Botanische kunst Van de Renaissance tot de 19de eeuw
o Voorwoord Chiara Nepi Tekst Andrea Accorsi Giuseppe Brillante Elena Percivaldi
Lecturis
Inhoud
o 8
Dioscorides (1ste eeuw n.Chr.)
14 20 24 30
Otto Brunfels (1488-1534) Hieronymus Bock (1498-1554)
Pietro Andrea Mattioli (1501-1578) 36
Leonhart Fuchs (1501-1566)
44
Basilius Besler (1561-1629)
56
John Tradescant (1570-1638)
62 68 72 82
Voorwoord
Nicolas Robert (1614-1685) Alexander Marshal (1620-1682)
Maria Sibylla Merian (1647-1717)
Henri Louis Duhamel du Monceau (1700-1782) 88
Elizabeth Blackwell (1707-1758)
o 96
Georg Dionysius Ehret (1708-1770) 108
Francis Masson (1741-1805)
114
Sydney Parkinson (1745-1771)
122
William Roxburgh (1751-1815)
128
Josef (1756-1831), Franz (1758-1840) en Ferdinand (1760-1826) Bauer
140
Pierre-Joseph RedoutĂŠ (1759-1840)
152
Robert John Thornton (1768-1837)
158
Giorgio Gallesio (1772 -1839)
164 176 184
John Reeves (1774-1856)
William P. C. Barton (1786-1856)
Sir Joseph Dalton Hooker (1817-1911) 196 206
Walter Hood Fitch (1817-1892) De auteurs, Fotoverantwoording
Voorwoord
D
it boek biedt een beknopt maar levensecht overzicht van het werk van 24 botanisten en illustratoren die tussen de eerste eeuw na Christus en het eind van de negentiende eeuw in grote mate hebben bijgedragen aan de
ontwikkeling van plantenkennis. De beschrijvingen en tekeningen van planten – vaak onvoorstelbaar waarheidsgetrouw en met wetenschappelijke precisie gemaakt – waren een handleiding voor iedereen die plantaardige geneesmiddelen en medicijnen maakte (apothekers, farmaceuten, artsen). Ook mensen die planten, hun verspreiding en vormeigenschappen bestudeerden gebruikten ze, waardoor ze de planten namen konden geven en deze konden worden geclassificeerd. De eerste persoon in dit boek komt uit de eerste eeuw en is de arts Pedanius Dioscorides, wiens verhandeling over planten die in die tijd bekend waren en voor medicinale doeleinden werden gebruikt, De Materia Medica, in de Westerse wereld nog steeds gezien wordt als de basis voor plantkundige studies. De prachtig geïllustreerde editie die bewaard is gebleven, daterend uit 512 n.Chr., is een van de vele versies die tot de vijftiende eeuw met toevoegingen en wijzigingen zijn uitgegeven. De eerste editie is helaas verloren gegaan maar deze was bijna zeker niet geïllustreerd. Het moet gezegd worden dat plantenillustraties in botanische teksten als De Materia Medica door de eeuwen heen nogal schommelen, vooral waar het gaat om de expertise en waarheidsgetrouwheid. Het is algemeen bekend dat alle klassieke teksten die bewaard zijn gebleven, en niet alleen de botanische, afkomstig zijn van kopiisten die vaak deel uitmaakten van kloosterorders. Soms voegden zij informatie toe, voegden ze boeken samen of voerden ze zelfs grote veranderingen door. Deze ‘overschrijvers’ legden zich vooral in de Middeleeuwen toe op het doorgeven van kennis uit het verleden door de originelen voor het grootste deel zo goed mogelijk te reproduceren, opdat ze niet verloren zouden gaan.
8
o Als het gaat om boeken over planten – en daarmee
bijvoorbeeld plantonderdelen die gebruikt werden tegen
bedoelen we tot minstens de zestiende eeuw geneeskrachtige
slangenbeten, afgebeeld als reptielen, of de bloemen van een
planten – leidde het constant en herhaald kopiëren van oude
plant die gebruikt werden om insomnie te verhelpen als
verhandelingen en het maken van nieuwe (hoewel die voor
strozakken waarop iemand lag te slapen…
een groot deel uit kopieën bestonden) tot de productie van de zogenoemde geïllustreerde herbariums.
Het moge duidelijk zijn dat deze iconografieën weinig of niets met de werkelijkheid te maken hadden en ze kwamen
Dit waren betrouwbare handboeken voor iedereen die
ook niet van pas als mensen een specifieke plant nodig
planten gebruikte en meer wilde weten over hun
hadden om er actieve stoffen uit te winnen. Desondanks
geneeskrachtige eigenschappen en ze werden door heel
waren deze ‘geïllustreerde herbaria’ in de Middeleeuwen en
Europa gewild. Maar de illustraties van de planten waren
Renaissance heel populair en gelukkig zijn vele exemplaren
vaak extreem fantasierijk en doordrenkt met elementen die
bewaard gebleven in Europese archieven en bibliotheken,
meer met toverkunst en bijgeloof te maken hadden dan met
waaruit ook hun populariteit bij apotheken, artsen en mensen
wetenschap. In de zestiende eeuw was de zogenaamde
thuis af te leiden is.
‘Tekeningtheorie’, opgesteld door de Duitse arts en alchemist
In de zestiende eeuw onderging de botanie een
Paracelsus (1493-1541), wijdverbreid populair. De theorie
revolutionaire verandering, vooral betreffende de
hield in dat elk natuurlijk element, dus ook planten, zijn
kennisoverdracht en de manier waarop mensen planten
speciale eigenschappen liet zien met zichtbare, uiterlijke
konden bestuderen. Rond het jaar 1550 verschenen in Italië
kenmerken. Dit leidde tot illustraties die niet meer leken op
de eerste botanische tuinen, of hortus vivus, waar planten
de planten die ze moesten voorstellen maar waar de helende
werden gekweekt zodat ze ‘live’ bestudeerd konden worden,
eigenschappen op te zien waren. Om deze reden werden
en werden herbariums, of hortus siccus, aangelegd:
Koningin van de nacht 5 Georg Dionysius Ehret’s illustratie van een Selenicereus grandiflorus, een vetplant die voorkomt in Midden- en Zuid-Amerika en die ook de Koningin van de nacht wordt genoemd omdat zijn prachtige bloemen slechts eens per jaar openen, als het licht plaatsmaakt voor de duisternis.
Drie tulpen 6 Deze prachtige plaat van Nicolas Robert laat drie meerkleurige tulpen zien in verschillende bloeistadia. De bloem komt oorspronkelijk uit Perzië, waar deze al in de tiende eeuw werd gekweekt. De Turkse Seltsjoeken namen de bloemen mee naar de grens van Europa. In de zestiende eeuw bereikte de tulp Europa: Oghier Ghislain de Busbecq, ambassadeur van keizer Ferdinand I aan het hof van Süleyman de Grote, introduceerde de bloem. De illustratie maakt deel uit van de verzameling van het Fitzwilliam Museum in Cambridge.
10
o verzamelingen gedroogde planten die bestudeerd, bewaard en
die waren ontwikkeld om planten te bestuderen (de botanische
met anderen gedeeld konden worden. Beide zouden
tuinen en droge herbariums). Vooral illustraties van
belangrijke hulpmiddelen worden in de plantenstudie.
onbekende planten die constant vanuit de hele wereld in
En dat was nog niet alles. Studies concentreerden zich
Europa aankwamen en die in botanische tuinen, zowel
niet langer alleen op geneeskrachtige planten maar op alles
academische als privé-, werden aangeplant, waren populair.
wat groeide: nuttige planten, maar ook die planten langs de
In de negentiende eeuw waren er behalve boeken van
weg, in de bergen of langs de kust; planten die in de buurt
beroemde botanisten, die dankzij getalenteerde illustratoren
groeiden, die alleen ver weg te vinden waren en pas onlangs
en graveurs een brede variëteit van in- en uitheemse planten
ontdekt waren, zoals in Amerika, waar honderden nieuwe
konden beschrijven, ook gespecialiseerde tijdschriften met
soorten vandaan kwamen.
buitengewone botanische illustraties. Een hiervan was het
En de ‘geïllustreerde herbaria’? Die verdwenen zeker niet
prestigieuze Curtis’s Botanical Magazine, dat ook nu nog
maar werden aangepast aan de nieuwe leermethodes en
uitgegeven wordt en waarin nieuwe plantensoorten worden
werden wederom prachtig geïllustreerd, met ware
beschreven, waarmee het langdurig wetenschappelijke belang
representaties die vooral wetenschappelijk correct waren,
van plantillustraties nog eens benadrukt wordt.
zoals die in de Vienna Dioscorides uit 512 n.Chr. Er is een reden waarom dit boek een paar eeuwen heeft
Chiara Nepi,
overgeslagen, tussen het eerste geïllustreerde kruidenboek en
Directeur van de botanische afdeling van het
het exemplaar dat in de eerste helft van de zestiende eeuw is
Natuurhistorisch Museum in Florence
geschreven door O. Brunfels. In de zestiende eeuw bloeide de iconografie van planten op, samen met de nieuwe methoden
Hibiscus 9 Op deze illustratie uit het boek Metamorphosis Insectorum Surinamensium heeft Maria Sibylla Merian een Hibiscus mutabilis afgebeeld. De kunstenaar legt uit dat de plant ‘mutabilis’ is omdat de bloemen door het stijgen van de temperatuur van kleur veranderen: elke ochtend zijn ze wit, ’s middags worden ze roze en ’s avonds kleuren ze rood.
Amaryllis Josephinae 12-13 In zijn boek Les Liliacées heeft Pierre-Joseph Redouté zijn Amaryllus vernoemd naar keizerin Josephine Bonaparte, die zijn werk ondersteunde en financierde. Tegenwoordig is de wetenschappelijke naam van de plant Brunsrigia Josephinae.
11