4 minute read
03 De ontwikkeling van de leeromgeving
De meest traditionele vorm van de leeromgeving is de indeling in autonome ruimten verbonden door gangen. Deze is volledig ingericht om de concentratie van de studenten en de autoriteit van de docenten te verhogen. In dit type leeromgeving legt de docent uit en heeft hierbij goed overzicht over het lokaal. Dit was tot aan de eerste helft van de 20e eeuw de voornaamste vorm van de fysieke leeromgeving in scholen(Fisher, 2016).
Onder modernistische architecten werd het openluchtschool concept populair; bij dit concept worden de leslokalen open naar de buitenenwereld toe ontworpen. Voorbeelden hiervan zijn Jan Duikers openluchtschool in Amsterdam [2,3] waarbij door het gebruik van balkons en glas een connectie naar de buitenwereld wordt gelegd. École de plein air de Suresnes in Parijs ontworpen door Eugène Beaudouin en Marcel Lods is een ander voorbeeld van een openluchtschool. Door de lokalen als losse modules in het landschap te plaatsen met schuifwanden kunnen het lokaal en het landschap in elkaar overlopen. De architecten van openluchtscholen wilden met een beter lucht- en lichtklimaat in scholen de gezondheid van de leerlingen verbeteren. Jan Duiker legde hierbij een grote nadruk op hygiëne binnen scholen voor een gezonde leeromgeving voor kinderen. Hoewel de architectuur van deze scholen in de tijdsgeest paste veranderde de rechthoekige opzet van de lokalen niets aan de autoritaire manier van lesgeven in de leeromgeving - op het uitzicht na.
Advertisement
In leeromgevingen met andere pedagogische ideeën zoals op Montessorischolen [4,5,6], waar leerlingen geacht worden zelfstandig of in groepen te werken biedt het traditionele klaslokaal geen uitkomst. Hier is meer behoefte aan individuele werkplekken, hoeken en nissen waar leerlingen zich alleen of met een groep terug kunnen trekken en zelfstandig kunnen werken. In scholen waar leerlingen aan verschillende projecten werken is ook meer behoefte aan diversiteit in de leeromgevingen. Doordat leerlingen met verschillende opdrachten bezig zijn die verschillende niveaus van concentratie of stimulatie vereisen is het noodzakelijk dat een leerling de voor hem gepaste leeromgeving kan opzoeken binnen de school.
Het leren vindt ook buiten de gevestigde klaslokalen plaats en zodoende moet het hele schoolgebouw met alle verschillende onderdelen het leren faciliteren. De decentralisatie van het klaslokaal leidt ertoe dat ook de verkeersruimte onderdeel wordt van de leeromgeving. Naast de behoefte van leerlingen om zich de leeromgeving zelf toe te eigenen waar dan ook in het gebouw is er de behoefte aan een geborgen veilige plaats waaraan een leerling houvast heeft. In basisscholen vindt het onderwijs van verschillende vakken in één leerruimte plaats omdat de leerlingen zo in een vertrouwde omgeving kunnen blijven. Op middelbare scholen bewegen leerlingen zich tussen vakspecifieke lokalen door een school zonder een vaste plek te hebben. Hiermee ontbreekt een plaats voor de leerling die hij zich toe kan eigenen. Hertzberger (2008) refereert naar zulke plekken als “nestjes”, afgeschermde plekken binnen een school van verschillende formaten waar groepen of individuen zich volledig op hun werk kunnen concentreren. Deze “nestjes” worden omgeven door een juist stimulerende ruimte waar de nieuwsgierigheid van de leerlingen wordt aangewakkerd en confrontatie plaats vindt.
[4] Overzicht Montessori school.
[5] Plattegrond van lokalen met centrale verkeersruimte.
[6] Lokalen ontworpen aan de hand van de schelpvorm om verschillende onderwijsvormen mogelijk te maken.
De ruimtelijke ontwikkeling van de leeromgeving van bastionachtige lokalen naar gearticuleerde leeromgeving met een hoge diversiteit aan werkplekken kent volgens Herzberger (2008) vier stappen:
• Een toename in het aantal verschillende leerplekken door toevoeging van hoeken en nissen.
• De toevoeging van een zone tussen het klaslokaal en de gang die gebruikt kan worden om de leeromgeving uit te breiden.
• Een verandering van functie van het klaslokaal als faciliterende instructieruimte naar vaste leeromgeving voor studenten.
• De opkomst van het leerlandschap waar klaslokalen steeds kleiner worden of helemaal verdwijnen.
De Leercorridor
De gang was lange tijd uitsluitend een middel om de verschillende leslokalen met elkaar te verbinden en maakte geen onderdeel uit van de leeromgeving. Door nieuwe pedagogische inzichten en onderwijsvormen die niet meer uitgingen van klassikaal onderwijs maar van groepsonderwijs en eigen individuele werkplekken steeg de ruimtebehoefte van scholen en werd het klaslokaal te klein. Scholen waren op zoek naar ruimte om deze nieuwe onderwijsvormen mogelijk te maken. Deze ontwikkeling ging gepaard met een structurele afname van subsidie voor onderwijsinstellingen waardoor uitbreiden van het schoolgebouw vaak geen mogelijkheid was. Dit had als gevolg dat klaslokalen richting de gang gingen uitbreiden. Door flexibele scheidingswanden aan te brengen tussen het lokaal en de gang werd de gang bij de leeromgeving getrokken. De leeractiviteit van het lokaal verplaatste hiermee eerst naar de gang en spreidde zich vervolgens uit naar andere delen van de school.
“So classrooms no longer acted as bastions with just windows to the outside world and turning away from the corridors, but instead opened up to them and even enroached on them. This changed the nature of these cavernous, chilly ancillary spaces, which were usually too long and too tall and often dimly lit, into living and working space theoretically equal in quality to the classrooms themselves and deserving of daylight and sun. How long ago was it that children who didn’t pay attention were sent out of the classroom into the corridor, banished into empty space, beyond the territory of the group?” (Hertzberger, 2008, P.41-42)
De als leeromgeving geschikte schoolgang moest wel opnieuw ontworpen moeten worden [4,5]. Jassen, tassen en kluisjes die normaal de wanden van de gangen bekleden worden vervangen door werkplekken van verschillende maten. Doormiddel van het over-dimensioneren van trappen en hogere eisen aan daglichttoetreding te stellen worden de gangen geschikt gemaakt om onderdeel te worden van de leeromgeving. De leeromgeving buiten het klaslokaal maakt interactie met de omgeving mogelijk. Leren is niet alleen een proces van lezen en begrijpen maar ook het proces van het ontdekken van de wereld, ook die, die zich buiten het afgebakende klaslokaal of de school afspeelt. Door het betrekken van de verkeersruimte tot de leeromgeving ontstaat er een behoefte aan een overgangsruimte tussen het lokaal en de gang. In plaats van deze overgang uit een muur of deur te laten bestaan kan door het plaatsen van werkplekken de overgang geleidelijker gemaakt worden. De subtiele deur- en muurloze overgang van lokaal naar corridor nodigt leerlingen uit ook gebruik te maken van de ruimte buiten het lokaal zonder er gelijk het contact met de docent of de groep te verliezen.
[5]
[5]
De salamander, Arnhem (AHH, 2004)
Het Leerlandschap
Hoe reageren architecten en ontwerpers op de steeds maar veranderende eisen van de leeromgeving en pedagogische ontwikkelingen? Een ding is zeker: de eisen blijven veranderen, er moet dus flexibiliteit aangebracht worden in het leeromgeving. Een vorm van een flexibele onderwijsomgeving is het leerlandschap. Het leerlandschap gaat verder dan het lokaal of de leercorridor en lijkt op de Montessorileeromgeving maar deze wordt uitvergroot naar de hele school [3]. De school wordt ontworpen als grote open plattegrond met lichte partities. Hoewel deze leeromgeving maximale flexibiliteit en diversiteit biedt verliest hier de student volledige de controle over de eigen omgeving. Deze leeromgeving vraagt om het aanbrengen samenhang en structurerende elementen die als herkenningspunt voor de leerlingen kunnen dienen.