Pieter Saenredam in Den Bosch

Page 1

Pieter

Saenredam in Den Bosch


1. Pieter Saenredam Het schip van de Sint-Bavokerk in Haarlem met flanerende mensen. 1628 (?) Olieverf, op paneel, 82,9 × 110,5 cm Philadelphia, Philadelphia Museum of Art (John G. Johnson Collection)

s­ tadsbestuur dat in zijn religieuze opvattingen kennelijk geen hinderpaal zag voor het verstrekken van enkele belangrijke opdrachten. Saenredam sloot in het atelier van zijn leermeester een langdurige vriendschap met de katholieke schilder/architect Jacob van Campen die later een portret van hem zou maken (cat.nr. 1). Tien jaar lang, van 1612 tot 1622, bleef Pieter Saenredam in dienst van De Grebber. Op 24 april 1623 werd hij als zelfstandig meester ingeschreven bij het Haarlemse Sint-Lucasgilde. Aanvankelijk leek hij in de voetsporen van zijn vader te treden door zich te specialiseren in het prentvak. Hij tekende kaarten, topografische afbeeldingen en portretten die door anderen in prent werden gebracht. Van 1627 tot en met 1630 was hij vooral in de weer voor de Haarlemse stadsdrukker Adriaen Roman, aan wie hij een twintigtal ontwerptekeningen leverde die verschenen in boekvorm, als pamflet of als losse bladen. Saenredam werkte ook mee aan een van Romans meest ambitieuze projecten, de derde druk van Samuel Ampzings Beschryvinge ende lof der stad Haerlem in Holland. De auteur had al twee eerdere, ongeïllustreerde versies van zijn stadsgeschiedenis uitgegeven, maar wilde nu een uitgebreidere uitgave op de markt brengen die verluch­t moest worden met verschillende prenten.5 Achter in de band werd bovendien een lofzang op Haarlems vermeende uitvinder van de boekdrukkunst, Laurens Jansz Coster, opgenomen, geschreven door de historicus Petrus Scriverus. Zes kunstenaars werkten mee aan de illustraties van het boek, van wie Saenredam met veertien ontwerpen - vooral kaarten en topografische gezichten - het grootste deel voor zijn rekening nam. De medewerkers aan het boek waren ook dit keer van zeer uiteenlopend religieus pluimage: dominee Ampzing was een calvinist van de harde lijn en een steile contraremonstrant, Scriverus behoorde tot de remonstranten en de graveur Theodoor Matham was een uitgesproken katholiek.

5. Voor Samuel Ampzing zie Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, deel 1, Leiden 1911, kol. 117-119.



16

2. Claes Jansz Visscher Kaart van de belegeringswerken van Den Bosch 1 mei 1629 Prent, op papier, 74 × 77 cm Den Bosch, Het Noordbrabants Museum


17

zijn carrière samenwerkte. Deze werd in juli 1632 ernstig ziek en zou op 29 juli komen te overlijden. Het lijkt logisch dat Saenredam heeft geprobeerd op tijd terug te zijn in Haarlem om van zijn doodzieke vriend afscheid te nemen. Terug in Haarlem moet Saenredam vrijwel meteen in de weer zijn gegaan met de resultaten van zijn Bossche campagne want waarschijnlijk nog datzelfde jaar voltooide hij een schilderij van het interieur van de Sint-Pieterskerk (cat.nr. 15). De tekeningen van de Sint-Jan bleven kennelijk nog even in de mappen. Het grote schilderij van het koor van deze kerk is pas in 1646 ontstaan, veertien jaar na het voltooien van de tekeningen (cat.nr. 16). De constructietekeningen op ware grootte voor beide panelen zijn niet bewaard gebleven.

Een getekende stad: de gevolgen van 1629 De stad die Saenredam bezocht bevond zich in een turbulente overgangsperiode. De recente geschiedenis had Den Bosch zwaar getekend. Na een maandenlang beleg had de stad zich op 14 september 1629 moeten overgeven aan Frederik Hendrik. Den Bosch, dat tot dan toe had toebehoord aan de Spaanse Nederlanden, werd nu deel van de Republiek. Dit had grote consequenties, niet alleen op politiek, economisch en religieus niveau, maar ook voor het aanzien van de stad. Saenredams tekeningen vormen een unieke visuele bron voor deze veelbewogen jaren uit de Bossche geschiedenis. Den Bosch gold in het begin van de zeventiende eeuw als een onneembare vesting. De inwoners mochten er graag mee pochen dat hun stad nog nooit was veroverd. Tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) waren de vestingwerken verder gemoderniseerd en uitgebreid. Den Bosch was nu omringd door een heel

stelsel van wallen, bastions, ravelijnen en lunetten. Verder buiten de stad lag een linie van forten die de vijand in een vroeg stadium tegen moesten houden. Maar de grootste troef van de verdedigers vormden de inundaties: bij vijandelijke dreiging liet men de gronden rondom de stad kunstmatig overstromen waardoor de omgeving veranderde in een vrijwel ondoordringbaar moeras. Toen Frederik Hendrik eind april 1629 met zo’n 28.000 man aan troepen het beleg voor de stad opsloeg, stond hij dus voor een formidabele opgave. Maar de prins was goed voorbereid. Allereerst liet hij een verdedigingswal van meer dan 40 kilometer rondom Den Bosch aanleggen, bedoeld om weerstand te bieden aan een mogelijk ontzettingsleger. Daarbinnen liet hij een tweede ring optrekken. Vanuit deze ring werden galerijen en loopgraven naar de stadsmuren aangelegd. Voordat het zover was moest eerst de omgeving worden drooggelegd. Daartoe werden op advies van de bekende ingenieur Jan Adriaensz Leegh­water dijken met wind- en rosmolens aangelegd die het gebied moesten droogmalen (afb. 2). Na een beleg van ruim vierenhalve maand slaagden de Staatse troepen erin om een galerij te bouwen die helemaal tot aan bastion Vught kwam. In de vroege morgen van 11 september 1629 bliezen mineurs het bolwerk op waarmee ze een fatale bres in de verdedigingswerken sloegen (afb. 3). In feite lag de stad nu open. Drie dagen later, op 14 september, werd de capitulatie getekend. Toen Saenredam in juli 1632 de stad bezocht was dat beroemde beleg al meer dan tweeënhalf jaar voorbij. Toch moet hij constant geconfronteerd zijn geweest met de zichtbare gevolgen van de strijd. Maanden achtereen was Den Bosch onophoudelijk bestookt: 28.517 kanonskogels en bommen werden op de stad afgevuurd, een gemiddelde van 252 stuks per dag.13 Uit de stadsrekeningen blijkt dat het bestuur nog jaren bezig was met het herstel van de oorlogsschade. Zo werden arbeiders betaald om werkzaamheden te verrichten aan de stadsmuren, water- en

13. Glaudemans & Van Tussenbroek 1999.


18

3. Onbekende schilder Het beleg van Den Bosch met het opgeblazen bastion Vught en de Vughterpoort Situatie na 17 september 1629 Olieverf, op doek, 58 × 100,5 cm Den Bosch, Het Noordbrabants Museum


19

4. Antonie van den Wijngaerde Panorama in vogelvlucht vanuit het zuiden op Den Bosch, 1540-50 Detail met de Picke- of Vughterpoort. Pen en aquarel, op papier 290 × 945 mm Oxford, Ashmolean Museum

landpoorten, om stenen uit de grachten te halen en deze verder uit te diepen, dijken en bruggen te herstellen, het plaveisel te repareren en kerken, kapellen en voormalige kloostergebouwen van puin te ontdoen en schoon te maken.14 Het beleg van Den Bosch had in 1629 een heuse toestroom aan oorlogstoeristen veroorzaakt. Uit heel Europa waren militaire deskundigen, maar ook geïnteresseerde leken de beroemde belegerings- en verdedigingswerken komen bewonderen. Onder hen ook veel kunstenaars die het beleg vastlegden op schilderijen, prenten en kaarten die tot ver over de grenzen gretig aftrek vonden.15 Hoewel Saenredam eerder aan Ampzing ontwerptekeningen had geleverd voor een vogelvluchtkaart van Haarlem tijdens het Spaanse beleg van 1572-73, lijkt hij niet bovenmatig geïnteresseerd te zijn geweest in de Bossche vestingwerken. Ze waren in ieder geval duidelijk niet het hoofddoel van zijn reis. Desalniettemin geven de twee tekeningen die hij van de stad en haar omgeving maakte, toch interessante informatie over de staat van de Bossche vesting in de jaren direct na de capitulatie. Dat geldt vooral voor de overzichtstekening van de stad gezien vanuit het zuidwesten die hij op 7 juli maakte (cat.nr. 8). Centraal op deze tekening zien we fort Anthonie met daarachter duidelijk herkenbaar de Sint-Jan. Geheel links, maar nog rechts van de molen, liggen de ruïnes van bastion Vught. Dit is de plek waar de Staatse troepen er uiteindelijk in slaagden de stadsmuren op te blazen (afb. 3). Op Saenredams tekening is hier niets meer van te zien. De belegeringswerken – wallen, loopgraven, galerijen etcetera – waren al meteen na de capitulatie afgebroken. De vrees voor een Spaanse tegenaanval was groot en Frederik Hendrik wilde voorkomen dat de vijandelijke troepen daarbij gebruik konden maken van de Staatse belegeringswerken. Dat was ook de reden dat men al meteen begon met het herstel van de verdedigingswerken. Op Saenredams tekening lijken de wallen en bastions,

14. Zie bijvoorbeeld de stadsrekeningen vanaf 1629 zoals afgedrukt in Van Zuijlen 1861-76, deel 3, p. 1354 e.v. 15. Den Bosch 1979.



10. Pieter Saenredam Gezicht op Assendelft, 1634 Olieverf, op paneel, 36,2 × 49,2 cm Christie’s, London (3 juli 2012, nr. 14)

bij te staan. In de notulen van de gereformeerde kerkenraad lezen we bij 17 oktober 1635: Is raedsaem gevonden, dat een van de 4 predicanten der duijtsche kercke alhier bij lote sal worden afge­ scheijden ende geordineert, om voor sekeren tijt te besoecken soo­ danige lieden, die hier aen de peste liggen, ende versoecken een pre­ dicant bij hun te hebben.45 Junius zelf overleed op eerste kerstdag van datzelfde jaar. Het is niet onwaarschijnlijk dat ook hij aan de pest overleed en dat hier dus sprake was van een beroepsongeval. De kerkenraad nam nu de zorg over hun twee zoons, Petrus en Johannes, op zich. Beiden traden in de voetsporen van hun vader. Na een studie aan de Leidse universiteit werden ze allebei predikant: Petrus in Bloemendaal, Johannes aanvankelijk in Uitgeest en later in Haarlem. Opvallend genoeg werden na Junius’ dood nog enkele van zijn preken uitgegeven: Zeven Sin ende Spreukrijcke predikatiën (Haarlem 1636), die zowaar een tweede druk beleefden in 1663. Op schrift deden zijn preken het kennelijk beter dan vanaf de kansel. Het is zeer waarschijnlijk dat Pieter Saenredam naar Den Bosch is gereisd om zijn achterneef te bezoeken en bij hem heeft gelogeerd. Op 5 juli maakte Saenredam een portret van Junius (cat.nr. 7). Het is een ontwerptekening voor een prent en hij sluit aan bij een serie ontwerptekeningen van predikantenportretten die Saenredam enkele jaren eerder in Haarlem had gemaakt.46 Het ligt voor de hand om te vermoeden dat de prent bedoeld was als frontispice voor de Refutatio Praelectionum Theologicarum Fausto Socini Senensis, het vuistdikke werk tegen de socinianen dat Junius in 1632 aan het afronden was. In de weinige exemplaren van dit zeer zeldzame werk die nog zijn overgebleven in buitenlandse bibliotheken is echter geen portret van Junius aangetroffen.47 Hoe belangrijk de banden tussen de families Saenredam en De Jonge (Junius) waren voor Pieter Saenredam, blijkt ook uit het feit dat hij in de zomer van 1634, twee jaar na zijn Bossche

45. Meindersma 1909, pp. 92 en 93. 46. Voor de portrettekening van Junius zie De Hond 1999. 47. Er is navraag gedaan naar de exemplaren van de Refutatio in de British Library Londen, Bodleian Library Oxford, Universitäts- und

Landesbibliothek Sachsen-Anhalt Halle en Niedersächsische Staats- und Universitätsbibliothek Göttingen. Met dank aan Geert-Jan Koot, bibliothecaris Rijksmuseum Amsterdam.


34

11. Pieter Saenredam Koor en schip van de Sint-Odulphuskerk in Assendelft. 1649 Olieverf, op paneel, 50 × 76 cm Amsterdam, Rijksmuseum


35

c­ ampagne, een reis maakte naar Assendelft, het dorp van zijn jeugd. Hij maakte er de voorstudies voor een dorpsgezicht dat recent is ontdekt (afb. 10).48 Op het paneel zien we de plaatsen die voor Pieter als kind zo belangrijk waren geweest en direct verbonden zijn met beide families. Het huis in het midden met de bakstenen schoorsteen was het eigendom van vader Jan Saen­redam. Het was Pieters geboortehuis waar hij tot zijn elfde jaar woonde toen hij met zijn moeder naar Haarlem vertrok. In het raadhuis, het huis met de trapgevel rechts, zetelde vroeger Saenredams oom Pieter de Jonghe, schout van Assendelft, vader van Junius en voogd van Pieter. In 1634 was een van diens zonen, Barend Pietersz de Jonge, hier schout. Op de achtergrond staat de Odulphuskerk. Vader Jan Saenredam was hier diaken van de gereformeerde kerk geweest en nu werd die functie er bekleed door Cornelis Pietersz de Jonge, een andere zoon van schout Pieter de Jonge. Tot zijn beroeping in Den Bosch had Johannes Junius hier als vaste predikant gepreekt. Van de Sint-Odulphus maakte Saenredam ook een prachtig interieurstuk dat is gedateerd 1649 maar direct teruggaat op studies gemaakt in 1634 (afb. 11). Het toont het schip van de kerk met de kansel van waaraf Junius tot voor enkele jaren zijn preken hield – misschien is hij het zelf die hier is afgebeeld? Helemaal vooraan ligt de grafsteen waaronder Pieters vader Jan Saenredam, zijn oom en voogd Pieter de Jonge en diens zoon Gerard Pietersz de Jonge liggen begraven. Zo waren beide families zelfs tot in de dood met elkaar verbonden.

Schilderijen in opdracht? Na terugkeer in Haarlem maakte Saenredam twee schilderijen naar de studies die hij in Den Bosch had getekend: één van het koor van de Sint-Pieter en één van het koor van de Sint-Jan. Met

48. Zie www.garyschwartzarthistorian. nl/schwartzlist/?is=168; veilingcatalogus Christie’s, Londen, 3 juli 2012, nr. 14.



37

12. Pieter Saenredam De zuidelijke koormuur, kooromgang en Brouwerskapel van de Sint-Bavokerk in Haarlem, met een fictieve graftombe van een bisschop. 1630 Olieverf, op paneel, 41 × 37,5 cm. Parijs, Musée du Louvre

deze schilderijen is iets opvallends aan de hand: ze wijken op enkele essentiële plaatsen af van de uitgewerkte schetsen die Saenredam in situ had gemaakt. Allereerst ‘Het koor van de Sint-Pieterskerk’ (cat.nr. 15). Saenredam is vermoedelijk meteen na terugkeer in Haarlem met dit paneel begonnen want de lastig leesbare datering luidt waarschijnlijk 1632. Vergelijken we het paneel met de gedetailleerde tekening (cat.nr. 12) dan valt allereerst op dat Saenredam op zijn schilderij de architectuur heeft veranderd. Zo verving hij de kleinere spitsboog in de laatste travee van het schip door een veel grotere rondboog en liet hij de trekstangen in het interieur weg. Vermoedelijk waren deze aanpassingen geboren uit esthetische overwegingen: de wens van de kunstenaar om een eenvoudig leesbare ruimte en tegelijkertijd een aantrekkelijke compositie te creëren. Daarnaast springt meteen in het oog dat Saenredam op zijn schilderij wel de belangrijkste katholieke inventarisstukken – het oksaal, de gebrandschilderde ramen en het rijk gedecoreerde houten gewelf – heeft afgebeeld, maar de preekstoel en de dooptuin heeft weggelaten. Schwartz en Bok vermoedden dat bij deze keuze redenen van liturgisch, religieuze aard een rol hebben gespeeld. Volgens hen heeft Saenredam heel bewust de katholieke elementen gehandhaafd en de ‘belangrijkste stukken protestants meubilair’ niet geschilderd.49 Dit is inderdaad opvallend, maar om in dit geval te spreken over een katholisering van de Sint-Pieterskerk gaat wat ver. Wat Saen­redam op zijn paneel toont is op zijn minst een heel hybride kerkinterieur. Allereerst was de weggelaten preekstoel, zoals gezien, helemaal geen protestants, maar een katholiek meubelstuk dat reeds voor 1629 in de kerk was geplaatst. Alleen de dooptuin was gemaakt in opdracht van de gereformeerden. Daarnaast zijn weliswaar de belangrijkste katholieke interieurstukken afgebeeld, maar niet altijd in hun oorspronkelijke vorm. Het oksaal, bijvoorbeeld, is net als op de tekening duidelijk ont-

49. Schwartz & Bok 1989, p. 96.

manteld. De beide oksaalaltaren zijn geruimd en de sculptuur ontbreekt: we zien alleen de lege nissen. Daarmee heeft ‘Het koor van de Sint-Pieterskerk’ noch een duidelijk katholieke, noch een duidelijk protestantse connotatie. Uit de voorstelling is daarom moeilijk te distilleren of het werk gemaakt is met een katholieke of protestantse clientèle in het achterhoofd. Voor echte katholieken bleef het toch een ontmantelde kerk, terwijl streng gereformeerden zich konden ergeren aan de duidelijk aanwezige katholieke interieurstukken – vooral het omstreden raam van bisschop Masius was een steen des aanstoots – en de afwezigheid van een preekstoel. Helaas zijn er geen bronnen bekend over de eerste eigenaren van dit werk. Overigens hoeft Saenredam het schilderij niet in opdracht te hebben gemaakt. Mede dankzij een erfenis, die hem onder andere zeer lucratieve aandelen van de Verenigde Oostindische Compagnie opleverde, was de kunstenaar niet onbemiddeld. Hij was in ieder geval niet direct afhankelijk van de opbrengsten van zijn kunstwerken, hetgeen hem meer vrijheid gaf bij de keuze van zijn onderwerpen.50 Het tweede Bossche paneel, ‘Het koor van de Sint-Janskerk’(cat.nr. 16) voltooide Saenredam pas veel later, in 1646, veertien jaar na zijn verblijf in de Brabantse stad. Met dit schilderij ging hij duidelijk een stap verder, want hier is wel degelijk sprake van een katholisering van het interieur. Vergelijken we het paneel met de tekening van het koor uit 1632 (cat.nr. 4) dan val­len vooral de veranderingen in het altaar op. Op de tekening is daar een gesloten groen gordijn te zien, dat de leegte moest verhullen die het gevolg was van het feit dat het oorspronkelijke altaarstuk, ‘De voorspraak van Christus en Maria bij God de Vader’ uit 1615 door Abraham Bloemaert (zie afb. 16 bij cat.nr. 4), door de katholieke geestelijkheid was meegenomen toen ze in 1629 de stad moest verlaten. Pas in 1633, een jaar na Saenredams tekening, werd de lege plek opgevuld door het paneel met de Tien ­Geboden. Op het schilderij zien we noch een gordijn, noch een paneel met de ste-

50. Voor Saenredams financiële situatie, zie Schwartz & Bok 1989, pp. 175-179.


De Haarlemse kunstenaar Pieter Saenredam (1597-1665), vooral bekend om zijn stadsgezichten en tekeningen en schilderijen van kerk­interieurs, verbleef in de zomer van 1632 een maand lang in Den Bosch. Hij logeerde daar bij zijn achterneef, de predikant ­Johannes Junius. Saenredam maakte in korte tijd in Den Bosch een gevarieerd aantal tekeningen, waaronder stadsgezichten, kerk­interieurs en monumenten. Hij heeft elke tekening tot op de dag precies gedateerd, waardoor we een nauwkeurig beeld krijgen van zijn werkzaamheden in de zomer van 1632. De werken die voortvloeiden uit Saenredams bezoek aan Den Bosch zijn nu voor het eerst tezamen gebracht in een publicatie, geschreven door Jan de Hond, conservator geschiedenis van het Rijks­museum, Amsterdam en Paul Huys Janssen, conservator oude kunst van Het Noordbrabants Museum. Het gaat om veertien tekeningen en twee schilderijen. Saenredam in Den Bosch ­bevat een groot aantal nieuwe feiten en wetenswaardigheden over de werken van een van de meest aansprekende schilders uit de ­Gouden Eeuw.

9 789462 260030


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.