•
myra de rooy
Dochters van de bergen Sterke vrouwen uit Iran, Ladakh, Oost Turkestan en Tibet •
dato
myra de rooy Dochters van de bergen Sterke vrouwen uit Iran, Ladakh, Oost Turkestan en Tibet
dato
Inhoud Woord vooraf 7 Woorden scheppen beelden en foto’s spreken voor zichzelf 25
Proloog 27 iran Iran in het kort 34 Azar 36 ladakh Ladakh in het kort 122 Dolma Tsering 124 oost turkestan Oost Turkestan in het kort 200 Rebiya Kadeer 202 tibet Tibet in het kort 294 Phuntsog Nyidron 296 Epiloog 393
Woord van dank 399
Woord vooraf Jarenlang heb ik als diplomaat voor de Verenigde Naties gewerkt. Tegen woordig werk ik in Nederland in een positie waarin ik vele internatio nale bruggen kan slaan. Mijn inspiratie hiervoor komt voort uit mijn eerste reis naar Tibet in 1986. Als klimmer had ik het jaar daarvoor in Nepal Tibetanen ontmoet die op weg waren naar onderricht van de Dalai Lama. Deze ontmoeting maakte een verlangen in mij wakker naar Tibet te reizen. Myra en ik reisden samen naar Tibet en we werden allebei geraakt door de ruige schoonheid, de onmetelijke leegte en het lijden van de Tibeta nen. Maar vooral ook door de innerlijke kracht van mensen die zich op een geweldloze manier verzetten en daarmee anderen inspireerden. Toen mijn klimmaatje na een paar maanden terug ging naar Neder land, bleef ik nog in Tibet en werkte daar voor het Rode Kruis. Tijdens een demonstratie kreeg ik een Chinese kogel door mijn schouder. Mijn jaren in Tibet waren een inspiratie voor mijn verdere leven en werk. Wat Myra en mij bindt, is nieuwsgierigheid naar andere culturen, natuur lijk de bergen en Tibet, maar ik herken ook haar eigenzinnigheid, het opkomen voor de mensenrechten en haar inzet tegen onrecht. We zijn verbonden door ons gezamenlijke verblijf op het dak van de wereld in een tijd toen er nog nauwelijks westerlingen naar Tibet reisden. Bovendien ken ik Phuntsog Nyidron persoonlijk. Ik heb Rebiya Ka deer ontmoet. Ik ben getroffen door de kracht, moed en het doorzettings vermogen van deze vrouwen. Bij Phuntsog Nyidron speelt ook de humor mee die ik in de Tibetanen herken, ondanks wat zij moeten meemaken. Deze twee vrouwen inspireren mij, omdat ze hun zinnen ergens op hebben gezet en niet bang zijn voor de consequenties en de risico’s. Phuntsog Nyidron zette haar leven op het spel en Rebiya zelfs dat van haar eigen kinderen. De andere twee vrouwen ken ik niet persoonlijk, maar ook hun levensverhalen raken mij. Doordat zij niet opgeven en
7 Woord vooraf
Dochters van de Bergen spreekt tot de verbeelding door de persoonlijke en meeslepende manier waarop Myra de drijfveren, beweegredenen, angsten, dromen en beslissingen van deze eigenzinnige en moedige vrouwen beschrijft. Zij zijn pioniers die zich inzetten voor het welzijn van ande ren, met alle gevaren van dien. De indringende verhalen over de weg die deze vrouwen in hun leven hebben afgelegd, zijn op een bijzondere manier verweven met het leven van Myra zelf. Het grijpt mij aan hoe Myra de emoties van de vrouwen vertaalt naar de intiemste momenten in haar eigen leven. De zoektocht, het lef en de keuzes van de vier sterke vrouwen zijn her kenbaar en universeel en ze overstijgen culturele verschillen. Het boek daagt uit bij jezelf te rade te gaan, de confrontatie met jezelf aan te gaan en je af te vragen welke keuzes jij maakt en durft te maken in het besef van de eindigheid van het leven.
Christa Meindersma
8 dochters van de bergen
Sledes trekken een spoor op de bevroren Zanskar-rivier Volgende spread: Waar nooit een zonnestraal zijn weg vindt, trekt Tseten zijn bivakmuts over zijn hoofd
de kracht vinden om door te gaan. Zij zijn herkenbaar, net als de plek ken waar de verhalen zich afspelen; ik heb rondgetrokken door Iran en Ladakh.
Met een rotsdak boven het hoofd en stromend water naast ons Volgende spread: Tussen de tegen de oevers aangeplakte ijsranden stroomt water
Klauteren als de ijsweg ontbreekt
Uitzicht op sneeuwtop vanaf de Margum La Volgende spread: V.l.n.r. Gyatso, Tseten, Myra, Jangphel en Lobsang, en zittend Stanzin
Houten brug over de Zanskar-rivier bij het dorp Nyerak
Tsetens broer maakt boterthee Volgende spread: Dochters van Jangphel in de winterkeuken
Bewoners van het dorp Lingshed
Woorden scheppen beelden en foto’s spreken voor zichzelf Met dat uitgangspunt selecteerde ik ‘sprekende beelden’ die bij de leef wereld van Azar, Dolma, Rebiya en Phuntsog Nyidron passen. Ieder hoofdstuk begint met een zwart-wit portret van de betreffende vrouw. Ik koos ervoor om in de bijbehorende fotokaternen niet haar directe leefomgeving te tonen. Het is aan de lezer om, aan de hand van de beschrijvingen, daarvan zelf een voorstelling te vormen. De foto’s geven een algemeen sfeerbeeld van respectievelijk Iran, Ladakh, Oost Turkestan en Tibet. Iets dergelijks zouden de hoofdper sonen hebben kunnen zien of ervaren. Bij het eerste en laatste fotokatern is bewust gekozen afbeeldingen te tonen die wel bij het verhaal passen, daar gaat het immers om mijn eigen ervaringen. Het eerste fotokatern belicht een ijstocht met lokale bewoners over de bevroren Zanskar-rivier, zoals in Dolma’s hoofdstuk beschreven is en het laatste katern toont mijn solotochten rond het Manasarovar-meer en de heilige berg Kailash, waarover in het hoofd stuk over Phuntsog Nyidron wordt verteld.
Myra de Rooy
25 Woorden scheppen beelden en foto’s spreken voor zichzelf
Proloog Opgerold en tegen elkaar aan gekropen, alsof ze elkaar tot het laatst hou vast wilden bieden. Afgesloten van de wereld en daarna voor eeuwig vergeten. ‘Ammonieten,’ zei mijn vader. ‘Deze uitgestorven inktvissoort leefde ooit in de oceanen. De schelpen waren hun huizen. Kijk, ze zijn ver deeld in kamers. Als het zeedier “uit zijn jasje” groeide, maakte het een nieuw woonvertrek. De inktvis woonde in de grootste, laatst gevormde ruimte.’ Met gerichte hamerslagen bevrijdde hij het tweetal uit hun kalkstenen gevangenis en strelende kindervingers brachten hen tot leven. Van de buitenrand naar het centrum volgde mijn wijsvinger de geribbelde spi ralen. Het leken gekrulde ramshorens op speelgoedformaat. Doordat mijn vader de wonderbaarlijke wezens een naam en een geschiedenis gaf, prikkelde hij mijn nieuwsgierigheid naar het ontstaan van de aarde. De strijd om het bestaan was voor de zeebewoners al een kwestie van eten of gegeten worden. Een enkele keer kwam het gevaar van elders en werd het leven gesmoord onder een onderwaterlawine, waarbij een laag slib of zand alles afdekte. In gesteenten geconserveerde resten en spo ren van planten en dieren kwamen uiteindelijk door geologische pro cessen als gebergtevorming en erosie aan het oppervlak. Daar kon ik de fossielen oprapen en vervolgens koesteren als kostbare schatten. Ik had het geluk geboren te worden bij reislustige ouders die buiten de gebaande paden traden. Zij namen mij al mee naar de bergen toen ik pas een half jaar oud was. Van mijn jeugd herinner ik me wekenlange zomervakanties, waarin we in de door mijn moeder bestuurde rode Kever dwars door Europa trokken. Mijn vader was de kaartlezer en hij bepaalde de route. Ik leerde dat een gevoel van vrijheid kan ontstaan uit simpele dingen, zoals paarse vingers krijgen van bosbessen plukken of op een heuveltop van het uitzicht genieten. Rijkdom is wildkamperen en voorgelezen worden naast een kampvuur, terwijl boven de gloeiende as worstjes warm worden. ‘Direct boven de vlammen is te heet, dan verbranden ze. Je moet
27 Proloog
geduld hebben,’ was een vaderlijke, in liefde verpakte les. Tijdens wan delingen luisterde ik naar zijn wijze raad, die ik meedroeg bij latere trektochten. ‘Zie je die witte pluizenbollen? Dat is wollegras. Zij staan geworteld in moeras, dus als we daar onze tent opzetten dan krijgen wij natte voeten.’ Een beschermde, liefdevolle jeugd vormt een stevige basis. Toch voel de ik me in het gewone leven op school vaak een buitenbeentje. Anders dan anderen. Bedreven in dromen, slecht in het delen van gedachten. Mijn toekomstdromen vonden hun oorsprong in mijn groeiende ver zameling stenen, mineralen en fossielen. Al op de lagere school besloot ik om later geoloog te worden. Is er een betere manier om over gebergte vorming te leren en om mijn kinderfascinatie voor het ontstaan van de aarde te voeden dan door geologie te studeren? Draagt de omgeving waarin we opgroeien bij aan wie wij worden? Stu ren vroegere gebeurtenissen onze verdere levensloop? Voor mij zijn er twee ervaringen die in belangrijke mate hebben bijgedragen aan de ma nier waarop ik nu in het leven sta en mensen tegemoet treed. Ik werd lid van een studentenalpenclub en deed geologisch veldwerk in Lapland. Passie voor bergen komt niet alleen voort uit adembenemende schoonheid of een hang naar ruimte en vergezichten. Ze kan ook lei
28 dochters van de bergen
den naar inzichten. Bergbeklimmen is meer dan de fysieke voldoening om ergens op eigen kracht te komen als voortvloeisel uit het verlangen naar een top. Klimmen kost kracht, maar levert energie. Bergen beklim men – en niet bedwingen, want op een bergtop ben ik slechts tijdelijk te gast – kan alleen samen. Dat is nou net het punt waar het om gaat: letterlijk houden klimmers elkaars leven in handen en daar hoort ver trouwen bij. En dat kon ik alleen ervaren en geven door de deur naar anderen op een kier te zetten tijdens klimweekenden in de Ardennen of tijdens ruigere alpiene tochten in de vakanties. Ik leerde daar, stapje voor stapje, te praten over emoties en mijn gedachten te delen. Daarnaast genoot ik van de confrontatie met de zwaartekracht en het directe con tact van mijn vingers met kalksteen of ruwe graniet. De wereld lag aan mijn voeten en ik had de hemel als dak boven mijn hoofd. Een aantal zomers ging ik niet met mijn ijsbijl en pickel sneeuw velden en ijswanden te lijf, maar hakte ik, zonder mijn klimmaten in de buurt, met mijn geologenhamer op stenen. Een studie aardwetenschap pen zonder veldwerk en excursies is ondenkbaar. Mijn afstudeerveldwerk verrichtte ik in Noorwegen, vijfenzestig vierkante kilometer onbewoonde wildernis onder de naam Krutfjell. Wilde ik bewijzen dat ik twee zomers alleen in een onherbergzaam berggebied zonder paden mijn weg kon vinden? De bergkam die de noordgrens van mijn onderzoeksgebied vormde, was gedeeltelijk met eeuwige sneeuw bedekt. Een deel van het terrein bestond uit kale rots bodem, een pokdalig oppervlak met meren. De eroderende kracht van rivieren had littekens in het fjelllandschap geslepen. Dit bruisende smelt water van hoger gelegen sneeuwvelden stak ik via keien over. Mijn rub berlaarzen zakten weg in moeras met wollegras. Stukken van het veld werkgebied waren begroeid met dwergwilgen of, vooral in het westen, met naaldbomen en berken. Daar was het gesteente nauwelijks ontsloten en het in kaart brengen van de geologie, het karteren, was op dicht begroeide plaatsen alleen langs rivierlopen mogelijk. Overdag noteerde ik de met mijn kompas opgemeten hellingsrich ting en hellingshoek van gesteentepakketten in mijn ‘veldboek’. Daarin schetste ik plooien en breuken. Met mijn hamer hakte ik brokken steen af en bestudeerde met een loep de structuur en textuur van mineralen. Met die informatie vormde ik de topografische landkaart om tot een
29 Proloog
kleurige geologische kaart. Hoewel ik het ontstaan van het Krutfjell moest ontrafelen, zat ik geregeld vertwijfeld op een rotsblok. Soms be greep ik niet hoe de geologie in elkaar stak of bleken gesteenten door regen of korstmosgroei op het oog nauwelijks van elkaar te onderschei den. Ik durfde en kon met niemand delen dat ik het karteren dan moei lijk vond, er was er in de wijde omgeving geen luisterend oor. Op die momenten borrelde een ‘wat doe ik hier?’ naar boven. Om de week bezocht ik de bewoonde wereld voor boodschappen, post en om medestudenten te ontmoeten. Tijdens gemeenschappelijke maaltijden mopperden we op het regenachtige weer en morden we om dat de bergbodem slechts mondjesmaat geheimen prijs gaf. Rond een houtvuur kwamen de sterke verhalen los. Ik luisterde vooral. Antwoor den op onze ‘gewichtige levensvragen’ kwamen pas later, voor mijn ogen zich sloten in mijn tent in een duisterloze nacht. Mensen kwam ik in mijn karteergebied niet tegen en stenen zwij gen. Toch was ik niet alleen. Doodstil, bijna versmolten met een steen, begluurde ik rendieren. Hun plompe lijven kregen een zekere elegantie als ze met verende tred door het toendralandschap dansten. De beesten waren zowel schuw als nieuwsgierig. Het waren niet de enige bewo ners. Roofvogels bevolkten de hemel en een sneeuwhoen wendde een gebroken vleugel voor om me af te leiden van haar rondhollende kui kens. Ik zag de aan elkaar gekleefde haren op halfvergane lemminglijk jes. Wanneer ik nog beter keek, bleek het Krutfjell bewoond door kleine kruipers, torren en mieren. Ik koesterde de spin die in de tentnok het stokgat bewaakte: de enige muggeningang. Terwijl buiten het tentdoek een muggenleger zich formeerde tot deinend gordijn, werkte ik de ver zamelde gegevens van de afgelopen velddag uit. Iedere plek die ik op het Krutfjell bezocht, elke opgeraapte of afgeslagen steen vertelde een eigen verhaal. Een vergeten geschiedenis waar ik woorden aan moest geven. Na de afronding van mijn geologiestudie werd ik gevraagd om als tweede chauffeur een busje met toeristen van Nederland naar Nepal rij den. Daar stond ik voor het eerst oog in oog met Himalaya-reuzen en het was liefde op het eerste gezicht. Vele malen keerde ik naar die regio terug. Als klimster, reisleidster, met vrienden en met Hans mijn geliefde. Na zijn dood in 2000 vooral tijdens soloreizen.
30 dochters van de bergen
Steeds verder raakte ik verwijderd van de zomers op het Noorse Krutfjell. Terugkijkend realiseer ik me dat die veldwerkperiode ruimte schiep voor ontwikkeling. In het door geologische krachten geboet seerde landschap kon ik dagenlang in mijn eentje rondzwerven en me er prettig en zelfs thuis voelen. Ik leerde dat stilte niet beangstigend is en dat een tijd zonder anderen doorbrengen niet hetzelfde is als een zaam zijn. Belangrijker was echter dat op het Krutfjell het besef groeide dat om echt te leven menselijk contact essentieel en voedend is, geen mens kan zonder anderen. Nog meer jaren kostte het om te leren dat contacten leggen slechts mogelijk is door je innerlijk te tonen en gedachten te delen. Het veldwerk was een leerschool voor het dagelijks leven én voor tochten naar afgelegen berggebieden. Door die toegangs poort te ontgrendelen, lag de weg open om banden aan te knopen met de lokale bewoners. Zo leidde mijn fascinatie voor de geologie en de bergwereld mij in mijn volwassen leven naar vier opmerkelijke en veer krachtige vrouwen: Azar, Dolma Tsering, Rebiya Kadeer en Phuntsog Nyidron*. Deze ‘dochters van de bergen’ zetten zich in voor het welzijn van anderen en niet zonder gevaar. Voor twee van hen voerde dat zelfs naar gevangenschap. De voor mij betekenisvolle vriendschappen met deze vrouwen en hun bijzondere verhalen deden me besluiten die vast te leggen. Een boek is een plek waar verhalen onderdak kunnen krij gen**. De vrouwen waarover ik schrijf, houden ieder op hun manier de mens een spiegel voor. Ze beklommen hun eigen berg, niet uit plezier of een behoefte aan spanning, maar voor een hoger doel. Een alpinist kan uitkiezen welke flank hij of zij bestijgt en ook dit viertal koos ieder een persoonlijke route. En ik … ik ben slechts de doorgever van verha len en reisde een stukje met deze fascinerende vrouwen mee.
* De vier vrouwen kozen voor het gebruik van hun eigen naam. Een aantal mensen en locaties heb ik een andere naam gegeven om niemand in gevaar te brengen. ** Voorafgaand aan elk levensverhaal is een korte beschrijving opgenomen over de recente geschiedenis van het geboorteland van de hoofdpersoon.
31 Proloog
Iran
Iran in het kort
Perzië wordt één van de bakermatten van de beschaving genoemd. Het overwegend islamitische land heeft een geschiedenis achter de rug van veroveren en veroverd worden. Ook in het recente verleden vonden er vele machtswisselingen plaats, doorgaans afgedwongen door staatsgre pen. Generaal Reza Khan riep zichzelf in 1926 tot sjah uit en hij veran derde de naam Perzië in Iran. In 1941 volgde zijn zoon Mohammed Reza Pahlavi hem op en deze vorst van het olierijke land werd een trouw bondgenoot van het Westen. Hij voerde in 1961 met zijn ‘Witte Revolutie’ hervormingen in: vakbonden, politieke partijen en vrouwen organisaties werden toegestaan. Het armere deel van de bevolking plukte hier echter nauwelijks de vruchten van en ook de geestelijkheid voelde niet voor hervorming. Daarnaast werd ieder dissident geluid gesmoord en activisten werden door de geheime dienst opgepakt en gemarteld. Uit protest tegen de sjah gingen in 1963 veel Iraniërs de straat op. Die opstand werd met geweld de kop in gedrukt. De geeste lijke ayatollah Ruhollah Khomeini was een van de mensen die zich tegen het bewind verzette, hij werd in 1964 verbannen. De protesten zwollen in 1977 aan en stakingen en massademonstraties leidden begin 1979 tot de val van de vorst: half januari ontvluchtte hij zijn land. Kho meini keerde 1 februari terug uit ballingschap en werd met open armen ontvangen. Het volk sprak zich uit voor de oprichting van de Islamitische Republiek Iran, gebaseerd op islamitische wetten en leefregels. Khomei ni werd 1 december 1979 tot Opperste Leider gekozen. Net als tijdens het regime van de sjah werden andersdenkenden opgesloten en gemarteld of zonder rechtmatig proces geëxecuteerd. Tijdens het isolationistische bewind werden de Verenigde Staten en Israël tot staatsvijanden uitge roepen. Van 1980 tot 1989 verkeerde Iran in oorlog met buurland Irak. Het conflict eiste veel slachtoffers en greep diep in op de Iraanse samen leving en economie. Na de dood van Khomeini in 1989 bleef een regel matig verschuivende machtsbalans bestaan tussen conservatieven en meer hervormingsgezinden. Iran grenst aan Irak, Turkije, Armenië, Azerbeidzjan, Turkmenistan, Afghanistan en Pakistan. Een groot deel van het land bestaat uit droge en bergachtige gebieden. De belangrijkste bergketens zijn het Zagros gebergte en de Elborz. In de Elborz bevindt zich Irans hoogste berg, de 5607 meter hoge vulkaan de Damavand.
35 Iran in het kort
Azar
Azar ontmoette ik niet op reis, maar in haar restaurant ‘Teheran’ in Amsterdam. Op een muurschildering achter de tafel waar ik met klim vrienden zat, rees een vulkaankegel op. ‘De Damavand,’ zei Azar terwijl ze knapperige groentekoekjes neer zette, ‘de hoogste berg van Iran. Daar heb ik een paar keer bovenop gestaan.’ Om onze aangewakkerde belangstelling voor de vulkaan te voeden, haalde zij een fotoboek tevoorschijn waarin de gigant in volle glorie prijkte. Op één van de foto’s kleurden de hellingen dieprood door een klaprozentapijt dat gestolde lavastromen verstopte. Zacht streken haar vingers over de papieren papavers. ‘Ze staan symbool voor hen die stierven voor ons vaderland,’ zei ze met een zucht. Om direct daarna met een stralende lach te vervolgen. ‘Jullie zijn hier vanavond om van het leven te genieten.’ Uit vluchtige ontmoetingen kunnen jarenlange vriendschappen op bloeien. Zo ook tussen Azar en mij. Na die avond at ik vaker in haar eethuis, maar het was pas toen we bij elkaar over de vloer kwamen dat ze vertelde hoe zij zich in haar geboorteland Iran had ingezet voor rechtvaardigheid en arbeidersrechten, een politieke keus in roerige tij den. Ze ging uiteindelijk de ongelijke strijd niet aan en vluchtte. Beter buigen dan breken, om verder te groeien als de storm geluwd is. Door mijn gesprekken met Azar ben ik over ‘thuis’ gaan nadenken. Hoe is het om alles achter te laten? Wat gebeurt er wanneer iemand die een zwaar verleden met zich meedraagt met vrijwel lege handen arriveert in een land waar ze de taal niet beheerst? Ik verlaat mijn vertrouwde wereld doorgaans met slechts een rugzak op mijn rug. Wanneer ik in
37 Azar
verre streken door de bergen trek, blijf ik opletten. Die alertheid is vooral gericht op mogelijk gevaar, maar daar hoef ik niet mijn identiteit voor op te geven. Na een tijdelijk verblijf kan ik terugkeren naar familie en vrienden, ervaringen en vriendschappen rijker. Terug in Nederland dompel ik mij opnieuw onder in vertrouwdheid. Voor een vreemdeling die arriveert met de bedoeling te blijven, ligt alles anders, die moet een plaats veroveren en alert zijn op de patronen en eigenaardigheden van een onbekend land. Thuis voelen is een diepe emotie. Je kunt overal wonen – dat is echter niet hetzelfde als je thuis voelen en ergens bij ho ren. Zelfs als de nieuwe taal langzaam de dromen binnensluipt, betekent dat in het dagelijkse contact nog niet dat dezelfde woorden gebruiken neerkomt op hetzelfde zeggen. Liegen uit liefde. Azar en haar oudere zus Shirin vertelden hun vader dat ze hun woonplaats Teheran tijdelijk gingen verlaten voor een nieuw jaarsbezoek aan vrienden in Khoy, in de uiterste noordwest punt van Iran. Ze durfden hem niets over hun vluchtplannen te vertellen, want hoe valt het verlies van twee dochters en een kleinkind te verwoorden – een afscheid zonder de waarborg elkaar ooit terug te zien. De acti viste Azar hield als kostbaarste bezit haar peuterzoon Babak in haar armen en de ex-politiek gevangene Shirin nam weinig bagage mee om tijdens de reis niet op te vallen. Ze vertrokken in maart 1983 overhaast uit de hoofdstad, samen met onderduikster Maryam, om een inval van de geheime politie voor te zijn. Azars echtgenoot Ali begeleidde de vrou wen het eerste deel van de route. Behorend tot de Azari, de bevolkings groep uit de provincie Azerbaijan waarin Khoy ligt, kende hij de streek en de aan het Turks verwante taal. Bij aankomst hadden zijn reisgenotes geen oog voor de pleisterplaats langs de voormalige zijderoute. De stad aan de voet van de bergen stond bekend om de zonnebloemen die zomers de velden kleuren en om de graftombe van een geliefde Iraanse dichter en mysticus. De vrouwen werden echter geplaagd door aardsere dingen, door de span ning hadden ze last van diarree. In een hotelkamer in Khoy loste de duisternis van een vrijwel door waakte nacht op in de voor moslims heilige vrijdag. De dag waarop zonden vergeven worden en beloningen te behalen zijn. Het vrijdag
38 iran
gebed is in Iran voor mannen verplicht. Vrouwen, zieken en reizigers hoeven niet in een moskee te bidden. Een excuus voor de vluchtelingen om binnen te blijven, in plaats van aandacht te trekken door schijnbaar doelloos door de straten te dolen. De afspraak met de mensensmokke laar die hen naar het Koerdische gedeelte van Turkije zou brengen, was pas op het eind van de dag. De vrome hoteleigenaar meldde echter dat zijn herberg de gehele gebedsdag gesloten zou zijn. Ali smeekte of zijn vrouw en zoon tot vertrektijd mochten blijven. ‘Ze zijn ziek.’ Het mocht. Ali had zijn taak volbracht en keerde na een innige om helzing en laatste kus terug naar hun appartement in Teheran. Een plek die zonder zijn liefsten leeg zou zijn. Samen met een vriend bezat hij een florerende apotheek die op Ali’s naam stond. Als hij samen met Azar plotsklaps naar het buitenland zou vertrekken, kon zijn zakenpartner de winkel, en daarmee zijn toekomst en kapitaal, verliezen. Hij zou zijn vertrek dus zorgvuldig moeten voorbereiden. De vlucht van Ali werd daarom voorlopig uitgesteld. Tussen de kamermuren in Khoy kroop de dag traag voort. Op het tijd stip dat gezinnen aan de avondmaaltijd begonnen, trok een klein groep je vreemdelingen de hoteldeur achter zich dicht en wachtte ongeduldig op de komst van hun ‘reisagent’. De man verscheen niet op de afgespro ken tijd. Azar gaf Babak onopvallend drie maal een tik om tranen op te wekken zodat ze kon doen alsof ze stil stonden om een flesje melk voor het kind klaar te maken. Voordat hij het op een brullen zette keek hij zijn moeder verbaasd aan. Toen naderde een auto, de chauffeur keek ge jaagd rond. Ook hij was bang. De reis naar het onbekende ging beginnen. De vorige avond was een lokale politicus vermoord, het leger stond paraat en controleerde de uitvalswegen. In de auto hing een enorme spanning. Azar had een wee gevoel in de maag en zweet in de handen. Vermoeidheid en vrees tekenden de gezichten. Het geluk reed echter mee: de wegen die ze volgden bleken uitgestorven. Enkele kilometers voor de plaats Salmas draaide de begeleider een zijweg in en liet ‘zijn handelswaar’ in de duistere stilte uitstappen. ‘Over een uur ontmoeten we de paardenmannen,’ stelde hij de vrou wen gerust. ‘Loop maar achter mij aan.’
39 Azar
De levensverhalen van vier fascinerende vrouwen die zich, niet zonder gevaar, inzetten voor het welzijn van anderen. Hoewel de vrouwen uit verschillende landen komen, zijn veel van hun ervaringen en gevoelens universeel en cultuuroverschrijdend. Myra de Rooy gaat op zoek naar hun verleden en krijgt inzicht in de drijfveren, passies, angsten en dromen van deze eigenzinnige en krachtige vrouwen. De politieke activiteiten van de Iraanse Azar hebben consequenties voor de rest van haar leven. Ze ontvlucht met haar baby haar land en bouwt een nieuw bestaan op. Boerendochter Dolma Tsering uit de Indiase Himalaya loopt van huis weg en richt de eerste vrouwenorganisatie van Ladakh op. Rebiya Kadeer, moeder van elf kinderen, wordt van wasvrouw miljonair. Daarna zet de Oeigoervrouw zich in voor haar volk en wordt zij China’s staatvijandin nummer één. De jonge Tibetaanse non Phuntsog Nyidron wordt na een vreedzaam protest vijftien jaar gevangen gezet in de beruchtste gevangenis van Tibet.
Geoloog myra de rooy (1957) is naast schrijver en fotograaf ook bergbeklimmer. Zij maakte vele solotochten in afgelegen berggebieden. Haar betrokkenheid en kennis en haar vriendschap met de vier vrouwen maken dit een uniek en oprecht boek, waarin reisverhalen verweven zijn met levensverhalen. Van haar verschenen eerder Vrouwen in Boeddha’s bergen (2004) en het Windpaardhuis (2007).