopt. Als ik sinds ‘90 nog drie keer uit ben geweest, is het veel. Ik ben meer aandacht gaan geven aan spirituele dingen, en aan filosofie. Ik ben ook gewoon blijven werken tot ik op pensioen mocht. Met uitzondering van het jaar 1996, toen ik in het ziekenhuis lag natuurlijk. Ik ben uit die moeilijke periode geraakt. Ook omdat ik de dood voor ogen heb gehad. Angst heb ik overwonnen: ik ben niet meer bang om dood te gaan. Dat wil niet zeggen dat ik dood wil gaan, maar ik heb er geen schrik meer van. Als ze je komen vertellen dat je een terminale kanker hebt, is dat ook erg, maar daarover kun je praten met je omgeving. Er hangt geen taboe rond. Op aids rust een taboe omdat je het krijgt via seksueel contact. Eerst wilde ik het niet aan mijn moeder vertellen, maar uiteindelijk moest ik wel. In 1996, toen ik naar het ziekenhuis vertrok, dacht ik dat ik daar zou sterven. Ze was niet kwaad, ze vroeg zich gewoon af hoe ik zes jaar had kunnen liegen. Ik had zes jaar lang verschillende excuses moeten verzinnen over waarom ik er regelmatig niet was. Toen ik het aan mijn moeder vertelde, viel er een hele grote last van mijn schouders. Op het meest kritieke moment was ik zo verzwakt dat ik me er helemaal bij neer had gelegd dat ik zou sterven. Heel dubbel: aan de ene kant keek ik er een beetje naar uit om van alle pijn verlost te zijn, maar toch is er altijd een stemmetje in mij geweest dat me vertelde dat ik moest blijven vechten tot de laatste snik. En dat heb ik gedaan. En zie, ik zit hier nog steeds. Alles was ook klaar voor mijn dood. Ik had mijn testament gemaakt, ik had opgeschreven hoe ik mijn uitvaart wilde en ik heb heel wat spullen weggegeven. Nu denk ik soms ‘verdorie, had ik die plaat maar niet weggegeven’ (lacht). Waarom ik dit interview anoniem doe? Je wordt nog steeds scheef bekeken als je seropositief bent. En gek genoeg ook heel erg vaak door homo’s. Door onwetendheid vooral: je kunt niet geloven hoeveel onwetendheid er is in die bepaalde groep die statistisch gezien zoveel hiv-patiënten heeft. Eigenlijk zou iedereen die hiv heeft er mee naar buiten moeten komen, het taboe zou zo weg zijn. Maar ja, dat vraagt moed hé.
magazine
5
Hervé jongleert al enkele jaren met zijn diabolo om geld te verdienen
Zwerfjongeren: roeping voor de straat Enkele weken geleden meldde het Centrum Algemeen Welzijnswerk dat één op de vier opgevangen thuislozen, jonge mensen zijn tussen 18 en 25 jaar. De statistieken tonen aan dat het aantal thuisloze jongeren de laatste jaren niet verminderd is. Verschillende organisaties op nationaal en Europees niveau proberen oplossingen te zoeken om jongeren van de straat te helpen. Maar wat als die jongeren er bewust voor kiezen om op straat te leven? Tekst en foto’s: Noémie Kowalczyk Hervé leeft al drie jaar op straat. Meestal jongleert hij met een diabolo ergens naast het Brusselse Beursgebouw. ‘Drie jaar geleden kon ik er nog niets van. Nu treed ik soms op met straattheaters.’ Hij is 27, heeft blond haar, blauwe ogen en heeft een bijzondere witte glimlach. ‘Ik probeer mijn tanden minstens één keer per dag te poetsen. Mijn glimlach is mijn handelsmerk.’ Niet iedereen op straat heeft voor die situatie gekozen, Hervé wel. ‘Ik geraakte als webmaster niet aan werk. Ik heb zeker twintig interim-jobs gedaan en mijn cv is in elk uitzendkantoor van Brussel te vinden. Toen mijn werkloosheidsuitkering niet meer kwam, had ik twee keuzes: zo vlug mogelijk aan een onderbetaalde job geraken of de straat op gaan.’ Hervé koos bewust voor de tweede optie. Hij voelt zich vrijer dan ooit en heeft nog altijd zijn ouders die hem soms wat geld toestoppen. ‘Vorige week ben ik nog eens gaan eten met mijn vader, niet dat ik dat graag wou, maar hij wou mij geld geven, anders voelt hij zich schuldig.’ Hervés vader is verantwoordelijk voor de studentenkoten van de ULB. De vraag of Hervé geen kot kon krijgen wordt weggelachen. ‘De regels zijn de regels, zegt mijn pa. Geen student, geen kot. Dat ik in een kraakpand woon of gewoon op straat slaap is zijn probleem niet.’ Uiteindelijk heeft De Blonde Marilyn, zoals zijn vrienden hem noemen, helemaal geen zin meer om afhankelijk te zijn van zijn ouders. ‘Ik heb mijn moeder genoeg last bezorgd toen ik jong was. Nu moet ik mijn eigen weg gaan.’ Hervé is blij als hij tien euro per dag verdient. ‘Daar kan ik van eten en drinken. Ik gebruik geen drugs, dus
magazine
6
dat is al een geldzorg minder. Mijn drugs zijn alcohol en cola. Daar drink ik dagelijks liters van.’ De Blonde Marilyn heeft ook geen piercings of tatoeages. ‘Toch geen die zichtbaar zijn met mijn kleren aan’, zegt hij met een knipoog. ‘Neen, even serieus, ik heb gezien wat die dingen kunnen veroorzaken als ze niet door een professional gezet zijn. Daar krijg je gegarandeerd nachtmerries van.’ Hervé is niet van plan om zijn hele leven op straat te leven. ‘Momenteel is het leuk. Ik doe wat ik wil, geniet volop van mijn vrijheid en hoef aan niemand verantwoording af te leggen.’ Toch is hij van plan over enkele jaren weer een normaal leven te gaan leiden en serieus naar werk te zoeken. ‘Dat zijn zorgen voor later. Ik weet wel dat ik nooit meer aan een nineto-fivejob zal kunnen wennen. Misschien kan een meisje mij wel op andere gedachten brengen.’ David is 29 en leeft al sinds zijn negentiende op straat. ‘Ik kan me niet meer herinneren hoe het vroeger was. Waarschijnlijk was het de moeite niet, anders zou ik er nog iets van weten.’ Breed grijnzend gaat hij verder met het in elkaar knutselen van asbakjes. Die maakt hij uit lege blikjes die hij in vuilnisbakken vindt. ‘Het is niet zo moeilijk te maken en het brengt veel geld op.’ David verdient tussen 25 en 75 euro per dag. ‘Je moet de mensen ook vriendelijk aanspreken, anders zien ze je niet eens zitten. Vooral bij toeristen kan je scoren. Ze hebben geld en die asbakjes vinden ze heel origineel.’ David glimlacht niet vaak. Zijn tanden zijn door overmatig drug-, tabak- en alcoholgebruik behoorlijk zwart en
Hervé “Ik probeer mijn tanden minstens één keer per dag te poetsen, want mijn glimlach is mijn handelsmerk”
David verkoopt zijn zelfgemaakte asbakjes
David “Ik kan me niet meer herinneren hoe het vroeger was. Waarschijnlijk omdat het de moeite niet was”
rot geworden. Zijn azuurblauwe ogen stralen warmte uit en doen een zachtaardig karakter vermoeden. Alleen bij het zien van politiemensen verandert zijn gezicht in een harde, emotieloze façade. ‘Politiemensen laten ons meestal met rust, maar ik heb in het verleden wel problemen met hen gehad. Mijn wantrouwen tegenover het uniform zal nooit verdwijnen.’ De enigen waar David echt problemen mee heeft, zijn de allochtone bedelaarsters uit OostEuropa. ‘Die stelen zelfs ons geld, hoewel wij ook maar bedelen. Ze hebben totaal geen geweten. De meesten onder hen worden ’s avonds opgehaald met een Mercedes en de volgende ochtend weer met die wagen gedropt. Een echte maffia is het.’ David woont met vier vrienden en evenveel honden in een kraakpand. Hij lacht uitbundig wanneer ik hem vraag of het daar wel leefbaar is. ‘Een kraker die na twee dagen geen stromend water en elektriciteit in zijn kraakpand heeft, is geen echte kraker. Wij hebben zelfs gas in ons huis. Dat was iets moeilijker om te regelen, maar het is ons toch gelukt.’ Hij denkt er niet aan ooit nog de straat te verlaten. Zijn vriendin, Zoé, leeft ook op straat. ‘Ze volgt momenteel een soort opleiding om met een computer overweg te kunnen.’ Tijdens het twee uur durende interview heeft hij 36 euro verdiend en zijn er veertien vrienden even een praatje komen slaan. ‘Het nieuws deed al snel de ronde dat ik een interview aan het geven was’, zegt hij. ‘Wij hebben ook onze communicatiemiddelen’, en hij haalt een splinternieuwe Samsung Touch uit zijn zak. ‘Je zou eens moeten weten wat er allemaal op straat voor het rapen ligt.’ Cédric ontmoet ik aan de toog van een Brusselse taverne. Hij is stijlvol gekleed en staat erop de drankjes te betalen. Hij heeft net zijn 32ste verjaardag gevierd in zijn nieuwe appartementje. ‘Ik leefde sinds mijn 23ste op straat, niet omdat ik geen werk had, maar gewoon omdat ik behoefte had aan vrijheid.’ Cédric heeft nooit aan zijn straatvrienden verteld dat hij vijf jaar aan de universiteit gestudeerd heeft en het diploma van informatica–ingenieur behaalde. ‘Zoiets mag je niet toegeven op straat.’ Toen hij voor het straatleven koos, verdiende hij 3.000 euro per
maand in een groot telecommunicatiebedrijf. ‘Ik verdroeg het niet dat mensen mij zeiden wat ik moest doen. Op een dag ben ik er gewoon weggegaan en nooit meer teruggekeerd.’ In de winter verkocht hij kerstbomen en in de zomer bedelde hij op straat. ‘Als de zon schijnt en het warm is, dan is het heel aangenaam op straat. Met vrienden zitten drinken en lachen tot uren in de nacht… de beste tijd van mijn leven.’ Om de vier maanden zocht hij zijn moeder eens op om haar te laten weten dat hij nog leefde. Cédric heeft, in tegenstelling tot veel van zijn vrienden, nooit drugs gebruikt. ‘Ik heb voor de straat gekozen om onafhankelijk te zijn. Wie drugs gebruikt wordt afhankelijk. Ik heb vrienden zien sterven aan een overdosis. Zoiets vergeet je nooit meer. Sommige jongeren die de straat opgingen zaten al aan de drugs. Als ze niet dagelijks hun dosis hadden, bleef je het best uit hun buurt. Ze konden je vermoorden voor de twintig euro die je die dag verdiend had.’ Op zijn dertigste besloot Cédric dat het welletjes geweest was en begon hij stabiliteit te zoeken. ‘Door barre weersomstandigheden, overmatig alcoholgebruik en slechtverzorgde wonden word je op straat snel oud.’ Cédric ging terug naar zijn moeder. ‘Daar heb ik elke dag twee keer een douche genomen en veel gegeten. Mijn moeder kocht een pak voor mij waarmee ik mijn sollicitaties heb afgelegd.’ Drie weken na zijn thuiskomst begon Cédric aan zijn nieuwe job. ‘Ik heb het nog altijd moeilijk met het feit dat ik een baas heb, maar ik mag veel thuiswerk doen, dus veel heb ik niet te klagen.’ Zijn inkomen is ook drastisch veranderd. ‘Met mijn eerste maandloon en de hulp van mama heb ik een studio gehuurd. Ik was vergeten hoe leuk het is om veel geld te verdienen.’ Cédric heeft bijna geen contact meer met zijn vroegere vrienden. ‘Zodra je de straat verlaat, hoor je er niet meer bij. We maken nog wel een praatje als we elkaar tegenkomen, maar we leven niet meer in hetzelfde wereldje.’ De drang naar vrijheid blijft aan hem knagen, maar is nu veel minder geworden. Cédric heeft slechts van één ding spijt: ‘Toen ik de straat verliet heeft mijn vriendin mij verlaten, ze kon nog geen afstand nemen van het zwerversleven. Misschien zal ze de straat wel nooit verlaten.’
magazine
7
ADHD: van het kastje naar de muur
Het Rilatineverbruik in ons land is tussen 2005 en 2007 verdubbeld
Vorige week viel de diagnose. Hanne heeft ADHD. Aan de lange lijdensweg van de tienjarige Hanne en haar ouders Joris en Hilde lijkt nu eindelijk een einde te komen. Of toch niet? Hanne komt opnieuw op een wachtlijst terecht. Op de zoveelste. Het is een lange, frustrerende weg van vermoeden, over diagnose tot effectieve behandeling. Of hoe een hyperactief kind lang en stil in de rij moet wachten op hulp. Tekst en foto’s: Pieterjan Huyghebaert “Ik zag haar punten in het vierde leerjaar ineens duikelen”, vertelt Hilde. “Halverwege een staartdeling merk je dat ze haar aandacht verliest en dat ze daardoor fouten maakt. Ik begon te vermoeden dat er iets mis was. Een neefje van ons heeft ook ADHD en dan gaat zo’n belletje vlugger rinkelen.” Toen ook een vriend van hen, die toevallig leerkracht is, opmerkte dat er iets was, beslisten Joris en Hilde om Hanne te laten testen. “We kwamen eerst bij het Centrum voor Ontwikkelingsstoornissen (COS) terecht, maar daar kreeg ik te horen dat ze enkel nog kinderen onder de zeven jaar behandelen. Hanne dreigde uit de boot te vallen.” “Het is inderdaad zo dat we geen kinderen ouder dan zeven jaar meer onderzoeken”, aldus Lieve Heene, directrice van het COS in Antwerpen. “Op het einde hadden we wachtlijsten tot 22 maanden. Daar was niemand mee gebaat, dus nu focussen we ons uitsluitend op de kleintjes. Dat is gelukt, want onze wachttijden zijn nu verminderd tot acht maanden. Dat betekent uiteraard wel dat nu een deel niet bediend wordt.” “Onverantwoord”, klinkt het bij belangenorganisatie ZitStil. “Je kunt al vroeg kenmerken van ADHD zien, maar een kind evolueert nog en het is niet omdat een kind druk is dat het ADHD heeft. Een echte diagnose kun je pas tussen de leeftijd van zeven en tien doen.”
“ONS HANNE HEEFT ADHD”
Joris en Hilde bleven niet bij de pakken zitten. Ze kwamen uiteindelijk bij het COB (Centrum voor Orthopedagogische Begeleiding) in Leuven terecht magazine
8
en Hanne kreeg na een wachttijd van drie maanden in februari haar onderzoeken. “Twee maanden later kregen we een evaluatiegesprek en vorige week viel de diagnose in onze bus. Ons Hanne heeft ADHD”, vertelt Hilde. Bij het evaluatiegesprek hadden ze enkele referenties gekregen voor een behandeling, maar ook daar komen ze opnieuw op een wachtlijst terecht. “Die wachtlijsten zijn begrijpelijk, maar ook zeer frustrerend. We weten wat er met Hanne is, de dokters weten wat er moet gebeuren, maar we moeten zo lang wachten vooraleer er iets gebeurt. Eigenlijk is dat gewoon verloren tijd.” “Onze huisarts mag geen behandeling voorschrijven”, gaat Hilde verder. “Hij wil echt de moeite doen om zich te informeren en zich erin te werken, maar hij mag geen medicatie of therapie voorschrijven. Dat moet een kinderpsychiater doen, anders kun je geen geld terugkrijgen van het ziekenfonds.” “Diagnosecentra mogen blijkbaar enkel diagnoses stellen”, zegt Joris. “Terwijl daar kinderpsychiaters zitten die ook een behandeling kunnen voorschrijven. En zo kom je dan van de ene wachtlijst op de andere terecht.” Nu staat Hanne op de wachtlijst en zou ze tegen eind mei een behandeling kunnen krijgen. “We hadden het geluk een centrum te vinden dat nog maar net is opgericht, waardoor er nog geen lange wachttijd is.” De wachtlijsten zijn al langer een groot probleem. “We krijgen meer vraag dan we kunnen behandelen”, aldus Lieve Heene van het COS Antwerpen. “Mochten we iedereen die het vraagt, onmiddellijk kunnen helpen, dat zou ideaal zijn. Jammer genoeg zijn onze
ZitStil “Het is ronduit onverantwoord om kinderen ouder dan zeven jaar een diagnose te weigeren”
COS “Het zou ideaal zijn om iedereen te helpen. Helaas is ons budget beperkt”
budgetten beperkt. Gelukkig lijkt Minister van Welzijn Jo Vandeurzen de problematiek au sérieux te nemen. Vanaf volgend jaar zouden we meer geld krijgen (red. Vandeurzen beloofde onlangs meer geld aan de Centra voor Ontwikkelingsstoornissen). Zo zouden we ook weer kinderen ouder dan zeven jaar kunnen helpen.” Bij ZitStil zijn ze het daar niet mee eens. “Er zijn niet alleen meer middelen nodig, ze moeten vooral juister gebruikt worden. Daarnaast is er ook een groot tekort aan kinderpsychiaters.” Dat verhaal klinkt ook Hilde bekend in de oren. “Ik heb nu totaal geen zicht op het aantal kinderpsychiaters. Ik heb het gevoel dat er veel te kort zijn.” “Volgens mij is het probleem niet alleen een gebrek aan middelen”, zegt Joris. “Ook in de privé-instellingen zijn er maandenlange wachtlijsten en die moeten het niet zoals het COS hebben van overheidssteun. Er is gewoonweg meer capaciteit nodig.”
VERANDERDE SAMENLEVING
Tussen 2005 en 2007 verdubbelde het verbruik van Rilatine. “Volgens mij is er niet onmiddellijk sprake van een epidemie of een overdiagnose”, aldus Lieve Heene. “Het is een rechtstreeks gevolg van onze veranderde samenleving. De eisen die nu aan mensen gesteld worden, zijn veel strenger dan twintig jaar geleden. Er wordt tegenwoordig veel te snel geproblematiseerd, een etiket opgeplakt en in een hoekje gestopt. Het is lange tijd bijna modieus geweest om te zeggen dat je kind ADHD heeft. Het was een echte hype.” GOK-leerkracht Tinneke De Cock (Gelijke OnderwijsKansen) is het daarmee eens. “In de twaalf jaar dat ik lesgeef heb ik nog nooit zoveel ADHD’ers gehad. Je moet dat natuurlijk met een korrel zout nemen. Vroeger kon een kind niet goed rekenen, nu heeft hij dyscalculie. Kon hij vroeger niet goed schrijven, dan heeft hij nu dyslexie. Was het wat een eenzaat, dan is het nu een autist. Wat
vroeger een lastig kind was, is nu een ADHD’er.” Bij ZitStil vinden ze ook dat die verdubbeling van Rilatinegebruik wat genuanceerd moet worden. “Nu heb je ook jongvolwassenen die Rilatine slikken. Vroeger werd gedacht dat je ADHD ontgroeit, nu weten we dat dit niet altijd het geval is. Een twintigjarige van 75 kilo heeft meer Rilatine nodig dan een tienjarige van 30 kilo om hetzelfde effect te bereiken.” ZitStil ijvert ook om Rilatine te laten terugbetalen voor iedereen. Voorlopig is dit enkel tot achttien jaar het geval. “Het varieert van merk tot merk, maar je mag toch rekenen op een honderd à hondertwintig euro per maand die je voor je medicatie mag ophoesten. Sommige mensen kunnen dat simpelweg niet betalen.” Als Hanne binnenkort medicatie voorgeschreven krijgt, ziet ze die tot haar achttiende wel nog terugbetaald. Toch zijn al die onderzoeken niet goedkoop. In een COS kost een volledig onderzoek 60 euro, in een privé-instelling kost een soortgelijk onderzoek gemakkelijk 700 à 800 euro. Hoewel de kosten de pan uit swingen, geven Joris en Hilde het niet op. “Wij hebben de middelen om wat verder te rijden voor een goede specialist. Het kost dan inderdaad wat meer, maar het gaat wel over ons kind. Dan kopen we wel een kleedje minder. Ik denk vaak aan mensen die de middelen niet hebben of aan alleenstaande ouders. Voor hen is het echt knokken.” In afwachting van een behandeling is jazzdans voor Hanne een uitlaatklep. “Nadat ze de film ‘Barbie en de twaalf dansende prinsessen’ had gezien wilde ze eerst ballet doen, maar dat was voor haar veel te strak. Eerst deze beweging, dan de andere. Ze werd er gek. Dat jazzballet is veel speelser, echt iets voor haar.” Hanne, Joris en Hilde zijn fictieve namen. De echte getuigen wensen anoniem te blijven.
Het ADHD ABC ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder) is een gedragsstoornis gekenmerkt door concentratietekort, impulsiviteit en hyperactiviteit. De stoornis komt voor bij een op de twintig kinderen. Gemiddeld hebben meer jongens dan meisjes er last van. Tot voor kort werd gedacht dat je ADHD ontgroeit naarmate je ouder wordt. Nu blijkt dat 35 procent van de kinderen met ADHD er ook als volwassene last van heeft. Er bestaan verschillende types ADHD. Bij een eerste type ADD is er alleen sprake van aandachtsproblemen zonder hyperactiviteit en impulsiviteit. Kinderen met ADD zitten vaak in de klas te dromen en presteren meestal onder hun niveau. Het bekendste type is de klassieke ADHD, zoals die hierboven beschreven wordt. Dit type komt het meeste voor. Toch heeft niet ieder druk kind onmiddellijk ADHD. Er wordt enkel van ADHD gesproken als het gedrag problematisch wordt of zich in grotere mate voordoet dan normaal zou zijn voor een kind van zijn leeftijd. De meeste kinderen met ADHD hebben ook last van andere stoornissen. Zo heeft 25%van hen naast ADHD ook een vorm van autisme.
DIAGNOSE EN MEDICATIE
ADHD wordt vastgesteld door een multidisciplinair onderzoek. “Bij het COS onderzoekt een (kinder) arts, een kinesist, een logopedist en een psycholoog elk afzonderlijk het kind”, aldus Lieve Heene. “Als alle onderzoeken afgerond zijn, komen ze samen tot een conclusie en lichten ze het gezin in.” Er bestaat momenteel geen middel dat ADHD geneest, er zijn wel verschillende producten op de markt die de verschijnselen verminderen. De meest gebruikte middelen zijn Rilatine en Dexedrine. Die stimulerende middelen zorgen ervoor dat bepaalde hersenactiviteiten beter verlopen, waardoor het kind zich beter kan concentreren. Medicatie is slechts een deel van het verhaal. Het opent de deur naar therapie. ADHD is geen goedkope stoornis. Een kind met ADHD kost zijn ouders gemiddeld 572,74 euro per jaar aan therapie en remgeld (geld dat het ziekenfonds niet terugbetaalt). De medicatie wordt tot achttien jaar volledig terugbetaald. Als je eenmaal meerderjarig bent, betaal je al snel 120 euro per maand voor je ADHD-pilletjes.
magazine
9
Anderlechtcoach Jacobs buiten de lijntjes
Het is niet de setting die je zou verwachten voor een interview met Ariël Jacobs, de man die Anderlecht eindelijk weer champagnevoetbal laat spelen. We spreken met hem over zijn carrière als trainer en de woelige voetbalwereld in een huiskamer die het verlengde lijkt van Jacobs’ karakter: gemoedelijk, ongedwongen en sober. Tekst en foto’s: Els Gillaerts en Jasper Mispelters Misschien is het een foute indruk van ons maar... haat u interviews? (lacht) Dat is alvast een goede openingsvraag. Maar het is part of the job. Ik vermoed dat je bedoelt vlak voor of na een wedstrijd, maar dan zijn de omstandigheden altijd speciaal. Zo’n interview komt dan vaak ongelegen. Ik doe mijn best, maar niet meer dan dat. Na de wedstrijd word je geconfronteerd met alles waar je verantwoordelijkheid voor draagt. Wat je een hele week lang hebt voorbereid, wordt door buitenstaanders gewikt en gewogen op basis van wat zij anderhalf uur hebben gezien. And that’s it. Bij een overwinning heb je goed gewerkt en bij een nederlaag slecht. Dat stoort me. Tonen journalisten te weinig respect voor trainers? Neem bijvo... (Onderbeekt) Dat is wederzijds, hoor. Er zijn nu eenmaal twee kampen. Ik bedoel, het kan niet vlot verlopen tussen trainers en journalisten. Ze verdedigen beiden hun zaak, en blijkbaar zijn die twee gedachten nu eenmaal onverzoenbaar. Ik heb er geen enkel probleem mee als journalisten mij pertinente, moeilijke vragen stellen. Integendeel, ik heb er respect voor. Maar soms hoor je vragen als “Waarom heb je vandaag verloren?”. Dat zijn vragen om vragen te stellen. Ik stop het niet weg als ik me
magazine
10
stoor aan vragen waarop het antwoord zo evident is dat ik niet anders kan denken dan dat de journalist de vraag stelt uit gemakzucht. Bij goede journalisten voel je dat er meer achter zit. Ze stellen je vragen waarover je moet nadenken. Maar die domme, lege vragen kunnen aanleiding geven tot irritatie die zich uit in een bepaalde houding. In het begin van het seizoen deed u de intussen beruchte uitspraak dat u gedegouteerd was door het voetbal. U nam zich voor om aan het einde van het seizoen te kappen met heel het voetbalcircus. Wat was toen uw idee van plaatsvervangende broodwinning? Ik dacht de kat uit de boom te kijken. Een van mijn levenswijsheden is om altijd te doen wat je graag doet. Kijk, die uitspraak heb ik gedaan de dag na die fameuze wedstrijd Anderlecht - Standard, waar twee zwaar geblesseerden vielen (Marcin Wasilewski brak zijn been na een horrortackle van Axel Witsel, Jan Polák scheurde zijn knieligamenten in een duel met Igor De Camargo, red.). Ik denk en hoop nog altijd dat dat niet opzettelijk gebeurde. Al was de context van de wedstrijd niet van de reinste. Dat brandmerkt je. Ik kon mij in die opgehitste sfeer totaal niet vinden. Dan ga je natuurlijk nadenken over je rol, je plaats in het voetbal, wat je al hebt meegemaakt. Het is
Ariël Jacobs “Ik heb er geen enkel probleem mee als journalisten mij pertinente, moeilijke vragen stellen. Integendeel, ik heb er respect voor”
hetzelfde voor iedereen die in het professionele voetbal zit: na een tijd wordt een hobby je beroep. Maar dat spelaspect moet er altijd in blijven zitten. Ik kwam in een situatie terecht waarin ik nog steeds van het spel an sich hield, maar dat het zo erg vervormd wordt door verschillende factoren dat je jezelf er niet meer in terugvindt.
Ariël Jacobs “Ik heb heel recent een concrete aanbieding gekregen uit Frankrijk”
In dat fameuze programma ‘Extra Time’ vroegen ze mij daarna of ik er nog plezier in had. Ik heb toen mijn gevoelens laten spreken en eerlijk gezegd dat ik het er moeilijk mee had. Toen stelden zij natuurlijk de logische vraag waarom ik bleef doorgaan. Ik heb toen geantwoord dat ik zeker tot het einde van het seizoen zou aanblijven als coach en daarna wel zou zien, en dat was ook echt met de overtuiging dat ik er dan mee zou stoppen. Maar ik heb intussen enkele gesprekken gehad met mensen binnen de club. De meesten begrepen mijn beslissing, maar de voorzitter deed me beseffen dat ik door eruit te stappen niets zou veranderen. Het is echter niet omdat ik nu ben gebleven dat ik voor alles de ogen sluit, integendeel. Het lijkt soms of niemand anders binnen die sportwereld – journalisten, spelers én trainers – beseft dat het maar een spelletje is dat mettertijd steeds meer opgeblazen is geworden. Het is zeker juist zoals je het zegt. Maar als ik hier een antwoord op geef, is het alsof ik zelf de ‘Witte Ridder’ wil spelen. Ik wil zeker geen namen noemen... Dan zal ik dat voor u doen. Neem bijvoorbeeld Michel Preud’homme en Laszlo Bölöni. (heimelijk lachje) Ik heb het moeilijk om publiekelijk op zo’n vragen te antwoorden. Ieder moet zijn eigenheid behouden. Je zal mij nooit horen zeggen dat ik de houding van Bölöni en Preud’homme begrijp maar... Je moet daar respect voor opbrengen zonder daarom die handelswijze en ideeën te delen. Ik heb bijvoorbeeld een goede band met Jacky Mathijssen en na een dubbelinterview heb ik hem tussen pot en pint gezegd dat ik het nogal lastig had met zijn manier van doen (Mathijssen had de gewoonte absurde psychologische spelletjes te spelen met de pers en tegenstrevers, red.). Ik denk dat Jacky daar zelf het slachtoffer van is geworden. Hij wilde zijn club en spelers beschermen, maar overdreef daar wat in.
Ariël Jacobs “Een bondscoach kan in België nooit goed doen. Stel je zes Franstaligen op, krijg je de Vlamingen op je dak en omgekeerd”
Je hebt natuurlijk altijd uitzonderingen, maar dat is inderdaad een steeds terugkerende vaststelling. En nog iets dat altijd weer blijkt: spelers die vooraan speelden of een creatieve rol hadden, breken nauwelijks door als trainer. En als ze het wel doen, kunnen ze vaak geen constante resultaten voorleggen. Ze moesten zelf nooit nadenken over hun handelingen op het veld, dat kwam allemaal vanzelf. Als ze dan worden geconfronteerd met spelers die minder getalenteerd zijn dan zij waren, is het moeilijk om richtlijnen geven. Het zijn bijna altijd de verdedigers of toch dienende spelers die het ver schoppen als trainer. Voor u is het hoofdtrainerschap zeker geen droomjob. Zou u liever opnieuw hulptrainer of technisch directeur worden? Ik wil niet negatief doen, maar ik zie mezelf geen tien jaar meer trainer zijn. Maar als voetbalcoach kan je je carrière niet plannen. Mocht iemand mij drie jaar geleden gezegd hebben dat ik trainer van Anderlecht zou zijn, ik zou hem niet geloofd hebben. Ik stond op het punt om voor drie jaar te tekenen bij Moeskroen. Ik had het daar heel erg naar mijn zin, maar als ik had getekend zat ik nu al bijna een jaar zonder werk. Zo snel kan het gaan, zo dicht ligt het bij elkaar. Het is natuurlijk wel een verrijking om verschillende functies in dat beperkte voetbalwereldje uitgevoerd te hebben. Het is gemakkelijk om te overleggen met mensen en hun standpunt te begrijpen als je zelf in hun schoenen hebt gestaan. Bij Moeskroen kon ik nog bijtekenen voor drie jaar, of ik kon naar Anderlecht gaan. Voor mij was het op dat moment geen moeilijke keuze, omdat ik graag wilde weten wat het was om een pion te zijn binnen een grote club. Het enige wat u nu nog hoger kan ambiëren is een buitenlands avontuur of bondscoach worden. Het bondscoachschap helemaal niet! En zeker niet in federaal België waar je nooit goed kan doen... Stel je zes Franstaligen op, krijg je de Vlamingen op je dak en omgekeerd. Nee, daar moet ik echt niet aan denken. Clubtrainer zijn is al zo moeilijk.
Weet je waar ik wel blij om ben? In het voetbal gaat men er altijd van uit dat een goede trainer eerst een carrière als speler op het hoogste niveau moet gehad hebben. Volgens veel mensen zou dat dus betekenen dat ik geen trainer kan zijn in eerste klasse (Jacobs speelde met Diegem Sport in derde en vierde klasse, red.), laat staan bij Anderlecht, de grootste club van het land. Maar wat zie je nu in Play-off I? Van de zes ploegen die daaraan deelnemen, zijn er drie ploegen met trainers die nooit aan de top hebben gespeeld, dat is dan toch eigenaardig.
Het buitenland wel, dat moet ik eerlijk toegeven. Het zou me prikkelen om ergens in het buitenland gedropt te worden en ervaring op te doen met die andere cultuur. Ik heb wel heel recent een concrete aanbieding gekregen uit het buitenland. Eigenlijk was het nog dichtbij: Frankrijk. Natuurlijk zou het een uitdaging zijn en zou ik me er ongetwijfeld amuseren. Maar als je dan wat afstand neemt, bedenk je dat je ook heel wat dingen zou moeten laten vallen. En dat je andere mensen in problemen zou brengen. Ik kan nu alleen maar voor mezelf spreken, maar mijn vrouw zou me nooit volgen naar het buitenland. Dan kan je zeggen: “Oké, ik zit op mijn gemak.” (lacht) Maar ik vind dat ik daar rekening mee moet houden. En dan spreek ik nog niet eens over mijn kinderen of kleinkinderen, of mijn ouders...
Dat was één van mijn volgende vragen. Maradona krijgt Argentinië maar niet op de rails en van Di Stefáno zei men bij Real Madrid dat hij niet begreep dat hij aan zijn minder begaafde spelers moest uitleggen waar ze moesten lopen. De beste spelers worden vaak geen goede coaches, omdat bij hen alles natuurlijk kwam.
Tot nu toe heeft u alleen nog maar een beker gewonnen met Anderlecht. Aad de Mos werd in 1992 ontslagen nadat hij het jaar voordien de landstitel had veroverd en daarvoor de Europa Cup II-finale tegen Sampdoria had bereikt. Luka Peruzovic werd een jaar later op de keien gezet toen hij afgetekend aan de leiding stond. Heeft de club meer
magazine
11
geduld gekregen met zijn trainers of wordt u zo gewaardeerd? Dat is een moeilijk te beantwoorden vraag, want ik kan het huidige tijdperk niet vergelijken met dat van de Mos of Peruzovic.
Ariël Jacobs “De transfers van Mbokani en Odjidja liggen bij Anderlecht zwaar op de maag”
Als dat een vorm van respect is vanwege de club voor het werk dat ik lever, zou ik dat appreciëren, maar het is niet aan mij om daar over te oordelen. Ik voel wel dat de club achter mijn manier van werken staat. Anderlecht staat als club in zijn totaliteit voor winnen. Niet alleen graag winnen, maar bijna móeten winnen. En als trainer word je beoordeeld door de club op basis van het winnen van titels, bekers, hoe ver je gaat in Europa... Zij beslissen of de samenwerking wordt voortgezet of niet, daar moet je je bij neerleggen. Maar als we dit jaar kampioen spelen, dan zijn we op drie jaar kampioen geworden, wonnen we de beker en geraakten twee keer tot in de 1/8e finale van een Europese competitie. Dat is toch niet slecht. En we legden bovendien een mooie basis voor de toekomst. Ik herinner mij de tijd van Peruzovic, ik heb dat toen van op afstand gevolgd. Op dat moment heb je weinig begrip voor de club, maar achteraf hoor je dat het binnen de club een drama was. Bepaalde situaties... Een spelersgroep die totaal niet aan elkaar hing... Het was ook een zeer dure kern, samengesteld zonder over de toekomst na te denken. Ik las onlangs een interview met Franky Vercauteren. Volgens hem zou Anderlecht nu vooral de vruchten plukken van zijn geleverde prestaties destijds. Tja... (zucht) Ik moet zeggen, van alle jonge spelers denk ik dat Franky er geen enkele gekend heeft. Ik heb daar mijn mening over, en die van de club hoor ik ook bijna dagelijks. Ik voel dat het bestuur enorm ontgoocheld is omdat twee sterkhouders van rechtstreekse concurrenten eigenlijk van Anderlecht komen, maar nooit de kans hebben gekregen om te spelen. Dan heb ik het natuurlijk over Dieumerci Mbokani. Ik heb nooit met hem samengewerkt maar als ik hem nu bij Standard bezig zie, lijkt hij me een spits van Europees niveau. Het verhaal van Vadis Odjidja is ook bekend. Hij zat drie jaar in de A-kern van Anderlecht en kreeg nooit een kans. Nu maakt hij het mooie weer bij Club. Maar kom, eigenlijk sta ik daar buiten. Het zijn zaken van voor mijn tijd. Ik voel gewoon dat het bij de club zwaar op de maag ligt. Des te meer omdat het net oud-Anderlechtspeler Mbokani was die een groot aandeel had in de titel van Standard vorig jaar. U staat bekend als één van de grootste critici van de Play-offs. Het had alles aantrekkelijker moeten maken, maar eigenlijk bedotten ze de supporters tijdens de eerste ronde van de competitie. Zeker ploegen die in Playoff II eindigen en al hun punten weer verliezen. België is het enige land waar een club als Lokeren tot de laatste speeldag vecht voor het behoud, en dan nog naar Europa kan. Het kerstvoetbal maakte ook deel uit van dat principe van Play-offs. Dus werd er gespeeld tussen Kerst en Nieuwjaar. Toen wilden de spelers verwarmde velden, sommige clubs investeerden daar in maar
magazine
12
anderen niet... Ik hoop dat men naar eer en geweten onderzoekt wat de voor- en nadelen van dit systeem zijn, maar ik vrees ervoor. Ik heb vorige week heel vlug een dubbel A4’tje moeten invullen: wat we (de trainers, red.) vonden van het wintervoetbal. Moeten wij daarvoor de hele winter en zomer doorvoetballen? Wat zou volgens u dan een betere competitiehervorming zijn geweest? Kijk, bij een bedrijf werkt het zo dat ze een product willen verkopen en dan moet men zien dat men een kwaliteitsproduct naar voren kan schuiven. Een geloofwaardig product. En dat is bij voetbal zeker niet altijd het geval geweest. Dus ten eerste moet het product voetbal beter verkocht worden. Ten tweede heeft men een paar jaar geleden die licentiecommissie ingevoerd. In het begin lijdt die natuurlijk aan kinderziektes, maar je verwacht van zo’n commissie dat ze na een tijd niet alleen clubs beteugelt, maar ze ook beschermt en begeleidt. Neem het voorbeeld van Moeskroen. Dat had op een bepaald moment tien miljoen schulden. Die komen er niet van de ene dag op de andere natuurlijk. Ik snap niet dat zo’n commissie Moeskroen in die toestand aan het seizoen laat beginnen. Als professioneel voetbal voor die club niet realistisch is, dan zakken ze maar naar tweede. Maar nu maken ze daar een drama mee: ploeg weggeveegd, spelers niet betaald, ... Dat is te vermijden. Als die commissie strenger is, dan kunnen we de competitie afslanken tot veertien clubs – gezonde clubs, zoals in Duitsland - en moeten we nooit dat systeem van de Play-offs invoeren. Anderlecht speelde dit seizoen in de Europa League tegen het Baskische Athletic Bilbao, dat enkel met jongens uit eigen streek speelt. Zou voetbal niet mooier zijn als iedereen dezelfde politiek voerde? Die vraag werd me ook gesteld toen we in Spanje op winterstage waren. Om te beginnen: ik vind het een schitterend beleid, maar voor Anderlecht zouden we dat sowieso moeten uitbreiden naar Groot-Brabant. Dat men zoiets kan doen in deze prestatiegerichte maatschappij, en zeker in dat voetbalwereldje! Ze hebben het ook bijzonder ver gebracht met dat beleid (Bilbao is samen met Real Madrid en Barcelona de enige club die nog nooit naar de Spaanse tweede klasse zakte, red.) . Chapeau voor die club dat ze dat in de sterke Spaanse competitie blijft doen. Maar alle supporters moeten dat steunen. Als ik morgen met Anderlecht zeg: wij rekruteren vanaf nu alleen Brabanders en het volgende seizoen stellen we zowel in België als in Europa teleur, zou die politiek fel onder vuur komen. Het is al veel realistischer we ons op Brabant richten, in de plaats van Brussel. Ik denk dat Bilbao uit ongeveer 300.000 jongens kan recruteren. Dat is heel weinig. Maar ze hebben een heel sterke jeugdopleiding en zorgen zo zelf voor een cyclus die blijft draaien. Geen enkele club kan van de ene op de andere dag beslissen om het zo te doen, iedereen moet mee in zo’n beleid. Maar als dat ooit bij on zou lukken, dat zou mooi zijn, ja. (Intussen haalde Anderlecht zijn dertigste landstitel binnen op het veld van grote rivaal Club Brugge.)
© Beeldenstorm
Wie recent nog door de straten van Kuregem wandelde, heeft ze misschien we zien hangen. De 100% tolérance/courtoisiebordjes van vzw Beeldenstorm. Met deze actie wil de vzw een duidelijk statement maken. Het is een reactie op de negatieve sfeer die de media creëren rond Kuregem. “We zijn het beu dat de media enkel aandacht hebben voor het slechte nieuws. Kuregem is een zeer creatieve wijk en met deze actie willen we de wijk op de kaart kunnen plaatsen,” aldus Nik Honinckx van Beeldenstorm. Inès Boukhalfa, Stefan Kessels
“De begeleiding van jongeren is essentieel”
Nik Honinckx werkt al dertien jaar in Kuregem bij vzw Beeldenstorm: “De media zoeken de angsthazen op om zo de negatieve sfeer van Kuregem over te brengen aan de mensen. Ze zijn niet geïnteresseerd in het goede. Ik ken een concreet voorbeeld: voor de opening van een schooltje, twee jaar geleden, werd een fanfare ingehuurd. De VRT heeft over die opening toen een reportage gemaakt, maar in plaats van de feestelijke fanfaremuziek, waren er enkel sirenes te horen. Absurd, als je het mij vraagt.” Kuregem is een risicobuurt, maar volgens Nik Honinckx is het zeker geen gevaarlijke wijk: “Met zo’n draconische maatregelen als nultolerantie ga je het klimaat niet veranderen. Uiteindelijk is de huidige
werkwijze een soort provocatie naar de jongeren toe, wat op zijn beurt leidt tot het kat-en-muisspel waar we nu in zitten. Dus nee, nultolerantie is geen oplossing en net daarom zijn wij gestart met onze ‘100% tolérance-campagne’.” “Een mentaliteitsverandering teweegbrengen begint in de kleuterklas met te zeggen aan de kinderen: ‘Jullie zijn allemaal gelijk’. Ik vind dat de begeleiding van jongeren essentieel is. Het is niet omdat je tot een moslimcultuur behoort dat iedereen die anders is, een zondaar is. Maar iemand moet de verantwoordelijkheid en vooral de tijd nemen om hen dit duidelijk te maken.” http://www.beeldenstorm.be/
magazine
13