Karel Mollen

Page 1



Karel Mollen

de laatste valkenier

Joke Peels-Mollen Fotografie en fotoselectie: Ingrid Peels Redactie: Robert Peels Desk research: Sophie Peels



Inhoudsopgave

Voorwoorden 7 1 Valkerij en Valkenswaard

13

2 Adriaan Mollen

21

De Royal Loo Hawking Club

28

De Old Hawking Club

48

Klanten in Frankrijk

59

3 Het vangen van valken

75

4 Het treinen van valken

95

5 De fournituren en materialen

109

6 Karel Mollen

139

De business gaat goed

152

Het einde van een tijdperk

167

7 Valkerij na de laatste valkenier

191

Bijlagen 209 Illustraties

211

Adressenlijst, Orderboek en Index

213

Professionele valkeniers

231

Brieven aan Het Loo, Paul Mollen, De Tholozany, Lilford

232

Brieven aan Karel

246

Begrippenlijst

250

Voorintekenaars

251

Literatuurlijst

252

Sponsoren

254

De genummerde noten staan aan het einde van ieder hoofdstuk. Literatuurverwijzingen geven de naam van de auteur en het jaartal van publicatie, en kunnen in de literatuurlijst achter in het boek worden teruggevonden. Anon verwijst naar een anonieme auteur. In de stukken tekst die zijn overgenomen uit historische Nederlandse bronnen hebben we de originele spelling, hoofdletters, interpunctie en grammatica grotendeels ongewijzigd gehandhaafd.


10


Inleiding

In de zesde klas van de lagere school hielden de kinderen Peels-

De familie Mollen is ontzettend trots op de manier hoe Adriaan

Mollen allemaal om de beurt een spreekbeurt over de valkerij.

en Karel in het leven stonden en de rol die zij in 100 jaar valkerij

We liepen naar school met onder de arm een schoenendoos uit

hebben gespeeld. We denken dat we hen door dit boek hebben

1935 vol materialen en fournituren van Karel Mollen. Daar begon

leren kennen, ook al gaat het over een tijd die meer dan een eeuw

voor ons het vertellen over de valkerij en over de geschiedenis

terug ligt. Het waren mannen met respect voor mens en dier, die

van Adriaan en Karel. Vele jaren later, nadat de Stichting Karel

dicht bij zichzelf bleven en daarom ook door anderen met veel

Mollen was opgericht en het ons duidelijk werd wat voor een schat

respect werden benaderd. Het is natuurlijk heel bijzonder om met

aan informatie we bezitten, over de valkerij in het algemeen en

drie generaties aan zo’n boek te werken, waarbij ieder zijn eigen rol

onze voorvaderen in het bijzonder, en wat voor een bijzondere

vervult. Het levert een verbondenheid op die niet eenvoudig op een

verzameling materialen we hebben, ontstond het idee om de

andere manier tot stand komt.

erfenis van onze voorvaderen in een boek vast te leggen. Deze schat werd nog verder uitgebreid toen enige ruchtbaarheid was

We zijn veel dank verschuldigd aan de volgende mensen, zonder

gegeven aan ons plan en van over de hele wereld valkeniers

wie dit boek niet mogelijk was geweest:

en verzamelaars informatie en materialen kwamen aandragen die een plaatsje verdienden in dit boek. We werden steeds

Mark van Appeldorn, Derry Argue, Paul Beecroft, Daniel Bellekens,

enthousiaster naarmate we meer lazen en meer mensen spraken.

Brian Bird, Peter Paul Blommers, Veronique Blontrock, Camiel

De valkerijwereld blijkt een boeiende wereld met veel toegewijde

Bots, Alice Bots-Peels, Kent Carnie, Peter B. Devers, Angelique van

beoefenaars en verzamelaars, en dat is van onschatbare waarde als

den Eerenbeemd, Simon Fuks, Jac van Gerven, Mark Haasnoot,

je zo’n boek schrijft.

Arnoud Heijke, David Horobin, Justin Jansen, Tony James, Arthur Jeurissen, Jennifer Kilian, Hans Klijn, Frits Kleyn, Erik Koffeman,

Omdat alleen Joke Peels-Mollen haar grootvader Karel Mollen nog

Philippe König, Kathleen Mahieu, Paul van Mameren, Frank

heeft gekend, en alleen als klein meisje, moeten we, om een goed

Molenaar, Patrick Morel, Paul Morgan, Gonnie Mulder, Sofie

beeld te geven van het leven en werken van deze mannen, afgaan

Nagels, Ricardo M. Olmos de León, Karel Peels, Wil Peels, Wayne

op wat anderen ooit over hen geschreven hebben. Gelukkig gaven

Pennington, Anne-Dirk Renting, Hans Timmer, Mark Upton en

ze regelmatig interviews and schreef men in die tijd veel brieven,

Jochen Verghote.

die ook deels bewaard zijn. Bovendien hebben veel valkeniers uit die tijd hun ervaringen op papier gezet. De materialen hebben

Wij hebben het boek met heel veel plezier gemaakt en hopen dat u

we allemaal gefotografeerd en vastgelegd. Het boek hebben we

het ook met evenveel plezier zult lezen.

daarom kunnen maken als een combinatie van unieke foto’s en afbeeldingen, gelardeerd met een bloemlezing uit al die boeken, kranten, tijdschriften en brieven.

Joke Peels-Mollen, Ingrid Peels, Robert Peels, Sophie Peels

11


HOOFDSTUK 1

Valkenswaard 1866

12


Valkerij en Valkenswaard

Dit verhaal begint in 1816, als in Valkenswaard Adriaan Mollen wordt geboren. De slag bij Waterloo is net achter de rug en Willem Frederik, prins van Oranje-Nassau, is in september van het jaar ervoor ingehuldigd als koning Willem I van het Verenigd Koningrijk der Nederlanden. De valkerij, de sport van de koningen en de favoriete adellijke hobby sinds de tijd van de Assyriërs, staat sinds de Franse Revolutie en de Napoleontische oorlogen in heel Europa op een laag pitje1. Vrijwel alleen in het Verenigd Koninkrijk wordt de sport nog door enkelen beoefend, op individuele basis of als lid van The Confederate Hawks of Great

Britain (1770-1839) of The Renfrewshire Subscription Hawks (vanaf eind achttiende eeuw tot rond 1830). Waren er in 1786 nog een dertigtal meester-valkeniers in Valkenswaard actief2, begin negentiende eeuw was dit aantal geslonken tot een handvol. Het wordt ook steeds moeilijker om de valkerij in zijn klassieke vorm uit te oefenen, omdat het weidse open landschap dat nodig is om te paard de valken in hun vlucht te kunnen volgen steeds schaarser wordt. De bevolkingsdichtheid neemt toe, grond worden ontgonnen, er worden hekken geplaatst, gewassen geplant en wegen aangelegd. De adel verliest haar privileges. Daarnaast neemt de jacht met geweer in populariteit toe en worden roofvogels actief bejaagd omdat men (onterecht) denkt dat ze schadelijk zijn. In Nederland was onder de Franse koning Lodewijk in 1808 op Het Loo korte tijd met valken gejaagd door de Valkenswaardse valkeniers Jan Daems en Jan Danckers. Koning Lodewijk liet hen tegenhouden toen ze naar het Verenigd Koninkrijk wilden reizen om daar met valken te jagen en nam ze in 1808 in dienst. Na Lodewijk’s ontslag wilde Napoleon in Versailles zelf een poging doen, maar het had niet echt zijn belangstelling en nadat hij tijdens een jacht een valk uit de lucht schoot, werd dit gezelschap dan ook snel weer opgeheven Valkenswaard was al eeuwenlang het centrum voor de valkenvangst en -treining en leverde traditioneel een groot deel van de valkeniers die over heel Europa bij de verschillende vorstenhuizen in dienst waren. Door de achteruitgang van de populariteit van de valkerij was het aantal actieve valkeniers in 1816 gedaald tot een handvol: de al genoemde Jan Daems (1744-1829), Frans van den Heuvel (1766-1846, bekend als ‘de laatste valkenier van Lodewijk XVI’), Jan Bots (1800-1864), Jan Bots’ broer Arnoud Bots (1788-1851) en Jan Peels (1770-1838). Ondanks hun geringe aantal, overlapt de geschiedenis van de Valkenswaardse valkeniers in de negentiende eeuw grotendeels met de geschiedenis van de valkerij in Europa. Dit boek is hun verhaal.

13


HOOFDSTUK 1

Herberg ‘De Zwaan’ van H.J.Baken in 1926

Er waren in het begin van de negentiende eeuw in het Verenigd

Ieder jaar werd een veiling van valken gehouden in Herberg

Koninkrijk nog maar een paar mensen actief in de valkerij,

De Zwaan, volgens James Harting6

Valkenswaard.

Niet ver van de kerk staat een herberg, bekend als ‘De Drie Zwanen’7, die

vertelt Francis Salvin in 18553 en die kwamen bijna allemaal uit

wordt gedreven door een zekere Daams, afstammeling van een valkenier In het Verenigd Koninkrijk, en zeker in Schotland, heeft de valkerij altijd

met die naam. In de grote zaal van deze herberg werd de jaarlijkse veiling

haar bewonderaars behouden. Maar sinds de burgeroorlog waren er in

gehouden van de gevangen valken. Dit was in de eerder genoemde tijd,

de valkerij nog maar zo weinig mensen actief, dat men dacht dat er geen

toen er erg veel valkeniers in Valkenswaard woonden, en toen vreemde-

enkele professionele valkenier van eigen bodem was overgebleven. Sir

lingen daar in de herfst geregeld naartoe trokken speciaal om valken te

John Sebright4 vertelt ons dat alle valkeniers die hij in zowel het Verenigd

kopen. Iedere eigenaar die vogels te koop had was zijn eigen veilingmees-

Koninkrijk als op het continent was tegengekomen uit Falconswaerd, een

ter. Met de valk op de vuist, placht hij uitgebreid haar leeftijd, sterktes en

dorpje in de buurt van Bois le Duc in Holland, kwamen. Dit dorp is sinds

conditie te beschrijven en bieders uit te nodigen.

mensenheugenis en ook heden ten dage, beroemd vanwege haar valkeniers, en we zouden haar inwoners bijna kunnen uitroepen tot de enige

Valkenswaard was rond 1877 vanuit Engeland goed te bereiken,

Europese valkeniers.

volgens James Harting8

Het dorp Valkenswaard, Village du Fauconniers, is een

De reis van Londen naar Noord-Brabant is niet lang. Anderhalf uur per

welvarende gemeente, schrijft de Katholieke Illustratie in 18955

trein naar Queensboro, negen uur overtocht naar Vlissingen in één van de mooie nieuwe schepen van de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot

Valkenswaard is een fraaie en welvarende gemeente met ongeveer 1.350

Maatschappij9, en daarna vier uur met de trein, brengt je via Eindhoven

inwoners. Zij ligt twee uren zuidelijk van Eindhoven aan den spoorweg

naar je bestemming. Met andere woorden, je kunt de ene dag dineren in

Eindhoven-Luik en aan den straatweg van en naar dezelfde plaatsen, in-

Londen en de volgende dag lunchen in Valkenswaard. Toen we aankwa-

dertijd door Napoleon I aangelegd. Het grenskantoor voor in- en uitgaan-

men in Vlissingen namen we onmiddellijk de trein naar Eindhoven, via

de rechten met België is hier gevestigd. Valkenswaard is door uitgestrekte

Middelburg, Goes, Bergen, Breda, Tilburg en Boxtel. In Eindhoven moesten

en wildrijke heidevelden omringd, de hoofdreden dat de valkenvangst er

we rijtuigen wisselen richting Valkenswaard, waar we kort voor de mid-

gedurende zovele eeuwen met goed succes uitgeoefend is. Het is tegen-

dag aankwamen. Omdat er geen transportmiddelen zijn op dit kleine

woordig een nijvere gemeente met linnenfabrieken, sigarenfabrieken, een

onbelangrijke station, vroegen we een kruier om onze bagage, geweren

lijmziederij, niet minder dan vijftien looierijen enzovoort. Eén en ander

en munitie te brengen en vertrokken we, met de valk op de vuist, te voet

geeft aan het dorp veel vertier, terwijl ook de boerenstand er over het

richting ‘Hotel de Valk’.

geheel zeer welvarend is. Bepaalde armoede wordt er niet gevonden.

14


VALKERIJ EN VALKENSWAARD

Aankomen op het station van Valkenswaard 1914

Met een stoomtrein

Onderweg naar Hotel de Valk passeer je de Nederlands Hervormde Kerk 1915

15



Adriaan Mollen

Adriaan werd geboren op 9 April 1816 in Valkenswaard als oudste zoon van Jan Mollen en Margaretha van Stratum in een gezin met 11 kinderen, wonende aan de Kromstraat in het centrum van Valkenswaard. Zijn vader was herbergier, landbouwer, koopman en winkelier. Het is mogelijk om het leven van Adriaan in grote lijnen te schetsen, mede omdat hij een fervent brievenschrijver was waarvan er behoorlijk wat bewaard zijn gebleven: bij het koninklijk huisarchief uit de periode 1840-1855, bij Hermann Schlegel in museum Naturalis Leiden van rond 1860, een aantal bij zijn broer Paul in Oundle (Verenigd Koninkrijk) uit de periode 1865-1875, een notitie bij collega John Pells (Verenigd Koninkrijk) en brieven uit 1878-1888 bij Guillaume de Tholozany (Frankrijk). Adriaan in zijn jeugd wordt verder regelmatig genoemd in de brieven die de Engelsman Richard Hamond uit Valkenswaard aan zijn zuster stuurde, en hij komt voor in veel van de boeken en artikelen die sinds het midden van de negentiende eeuw over de valkerij zijn geschreven.

De jeugd van Adriaan Mollen werd in 1895 beschreven door zijn zoon Karel1

Adriaan werd op den ne9ende April 1816 te Valkenswaard geboren en ging reeds op 17 jarige leeftijd met Jacobus Bots2 als leerling in dienst bij Lord

Berners in Didlington (Engeland)3, waar hij vijf jaren verbleef4.

De brieven die Richard Hamond vanuit Valkenswaard aan zijn zus schreef in de periode 1830 – 1850 geven een inkijkje in het leven

van de Valkenswaardse valkeniers5 en geven een contemporaine beschrijving van de jeugdige activiteiten van Adriaan Mollen. Richard Hamond werd geboren in oktober 1773 als telg uit een adellijke familie in West-Acre, Norfolk, in Engeland. Al op jonge leeftijd raakte hij geïnteresseerd in de valkerij en in 1820 verhuisde hij naar Valkenswaard,

Didlington Hall, epicentrum van de Falconer’s Club.

waar hij in eerste instantie in het huis van de valkenier Jan Daems woonde, en daarna bij Jan van Best, de kleinzoon van Daems. Hij keerde nooit meer terug naar Engeland, maar schreef wel een hele serie brieven aan zijn zus, en daarvan zijn er vele bewaard. Hieronder volgen enkele knipsels die wat licht laten schijnen op het leven van de valkeniers in Valkenswaard. 5 December 1831: Toch, denken we, zal James Bots6 met de valken in het voorjaar in Engeland aankomen & hier tegen het midden van de zomer weer terug zijn. 9 December 1832: Met betrekking tot mijn testament heb ik nog geen besluit genomen, want sommige mensen in dit land zijn van mening dat het beter is om het in het land te houden waar de erflater woont. Ik heb er geen probleem mee om u te vertellen wat erin staat, namelijk dat het bijna geheel ter uwer gunste is opgemaakt, met uitzondering van een paar legaten voor Jan van Best, die op verzoek van onze

f Adriaan Mollen werd op 25-jarige leeftijd hoofd-valkenier bij de Royal Loo Hawking Club. Deze gouache toont hem in zijn uniform van na 1850.7

De valkeniers van de Falconer’s Club verbleven in de Falconer’s Lodge, in High Ash, Didlington (nu een vakantiehuis)

21


HOOFDSTUK 2

oude vriend Jan Daems, zijn grootvader en vanwege zijn goede zorgen voor mij gedurende de afgelopen elf jaar mijn eerste & beste waardering verdient. 25 Februari 1835: De valkeniers zijn van plan om de achtste Maart te vertrekken. Zij wilden eigenlijk al op de eerste vertrekken maar moesten wachten tot na de loting voor de Militie8, die tussen deze twee data plaats

zal vinden, omdat de jonge valkenier Adriaan alias Peter Mollen9 op de

Lijst staat. Zou je zo vriendelijk willen zijn om Lord Berners te informeren over de verandering & de oorzaak, omdat hij teleurgesteld zou kunnen zijn als zij niet op het verwachte tijdstip aankomen. Adriaan deed in Engeland nuttige connecties op, volgens Dick ten Bosch10

Toen enige tijd later, in 1838, na het overlijden van lord Berners, de Falconers’ club werd opgeheven, had Adriaan kunnen laten zien wat hij waard was en was zijn reputatie als valkenier voorgoed gevestigd bij de Slot Trauttmansdorff

meest vooraanstaande leden van deze Engelse club, zoals de hertog van Leeds, de heren Stuart Wortley en Clough Newcome en de Franse baron D’Offémont. Dit zou hem nog goed van pas komen. Adriaan treedt in 1837 in dienst bij de Weense graaf Trauttmansdorff, vertelt zijn zoon Karel in 189511

In 1837 trad Adriaan in Oberwaldsdorff in dienst bij den Oostenrijkschen

graaf Trauttmansdorff‚ een vurig beminnaar van de valkenjacht12. Een reis naar Weenen was in die dagen een onderneming van belang, daar ze per diligence en trekschuit moest worden afgelegd13.

De familie Mollen bewaart nog als curiositeit een paspoort14, den

12en Januari 1839 afgegeven door Jean Gisbert baron Verstolk de Soelen, minister van Buitenlandse Zaken voor Z.M. Willem I. Hierin werd in naam des konings aan alle admiraals, generaals, gouverneurs, commandanten, magistraten, en andere officieren, zoo burgerlijke als militairen, van vorsten en staten, vrienden en bondgenoten van Zijne Majesteit, verzocht, “den heer Adriaan Mollen, valkenier te Valkenswaard, gaande naar Weenen, niet alleen met zijn bagage te laten passeeren, zonder hem eenige overlast aan te doen of toe te laten dat hem die wordt aangedaan, maar hem ook zo nodig alle hulp en steun te geven of te doen geven.” Gedurende het jachtseizoen, dat van Maart tot Augustus of September duurde, verbleef Mollen, die, hoe jong nog, reeds zelfstandig als valkenier optrad, bij graaf Trauttmansdorff en keerde dan naar Valkenswaard terug om daar in het najaar de valken te vangen die voor de jacht noodig waren.

De Oostenrijkse graaf Trauttmansdorff, een vurig beminnaar van de valkenjacht

g Paspoort Adriaan Mollen met de stempels van de plaatsen onderweg naar Wenen

22


23


74


Het vangen van valken

De Valkenswaardse valkeniers gebruikten een vangstmethode waarvan de basis al eeuwenoud was en die steeds verder werd verfijnd. Talloze mensen hebben zich in de loop der tijd in deze werkwijze verdiept, zijn bij Adriaan of Karel op bezoek gegaan en hebben er vol enthousiasme over geschreven. Deze verhalen hebben allemaal een vast patroon: men pakt de trein naar Valkenswaard, logeert bij hotel de Valk, kuiert naar het huis van Mollen, bewondert de collectie opgezette vogels in de woonkamer en de gevangen valken in het valkenhuis, en vergezelt dan ’s morgens Mollen naar de heide. Nu wordt de opstelling beschreven, de verschillende spelers en attributen, en de natuur. Enkele anekdotes om de tijd te doden. Er worden pijpjes gerookt, maar de lunch wordt maar zelden genoemd. Dan de vangst zelf, met vaak spectaculaire details. Aan het einde van de dag gaan de vogels mee naar huis in hun sok. Ook auteurs die zelf niet geweest zijn, gebruiken dit stramien. Sinds het bezoek van de beroepsfotograaf August Vogt in 1907 gebruiken alle auteurs foto’s uit de door Vogt gemaakte reportage. De bezoekers komen altijd in het goede seizoen, het is altijd mooi weer en er is altijd een gunstige wind. In geen enkel verhaal komt voor dat ze een dag meemaken waarop niets gevangen wordt1. Gilbert Blaine, secretaris van de OHC en auteur van ‘Falconry’ in 1936

Gilbert Blain over Valkenswaard en de familie Mollen in 19362

James Harting bezoekt de tobhut van Mollen in 1877

Dit was eeuwenlang Europa’s primaire leverancier van valken. Het dorp

Toen ik in de vroege morgen naar de hut wandelde samen met de

Valkenswaard groeide en bloeide op basis van deze handel, en in de late

Nederlandse valkenier Mollen, was het mooi om de verschillende vluchten

herfst, aan het einde van het valkenvangseizoen, werd een openbare ver-

met trekvogels te zien die over de heide in zuidelijke richting trokken; zij

koop gehouden waaraan valkeniers vanuit alle delen van Europa meede-

volgden allemaal dezelfde route, alsof ze een vooropgezet plan volgden,

den, waarbij de vers-gevangen valken bij opbod werden verkocht, en waar

en ze vlogen allemaal laag, en ze stopten nooit om uit te rusten of te

vaak hoge bedragen werden betaald voor sommige erg fraaie exempla-

eten, voor zover als wij hen konden zien. Honderden leeuweriken, vinken,

ren. Gedurende de afgelopen honderd jaar is deze handel steeds kleiner

kepen, kneuen en bonte kraaien vielen het meest op; terwijl af en toe een

geworden, totdat hij in handen was van één enkele familie, de Mollens, die

buizerd of een smelleken voorbijkwam en in dezelfde richting verder trok.

deze traditie tot voor kort hebben voortgezet.

Een enkele ruigpootbuizerd kwam voorbij, afwijkend van de gewone soort

Hun belangrijkste klant gedurende de afgelopen vijftig jaar was de Old Hawking Club, die ieder jaar aan Mollen een order gaf van acht valken

door de lichtere kleur op zijn rug, scherper gepuntte vleugels en een meer zwevende vlucht.

voor de Club, met misschien een paar tarsels erbij. Enkele heren bestelden ook privé één of twee valken, waarmee het aantal dat per seizoen gevangen werd op een gemiddelde van twaalf kwam.

75


HOOFDSTUK 3

Bezoekers De gebroeders Barr, Pichot, en De Aldama bezochten Valkenswaard in 18673, vergezeld door de Parijse correspondent van The Field. De gebroeders Barr bleven 8 dagen in Valkenswaard voor de treining: John Barr, de hoofd-valkenier van de Champagne Hawking Club, is toevallig net in Holland, in het dorpje Valkenswaard, vlak bij de grens, in de provincie NoordBrabant, waar hij de valken voor de jacht aan het treinen is. Die zijn voor de club gevangen door Mollen, de oude valkenier van het Loo, die hier woont. Robert Barr, de valkenier van Dhr. Newcome, is hier de afgelopen maand ook al geweest, met hetzelfde doel; en twee leden van de Franse Club, MM Julio Alfonso de Aldama en Pierre Pichot hebben ook een week in deze plaats doorgebracht, waarbij ik het geluk had om hen te mogen vergezellen, en om ingewijd te worden in alle details van het vangen van wilde valken. Wellicht kan een kort verslag van onze excursies de lezer van The Field bekoren, omdat het interessant is om vast te stellen wat er nog over is gebleven van één van de favoriete vrijetijdsbestedingen van onze voorvaderen. We bleven acht dagen in Valkenswaard, en het was een plezierige tijd, de hele tijd doorgebracht met de valken en met het bestuderen van het houden ervan. Overdag gingen we met de valken naar de hei om ze op de loer te laten vliegen. De mooie stijl waarmee beide Barr’s dat attribuut hanteren moet genoemd worden. Zelfs de Nederlandse valkeniers, toch geen groentjes, waren enthousiast toen ze

John Barr

ernaar keken, ook omdat ze sinds de hoogtijdagen van het Loo hun valken nooit anders teruggeroepen hadden dan met een levende duif aan een draad, hetgeen voor het vliegen op reigers ook voldeed. Zij waren ook gewend om hun valken erg langzaam zeeg te maken, omdat ze niet voor de maand Mei nodig waren; maar John Barr, die zijn vogels in Frankrijk zo snel mogelijk wil kunnen gebruiken, heeft de Indiase gewoonte geïntroduceerd om de vogels wakker te houden tot ze zeeg zijn. Een grapje ten koste van Robert Barr4, bij het testen van de klapekster (1867) Men kan zich nauwelijks voorstellen hoe interessant het was om te zien hoe actief de klapeksters de boel bewaakten. Omdat we alle stappen wilden zien, verstopten we onszelf in de hut, terwijl R. Barr op een afstand van zo’n drie kilometer onze kleine tarsel “La Tremoille” losliet. Onmiddellijk begonnen de klapeksters aan te slaan; de lokvogels werden in stelling gebracht, en terwijl de klapeksters bleven schreeuwen in hun prieeltje, trok Mollen de duif bij het net tevoorschijn. Een stoot, toen nog één, en toen La Tremoille zijn vogel wilde gaan plukken hadden we gemakkelijk het net over hem heen kunnen trekken. We lieten hem echter de vogel doden, en we wachtten op Barr, die al snel arriveerde. Toen Barr knielde om de valk op de vuist te nemen, wilde Mollen een grapje met hem uithalen door met een forse ruk het net over Robert’s hoofd te trekken, maar het touw brak en de grap viel in het water.

Robert Barr

76


HET VANGEN VAN VALKEN

George Oxer samen met Karel Mollen, deze foto heeft in tientallen boeken en tijdschriften gestaan

George Oxer bezoekt Karel Mollen ieder jaar5 Strak en business-like zullen de vers-gevangen slechtvalken er uit zien als ze gehuifd op de box-cagie zullen staan, klaar voor het transport per trein en stoomboot naar Vlissingen, Londen en Lyndhurst. Voor ze klaar zijn voor deze reis zijn ze natuurlijk door een treining gegaan van op de vuist dragen, waarbij hen door beide zeer ervaren meesters van het vak, de heren Mollen en Oxer, is geleerd om stil te staan en geduldig urenlang te wachten, met hun langveters vastgebonden aan het gecapitonneerde hoogrek.

De valken zitten klaar op de box-cagies voor vervoer naar Engeland

George Oxer, zijn vrouw Hortence, dochter Georgette en zoon Charles.6 De foto is waarschijnlijk genomen rond mei 1903, op de achterkant is geschreven dat hij 24 jaar lang de valken heeft gehaald.

77


94


Het treinen van valken

Een pas gevangen valk is een wild dier en zal in principe niet doen wat een mens wil. Hij, of beter zij, want het is meestal een vrouwtje, moet daarvoor getreind worden. Dit vergt veel geduld en tijd. In de oude tijd treinden de valkeniers in de winter de valken die ze zelf gevangen hadden, en die namen ze dan in het voorjaar mee naar de buitenlandse vorstenhuizen waar ze in dienst waren. Een valkenier gebruikt de oude term ‘treinen’ en niet het moderne

Lena Mollen vertelt dat Karel de valk voerde met biefstuk, die in Eindhoven gehaald moest worden3

Hoe Karel Mollen voor het zeeg maken met Fl 2,40 uitkwam, is nu een raadsel. Hij aasde vrijwel uitsluitend biefstuk, een duif werd volgens juffrouw Mollen alleen geaasd als hij bij het tobben was gedood. Er was in die dagen in Valkenswaard maar één slager, Frans Mollen, een achterneef van Karel, maar die had niet genoeg biefstuk om 15 valken te azen en daar-

‘trainen’. Na de opheffing van de Royal Loo Hawking Club en de

om moest zij met haar moeder meerdere malen per week naar Eindhoven

start van de Old Hawking Club legden Adriaan en zijn zonen zich

fietsen, om bij slager Marks op het Stratumseind de nodige biefstuk te

toe op het vangen en treinen van valken voor een ander. Reeds in

halen. Meer dan eens, omdat er in die tijd nog geen ijskasten waren. De

1880 beperkten zij zich tot het ‘zeeg maken’ en lieten zij de rest van het treinen over aan hun private klanten en aan de valkenier in dienst van de OHC. De reden van deze verandering is waarschijnlijk dat Adriaan en zijn zonen voor het treinen extra betaald moesten worden, terwijl in diezelfde periode de valkenier van de OHC1 in

biefstuk werd in plakken gesneden van 3 cm dikte, en die weer in handige repen en daarmee werden de valken ’s avonds geaasd op de handschoen, gemiddeld toch wel zes weken lang4.

Het is erg belangrijk om de valk goed te voeden5 De truc van een succesvolle treining van wildvangen is om met redelijke

Engeland duimen zat te draaien.

middelen aas in de valk te krijgen. En dat is helemaal niet zo gemakkelijk als het lijkt, want daarvoor is aanzienlijke vaardigheid in de omgang met

Jan van Oorschot over het zeeg maken2

de valk nodig, om haar zover te krijgen dat ze in het voedsel bijt dat haar bij haar handen wordt voorgehouden, en dat ze doorgaat met azen nadat

Het zeeg maken van de valken gebeurt in de keuken van het eenvoudige

ze eenmaal begonnen is. De kamer moet volledig stil zijn, zonder ver-

huis dat de familie aan de Bakkerstraat 13 bewoont. Vanwege het bevuilen

anderingen in de lichtval of geluiden uit de verte, want anders is de valk

door de vogels zijn er grote bakken met zand geplaatst. Heel het gezin

daardoor onmiddellijk afgeleid en stopt ze met azen.

moet stil blijven zitten, opdat de jonge vangst gezeten op een stoelleuning aan de huif kan wennen.

Het azen van een pas gevangen valk is een kunst6

De afgerichte valk krijgt een steekhuif, een uit drie leren stukken bestaand masker, gewoonlijk bekleed met fluweel of laken, dat ogen en

Adriaan Mollen, de vader van Karel Mollen, placht op te scheppen dat hij

snavel vrijlaat. Op de top bevestigt men een sierlijke pluim, terwijl de

een kwart krop meer voedsel in een wildvang kon krijgen dan wie dan ook.

achterkant een spleetvormige opening toont, welke door de valkenier met behulp van de tanden moet worden gesloten, omdat hij slechts één hand vrij heeft.

De reushuif wordt alleen gedragen in de periode kort na het vangen. De huif heeft een grotere opening, zodat de valk zijn braakbal kwijt kan.

De steekhuif of gewone huif

De steekhuif of gewone huif van de achterzijde gezien (illustraties door G.E. Lodge in (Harting, 1883))

95


HOOFDSTUK 4

De valk moet ruimte hebben om een gewel te werpen7 Waarschijnlijk zul je ontdekken dat jouw valk, al voor dat ze wil azen, en terwijl je haar draagt, een gewel wil uitwerpen. Omdat ze haar laatste maaltijd in vrijheid heeft gehad, is het vrij zeker dat ze ook veren heeft gegeten. Tien tegen een heeft ze het gewel al uitgeworpen voor ze bij je lokduif aankwam, maar het kan ook zijn van niet. Daarom, als de eerste

huif die ze draagt van het gemakkelijke type is8, met een vergrote opening rond de snavel, kan ze vanuit de huif haar gewel werpen. Maar als ze moeite heeft om te werpen, omdat ze door de huif gehinderd wordt, moet je haar meenemen naar een donkere kamer of gang. Dan neem je haar de huif af, met vingers en tanden, en nadat ze haar gewel geworpen heeft, doe je haar de huif weer op. Anders heb je kans dat ze zichzelf verstikt in een vergeefse poging tot het werpen van het gewel.

Het zeeg maken9 De valkenier trekt een sterke lederen handschoen over zijn rechterhand, vat de riemen stevig tusschen zijne vingers en zet de valk op de vuist, brengt hem in een donker, slechts door één lamp verlicht vertrek, zorgende zoo min mogelijk gerucht te maken. Na een oogenblikje met den valk rustig op een stoel gezeten te hebben, neemt hij hem behoedzaam de kap van den kop. In deze voor den vogel geheel vreemde omgeving wordt hem behoedzaam een stukje ossenvleesch voor de pooten gehouden, en tracht de valkenier, door zachtjes over zijne nagels te strijken, de valk zijn kop omlaag te brengen, om zoo de aandacht op het vleesch te vestigen. Aanvankelijk is hij slecht aan het eten te krijgen, doch allengs krijgt de honger de overhand en begint hij zich in zijn lot te schikken. Zoo wordt dit avond aan avond, uren achtereen herhaald en is de valkenier gewoonlijk ’s avonds van vijf tot tien uur met den valk bezig, af en toe hem een stukje vleesch voorhoudend, of hem zacht strelend, zorgende den vogel door niet

“….en om het dier aan aanraking te gewennen wordt hij gedurend met een duivenof eendenvleugel gestreeld....” Deze vleugel heet een fristfrast. Aaien met de hand zou rampzalig zijn, omdat het natuurlijke vet van onze huid de waterdichte laag van de veren zou aantasten.

het minste te verontrusten. Dit duurt ongeveer 14 dagen, soms nog langer; daarna wordt de valk gaandeweg handelbaarder en begint zijn meester meer en meer te

tijd twee of drie vrienden uit te nodigen in zijn woonkamer voor een kop

kennen. Overdag wordt hij in de valkenkamer met de kap geblinddoekt en

koffie en wat te roken, waarbij hijzelf in de hoek ging zitten met een valk

de valk begint om zoo te zeggen, naar den avond te verlangen, om op ’s

op de vuist en een pijp in zijn mond, en hij bleef dan rustig met hen praten,

meesters vuist wat ontspanning te hebben.

terwijl hij de valk dan geregeld huifde en weer afhuifde. Noch hij noch zijn vrienden besteedden dan, buiten het huiven, enige aandacht aan haar,

“Breaking her to the hood” noemde Karel het proces van gewen-

en het was opmerkelijk hoe stil de valk erbij placht te zitten tijdens deze

ning aan de huif

séance.

10

Iedere valk werd op deze manier behandeld gedurende een uur of Mollen had de gewoonte om een nieuw-gevangen valk, direct nadat ze

twee, waarna ze weer op haar hoogrek werd teruggezet voor de nacht, en

door de huif een flinke krop biefstuk had gegeten – meestal op de derde

daarna werd zij beschouwd als “broken to the hood”; En dat was ze ook,

of vierde nacht na haar vangst – een aantal stappen te laten doorlopen,

zonder twijfel, voor iedereen met een enige vaardigheid in het hanteren

wat hij “breaking to the hood” noemde. Hij placht dan na de avondmaal-

van de huif.

96


HET TREINEN VAN VALKEN

De huif is bedoeld om de valk te kalmeren11 Het doel van het gebruik van de huif bij valken is om hen kalm te houden tot het moment van actie, en om ervoor te zorgen dat ze niet gaan afvliegen als er vogels opvliegen, of schrikken als er iets aankomt waaraan ze niet gewend zijn. Sir John Sebright merkt op: “Het klinkt misschien tegenstrijdig om te beweren dat valken, door hen gehuifd te houden, dichter bij hun natuurlijk gedrag worden gebracht, maar toch is dit ongetwijfeld zo; want door deze behandeling wordt gestimuleerd dat ze rustig zijn als ze niet eten, of achter wild aanjagen; en dat is ook hun gewoonte in de wilde natuur, als ze niet gestoord worden.” Adriaan over ophuiven, in een brief aan Guillaume de Tholozany12

“Het is niet mogelijk om u voldoende advies te geven op dat gebied, omdat men het ophuiven alleen kan leren door het te oefenen. Het enige advies dat ik u kan geven is het volgende: begin er mee om de tarsel zonder huif op de vuist rond te dragen, eerst in de kamer, daarna ook buiten en laat haar van tijd tot tijd kleine stukjes vlees uit uw hand eten; op deze wijze zal zij minder lastig worden en kunt u haar zonder problemen een huif op zetten.” Geduld is nodig13 .. maar we mogen niet vergeten dat de valk tot nu toe altijd geprobeerd heeft om de mens, haar natuurlijke vijand, te vermijden, en het gaat veel tijd, zorg en zachtheid vragen voordat deze angst en afkeer is overwonnen. Eén ongeduldige actie of een haastige beweging kan het werk van dagen tenietdoen, en de man die probeert om een wild-gevangen valk zeeg te maken moet zijn humeur perfect onder controle hebben en beschikken over een bijna bovenmenselijk geduld.

De techniek van op- en afhuiven (F.L. Beebe, 1989)

97


108


De fournituren en materialen

Adriaan en Karel waren fameuze makers van alle benodigdheden voor de valkerij met de huif als meest in het oog springend voorbeeld en de handschoen als belangrijkste uitzondering1. Samen met de valken die zij vingen, vormden zij een one-stop-shop voor de valkerij, of beter gezegd een allround postorderbedrijf. Zij baseerden hun producten op de eeuwenlange ervaring van hun Valkenswaardse voorgangers, en daarmee is het maar de vraag of een echte, vroege Adriaan Mollen huif te onderscheiden is van een echte Jan Bots huif of een John Pells huif. En is er verschil tussen de huiven van Adriaan en Karel of, niet te vergeten, Adriaan’s oudere zoon, Adriaan Jr. die jarenlang ook bij zijn vader in de zaak was? Waarschijnlijk hebben zij in de periode 1867 – 1895 alle drie huiven gemaakt, waarbij het voorstelbaar is dat de meester-valkenier een groot deel van dit werk aan zijn zoons uitbesteedde en zich beperkte tot kwaliteitscontrole.

Zij hadden klanten uit de hele wereld, zoals blijkt uit hun adressenlijst en Karel’s orderboek, beide integraal in de bijlage afgedrukt. In vrijwel ieder valkerijboek dat tijdens (en geruime tijd na) hun leven werd uitgegeven, worden zij genoemd als leveranciers van valken en materialen, zodat potentiële klanten hen zeker konden vinden. De postbode bracht brieven geadresseerd aan: “Karel Mollen, Valkenswaard, by Eindhoven, The Netherlands” feilloos naar het juiste adres. De fournituren van Karel waren ook te koop bij Penot en Saillard in Parijs, bij W.R.Pape in Newcastle-upon-Tyne en bij Ungherini in Turijn.

Twee pagina’s uit de geïllustreerde catalogus Accessori per la Falconeria van Ungherini uit 19002 waarin hij de producten van Karel Mollen uit Valkenswaard te koop aanbiedt en waarin hij schrijft: Om degenen te helpen die zich willen wijden aan deze prachtige sport, en gebaseerd op een afspraak met de heer C.T. Mollen, valkenier uit Valkenswaard, geef ik deze geïllustreerde catalogus uit.

109


HOOFDSTUK 5

Plaat E bevat tekeningen van de volgende objecten: 1, de aasbus; 2, rechts van de aasbus, de door een draad samengehouden reigerpijpen die over de punten van de onder- en bovensnavel worden geschoven bij levend gevangen reigers3; 3, links van de bus, de bel; 4 aansteeknaalden; 5, aan de linkerkant van de plaat, schoentjes voor de havik; 6, aan de rechterkant van de plaat, schoentjes bestemd voor valken; 7 in

110

het midden van de plaat, een gerepareerde veer; 8, boven de zevende tekening, de breil; 9, aan de rechterkant, de knipper; 10, aan de linkerkant, het bijsnijdmes; 11, het messing plaatje dat wordt aangebracht om de poot van gevangen reigers als ze vrijgelaten worden; 12, een ijzeren instrument om de knopen van het belriempje te knopen; 13, een houten priem om de sleufjes in de schoenen groter te maken.


DE FOURNITUREN EN MATERIALEN

De Traité de Fauconnerie beschrijft de

valkerijbenodigdheden rond 18504

Schlegel en Verster bezochten Valkenswaard om alle kennis te verzamelen. Nadat Zijne Koninklijke Hoogheid, wijlen Prins Alexander van de Nederlanden, en zijn adjudant, Baron A.H. Sloet van Oldruitenborgh, ons voorzien hadden van alles wat wij nodig hadden voor ons onderzoek, vervoegden wij ons in het bijzonder bij de valkeniers J. Bots en A. Mollen, die zich onmiddellijk geheel wijdden aan het onderricht van ons, zogezegd, in de kunst waarin zij meesters zijn. Tijdens de herhaaldelijke en lange bezoeken die een van ons maakte aan het Loo en aan Valkenswaard, was hij in staat om met eigen ogen alles te zien wat betrekking heeft op de treining en behandeling van de vogels, evenals vluchten van allerlei soort; hij heeft de hoofdstukken over de kunst van de valkerij en het vliegen geschreven in aanwezigheid van de valkeniers zelf. (..) De voorwerpen die nodig zijn voor valkeniers zijn getekend naar de voorwerpen die in gebruik zijn bij Nederlandse valkeniers. De aasbus wordt beschreven door Francis Salvin in 18555

Aan al deze benodigdheden moet nog een klein, bijna rond tinnen blikje worden toegevoegd om het vlees in mee te nemen om de valken te aazen, dat rond het middel wordt gebonden. Verder een luide fluit om de valken terug te roepen, of om op afstand met een assistent te kunnen communiceren.

Op plaat D zijn getekend: 1, de loer, 2, 3, en 4, de huif, gezien van achter, van voren en en profil; 5 en 6, de valkenierstas, gezien van twee kanten (op een derde van de werkelijke afmeting6); 7 en 8, de reushuif, gezien van voor en van achteren.

111


138


Karel Mollen

Karel wordt geboren op 8 juli 1854 in Valkenswaard.1 Zijn vader Adriaan is waarschijnlijk niet bij de geboorte aanwezig, want het jachtseizoen op Het Loo loopt van 15 mei tot 15 juli2. Karel gaat naar school op de Kleine Markt. Net als zijn vader heeft Karel later een prachtig handschrift. Zijn oudere broer Adriaan is bij vader in opleiding tot valkenier, maar kiest later toch voor het beroep van leerlooier. Voor Karel is er echter, ondanks de tanende belangstelling van de adel in Nederland en daarbuiten, geen twijfel of hij het ambacht van zijn vader wil overnemen. Van de vaak op bezoek komende Engelsen leert hij spelenderwijs de Engelse taal. Hij staat er met zijn neus bovenop, als zijn vader bezig is met het vervaardigen van de fournituren, het maken van de bellen, langveters, de loer, valkenierstassen, schoenen en huiven. Het eindeloze geduld dat nodig is voor het africhten van de vogels zal hij wel geërfd hebben. In de natuur kent hij alles wat er loopt en vliegt, elk geluidje. Karel heeft een scherp oog en een uitstekend gehoor.

De eerste keer dat Karel in de archieven voorkomt is hij 6 jaar

Het fotoalbum van Karel Mollen geeft een inkijkje in zijn persoonlijk leven

oud3

In een brief [aan Herman Schlegel] van 1 juli 1861 deelt Adriaan Mollen mede dat zijn zoontje een klein goudstukje heeft gevonden, waarvan de valkenier veronderstelt, dat het heel oud is. Mollen moet gedacht hebben, dat “de professor er wel meer van zal weten”. Via Schlegel zendt hij het naar een oudheidkenner en toucheert uiteindelijk f 5,-. Karel wordt al in 1867 als valkeniertalent gespot door de Parijse correspondent van The Field4

Hoe dan ook, na bijna twee maanden geduldig wachten in hun eenzame hutten hebben Mollen en zijn mannen nog maar gevangen: vijf valken, twee haggard tarsels, zeven rode valken, vier rode tarsels, een mannelijke havik en vijf smellekens. We vonden deze allemaal op hoogrekken in het valkenhuis, een grote ruimte die Mollen ieder jaar speciaal inricht voor dit doel. Sommige zijn prachtige vogels; de haggards in hun volwassen verenkleed

in het bijzonder; en een oude vogel die Barr5 “Old Granny” genoemd heeft, maar wiens leeftijd moeilijk te schatten is, zou voor een schilder een perfect model zijn geweest voor de ‘nobele slechtvalk’. Op een kleiner hoogrek met scherm waren de smellekens geplaatst. Twee van hen zijn oude doorgemuite mannetjes, werkelijk erg elegant, en worden opmerkelijk tam bij kleine Karel, Mollen’s jongste zoon, waarvan ik hoop dat hij op zal groeien tot een goede valkenier, omdat hij nu al een grote voorliefde heeft voor de nobele sport. We noemden een van onze valken ‘Little Karl”, naar hem.

f Karel Mollen 8-7-1854 – 31-12-1935 (ca. 1920)

Karel met valk

139


HOOFDSTUK 6

Karel was al jong gegrepen door het vangen, noteert een journalist in 18956 De jongste, Karel, was 13 jaar oud, toen hij in 1867 zijn eersten valk ving, maar daarvoor had hij dan ook 18 dagen in de hut moeten zitten. Den volgenden dag ving hij er weer een, en nu was Karel met geen stok meer van de hei te slaan. Op zekeren stormachtigen dag moest de heer Mollen op reis. Juist omdat zulk weer voor de vangst niet gunstig is, wilde Karel zijn vader bij diens thuiskomst zoo graag met een valk verrassen. Waarlijk, hij ving er een en ging met zijn buit naar het station, om zijn vader af te halen. ”Wat! heb jij er vandaag één?” riep de oude Mollen uit, ”nu kan je het voortaan, jongen!” Deze jongen is thans een man geworden en zet op waardige wijze de traditie der oude valkeniers voort. De gevangen valk

Karel blikt in 1932 terug op zijn jeugd7

we verwarmde stoven mee, waar we met onze voeten op gingen zitten. Maar als de wind op de kijkgaten stond, zat je nog aardig te bibberen van

Mollen kan u in zijn typisch Brabantsch dialect urenlang van vervlogen

de koude. Tegenwoordig zouden de jongelui er tenminste voor bedanken

tijden vertellen. “Mijn vader”, aldus valkenier Mollen, “was valkenier bij

om zooveel ontberingen te lijden. De tijden zijn ook zoo veranderd; tegen

Koning Willem III en toen ik twaalf jaar oud was, bestemde hij ook mij

een paar uur tippelen zagen wij niet op, maar dan moet je nu eens zien!

voor de valkerij. Maar ach, hoe slecht verliep die eerste vangtijd! Drie we-

Toen Prins Alexander stierf, was het met de Valkenjacht op Het Loo

ken lang zat ik met vader in de vanghut, zonder dat we iets vingen. Ik had

gedaan. Na de ontbinding van de Old Hawking Club9, waarvan de prinsen

dan iedere keer hoofdpijn en buikpijn, maar vader zei: „Volhouden!” Het

en voorname Nederlanders en Engelschen lid waren, zijn wij weer naar

was trouwens ook niet zoo heel plezierig in zoo’n vanghut. Verwarming

Valkenswaard teruggekeerd en nu voorgoed. Mijn vader woonde tot zijn

hadden we niet en overjassen kenden we niet. Ja, ik weet nog goed, dat

dood, in 1896, ook in de Peperstraat10; zijn huis wordt nu door mijn zuster

valkenier Bots de eerste van ons was, die een overjas droeg. Later namen

bewoond.”

8

De tobhut

140


KAREL MOLLEN

Karel vertelt over de zeearend11

“Een zeearend is mijn mooiste vangst geweest. Mijn vader had me al gewaarschuwd, dat er van die dieren in den trek over zouden komen. Nu moet je weten, dat die arenden veel schuwer zijn dan de gewone valken. Ik wist, dat je voor het vangen van zoo’n arend je lokduif niet mocht laten opvliegen. Maar ja, als je nog jong bent, ben je vaak onvoorzichtig en eigenwijs. Bij de eerste kans, die ik had er een te vangen, liet ik de duif toch opvliegen, met het gevolg, dat de vangst mislukte. Korten tijd daarna kwam er weer een arend over vliegen. Ik hield de lokduif binnen, de arend cirkelde rond en stootte op de duif, maar bleef, tot mijn ongeluk, met uitgespreide vleugels op de duif zitten, zoodat ik het net, dat berekend is op de veel kleinere valken, niet dicht kon trekken. Nog was mijn kans niet voorbij. Een derde maal zou ik meer succes hebben. Het net klapte toe en de arend was gevangen, d.w.z. binnen het net, maar nog niet in mijn bezit. Het kwam er nu nog maar op aan de arend zonder ongelukken thuis te krijgen. Gelukkig had ik iemand bij mij, die de touwen van het slagnet in de hut stevig vast kon houden, zoodat het dier met zijn sterke vleugels het net niet zou kunnen oplichten. Voorzichtig naderde ik het net, waarbinnen de arend verschrikkelijk te keer ging en lichtte het zoover op, dat ik zijn sterke pooten te pakken kon krijgen. Met een dik touw bond ik die samen; toen streek ik met mijn hand langs zijn rug omhoog, totdat ik zijn kop te pakken had. Toen ook die verzegeld was, was het voor mij nog zaak zijn vleugels vast te binden. Daartoe maakte ik van touw twee lussen, die ik om de vleugels deed. Daarna knoopte ik de uiteinden van die lussen samen, zoodat de arend zich niet meer kon verroeren.“

141


190


Valkerij na de laatste valkenier

De wereld is niet lang verstoken geweest van valkeniers en liefhebbers van de valkerij. Het spel van veer op veer is te mooi om vergeten te worden. Het verhaal van de valkerij, dat loopt van de koningen in de klassieke oudheid via de equipages van Middeleeuwse hertogen, prinsen en koningen, langs de in clubverband georganiseerde jachten bij de Falconer’s Club in Didlington, bij de reigerjachten van de Royal Loo Hawking Club, bij de Club de Fauconnerie de Champagne, en, gedurende een halve eeuw, bij de Old Hawking Club, is rond 1900 een dunne draad geworden, maar nooit gebroken. De Valkenswaardse valkeniers hebben deze sport eeuwenlang mogelijk gemaakt, tot groot plezier van de opdrachtgevers en als een aantrekkelijke vorm van levensonderhoud voor henzelf. In de eerste decennia van de twintigste eeuw begon de draad echter precair te worden, met Karel en zijn team als enige vertegenwoordigers uit Valkenswaard. Er is betrekkelijk weinig geschreven over die periode, buiten de OHC, maar we kunnen in het orderboek 1912 – 1930 zien dat er toch nog wel enkele tientallen individuen actief waren. Zij kochten hun materialen bij Karel, en haalden hun kennis waarschijnlijk bij vrienden of uit de boeken uit die tijd (zoals Lascelles, Harting, Belvallette, Pichot, Ungherini). De pers begon over de valkerij te schrijven als was het een uitstervend gebruik, maar dit was prematuur. De wereld veranderde in rap tempo, en de omstandigheden voor de valkerij veranderden ook, maar de mens is creatief en vindt altijd nieuwe wegen. Karel stopte niet met vangen door gebrek aan klanten, maar omdat zijn ‘baseload’, de OHC, stopte, omdat de omstandigheden waren veranderd en omdat het verblijf in de tobhut zwaar begon te vallen voor een man van eenenzeventig. Fournituren bleef hij tot zijn dood maken en leveren aan nieuwe generaties klanten van over de hele wereld. 1

De hoge en de lage vlucht door J.W.M. van der Wal

De uitoefening van de valkenjacht vindt op twee manieren plaats. Men onderscheidt de hooge vlucht en de lage vlucht. De hooge vlucht is de

De valk met huif

jacht van edelvalken op reigers, ganzen, kraanvogels enz. Bij gebrek aan voldoende reigers is men er heden ten dage toe gekomen de roek als het wild te beschouwen, dat van edelvalk zoowel als valkenier een topprestatie eischt. Verder wordt de slechtvalk veel gebruikt voor de zoekjacht op patrijzen en fazanten. De lage vlucht is de jacht van havik, sperwer en arend op loopend wild zooals hazen en konijnen.

f De valk op het blok, in afwachting van de jacht

191



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.