Schijn bedriegt Trompe-l’oeil en de kunst van illusie
schijn bedriegt Trompe-l’oeil en de kunst van illusie
Afb. 1 Romeins, circa 100 voor Chr. Een meisje met boek Fresco Pompeï
Afb. 2 Romeins, circa 150 na Chr. Mozaïek met vissen, wild en groenten 100 × 100 cm Vaticaanstad, Musei Vaticani
Afb. 3 Toegeschreven aan Simon Bening Blad met bloemen en een vlieg, 1511 Perkament, 9,9 × 7,3 cm Particuliere collectie
Afb. 4 Paolo Veronese Meisje dat een deur opent, 1560-68 Fresco Maser, Villa Barbaro 10
was dat slaaplaken er af te nemen, zodat men kon zien wat Parrhasius voor schilderij had gemaakt. Maar toen zag hij dat het een doek was dat zo goed was geschilderd dat het leek of het schilderij ermee bedekt was. Zeuxis voelde zich beschaamd maar was ook zeer beleefd en gaf Parrhasius de prijs, en hij zei: Ik heb met mijn kunst de vogels bedrogen, maar Parrhasius heeft meer gedaan door hem te bedriegen, die in de schilderkunst ervaren was. Men zegt dat Zeuxis hierna nog maakte een schilderij van een jong knechtje, met een schotel of korf gevuld met druiven en hij zag dat de vogels terug kwamen om eraan te pikken. Maar hij was op deze voorstelling vertoornd en lasterde zijn eigen werk, door met grote eerlijkheid toe te geven dat hij de druiven beter had geschilderd dan de knecht: want was de knecht helemaal levensecht geweest dan hadden de vogels niet naar de druiven durven pikken.’ Hier had Zeuxis natuurlijk een punt. Het knechtje met de korf druiven kon de vogels niet afschrikken want hij was niet realistisch genoeg geschilderd. Dat het verhaal van Zeuxis en Parrhasius bekend was in de zeventiende eeuw blijkt niet alleen uit deze anekdote. In 1680 maakte Willem van Nijmegen een trompe-l’oeil met het portret van Parrhasius en gebruikte daarvoor het portret van Rembrandt (cat.nr. 11). Die werd kennelijk in de ogen van Van Nijmegen kennelijk als de grootste schilders van zijn tijd beschouwd.
‘I may have deceived the birds with my art, but Parrhasius went further by deceiving one, like myself, who is experienced in the art of painting.’ Zeuxis is said to have subsequently made a picture of a young servant holding a bowl or basket filled with grapes and saw that the birds returned to pick at them. Vexed by this he condemned his own work, admitting with great honesty that he had painted the grapes better than the servant, for if the servant had been entirely true to life then the birds would not have dared pick at the grapes. Naturally, Zeuxis had a point. The servant holding the basket of grapes was not lifelike enough to scare away the birds. That the story of Zeuxis and Parrhasius was known in the seventeenth century is not evidenced by this anecdote alone. In 1680 Willem van Nijmegen painted a trompe-l’oeil that included a portrait of Parrhasius. The actual likeness was by Rembrandt (cat. no. 11), whom Van Nijmegen evidently considered the greatest painter of his day. We will probably never know whether this story of rivalling artists is true, or whether it was a figment of the imagination to construct an ideal image of the perfect painter. What is important is that artists have been inspired to create deceptive imagery through the ages. The anecdote of Zeuxis and Parrhasius could serve as an example in their quest for imitative realism. Artists relished the challenge of depicting a subject as realistically as possible; this both showcased their skill and pleased the beholder. Trompe-l’oeil has remained popular for many centuries. Pompeian frescoes dating from Roman times give an impression of what this genre looked like then (fig. 1). There are also Roman mosaics with trompe-l’oeils (fig. 2). In the Middle Ages they featured in illuminated manuscripts (fig. 3), while in the Renaissance they were often incorporated in architecture. The walls of numerous Italian palazzi were decorated with murals representing a ‘perspective’ or view into the distance. A room so painted thus seemed much larger or offered a wonderful prospect through a window. Italian artists proved to be true masters of elaborate trompe-l’oeils; Paolo Veronese painted them in the Villa Barbaro (Maser, 1560-68) (fig. 4) and later Giambattista Tiepolo included them in his work for the Villa Valmarana (c. 1757) (fig. 5). To this day trompe-l’oeil decorations are found in houses. For example, recently a Dutch art collector had shelves of books painted on a door in his library that merge seamlessly with the real ones next to it (figs. 6-7). Other types of trompe-l’oeil included pictures of sculptures and reliefs, which were hung before a chimney or above a mantle, creating the illusion of real three-dimensional works. Illusionistic architectural perspectives were painted not only
Of dit verhaal van Zeuxis en Parrhasius waar is, of dat het aan de verbeelding is ontsproten om een ideaal beeld te geven van de volmaakte kunstenaar, zullen we waarschijnlijk nooit weten. Van belang is dat kunstenaars vele eeuwen geïnspireerd zijn geweest om bedrieglijke voorstellingen te maken. Daarbij kon de anekdote van de twee rivaliserende schilders tot voorbeeld dienen. De kunstenaars schepten er genoegen in om iets levensecht uit te beelden. Dat was een bewijs voor hun vakmanschap en het behaagde de toeschouwer. De trompe-l’oeil bleef eeuwenlang populair. Zo zijn er uit de Romeinse tijd fresco’s uit Pompei bewaard gebleven die een indruk geven van hoe een trompe-l’oeil er toen kon uitzien (afb. 1). En er zijn ook Romeinse mozaïeken met trompel’oeils (afb. 2). In de middeleeuwen duiken ze op in verluchte handschriften (afb. 3). In de Renaissance werd het vaak toegepast in de architectuur. In tal van Italiaanse palazzi werden wandschilderingen aangebracht die een perspectief of vergezicht uitbeelden. Zo leek een kamer opeens veel groter of meende men door een raam een prachtig uitzicht te hebben. Italiaanse kunstenaars toonden zich ware meesters in het schilderen van uitvoerige trompe-l’oeil voorstellingen, zoals Paolo Veronese in de Villa Lechi (Brescia, 1574) en de
11
Afb. 5 Giambattista Tiepolo Wandschildering, circa 1757 Fresco Villa Valmarana
Afb. 6 en 7 Boekenwand in bibliotheek Particuliere collectie
Afb. 8 Samuel van Hoogstraten Perspectief vanaf een drempel, 1662 Doek, 264 Ă— 136,5 cm Dyrham Park, Gloucestershire
Afb. 9 M.C. Escher Waterval, 1961 Litho, 38 Ă— 30 cm Den Haag, Haags Gemeentemuseum 12
Villa Barbaro (Maser, 1560-68) (afb. 4) of – nog veel later – Giambattista Tiepolo in de Villa Valmarana (circa 1757) (afb. 5). Nog steeds worden er trompe-l’oeils geschilderd in huizen. Zo liet een verzamelaar in zijn bibliotheek een deur schilderen met een voorstelling van boeken die aansluiten bij de echte boeken op de planken ernaast (afb. 6 en 7). Ook werden er schilderijen gemaakt van beelden en reliëfs, die voor een schoorsteen of boven een mantel werden gehangen. Het lijkt dan of er een echte sculptuur staat. Ook in de Nederlanden werden architectonische bedrieglijke perspectieven geschilderd. De al eerder genoemde Karel van Mander geeft daarvan enkele voorbeelden uit de zestiende eeuw. De schilder Hans Vredeman de Vries maakte te Antwerpen voor Willem Key, die eveneens schilder was:
in Italy, but in the Netherlands as well. Karel van Mander, mentioned above, gives several sixteenth-century examples of such murals. For the painter Willem Key in Antwerp, the Dutch painter Hans Vredeman de Vries made:
‘een perspectief als een houten portaal in zijn tuin. En bij Gillis Hooftman, op een plaats tegenover een poort, maakte hij een groot perspectief van een doorkijk in een tuin. Hiermee werden later enkele Duitse edellieden bedrogen, en ook de Prins van Oranje, die meende dat het een natuurlijk gebouw en doorkijk was.’ Voor de keizer van Oostenrijk had Vredeman de Vries al eens in diens salon geschilderd: ‘een perspectief met een doorkijk galerij in een tuin met een fontein, alwaar de keizer dikwijls meende door heen te lopen, maar zich dan vergiste.’
The painter Samuel van Hoogstraten (1627-1678) perpetuated this tradition in the seventeenth century with several lifesize perspective paintings (fig. 8). He also painted numerous ‘bedriegertjes’ or ‘little deceivers’ for his own house, which were still in situ in the eighteenth century. Arnold Houbraken described them in his De groote schouburgh der nederlantsche konstschilders en schilderessen (1753):
A perspective resembling a wooden portal in his garden. And, for Gillis Hooftman he made a large view-through into a garden at a place opposite a gate. It subsequently deceived a few German noblemen, as well as the Prince of Orange, who believed it was an actual building and perspective. In the salon of the emperor of Austria Vredeman de Vries had previously painted ‘a perspective of a gallery with a viewthrough into a garden with a fountain through which the emperor often wanted to walk, only to find he was mistaken.’
Buildings, landscapes, a tempestuous sea, calm waters, animals, flowers, fruit and still lifes (which he painted so faithfully that he deceived many) … I myself have seen some remnants of them in his house: here an apple, pear or lemon in a dish rack; there painted cut-outs in wood [known as chantournés] of a slipper or shoe placed in a corner of the room or under a chair; as well as salted and dried plaice painted on a grounded canvas and cut out, hung here and there behind a door, that were so deceptive that they could easily be mistaken for real dried plaice.
In de zeventiende eeuw volgde de schilder Samuel van Hoogstraten (1627-1678) in deze traditie met een aantal levensgrote perspectief schilderijen (afb. 8). Hij had in zijn eigen huis ook tal van bedriegertjes geschilderd, die daar in de achttiende eeuw nog te zien waren. Ze worden beschreven in Arnold Houbrakens De groote schouburgh der nederlantsche konstschilders en schilderessen (1753).
Such scenes were considered amusing primarily because they could visually trick the beholder. More serious artists tended to look down upon them and certainly did not deign to try their hand at such drollery. Even a painter of trompe-l’oeils like Van Hoogstraten wrote disapprovingly of this art form in his Inleyding tot de hooge schoole der schilderkonst (1678):
‘Gebouwen, landschappen, onstuimige zee, stille wateren, dieren, bloemen, fruit en stillevens (die hij zo natuurlijk schilderde dat hij er velen mee bedroog). […] Ik heb daarvan nog overblijfselen in zijn huis gezien: daar een appel, peer of limoen in een bordenrek; ginds een muiltje of schoen op een uitgehakt plankje geschilderd, en geplaatst in een hoek van de kamer of onder een stoel, alsmede zoute gedroogde schollen, die op een geplamuurd doek geschilderd, en uitgesneden, hier of daar achter een deur ophingen, die zó bedrieglijk geschilderd waren, dat men zich gemakkelijk zou hebben vergist, en ze voor echte gedroogde schollen zou aanzien.’
Art has sunk to such depths that even in the most renowned art cabinets one finds primarily works made by good masters simply as a whim or as a trick, such as a bunch of grapes, a salted herring, or a lizard, or otherwise a partridge, a game bag, or even lesser things. While admittedly these subjects have pleasant aspects, they are merely artistic amusements.
13
16
17
18
2 Cornelis Biltius Trompe-l’oeil met valk en jachtbuit Olieverf op doek, 62,7 × 44,7 cm Gesigneerd, tussen 1672 en 1686 Oelde/Berlijn, collectie SØR Rusche
1 Cornelis Biltius Jachtstilleven Olieverf op doek, 175 × 465 cm Gesigneerd en gedateerd 1665 Particuliere collectie
De lijst om het schilderij met de valk is in donkergroen nageschilderd. Daaruit steekt een ronde stok waarop de vogel zit. Dit steekt bijzonder illusionistisch af tegen de witte achtergrond. In zijn klauwen houdt hij een dode goudvink. Links hangt een dode koolmees aan touwtje die met een spijker in de muur is geslagen. De goudvink is kennelijk net gevangen, want enkele donzen veertjes vallen naar beneden. Van Cornelis Biltius kennen we gedateerde schilderijen uit de periode 1672 tot 1686. Ze zijn in stilistisch opzicht nauw aan elkaar verwant en het is dan ook niet mogelijk een precieze datering te geven.
Cornelis Biltius (Den Haag 1653- na 1686 Duitsland) was een leerling van zijn vader Jacob Biltius (1633-1681). Net als deze schilderde de zoon dierstukken, overwegend trompe-l’oeils. Van 1670 tot 1685 werkte Cornelis in Keulen en Bonn. In 1679 en 1680 verbleef hij op Slot Ehrenbreitstein aan de Rijn bij Koblenz. In de jaren 1680 werkte hij nog zuidelijker in Duitsland, in Würzburg en Neurenberg, en mogelijk in Bamberg. Het enorme jachtstilleven dat meer dan 4,5 meter breed is, heeft Biltius ongetwijfeld in opdracht geschilderd. Het zal bestemd zijn geweest voor een jachtkamer op een kasteel of buitenhuis. Waarschijnlijk heeft het een hele wand in beslag genomen en heeft er ook nooit een lijst omheen gezeten. In de voorstelling zijn vrijwel alle onderdelen van het jachtstuk opgenomen. In het midden hangt een wapenrek tegen de muur. Daarop hangen onder meer geweren en lansen. Eronder hangen twee pistolen. Het is interessant om te zien hoe de kunstenaar de schaduwen weergeeft. Dit versterkt het realisme aanmerkelijk. Links van het wapenrek hangen een geschoten ree en haas. Uit de neus van de haas druppelt nog bloed. Rechts hangen een haas en een patrijs. Een veertje van de dode patrijs dwarrelt naar beneden. Aan de weitas hangen een heleboel vogeltjes aan een snoer. Een hondje staat het allemaal te bekijken.
19
4 Cornelis Brisé Trompe-l’oeil met brievenbord Olieverf op doek, 83,3 × 64,8 cm Gesigneerd en gedateerd 1660 Particuliere collectie
3 Noord- Nederlandse schilder, eerste helft 17de eeuw Specht Olieverf op paneel, 44,5 × 35,6 cm Amsterdam, Stichting Collectie P. + N. de Boer
Cornelis Brisé (Haarlem circa 1622-1665/70 Amsterdam) kreeg zijn opleiding in zijn geboorteplaats. Hij reisde later naar het buitenland en was in 1642 in Rome. Brisé schilderde vooral stillevens, waaronder een groot aantal trompe-l’oeils. Daarnaast schilderde hij ook portretten. Arnold Houbraken noemt zijn werken in De groote schouburgh der nederlantsche konstschilders en schilderessen (1753): ‘Hij schilderde bijzonder kunstig en natuurlijk harnassen, en allerhande stillevens, in het bijzonder brieven en papieren’.
Een dode specht hangt met een touwtje om zijn poot gebonden aan een spijker. De maker van dit schilderij is niet bekend. Hij heeft de lijst in hetzelfde wit als het schilderij gedaan zodat het effect van de trompe-l’oeil versterkt wordt.
Het brievenbord uit 1660 is een bijzonder fraai schilderij. In een houten plank is een spijker geslagen waaraan een touwtje hangt waaraan een aantal documenten zijn gehecht of gebonden. We zien enkele geschreven stukken, maar ook een prent van een fortificatie en een lakzegel. Een bijzonderheid van dit schilderij is dat de lijst geheel origineel is. De kunstenaar heeft de lijst bovendien nog eens als lijst beschilderd.
22
25 D.E. Robart Trompe-l’oeil met krant, kaart en tekeningen Pen en inkt, op papier Gesigneerd en gedateerd 1734 Particuliere collectie
Over D.E. Robart is in het geheel niets bekend. Vermoedelijk was hij een amateurkunstenaar. Dit werk is het enige dat we van hem kennen. Gelet op de Nederlandse teksten wordt hij beschouwd als een Hollandse kunstenaar. De kaart en de tekeningen geven een wat meer exotische achtergrond.
55
26/33 Martin Cerulli Acht trompe-l’oeils Pen en inkt, aquarel en gouache, op papier, elk 25,5 × 30 cm Gesigneerd en gedateerd 1762 Particuliere collectie
Deze groep van acht trompe-l’oeils, die allemaal zijn gesigneerd en waarvan er één het jaartal 1762 draagt, vormt een bijzonder ensemble. Het zijn brievenborden waarbij prenten, kranten, landkaarten en andere documenten achter een opgespannen koord zijn bevestigd. Onder de prenten zijn er twee naar Giovanbattista Piazetta, de beroemde Venetiaanse schilder uit de achttiende eeuw. De kranten komen uit Duitsland en Italië. Ook zijn er documenten in het Latijn. Op een van de brievenborden is ook nog een passer achter het koord gestoken. Over Martin Cerulli (circa 1715-na 1765) is niet veel bekend. Hij was afkomstig uit Seehesten, een plaatsje in het oosten van Duitsland, wat nu de stad Szestno is in Polen. Hij studeerde rechten in Königsberg (thans Kalinigrad in Rusland) waar Cerulli zich later ook als leraar zou vestigen. Als kunstenaar was een autodidact.
56